Auteursrechterlijke overeenkomst
Auteursrechterlijke overeenkomst
Opdat de Universiteit Hasselt uw eindverhandeling wereldwijd kan reproduceren, vertalen en distribueren is uw akkoord voor deze overeenkomst noodzakelijk. Gelieve de tijd te nemen om deze overeenkomst door te nemen, de gevraagde informatie in te vullen (en de overeenkomst te ondertekenen en af te geven).
Ik/wij verlenen het wereldwijde auteursrecht voor de ingediende eindverhandeling met Titel: Een kwantitatieve en kwalitatieve analyse van het verenigingslandschap in Maaseik
Richting: master in de toegepaste economische wetenschappen - beleidsmanagement Jaar: 2008
in alle mogelijke mediaformaten, - bestaande en in de toekomst te ontwikkelen - , aan de Universiteit Hasselt.
Niet tegenstaand deze toekenning van het auteursrecht aan de Universiteit Hasselt behoud ik als auteur het recht om de eindverhandeling, - in zijn geheel of gedeeltelijk -, vrij te reproduceren, (her)publiceren of distribueren zonder de toelating te moeten verkrijgen van de Universiteit Hasselt.
Ik bevestig dat de eindverhandeling mijn origineel werk is, en dat ik het recht heb om de rechten te verlenen die in deze overeenkomst worden beschreven. Ik verklaar tevens dat de eindverhandeling, naar mijn weten, het auteursrecht van anderen niet overtreedt.
Ik verklaar tevens dat ik voor het materiaal in de eindverhandeling dat beschermd wordt door het auteursrecht, de nodige toelatingen heb verkregen zodat ik deze ook aan de Universiteit Hasselt kan overdragen en dat dit duidelijk in de tekst en inhoud van de eindverhandeling werd genotificeerd.
Universiteit Hasselt zal mij als auteur(s) van de eindverhandeling identificeren en zal geen wijzigingen aanbrengen aan de eindverhandeling, uitgezonderd deze toegelaten door deze overeenkomst.
Ik ga akkoord,
XXXXXXXXXX, Xxxxxxx XXXXXX, Xxxxxx Datum: 5.11.2008
Een hwantitatieve en hwalitatieve analyse van het verenigingslandschap in Maaseih
Xxxxxxx Xxxxxxxxxx, Xxxxxx Xxxxxx
promotor :
Xxxx. xx. Xxx XXXXX
co−promotor :
De xxxx Xxxxxx XXXXXX
Eindverhandeling voorgedragen tot het bekomen van de graad master in de toegepaste economische wetenschappen beleidsmanagement
Deze eindverhandeling vormt het sluitstuk van onze opleiding Toegepaste Economische Wetenschappen aan de Universiteit Hasselt. Het gaf ons voldoening om onze opgedane kennis tijdens onze opleiding in deze thesis te benutten.
We willen in dit voorwoord iedereen bedanken die ervoor gezorgd heeft dat deze thesis tot stand is kunnen komen.
In de eerste plaats willen onze promotor Xxxx. Xx. Xxx Xxxxx en co-promotor de xxxx Xxxxxx Xxxxxx bedanken. Zij hebben ons bijgestaan in het geven van kritische bedenkingen, feedback en suggesties, waarvoor onze oprechte dank.
Daarnaast bedanken we ook de stad Maaseik voor hun bereidwillige medewerking. We zijn de stad dankbaar voor de nuttige informatie die ze ons verschaften. Ook danken we alle verenigingen in Maaseik die tijd hebben gemaakt om de vragenlijst in te vullen.
Ook willen we Xxxxxxx Xxxx Xxxxxxxxx van KBC, Xxxxxxxx Xxxx Xxxxxx xxx XX&X en Xxxxxxxx Xxx Xxxxx van AXA danken om tijd vrij te maken voor een interview. Zij hebben ons kunnen beantwoorden op al onze vragen.
Tenslotte willen we onze familie, vrienden en medestudenten bedanken voor hun steun tijdens onze studies.
Xxxxxxx Xxxxxxxxxx,
Xxxxxx Xxxxxx, 0000
Xxxxxx staat vaak economisch, sociaal en cultureel vooraan in de statistieken. Ook wat betreft het verenigingsleven doet ons land het goed. België is een land van zeer vele, kleine en grote, verenigingen. Aangezien het verenigingsleven van groot belang is voor onze samenleving verwacht de maatschappij dat de overheid deze verenigingen ondersteunt. De wetgeving aangaande verenigingen zorgt vaak voor veel onduidelijkheid. Enerzijds doordat er voor de verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid geen specifieke wetgeving bestaat, anderzijds doordat de wetgeving voor de VZW’s moeilijk te begrijpen is. Zo zijn er problemen wat betreft de boekhoudkundige, juridische en de fiscale regelgeving. Deze wetgeving moet eenvoudig en logisch zijn zodat de gewone burger zonder problemen aan het verenigingsleven kan deelnemen.
In deze thesis is het de bedoeling dat bovengenoemde problemen in kaart gebracht en geanalyseerd worden. Vervolgens trachten we enkele aanbevelingen te geven.
Deze thesis maakt deel uit van een project in samenwerking met elf andere studenten van de Universiteit Hasselt. In dit onderzoek zal er aan de hand van twee vragenlijsten een kwantitatieve en kwalitatieve analyse van het verenigingsleven in Limburg uitgevoerd worden. Deze vragenlijsten werden afgenomen in acht Limburgse gemeenten, wij behandelen deze analyse voor de gemeente Maaseik.
Er zijn vijf onderdelen te onderscheidenin deze thesis. In deel 1 wordt aandacht geschonken aan de probleemstelling en het onderzoeksopzet. Deel 2 handelt over de analyse van de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid. In deel 3 wordt de theorie over de onderwerpen voor de VZW kort toegelicht. Vervolgens zal in deel 4 een analyse van het verenigingsleven in Maaseik verricht worden. In het laatste deel worden conclusies en aanbevelingen besproken.
In deel 1 wordt het probleem geschetst. We beschrijven de vereniging in het algemeen, halen de wetgeving aan en we geven een grondige vergelijking tussen de VZW en de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid. Ook wordt het onderzoeksproces beschreven en de onderzoeksdoelen geformuleerd.
In het volgende deel zal de analyse van de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid gebeuren aan de hand van verschillende onderwerpen, zoals de aansprakelijkheid en de ontbinding. Eerst wordt telkens een theoretische achtergrond met betrekking tot het onderwerp gegeven en dan wordt de keuze en de analyse van de vragen besproken. Aan de hand van deze theorie en de analyse van de resultaten uit de vragenlijsten, trekken we conclusies per onderwerp. Naast deze analyse van de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid per onderwerp, wordt in een laatste hoofdstuk de situatie van België, wat betreft verenigingen, vergeleken met deze in Nederland.
Deel 3 geeft kort de theorie weer voor de VZW voor de verschillende onderwerpen. We bespreken deze theorie omdat dit belangrijk is voor de analyse van het verenigingsleven in Maaseik, waar uiteraard zowel verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid als VZW’s aanwezig zijn.
In deel 4, de analyse van het verenigingsleven in Maaseik, worden opvallende punten besproken die naar boven kwamen tijdens de verwerking van de resultaten. In deze analyse worden zowel de VZW’s als de verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid behandeld.
In het laatste deel worden conclusies en aanbevelingen gegeven. Eerst zullen er algemene conclusies en aanbevelingen volgen die we al kunnen halen uit de conclusies die we in deel 2 per onderwerp getrokken hebben. Ook zullen conclusies en aanbevelingen aan bod komen voor de gemeente Maaseik. Uit alle vermelde aanbevelingen lichten we vervolgens de door ons verkozen optie toe. Wij verkiezen namelijk een systeem voor verenigingen in België zoals in Nederland. Daar is er sprake van verenigingen met volledige of beperkte rechtsbevoegdheid. De problematiek van een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid wordt zo vermeden.
Inhoudsopgave
Deel 1
1 De probleemstelling . - 12 -
1.1 Situering van het probleem.......................................................................... - 12 -
1.1.1 De vereniging in het algemeen............................................................... - 14 -
1.1.2 Definitie ............................................................................................. - 14 -
1.1.3 Vrijheid van vereniging......................................................................... - 16 -
1.1.4 Verbod van bepaalde verenigingen ......................................................... - 17 -
1.1.5 Kenmerken van een vereniging .............................................................. - 17 -
1.1.6 De overeenkomst van vereniging ........................................................... - 19 -
1.2 Wetgeving ................................................................................................ - 19 -
1.2.1 VZW-wet............................................................................................ - 19 -
1.2.2 Vereniging zonder rechtspersoonlijkheid .................................................. - 20 -
1.2.3 Vergelijking VZW-vereniging zonder rechtspersoonlijkheid.......................... - 20 - 2 Het onderzoek................................................................................................... - 24 - 2.1 Het onderzoeksprobleem ............................................................................. - 24 - 2.1.1 Centrale onderzoeksvraag ..................................................................... - 24 -
2.2 Het onderzoeksopzet .................................................................................. - 25 -
2.3 Het onderzoeksproces................................................................................. - 26 -
2.4 Populatieonderzoek .................................................................................... - 31 -
2.4.1 Populatie............................................................................................ - 31 -
2.4.2 Contactkeuze en steekproefkeuze van de verenigingen .............................. - 33 - 2.5 Onderzoeksdoelen ...................................................................................... - 36 - 2.5.1 Vereniging zonder rechtspersoonlijkheid .................................................. - 36 - 2.5.2 Analyse verenigingsleven in Maaseik ....................................................... - 36 - 2.5.3 Conclusies en aanbevelingen ................................................................. - 36 -
Deel 2
1 Inleiding . - 37 -
2 De identiteitskaart ............................................................................................. - 39 -
2.1 Theoretische achtergrond van de identiteitskaart voor de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid ............................................................................................ - 39 -
2.1.1 De definitie van de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid ........................ - 39 -
2.1.2 Historiek van de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid ........................... - 41 -
2.1.3 De naam van de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid ........................... - 42 -
2.1.4 De leden van de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid ........................... - 42 -
2.1.5 Voor-en nadelen van een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid en een VZW- 47
-
2.2 Keuze en analyse van de vragen voor de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid wat betreft de identiteitskaart ...................................................................................... - 48 -
2.2.1 Algemeen........................................................................................... - 49 -
2.2.2 Sector ............................................................................................... - 50 -
2.2.3 Situatieschets ..................................................................................... - 51 -
2.2.4 Specifiek voor de feitelijke vereniging ..................................................... - 53 -
2.2.5 Conclusies voor de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid wat betreft de identiteitskaart .................................................................................................. - 54 -
3 Structuur en doel............................................................................................... - 57 -
3.1 Theoretische achtergrond van de structuur en het doel voor de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid ............................................................................................ - 57 -
3.1.1 De structuur van een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid.................... - 57 -
3.1.2 Het doel van een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid .......................... - 60 -
3.2 Keuze en analyse van de vragen voor de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid wat betreft de structuur en het doel .............................................................................. - 60 -
3.2.1 Structuur ........................................................................................... - 61 -
3.2.2 Doel .................................................................................................. - 61 -
3.3 Conclusies voor de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid wat betreft de structuur en het doel .............................................................................................................. - 66 -
4 Administratieve handelingen ................................................................................ - 68 -
4.1 Theoretische achtergrond van de administratieve handelingen voor de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid . - 68 -
4.1.1 De statuten van een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid ...................... - 68 -
4.1.2 Het huishoudelijk reglement van een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid - 68 -
4.2 Keuze en analyse van de vragen voor de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid wat betreft de administratieve handelingen..................................................................... - 69 -
4.2.1 De statuten ........................................................................................ - 69 -
4.2.2 Het huishoudelijk reglement .................................................................. - 70 -
4.3 Conclusies voor de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid wat betreft de administratieve handelingen ................................................................................... - 72 -
5 Werking ........................................................................................................... - 73 -
5.1 Theoretische achtergrond van de werking voor de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid ............................................................................................ - 73 -
5.1.1 Het bestuur van een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid...................... - 73 -
5.1.2 Conflicten in een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid........................... - 73 -
5.2 Keuze en analyse van de vragen voor de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid wat betreft de werking ................................................................................................ - 74 -
5.3 Conclusies voor de vereniging zonder rechtspersoonlijkheidwat betreft de werking - 75 - 6 Aansprakelijkheid .............................................................................................. - 76 -
6.1 Theoretische achtergrond van de aansprakelijkheid voor de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid ............................................................................................ - 76 -
6.1.1 Het optreden in rechte.......................................................................... - 76 -
6.1.2 Aansprakelijkheid van de leden .............................................................. - 79 -
6.1.3 Aansprakelijkheid van de bestuurders ..................................................... - 83 -
6.2 Keuze en analyse van de vragen voor de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid wat betreft aansprakelijkheid ....................................................................................... - 84 -
6.3 Conclusies voor de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid wat betreft de aansprakelijkheid ................................................................................................. - 85 -
7 Inkomstenbelasting............................................................................................ - 86 -
7.1 Theoretische achtergrond van de inkomstenbelasting voor de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid ............................................................................................ - 86 -
7.2 Keuze en analyse van de vragen voor de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid wat betreft de inkomstenbelasting . - 88 -
7.2.1 Van waar komen de inkomsten?............................................................. - 88 -
7.2.2 Hoe verhouden de inkomsten zich tot het doel van de vereniging? ............... - 90 -
7.2.3 Onder welk belastingsstelsel valt de vereniging? ....................................... - 91 -
7.3 Conclusies voor de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid wat betreft de inkomstenbelasting ............................................................................................... - 93 -
8 Andere fiscale verplichtingen en financiering........................................................... - 93 -
8.1 Theoretische achtergrond van de andere fiscale verplichtingen en de financiering voor de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid ............................................................... - 96 -
8.1.1 Financiering........................................................................................ - 96 -
8.1.2 De BTW ............................................................................................. - 96 -
8.1.3 Patrimoniumtaks ................................................................................. - 98 -
8.2 Keuze en analyse van de vragen voor de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid wat betreft de andere fiscale verplichtingen en de financiering ........................................... - 98 -
8.2.1 Financiering........................................................................................ - 98 -
8.2.2 Subsidies ......................................................................................... - 100 -
8.2.3 Overige............................................................................................ - 101 -
8.3 Conclusies voor de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid wat betreft de andere fiscale verplichtingen en financiering ...................................................................... - 102 -
9 Boekhouding ................................................................................................... - 104 -
9.1 Theoretische achtergrond van de boekhouding voor de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid .......................................................................................... - 104 -
9.2 Keuze en analyse van de vragen voor de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid wat betreft de boekhouding........................................................................................ - 104 -
9.3 Conclusies voor de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid wat betreft de boekhouding
- 106 -
10 Vrijwilligers ................................................................................................ - 108 -
10.1 Theoretische achtergrond van de vrijwilligers voor de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid en voor de VZW.................................................................... - 108 -
10.1.1 Definitie ........................................................................................... - 108 -
10.1.2 Onbezoldigd karakter van vrijwilligerswerk . - 109 -
10.1.3 Informatieplicht................................................................................. - 110 -
10.1.4 Aansprakelijkheid .............................................................................. - 110 -
10.1.5 Uitkeringsgerechtigde vrijwilligers ........................................................ - 111 -
10.2 Keuze en analyse van de vragen voor de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid wat betreft de vrijwilligers ......................................................................................... - 111 -
