Treasurystatuut Woningbouwvereniging Heerjansdam
Treasurystatuut Woningbouwvereniging Heerjansdam
Inhoudsopgave
Definities 3
Inleiding 4
Leeswijzer 4
Hoofdstuk 1: Doel van de Treasuryfunctie 5
1.1: Positionering van het Treasurystatuut 5
1.2: Reikwijdte Treasurystatuut 5
1.3: Interne financiering 5
1.4: Vaststelling Treasurystatuut 5
Hoofdstuk 2: Algemene uitgangspunten 6
2.1: Algemene uitgangspunten en wettelijke bepalingen 6
2.2: Administratieve organisatie en interne beheersing 6
2.3: Risico-management 6
2.4: Treasury-activiteiten 6
2.5: Externe bepalingen 7
2.6: Het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) 7
Hoofdstuk 3: Administratieve organisatie en interne beheersing 7
3.1: Uitgangspunten 7
3.2: Functiescheiding 7
3.3: Treasury in het bestuur 7
3.4: Relevante kennis borgen m.b.t. de treasury 8
3.5: Takkenpakket treasuryfunctie 8
3.6: Financiële beleidscyclus 8
3.7: (meerjaren)Begroting en treasuryjaarplan 8
3.8: Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden 9
3.9: Besluiten rond Treasury-activiteiten 11
3.10: Financiële transacties t.a.v. liquiditeitsbeheer 12
3.11: Mandaatregelingen / procuratiebevoegdheden 12
3.12: Voortgangsrapportages 12
3.13: Xxxxxxxxxxx 00
Hoofdstuk 4: Het sturingsmodel m.b.t. treasury 13
Hoofdstuk 5: Risicomanagement 13
5.1: Het renterisico 13
5.2: Het beschikbaarheidsrisico 13
5.3: Het liquiditeitsrisico 14
5.4: Het tegenpartijrisico 14
Hoofdstuk 6: Treasury activiteiten 15
6.1: Uitgangspunten financiering 15
6.2: Financiering met WSW Borging 15
6.3: Financiering zonder WSW borging 15
6.4: Financiële derivaten 17
6.5: Beleggingen 17
6.6: Liquiditeitenbeheer 18
Definities
In dit reglement wordt verstaan onder:
1. Aedes: de vereniging Aedes vereniging van woningcorporaties;
2. Aw: Autoriteit Woningcorporaties;
3. Bestuur: het bestuur van Woningbouwvereniging Heerjansdam;
4. Bestuurder: een lid van het Bestuur;
5. Bijlage: een bijlage bij dit reglement;
6. BTIV: Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015;
7. DAEB: Dienst van Algemeen Economisch Belang;
8. Huurdersorganisaties: een huurdersorganisatie als bedoeld in artikel 1 onder t Wet op het overleg met huurders en verhuurder en een bewonersorganisatie als bedoeld in artikel 1 onder g Wet op het overleg huurders en verhuurder.
9. Gemeenten: de gemeente(n) waarin Woningbouwvereniging Heerjansdam feitelijk werkzaam is;
10. Governancecode: de Governancecode woningcorporaties 2015 of zoals deze op enig moment luidt;
11. OOB: Organisaties van Openbaar Belang;
12. RvC: de raad van toezicht van Woningbouwvereniging Heerjansdam
13. Statuten: de statuten van Woningbouwvereniging Heerjansdam;
14. Vereniging: Woningbouwvereniging Heerjansdam;
15. Website: de website van de Vereniging;
16. Wet: Woningwet;
17. WSW: Waarborgfonds Sociale Woningbouw.
Inleiding
Het Treasurystatuut vormt voor de Vereniging het toetsingskader m.b.t. activiteiten / besluiten in het kader van de treasuryfunctie. De treasuryfunctie omvat het geheel van verantwoordelijkheden gericht op:
− geldmiddelenbeheer in enge zin (cash management, zijnde: liquiditeitenbeheer, saldobeheer, geldstromenbeheer en bankrekeningbeheer);
− beheer van xxxxxx’x:
o rente;
o beschikbaarheidsrisico;
o liquiditeitsrisico;
o tegenpartijen;
− financiering: het aantrekken van vreemd vermogen ten behoeve van de corporatie;
− het beheersen van de financieringslasten binnen eigen vastgestelde risicokaders en extern opgelegde risicokaders;
− beheer van beleggingen;
− het onderhouden van goede investor relations met voor de uitoefening van de treasury functie relevante stakeholders (o.a. banken, financiers, WSW).
Conform het reglement financieel beleid en beheer sluit de Vereniging geen financiële derivaten- contracten af.
Leeswijzer
De structuur van het Treasurystatuut is als volgt. In hoofdstuk 1 wordt ingegaan op de achtergrond, doel van de treasuryfunctie en reikwijdte van het Treasurystatuut. Hoofdstuk 2 gaat over de algemene uitgangspunten en de wettelijke bepalingen. Hoofdstuk 3 gaat in op de administratieve organisatie en de interne beheersing. Vervolgens gaat hoofdstuk 4 kort in op het sturingsmodel. Hoofdstuk 5 gaat over het risico-management rond treasury. Hoofdstuk 6 tenslotte gaat in op de treasuryactiviteiten zelf (leningen, beleggingen, en liquide middelen).
Hoofdstuk 1: Doel van de Treasuryfunctie
1. De treasuryfunctie is ondersteunend aan de realisatie van de volkshuisvestelijke doelstellingen en het op transparante wijze borgen van de financiële continuïteit.
2. De treasuryfunctie is dan ook geen winstgerichte functie. De Vereniging heeft de volgende doelstellingen ten aanzien van de treasuryfunctie geformuleerd:
2.1. gericht op het waarborgen van de financiële continuïteit;
2.2. het verzekeren van een duurzame toegang tot financiële markten (zowel geld- als kapitaalmarkt) tegen acceptabele condities;
2.3. het optimaliseren van renteresultaten (baten en lasten) rekening houdend met de wettelijke kaders;
2.4. voldoende liquide zijn en daardoor in staat zijn liquiditeitsrisico’s op te vangen;
2.5. het beschermen van het vermogen en resultaten tegen ongewenste financiële risico’s;
2.6. zorg dragen voor (kosten)effectief en efficiënt betalingsverkeer;
2.7. voldoen aan de van toepassing zijnde wet- en regelgeving.
