VERKLARING INZAKE DE BELEGGINGSBEGINSELEN (1 januari 2022) VAN DE STICHTING PENSIOENFONDS DELTA LLOYD
VERKLARING INZAKE DE BELEGGINGSBEGINSELEN (1 januari 2022) VAN DE STICHTING PENSIOENFONDS DELTA LLOYD
1. Inleiding
In de Pensioenwet (artikel 145) is opgenomen dat een pensioenfonds een verklaring inzake beleggingsbeginselen opstelt. Deze verklaring is tevens als bijlage opgenomen in de ABTN.
De verklaring inzake de beleggingsbeginselen geeft beknopt de uitgangspunten weer van het beleggingsbeleid van de Stichting Pensioenfonds Delta Lloyd (hierna: ‘het pensioenfonds’). Deze uitgangspunten zijn door het bestuur vastgesteld.
Deze verklaring maakt onderdeel uit van de Prudent Person regel, waaraan ieder pensioenfonds moet voldoen.
De verklaring inzake beleggingsbeginselen wordt om de drie jaren en voorts onverwijld na iedere belangrijke wijziging van het beleggingsbeleid herzien.
2. Doelstelling
De doelstelling van het beleggingsbeleid is de toevertrouwde middelen zo goed mogelijk te beleggen. Dat doet het pensioenfonds door een lange termijnvisie te ontwikkelen. Hierin spelen de doelstelling van het pensioenfonds, het risicomanagement, deskundigheid, diversificatie en maatschappelijk verantwoord beleggen een belangrijke rol.
Het Pensioenfonds heeft ten doel het verlenen van pensioenaanspraken alsmede het uitkeren van pensioen, aan deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en hun nabestaanden, een en ander volgens de regels zoals nader in het pensioenreglement omschreven (statutaire omschrijving).
Daarnaast wil het pensioenfonds een waardevast pensioen realiseren voor haar (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden. Dit betekent dat het pensioenfonds streeft naar een jaarlijkse toeslagverlening voor (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden op basis van prijsinflatie. Het beleggingsbeleid ondersteunt deze doelstelling.
Het pensioenfonds hanteert een prudent beleggingsbeleid om haar doelstellingen te realiseren, binnen de financieringsmogelijkheden. Hierbij ligt er een nadruk op het beheersen van financiële risico’s, met name het renterisico. Het beleggingsbeleid ligt in lijn met de beleggingsbeliefs en risicohouding van het pensioenfonds en voldoet aan de “prudent person regel”.
3. Organisatie
3.1 Het pensioenfonds
Stichting Pensioenfonds Delta Lloyd (hierna genoemd: het Pensioenfonds of DLPF) is een ondernemingspensioenfonds, die in 1970 is opgericht. Het pensioenfonds voert de pensioenregeling uit ten behoeve van medewerkers die tot 1 oktober 2019 in dienst zijn getreden of in dienst waren bij Delta Lloyd Services B.V. Vanaf 1 januari 2020 vindt er geen opbouw meer plaats binnen het Pensioenfonds.
Het pensioenfonds belegt en beheert het pensioenvermogen in het belang van de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden van het pensioenfonds. Bij de uitvoering van deze taken houdt het pensioenfonds rekening met de belangen van alle belanghebbenden bij het pensioenfonds.
3.2 Rollen en verantwoordelijkheden
Bestuur
Het bestuur van het pensioenfonds is paritair samengesteld en is onder andere verantwoordelijk voor het beleggingsbeleid en de organisatie van het beleggingsproces. Hieronder wordt onder meer verstaan:
- vaststellen van de beleggingsbeginselen en het initiëren van een SAA-studie (jaarlijks) en ALM-studie (om de drie jaar);
- vaststellen van het beleggingsbeleid en beleggingsplan;
- vaststellen van het risicobudget
- de strategische allocatie en bijbehorend bandbreedtes;
- invulling van de beleggingsrichtlijnen (mandaten);
- keuze voor de (integrale) vermogensbeheerder(s) en vaststellen dat de beleggingsrichtlijnen worden nageleefd;
- vaststellen van de investmentcases;
- beoordelen van de financiële risico’s van het pensioenfonds;
- evaluatie van de beleggingsmanagers, fiduciair vermogensbeheerder, Custdodian en externe beleggingsadviseur;
- het bewaken van het beleggingsproces en het beleggingsbeleid.