10.3 Conclusies voor de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid wat betreft de vrijwilligers ..
............................................................................................................. - 117 -
11 Duur en ontbinding ...................................................................................... - 119 -
11.1 Theoretische achtergrond van de duur en de ontbinding voor de feitelijke verenging ... - 119 -
11.1.1 De duur en ontbinding ........................................................................ - 119 -
11.1.2 De goederen van de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid .................... - 120 -
11.1.3 Omvorming in een vereniging met rechtspersoonlijkheid .......................... - 122 -
11.2 Keuze en analyse van de vragen voor de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid wat betreft de duur en de ontbinding ........................................................................... - 123 -
11.3 Conclusies voor de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid wat betreft de duur en ontbinding......................................................................................................... - 127 -
12 Vergelijkende studie van de situatie in Nederland.............................................. - 129 - 12.1. Inleiding ................................................................................................... - 129 -
12.1 Vereniging met volledige rechtsbevoegdheid................................................. - 129 -
12.2 Vereniging met beperkte rechtsbevoegdheid ................................................. - 130 -
12.3 Samenvattende vergelijking....................................................................... - 131 -
Deel 3
1 Inleiding......................................................................................................... - 133 -
2 De identiteitskaart ........................................................................................... - 133 -
2.1 Theoretische achtergrond van het onderwerp voor de VZW ............................. - 133 - 2.1.1 De definitie van een VZW.................................................................... - 134 - 2.1.2 De naam van een VZW ...................................................................... - 134 - 2.1.3 De leden van een VZW ....................................................................... - 135 -
3 Structuur en doel . - 136 -
3.1 Theoretische achtergrond van het onderwerp voor de VZW ............................. - 136 - 3.1.1 De structuur van een VZW .................................................................. - 136 - 3.1.2 Het doel van een VZW ........................................................................ - 137 -
4 Administratieve handelingen .............................................................................. - 138 -
4.1 Theoretische achtergrond van het onderwerp voor de VZW ............................. - 138 - 4.1.1 De statuten van een VZW ................................................................... - 139 - 4.1.2 Het huishoudelijk reglement van een VZW ............................................. - 140 -
5 Werking ......................................................................................................... - 141 -
5.1 Theoretische achtergrond van het onderwerp voor de VZW ............................. - 141 - 5.1.1 De algemene vergadering ................................................................... - 141 - 5.1.2 De raad van bestuur .......................................................................... - 142 -
6 Aansprakelijkheid ............................................................................................ - 142 -
6.1 Theoretische achtergrond van het onderwerp voor de VZW ............................. - 142 - 7 Inkomstenbelasting.......................................................................................... - 144 -
7.1 Theoretische achtergrond van het onderwerp voor de VZW ............................. - 144 - 8 Andere fiscale verplichtingen en financiering......................................................... - 145 -
8.1 Theoretische achtergrond van het onderwerp voor de VZW ............................. - 145 - 8.1.1 Indirecte belastingen.......................................................................... - 146 -
9 Boekhouding ................................................................................................... - 148 -
9.1 Theoretische achtergrond van het onderwerp voor de VZW ............................. - 148 - 10 Vrijwilligers ................................................................................................ - 150 - 11 Duur en ontbinding ...................................................................................... - 150 -
11.1 Theoretische achtergrond van het onderwerp voor de VZW ............................. - 150 -
Deel 4
1 De identiteitskaart van de vereniging .................................................................. - 153 -
2 Structuur en doel van de vereniging.................................................................... - 155 -
3 Administratrieve handelingen/verplichtingen......................................................... - 158 -
3.1 Administratieve verplichtingen van een VZW................................................. - 158 -
3.2 Administratieve handelingen van een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid.... - 161 - 4 Werking en aansprakelijkheid . - 161 -
5 Inkomstenbelasting.......................................................................................... - 162 -
6 Andere fiscale verplichtingen en financiering......................................................... - 164 - 7 Boekhouding ................................................................................................... - 164 -
8 Vrijwilligers ..................................................................................................... - 165 -
9 Speciaal voor de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid ....................................... - 167 -
Deel 5
1 Inleiding......................................................................................................... - 168 -
2 Conclusies ...................................................................................................... - 168 -
2.2.Conclusies voor Maaseik ................................................................................. - 172 -
3 Aanbevelingen................................................................................................. - 175 -
3.1. Algemene conclusies..................................................................................... - 175 -
3.2. Aanbevelingen voor Maaseik .......................................................................... - 181 -
4. Besluit aanbevelingen......................................................................................... - 182 -
Deel 1: Inleiding
1 De probleemstelling
1.1 Situering van het probleem
België staat vaak economisch, sociaal en cultureel vooraan in de statistieken. Ook wat betreft het verenigingsleven doet ons land het goed. België is een land van zeer vele, kleine en grote, verenigingen. In deze verenigingen zijn honderdduizenden leden, bestuurders, vrijwilligers en personeelsleden actief. Iedereen is het erover eens dat deze verenigingen maatschappelijk zeer waardevol zijn. Daarnaast zijn ze economisch ook zeer belangrijk. Zo telde België in 2004 meer dan 120.000 verenigingen die tot 4,6 procent bijdragen aan het BBP met een toegevoegde waarde van 13,285 miljard euro. Ook zien we dat 9,2 procent van de loonarbeid in verenigingen plaatsvindt.
In België opereren er voornamelijk vzw’s en feitelijke verenigingen. Het zijn dan ook deze twee verenigingsvormen die worden onderzocht.
We vinden in België een hoge concentratie aan VZW’s terug. Er zijn meer dan 120.000 verenigingen met rechtspersoonlijkheid voor ongeveer 10.000.000 inwoners1.
Vele mensen zetten zich in om hun club of vereniging zo aangenaam mogelijk te maken voor hun leden, die er hun hobby komen beoefenen. Naast de noodzakelijke realisatie van het doel van de vereniging worden zij steeds meer en meer verplicht om kennis te hebben van wetten, koninklijke besluiten en andere wetgeving op bijvoorbeeld boekhoudkundig en fiscaal vlak. Voor verenigingen gelden al decennialang aparte juridische, fiscale en boekhoudkundige regels.
1 X. XXXXXXXXXXXX, Praktijkboek vzw’s: het referentiewerk over de nieuwe vzw-wet, Antwerpen, 2005, 19
Uiteindelijk zagen we in 2002 een verandering in de VZW-wetgeving. Op 2 mei 2002 werd de nieuwe VZW-wet van kracht.
Ondanks het belang van het verenigingsleven in België bestaat er zeer weinig concreet cijfermateriaal over onder andere de grootte en de hoeveelheid van verenigingen. Deze zijn echter zeer belangrijk bij het uitwerken van nieuwe fiscale maatregelen, nieuwe juridische en boekhoudkundige regels. De enige cijfers die beschikbaar zijn hebben betrekking op de verenigingen die loontrekkende werknemers in dienst hebben. Deze cijfers hebben onder andere betrekking op het aantal vrijwilligers dat actief is, de activiteiten die door de vereniging worden uitgeoefend, de sector waarin de vereniging zich bevindt, de financiering van de vereniging en de kosten van de vereniging.
Tegelijkertijd heerst de indruk dat de steeds groter wordende (wettelijke) verplichtingen vele verenigingen en vrijwilligers afschrikt. De kerntaak van een vereniging is niet zich bezighouden met deze formaliteiten. Bovendien zijn er vaak niet genoeg mensen aanwezig in een vereniging met genoeg specifieke kennis om de vereniging in orde te stellen met de wetgeving. Voor de leden van een vereniging is de wetgeving vaak ingewikkeld en kan deze dus op verschillende punten verbeterd worden.
Aangezien we beiden wel in aanraking zijn geweest met een vereniging, leek het ons zeker boeiend om het verenigingslandschap verder onder de loep te nemen. Zowel de VZW’s als de feitelijke verenigingen worden hierbij behandeld. Er is nu één van ons zelfs hoofdleidster van een jeugdvereniging, bijgevolg komt zij persoonlijk in aanraking met verschillende van de aangehaalde problemen.
1.2 De vereniging in het algemeen
1.2.1 Definitie
Het woord vereniging zullen we in deze thesis vaak gebruiken en verdient dus een definitie. In het woordenboek wordt een vereniging omschreven als een “groepering, gevormd door aaneensluiting van personen ter bevordering van een gemeenschappelijk belang”2.
De Koning Xxxxxxxxxxxxxxxxxx verstaat onder verenigingen alle instellingen zonder winstoogmerk (IZW’s) 3. Deze IZW wordt gedefinieerd als een organisatie “die wordt opgericht om goederen of diensten te produceren en die statutair geen inkomen, winst of welk ander financieel voordeel dan ook mag verschaffen aan het lichaam dat haar in het leven roept, bestuurt of financiert”4. Deze omschrijving, gebruikt door de Koning Xxxxxxxxxxxxxxxxxx, zullen wij ook hanteren. Met verenigingen in België worden dus de verenigingen zonder winstoogmerk (VZW), de internationale verenigingen zonder winstoogmerk (IVZW), de Stichtingen van openbaar nut , de private stichtingen en de feitelijke verenigingen bedoeld. Dit zijn dus de verenigingen die we in België kunnen terugvinden. Deze verenigingen worden hieronder schematisch voorgesteld om een duidelijk overzicht te geven.