1.1: Positionering van het Treasurystatuut
Het Treasurystatuut is onderdeel van het toezichtskader van de RvC. Het reglement financieel beleid en beheer bevat bepalingen waarbinnen de treasuryfunctie actief is. In het Treasurystatuut worden de doelstellingen, de governance, de planning en control, de interne organisatie, het risico- management, verantwoordingskader en het normenkader rondom de treasuryfunctie beschreven.
1.2: Reikwijdte Treasurystatuut
Dit statuut geldt voor zowel de Vereniging conform de wettelijke bepalingen opgenomen in de Woningwet en het reglement financieel beleid en beheer.
1.3: Interne financiering
Bij administratieve scheiding
1. Ten aanzien van interne financiering van de DAEB-tak aan de niet-DAEB-tak hanteert de Vereniging de volgende richtinggevende uitgangspunten:
1.1. De rente en aflossingsverplichtingen van de interne startlening worden voldaan conform de intern vastgestelde leningsvoorwaarden, welke zijn getoetst aan de wettelijke bepalingen.
1.2. Indien de niet-DAEB-tak extra kasstromen genereert dan worden deze in principe aangewend om de interne starterslening (deels) vervroegd af te lossen.
1.3. Financieringen voor nieuwe niet-DAEB-activiteiten worden in principe geacht extern plaats te vinden. Indien deze mogelijkheden echter ontbreken kan er gebruik gemaakt worden van een interne vervolgfinanciering conform de wettelijke bepalingen, opgenomen in de Wet.
1.4: Vaststelling Treasurystatuut
1. Het Treasurystatuut omvat de lange termijn richtlijnen m.b.t. de treasuryfunctie en wordt minimaal elke drie jaar geactualiseerd. Indien veranderingen in wet- of regelgeving door- werkingen hebben op de inhoud van dit statuut, hebben deze veranderingen in principe voor- rang op de uitgangspunten opgenomen in het Treasurystatuut. Het Treasurystatuut zal dan zo spoedig als mogelijk worden aangepast, zodat dit zich verhoudt met de nieuwe regelgeving.
2. Het Treasurystatuut wordt vastgesteld door het Bestuur en ter goedkeuring voorgelegd aan de RvC.
3. Het onderhoud van het Treasurystatuut is opgedragen aan de penningmeester. Deze coördineert alle voorstellen tot wijziging. Een voorstel tot wijzing wordt slechts dan aan het Bestuur voor- gelegd als de penningmeester zich er een oordeel over heeft gevormd.
Hoofdstuk 2: Algemene uitgangspunten
2.1: Algemene uitgangspunten en wettelijke bepalingen
De uitgangspunten ten aanzien van de treasuryfunctie zijn:
1. de bepalingen opgenomen in het Reglement financieel beleid en beheer;
2. Treasury-activiteiten hebben geen winstoogmerk, noch beogen extra geldstromen te creëren. Het gaat primair om evenwicht te vinden tussen continuïteit van de financiering in relatie tot de daarmee gepaard gaande kosten (rentelasten), secundair het realiseren van rendement op beleggingen;
3. De houding van de Vereniging is defensief en risicomijdend;
4. Er moet niet alleen worden gehandeld naar de letter maar ook naar de geest van dit statuut en vigerende wetgeving;
5. Incidentele beoogde afwijkingen van dit statuut dienen altijd schriftelijk onderbouwd aan het Bestuur te worden voorgelegd en vooraf door de RvC te worden goedgekeurd.
2.2: Administratieve organisatie en interne beheersing
1. De RvC toetst (c.q. laat toetsen) dat de uitgevoerde transacties jaarlijks aan het mandaat, zoals voortvloeiend uit het treasuryjaarplan en maximumbedragen uit hoofde van bestuurlijke bevoegdheden, voldoen.
2. De toekomstige financiering- en beleggingsbehoefte wordt in kaart gebracht met behulp van de opgestelde financiële meerjarenprognose en bijbehorende kasstroomprognose voor de komende 10 jaar.
3. Op korte termijn worden voortschrijdende maandelijkse liquiditeitsprognoses voor de komende twaalf maanden opgesteld.
4. Besluiten worden genomen op basis van de meest actuele (meerjaren-) prognoses alsook in relatie tot het treasury jaarplan.
5. Indien er tussentijds majeure wijzigingen in de prognoses zijn te voorzien, worden eerst de prognoses geactualiseerd alvorens er een besluit wordt genomen.
6. Alle treasurystransacties worden in principe adequaat geregistreerd.
7. De uitvoering van bepaalde (deel) taken van de treasuryfunctie kan worden opgedragen aan derden via een bestuursbesluit. Voorwaarde is dat deze derden onafhankelijk zijn en geen direct geldelijk belang hebben bij de uitkomst van te nemen beslissingen. De betrokkenheid mag evenmin conflicterend zijn met de gewenste functiescheiding. De Vereniging gaat na dat de ingehuurde derden integer handelen tegenover de corporatie en niet tevens wordt betaald door een bank / derden m.b.t. de geleverde diensten / adviezen c.q. transacties.
2.3: Risico-management
1. Rente- en rendementsrisico`s die samenhangen met de ondernemingsfinanciering en project- financiering en beleggingen worden in eerste instantie beheerst door optimale aansluiting te zoeken op beleid en concrete plannen van de corporatie.
2. Tevens wordt gestreefd naar een beperking van de risico’s.
2.4: Treasury-activiteiten
1. Het lenen van gelden met het doel deze uit te zetten bij dezelfde of een andere partij (“near banking”) niet is toegestaan.