De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de betrokkenen in het beleggingsproces zijn helder gescheiden. Dit is vastgelegd in een RACI-overzicht. Het pensioenfonds heeft een beleggingsadviescommissie ingesteld.
Beleggingsadviescommissie
Het beleggingsbeleid wordt voorbereid door de beleggingsadviescommissie. Deze heeft een adviserende rol ten behoeve van het bestuur. De beleggingsadviescommissie bestaat uit twee bestuursleden. De beleggingsadviescommissie wordt ondersteund door de manager van het pensioenfonds en vertegenwoordigers van de fiduciair vermogensbeheerder. Daarnaast wordt de beleggingsadviescommissie bijgestaan door een externe beleggingsadviseur. Het pensioenfonds kent ook een externe (financiële) risicomanager. Deze is bij de vergaderingen aanwezig en geeft een opinie over de voorstellen van de beleggingsadviescommissie.
De verantwoordelijkheid van de beleggingsadviescommissie is het bestuur te adviseren over beleggingsaangelegenheden in brede zin. Dit betreft zowel advies over het algemene beleggingsbeleid als over meer specifieke zaken, waaronder het gebruik van derivaten en de afweging tussen actief en passief beleggen.
De beleggingsadviescommissie heeft de volgende taken:
- het bestuur adviseren over het beleggingsbeleid en wijzigingen in beleggingsrichtlijnen en het mandaat;
- het bestuur adviseren over het bereiken dan wel behouden van een optimale balans tussen risico en rendement om de pensioenverplichtingen na te komen en de toeslagambitie te kunnen realiseren;
- het monitoren van de activiteiten van de vermogensbeheerder op de uitvoering van de beleggingsrichtlijnen en performance van de beleggingen. De prestaties van de vermogensbeheerder worden beoordeeld op de vooraf uitgesproken verwachtingen en de verschillen met de afgesproken benchmarks;
- beoordelen ISAE-rapportages m.b.t. vermogensbeheer;
- voorbereiden beoordelen van SAA- en ALM-studies;
- voorbereiden investmentcases;
- voorbereiden besluiten over selectie vermogensbeheerders (mandaten en beleggingsfondsen);
- voorbereiden van de beleggingsrichtlijnen;
- voorbereiden evaluatie fiduciair vermogensbeheerder en de custodian:
- besluiten over operationele activiteiten en processen zoals:
o stemmen binnen het stembeleid,
o het maken van fee afspraken, binnen het procuratiebeleid,
o nacalculatie fees op basis van de gemaakte afspraken,
o monitoring van de beleggingsrendementen, beleggingsrisico’s en operationele risico’s
o controleplan compliance,
o herbalancering binnen het afgesproken beleggingsbeleid.
Bestuursbureau
Het bestuursbureau zorgt voor de beleidsvoorbereiding, coördinatie, het maken van analyses en faciliteert het gehele beleggingsproces. Ook draagt het bestuursbureau zorg voor de monitoring en evaluatie van de beleggingsmandaten.
Risicomanagement
De beleggingsrisico’s en de hiermee gemoeide operationele en IT-risico’s worden gemonitord door een externe financiële risicomanager, die onderdeel is van de risicocommissie De risicomanager geeft een opinie over de risico’s met betrekking tot nieuwe beleidsvoorstellen en voert periodiek overleg met de vermogensbeheerder (via de BAC of zelfstandig).
De risicocommissie zorgt voor het onderhouden van het financieel risico raamwerk, stelt een risico jaarplan op m.b.t. de financiële risico’s en operationele/IT-risico’s, beoordeelt de jaarlijkse risicoanalyse en monitort de risico’s, De financieel risicomanager houdt nauw contact met de niet financieel- en actuarieel riskmanager, die onderdeel is van het managementteam en rapporteert aan de sleutelfunctiehouder risk.
Uitvoeringsorganisatie
De uitvoering van het integrale vermogensbeheer is uitbesteed aan een fiduciair vermogensbeheerder (NNIP) op basis van een beheerovereenkomst, een SLA en de beleggingsrichtlijnen (beleggingsmandaat).