Figuur 1: Verenigingen in België
Bron: eigen verwerking
2 VAN XXXX, Nieuw handwoordenboek der Nederlandse taal, Xxx Xxxx Xxxxxxxxxxxx, Xxxxxxxxx, 0000
3 KONING BOUDEWIJNSTICHTING, Het verenigingsleven in België, een kwantitatieve en kwalitatieve analyse, 2005, 11
4 KONING BOUDEWIJNSTICHTING, Het verenigingsleven in België, een kwantitatieve en kwalitatieve analyse, 2005, 10
Een alternatieve omschrijving van een vereniging luidt als volgt: “Wanneer twee of meer personen overeenkomen om samen te werken op een voet van gelijkheid, teneinde een gezamenlijk doel te verwezenlijken, en ze daarvoor hun kennis, werk of activa in gemeenschap brengen, ontstaat een vereniging “5. Er is daarbij niet vereist dat de leden economisch waardeerbare activa inbrengen, zoals vereist is voor de vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid, of daadwerkelijk en regelmatig arbeid verrichten voor de vereniging. Het volstaat dat elk lid zich inzet om het gezamenlijk vooropgesteld doel te bereiken. Deze inzet kan werk, de inbreng van geld of andere activa inhouden.
We kunnen dus vaststellen dat de wereld van de verenigingen een verzameling is van verschillende entiteiten die één gemeenschappelijke noemer hebben. De intentie van iedere vereniging is om mensen en/of middelen bijeen te brengen om een doel te realiseren. Dit doel kan zich over verschillende domeinen uitstrekken, zoals onder andere sport of cultuur. Iedere vereniging heeft zijn eigen karakteristieken, maar er is één essentieel kenmerk waar de verenigingen sterk van elkaar verschillen, namelijk dat er verenigingen met rechtspersoonlijkheid zijn en zonder rechtspersoonlijkheid.6 Een vereniging heeft geen rechtspersoonlijkheid tenzij deze is toegekend door een wet.7 We moeten hier ook aanhalen dat een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid bestaat uit een feitelijke vereniging, maar ook uit een onverdeeldheid. Het onderscheid tussen deze twee verenigingsvormen doet zich voor op het eigendom van het patrimonium en het winstoogmerk. Bij een onverdeeldheid zijn de deelgenoten voor een deel eigenaar van het patrimonium van de vereniging. Indien een lid de vereniging verlaat, kan hij zijn deel opeisen. Bij een feitelijke vereniging is het niet zo duidelijk of een lid aanspraak kan maken op een deel van het vermogen van de vereniging. Het patrimonium van een feitelijke vereniging wordt beschouwd als een doelvermogen bestemd voor de realisatie van het doel van de vereniging. Wat betreft het winstoogmerk hebben de leden van een onverdeeldheid de intentie om het vermogen van de vereniging te vermeerderen. Dit is in hun eigen voordeel aangezien ze voor een deel van dit vermogen gerechtigd zijn. Bij een feitelijke vereniging daarentegen is het niet de bedoeling om winst te maken en deze uit te keren aan de leden. Indien er winst wordt gemaakt zal dit aangewend worden voor het doel van de vereniging.8 We hebben in deze thesis niet de intentie om de onverdeeldheid uit te werken maar wel een feitelijke vereniging. Aangezien een feitelijke vereniging juridisch beter een vereniging zonder
5 H. DE PAGE en X. XXXXXXX, Traité élémentaire de droit civil belge, Bruylant, Brussel, 1975, V, 10
7 D. XXX XXXXXX, Handboek verenigingen, Kalmthout, Biblo, 2002, 31
rechtspersoonlijkheid wordt genoemd, zullen we in het verdere verloop van deze thesis de term “vereniging zonder rechtspersoonlijkheid” gebruiken.
1.2.2 Vrijheid van vereniging
In artikel 27 van de Grondwet kunnen we het principe van de vrijheid van vereniging terugvinden. Personen hebben namelijk het recht om zich te verenigen. Dit is ook terug te vinden in artikel 11 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. De vrijheid van vereniging wordt verder uitgewerkt door de Wet van 24 mei 1921 tot waarborging der vrijheid van vereniging. Volgens artikel 1 van deze wet is de vrijheid van vereniging gewaarborgd op elk gebied.9
De vrijheid van vereniging kan niet onderworpen worden aan een preventieve maatregel10. Enkel wanneer een vereniging in strijd handelt met de wet kan de rechter tussenkomen.
Volgens artikel 2 van de wet van 24 mei 1921 moet men wanneer men toetreedt tot een vereniging de regels die van toepassing zijn op deze vereniging respecteren. Ieder heeft recht om op ieder ogenblik uit de vereniging te treden. Verenigingen mogen wel bepaalde formaliteiten en voorwaarden opleggen voor de uittredingsprocedure in het belang van een goede werking. 11
Niemand kan worden gedwongen deel uit te maken van een vereniging. Dit wordt door de wet gewaarborgd. Het is strafbaar als men iemand dwingt door geweld of bedreigingen om toe te treden tot een vereniging of niet deel uit te maken van, of uit te treden uit een vereniging12.
De vrijheid van vereniging wil niet zeggen dat de vereniging zo maar iedereen moet toelaten als lid. Een vereniging mag dus toelatingsvoorwaarden opleggen13.
9 D. XXX XXXXXX, Handboek verenigingen, Kalmthout, Biblo, 2002, 26
10 Art. 27, tweede lid Gw.
11 D. XXX XXXXXX, Handboek verenigingen, Kalmthout, Biblo, 2002, 26
12 Art. 3 en 4 van de Wet van 24 mei 1921
13 Art. 2 van de Wet van 24 mei 1921
1.2.3 Verbod van bepaalde verenigingen
Een vereniging zal de wet, de openbare orde en de goede zeden moeten eerbiedigen. Volgens artikel 1133 van het Burgerlijk Wetboek is een vereniging waarvan het doel strijdig is met de openbare orde of de goede zeden nietig.
Elke vereniging met het oogmerk om een aanslag te plegen op personen of op eigendom, is een wanbedrijf of een misdaad14.
1.2.4 Kenmerken van een vereniging
In onderstaande kader worden de vijf kenmerken weergegeven, die vervolgens uitgebreid worden toegelicht.
Kenmerken van een vereniging |
1. Overeenkomst met gemeenschappelijk doel |
2. Inbreng van elk lid |
3. Ontstaan doelvermogen |
4. Wil voor samenwerking |
5. Verenigingsbelang |
Tabel 1: Kenmerken van een vereniging
Bron: eigen verwerking
14 D. XXX XXXXXX, Handboek verenigingen, Kalmthout, Biblo, 2002, 28
Een vereniging heeft een vijftal kenmerken15, die terug te vinden zijn bij alle verenigingen, die we kunnen onderscheiden. Als er één van deze kenmerken niet aanwezig is, dan bestaat er geen vereniging tussen de betrokkenen.
Een eerste element is dat een vereniging een overeenkomst is om samen te werken met een gemeenschappelijk doel voor ogen, wat dus een zekere duur veronderstelt.
De inbreng van elk lid die de vorm kan aannemen van werk, diensten, geld of andere activa vormt een tweede kenmerk van een vereniging.
Een volgend element van een vereniging is dat de inbreng en hetgeen nadien wordt verworven door de vereniging, wordt bestemd voor het verwezenlijken van het verenigingsdoel. Hierdoor ontstaat dus een doelvermogen.
De wil om samen te werken om het gemeenschappelijk doel te bereiken is een ander kenmerk. Dit wordt het zogenaamde”affectio societatis” genoemd.
Een laatste kenmerk is dat de vereniging moet zijn aangegaan in het belang van ieder lid. Deze individuele belangen samen vormen het gemeenschappelijk belang van de leden of het verenigingsbelang. Met het gemeenschappelijk belang wordt het belang van ieder lid dat samenloopt met het belang van zijn medeleden bedoeld, in de verwezenlijking van het gemeenschappelijk vooropgestelde doel van de vereniging.
15 D. XXX XXXXXX, Handboek verenigingen, Kalmthout, Biblo, 2002, 32-33
1.2.5 De overeenkomst van vereniging
Aan elke vereniging is een overeenkomst verbonden 16. De oprichters sluiten een overeenkomst waarin zij afspreken een vereniging op te richten. Het is een wederkerige overeenkomst, namelijk een overeenkomst waarbij de partijen zich jegens elkaar verbinden 17.
De overeenkomst is onderworpen aan de geldigheidsvereisten die gelden voor alle overeenkomsten. Volgens artikel 1108 van het Burgerlijk Wetboek zijn er vier voorwaarden die voor de geldigheid van een overeenkomst zijn vereist. Zo moeten de partijen hun toestemming hebben gegeven, de bekwaamheid hebben om contracten aan te gaan, een bepaald voorwerp als inhoud van de verbintenis hebben en een geoorloofde oorzaak van verbintenis hebben.
1.3 Wetgeving
1.3.1 VZW-wet
De VZW moet zich houden aan een veelheid van regels. De basisregels voor de VZW zijn terug te vinden in de VZW-wet van 27 juni 192118. Deze wet is gewijzigd door de wet van 2 mei 200219. De VZW is nog onderworpen aan andere wetten buiten deze basiswet en bijhorende Koninklijke Besluiten. Hiernaast moet een VZW zich houden aan de verplichtingen die zijn opgelegd in de statuten en het huishoudelijk reglement. 20
16 D. XXX XXXXXX, Handboek verenigingen, Kalmthout, Biblo, 2002, 33
17 Art.1102 B.W.
18 Wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen, B.S., 11 december 2002
19 Wet van 2 mei 2002 betreffende de nieuwe wetgeving voor verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en stichtingen, B.S. 11 december 2002
20 X.XXXXXX, De VZW stap voor stap, Xx Xxxxx & Xxxxxxx, Xxxxxxx, 0000, 15
1.3.2 Vereniging zonder rechtspersoonlijkheid
Voor een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid is niets wettelijks geregeld, in tegenstelling tot de VZW. Zij is als het ware vrij in haar doen en laten. Een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid is dus te beschouwen als een groep natuurlijke personen die zich verenigen.
1.3.3 Vergelijking VZW-vereniging zonder rechtspersoonlijkheid
In onderstaande tabel wordt een vergelijking gegeven tussen een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid en een VZW voor de meest belangrijke topics.
