VISIENOTA AAN DE VLAAMSE REGERING
VR 2021 1712 DOC.1602/1BIS
DE VLAAMSE MINISTER VAN JUSTITIE EN HANDHAVING, OMGEVING, ENERGIE EN TOERISME
VISIENOTA AAN DE VLAAMSE REGERING
Betreft: Afsprakenkader inzake het Vlaams Energie- en Klimaatplan
Samenvatting
Het Afsprakenkader omvat de verschillende procedures en timing van de opeenvolgende stappen van de energie-en klimaatbeleidscyclus inzake het Vlaams Energie- en Klimaatplan (VEKP) 2021- 2030, en de rol van alle betrokkenen hierin.
De ontwerptekst die in juli 2021 via een conceptnota als mededeling op de Vlaamse Regering werd geagendeerd, werd besproken met stakeholders, en werd – onder andere op basis van de ontvangen feedback - aangevuld. De Vlaamse Regering beslist nu haar definitieve goedkeuring te hechten aan de tekst. Daarnaast geeft deze nota verdere uitvoering aan de Visienota Bijkomende Maatregelen Klimaat van 5 november 2021 door voor elke maatregel de verantwoordelijke entiteit(en) voor de uitvoering aan te duiden.
1. SITUERING
Het Vlaams Energie- en Klimaatplan (VEKP) voor de periode 2021-2030 werd goedgekeurd door de Vlaamse Regering op 9 december 2019. Het VEKP is de Vlaamse bijdrage aan het Nationale Energie- en Klimaatplan (NEKP) dat aan de EC werd overgemaakt eind 2019. De Vlaamse klimaatstrategie 2050 (VLTS) werd goedgekeurd op 20 december 2019. De klimaatstrategie is de Vlaamse bijdrage aan de Nationale Klimaatstrategie (NLTS) die in februari 2020 aan de Europese Commissie (EC) werd bezorgd. Beide werden opgesteld overeenkomstig de bepalingen in de Europese Governanceverordening (2018/1999/EU).1
1 Verordening EU/2018/1999 van 11 december 2018 inzake de governance van de energie-unie en van de klimaatactie
Het VEKP/NEKP 2021-2030 loopt tot en met 2030, met verschillende tussentijdse rapporteringen en mogelijkheden tot bijsturing. Het VEKP zal tussentijds geactualiseerd worden, zodat uiterlijk tegen eind juni 2023 een ontwerp actualisatie van het NEKP kan ingediend worden bij de Europese Commissie. De finale actualisatie van het NEKP volgt tegen uiterlijk eind juni 2024. Uiterlijk tegen eind 2028 moet een nieuw ontwerp-NEKP 2031-2040 worden opgesteld, met het oog op de indiening uiterlijk op 1 januari 2029.2
Met het oog op een heldere rolverdeling voor alle betrokkenen in het proces en het vermijden van parallelle consultaties of overlappende projecten, zal een afsprakenkader worden uitgewerkt. Het VEKP stelt hierover:
Dit afsprakenkader bevat heldere procedures en timing van de opeenvolgende stappen van de energie- en klimaatbeleidscyclus, evenals de rol van alle ministers, departementen en entiteiten hierin. Het afsprakenkader brengt ook in kaart hoe stakeholders, experten, lokale overheden, innovators en voorlopers betrokken zullen worden. Op die manier krijgen al de betrokkenen helder zicht op hun rol in het proces en worden parallelle consultaties of overlappende projecten vermeden. We betrekken de stakeholders dus zowel bij de beleidsvoorbereiding als bij de beleidsuitvoering. We scheppen hiervoor een kader dat wederzijdse engagementen mogelijk maakt. Tenslotte zal ook de rol van de onafhankelijke experten hierin vastgelegd worden.
Mede op basis van lessen getrokken tijdens de voorbereidingen van het VEKP 2021-2030, is de bedoeling dat dit kader de afspraken bevat met alle verantwoordelijken over de implementatie, rapportering en mogelijke bijsturing van het VEKP, alsook dat tegelijkertijd stappen worden gezet richting een volledig geïntegreerd en datagedreven energie- en klimaatbeleid.
Enkele belangrijke eerste stappen van dit afsprakenkader werden in een beslissing van de Vlaamse Regering van 3 april 2020 reeds genomen, met name:
• Het VEKP 2021-2030 en de Vlaamse klimaatstrategie 2050 werden door de Vlaamse Regering aangeduid als transversale beleidsplannen van de Vlaamse Regering3. Hiermee werden beide plannen ingeschreven in de nieuwe aanpak omtrent transversaal beleid van de Vlaamse Regering4.
• De minister van Justitie en Handhaving, Omgeving, Energie en Toerisme werd aangewezen als coördinerend minister voor deze transversale doelstellingen en beleidsplannen. De vakministers nemen, elk op hun terrein, de nodige acties om ervoor te zorgen dat de energie- en klimaattransitie vaart neemt. Alle sectoren dienen hun verantwoordelijkheid te nemen om de gezamenlijke doelstellingen en maatregelen in het VEKP te realiseren.
• Voor elk van de maatregelen uit het VEKP werd één (in uitzonderlijk gevallen meerdere)
verantwoordelijke entiteit(en) binnen de Vlaamse overheid (hierna: “trekkende entiteit”)
2 Voorliggende nota focust op de periode 2021-2024. De indiening van een nieuw plan in 2028/2029 wordt niet verder besproken.
3 VR 2020 0304 DOC.0294/1. Nota aan de Vlaamse Regering betreffende de vaststelling van energie en klimaat als transversaal thema, de aanduiding van het Vlaams Energie- en Klimaatplan 2021-2030 en de Vlaamse Klimaatstrategie 2050 als transversale beleidsplannen, de vastlegging van transversale doelstellingen, de aanwijzing van een coördinerend minister, de aanduiding van verantwoordelijke entiteiten voor de uitvoering van de maatregelen van het Vlaams Energie- en Klimaatplan 2021-2030.
4 VR 2020 0702 MED.0050/1. Mededeling aan de Vlaamse regering inzake een nieuwe aanpak transversaal beleid
/ horizontale doelstellingenkaders.
aangeduid. Deze entiteit draagt de verantwoordelijkheid om deze maatregel tijdig en impactvol te implementeren, en hiervoor - waar nodig en mogelijk- stakeholderoverleg op te zetten, en de communicatie te verzorgen.
Daarnaast werden via mededeling op de VR van 17 juli 2020 de nieuwe BBT-instructies goedgekeurd waarbij de bevoegde ministers gevraagd werden te rapporteren over de uitvoering van de maatregelen uit het VEKP5.
Op 1 januari 2021 ging het Vlaams Energie- en Klimaatagentschap (VEKA) van start. Het VEKA is verantwoordelijk voor de algemene coördinatie, monitoring en rapportering inzake de uitvoering van het VEKP.