De beleggingsadviescommissie toetst of de vermogensbeheerder zich houdt aan de overeengekomen afspraken. De beleggingsadviescommissie laat zich ondersteunen door het bestuursbureau en de beleggingsadviseur. De financieel risicomanager beoordeelt de voorstellen van de beleggingsadviescommissie.
De vermogensbeheerder voorziet het pensioenfonds van advies op het gebied van de beleggingen en is verantwoordelijk voor de inrichting en het beheer van de gehele portefeuille conform het vermogensbeheer model zoals hierna is opgenomen:
CACEIS is de custodian van het pensioenfonds en verzorgt de tevens de geconsolideerde administratie, de performance meting en rapportage over de beleggingsportefeuille (waaronder de compliance monitoring) en risico’s (riskmonitor). Het Pensioenfonds heeft hiervoor een beheerovereenkomst en SLA met CACEIS afgesloten. De SLA is mede ondertekend door de vermogensbeheerder, waarmee onder meer de door het Pensioenfonds gewenste reconciliatie tussen beide partijen is geregeld.
1.3 Deskundigheid medewerkers en bestuur
Het pensioenfonds zorgt ervoor dat zij in alle fasen van het beleggingsproces beschikt over de deskundigheid om:
- een adequaat beleggingsbeleid vast te stellen om een optimaal beleggingsresultaat te bereiken;
- om de uitvoering van het vermogensbeheer te beoordelen;
- de beleggingsrisico’s te kunnen beheersen.
Naast de deskundigheid die het bestuur heeft is aan de beleggingsadviescommissie een onafhankelijke externe beleggingsadviseur toegevoegd. Hiermee wordt beoogd dat het pensioenfonds over voldoende countervailing power beschikt ten opzichte van de fiduciair vermogensbeheerder. Voor de bestuursleden en deelnemers aan commissies zijn functieprofielen vastgelegd die in lijn zijn met de guidance van DNB met betrekking tot de verwachte beleggingskennis voor bestuurders.
3.4 Scheiding van belangen
Het pensioenfonds treft maatregelen om te voorkomen dat bij zijn medewerkers of bij het bestuur sprake is van belangenverstrengeling of tegenstrijdige belangen. De medewerkers en bestuurders van het pensioenfonds zijn gebonden aan de door het pensioenfonds opgestelde gedragscode.
Jaarlijks wordt aan medewerkers en bestuurders gevraagd dat zij de Gedragscode hebben nageleefd.
4. Strategisch beleggingsbeleid en Algemene uitgangspunten beleggingsbeginselen (beleggingsbeliefs)
4.1 Algemeen
Het Pensioenfonds voert een beleggingsbeleid dat past bij de pensioenambitie, waarin duurzaamheid verankerd is. Het beleggingsbeleid is daarbij begrijpelijk en beheersbaar. Het pensioenfonds belegt de toevertrouwde middelen om in de toekomst aan haar (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden pensioenuitkeringen te kunnen verstrekken.
Het strategisch beleggingsbeleid ligt in beginsel voor een periode van 3 jaar vast. In het strategisch beleggingsbeleid spelen de doelstelling van het pensioenfonds, de risicohouding, beleggingsbeliefs, deskundigheid, diversificatie en maatschappelijk verantwoord beleggen een belangrijke rol.
Het pensioenfonds beoordeelt elke belegging op grond van risico- en rendementsoverweging in relatie tot de verplichtingenstructuur en in lijn met haar doelstellingen en risicohouding. Het pensioenfonds belegt vanuit de ‘prudent person’ gedachte die ook in de wet is vastgelegd.
De ‘prudent person’ gedachte betekent:
• dat het vermogen wordt belegd in het belang van alle (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden;
• dat het vermogen zo wordt belegd dat de kwaliteit, de liquiditeit en het rendement van de totale portefeuille voldoende wordt gewaarborgd;
• het vermogensbeheer wordt op deskundige en zorgvuldige wijze uitgevoerd;
• de belegde middelen worden op voldoende wijze gediversifieerd (gespreid).
Daarbij moeten de beleggingen voldoen aan kwalitatieve beginselen die in de beleggingsbeliefs zijn opgesomd.