Vereniging zonder rechtspersoonlijkheid | VZW | |
Aard | Meerdere personen die op | Hier is er sprake van een |
geregelde en duurzame wijze | groepering van minstens drie | |
overeenkomen een aantal | personen die overeenkomen | |
initiatieven te nemen. Deze | om gemeenschappelijke | |
vereniging streeft geen | doelstellingen te realiseren | |
winstoogmerk na. | binnen een bepaalde tijd en | |
waarin commerciële | ||
doelstellingen of belangen | ||
ondergeschikt zijn aan het | ||
hoofddoel. Net zoals bij een | ||
vereniging zonder | ||
rechtspersoonlijkheid streeft | ||
men geen winstoogmerk na. | ||
Rechtspersoonlijkheid | Deze soort vereniging heeft geen rechtspersoonlijkheid. De leden van de vereniging | Een VZW heeft rechtspersoonlijkheid. Vanaf de dag dat bij de griffie van de |
kunnen afzonderlijk en individueel aansprakelijk worden gesteld. | Rechtbank van Koophandel de statuten neergelegd zijn, samen met de akten van benoeming van de bestuurders en de personen die de vereniging mogen vertegenwoordigen (als dit van toepassing is), gaat deze rechtspersoonlijkheid in. | |
Organisatie | Er is geen wettelijke regeling voor de organisatie van een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid. de organisatie is vrij te bepalen in het contract. | Er is een formele regeling in de wet omtrent de organisatie van de VZW. Zo zijn er wettelijke bepalingen over een Algemene Vergadering, een Raad van Bestuur, de werking, het ledenregister, enzovoort. |
Bezittingen | De vereniging zelf heeft geen bezittingen. Alle bezittingen zijn mede-eigendom van de leden. | De VZW heeft een eigen vermogen, afgebakend van het persoonlijke vermogen van de leden. |
Aansprakelijkheid | De leden zijn individueel | Enkel de VZW kan |
aansprakelijk voor | aansprakelijk gesteld worden, | |
verbintenissen. Deze leden | met als voorwaarde dat de | |
kunnen enkel individueel en in | rechtspersoonlijkheid | |
eigen naam optreden, | tegenstelbaar is aan derden en | |
dagvaarden en gedagvaard | dat de VZW beheerd wordt als | |
worden, behalve wanneer ze | ‘een goede huisvader’. De | |
door het geheel van de leden | VZW kan dus in eigen naam | |
gemandateerd zijn. | en voor eigen rekening | |
optreden, dagvaarden en | ||
gedagvaard worden. De leden | ||
van deze vereniging zijn dus | ||
persoonlijk niet gebonden in | ||
hun privévermogen. Uiteraard | ||
is dit wel het geval bij een |
grove fout of nalatigheid. | |||||
Plichten | Er zijn bij deze vereniging | Bij een VZW is een | |||
geen verplichtingen, behalve | stichtingsvergadering | ||||
de afspraken die tussen de | verplicht; het neerleggen bij | ||||
leden onderling of met derden | de griffie van de Rechtbank | ||||
worden gemaakt. | van Koophandel van de | ||||
statuten en de | |||||
statutenwijzigingen, van de | |||||
akten van benoeming of de | |||||
ambtsbeëindiging van de | |||||
bestuurders en van de | |||||
personen aan wie het dagelijks | |||||
bestuur is opgedragen, van de | |||||
vertegenwoordigers en | |||||
commissarissen(als dit van | |||||
toepassing is) ; het | |||||
ledenregister; de jaarrekening | |||||
en de publicatie in de bijlagen | |||||
van het Staatsblad van de | |||||
statuten, de Raad van | |||||
Bestuur, de gemachtigden, het | |||||
dagelijks bestuur en de | |||||
commissarissen; speciale | |||||
procedure voor het ontvangen | |||||
van schenkingen en legaten. | |||||
Fiscaal | Voor de vereniging zonder | De VZW wordt onderworpen | |||
rechtspersoonlijkheid gelden | aan de rechtspersonen- of | ||||
de gewone regels van de | vennootschapsbelasting | ||||
personenbelasting of die van | naargelang de aard van de | ||||
de BTW-wetgeving. De btw | activiteiten. De VZW kan ook | ||||
erkent een vereniging zonder | een BTW-nummer hebben. | ||||
rechtspersoonlijkheid, die een | |||||
BTW-nummer kunnen hebben. | |||||
Publicatie | Er is voor | geen een | publicatie vereniging | vereist zonder | Voor een VZW geldt dat ze haar publicatie voorziet op de |
rechtspersoonlijkheid. | xxxxxxx xxx Xxxxx en Koophandel en dat ze in het Belgisch Staatsblad komt. | |
Structuur | De structuur is vrij te bepalen. | De structuur is vrij te bepalen binnen het wettelijke kader |
Tabel 2: Vergelijking tussen de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid en de VZW
Bron: seminarie/www.lokalenmap.be21/handboek Vademecum voor de VZW22
21xxxx://xxx.xxxxxxxxxx.xx/xxxxx/xxx/Xxxxxxxxxx_00_00_xxxxxxx_xx_XXX.xxx?xxxXxXxxxxx00
0c472720bct1d0a8743
22 X. XXX XXXXX et al., Vademecum voor xx XXX, Xxxxxxxxx, 0000, 11-12
2 Het onderzoek
2.1 Het onderzoeksprobleem
Zoals eerder al aangehaald, heeft de wet van 2 mei 200223 betreffende de nieuwe wetgeving voor verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en stichtingen een wijziging teweeg gebracht aan de wet van 27 juni 1921. Naast deze wet is de VZW nog onderworpen aan andere Koninklijke besluiten, wetten en decreten. Bij het oprichten van een VZW, of zelfs bij een bestaande VZW, wordt vaak de vraag gesteld aan welke aspecten of regels de VZW moet voldoen om wettelijk in orde te zijn.
De bepalingen van de nieuwe VZW-wet moeten nagestreefd worden door de VZW’s. Deze aspecten zijn voor vele VZW’s echter niet vanzelfsprekend. Ook de verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid moeten zich aan enkele wettelijke verplichtingen houden. De link tussen de nieuwe VZW-wetgeving en de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid bloeit voort uit de indruk dat bijkomende verplichtingen van de VZW-wet mensen doet twijfelen om te kiezen voor een VZW en hierdoor sommige VZW’s overschakelen tot een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid. De verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid daarentegen twijfelen door de risco’s die ze lopen om voor hun verenigingsvorm te blijven kiezen en overwegen de optie om als VZW te opereren. Zo ontstaat er dus een vicieuze cirkel tussen de verenigingen die opereren als VZW en zij die onder de vorm van een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid actief zijn. In sommige gevallen wordt naar dit fenomeen gerefereerd als ‘communicerende vaten’. In deze thesis zal een onderzoek verricht worden om de bovenstaande kwestie onder de loep te nemen. Er zal ook onderzocht worden wat de voordelen en nadelen zijn van een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid, om vervolgens te bepalen om welke redenen er voor deze verenigingsvorm wordt gekozen. We zullen in de loop van dit onderzoek aan de hand van een vragenlijst ondervinden wat de problemen zijn voor de meeste verenigingen.
23 Wet van 2 mei 2002 betreffende de nieuwe wetgeving voor verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en stichtingen, B.S. 11 december 2002
Centrale onderzoeksvraag
Als centrale onderzoeksvraag geldt:
“ Welke problemen ondervinden verenigingen in Limburg bij de huidige fiscale, juridische en boekhoudkundige regelgeving en hoe kunnen deze aangepakt worden?”.
Deze centrale onderzoeksvraag is van toepassing voor het gehele project over Limburg. Aangezien wij enkel Maaseik en een specifiek onderwerp verder behandelen, namelijk de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid, hebben wij twee specifiekere centrale onderzoeksvragen, namelijk:
“ Welke problemen ondervinden verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid in Limburg met betrekking tot de huidige fiscale, juridische en boekhoudkundige regelgeving?”
“Welke problemen ondervinden verenigingen in Maaseik bij de huidige fiscale, juridische en boekhoudkundige regelgeving?”
Bij de eerste onderzoeksvraag gaan we alle onderwerpen van belang voor de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid analyseren. Voor de tweede onderzoeksvraag behandelen we ook alle onderwerpen, zowel voor de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid als voor de VZW, voor de stad Maaseik.
2.2 Het onderzoeksopzet
We zullen een kwantitatieve en kwalitatieve analyse uitvoeren van het verenigingsleven. De bedoeling van de kwantitatieve analyse is het aantal gegevens die beschikbaar zijn van de verenigingen te verhogen. Deze gegevens zullen we in verschillende gemeenten in Limburg verzamelen met behulp van een vragenlijst. Aan de hand van deze gegevens willen we een kwalitatieve analyse van het verenigingsleven uitvoeren. Er wordt getracht te analyseren welke aspecten van de wetgeving voor veranderingen vatbaar zijn. De knelpunten worden als het ware opgespoord en aan de hand daarvan proberen we oplossingen te formuleren voor de huidige fiscale, juridische en boekhoudkundige regelgeving.
2.3 Het onderzoeksproces
Er zullen verschillende stappen worden ondernomen voor het kwantitatief en kwalitatief analyseren van het verenigingslandschap. Achtereenvolgens worden de verschillende onderdelen van dit onderzoeksproces toegelicht. Deze onderdelen zijn hieronder in tabelvorm weergegeven.
A) Seminaries, workshops en literatuurstudie | ||||
B) Keuze gemeente en provincie | ||||
C) Opstellen “ de grote verenigingsvragenlijst” | ||||
D) Website, afname vragenlijst | ||||
E) Verwerking gegevens | van | kwalitatieve | en | kwantitatieve |
F) Analyse en evaluatie problemen, interviews | ||||
G) Analyse van het verenigingsleven in Maaseik | ||||
H) Conclusies en aanbevelingen |
Tabel 3: Stappen onderzoeksproces
Bron: eigen verwerking
We kunnen hierbij opmerken dat de eerste vier onderdelen, namelijk het volgen van seminaries, de workshops, de literatuurstudie, de keuze van de gemeente en de provincie, het opstellen van “ de grote verenigingsvragenlijst”, de website, de afname van de vragenlijst en de interviews behoren tot het bekomen en verzamelen van de gegevens. Deze gegevens kunnen dan gebruikt worden voor de volgende te ondernemen stappen. De andere vier onderdelen, namelijk de verwerking van kwalitatieve en kwantitatieve gegevens, de analyse en evaluatie van problemen, de analyse van het verenigingsleven in Maaseik en de conclusies en aanbevelingen behoren tot de verwerking en analyse van de bekomen gegevens. Deze gegevens ter verwerking bestaan uit zowel kwantitatieve als kwalitatieve gegevens. Kwantitatieve gegevens bestaan onder andere uit
het aantal leden en het aantal vrijwilligers actief in de verenigingen. Deze kwantitatieve gegevens kunnen bijdragen tot het in kaart brengen van het verenigingsleven in Limburg. Kwalitatieve gegevens betreft onder andere de duidelijkheid van de wetgeving. Deze kwalitatieve gegevens zullen geanalyseerd worden en als basis dienen om een aanzet te geven tot een mogelijke oplossing van de problematiek.
A) Seminaries, workshops en literatuurstudie
In de eerste plaats hebben wij gedurende een half jaar seminaries bijgewoond. Deze seminaries verduidelijkten de verschillende theoretische aspecten waarmee de verenigingen zoal te maken krijgen. Deze aspecten handelen over de juridische eigenschappen; de boekhoudkundige regels, de fiscale bepalingen en de administratieve formaliteiten. Daarnaast hebben we per team een workshop uitgewerkt. Iedere workshop sneed een ander onderwerp aan waarmee verenigingen in aanraking komen. Deze verschillende onderwerpen zullen later achtereenvolgens besproken worden. Aan de hand van deze workshops werden we meer vertrouwd met de ervaringen waarmee verenigingen te maken kunnen krijgen en werden we al vlug slachtoffer van hoe ingewikkeld de wetgeving wel niet kan zijn. Hiernaast deden we ook een literatuurstudie om meer informatie te verkrijgen over de door ons te behandelen onderwerpen.
Aan de hand van de opgedane kennis tijdens deze seminaries, workshops en literatuurstudie kunnen we al een aantal problemen identificeren. Deze problemen vormen het uitgangspunt voor de opstelling van de vragen die in de vragenlijst worden opgenomen.
B) Keuze gemeente en provincie
In een tweede fase werd een “grote verenigingsvragenlijst” opgesteld. Een aantal verenigingen in acht geselecteerde Limburgse gemeenten werden ondervraagd.
Dit onderzoek werd tot Limburg beperkt, omdat dit op een redelijke korte tijdsspanne moest gebeuren en het analyseren van heel Vlaanderen een te moeilijke opdracht was wat betreft afstand. Als studenten van de Universiteit Hasselt leek het ons logisch te opteren voor de provincie Limburg. We veronderstellen dat het verenigingsleven niet veel zal verschillen naargelang de provincie waar de vereniging is gevestigd, aangezien wij aannemen dat er in alle Vlaamse provincies verenigingen actief zijn in alle mogelijke sectoren.
We hebben de bedoeling een eerste onderzoek te doen naar de verschillende problemen, en willen dus niet dat onze resultaten en conclusies zomaar doorgetrokken kunnen worden in de andere provincies.
Daarnaast moest er bepaald worden welke Limburgse gemeenten we gingen onderzoeken. Wij hebben voor de gemeente Maaseik gekozen aan de hand van de grootte van de gemeente en de geografische spreiding ten opzichte van de andere zeven gemeenten.
Maaseik telt 23.500 inwoners en is gelegen in Noord-Oost Limburg. Het aantal verenigingen in Maaseik is 260, waarvan 127 sportverenigingen, 16 jeugdverenigingen en 117 cultuurverenigingen.