2. Financiering van de Vereniging geschiedt in principe volgens de uitgangspunten van bedrijfs- financiering.
3. Externe financiering wordt zo veel mogelijk beperkt door primair de intern beschikbare finan- cieringsmiddelen in te zetten teneinde de renterisico`s en het renteresultaat te optimaliseren.
4. De Vereniging streeft naar een optimale vervalkalender van haar leningenportefeuille en beleggingen. De vervalkalender van de bestaande leningenportefeuille alsook de meerjarige kasstroomprognoses zijn bepalend voor het aantrekken van leningen. Er wordt daarbij gestreefd naar een in de tijd gelijkmatige spreiding van aflossingsverplichtingen, rentebetalingen en renteaanpassingen. Besluiten hierover worden in samenhang met het risicobeleid genomen.
5. Offertes worden minimaal bij twee partijen opgevraagd.
2.5: Externe bepalingen
1. De Vereniging is een Toegelaten instelling in de betekenis van de Wet. De Wet, Besluit Toegelaten Instellingen Volkshuisvesting 2015 (BTIV) en Ministeriële regelingen zijn dan ook van toepassing. Daarnaast zijn er in de Wet ook algemene bepalingen opgenomen rond verslaglegging, administratieve organisatie en informatievoorziening die ook betrekking hebben op treasury.
2.6: Het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW)
1. De Vereniging is deelnemer van het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) en maakt voor (her)financiering van leningen mede gebruik van borgstelling door het WSW. Het WSW kent richtlijnen en normen waarbij onder andere wordt getoetst of deelnemers in aanmerking komen voor borgstelling door het fonds.
2. De Vereniging conformeert zich sinds toetreding als deelnemer aan het Deelnemersreglement en is voornemens dit te blijven doen. De richtlijnen en normen van het WSW vormen randvoorwaarden voor het treasurybeleid van de Vereniging. Over de mate waarin Vereniging heeft voldaan aan de richtlijnen en normen van het WSW op het gebied van treasury, wordt verantwoording afgelegd in het jaarlijks op te stellen verantwoordingsdocumenten (o.a. jaarverslag, dVi en dPi) van de Vereniging aan het WSW.
Hoofdstuk 3: Administratieve organisatie en interne beheersing
3.1: Uitgangspunten
De volgende uitgangspunten vormen onderdeel van het beleid:
1. iedere transactie wordt door twee bestuursleden geautoriseerd (vier ogen principe);
2. het Bestuur / RvC kan zich desgewenst laten bijstaan door een externe deskundige;
3. de externe accountant betrekt de interne controle in zijn controlewerkzaamheden en rappor- teert daarover rechtstreeks aan de RvC.
3.2: Functiescheiding
De treasuryfunctie is gepositioneerd bij de penningmeester. Het treasurybeleid wordt uitgevoerd door het Bestuur, dat deze functie primair belegd heeft bij de penningmeester.
3.3: Treasury in het Bestuur
De belangrijkste bespreekpunten in het Bestuur m.b.t de treasuryfunctie zijn:
1. de beleidsuitgangspunten;
2. de planning en controle cyclus (van jaarplan via uitvoering/ bijsturing tot en met verant- woording);
3. het verkrijgen van een actueel inzicht in de financieringsbehoefte dan wel beleggingsbehoefte, de liquiditeitspositie, kasstoomprognose en de risicopositie;
4. het toetsen van de actuele situatie aan de bepalingen van het Treasurystatuut en de uitgangs- punten van het treasury jaarplan;
5. de wenselijkheid van wijzigingen in het Treasurystatuut en het treasuryjaarplan;
6. het beoordelen van mogelijke maatregelen en transacties (o.a. m.b.t leningen, beleggingen, derivaten) aan de hand van schriftelijke transactievoorstellen;
7. het beoordelen van de effecten van genomen beleids- en uitvoeringsbeslissingen;
8. het beoordelen van de borgbaarheid en financierbaarheid van (nieuwbouw) DAEB-projecten;
9. het beoordelen van de financierbaarheid van (nieuwbouw) niet-DAEB-projecten;
10. het bespreken van treasuryrapportages (inclusief liquiditeitsprognose);
11. de keuze van een extern bureau. Hierbij worden betrokken de integriteit, de financiële stabiliteit van het treasurybureau, de professionaliteit van het bureau en de betrokken adviseur, AFM vergunning en ervaring in de woningcorporatiesector, geen resultaat Fee.
3.4: Relevante kennis borgen m.b.t. de treasury
1. Omdat treasuryactiviteiten erg specialistisch van aard zijn en gedegen kennis van de materie noodzakelijk is, dient het Bestuur als collectief aantoonbaar relevante kennis van zaken te hebben.
2. Minstens 2 leden van het Bestuur moeten inzicht hebben in aard, werking en risico’s van de afgesloten financiële contracten (waaronder beleggingen).
3.5: Takkenpakket treasuryfunctie
De taken van de treasuryfunctie binnen de Vereniging op het gebied van treasury zijn:
1. het initiëren en coördineren van de beleidsvoorbereidende informatievoorziening;
2. het voorbereiden van vergaderingen van het Bestuur;
3. het opstellen en actualiseren van het Treasurystatuut en het treasuryjaarplan;
4. het bijhouden van externe ontwikkelingen (o.a. marktinformatie alsook wijzigingen in wet- en regelgeving) die mogelijk impact hebben op de treasuryfunctie;
5. het doen van transactievoorstellen;
6. het uitvoeren van treasurytransacties;
7. het opstellen van verantwoordingsinformatie;
8. het onderhouden van contacten met banken en marktpartijen;
9. de interne beheersing en uitvoering van de administratieve organisatie.
3.6: Financiële beleidscyclus
1. De Vereniging gebruikt de jaarlijks financiële beleidscyclus voor het vaststellen van het treasurybeleid, voor het afleggen van verantwoording over het gevoerde beleid en voor het tussentijds sturen van het beleid gedurende het jaar.
2. De beleidscyclus heeft als startpunt de (meerjaren)begroting met daarin het treasuryjaarplan, tussentijdse voortgangsrapportages en als eindpunt het jaarverslag.