4.2 Risicohouding
De risicohouding van het Pensioenfonds is de mate waarin het pensioenfonds bereid is beleggingsrisico’s te lopen om de doelstellingen van het pensioenfonds te realiseren, en de mate waarin het beleggingsrisico’s kan lopen, gegeven de kenmerken van het pensioenfonds. De risicohouding is de basis voor invulling van onder meer het strategisch beleggingsbeleid. De risicohouding wordt jaarlijks getoetst door het uitvoeren van een haalbaarheidstoets.
De risicohouding van het pensioenfonds bestaat uit drie onderdelen:
1. kwalitatieve omschrijving van de risicohouding;
2. kwantitatieve omschrijving van de korte termijn risicohouding;
3. kwantitatieve omschrijving van de lange termijn risicohouding.
Ad. 1. kwalitatieve omschrijving van de risicohouding
De kwalitatieve omschrijving van de risicohouding is vastgelegd in de zogenaamde ‘policy beliefs’. In de policy beliefs is de gewenste ambitie, mate van zekerheid en gewenste solidariteit vastgelegd. De beleggingsbeliefs (4.3.) zijn een verdere uitwerking van de ‘policy beliefs’ met betrekking tot het vermogensbeheer.
Ad. 2. kwantitatieve omschrijving van de korte termijn risicohouding
De kwantitatieve omschrijving van de korte termijn risicohouding komt tot uitdrukking in de bandbreedte van het vereiste eigen vermogen (VEV) die het Pensioenfonds nastreeft.
Het VEV kan in de tijd variëren. De VEV is afhankelijk van het beleggingsbeleid. Het Pensioenfonds heeft de bandbreedte waarmee deze VEV mag bewegen vastgesteld op 9% – 17%.
Ad. 3. kwantitatieve omschrijving van de lange termijn risicohouding
De kwantitatieve risicohouding op langere termijn komt tot uitdrukking in het minimaal (ondergrens) acceptabel pensioenresultaat (mediaan) vanuit:
1. De financiële positie waarbij exact voldaan wordt aan het VEV
2. De feitelijke financiële positie, en
3. De maximale acceptabele afwijking van een slechtweerscenario (scenario’s in het 5% percentiel), waarbij de maximale afwijking ten opzichte het pensioenresultaat (mediaan) vanuit de feitelijke financiële positie is vastgesteld.
Het pensioenfonds heeft de ondergrenzen als volgt vastgesteld:
Ondergrens voor het verwachte pensioenresultaat vanuit de VEV | 86% |
De ondergrens voor het verwachte pensioenresultaat vanuit de feitelijke financiële positie | 92% |
De maximale spreiding van het slechtweerscenario en het pensioenresultaat vanuit de financiële positie | 15% |
Er is een aanvangshaalbaarheidstoets uitgevoerd en jaarlijks wordt een haalbaarheidstoets uitgevoerd om te toetsen of het beleid voldoet aan de vastgestelde ondergrenzen. De uitkomsten voldoen ruimschoots aan de door het bestuur en sociale partners vastgestelde ondergrenzen.
4.3 Beleggingsbeliefs
Het pensioenfonds hanteert voor de beleggingen de volgende uitgangspunten:
• Het pensioenfonds belegt volgens een Liability Driven Approach. Dit betekent dat de verplichtingen op marktwaarde leidend zijn voor de wijze waarop wordt belegd. Om deze reden is de beleggingsportefeuille gesplitst in een matchingportefeuille en een rendementsportefeuille.
• De inrichting van de matchingsportefeuille is primair gebaseerd op het verkleinen van de kans op verlagen van pensioenaanspraken. Het pensioenfonds dekt renterisico’s grotendeels af, omdat renteontwikkeling over het algemeen moeilijk te voorspellen is en rentewijzigingen een grote impact kunnen hebben op de financiële positie van het pensioenfonds. Hiervoor worden in beginsel vastrentende waarden gebruikt. Daarnaast kan het fonds derivaten gebruiken om efficiënter en/of effectiever het risico af te dekken.
• Het pensioenfonds moet om haar doelstellingen te realiseren een beleggingsresultaat behalen dat boven de risicovrije rente ligt en dat kan alleen door het nemen van risico’s. Een hoger rendement is enerzijds nodig omdat bij het vaststellen van de verplichtingen voor de dekkingsgraad wordt gewerkt met de UFR en anderzijds om de toeslagambitie van het fonds te kunnen realiseren. Voor deze risico’s hanteert het pensioenfonds een risicobudget.