De andere gemeenten die worden onderzocht door onze medecollega’s zijn: Alken, Beringen, Bilzen, Hasselt, Leopoldsburg, Peer en Sint-Truiden. Daarbuiten worden de grootste VZW’s uit de hele provincie Limburg apart bevraagd en geanalyseerd door een collega.Zo kunnen we tot een globaal en representatief beeld komen van Limburg bij het analyseren van de gegevens van het verenigingslandschap. Hieronder wordt een geografische kaart weergegeven met de verschillende gemeenten die in het oranje aangeduid zijn. Zo kan onmiddellijk de spreiding ten opzichte van de andere gemeenten gezien worden. Zo kan ook gezien worden dat Maaseik de enige gemeente van het Maasland is die onderzocht wordt.
Figuur 2: Geografische kaart Limburg
Bron: seminarie
C) Opstellen “ de grote verenigingsvragenlijst”
Na de twee voorgaande stappen, zijn we gezamenlijk (alle meewerkende gemeentes) van start gegaan met het opstellen van een vragenlijst. Er worden twee aparte vragenlijsten opgesteld, één voor de VZW’s en één voor de verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid. Deze vragenlijsten zijn terug te vinden in bijlage 1 en 2. Aan de hand van de verschillende onderwerpen van de vragenlijst, werden we per gemeente nog eens verder onderverdeeld om een betreffend onderwerp meer onder de loep te nemen. Voor dit onderwerp hebben we vervolgens vragen opgesteld voor de vragenlijst. Wij namen het onderdeel de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid voor onze rekening. In deze thesis zal dan ook meer nadruk gelegd worden op het analyseren van dit onderdeel. Dit komt er dus op neer dat wij de gehele vragenlijst voor de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid zullen behandelen. Bij het opstellen van de vragenlijst hebben we er rekening mee gehouden dat er vragen worden opgenomen die moeten dienen om kwantitatieve gegevens te verzamelen over verenigingen. Anderzijds worden er ook vragen opgenomen om problemen te identificeren die verenigingen in de praktijk tegenkomen.
D) Website, afname vragenlijst en interviews
In dit onderdeel worden de benodigde gegevens verzameld. Zo hebben we ons toegespitst op het oprichten van een website, met name “vereniging onder de loep”24. De bedoeling van deze website is dat alle verenigingen hier terecht kunnen met hun problemen. Ook de gemeenten die niet worden onderzocht kunnen hier terecht. Ook hopen we met deze website bekendheid te creëren en de nadruk te leggen op de problemen die verenigingen ervaren. Deze website is opgericht door twee studenten uit ons onderzoeksteam. Daarnaast werden de vragenlijst afgenomen en de benodigde interviews verricht.
E) Verwerking van kwalitatieve en kwantitatieve gegevens
De verzamelde gegevens uit de vragenlijsten worden bekeken en zullen verwerkt worden met behulp van Microsoft Excel. Deze verwerking van de gegevens is terug te vinden in bijlage 3. Deze informatie zal dan dienen voor de verdere analyse.
24 xxxx://xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx
F) Analyse en evaluatie problemen
Het is de bedoeling in deze stap na te gaan wat de werkelijke problemen zijn van verenigingen.
G) Analyse van het verenigingsleven in Maaseik
We zullen de verzamelde gegevens ook gebruiken om het verenigingsleven in Maaseik in kaart te brengen.
H) Conclusies en aanbevelingen
Tot slot zullen we op basis van de bevindingen enkele conclusies trekken en eventuele aanbevelingen doen. Het resultaat moet uiteindelijk het uitwerken en voorstellen van betere, alternatieve wetten en regels zijn.
2.4 Populatieonderzoek
2.4.1 Populatie
Voor het opstellen van de vragenlijst, moet er uiteraard rekening gehouden worden met een populatie. Verschillende gemeenten in Limburg worden bevraagd. Het is dus noodzakelijk dat voor elk van deze gemeente een lijst wordt verzameld van alle verenigingen actief in die welbepaalde gemeente. We zullen hier dan ook nader verklaren hoe we tot de lijst van verenigingen in Maaseik zijn gekomen. We bedoelen met verenigingen actief in Maaseik, de verenigingen waarvan hun maatschappelijke zetel zich in Maaseik bevindt. Dit vormt de populatie voor de analyse van het verenigingsleven in Maaseik.
Hieronder nemen we in tabelvorm de verschillende stappen op hoe we tot de verschillende verenigingen in Maaseik gekomen zijn.
De verengingen in Maaseik |
• Website Maaseik |
• Contact met de stad |
• Belgisch Staatsblad |
Tabel 4: De verenigingen in Maaseik
Bron: eigen verwerking
Eerst en vooral is er gebruik gemaakt van de website van de stad Maaseik.25 Hierop bevonden zich lijsten van de verenigingen, maar deze waren niet uitvoerig genoeg en niet alle verenigingen werden vermeld. Daarnaast werd er contact opgenomen met de stad voor het bekomen van deze lijsten. De medewerking met de verschillende diensten van de stad Maaseik verliep zeer goed en vlot. De verschillende diensten van de stad werd gevraagd of ze een uitvoerige lijst beschikbaar hadden van verenigingen actief in Maaseik. Deze lijsten werden zeer snel via e-mail ontvangen met uitgebreide gegevens per vereniging. Ook het Belgisch Staatsblad werd geraadpleegd om alle VZW’s met maatschappelijke zetel in Maaseik te vinden. Op deze manier is de lijst van verenigingen in Maaseik tot stand gekomen. Hierbij is te vermelden dat deze lijst natuurlijk nooit alle verenigingen in Maaseik kan bevatten, aangezien sommige verenigingen niet aangesloten zijn bij de verschillende raden van de gemeente, zoals de sportraad, de jeugdraad en de cultuurraad. Ook is het moeilijk te weten hoeveel verenigingen er nog werkelijk actief zijn.
Voor de analyse van het door ons te behandelen onderwerp, namelijk de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid, is deze populatie uiteraard groter dan enkel verenigingen in Maaseik. Voor de analyse van de verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid bestaat de populatie dus uit alle acht de onderzochte gemeentes.
2.4.2 Contactkeuze en Steekproefkeuze van de verenigingen
Onze doelstelling is zo veel mogelijk verenigingen te contacteren in een zo kort mogelijke tijdsspanne. Uiteraard zijn, om een zo representatief mogelijk beeld te krijgen, veel goed ingevulde vragenlijsten onmisbaar. Maar in een korte periode van ongeveer twee maanden is het niet vanzelfsprekend om veel goed ingevulde vragenlijsten te verzamelen. De aanpak die we hebben gehanteerd moet hier nader worden verklaard. Eerst en vooral hebben we alle verenigingen waarvan we een e-mailadres hebben, de vragenlijsten doorgestuurd met een bijbehorende begeleidende brief, die terug te vinden is in bijlage 4. Het merendeel van de verenigingen konden we zo bereiken. Daarnaast hebben we degene die geen e-mailadres hadden allemaal gebeld om te vragen of ze bereid waren mee te werken. Vervolgens hebben we de vragenlijsten bezorgd en hebben we hen een week de tijd gegeven vooraleer we de vragenlijsten terug gingen ophalen. Dit was bij ons niet zo een groot succes, aangezien er velen niet opendeden of niet bereid waren mee te werken. Ook hebben we getracht de Algemene Vergaderingen van de jeugdraad, sportraad en cultuurraad bij te wonen. Dit was echter bij geen enkele raad mogelijk.
We hebben de verenigingen opgedeeld in verschillende categorieën naargelang de sector waarin ze actief zijn. Bij het versturen van de vragenlijsten hebben we getracht een gelijke verdeling te verkrijgen van respons in de verschillende categorieën. In tabelvorm ziet dit er als volgt uit:
Categorieën + aantal verenigingen actief in de betreffende groep | Beoogde Procentuele verdeling | Aantal benodigde vragenlijsten |
Sport (127) | 49 procent | 15 |
Cultuur (117) | 45 procent | 13 |
Jeugd (16) | 6 procent | 2 |
Totaal aantal verenigingen: 260 | 30 |
Tabel 5: Beoogde respons vragenlijsten Bron: eigen verwerking
Uit de seminaries bleek dat voor de gemeente Maaseik, met in totaal 260 verenigingen, een steekproefgrootte van 25 à 30 verenigingen voldoende was. We zijn in deze tabel uitgegaan van het maximum van 30 verenigingen voor het berekenen van het aantal benodigde vragenlijsten. Aan de hand van deze tabel is de steekproefkeuze dus duidelijk. We trachtten deze cijfers dan ook zo goed mogelijk te behalen. In bijlage 5 is een lijst van Maaseikse verenigingen opgenomen die meewerkten aan de vragenlijst.
We kunnen vier soorten categorieën onderscheiden: namelijk sport, cultuur, jeugd en een restcategorie. In tabel 5 is deze restcategorie niet opgenomen omdat alle verenigingen uit ons onderzoek onder één van de drie hoofcategoriëen vallen.
Aan de hand van onderstaande vraag, die opgenomen is in de vragenlijst, werden de verenigingen ingedeeld in de betreffende categorieën.
In welke sector is uw vereniging actief dan de verhouding aan) | ? | (Meerdere antwoorden zijn mogelijk, doch geef | |
□ Cultuur | □ Algemene recreatie | □ | Maatschappelijke dienstverlening |
□ Sport | □ Onderwijs en onderzoek | □ | Verdediging van rechten en belangen |
□ Jeugd | □ Gezondheidszorg | □ | Andere activiteiten van de verenigingen |
□ Buurtvereniging | □ | Beheren van onroerende goederen |
Een vereniging valt onder de categorie cultuur als men antwoordmogelijkheid “cultuur” aanduidde, onder de categorie sport als men antwoordmogelijkheid “sport” aanduidde, onder de categorie jeugd als men antwoordmogelijkheid “jeugd” aanduidde, en onder de restcategorie als men één of meerdere van de overige antwoordmogelijkheden aanduidde.
Indien men verschillende sectoren aanduidde, werd er gekeken naar het doel van de vereniging om te bepalen tot welke categorie de vereniging precies behoort.
Aan de hand van voorgaande criteria kunnen we de verkregen respons in onderstaande tabel weergegeven.
Voor de verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid (verkregen aantal: 15):
Aantal | Percentage | |
Sport | 5 | 33,33 procent |
Cultuur | 5 | 33,33 procent |
Jeugd | 3 | 20 procent |
Restcategorie | 2 | 13 procent |
Voor de VZW (verkregen aantal:10):
Aantal | Percentage | |
Sport | 3 | 30 procent |
Cultuur | 5 | 50 procent |
Jeugd | 2 | 20 procent |
Restcategorie | 0 | 0 procent |
Tabel 6: Verkregen respons verenigingen in Maaseik Bron: eigen verwerking
2.5 Onderzoeksdoelen
Uiteraard is het nodig de onderzoeksdoelen die we met deze thesis beogen, nader toe te lichten. We geven in dit onderdeel dus de onderzoeksdoelen weer die we willen onderzoeken met betrekking tot het door ons toegewezen onderwerp, namelijk de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid. Vervolgens kwamen deze voor de analyse van het verenigingsleven in Maaseik aan bod en tenslotte de onderzoeksdoelen met betrekking tot de conclusies en aanbevelingen.
2.5.1 Vereniging zonder rechtspersoonlijkheid
Voor de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid trachten we zoveel mogelijk aspecten te bespreken. Hieronder valt voornamelijk een analyse van de administratie, de boekhouding en de fiscale gegevens.
2.5.2 Analyse verenigingsleven in Maaseik
• Welke problemen doen zich voor bij verenigingen met betrekking tot de wetgeving?
• Welke kunnen de oorzaken zijn van deze problemen?
• Zijn deze problemen enkel van toepassing in Maaseik, of komen deze ook voor in de andere onderzochte gemeentes?
2.5.3 Conclusies en aanbevelingen
• Wat zijn mogelijke conclusies voor de optredende problemen?
• Wat zijn mogelijke oplossingen voor de optredende problemen?
Deel 2 : Analyse van de vereniging zonder
rechtspersoonlijkheid
1 Inleiding
Zoals eerder vermeld doen wij onderzoek naar de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid binnen de samenwerking met de andere studenten. Dit houdt in dat wij de hele vragenlijst voor de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid onder de loep zullen nemen. Daarom zullen we in deel 2 de onderwerpen die terugkomen in de vragenlijst voor de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid uitgebreid uitwerken. Deze onderwerpen zijn onder andere: de identiteitskaart, de werking en aansprakelijkheid en de administratieve handelingen. De onderwerpen worden hieronder opgenomen in de voor ons meest logische volgorde. Zo zal bijvoorbeeld de ontbinding meer op het einde aan de orde komen. Elk onderwerp wordt verder onderverdeeld in:
• Een theoretische achtergrond van het onderwerp voor de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid
Hierin zullen we aan de hand van de gevolgde seminaries, de workshops en de literatuurstudie de theorie met betrekking de onderwerpen verder toelichten. We proberen hier zo uitvoerig mogelijk te zijn, aangezien wij onderzoek doen naar de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid.