Op 9 juli 2021 werd een ontwerp afsprakenkader via een conceptnota als mededeling voorgelegd aan de Vlaamse Regering. De tekst werd nadien besproken met een ruime groep van stakeholders in de Transversale Stroomgroep Energie- en Klimaatbeleid.6 Binnen de Stroomgroep was er een algemeen akkoord over de hoofdlijnen in het ontwerp afsprakenkader, en meer specifiek de voorziene rol voor de stakeholders. Er werd voorgesteld om naast de optimalisering van de energie- en klimaatgovernance ook meer aandacht te geven aan de rol van communicatie, om iedereen warm te maken voor de energie- en klimaattransitie en de samenhang tussen de verschillende beleidsmaatregelen te verduidelijken. Daarnaast werd gevraagd om de rol van alle decentrale besturen te erkennen. Aan deze feedback wordt in de voorliggende tekst gevolg gegeven. Verschillende stakeholders pleitten er daarnaast voor om de rollen en verantwoordelijkheden van elke partij ook uit te werken in een decretaal kader. Hierop wordt niet ingegaan. Het is net de bedoeling om via het afsprakenkader alle partijen een houvast te bieden m.b.t. de procedures en verantwoordelijkheden, maar ook voldoende flexibiliteit te laten om in te spelen op veranderende omstandigheden.
In deel 2A van deze visienota worden de verschillende aspecten van de energie- en klimaatbeleidscyclus van het VEKP (algemene afspraken en verplichtingen inzake de implementatie, rapportering en monitoring, communicatie en ten slotte onderbouwing) beknopt opgesomd. In deel 2B worden deze aspecten vertaald (en waar nodig gedetailleerd) onder de vorm van afspraken over taakverdeling en samenwerking tussen de diverse betrokken actoren.
5 Mededeling aan de Vlaamse Regering inzake Instructies m.b.t. de beleids-en begrotingstoelichting naar aanleiding van de begrotingsopmaak
6 Voor meer info m.b.t. de Transversale Stroomgroep Energie- en Klimaatbeleid: xxxxx://xxxxxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxxxxxx-xxxxxxxxxxx-xxxxxxx-xxxxxxx
2. INHOUD
A. VERSCHILLENDE ASPECTEN ENERGIE- EN KLIMAATBELEIDSCYCLUS VEKP
1. Implementatie besliste beleidsmaatregelen VEKP & verdere concretisering VLTS
Vlaanderen streefde in het in 2019 goedgekeurde Vlaams Energie- en Klimaatplan 2021-2030 (VEKP) de doelstelling na om tegen 2030 zijn broeikasgasemissies in de niet-ETS sectoren te reduceren met 35% ten opzichte van 2005. Bovenop alles wat in het VEKP reeds is voorzien, besliste de Vlaamse Regering op 5 november 2021 een extra pakket aan maatregelen, waardoor de ambitie opgeschroefd wordt naar een reductie van -40%.
De uitvoering van het VEKP loopt formeel over de periode 2021-2030. Heel wat maatregelen uit het VEPK werden ondertussen opgestart en/of geïmplementeerd. Een deel van de VEKP-maatregelen moeten nog worden geconcretiseerd en geïmplementeerd. De trekkende entiteiten/bevoegde ministers worden geresponsabiliseerd om hun engagementen na te komen, jaarlijks voldoende budget te voorzien en eventueel bijkomende maatregelen te ondernemen.
Deze responsabilisering vertrekt vanuit een goede monitoring en evaluatie van de voortgang van de maatregelen (zie verder). Het VEKA zal via de VEKA business partners (dit zijn de aanspreekpunten binnen het VEKA voor andere entiteiten binnen de Vlaamse Overheid, zie uitleg onder 2.B.1), inhoudelijke ondersteuning aanbieden bij de implementatie van de maatregelen, voor zover de andere entiteiten dit nodig achten en het VEKA hiervoor de nodige capaciteit ter beschikking heeft.
Maatregelen dienen mogelijk na verloop van tijd bijgestuurd te worden, bv. omwille van nieuwe inzichten of opportuniteiten. De trekkende entiteiten/bevoegde ministers hanteren een proactieve aanpak m.b.t. de evaluatie en verbetering van de maatregelen waarvoor zij verantwoordelijk zijn, en kunnen hierover terugkoppelen naar de VEKA business partners/de coördinerende minister. Vice versa kan het VEKA in de bilaterale contacten feedback geven over de voortgang van de maatregelen en suggesties geven voor bijsturingen.
Voor de transversale maatregelen die aan alle ministers werden toegewezen, neemt het VEKA een coördinerende rol op.
De Vlaamse Klimaatstrategie 2050 bevat de strategische krachtlijnen voor het energie- en klimaatbeleid in alle sectoren (elektriciteit, industrie, transport, gebouwen, landbouw en afval) na 2030. De trekkende entiteiten worden gestimuleerd om de komende jaren binnen hun beleidsdomein samen met alle betrokkenen de verschillende bouwstenen en transitiepaden opgenomen in de strategie, verder uit te werken, te concretiseren en te verfijnen.
2. Identificatie nieuwe beleidsmaatregelen, bijsturing bestaande maatregelen en actualisering VEKP
De vooropgestelde doelstelling inzake broeikasgasemissiereductie in de niet-ETS sectoren (transport, gebouwen, landbouw…) bedraagt -40 % tegen 2030 (t.o.v. 2005). Met betrekking tot hernieuwbare energie wordt een indicatief streefdoel nagestreefd van 28.512 GWh hernieuwbare energieproductie tegen 2030: groene stroom (12.780 GWh), groene warmte (9.688 GWh) en biobrandstoffen (6.044 GWh, exclusief federale bevoegdheid). Met betrekking tot energie-efficiëntie wordt een streefdoel van maximaal finaal energieverbruik van 275.240 GWh tegen 2030 in het beleidsscenario (WAM) vooropgesteld als bijdrage aan de nationale besparingsdoelstelling (art. 3 EED) en een bijdrage aan de nationale doelstelling i.k.v. artikel 7 EED van 87,891 TWh (=gecumuleerde energiebesparing over 2021-2030).7
Het is mogelijk dat bepaalde maatregelen na implementatie niet zullen leiden tot de verwachte impact in de realiteit, of net zullen leiden tot een snellere of grotere reductie dan oorspronkelijk vooropgesteld. Opdat de collectieve doelstellingen gerealiseerd worden, is het dan ook aangewezen dat de voortgang periodiek gemonitord wordt (zie infra). Indien uit de voortgangsrapportering blijkt dat Vlaanderen niet op weg is om de vooropgestelde doelstellingen te realiseren, zal de coördinerende minister in de schoot van de Vlaamse Regering de bevoegde vakministers uitnodigen om bijkomende maatregelen voor te stellen (of bestaande maatregelen bij te sturen).
Elke minister kan ook steeds op eigen initiatief bijkomende maatregelen voorstellen binnen zijn/haar vakdomein, of voorstellen om de eigen bestaande maatregelen te optimaliseren om een hogere impact te realiseren.
Het VEKP zal geactualiseerd worden conform de relevante bepalingen uit de Governanceverordening, met het oog op een ontwerp actualisering van het NEKP die tegen uiterlijk eind juni 2023 aan de Europese Commissie zal overgemaakt worden (zie 2.B.6).