• Het pensioenfonds heeft de overtuiging dat de meer risicovolle beleggingen in de rendementsportefeuille (aandelen, vastgoed, etc.) in beginsel een hoger rendement opleveren dan de vastrentende waarden in de matchingportefeuille. De rendementsportefeuille heeft een minimale en maximale omvang om voldoende herstel vermogen te hebben respectievelijk de risico's te beperken als er ruim voldoende middelen aanwezig zijn om de toekomstige indexatie ambitie in te vullen.
• Met het nemen van risico in de beleggingsportefeuilles moet een risicopremie verdiend kunnen worden. In elke beleggingscategorie in de beleggingsportefeuille wordt de afweging gemaakt of tegenover het risico volgens verwachting een adequate vergoeding staat.
• Het risico van de beleggingsportefeuilles kan gereduceerd worden door te diversifiëren over verschillende beleggingscategorieën en over verschillende landen/regio's.
• Het pensioenfonds vindt dat passief beleggen beter past als er sprake is van efficiënte markten en actief beleggen als er sprake is van minder efficiënte markten. De kosten en het extra risico moeten opwegen tegen het verwachte extra rendement. Voor elke beleggingscategorie wordt de afweging gemaakt of actief beheer naar verwachting additioneel rendement oplevert, rekening houdend met risico en kosten.
• Het valutarisico wordt in de matchingsportefeuille in principe afgedekt, omdat de exposure naar valuta niet past bij het matchen van verplichtingen in euro's. Hoewel er in beginsel geen risicopremie op valuta wordt verdiend, wordt in de rendementsportefeuille het valutarisico niet afgedekt. De valuta exposure heeft een diversifiërende werking met aandelen exposure en andere risico’s in deze portefeuille. Daarnaast zijn aan het afdekken van het valutarisico kosten verbonden.
• Er wordt alleen belegd in beleggingscategorieën en –instrumenten die transparant en begrijpelijk zijn, en waarvoor rapportage en risicomanagement adequaat zijn ingeregeld.
• De keuze van het strategisch beleggingsbeleid is een belangrijke beslissing in het beleggingsproces. Er zal dus in principe niet afgeweken worden van het strategische beleggingsbeleid, tenzij er zich omstandigheden voordoen die het noodzaken af te wijken van dit beleid. Hiertoe kan alleen onderbouwd besloten worden door het bestuur.
• Gezien de lange termijn verplichtingen is het niet noodzakelijk om de beleggingsportefeuilles volledig liquide te hebben, maar zal het pensioenfonds om meer rendement te generen deels illiquide beleggingen in de beleggingsportefeuille opnemen.
• Het fonds heeft een intrinsieke motivatie en de overtuiging dat het past bij de maatschappelijke rol van het fonds om daar waar mogelijk invulling te geven aan maatschappelijk verantwoord beleggen. Het fonds beschouwt de verantwoordelijkheid voor het realiseren van een goed pensioen voor de deelnemers breder dan alleen in financiële termen. Daarmee wordt ook aangesloten bij maatschappelijke ontwikkelingen. Het MVB-beleid kan leiden tot maatschappelijk rendement, zonder daarbij de doelstelling van het financiële rendement uit het oog te verliezen. Het fonds neemt de wettelijke eisen als startpunt voor het beleid, maar zet daarbovenop extra stappen, op basis van eigen overtuigingen, ambities en doelstellingen.
• Het pensioenfonds kan gezien haar omvang het vermogensbeheer niet efficiënt zelfstandig uitvoeren. Daarom wordt vermogensbeheer uitbesteed, waarbij het bestuur verantwoordelijk blijft.
• Het pensioenfonds vindt verantwoording over het gevoerde beleggingsbeleid belangrijk. Uit de notulen en rapportages moet blijken welke keuzes zijn gemaakt, waarom deze zijn gemaakt en wat hiervan het resultaat is. In het jaarverslag geeft het pensioenfonds verantwoording af over het gevoerde beleggingsbeleid.