3.7: (meerjaren)Begroting en treasuryjaarplan
1. Het treasuryjaarplan is een onderdeel van de (meerjaren)begroting. Dit plan bevat het beleid, de doelstellingen, het mandaat en de treasury-taken voor het komende jaar, waarbij rekening wordt gehouden met het in het Treasurystatuut geformuleerde beleidskader alsook een risico(beheersings)paragraaf. In het treasuryjaarplan worden o.a. de volgende zaken vastgelegd:
1.1. vertaling van (meerjaren-) begroting naar treasuryactiviteiten voor de duur van het begrotingsjaar;
1.2. markt- en portefeuilleontwikkelingen;
1.3. formulering treasurybeleid komend jaar;
1.4. actiepunten en operationele activiteiten;
1.5. limieten aan liquiditeiten, beleggingen en omvang financiële derivaten-portefeuille;
1.6. controle technische functiescheiding;
1.7. de manier waarop wordt aangesloten op het beoordelingskader van de Aw en deelnemersreglement van het WSW;
1.8. informatie over de lenings- en beleggingsportefeuille;
1.9. het renterisico op lange termijn;
1.10. het verloop van de liquiditeitspositie voor de korte en lange termijn;
1.11. overige specifieke aandachtspunten.
2. Het treasuryjaarplan wordt opgesteld door de penningmeester, voorgelegd aan het Bestuur ter vaststelling en doorgeleid naar de RvC ter goedkeuring.
3. Middels het vaststellen van de begroting en het daarin opgenomen treasuryjaarplan geeft het Bestuur het mandaat aan de penningmeester om binnen deze kaders te handelen.
3.8: Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden
1. Onderstaand overzicht op hoofdlijnen geeft de verdeling weer van de taken (verantwoordelijk- heden) binnen de Vereniging. Uitgangspunt hierbij is dat een duidelijke controletechnische functiescheiding wordt gehanteerd.
2. Voor het uitvoeren van alle leningtransacties, en beleggingen wordt vooraf per transactie door het Bestuur het mandaat bekrachtigd ten behoeve van de uitvoering door de penningmeester.
Functie | Taken (verantwoordelijkheden) |
RvC | − Geeft goedkeuring aan het Reglement financieel beleid en beheer. − Geeft goedkeuring aan het Treasurystatuut en wijzigingen daarvan. − Geeft goedkeuring aan het treasuryjaarplan en eventuele tussentijdse wijzigingen daarvan. − Geeft goedkeuring aan transactievoorstellen die buiten het bereik van het Treasurystatuut of het treasuryjaarplan vallen. − Xxxxx toezicht op het gevoerde treasurybeleid en laat zich periodiek informeren over het gevoerde beleid en de doelstellingen in het treasuryjaarplan, afgezet tegen de resultaten van geëffectueerde transacties en maatregelen. − Geeft goedkeuring aan ongeborgde financiering en garanties. − Bespreekt jaarlijks met de accountant de controlebevindingen van het treasuryproces. − Geeft goedkeuring aan het Jaarverslag, waaronder verantwoording over het gevoerde Treasurybeleid. |
Functie | Taken (verantwoordelijkheden) |
Bestuur | − Stelt het Treasurystatuut en eventuele wijzigingen hierin vast. − Stelt het treasuryjaarplan en eventuele tussentijdse wijzigingen hierin vast. − Stelt de werkwijze (processen en procedures) binnen de treasuryfunctie vast. − Laat zich periodiek informeren over de treasuryactiviteiten. − Xxxxx toezicht op de naleving van besluiten en richtlijnen door medewerkers binnen het treasuryproces. − Xxxxx besluiten op grond van schriftelijke transactievoorstellen, die passen binnen het Treasurystatuut en het treasuryjaarplan. − Beoordeelt achteraf de effectiviteit van treasuryactiviteiten en transacties (materiele controle). − Legt transactievoorstellen die buiten het bereik van het Treasurystatuut of het treasuryjaarplan vallen, na vaststelling vooraf, ter goedkeuring voor aan de RvC. − Delegeert de besluitvorming en de uitvoering van het goedgekeurde treasury beleidsplan aan de penningmeester. − Legt jaarlijks verantwoording af aan de RvC over het te volgen treasurybeleid. − Bespreekt ingebrachte rapportages, notities en transactievoorstellen. − Beoordeelt het treasuryjaarplan − Beoordeelt voorstellen ter verbetering van de liquiditeit- en tegenpartijrisico’s t.a.v. financiële contracten. − Beoordeelt periodiek de sturingsvariabelen t.a.v. treasuryfunctie. |
Penningmeester | − Is verantwoordelijk voor het formuleren van beleidsvoorstellen ter adequate aanpassing van treasury activiteiten aan bedrijfsbeleid, Reglement financieel beleid en beheer of regelgeving. − Is verantwoordelijk voor het maken van transactievoorstellen. − Is verantwoordelijk voor de uitvoering van operationele treasurytaken en –activiteiten en de protocollering daarvan. − Is verantwoordelijk voor een gedegen voorbereiding van de vergaderingen van het Bestuur. − Identificeert en analyseert risicoposities en rapporteert hierover aan belanghebbenden. − Voert transacties uit op basis van goedgekeurde voorstellen. − Ziet (mede) toe op een juiste verantwoording van treasurytransacties in de verslaglegging. |
Hoofd boekhouding | − Het opstellen van de liquiditeitsplanning, onder verantwoordelijkheid van penningmeester. − Het juist en volledig administreren van de financiële posities en transacties in de financiële administratie en de leningen- en beleggingen- administratie. − Het controleren of transactiebevestigingen overeen komen met de transactie-informatie zoals verstrekt door de penningmeester. − Maandelijkse monitoring stand van liquide middelen. − Is verantwoordelijk voor een juiste uitvoering van het betalingsverkeer voortkomend uit de aangegane transacties. − Toetst en adviseert het Bestuur over de inhoud van het Treasurystatuut, het treasury jaarplan en de jaarlijkse verantwoording. |
Functie | Taken (verantwoordelijkheden) |
− Controleert conform de interne protocollen periodiek de treasuryactiviteiten. − Bewaakt periodiek de afstemming tussen het grootboek en de subadministraties. − Bewaakt tijdens bijeenkomsten van het bestuur een adequate besluitvorming conform Treasurystatuut, mandatering en intern vastgestelde procesgang. − Risico-sturing en beheersing. | |
De externe accountant | − Het in het kader van de reguliere controletaak adviseren en controleren betreffende feitelijke naleving van het Treasurystatuut. − Controleren wettelijke voorschriften en beleidsregels toezichthouder en WSW voor zover van toepassing op het treasurybeleid en onderhevig aan accountantscontrole. |
In onderstaande tabel staan de bevoegdheden m.b.t. treasuryactiviteiten weergegeven alsmede de daarbij benodigde autorisatie.