3. Monitoring en rapportering
De monitoring en rapportering heeft betrekking op verschillende aspecten van het energie- en klimaatbeleid, en in het bijzonder:
1. De monitoring en rapportering over de meest recente broeikasgasuitstoot, hernieuwbare energieproductie en gerealiseerde verbetering van de energie-efficiëntie;
2. De monitoring en rapportering over de voortgang en impact van genomen en/of geplande beleidsmaatregelen, waar mogelijk aangevuld met duidelijke indicatoren en een tijdspad voor implementatie.8
3. De monitoring en rapportering over inkomsten en uitgaven van het energie- en klimaatbeleid.
7 VR 2020 1206 MED.0188/1, Mededeling aan de Vlaamse Regering inzake aanmelding bij de Europese Commissie van alternatieve beleidsmaatregelen in het kader van artikel 7 van de Energie-efficiëntie richtlijn (tweede periode).
8 Dit moet toelaten om de monitoring uit te voeren op basis van duidelijk gedefinieerde benchmarks.
Op Vlaams niveau staat de VMM in voor het verzamelen van de input en het opstellen van de gedetailleerde broeikasgasemissie-inventaris9 (incl. de XXXXXX xxxxxx), XXXXXX voor de rapportering over de jaarlijkse steun aan ontwikkelingslanden, dOMG voor de beleidsaspecten van LULUCF en het VEKA voor de rapportering over de verwezenlijkingen van doelstellingen inzake non-ETS uitstoot, de streefcijfers energie-efficiëntie en hernieuwbare energie, het jaarlijkse rapport m.b.t. gebruik van de opbrengsten uit de ETS-emissierechtenveiling en de coördinatie van de Vlaamse bijdrage aan het tweejaarlijkse nationale voortgangsrapport.
3a Europese rapportering
De Europese Governanceverordening en enkele energie- en klimaatspecifieke richtlijnen, leggen de rapporteringsverplichtingen vast en bepalen de voor de lidstaten minimaal te rapporteren gegevens. Samengevat gaat het om:
• Rapportering van de broeikasgasemissie-inventarissen 1990 t.e.m. jaar X-2 (definitieve inventaris jaarlijks 15 maart).
• Rapportering verwezenlijking streefcijfers EE en HE 2020 (uiterlijk 30 april 2022).
• Tweejaarlijkse rapportering over de prognoses van broeikasgasemissies (15 maart 2021 en daarna tweejaarlijks)
• Tweejaarlijks geïntegreerd nationaal voortgangsrapport inzake de vijf dimensies uit het NEKP (uiterlijk 15 maart 2023, en daarna tweejaarlijks).
• Rapportering over het gebruik van de opbrengsten uit de ETS-emissierechtenveiling, (jaarlijks, uiterlijk op 31 juli) en rapportering over de steun aan ontwikkelingslanden (jaarlijks, uiterlijk op 30 september).
Een overzicht van verplichte rapporteringen aan de Europese Commissie in de periode 2021-2024 gaat als bijlage bij dit afsprakenkader.
Aan bovenstaande Europese rapporteringsverplichtingen moet op Belgisch niveau worden voldaan.10 In het verlengde van de aanpak gehanteerd in de afgelopen jaren, staat elke entiteit (gewesten en/of federale overheid) in voor het verzamelen van de gegevens van de eigen entiteit, waarna deze worden gecompileerd tot een nationaal rapport. Het nationaal tweejaarlijks voortgangsrapport zal, wat de input van het Vlaams Gewest betreft, mede gebaseerd zijn op de gegevens die de trekkende entiteiten aanleveren aan het VEKA via het proces van de BBT bij de begrotingsuitvoering en de Vlaamse voortgangsrapportering (zie 2.3.2) en de door de VEKA business partners gecompileerde en door de verantwoordelijke entiteiten (VMM, DKBUZA, dOMG…) aangeleverde input.
3b Vlaamse rapporteringen
Om de voortgang van de doelstellingen uit het VEKP en de voortgang van de maatregelen op te volgen, zal jaarlijks een VEKP-voortgangsrapport aan de Vlaamse Regering worden voorgelegd. Dit
9 De emissiefactoren die gebruikt worden voor het opstellen van de Belgische broeikasgasinventaris, worden bepaald binnen de Werkgroep Emissies van het Coördinatiecomité Internationaal Milieubeleid (CCIM). Ze worden tevens opgenomen in het National Inventory Report dat meegestuurd wordt met de jaarlijkse broeikasgasinventaris. Meer info op xxx.xxx-xxx.xx/xx/xxxxxxxxxxxxx/xxxxxxxxx-xxxxxxxxx-xxxxxxxxxx.
10 De verschillende rapporteringen zullen voorafgaand goedgekeurd worden binnen ENOVER-NKC vooraleer te worden overgemaakt aan de EC.
jaarlijks VEKP-voortgangsrapport zal tevens als input dienen voor het opstellen van het tweejaarlijks geïntegreerd nationaal voortgangsrapport (zie supra).
Het eerste VEKP-voortgangsrapport dat op 16 juli 2021 werd meegedeeld aan de Vlaamse Regering11 bevat cijfers en toelichting bij de evolutie van de Vlaamse broeikasgasemissies (totaal, non ETS en ETS) t.e.m. 2019 (met een voorlopige inschatting van de uitstoot in het jaar 2020). Het voortgangsrapport bevat tevens een eerste rapportering omtrent de voortgang van de non-ETS maatregelen uit het VEKP (stand van zaken t.e.m. eind 2020, alsook een vooruitblik naar 2021).
De VEKP-voortgangsrapportering in 2022 (voorziene timing: oktober 2022) en daarna volgende voortgangsrapporteringen zullen cijfers en toelichting bevatten omtrent de evolutie van de Vlaamse broeikasgasemissies (totaal, non ETS en ETS) t.e.m. X-2 (met een voorlopige inschatting van de uitstoot voor jaar X-1), en zal uitgebreid worden met Vlaamse cijfers EE (i.k.v. artikel 3 en 7 EED) en kerncijfers uit het energierapport (energieverbruik en energieproductie, w.o. hernieuwbare energiebronnen), zodat een meer geïntegreerde Vlaamse energie- en klimaatrapportering tot stand wordt gebracht. Deze VEKP-voortgangsrapportering zal tevens een rapportering bevatten omtrent de voortgang van álle maatregelen in het VEKP (stand van zaken t.e.m. jaar X-1). Deze rapportering over de voortgang van maatregelen in de Vlaamse VEKP-voortgangsrapporten zal gebaseerd zijn op de gegevens die de trekkende entiteiten aanleveren aan het VEKA via het proces van de BBT bij de begrotingsuitvoering. Vanaf 2022 zal het VEKP-voortgangsrapport ook – voor zover mogelijk - een overzicht bevatten van de overheidsuitgaven gerelateerd aan de VEKP-maatregelen.
De mate van detail wat betreft de rapportering over de voortgang van maatregelen wordt afgestemd op deze van het tweejaarlijks door België in te dienen nationaal voortgangsrapport (cfr. supra): dit betekent dat tweejaarlijks (in 2022, in 2024, in 2026…) een uitgebreide monitoring/rapportering wordt opgezet, en in de andere jaren (in 2021, in 2023, in 2025, …) een beknoptere rapportering. Het VEKA zal hieromtrent nog nadere instructies opstellen.