5. Uitvoering
5.1 Uitbesteding
Het Pensioenfonds heeft het fiduciair vermogensbeheer uitbesteed aan NNIP. Een deel van de portefeuille is ondergebracht bij NNIP. Een ander deel is buiten NNIP ondergebracht bij verschillende managers. De performance van de portefeuille wordt beoordeeld door middel van een maandelijkse beleggingsrapportage en een riskmonitor die op kwartaalbasis wordt opgesteld. Jaarlijks worden alle managers geëvalueerd op basis van onepagers en per kwartaal worden de managers gemonitord op basis van de rapportages van NNIP (Altis). De beleggingsrapportages en riskmonitor worden opgesteld door CACEIS. Daarnaast rapporteren NNIP en CACEIS op kwartaalbasis over de niet-financiële risico’s en krijgt het pensioenfonds van NNIP jaarlijks een ISAE 3402 type 2 rapportage met accountantsverklaring. NNIP rapporteert per kwartaal over de ESG risico’s van de portefeuille. Deze rapportages worden besproken binnen de beleggingsadviescommissie en binnen het bestuur tijdens de reguliere bestuursvergaderingen. De beleggingsadministratie, performancemeeting en beleggingsrapportages zijn uitbesteed aan CACEIS. CACEIS monitort ook of de beleggingen zich binnen de afgesproken grenzen bevinden en rapporteert hierover via de compliancerapportage. Van CACEIS ontvangt het pensioenfonds jaarlijks een ISAE 3402 Type 2 verklaring.
Het (financieel) risicomanagement is uitbesteed aan Probability.
De performance en kwaliteit van de dienstverlening van de fiduciair vermogensbeheerder en van CACEIS zijn vastgelegd in SLA afspraken en worden periodiek getoetst en beoordeeld.
De overeenkomst en de SLA met de fiduciair vermogensbeheerder en Custodian is opgesteld conform het uitbestedingsbeleid.
5.2 Beleggingscyclus
Het beleggingsproces van het pensioenfonds bestaat uit de volgende stappen:
1. Risicohouding en ambitie | De risicohouding in relatie tot de ambities van het fonds geven het bestuur guidance in het te voeren risicobeleid van de beleggingen. |
2. Organisatie, risicobereidheid en beleggingsbeliefs | Het fonds stelt de organisatie, het beleggingsproces en de beleggingsbeliefs vast. Deze beliefs zijn in combinatie met de risicohouding leidend in de dialoog over beleggingen en gelden als toetssteen voor het beleggingsbeleid. |
3. Strategisch kader en risicotolerantiegrenzen | Het pensioenfonds stelt (mede aan de hand van een ALM-studie en SAA studie) de allocatie naar matching en return vast en stelt vast welke tolerantiegrenzen het toestaat. Daarnaast bepaalt het pensioenfonds welke beleggingscategorieën potentieel investeerbaar zijn (en welke niet). Aan de hand van investment cases wordt vastgesteld in welke instrumenten het pensioenfonds wensen te beleggen. Een ALM-studie wordt minimaal één keer per drie jaar uitgevoerd. De laatste ALM-studie is uitgevoerd in 2019 |
4. Beleggingsplan | Het fonds stelt de normportefeuille en de beleggingsrestricties met daarbij de gekozen benchmark vast als invulling van het strategisch kader. |
5. Manager selectie | Het fonds stelt vast welke criteria het wil hanteren bij de manager selectie en evaluatie. |
6. Uitvoering | De beheerder(s) voeren het vermogensbeheer uit. De beleggingsadviescommissie voert de regie op de uitvoering van het beleggingsplan. |
7. Verantwoording | Het pensioenfonds monitort de resultaten op basis van een onafhankelijke rapportage. |
8. Evaluatie en reflectie | Het pensioenfonds evalueert het hele proces en stelt vast of men zich heeft gehouden aan haar eigen beleid en procedures (in de hele uitbestedingsketen). |
5.3 Strategisch beleggingskader
De strategische invulling van het beleggingsbeleid is tweeledig:
Enerzijds om met de vastrentende waarden het renterisico ten opzichte van de verplichtingen te minimaliseren in de zogenoemde matchingportefeuille en anderzijds om met een actief beleggingsbeleid een optimaal beleggingsresultaat te behalen binnen aanvaardbare risicogrenzen in de rendementsportefeuille.