• De keuze en analyse van de vragen voor de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid
Vertrekkende van de theoretische achtergrond voor de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid zullen we per onderwerp de keuze van de vragen toelichten. Dit is op basis van de mogelijke problemen en knelpunten die kunnen ontstaan. Achtereenvolgens zullen voor de betreffende vragen die zijn opgenomen in de vragenlijst de resultaten op de betreffende vragen worden besproken. We duiden hier nogmaals aan dat deze keuze en analyse van de vragen betrekking heeft op de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid, en dus niet op de VZW.
• Conclusies voor de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid wat betreft het onderwerp
Na de vorige punten komen we tot de conclusies per onderwerp voor de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid. Hier kunnen we toelichten wat de werkelijke problemen nu zijn binnen het onderwerp en wat mogelijke oplossingen kunnen zijn. Deze conclusies worden in deel 5 van deze
thesis nog eens aangehaald en er wordt daar gezocht naar aanbevelingen. Ook hier hebben de conclusies enkel betrekking op de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid.
In onderstaande tabel wordt de hierboven beschreven aanpak per onderwerp nog even herhaald om een duidelijk beeld te krijgen.
1. Theorie onderwerp |
2. De keuze en analyse van de vragen |
3. Conclusies |
Tabel 7: Overzicht behandeling onderwerpen
Bron: eigen verwerking
Hierna zullen we een vergelijkende studie doen wat betreft de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid in Nederland. Aangezien in Nederland een andere aanpak is wat betreft rechtspersoonlijkheid is het nuttig om dit te vergelijken en zelfs oplossingen in deel 5 aan te bieden voor problemen die zich voordoen in de door ons onderzochte gemeentes.
2 De identiteitskaart
2.1 Theoretische achtergrond van de identiteitskaart voor de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid
Achtereenvolgens zal een theoretische bespreking gegeven worden van de definitie, de historiek, de naam en de leden van de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid. Deze onderdelen worden aangehaald om een duidelijk beeld van de identiteit te verkrijgen van een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid.
2.1.1 De definitie van de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid
Gedurende een lange tijd kende de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid geen algemene definitie in de wet. Dit wijzigde met de wet betreffende de rechten van vrijwilligers die een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid definieert als: “elke vereniging zonder rechtspersoonlijkheid van twee of meer personen die in onderling overleg een activiteit organiseren met het oog op de verwezenlijking van een onbaatzuchtige doelstelling, met uitsluiting van enige winstverdeling onder haar leden en bestuurders, en die een rechtstreekse controle uitoefenen op de werking van de vereniging”.26
Een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid ontstaat dus wanneer twee of meer personen samen een idee willen verwezenlijken. De oprichters van een dergelijke vereniging zijn niet overgegaan tot het aannemen van één van de door de wet voorziene rechtsvormen. Deze verenigingsvorm is dus niet gebonden aan wettelijke bepalingen27. De organisatie is vaak minder strak geregeld en heeft vaak een vrijblijvend karakter. Er is dan ook een veelheid van verschijningsvormen die onder deze vorm valt. Zo vallen onder andere een muziekvereniging, een studentenclub, een
26 Wet van 1 augustus 2006 betreffende de nieuwe wetgeving voor vrijwilligers, B.S. 11 augustus 2006
27 X. XXX XXXXX et al., Vademecum voor xx XXX, Xxxxxxxxx, 0000, 5
scoutvereniging, een wijkcomité, minderheidsaandeelhouders, een oudervereniging en een carnavalsvereniging onder deze vorm.28
Het aantal verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid moet niet onderdoen voor dat van de VZW’s. Dit blijkt ook uit onze algemene analyse van de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid, want we verkregen een groot aantal vragenlijsten van deze vereniginsvorm terug. Er zijn veel verenigingen van deze aard met een belangrijke invloed in het maatschappelijke leven. Misschien net omwille van het grote maatschappelijke belang van deze vereniging is deze vorm slachtoffer geworden van een theorievorming waarvoor een nuchtere technische analyse ontbreekt in termen van het gemeen verbintenissen-, zaken- en procesrecht.29
2.1.1.1 Geen rechtspersoonlijkheid
Uit de definitie blijkt dat het om elke vereniging zonder rechtspersoonlijkheid gaat. Bijgevolg geven we een nadere toelichting van het begrip rechtspersoonlijkheid geven. Om rechtspersoonlijkheid nader te verklaren, beginnen we best met een toelichting van de natuurlijke persoon. We zijn allemaal natuurlijke personen met elk onze rechten en plichten. We kunnen eigenaar zijn van een patrimonium, we kunnen gehouden zijn tot het betalen van schulden en/of belastingen of we kunnen houder zijn van andere rechten of plichten. Het is eenvoudig om na te gaan wie welke rechten en plichten heeft als iedereen individueel handelt. Dit is moeilijker als een groep natuurlijke personen samen bepaalde activiteiten verricht. En het wordt nog moeilijker als er een vermenging ontstaat tussen de rechten en plichten die men als privaat persoon heeft en deze die men als lid van een vereniging heeft. Om een oplossing te bieden voor dit fenomeen, komt de ontwikkeling van de rechtspersoonlijkheid van toepassing. Een groep mensen die samen activiteiten willen organiseren op duurzame basis kunnen een rechtspersoon creëren. Deze rechtspersoon gaat een afzonderlijk juridisch leven leiden naast dat van de natuurlijke personen die er deel van uitmaken. De rechtspersoon heeft zijn eigen rechten en plichten. Dus er wordt een onderscheid gemaakt tussen het patrimonium van de vereniging en dat van de natuurlijke personen die er actief zijn, door de oprichting van een rechtspersoon. Zo zal als de rechtspersoon een onroerend goed in bezit heeft dit losstaan van het patrimonium van de natuurlijke personen die actief zijn binnen de rechtspersoon. Als de rechtspersoon schulden
28 W. DEWEPPE, De feitelijke vereniging en de vereniging zonder winstoogmerk in kort bestek, Lokeren, 2005, 4, gepubliceerd op xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx
29 X. XXXXXXXXX, De VZW naar huidig en komend recht: referatenbundel van de studiedag van 17 maart 2000”, Jura Falconis, Leuven, 2000, 76
heeft, kunnen de natuurlijke personen die actief zijn binnen de rechtspersoon hiervoor ook niet aangesproken worden. Een rechtspersoon heeft onder andere een naam, een adres en een nationaal nummer, net zoals een natuurlijke persoon. Om rechtspersoonlijkheid te bekomen moet aan een aantal wettelijke voorziene formaliteiten en procedures aandacht besteed worden. Deze verschillen naargelang het type rechtspersoon dat gaat opgericht worden. 30 We kunnen voor deze theorie omtrent rechtspersoonlijkheid ook verwijzen naar de begrippen volkomen en onvolkomen rechtspersoonlijkheid die verder in deze thesis behandeld worden 31.
De vereniging zonder rechtspersoonlijkheid wordt ook gezien als een onbenoemde overeenkomst. De partijen komen hier overeen samen te werken op een onbaatzuchtige manier32.
2.1.2 Historiek van de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid
Vooral in de negentiende eeuw wordt de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid beschouwd als een onbestaande entiteit die zich buiten de juridische orde bevindt. Toch wordt deze vorm van vereniging belangrijk beschouwd. Dit vloeit voort uit het feit dat voor de VZW-wet van 27 juni 1921 de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid bijna de enige manier was om zich te verenigen op een niet-commerciële basis, tenzij de wetgever met een ad hoc-wet de rechtspersoonlijkheid toekende aan een individuele vereniging. Bovendien was de mogelijkheid om zich te verenigen in een juridische vorm de inzet van een verhitte ideologische strijd. Politieke, economische en religieuze passies hadden de bovenhand, eerder dan juridische overwegingen. 33
De vereniging zonder rechtspersoonlijkheid is een legitiem onbenoemd contract. Dit neemt niet weg dat er zich in het recht nog steeds sporen bevinden van de oude visie op de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid als entiteit los van de leden en daarom zonder juridisch effect. Zo
31 Zie deel 3, sectie 6.1
32 X. XXXXXXXXX, De VZW naar huidig en komend recht: referatenbundel van de studiedag van 17 maart 2000”, Jura Falconis, Leuven, 2000, 89
33 X. XXXXXXXXX, De VZW naar huidig en komend recht: referatenbundel van de studiedag van 17 maart 2000”, Jura Falconis, Leuven, 2000, 78-79
hebben de Raad van State en het Grondwettelijk Hof het standpunt dat de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid niet bestaat en dus ook niet in rechte kan optreden. 34
Het begrip rechtspersoonlijkheid was in de negentiende eeuw minder scherp dan nu en werd meer functioneel bekeken. Indien een bepaalde stroming de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid een rechtspersoon heeft genoemd, dan kan dit binnen de huidige terminologie zo worden gelezen dat de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid rechtspersoonlijkheidskenmerken heeft.35
2.1.3 De naam van de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid
Een vereniging kan zich onderscheiden van andere door het gebruik van een eigen naam. De naam is vrij te kiezen, behoudens in een aantal gevallen. Eerst en vooral mag de naam niet identiek zijn aan of een gevaar opleveren van verwarring met andere organisaties die zich richten tot hetzelfde publiek. Een naam kiezen die identiek is en waardoor verwarring kan ontstaan is een fout volgens art 1382 B.W. Een ander punt dat aandacht vereist is dat verenigingen onder het begrip onderneming vallen conform de wet van de handelspraktijken. “Onrechtmatig gebruik door een niet-handelaar van een handelsnaam jegens een handelaar of niet-handelaar kan aanleiding geven tot een stakingsvordering”. 36
2.1.4 De leden van de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid
De leden van de vereniging zijn de partijen tot de overeenkomst van vereniging. 37 De vereniging zonder rechtspersoonlijkheid wordt niet langer als een onbestaande of onbekwame entiteit los van de leden gezien, zoals vroeger het geval was, maar als een verzameling van die leden. Dit
34 X. XXXXXXXXX, De VZW naar huidig en komend recht: referatenbundel van de studiedag van 17 maart 2000”, Jura Falconis, Leuven, 2000, 77-79
35 X. XXXXXXXXX, De VZW naar huidig en komend recht: referatenbundel van de studiedag van 17 maart 2000”, Jura Falconis, Leuven, 2000, 79
36 W. DEWEPPE, De feitelijke vereniging en de vereniging zonder winstoogmerk in kort bestek, Lokeren, 2005, 4, gepubliceerd op xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx
37 D. XXX XXXXXX, Handboek verenigingen, Kalmthout, Biblo, 2002, 43
belet niet dat deze leden aan het rechtsverkeer kunnen deelnemen onder de loutere vermelding van de verenigingsnaam. Een vordering ingesteld tegen een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid bijvoorbeeld kan dus begrepen worden als een vordering ingesteld tegen de leden van de vereniging. 38
We zullen achtereenvolgens de toetreding en de uittreding van de leden bespreken.
2.1.4.1 Toetreding
Het zijn de stichters die de overeenkomst ondertekenen bij de oprichting. Hiermee ontstaat er een wilsuitdrukking om tot die vereniging als lid toe te treden.39
Er zijn verschillende vormen mogelijk voor toetreding van nieuwe leden. Een voorbeeld hiervan is dat men enkel lid kan worden vanaf de leeftijd van 55 jaar, bijvoorbeeld bij seniorenverenigingen.40
Bij de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid is er geen wezenlijk verschil tussen initiële, oprichtende leden en toegetreden leden Dit is in tegenstelling tot een vereniging zonder winstoogmerk. Meestal is er slechts sprake van één orgaan in een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid, namelijk het bestuur.41
38 X. XXXXXXXXX, De VZW naar huidig en komend recht: referatenbundel van de studiedag van 17 maart 2000”, Jura Falconis, Leuven, 2000, 89
39 X. XXX XXXXX et al., Vademecum voor xx XXX, Xxxxxxxxx, 0000, 6
40 X. XXX XXXXX et al., Vademecum voor xx XXX, Xxxxxxxxx, 0000, 6-7
41 X.XXX XXXXX et al., Vademecum voor xx XXX, Xxxxxxxxx, 0000,0
• Regels van de overeenkomst
Naast de partijen die de overeenkomst van vereniging bij de oprichting hebben ondertekend, kunnen andere leden toetreden na de oprichting. Ze moeten dan wel toetreden als partij tot de overeenkomst van vereniging. Dit vraagt de toestemming van alle andere leden.