Bevoegdheden | Uitvoering | Autorisatie (vooraf) | Registratie (achteraf) | Controle (achteraf) |
Betalingen | Penningmeester | Bestuur | Hoofd Xxxxxxxxxxx | Externe Accountant |
Afsluiten contracten geldmarkt (< 2 jaar) | Penningmeester | Bestuur | Hoofd Xxxxxxxxxxx | Externe Accountant |
Afsluiten contracten kapitaalmarkt (> 2 jaar) | Penningmeester | Bestuur | Hoofd Xxxxxxxxxxx | Externe Accountant |
Uitzetten deposito’s / spaarrekening | Penningmeester | Bestuur | Hoofd Xxxxxxxxxxx | Externe Accountant |
Afsluiten beleggingen | Penningmeester | Bestuur | Hoofd Xxxxxxxxxxx | Externe Accountant |
Aangaan of beëindigen van contracten met banken en andere geldverstrekkers | Penningmeester | Bestuur | Hoofd Xxxxxxxxxxx | Externe Accountant |
Openen en sluiten van bankrekeningen | Penningmeester | Bestuur | Hoofd Xxxxxxxxxxx | Externe Accountant |
3.9: Besluiten rond Treasury-activiteiten
1. Besluiten passend binnen het Treasurystatuut en het treasury-jaarplan worden genomen door het Bestuur.
2. Besluiten die niet passen binnen het Treasurystatuut en het treasury-jaarplan worden vooraf ter goedkeuring aan de RvC voorgelegd.
3. Besluiten worden uitsluitend genomen op basis van schriftelijke transactievoorstellen en dienen te passen binnen de randvoorwaarden van het Treasurystatuut en het treasury-jaarplan. Transactievoorstellen worden (waar mogelijk en zinvol) voorzien van een kosten-baten analyse.
3.10: Financiële transacties t.a.v. liquiditeitsbeheer
1. Additioneel monitort de penningmeester de liquiditeitspositie en de vervalkalender van de leningen.
2. Binnen de Vereniging sluit de penningmeester financiële transacties af.
3.11: Mandaatregelingen / procuratiebevoegdheden
De bevoegdheden van bovengenoemde functionarissen zijn vastgelegd in onderdeel 3.8. van het Treasurystatuut.
3.12: Voortgangsrapportages
1. Per halfjaar worden door het Bestuur voortgangsrapportages opgesteld over de realisatie van de in het treasuryjaarplan opgenomen doelstellingen. Ten behoeve van de beheersing van het beschikbaarheidsrisico worden tevens liquiditeitsprognoses opgenomen in de voortgangs- rapportages. De rapportages worden besproken binnen het Bestuur. In de voortgangsrappor- tages worden minimaal de volgende onderwerpen behandeld:
1.1. ontwikkeling van de kaspositie over de rapportageperiode in vergelijking tot de prognose uit de vorige rapportage;
1.2. gebruik van rekening-courant en kasgeldfaciliteit over de rapportageperiode, inclusief de ontwikkeling van de rentestanden over beide faciliteiten;
1.3. gedurende de rapportageperiode verrichte financiële transacties (type, tegenpartij, modali- teiten);
1.4. de ontwikkeling van het percentage kort vreemd vermogen gerelateerd aan de totale omvang van het rentedragend vreemd vermogen gedurende de rapportageperiode;
1.5. de ontwikkeling van de beleggingsportefeuille in totaal alsmede de samenstellende delen gedurende de rapportageperiode. De spreiding over de verschillende waarden wordt tevens aangegeven;
1.6. ontwikkeling van het gemiddeld rentepercentage van de leningenportefeuille gedurende de rapportageperiode;
1.7. renterisicometing op basis van de WSW-methodiek;
1.8. liquiditeitsprognoses;
1.9. alle interne en externe ontwikkelingen die voor het resterende jaar van belang zijn met betrekking tot de liquiditeitspositie en het aantrekken en uitzetten van gelden;
1.10. de toets van de beleggingen per tegenpartij aan de gestelde limieten en geformu- leerde eisen binnen dit Treasurystatuut;
1.11. Het treasurybeleid dat de organisatie voorstaat voor het resterende jaar en de finan- ciële consequenties ervan;
1.12. toetsing uitgevoerde transacties aan het mandaat.
3.13: Jaarverslag
In het jaarverslag wordt op een transparante, complete en inzichtelijke wijze, over het gevoerde beleid verslag gedaan van:
1. het Treasurystatuut: het beleid en de uitvoering ten aanzien van treasuryactiviteiten in relatie tot dit statuut;
2. de beleggingsportefeuille en de leningenportefeuille;
3. de samenstelling en omvang en marktwaarde (ontwikkeling) van de beleggingen;
4. de looptijden van de beleggingen en leningen;
5. de risicobeheersing rond de beleggingen in relatie tot marktwaarde, liquiditeits- en renterisico’s;
6. de interne organisatie rond treasury, procesgang, mandatering, interne controle en verant- woording en betrokkenheid externe accountant en interne toezichthouder.