Op basis van het voortgangsrapport zal het Opvolgpanel VEKP (zie 2.B.4) vanaf 2022 jaarlijks vóór eind december, een algemene beoordeling omtrent de algemene voortgang van het Vlaams Gewest in het bereiken van de doelstellingen/streefdoelen uitbrengen, waarbij eveneens kan worden gefocust op specifieke VEKP-maatregelen of sectoren.
Naast het VEKP voortgangsrapport, wordt jaarlijks gerapporteerd over de inkomsten en de besteding van de middelen van het Vlaams Klimaatfonds.12 Deze VKF-rapportering zal worden afgestemd op de timing van de jaarlijkse bevraging door het Rekenhof, en aan de Vlaamse Regering worden voorgelegd.
11 VEKP Voortgangsrapport 2021.
12 De visienota betreffende de cofinanciering in functie van de kostenefficiëntie voor allocatie van middelen uit het Vlaams Klimaatfonds voor Vlaamse mitigatiemaatregelen (VR 2020 1109 DOC.0985/1BIS) en de visienota betreffende de aanpassing van de berekening van de cofinanciering in functie van de overheidskostenefficiëntie voor allocatie van middelen uit het Vlaams Klimaatfonds voor Vlaamse mitigatiemaatregelen (VR 2021 2910 DOC.1220/1BIS) leggen de principes vast voor de aanpak van de verdeling van de middelen uit het Vlaamse Klimaatfonds.
Er wordt een afstemming voorzien tussen de rapportering over het VEKP en het Luchtbeleidsplan 2030 zoals ook voorzien in de Europese Governanceverordening over het Europees klimaatbeleid en in de NEC-richtlijn13.
4. Controle en evaluatie
In de Europese Governanceverordening zijn verschillende controle- en evaluatieprocedures voorzien. Dit zowel voor het NEKP, het tweejaarlijks voortgangsverslag inzake het NEKP als de jaarlijkse broeikasgasinventarissen. De verschillende evaluatieprocedures worden hieronder beknopt beschreven:
▪ Periodieke beoordeling voortgang. Uiterlijk tegen 31 oktober 2021, en daarna jaarlijks, zal de EC een verslag over de stand van de Energie-Unie publiceren. Jaarlijks zal dit verslag een beoordeling bevatten aangaande de geboekte voortgang met betrekking tot o.a. de bindende broeikasgasemissiereducties, hernieuwbare energieproductie, en streefcijfers voor energie- efficiëntie voor de Unie als geheel en per lidstaat. Vanaf 2023 en nadien om de twee jaar, zal dit verslag zich mede baseren op de informatie opgenomen in de voortgangsverslagen die elke lidstaat vanaf 2023 tweejaarlijks uiterlijk 15 maart moet indienen.
▪ Beoordeling (ontwerp) actualisatie NEKP: de EC zal nagaan of de (ontwerp) actualisatie van het NEKP die België tegen uiterlijk eind juni 2023 zal indienen en de finale actualisatie, spoort met de Europese doelstellingen.
▪ Jaarlijkse BKG-inventaris: De EC voert een controle uit op de nauwkeurigheid van de (voorlopige en definitieve) gegevens voor de opmaak van de broeikasgasinventaris (1990 t.e.m. jaar X-2). Zij zendt de resultaten van deze controle binnen zes weken na de termijn voor indiening van de gegevens naar de lidstaten.
Indien na beoordeling door de EC wordt vastgesteld dat de lidstaatspecifieke beleidsontwikkelingen- of -plannen niet sporen met de overkoepelende doelstellingen van de Energie-Unie, dan kan de EC lidstaatspecifieke aanbevelingen formuleren. Deze aanbevelingen zijn over het algemeen genomen niet bindend, maar lidstaten moeten in het eerstvolgende voortgangsverslag, toelichten hoe ze aan de aanbevelingen gevolg (zullen) geven, of toelichten waarom hier geen gevolg aan wordt gegeven.
Indien de (Europese) doelstellingen voor EE en HE dreigen niet gehaald te worden, dan kan de EC zelf aanvullende maatregelen nemen. Op vlak van hernieuwbare energie kan de Commissie een individuele lidstaat dwingen om aanvullende maatregelen te nemen wanneer blijkt dat de lidstaat een van de nationale referentiepunten in 2020, 2022, 2025 of 2027 niet heeft behaald, binnen het jaar na ontvangst van de beoordeling.
De bevindingen en aanbevelingen van de EC worden door het VEKA doorgegeven en toegelicht aan de trekkende Vlaamse entiteiten zodat zij voor de mogelijke bijsturing van de hen toegewezen maatregelen kunnen zorgen. Waar nodig zal de coördinerende minister in de schoot van de Vlaamse Regering de bevoegde vakministers uitnodigen om uitvoering te geven aan de aanbevelingen van de EC.
13 Richtlijn (EU) 2016/2284 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2016 betreffende de vermindering van de nationale emissies van bepaalde luchtverontreinigende stoffen,
5. Onderbouwing
In de Beleidsnota Klimaat 2019-2024 werd een sterke nadruk gelegd op een goede onderbouwing van het energie- en klimaatbeleid:
▪ “Deze Vlaamse beleidsdoelstelling vraagt ambitieuze beleidsdomeinoverschrijdende inspanningen. Om dit duidelijk in kaart te brengen, zullen we elke klimaatmaatregel becijferen naar kostprijs en bijdrage aan de klimaatdoelstellingen.”
▪ “We ondersteunen het datagedreven energie- en klimaatbeleid met het nodige beleidsvoorbereidende onderzoek, trendanalyses, toekomstvoorspellingen en kostenbatenanalyses.”
Deze vraag naar onderbouwing van de maatregelen veronderstelt een structurele aanpak en een voortdurende verbetering en uitbreiding van de modellen waarover de Vlaamse overheid beschikt.
De prognoses inzake energiegebruik, hernieuwbare energie en broeikasgasemissies worden door het VEKA gecoördineerd in functie van de Europese richtlijnen inzake opmaak van de nationale energie- en klimaatplannen en inzake de tweejaarlijkse voortgangsrapporteringen. Deze prognoses worden tevens aangewend in het kader van rapporteringen aan UNFCCC en andere internationale instanties (o.a. OESO, IEA). De huidige samenwerking en coördinatie wordt daarbij verdergezet.
Hierbij ontwikkelt het VEKA onder andere in samenwerking met dEWI, VMM, dLV, dOMG, … de sectorale energie- en broeikasgasmodellen (voor de sectoren gebouwen, industrie, transport, hernieuwbare energie, transformatiesector, landbouw) en de overkoepelende energie-en broeikasgasmodellen waarmee de sectorale prognoseberekeningen kunnen worden gecompileerd conform de Europese richtlijnen en sjablonen. In onderling overleg met alle betrokken entiteiten worden afspraken gemaakt over sectorale hypothesen.