Het lid dat gaat toetreden moet aanvaarden toe te treden tot de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid. Deze aanvaarding van nieuwe leden kan uitdrukkelijk of stilzwijgend gebeuren. Dit wordt bewezen aan de hand van de regels van het Burgerlijk Wetboek inzake bewijs 42. Door de toetreding gaat het lid alle verbintenissen die de statuten opleggen aan zijn leden moeten aanvaarden. Een veel voorkomend voorbeeld hiervan is het betalen van jaarlijks lidgeld aan de vereniging. 43
De vereniging of het orgaan dat beslist over de toetreding van leden kan beslissen of ze een bepaalde kandidaat aanvaardt of niet. Voor haar weigering moet ze in feite geen verklaring geven, aangezien dit besloten ligt in de contractsvrijheid. Uiteraard kunnen de statuten iets anders bepalen. 44
Belangrijk is dat een nieuw lid in feite niet aansprakelijk kan worden gesteld voor de verbintenissen die in het verleden zijn aangegaan door de vereniging, tenzij anders werd overeengekomen.45
• Statutaire bepalingen
We kunnen hier reeds een omschrijving aanhalen voor het begrip statuten voor het begrip ervan. Deze omschrijving is van toepassing op de VZW’s aangezien bij een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid het niet verplicht is statuten op te stellen. Een omschrijving van de
42 Art. 1315 e.v. B.W.
43 D. XXX XXXXXX, Handboek verenigingen, Kalmthout, Biblo,2002,43-44
44 D. XXX XXXXXX, Handboek verenigingen, Kalmthout, Biblo,2002,44
45 D. XXX XXXXXX, Handboek verenigingen, Kalmthout, Biblo, 2002, 44
statuten voor een VZW luidt als volgt: “ het geheel van regels dat men bij de stichting van de VZW neerschrijft en waaraan de VZW en haar leden gedurende het bestaan van de VZW onderworpen zijn” 46. Deze statuten kan een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid dus ook opstellen als ze dit wenst. De statuten47 kunnen een bijzondere toetredingsregeling voorzien. Ook bepalen de statuten het beoordelend orgaan. 48
De leden die toetreden, verbinden zich om zichzelf te houden aan wat de statuten en de reglementen van de vereniging bepalen. Ook moeten deze leden de beslissingen opvolgen die haar organen hebben genomen en die krachtens de statuten verplicht zijn voor de leden. De statuten kunnen immers sancties opleggen aan de leden die de statuten, reglementen en beslissingen niet nakomen.49
• In de praktijk
In de praktijk komen zowel verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid voor die een klein aantal leden hebben, maar ook andere die een vrij groot aantal leden hebben. Bij een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid met een groot aantal leden, kan het probleem voorkomen dat beslissingen moeten genomen worden met eenparigheid van de stemmen.50
Dus als in de statuten niets anders bepaald wordt omtrent hoe beslissingen moeten worden genomen, zullen alle beslissingen worden genomen met eenparige instemming van alle leden.51 Alle leden eenparig laten stemmen wordt gezien als een fictie. Vandaar dat er een noodzaak heerst om quorum en meerderheden te voorzien in de statuten.52 Het is dus belangrijk in de statuten het beheer van de vereniging te regelen, met de bevoegdheden van de algemene
46 X. XXXXXX, De VZW stap voor stap, Xx Xxxxx & Xxxxxxx, Xxxxxxx, 0000, 20
47 Zie deel 2, sectie 4.1
48 D. XXX XXXXXX, Handboek verenigingen, Kalmthout, Biblo, 2002, 43
49 Art. 2 Wet 24 mei 1921 tot waarborg van de vrijheid van vereniging
50 X. XXX XXXXX et al., Vademecum voor de VZW, Antwerpen, 2007, 7
51 D. XXX XXXXXX, Handboek verenigingen, Kalmthout, Biblo, 2002, 44
52 W. DEWEPPE, De feitelijke vereniging en de vereniging zonder winstoogmerk in kort bestek, Lokeren, 2005, 6, gepubliceerd op xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx
vergadering en de bestuursorganen en de bepaling van de meerderheden vereist voor het nemen van een beslissing. 53
2.1.4.2 Uittreding
Met het uittreden van een lid bedoelen we de vrijwillige verlating van de vereniging van dit lid. Dit recht om vrijwillig de vereniging te verlaten, wordt bepaald door artikel 2 van de Wet van 24 mei 1921 tot waarborg van de vrijheid van vereniging. 54
Uittreding staat tegenover uitsluiting en de opschorting. Bij uitsluiting wordt er principieel met unanimiteit door de leden gestemd en de opschorting houdt een tijdelijke sanctie in en is meestal door het bestuur opgelegd.55
De uittreding van een lid heeft niet de ontbinding van de vereniging tot gevolg. Het uittredende lid kan ook geen uitkering of verdeling van zijn inbreng vorderen, aangezien er geen winstoogmerk wordt nagestreefd. Het lid dat beslist uit de vereniging te treden, blijft wel aansprakelijk voor de schulden die zijn aangegaan in het verleden. 56
De uittreding mag wel aan bepaalde voorwaarden zijn onderworpen, zoals een opzeggingstermijn. Wanneer er niets in de statuten werd bepaald, zal elk lid vrij kunnen uittreden, maar met dien verstande dat hij een redelijke opzeggingstermijn in acht moet nemen.57
53 D. XXX XXXXXX, Handboek verenigingen, Kalmthout, Biblo, 2002, 44
54 D. XXX XXXXXX, Handboek verenigingen, Kalmthout, Biblo, 2002, 54
55 W. DEWEPPE, De feitelijke vereniging en de vereniging zonder winstoogmerk in kort bestek, Lokeren, 2005, 6, gepubliceerd op xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx
56 D. XXX XXXXXX, Handboek verenigingen, Kalmthout, Biblo, 2002, 54-55
57 D. XXX XXXXXX, Handboek verenigingen, Kalmthout, Biblo, 2002, 55
2.1.5 Voor-en nadelen van een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid en een VZW
We kunnen enkele voor-en nadelen opsommen voor een VZW en voor een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid58. We halen dit aan aangezien in de vragenlijst gevraagd wordt waarom ze kiezen voor hun verenigingsvorm en dit dus een zicht geeft op wat ze denken wat de voordelen van hun verenigingsvorm zijn en de nadelen van de niet gekozen verenigingsvorm. Daarom dient er ook een theorethische achtergrond over de voordelen en de nadelen van de verenigingsvormen gegeven te worden.
Voordelen vereniging zonder rechtspersoonlijkheid:
• De administratieve verplichtingen zijn zeer beperkt.
• De vereniging volgt de dynamiek van de werking.
Nadelen vereniging zonder rechtspersoonlijkheid:
• Men is persoonlijk aansprakelijk bij het ondertekenen van een contract.
• Het eigen vermogen kan aangesproken worden.
Voordelen VZW:
• De VZW is als rechtspersoon aansprakelijk bij het ondertekenen van een contract, individuen blijven in principe buiten schot.
• Het vermogen van de VZW wordt aangesproken, zo zullen er dus minder financiële risico’s zijn.
• Mogelijkheid om patrimonium op te bouwen. Een VZW kan onbeperkt een patrimonium opbouwen. De enige voorwaarde bestaat erin dat het patrimonium minstens onrechtstreeks voor het verwezenlijken van haar doel moet kunnen worden aangewend.
58xxxx://xxx.xxxxxxxxxx.xx/xxxxx/xxx/Xxxxxxxxxx_00_00_xxxxxxx_xx_xxx.xxx?xxxXxXxxxxx000
c472720bct1d0a8743
• Interne zekerheid voor leden en bestuurders. Door de statuten en het huishoudelijk reglement worden een aantal praktische zaken geregeld. Bijvoorbeeld: Wie kan in naam van de VZW contracten tekenen? Kan men contracten tekenen voor om het even welk bedrag? Wat gebeurt er met de bezittingen van de VZW als deze ontbonden wordt?
Nadelen VZW 59:
• Er zijn heel wat administratieve, boekhoudkundige en fiscale verplichtingen .
• De structuur van de VZW is tamelijk strak en minder vrijblijvend dan een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid.
• De kostprijs. Een VZW oprichten kost namelijk geld. Bovendien zullen er tijdens het bestaan van de VZW ook kosten worden gemaakt, zoals bijvoorbeeld een statutenwijziging.
Uit een interview met Erik Haenen60, eigenaar van boekhoud- en fiscalititeitkantoor HS&P, blijkt dat de voordelen van een VZW de structuur, de zekerheid, en de vrij eenvoudige oprichting zijn. Het grote nadeel is volgens hem dat er meer verplichtingen zijn op boekhoudkundig vlak. Dit stemt overeen met de bovengenoemde voor-en nadelen.
2.2 Keuze en analyse van de vragen voor de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid wat betreft de identiteitskaart
De opgenomen vragen in de vragenlijst voor de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid voor het onderwerp “de identiteitsfiche” kunnen opgedeeld worden in 3 subdelen, namelijk:
1. Algemeen
2. Sector
3. Situatieschets
59 X.XXXXXX, De VZW stap voor stap, Xx Xxxxx & Xxxxxxx, Xxxxxxx, 0000, 40-41
60 Zie bijlage 6
De keuze van de vragen en de resultaten van de vragen worden eerst geanalyseerd volgens deze drie subdelen van de identiteitsfiche. Vervolgens zullen we ook vragen aanhalen die specifiek voor een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid gelden, namelijk de voordelen en nadelen verbonden aan een VZW.
2.2.1 Algemeen
Voor het algemene deel van de identiteitsfiche worden volgende vragen gesteld:
• Naam van de vereniging
• Postcode vereniging
• Functie van de persoon die de vragenlijst invult binnen de vereniging
• Vorm van de vereniging: VZW, vereniging zonder rechtspersoonlijkheid of andere
• Waarom heeft u gekozen voor deze vorm?
Het is logisch dat deze vragen gesteld worden om de vereniging enigszins te identificeren. We hebben reeds aangehaald dat voor de vraag “Waarom heeft u gekozen voor deze vorm?” de voordelen van de gekozen verenigingsvorm en de nadelen van de niet gekozen vorm naar boven zullen komen volgens de betreffende vereniging.
Wat betreft de keuze van de verenigingsvorm leren we dat de meeste verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid, 30,12 procent van de ondervraagde verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid, voor deze vorm kiezen omdat er bij een VZW te veel en te uitgebreide administratieve verplichtingen komen kijken voor een redelijk kleine vereniging. Een tweede grote reden, 27,11 procent, is dat de vorm van vereniging zonder rechtspersoonlijkheid wordt opgelegd door een koepelorganisatie, zoals bijvoorbeeld Chiro Nationaal of de Christelijke Mutualiteit, die dan meestal als een VZW opereert. Een laatste veel voorkomende reden, 19,88 procent, waarom er als vereniging zonder rechtspersoonlijkheid wordt geopereerd is omdat de vereniging al lang op deze manier bestaat en de stichtende leden de vereniging reeds verlaten hebben, waardoor er vaak niet wordt stilgestaan bij de gehanteerde vorm.
2.2.2 Sector
Een ander deel van de identiteitsfiche betreft de sector waarin de vereniging actief is. De opgenomen vraag hieromtrent luidt als volgt:
□ Beheren van onroerende goederen
□ Buurtvereniging
□ Andere activiteiten van de verenigingen
□ Gezondheidszorg
□ Jeugd
□ Verdediging van rechten en belangen
□ Onderwijs en onderzoek
□ Sport
□ Maatschappelijke dienstverlening
□ Cultuur □ Algemene recreatie
In welke sector is uw vereniging actief ? (Meerdere antwoorden zijn mogelijk, doch geef dan de verhouding aan)
Zoals reeds in deel 1 uitvoerig werd besproken, is deze vraag nodig om de vereniging te verdelen in een categorie, namelijk in cultuur, sport, jeugd of de restcategorie. 61
In figuur 3 wordt de procentuele verdeling van de verenigingen over de verschillende economische sectoren weergegeven.