Hoofdstuk 4: Het sturingsmodel m.b.t. treasury
De Vereniging neemt in de meerjarenbegroting / treasury-jaarplan tevens voor ten minste vijf jaar volgend op het laatst afgesloten boekjaar, streefwaarden en prestatieindicatoren op, die betrekking hebben op treasury. Deze worden in relatie tot de in die jaren te verwachte financiële situatie en financiële risico’s vastgelegd. In het Reglement Financieel beleid en beheer zijn deze prestatie indicatoren opgenomen.
Hoofdstuk 5: Risicomanagement
De belangrijkste risico's die betrekking hebben op alle treasury activiteiten zijn:
− het renterisico;
− het beschikbaarheidsrisico;
− het liquiditeitsrisico;
− het tegenpartijrisico.
5.1: Het renterisico
1. Dit is het risico dat de toekomstige operationele kasstromen van de Vereniging negatief worden beïnvloed door wijzigingen in de rentestanden.
2. Onder renterisico wordt verstaan de optelsom van:
2.1. de schuldrestanten van de langlopende leningen die (deels) worden geherfinancierd in het betreffende jaar;
2.2. de schuldrestanten van leningen op moment van renteconversies en spreadherzieningen;
2.3. leningen met een variabele rente;
2.4. kort geld (zie onderdeel Liquiditeitenbeheer - instrumenten).
3. Alleen de bestaande renterisico-positie is onderwerp van het renterisicobeheer.
Doelstelling
Doel is het renterisico in de tijd te spreiden zodat de Vereniging een hoge mate van zekerheid krijgt over de toekomstige rentekosten. Daarnaast, gegeven de mogelijkheid in beperkte mate een renterisico te lopen, de rentekosten te minimaliseren voor de langere termijn.
Limieten
Voor het renterisicobeheer gelden de volgende limieten:
1. voor het bepalen van het jaarlijks renterisico wordt aangesloten bij de visie van het WSW;
2. het afgesproken rentetarief mag niet het (maandelijks door het WSW gepubliceerde) rente- plafond overschrijden.
5.2: Het beschikbaarheidsrisico
1. Het beschikbaarheidsrisico bestaat uit de behoefte aan nieuwe (her)financiering voor de komende twaalf maanden minus de mate waarin op dit moment met zekerheid in deze behoefte kan worden voorzien.
2. Het beschikbaarheidsrisico is afhankelijk van:
2.1. de algemene economische situatie, en meer specifiek de woningmarkt, inclusief het aanbod van financieringsmiddelen;
2.2. het risicoprofiel van de Vereniging.
Doelstelling
Doel is in hoge mate in de financieringsbehoefte voor de komende zes maanden te voorzien.
Limieten
In het algemeen zal de Vereniging alleen geborgde lange termijn financiering kunnen aantrekken indien het WSW een borgingsplafond toekent en Vereniging dit gestelde maximum niet overschrijdt. Om ongeborgde financiering te kunnen aantrekken is voldoende onderpand noodzakelijk, dat door WSW moet zijn vrijgegeven.
De hoogte van het borgingsplafond dient voldoende te zijn om aan de financieringsbehoefte in een jaar te voldoen.
Instrumenten
1. Voor het beheren van het beschikbaarheidsrisico heeft de Vereniging de volgende instrumenten tot haar beschikking:
1.1. beleid t.a.v. hoe om te gaan met relaties met financiers;
1.2. beleid t.a.v. hoe om te gaan met het aantal financiers;
1.3. beleid t.a.v welke eisen te stellen aan de kwaliteit van de financiers;
1.4. beleid t.a.v. in welke mate een samenloop van vervaldata van lopende leningen wordt toegestaan (zie onderdeel Financiering en Liquiditeitenbeheer).
2. De financieringsbehoefte wordt op basis van een geactualiseerde liquiditeitsplanning ingeschat.
3. In het treasury jaarplan zal worden vastgelegd in welke mate de financieringsbehoefte zal worden afgedekt. Bij een verwachte significante verslechtering van het risicoprofiel zal de toekomstige financieringsbehoefte idealiter voortijdig worden gefinancierd.
5.3: Het liquiditeitsrisico
Het liquiditeitsrisico betreft het risico dat de Vereniging of haar verbonden ondernemingen op enig moment niet aan de direct opeisbare financiële verplichtingen kan voldoen.
Doelstelling
Doelstelling van de Vereniging is het zorgdragen voor een effectieve en efficiënte financiering van alle voorgenomen activiteiten. Concreet betekent dit dat er voldoende borgingsplafond bij het WSW voor de investeringen in sociale woningbouw beschikbaar is, dat tijdig ongeborgde (her-)financiering beschikbaar is en voor de korte termijn ruimte in beschikbare kredietlijnen bij banken.
Limieten
Een rekening-courant faciliteit kan worden aangegaan van maximaal € 0,5 miljoen.
Instrumenten
1. De Vereniging zorgt voor een kwalitatief goede en periodiek geactualiseerde liquiditeitsprognose en -planning, inclusief scenario-analyse.
2. Bij de tot standkoming van het treasury-jaarplan levert de penningmeester een actieve bijdrage aan de kaderzetting, het opstellen en de beoordeling daarvan. Op basis daarvan kan beoordeeld worden of zowel voor het eerstkomende jaar als over een periode van 10 jaar voldoende liquiditeiten / financieringsruimte beschikbaar is.
5.4: Het tegenpartijrisico
Bij het aangaan van financiële transacties loopt de Vereniging een kredietrisico. Het kan zijn dat de tegenpartij niet aan haar financiële verplichtingen kan voldoen. In dat geval lijdt de Vereniging mogelijk een verlies. Doelstelling is mogelijke verliezen voortkomend uit een gelopen kredietrisico te minimaliseren.
Limieten
1. Teneinde mogelijke verliezen te voorkomen streeft de Vereniging er naar financiële (trans)acties aan te gaan met financieel solide tegenpartijen met zo hoog mogelijke lange termijn credit rating. Deze lange termijn credit rating van de betreffende tegenpartij zal minimaal "single A" (of vergelijkbaar) dienen te zijn (Standard & Poor’s: "A", Fitch: "A" en Moody’s "A2"), afgegeven door tenminste twee van de drie rating bureaus.