Waar kosten van maatregelen en de impact ervan op vlak van vermindering van broeikasgassen, bijdrage aan energiebesparingsstreefdoel, en hernieuwbare energieproductie in kaart kunnen worden gebracht, gebeurt dit door de betrokken entiteiten en worden deze aangeleverd bij de monitoring (zie hoofdstuk 3). Het VEKA kan, wat betreft de overheidsuitgaven, hiertoe in samenwerking met dFB richtlijnen aanleveren.
Het energie- en klimaatdataplatform wordt verder uitgebouwd binnen het VEKA en geleidelijk verder aangevuld met beschikbare energie- en klimaatdata. Dit energie- en klimaatdataplatform moet toelaten om de veelheid aan data m.b.t. gebouwen, installaties en ondernemingen waarover het VEKA beschikt op een snellere en meer geautomatiseerde manier te verwerken en toegankelijker te maken voor interne en externe gebruikers en het brede publiek. Verrijking en combinatie van databronnen zullen meer inzichten opleveren over de bepalende factoren van de evolutie van energiegebruik en - productie in de sectoren en de impact van beleidsmaatregelen.14
Om tot een beter en transparanter overzicht te komen van het energie- en klimaatgerelateerd onderzoek in het kader van het VEKP dat wordt uitgevoerd of gepland door de verschillende trekkende entiteiten, wordt informatie (met respect voor de vertrouwelijkheid van gegevens) over
14 Een algemene toelichting bij het energie- en klimaatdataplatform is te vinden op de website van het VEKA (xxx.xxxxxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxxxxxxxxxxxxx)
belangrijke lopende en geplande onderzoeksopdrachten m.b.t. klimaat en energie van de verschillende trekkende entiteiten onderling uitgewisseld tussen Vlaamse administraties, via regelmatige opvraging door VEKA, en volgens de regels van openbaarheid van bestuur publiek beschikbaar gemaakt. Elke entiteit behoudt volledige autonomie om te oordelen over de opportuniteit van het onderzoek. Eventueel kunnen ze wel beroep doen op de VEKA business partners om hen hierin te ondersteunen (zie verder).
De hierboven beschreven ontwikkeling van overkoepelende en sectorale modellen kan door het VEKA worden aangevuld met onderzoek met een transversaal karakter, ter invulling van de eisen inzake dataonderbouwing zoals vastgelegd in de beleidsnota klimaat 2019-2024 en door huidige en eventuele bijkomende Europese verplichtingen op dat vlak. Dergelijk onderzoek kan onder meer betrekking hebben op het in kaart brengen van de kosten en de impact (broeikasgassen, sociaal, financieel…) van opgelegde doelstellingen en van maatregelen, op het versterken van de coherentie tussen maatregelen met het oog op scenario-analyses en toekomstverkenningen voor de ontwikkeling en operationalisering van de langetermijnvisie. Dit onderzoek moet worden gezien als omkaderend voor de individuele maatregelen en als ondersteunend voor de trekkende entiteiten van deze maatregelen. VEKA stemt dit onderzoek met een transversaal karakter af met de betrokken entiteiten.
6. Consultatie en participatie
Het Vlaams Regeerakkoord erkent dat een nauwe vorm van betrokkenheid tussen burgers en middenveld, politiek en administratie, ondernemers en kennisinstellingen cruciaal is voor het energie- en klimaatbeleid. Enkel door iedereen te betrekken, kan het nodige draagvlak worden gecreëerd.
Ook de governanceverordening hecht veel belang aan betrokkenheid van het brede publiek. Zo moet elke lidstaat ervoor zorgen dat zowel het brede publiek als stakeholders (meer bepaald: lokale overheden, belangenverenigingen, individuele bedrijven, NGO’s, …) effectieve kansen krijgen om een bijdrage te leveren aan het (Vlaams) energie- en klimaatbeleid. Actieve participatie staat hierbij centraal, waarbij ook de kans wordt geboden om potentiële scenario’s voor het energie- en klimaatbeleid te bespreken en de geboekte voortgang m.b.t. het energie- en klimaatbeleid te beoordelen. Het komt toe aan elke trekkende entiteit om de betrokkenheid van het brede publiek te garanderen. Over de voortgang moet eveneens om de twee jaar worden gerapporteerd in het tweejaarlijkse nationaal voortgangsverslag (zie 2.A.3).
Voorafgaand aan de actualisering van het VEKP (zie 2.A.2), zal het brede publiek geconsulteerd worden en de kans krijgen zich hierover uit te spreken.
De rol van stakeholders binnen de Vlaamse energie- en klimaatbeleidscyclus wordt uitgebreider besproken onder 2.B.2.
7. Communicatie
Het is van belang om over de verschillende fases van het VEKP en het energie- en klimaatbeleid in het algemeen transparant en duidelijk te communiceren.
De communicatie omtrent de lopende en geplande beleidsprocessen in het kader van het VEKP en de overkoepelende rapportering i.v.m. de voortgang van de maatregelen en de globale doelstellingen (BKG, EE, HE) wordt opgenomen door het VEKA. Het VEKA zal daartoe bijkomende initiatieven nemen (vernieuwing website en VEKP-nieuwsbrief).
Elke trekkende entiteit/bevoegde minister is zelf verantwoordelijk voor de communicatie over de voortgang van zijn maatregelen uit het VEKP en financiert deze communicatie initiatieven vanuit zijn eigen werkingskredieten. Indien de trekkende entiteit/bevoegde minister communiceert m.b.t. een van de maatregelen uit het VEKP, wordt telkens een algemene verwijzing voorzien naar het VEKP. Het VEKA neemt het initiatief om geïnteresseerde communicatieteams bij elkaar te brengen met het oog op een meer actieve communicatie met aandacht voor een duidelijke en objectieve informatieverstrekking (naar het voorbeeld van het Nederlandse Milieucentraal), sensibilisering en draagvlakversterking.
Om het draagvlak voor de energie- en klimaattransitie te vergroten, is er nood aan enthousiasmerende communicatie die inzicht geeft in mogelijke transitiepaden, en ook de verschillende voordelen van de transitie benadrukt. Bij wijze van voorbeeld kan verwezen worden naar de campagne ‘Mee met de Stroom’ die verschillende partners zoals vakverenigingen, lokale besturen, belangenorganisaties... samenbrengt voor een informatieve, maar ook enthousiasmerende campagne rond de energietransitie.
B. VERANTWOORDELIJKHEDEN VAN DE VERSCHILLENDE BETROKKEN ACTOREN
Nadat onder deel 2.A de verschillende aspecten van de energie- en klimaatbeleidscyclus en het VEKP beknopt werden beschreven, beschrijven de volgende paragrafen de rol die elke betrokken actor hierin kan opnemen. Omwille van het feit dat daardoor via een andere invalshoek naar gelijkaardige zaken wordt gekeken, leidt dit in sommige gevallen onvermijdelijk tot herhaling.
1. Algemene rol van het VEKA
Algemeen neemt het VEKA een coördinerende rol op in de verschillende fasen van de energie- en klimaatbeleidscyclus van het VEKP, zonder afbreuk te doen aan de autonomie van de trekkende entiteiten van de VEKP-maatregelen.