Het strategisch beleggingskader is vastgelegd in het strategisch beleggingsbeleid, beleggingsrichtlijnen (beleggingsmandaat) en beleggingsplan. In het strategisch beleggingsbeleid zijn onder meer de belangrijkste beleggingskeuzes vastgelegd:
• Doelstellingen;
• Organisatie en beleggingsproces;
• Beleggingsbeliefs en risicohouding;
• Strategisch beleid met de asset mix, beleggingsinstrumenten en het beleid met betrekking tot maatschappelijk verantwoord beleggen, waaronder
o De gewenste vermogenssamenstelling naar beleggingscategorieën en beleggingsinstrumenten.
o De bandbreedtes waarin de vermogensbeheerder mag opereren.
o De benchmarks die gelden voor de beoordeling van de beleggingsrendementen.
o Hoe het pensioenfonds omgaat met het afdekken van het aandelen-, rente- en valutarisico.
• Risicobeleid;
• Uitwerking van de Prudent Person regel;
• Monitoring en evaluatie.
Het beleggingsbeleid wordt regelmatig (minimaal één keer in de drie jaar) door middel van een ALM-studie beoordeeld. In een ALM-studie wordt het volgende onderzocht:
• De omvang van het balansrisico (VEV/ risicobudget), mogelijk afhankelijk van de dekkingsgraad.
• De allocatie naar matching en de allocatie naar return, waarbij de invulling van de matching en de invulling van de return portefeuille gelijk wordt gehouden aan de huidige invulling.
• De mate van rente- (en inflatie) afdekking, mogelijk afhankelijk van de rentestand en dekkingsgraad.
• De mate van valuta-afdekking.
De SAA-studie begint waar de ALM-studie eindigt. De SAA-studie onderzoekt de allocatie binnen de rendements- en matchingportefeuille. De SAA-studie wordt jaarlijks uitgevoerd.
De beleggingsportefeuille is gesplitst in een matching- en een rendementsportefeuille.
De matchingportefeuille, waarin vastrentende beleggingen zitten, heeft als doel het renterisico te beperken. Door tussen 87,5% - 92,5% van de rentegevoeligheid van de verplichtingen (op basis van de swap rentecurve) te matchen met de matchingportefeuille, die ongeveer dezelfde duratie heeft als de verplichtingen, is het renterisico van de verplichtingen grotendeels afgedekt. Voor het afdekken van het renterisico kan het pensioenfonds gebruik maken van intrest rate swaps. Verder heeft het pensioenfonds een curvebeleid vastgelegd met een bandbreedte per renteschokpunt.
De matchingportefeuille is gesplitst in een LDI-portefeuille (40%) en een Spreadportefeuille (60%).
De overige middelen worden gealloceerd naar de rendementsportefeuille. In alle gevallen bedraagt de minimale allocatie naar de rendementsportefeuille 20% van de totale beleggingen. Bij hogere dekkingsgraden (vanaf een marktrente (swap) dekkingsgraad van 130%) wordt de allocatie van de rendementsportefeuille verlaagd volgens een van te voren vastgestelde staffel. Met behulp van instrumenten en looptijdkeuzes van de assets in de matchingportefeuille kan het pensioenfonds ervoor zorgen dat 90% van de verplichtingen afgedekt blijft, ook in het geval dat er minder dan 90% van de verplichtingen aan de matchingportefeuille wordt gealloceerd.
De rendementsportefeuille is bedoeld om extra rendement te creëren om zo veel mogelijk het behoud van koopkracht in de toekomst te kunnen realiseren. Ook in de spreadportefeuille kan het pensioenfonds extra rendement creëren doordat hierin belegd wordt in hypotheken en bedrijfsobligaties.
5.4 Beleggingsplan
Naast het strategisch beleggingsbeleid stelt het pensioenfonds ieder jaar een beleggingsplan op. In het beleggingsplan wordt ingegaan op de uitvoering van het beleggingsbeleid in het komende jaar en het beleggingsplan is daarmee een verdere uitwerking van het strategische beleggingsbeleid.