2. Daarnaast zal de uitstaande (netto) vordering per tegenpartij op enig moment niet meer dan
€ 25 miljoen mogen bedragen. De vordering is de som van de saldi op de bankrekeningen en uitstaande uitzettingen (call geld en/of deposito's).
Instrumenten
Er bestaat voor de Vereniging een aantal mogelijkheden om het tegenpartij risico te reduceren. Deze zijn:
1. de keuze van tegenpartijen;
2. de spreiding over tegenpartijen;
3. het verkrijgen van onderpand. Indien de totale uitstaande vordering de gestelde limiet dreigt te overschrijden dan kan de Vereniging aan de tegenpartij onderpand vragen. Indien de tegenpartij hiertoe niet genegen is, of de gestelde condities zijn niet acceptabel, dan dient de positie door de Vereniging afgebouwd te worden.
4. Het aangaan van een netting agreement om het kredietrisico te beperken.
Hoofdstuk 6: Treasury activiteiten
6.1: Uitgangspunten financiering
1. Bepalingen opgenomen in paragraaf 2.1 algemene uitgangspunten.
2. Het streven naar flexibiliteit in de leningenportefeuille zodat de omvang van de financiering snel aangepast kan worden aan een veranderde financieringsbehoefte.
3. Er wordt gestreefd naar spreiding over de diverse geldgevers.
6.2: Financiering met WSW Borging
1. Ten behoeve van de DAEB-tak wordt in principe de financiering met borging van het WSW aangetrokken. Afwijkingen van dit uitgangspunt dient goed gemotiveerd te worden voorgelegd aan het Bestuur ter besluitvorming.
2. De randvoorwaarden t.a.v. geborgde financiering zijn:
2.1. er worden geen middelen aangetrokken voor een langere periode dan op grond van de (meerjaren-)begroting / prognoses en op basis van het beleid van Vereniging noodzakelijk is;
2.2. financiering wordt aangetrokken op basis van een geprognosticeerde financieringsbehoefte. Voor geborgde financieringen geldt een uiterste stortingsdatum van 6 maanden (WSW- richtlijn) na afsluiten overeenkomst;
2.3. leningen waarin zogenaamde embedded options zijn verwerkt, zijn niet toegestaan;
2.4. voor het aantrekken van nieuwe financiering dient de gemeentelijke achtervang op voor- hand geregeld te zijn conform WSW reglement.
6.3: Financiering zonder WSW borging
1. In dit hoofdstuk zijn de contouren vastgelegd waarbinnen besluiten genomen worden over het aantrekken van ongeborgde leningen voor niet-borgbare projecten door de corporatie. Omdat alle projecten uniek zijn, wordt hier de randvoorwaarden op hoofdlijnen weergegeven:
1.1. Bij financiering van niet-DAEB projecten is sprake van (onderdelen) van de markttoets conform de Woningwet en BTIV.
1.2. Er zal conform de wettelijke procedure gehandeld dienen te worden: 1.2.1.aanvragen externe offertes
1.2.2.WSW-toets 1.2.3.rendementseisen etc.
1.3. Het daadwerkelijk aangaan van financieringsverplichtingen kan pas plaats vinden na toe- stemming van de Aw om het niet-DAEB project te gaan uitvoeren.
1.4. Financierbaarheid (intern danwel extern) van een niet borgbaar project is een voorwaarde voor de voortgang van het project.
Uitgangspunten niet-borgbare financiering
1. De Vereniging komt zowel voor als na aantrekking van de ongeborgde lening voor reguliere borging door WSW in aanmerking.
2. De ongeborgde lening past binnen het financieringsbeleid van de Vereniging op totaalniveau (bedrijfsfinanciering).
3. Er is specifiek aandacht voor het herfinancieringsrisico en het renterisico van de totale onge- borgde leningenportefeuille (inclusief de nieuw aan te trekken ongeborgde lening).
4. Het project waarvoor borging wordt aangetrokken past binnen de portefeuillestrategie van de Vereniging.
5. Verplichtingen (van enige omvang) ten aanzien van niet-DAEB activiteiten kunnen pas aangegaan worden nadat gecommitteerde financiering binnen criteria van het investeringsstatuut geregeld is.
6. Voordat de lening wordt aangetrokken heeft het WSW daarvoor toestemming verleend inclusief toestemming van het WSW t.a.v. vrijgave van onderpand (indien aan de orde).
7. Rentescenario’s: ieder project wordt doorgerekend op basis van rentescenario’s.
8. Rentemanagement: afhankelijk van de omvang en de duur van het project wordt een rente management plan opgesteld. In dat plan zal o.a. aandacht worden gegeven aan de renterisicobeheersing, de flexibiliteit in de financiering en de kasstromen van het project.
9. Het tegenpartijrisico wordt beperkt door geen leningsovereenkomsten te sluiten waarin is opgenomen dat leningen terstond opeisbaar zijn indien de leningverstrekker in surseance van betaling verkeert, of andere clausules met een dergelijke strekking.
10. Nieuwe financiële producten worden voor het afsluiten getoetst of ze voldoen aan de wet- en regelgeving en zo nodig voorgelegd aan het WSW, de Aw en de accountant (i.v.m. verslagleg- gingsvereisten).
Zekerheden
1. Het Bestuur besluit over het geven van (aanvullende) garanties en / of zekerheden.
2. Voor het verstrekken van zekerheden aan derden is toestemming van het WSW vereist.
3. Zekerheden (b.v. hypothecaire zekerheid) voor de financiering van een nieuw project worden in eerste instantie gegeven op basis van de waarde van dat project.
4. Alle zekerheden die de Vereniging verstrekt worden nauwkeurig omschreven en zijn altijd begrensd in omvang en looptijd.
5. De te verstrekken zekerheden worden integraal opgenomen in het financieringsadvies.
6. Externe kaders worden in acht genomen.
Besluitvorming
1. De overwegingen die tot het besluit hebben geleid worden geprotocolleerd.
2. Dit advies vormt onderdeel van de formele besluitvorming van het doorgaan van het project.
3. Na een goedkeurend besluit door het Bestuur en de RvC, is de penningmeester verantwoordelijk voor de contracten met financiers en voor het aantrekken van de financiering voor het project.