Het VEKA zal erop toezien dat alle (aan)geleverde producten voldoen aan de criteria (timing en kwaliteitsvereisten) van de bovenvermelde Europese en internationale verplichtingen en aan de door de Vlaamse Regering opgestelde richtlijnen (BBT, VEKP…) en hierover waar nodig in overleg gaan met de verantwoordelijke entiteiten.
Het VEKA zal geleidelijk aan de samenwerking rond het energie- en klimaatbeleid met de verschillende beleidsdomeinen versterken. Dit moet een win-win opleveren voor zowel het VEKA als de trekkende entiteit. Het VEKA zorgt ook voor de informatiedoorstroming naar de trekkende entiteiten omtrent onder andere relevante beleidsinitiatieven op andere beleidsniveaus, bevindingen en aanbevelingen van de Europese Commissie (zie 2.4).
Het VEKA zal de trekkende entiteiten ook motiveren in hun opdracht door zelf een voorbeeldfunctie op te nemen inzake de uitwerking, implementatie en monitoring van de maatregelen waarvoor het zelf als trekkende entiteit is aangeduid.
Voor een aantal specifieke taken wordt hieronder in meer detail beschreven welke rol het VEKA zal opnemen.
1. Strategisch overleg tussen de leidende ambtenaren
Afhankelijk van de noden en noodzaak wordt strategisch overleg ingepland tussen de leidend ambtenaar van het VEKA en de leidend ambtenaren van trekkende entiteiten.
2. Continue samenwerking tussen de VEKA business partners en trekkers
Binnen elke trekkende entiteit werden (één of meerdere) trekkers aangeduid die als aanspreekpunt fungeren voor het VEKA. Deze trekkers kunnen personen zijn die aangeduid/verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van één of meerdere maatregelen die aan de trekkende entiteit zijn toegewezen, of personen die als overkoepelend aanspreekpunt voor energie- en klimaataspecten door de entiteit zijn aangeduid.
Het VEKA zal zich intern organiseren om op verschillende vlakken ondersteuning te kunnen bieden aan deze trekkers. Voor de trekkende entiteiten die dit wensen, zal het VEKA tevens intern een VEKA business partner aanwijzen. De VEKA business partner is een persoon die het praktische aanspreekpunt vormt voor de entiteit, in uitvoering van de meer strategische afspraken over samenwerking tussen de leidend ambtenaren. De samenwerking beoogt een zo goed mogelijke onderbouwing van de maatregelen, en een vlotte gegevensuitwisseling t.b.v. de monitoring en de verplichte rapportering.
De VEKA business partners zullen een ondersteunende en coördinerende rol vervullen in de volgende taken:
• Opvolging maatregelen VEKP: mede met oog op het jaarlijkse VEKP-voortgangsrapport, behelst dit het opvragen en bespreken van de voortgang van de maatregelen.
• Vlaams Klimaatfonds: assistentie bij de aanvraag, (technische) input bij de implementatie van maatregelen en monitoring.
• Onderzoek: bijhouden van een inventaris van beleidsondersteunend onderzoek (ter beschikking stellen van de entiteiten), de entiteiten stimuleren tot dergelijk onderzoek, zelf opstarten van beleidsdomeinoverschrijdend onderzoek.
• Identificatie bijkomende maatregelen of bijsturing bestaande maatregelen: De trekkende entiteiten en de bevoegde vakministers kunnen binnen hun sector steeds bijkomende maatregelen implementeren ter ondersteuning van de in het VEKP opgenomen doelstellingen/streefdoelen. Indien uit de voortgangsrapportering blijkt dat Vlaanderen niet op weg is om de vooropgestelde doelstellingen te realiseren, zal de coördinerende minister in de schoot van de Vlaamse Regering de bevoegde vakministers uitnodigen om bijkomende maatregelen voor te stellen (of bestaande maatregelen bij te sturen). Het VEKA kan hierin een ondersteunende rol opnemen.
• Op vraag van de entiteiten en voor zover beschikbaar, bij het VEKA aanwezige expertise aanbieden bij: opmaken kosten- en impactramingen, opzetten participatietrajecten, uitwerken communicatie-acties...
Het is belangrijk dat het VEKA een duidelijke kalender voor de rapportering opmaakt en met de entiteiten bespreekt, zodat die goed weten wanneer er iets van hen wordt verwacht en hierrond dan ook een vaste overlegstructuur kan worden opgebouwd. Die kalender moet ook een doorvertaling inhouden van Europese/internationale vereisten m.b.t. het VEKP, met onder meer een timing voor noodzakelijk beleidsondersteunend studiewerk (zie hoger: 2.A.5 ‘Onderbouwing’).
De ondersteunende rol van het VEKA mag echter geen afbreuk doen aan de autonomie van de trekkende entiteit. In het structureel overleg tussen de VEKA business partner en de trekkers, kan verder worden afgesproken hoe de ondersteuning en de samenwerking praktisch kan worden ingevuld, zodat deze laatsten optimaal hun trekkersrol voor de hen toegewezen VEKP-maatregelen kunnen opnemen. Ook de participatie van het VEKA in het overleg tussen entiteiten en hun stakeholders kan hier worden besproken.
Strategisch overleg tussen het VEKA en de trekkende entiteiten gebeurt op niveau van de leidend ambtenaren. De VEKA business partners en trekkers hebben een rol als aanspreekpunt voor de praktische invulling van de afspraken.
Het VEKA organiseert op vraag van de trekkers een overkoepelend overleg tussen de VEKA business partners en alle trekkende entiteiten.
3. Rapportering VEKP
Het VEKA zal voor de verschillende Vlaamse en Europese rapporteringen (zie 2.A.3) een coördinatierol opnemen door de gegevens te verzamelen en andere entiteiten te ondersteunen bij het aanleveren van de gevraagde gegevens, data en prognoses. Het VEKA is verantwoordelijk voor de verwerking van de aangeleverde gegevens in geïntegreerde beleidsrapporten en -plannen. VEKA stemt de inhoud van deze rapporten af met de trekkende entiteiten, vooraleer deze te publiceren. Het verder verbeteren van de beleidsonderbouwing (zie 2.5.A) bij alle betrokken beleidsdomeinen vormt daarbij een aandachtspunt.
Het VEKA staat ook in voor het jaarlijks opleveren van het Energierapport (dat de energiebalans, incl. inventaris hernieuwbare energiebronnen en WKK-rapportering omvat), rapportering i.k.v. art. 3 en 7 van de EED op basis waarvan reeds een groot deel van de verplichte rapporteringsgegevens kunnen worden aangeleverd.
2. Rol van de stakeholders
Er zal maximaal gebruik worden gemaakt van de dynamiek, creativiteit en kennis die in de samenleving aanwezig is om de energie- en klimaatuitdagingen aan te gaan. Er wordt beroep gedaan op de expertise van stakeholders doorheen het hele beleidsproces (van beleidsvoorbereiding tot en met beleidsimplementatie). Daarnaast zullen stakeholders gemotiveerd worden om zelf acties te ondernemen naar hun sector, leden... om verdergaande acties uit te werken ter versterking van de impact van de VEKP-maatregelen. Dit naar het voorbeeld van de Vlaamse Green Deals, waarbij (privé)partijen (bv. sectorfederaties, individuele bedrijven, ngo’s…) vrijwillige samenwerkingsovereenkomsten afsluiten met de Vlaamse overheid om een project op te starten en een vooraf bepaalde doelstelling te realiseren. Enkele voorbeelden zijn de Green Deal “Gedeelde
mobiliteit”, de Green Deal “Huishoudelijke Houtverbranding” en de Green Deal “Klimaatvriendelijke Koeling”.