Het beleggingsplan wordt opgesteld door de beleggingsadviescommissie. De verantwoordelijkheid voor het vaststellen en goedkeuren van het beleggingsplan ligt bij het bestuur. In het beleggingsplan worden in ieder geval de volgende zaken vastgelegd:
• Terugblik afgelopen jaar;
• Vooruitblik komend jaar;
• Beleggingsbeleid komend jaar;
• Uitvoering beleggingsbeleid;
• Maatschappelijk verantwoord beleggen;
•
•
• Monitoring en evaluatie;
• Jaarkalender.
5.5 Maatschappelijk verantwoord beleggen (ESG)
Het pensioenfonds wenst bij de uitvoering van het vermogensbeheer rekening te houden met ethische, sociale en milieuoverwegingen binnen een kader van een gelijkblijvend of verbeterd rendements-risicoprofiel van de totale beleggingsportefeuille. Verantwoord beleggen is dan ook structureel ingebed in het beleggingsbeleid van het pensioenfonds.
Bij aankoop van beleggingen worden zoveel mogelijk de ESG (Environmental, Social and corporate Governance) criteria meegewogen. Het pensioenfonds gebruikt bij de uitvoering van het MVB beleid de instrumenten uitsluitingenbeleid, betrokkenheidsbeleid, ESG integratie en impactbeleggen. Als ESG thema’s stelt het pensioenfonds “Klimaatverandering” en “Goede Gezondheid en Welzijn” centraal. Daarnaast wordt aandacht geschonken aan de thema’s “Mensenrechten”, “Arbeidsnormen”, “Milieu” en “Anti Corruptie”.
Verantwoord beleggen wordt regelmatig besproken in de beleggingsadviescommissie van het pensioenfonds.
5.6 Risicobeheersing en -beleid
De mate waarin het pensioenfonds risico’s neemt is in de risicohouding en de policy beliefs vastgelegd. Het beleggingsbeleid wordt periodiek opnieuw vastgesteld aan de hand van een ALM- studie en/of SAA-studie. De risico’s worden vastgelegd in een integrale risicoanalyse die jaarlijks binnen het bestuur wordt besproken. In de riskmonitor worden gevoeligheidsanalyses opgenomen van de belangrijkste beleggingsrisico’s (rente, credit spreads, aandelen en vastgoed). De beleggingsrisico’s worden gemonitord door de beleggingsadviescommissie, externe risicomanager met ondersteuning van het bestuursbureau.
De externe risicomanager beoordeelt de voorstellen van de beleggingsadviescommissie en voorziet deze van een opinie.
5.7 Monitoring
De monitoring van de beleggingsrichtlijnen en performance van de vermogensbeheerder(s) vindt plaats op basis van een maandelijkse beleggingsrapportage en een riskmonitor (elk kwartaal) die worden opgesteld door CACEIS. CACEIS bewaakt ook dagelijks of de richtlijnen niet zijn overschreden. Alle rapportages worden besproken in de beleggingsadviescommissie en de belangrijkste rapportages in het bestuur. Bij de vergaderingen van de beleggingsadviescommissie is ook een afvaardiging van de fiduciair vermogensbeheerder aanwezig, waar zij toelichting kunnen geven.
5.8 Verantwoording en evaluatie
Het beleggingsbeleid wordt periodiek geanalyseerd door SAA- (jaarlijks) en ALM-studies (om de drie jaar). De beleggingscategorieën worden beoordeeld op basis van investment cases en jaarlijks worden de vermogensbeheerders beoordeeld op basis van een van te voren opgesteld format.
Eens in de drie jaar vindt een uitgebreide evaluatie van de vermogensbeheerders plaats.
5.9 Kosten en kostenbeheersing
Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt er op toegezien dat de kosten zich op een verantwoord niveau verhouden tot de samenstelling van de beleggingsportefeuille en periodiek beoordeeld op basis van de afspraken met de vermogensbeheerder. De afgesproken beleggingskosten zijn opgenomen in het beleggingsmandaat.
De beleggingskosten worden verantwoord conform de wet- en regelgeving en de aanbevelingen van de Pensioenfederatie.
De beleggingskosten worden periodiek gebenchmarkt met andere pensioenfondsen. De beleggingskosten bestaan uit:
• Kosten van de vermogensbeheerder
• Kosten van transacties
• Bewaarloon