6.4: Financiële derivaten
Conform het reglement financieel beleid en beheer sluit de Vereniging geen financiële derivatencontracten af.
6.5: Beleggingen
Beleggingsbeleid
Beleggingen zijn geen kernactiviteit van de corporatie. Dit wordt door de Vereniging vormgegeven door:
1. het aantrekken en afstoten van beleggingen is uitsluitend gericht op het beperken van risico’s van het financiële beleid en beheer en op het borgen van de financiële continuïteit;
2. uitsluitend risicomijdend te beleggen.
Eisen aan beleggingen
1. De looptijd van een belegging dient in verhouding te staan tot de periode waarin de belegde middelen feitelijk niet benodigd zijn om aan de lopende financiële verplichtingen te kunnen voldoen, zoals blijkend uit een actuele kasstroomprognose.
2. De bestaande beleggingsportefeuille wordt periodiek geanalyseerd of deze voldoet aan het reglement financieel beleid en beheer. Indien een belegging niet voldoet dan stelt het Bestuur een plan van aanpak op, en legt deze voor aan de Aw. Het uitgangspunt bij dit plan is de desbetreffende belegging in zo spoedig mogelijk haalbaar te achten termijn wordt afgebouwd, rekening houdend met bedrijfseconomische uitgangspunten.
Vanuit het Wettelijke kader, weergegeven in het reglement financieel beleid en beheer:
De Vereniging hanteert t.a.v. beleggingen de volgende bepalingen (in lijn met het reglement financieel beleid en beheer):
1. de Vereniging hanteert geen rentevisie voor beleggingen;
2. het aantrekken en afstoten van beleggingen geschiedt uitsluitend om de risico's van het financiële beleid en beheer te beperken;
3. de Vereniging streeft er naar om een saldo liquide middelen van maximaal 10% van de huuropbrengst aan te houden. In onderstaande tabel zijn de mogelijke soorten beleggingen, omvang en looptijd daarvan opgenomen.
Mogelijke soorten beleggingen | Mogelijke omvang |
Rekening-courant | € 0,5 miljoen |
Spaarrekening | € 2,5 miljoen |
(Termijn)deposito | € 1,0 miljoen |
4. alleen tijdelijk overtollige middelen komen in aanmerking om te beleggen;
5. de Vereniging doet slechts beleggingen bij financiële ondernemingen die zijn gevestigd in een lidstaat met een AA-rating (door tenminste twee van de drie ratingburo's);
6. de Vereniging doet slechts beleggingen bij financiële ondernemingen, die voor zichzelf en voor de door hen uitgegeven waardepapieren beschikken over minimaal een A-rating (door tenminste twee van de drie ratingburo's);
7. de Vereniging doet slechts beleggingen met een hoofdsomgarantie op de einddatum;
8. de Vereniging doet slechts beleggingen in euro’s;
9. de Vereniging en de verbonden ondernemingen doen geen beleggingen in aandelen en achtergesteld papier;
10. de Vereniging doet geen beleggingen met een looptijd > 5 jaar;
11. de middelen die zijn gemoeid met de beleggingen, gedurende de looptijd van de belegging, zijn niet nodig om te voldoen aan lopende financiële verplichtingen (zoals blijkend uit de kasstroomprognose);
12. de beleggingen worden zoveel mogelijk aangehouden tot de bij aanvang van de belegging vastgestelde looptijd;
13. de Vereniging gaat geen beleggingsovereenkomsten met toezichtbelemmerende clausules aan.
6.6: Liquiditeitenbeheer
De definitie van liquiditeitenbeheer is het beheer van saldi in rekening courant en de portefeuille geldmarkttransacties met een looptijd van maximaal 2 jaar.
Uitgangspunten
De uitgangspunten t.a.v. liquiditeitenbeheer zijn:
1. de liquiditeitspositie dient te allen tijde te waarborgen dat verplichtingen tijdig kunnen worden nagekomen.
2. optimaliseren van het rendement op beschikbare liquide middelen tegen zo min mogelijke kosten. Hierbij wordt als voorwaarde gesteld dat deze liquide middelen op elk moment tijdig en tegen lage kosten verkrijgbaar zijn. Ontwikkelingen in de kaspositie worden periodiek vergeleken met de prognose.
3. Kortgeldfinanciering (waaronder rekening-courant) dient altijd onder de grens zoals gesteld door het WSW te blijven.
Doelstelling
De doelstelling van liquiditeitenbeheer is dat de corporatie te allen tijde moet kunnen voldoen aan de lopende betalingsverplichtingen.
Eisen ten aanzien van liquiditeitenbeheer:
De eisen ten aanzien van liquiditeitsbeheer zijn:
1. het zorgdragen voor een effectief, veilig en efficiënt betalingsverkeer;
2. betaalrekeningen worden aangehouden bij een daartoe aangewezen huisbank. Deze heeft haar hoofdkantoor in de Euro-zone en is voorzien van een A-rating afgegeven door ten minste twee van de drie ratingbureaus Moody’s, Standard and Poor’s en Fitch. Bij de selectie van een huisbank wordt vooraf vastgelegd op basis van welke criteria de selectie gemaakt wordt;
3. waar mogelijk worden door interne financiering de externe rentelasten geminimaliseerd. Alle rekeningen worden zo veel mogelijk opgenomen in een saldo-en compensatieregeling;
4. geldmarkttransacties moeten tot doel hebben het korte termijn resultaat over liquiditeits- overschotten en –tekorten te verbeteren (maximalisatie van de renteopbrengst, minimalisatie van de rentekosten);
5. geldmarkttransacties dienen een zichtbare meeropbrengst te hebben in relatie tot de daarmee gemoeide werkzaamheden;
6. geldmarkttransacties (U/g) mogen een maximale looptijd van 2 jaar hebben.