Voor de organisatie van en het soort stakeholderoverleg voor de aan hen toegewezen VEKP- maatregelen en binnen hun domein zijn de trekkende entiteiten zelf verantwoordelijk. De trekkende entiteiten weten het best hoe zij hun stakeholders benaderen en kiezen zelf of en wanneer stakeholderoverleg opportuun is. Het VEKA streeft hieromtrent geen coördinatie na. Er kan wel, indien gewenst, beroep worden gedaan op de VEKA business partners om de trekkers te ondersteunen bij het organiseren van stakeholderoverleg, zoals algemene toelichting voorzien over het Vlaamse en Europese kader (plan- en beleidsproces), vanuit hun expertise insteek te geven m.b.t. mogelijke bijkomende maatregelen, samen te werken rond het beantwoorden van Europese publieksconsultaties voor nieuwe Europese (regelgevende) initiatieven…
Het VEKA wordt door de trekkende entiteiten, waar opportuun, uitgenodigd en betrokken bij het strategische stakeholderoverleg dat deze laatsten organiseren. De betrokkenheid van het VEKA laat toe om specifieke expertise in te brengen en de timing van verschillende stakeholderoverlegmomenten beter op elkaar af te stemmen zodat dubbele bevragingen zoveel mogelijk kunnen worden vermeden.
Het participatief overleg met de stakeholders over de maatregelen waar het VEKA is aangeduid als trekkende entiteit, zal voornamelijk gevoerd worden binnen de inhoudelijke Stroomgroepen.15 Het VEKA zal bovendien een brede groep van stakeholders via de Stroomgroep Transversaal Energie- en Klimaatbeleid periodiek (minstens jaarlijks) informeren over de algemene voortgang van het VEKP (op basis van de Vlaamse voortgangsrapporten) en de Vlaamse en Europese plan- en beleidsprocessen.
3. Rol van de trekkende entiteiten
De trekkende entiteiten moeten zorgen voor de implementatie van de VEKP-maatregelen waarvoor zij zijn aangeduid als verantwoordelijke. Met de implementatiewijze wordt de grootst mogelijke positieve impact voor de energie- en klimaatdoelstellingen nagestreefd. De trekkende entiteiten en de bevoegde vakministers kunnen ook bijkomende maatregelen voorstellen ter ondersteuning van de in het VEKP opgenomen doelstellingen/streefdoelen. De trekkende entiteiten zullen hiervoor eveneens beroep kunnen doen op ondersteuning van de VEKA business partners.
Daar waar de rapportering initieel gebeurde bij de begrotingsopmaak, zullen de trekkende entiteiten in het vervolg over de uitvoering van hun VEKP-maatregelen jaarlijks rapporteren via de BBT begrotingsuitvoering van hun bevoegde minister (BBT jaarlijks op te maken in de loop van april/mei). Bijsturing op dit vlak is mogelijk als gevolg van eventuele wijzigingen in de timing van de Europese Commissie en/of de Vlaamse Regering.
De trekkende entiteiten organiseren voor hun VEKP-maatregelen waar nodig en mogelijk stakeholderoverleg en communiceren, via de gewenste kanalen, over de resultaten van de geïmplementeerde maatregelen.
Voor de rapportering en de ondersteuning bij de uitvoering van hun VEKP-maatregelen wordt een structurele samenwerking opgezet met het VEKA. Strategische afspraken gebeuren op niveau van de leidend ambtenaren. De praktische invulling gebeurt via overleg tussen de VEKA business partners van het VEKA en de door de trekkende entiteit aangeduide contactpersonen. Er worden regelmatige overlegmomenten ingepland met de VEKA business partner om de voortgang van de maatregelen en ondersteuningsbehoeften te bespreken.
4. Rol van experten
De expertise aanwezig in de verschillende universiteiten en onderzoeksinstellingen moet worden gevaloriseerd en meegenomen bij de monitoring en bijsturing van het energie- en klimaatbeleid en het VEKP. De experten kunnen ook mee richting geven aan het verder concretiseren van de beleidslijnen opgenomen in het VEKP en de Vlaamse langetermijn klimaatstrategie 2050, alsook voorstellen doen voor gepaste maatregelen om deze gewenste doelstellingen te behalen.
In maart 2019 werd door de Vlaamse Regering een Opvolgpanel VEKP16 opgericht, dat bestond uit een kerngroep van experten op vlak van o.a. transport, gebouwen, landbouw, hernieuwbare energie…. Op vraag van het Opvolgpanel wordt de samenstelling nu herzien, met het oog op een meer evenwichtige vertegenwoordiging van de verschillende expertisedomeinen en betere vertegenwoordiging van de verschillende Vlaamse kennisinstellingen.
Het Opvolgpanel VEKP bestaat uit een structurele kerngroep van volgende experten:
▪ Xxxxxx Xxxxxx (voorzitter)
▪ Xxxxx Xxxxxxxxx (energie expert)
▪ Xxxxx Xxxxxxxxx (landbouweconomie)
▪ Xxxx Xxxxx (gebouwen)
▪ Xxxx Xx Xxxxxxxx (afval/industrie)
▪ Xxxxx Xxxxxxx (energie en elektrotechniek)
▪ Xxxxxx Xxxxxx (gebouwen)
▪ Xxxxx Xxxxxxx (industrie en governance)
▪ Xxxxxx Xxxxxxxx (bouwfysica)
▪ Xxxxx Xxxxxxxx (mobiliteit en logistiek)
▪ Xxxxxxx Xxx Xxxx (industrie)
▪ Xxxxxxx Xxx Xxxxxxxxx (logistiek)
▪ Xxxxxx Xxx Xxxxxx (milieueconomie)
Afhankelijk van de specifieke opdracht, kan het panel beroep doen op experten uit verschillende andere expertisedomeinen.
Het Opvolgpanel heeft volgende taken:
▪ Publicatie van een jaarlijks advies omtrent het jaarlijkse VEKP voortgangsrapport (zie 2.A.3). Hierbij geeft het panel een algemene beoordeling omtrent de algemene voortgang van het Vlaams Gewest in het bereiken van de doelstellingen/streefdoelen, waarbij eveneens kan worden gefocust op specifieke VEKP-maatregelen of sectoren. Daarnaast kan het panel ook voorstellen doen voor bijkomende (impactvolle) maatregelen.
16 VR 2019 2903 DOC.0429/1. Nota Vlaamse Regering “Actieplan Klimaat”.
▪ Uitvoeren van ad hoc opdrachten17 ter ondersteuning van de beleidsvoorbereiding (bv. in de rol van fact-checker, of als aanzet of ter onderbouwing van de discussies tijdens het door de entiteiten georganiseerd stakeholderoverleg (zie 2.B.2).
▪ Toelichting geven bij de uitgebrachte adviezen in de Commissie Leefmilieu van het Vlaams Parlement op vraag van de voorzitter van de Commissie.
Elke vakminister/trekkende entiteit kan beroep doen op het Opvolgpanel voor advies, in overleg met de coördinerende minister/het VEKA. De betrokken experten worden in dat geval vergoed vanuit het werkingsbudget van de betrokken entiteit.
Elke trekkende entiteit of beleidsdomein behoudt de vrijheid om, naast het Opvolgpanel, beroep te doen op andere sectorexperten voor de uitwerking, begeleiding en evaluatie van de maatregelen en thema’s waarvoor zij verantwoordelijk zijn.
5. Rol van de lokale besturen
De Vlaamse Regering erkent de sleutelrol die lokale en andere decentrale besturen (zoals provincies, intercommunales…) spelen in het Vlaamse energie- en klimaatbeleid. Met 293 steden en gemeenten en de VVSG werd daarom een “Lokaal Energie- en Klimaatpact” (LEKP) afgesloten.18 Dit pact biedt via wederzijdse engagementen een kader voor structurele samenwerking en een duidelijke onderlinge rolverdeling. Het Agentschap Binnenlands Bestuur (ABB) coördineert dit initiatief. Enerzijds zijn er concrete engagementen binnen vier tastbare werven opgenomen: twee op adaptatievlak (vergroening en regenwater) en twee op mitigatievlak (energie en mobiliteit). Daarnaast zijn er ook belangrijke engagementen opgenomen die deel uitmaken van het VEKP en die in de toekomst in samenspraak met de VVSG verder worden aangescherpt, onder meer:
- Een gemiddelde jaarlijkse primaire energiebesparing van minstens 2,09% (wordt aangescherpt naar 3% vanaf 2023) realiseren in hun eigen gebouwen (inclusief technische infrastructuur, exclusief onroerend erfgoed);
- Een reductie van de CO2-uitstoot van hun eigen gebouwen en technische infrastructuur met 40% in 2030 ten opzichte van 2015 realiseren (wordt aangescherpt naar 55%);
- Zorgen voor de volledige verLEDding van de openbare verlichting in beheer van de lokale overheden tegen 2030;
De voortgang van het LEKP zal minstens éénmaal per jaar worden voorgelegd aan de gemeenteraad. Om deze voortgang pragmatisch te kunnen opvolgen, zal ABB ondersteuning bieden via een opvolginstrument, dat beschikbaar zal zijn vanaf de tweede helft van 2022 en dat het inzicht in de uitvoering van de 4 werven en andere engagementen verhoogt.
De Vlaamse overheid ondersteunt de steden en gemeenten bij de ontwikkeling en uitvoering van hun lokaal klimaatmitigatiebeleid en de doelstellingen waartoe zij zich in het kader van het
17 Het moet hierbij gaan om een onderzoeksopdracht die een duidelijke link heeft met het VEKP, binnen het beschikbare budget en waarbij het VEKP Xxxxxxxxxxx als uitvoerder van de opdracht een duidelijke meerwaarde biedt ten opzichte van een andere uitvoerder.
18 VR 2021 0406 DOC.0617/2TER, Besluit van de Vlaamse Regering tot toekenning van een subsidie aan de Vlaamse gemeenten voor klimaatacties ter uitvoering van het Lokaal Energie- en Klimaatpact. Meer info op: xxxxx://xxxxxxxxxxxxx.xxxxxxxxxx.xx/xxxxxx/xxxxxx-xxxxxxx-xx-xxxxxxxxxxx-xxxxxxxxxxx-xxxxxx
Burgemeestersconvenant engageren. Dit gebeurt zowel rechtstreeks vanuit het VEKA als via het door de VVSG gecoördineerde Netwerk Klimaat.
Het Netwerk Klimaat organiseert de onderlinge kennisuitwisseling tussen de lokale besturen en bevordert als intermediaire partner de samenwerking tussen het lokale en het gewestelijke beleidsniveau.19 Het biedt de steden en gemeenten diepgaande professionele ondersteuning aan, die jaarlijks in een werkprogramma verder wordt geoperationaliseerd. Zo ondersteunt het Netwerk Klimaat de steden en gemeenten onder andere bij het realiseren van energiebesparing en CO2-reductie in het eigen patrimonium, de opmaak van lokale warmteplannen en het waarmaken van de engagementen rond renovatie en hernieuwbare energie die zij aangaan in het kader van het LEKP.
In het kader van haar opdrachten en haar algemene coördinerende rol, ondersteunt het VEKA de lokale besturen met het aanreiken van ondersteunende tools en relevante data over energiegebruik, de productie van hernieuwbare energie en de uitstoot van broeikasgassen op hun grondgebied.20 Zowel bilateraal als via bestaande overlegstructuren en het Netwerk Klimaat onderhoudt het VEKA een goede dialoog en samenwerking met de lokale overheden.
6. Rol van de andere gewesten en federale overheid
Met de andere entiteiten (federale overheid, Waals Gewest, Brussels Hoofdstedelijk Gewest) wordt constructief samengewerkt aan:
▪ Afspraken over lastenverdeling voor broeikasgasemissies, energie-efficiëntie en hernieuwbare energie voor de periode 2013-2020 en 2021-2030.
▪ Opvolging van het NEKP: monitoring van de nationale broeikasgasemissies, energie- efficiëntie- en hernieuwbare energiedoelstellingen en interfederale/nationale maatregelen.
▪ Actualisering en bijsturingen van het NEKP en opmaak van een geïntegreerd tweejaarlijks voortgangsrapport.
▪ Samenwerking met buurlanden en andere regio’s (art. 12 governanceverordening).
Deze samenwerking verloopt via de interfederale overlegkanalen: ENOVER en NKC.
3. VOORSTEL VAN BESLISSING
De Vlaamse Regering beslist:
▪ Haar goedkeuring te hechten aan de inhoud van deze visienota
▪ Haar goedkeuring te hechten aan de samenstelling van het Opvolgpanel VEKP, zoals opgenomen in hoofdstuk 2.B.4 van deze visienota.
▪ De verantwoordelijke entiteiten voor de acties volgend uit de Visienota “Bijkomende Maatregelen Klimaat” (VR 2021 0511 DOC.1237/1) vast te stellen zoals bepaald in de bijlage bij deze nota.
Deze visienota houdt geen financieel of budgettair engagement in vanwege het Vlaams Gewest of de Vlaamse Gemeenschap
19 VR 2020 1707 DOC.0816/2BIS, Besluit van de Vlaamse Regering tot toekenning van een subsidie aan vzw VVSG voor de oprichting en het beheer van een expertisenetwerk lokaal energie- en klimaatbeleid.
20 Voor meer informatie: xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx.
De Vlaamse minister van Justitie en Handhaving, Omgeving, Energie en Toerisme,
Xxxxx XXXXX
Bijlagen:
▪ Bijlage 1: Overzicht van Europese rapporteringsverplichtingen
▪ Bijlage 2: Aanduiding verantwoordelijke entiteiten voor de uitvoering van de bijkomende maatregelen van het Vlaams Energie- en Klimaatplan 2021-2030