61 Zie deel 1, sectie 2.4
Figuur 3: Verdeling van de verenigingen over de economische sectoren
Bron: eigen verwerking
Van de 166 ondervraagde verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid zijn er 38,55 procent actief in de culturele sector, 31,33 procent van de verenigingen houdt zich bezig met sportieve activiteiten en 23,49 procent van de verenigingen hebben als voornaamste actiedomein het jeugdwerk. Voor de rest zijn er zes kleinere categorieën zoals in de figuur terug te vinden is, die als de restcategorie worden bestempeld.
2.2.3 Situatieschets
Voor de situatieschets worden de volgende vragen opgenomen:
Geef telkens het cijfer aan en duidt het symbool aan om aan te geven hoe de evolutie in de laatste jaren volgens u was voor deze categorie personen: stijgend (↑), dalend (↓) of constant blijvend (=).
Leden (werkende en toegetreden leden, dus iedereen die actief is binnen de vereniging) | |
Aantal: ……….. Evolutie: ↑ of ↓ of = | |
Loontrekkenden met arbeidsovereenkomst | |
Aantal: ……….. Evolutie: ↑ of ↓ of = In VTE62: ………. Wie is de werkgever? |
Vrijwilligers (al dan niet met onkostenvergoeding) | |
Aantal: ……….. Evolutie: ↑ of ↓ of = |
Deze vragen zijn gekozen om kwantitatieve gegevens binnen de vereniging te verkrijgen.
62 in VTE: Voltijdse equivalenten:
aantal voltijdse werknemers + aantal deeltijdse werknemers omgerekend in voltijdse eenheden Bijvoorbeeld: 1 voltijdse en 2 halftijdsen = 2 voltijdsen equivalenten
We kunnen zien dat vijftig procent van de verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid een ledenaantal heeft van minder dan vijftig leden. Vijfentwintig procent heeft meer dan honderd leden en vierentwintig procent bevindt zich in de middencategorie, dus tussen de vijftig en honderd leden. We kunnen dus vaststellen dat het merendeel van de verenigingen zeer klein is, iets wat eigen is aan de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid. Men zou verwachten dat de gemiddelde VZW daarentegen over een groter ledenaantal beschikt. De resultaten lossen deze verwachten niet in. Ook bij de VZW’s zijn het aantal verenigingen onder de 50 leden het grootst.
2.2.4 Specifiek voor de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid
Voor de vragen specifiek voor de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid wordt er gevraagd of ze de voordelen en de nadelen verbonden aan een VZW wel kennen. Hieruit kunnen we afleiden waarom ze voor een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid kiezen en niet voor een VZW.
Welke voordelen zijn er volgens u verbonden aan een VZW?
Welke nadelen zijn er volgens u verbonden aan een VZW?
Uit de resultaten kunnen we samenvatten dat de meeste verenigingen toch beseffen dat enige vorm van rechtspersoonlijkheid en de daarmee verbonden beperkte aansprakelijkheid een groot
voordeel kan zijn. Een tweede belangrijk voordeel is de duidelijke structuur die een VZW biedt. De ingewikkelde dure boekhoudkundige en administratieve verplichtingen worden dan weer gezien als een groot nadeel aan de VZW.
2.2.5 Conclusies voor de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid wat betreft de identiteitskaart
Uit bovenstaande resultaten kunnen we een aantal conclusies trekken. Een eerste conclusie is dat er 3 grote redenen zijn waarom een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid kiest voor deze verenigingsvorm:
1. Administratieve verplichtingen van een VZW
2. Opgelegd door een koepelorganisatie
3. Verenigingsvorm bestaat al lang voor betreffende vereniging + stichtende leden die niet meer deel uit maken van de vereniging
Deze redenen zijn opgenomen in volgorde van belangrijkheid. We kunnen hieruit halen dat het merendeel van de verenigingen de administratieve verplichtingen, waaronder in de volksmond vaak de boekhouding wordt begrepen, ziet als het grootste struikelblok. Dit staat lijnrecht tegenover de hoofddoelstelling van de nieuwe VZW-wet, namelijk een grotere doorzichtigheid van de boekhouding63. De nieuwe wet heeft er met andere woorden niet voor kunnen zorgen dat de VZW door de verenigingen als een transparante en controleerbare entiteit wordt gezien. Voor de verschillende overheden daarentegen heeft de nieuwe VZW-wet wel zijn werk kunnen doen, er is een grotere transparantie en een grotere controlemogelijkheid ontstaan voor deze overheden. Zo heeft de griffie meer zicht op de administratieve activiteiten van de VZW’s, zoals de boekhouding, omdat alle VZW’s de verschillende administratieve verplichtingen op dezelfde manier moeten nakomen en neerleggen. Het bovenstaande voordeel gaat ook op voor de concurrenten van de VZW’s. Met concurrenten bedoelen we ondernemingen die dezelfde activiteiten hebben als een bepaalde VZW maar opereren als een vennootschap. Voor hen is het veel gemakkelijker om hun concurrenten te controleren en te bestuderen vermits alle documenten, neergelegd op de griffie, openbaar raadpleegbaar zijn voor derden. Voornoemde voordelen van de nieuwe VZW-wet voor de overheid en de concurrenten van de verenigingen
63 H. PRIMS, De nieuwe VZW-wet: Een jaar later, Kluwer, Mechelen, 2003, 21-23
gaan niet op voor de verenigingen zelf en kunnen dus geen argument vormen voor een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid om over te stappen naar een VZW-vorm.
Uit bovenstaande resultaten kunnen we ook leren dat de koepelorganisatie vaak bepaalt dat de kleinere deelorganisaties als een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid moeten opereren. De koepelorganisatie, zoals bijvoorbeeld het ACW, zorgt dan voor bepaalde bescherming en regelt bepaalde administratieve verplichtingen of geeft advies hieromtrent.
Een derde om voor een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid te kiezen is dat ze eigenlijk geen reden hebben. Een groot aantal van de Limburgse verenigingen bestaat namelijk al lange tijd en vermits we met vrijwilligerswerk te maken hebben, heeft er al meerdere malen een wisseling van bestuur plaatsgevonden. Dit laatste heeft tot gevolg dat de huidige leden meestal niet op de hoogte zijn van de redenen waarom er voor deze verenigingsvorm is gekozen en dit meestal ook niet in twijfel trekken.
Deze conclusies worden grotendeels weerspiegeld door de resultaten over de voor-en nadelen van de VZW’s en de verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid. Ook hier worden de administratieve verplichtingen en de boekhouding als de grootste nadelen aan de VZW opgesomd. Als belangrijkste voordelen van een VZW worden de rechtspersoonlijkheid en de daaraan gekoppelde beperkte aansprakelijkheid alsook een duidelijke structuur aangeduid.
Er bestaan veel verenigingen in Limburg maar de meeste zijn klein wat betreft het ledenaantal. Het beschikken over een groot ledenbestand is echter iets dat het merendeel van de verenigingen nastreeft. Niet alleen om hogere subsidiebedragen, vaak gedeeltelijk georiënteerd op het ledenaantal, te ontvangen maar ook omwille van de hoeveelheid werk, tijd en in sommige gevallen zelfs geld en bijdragen in natura die de vrijwilligers in zo een vereniging steken. De trend van de kleine vereniging wordt echter niet alleen door de vrijwilligers zelf beklaagd, maar ook door de gemeenten en provincies. Zij moeten immers veel meer verenigingen subsidies betalen, hulp aanbieden, van ruimte voorzien enzovoort. Dit betekent vaak ook dat ze er enige tijd in moeten steken. Een voorbeeld hiervan is de jeugdconsulent en schepen van jeugd, beide betaald met gemeentelijke gelden. Een bevestiging van deze theorie is dat er de laatste jaren in veel gemeenten gefusioneerd wordt. Verschillende gemeenten hebben namelijk het doel vooropgesteld om het aantal verenigingen te beperken door ze samen te voegen tot grotere gehelen. Dit heeft voor de gemeente veel voordelen, kijk maar naar de vermindering van de benodigde ruimte, overlast en tijd. Bij de verenigingen zelf botst de fusioneringsdrang van de
gemeenten daarentegen vaak op protest. Voorbeelden van gemeenten die bezig zijn met het fusioneren van verenigingen zijn Bilzen en Hoeselt. Een specifiek voorbeeld, van de gemeente Hoeselt, van deze fusionering van verenigingen is de fusie tussen de verschillende voetbalploegen uit de deelgemeentes naar één centrale voetbalploeg met gebundelde krachten. Deze fusie is er gekomen op sterk aanraden van de gemeente zelf met de als achterliggende reden kostenbesparing, die zich uit in wederzijdse voordelen. Deze voordelen kunnen omschreven worden als effectieve kostenbesparing voor de gemeente zelf en een betere infrastructuur en meer geld voor spelers langs de verenigingszijde.
3 Structuur en doel
3.1 Theoretische achtergrond van de structuur en het doel voor de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid
We zullen achtereenvolgens volgende punten bespreken:
• De structuur van een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid. Het bestuur valt onder de structuur binnen een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid. Aangezien het bestuur een belangrijk onderwerp is, zullen we dit theoretisch toelichten.
• Het doel van een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid
3.1.1 De structuur van een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid
Zoals in deel 1 reeds werd vermeld in de vergelijkingstabel tussen de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid en de VZW, is de structuur bij een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid vrij te bepalen. Dit is in tegenstelling tot de VZW, waar de structuur enkel vrij te bepalen is binnen het wettelijke kader. We zullen eerst de oprichting van een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid aanhalen, om het nadien te kunnen vergelijken met de oprichting van een VZW. Vervolgens wordt het bestuur van een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid, waarvoor dus ook niets wettelijks bepaald is, hier nader verklaard.
3.1.1.1 De oprichting van een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid
Wat betreft de oprichting van een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid kunnen we kort zijn. De leden sluiten een overeenkomst van vereniging door de oprichting van een vereniging. Aan een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid zijn geen wettelijke verplichtingen verbonden. Deze vereniging onstaat dus als men van start gaat met de activiteiten van de vereniging. Dit is in tegenstelling tot de oprichting van een VZW.
3.1.1.2 Het bestuur van een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid
Onder bestuur wordt het beheer van de ingebrachte en verworven goederen voor en binnen de vereniging verstaan en het uitvoeren van de te voeren activiteit.64
Volgens Xxxxxxx en Xxx Xxxxxx zijn volgende vernoemde artikelen van het Wetboek van Venootschappen ook van toepassing op de verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid.
Artikel 36, 2° in het Wetboek van Vennootschappen leert ons dat de goederen die werden ingebracht of die werden verworven in het kader van de vereniging enkel gebruikt mogen worden in de activiteit van de vereniging.
Het bestuur kan best in de statuten van de vereniging geregeld worden. De statuten regelen dan de bevoegdheden en de werking. Bij het gebrek aan dergelijke regeling zal beroep gedaan worden op de artikelen 33 tot en met 37 van het Wetboek van vennootschappen die gelden voor vennootschappen.65
Er kan verwezen worden naar artikel 36 van het Wetboek van vennootschappen, indien er niets bepaald werd. Hierin komt het erop neer dat elk lid bestuurshandelingen kan stellen voorzover een medevennoot zich niet op voorhand heeft verzet. Voor daden die onroerende goederen aangaan, moeten weliswaar alle leden instemmen. Aansluitend hierbij stelt artikel 37 van het Wetboek van vennootschappen dat een vennoot, die niet is belast met het bestuur, niet alleen de bevoegdheid heeft om de roerende of onroerende goederen te vervreemden of te verpanden. 66
Er kan worden verwezen naar artikelen 33 tot en met 35 van het Wetboek van vennootschappen indien de vereniging een bestuursorgaan heeft ingesteld. Deze artikelen wijken wel af van de
64 W.DEWEPPE, De feitelijke vereniging en de vereniging zonder winstoogmerk in kort bestek, Lokeren, 2005, 6, gepubliceerd op xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx
65 D. XXX XXXXXX, Handboek verenigingen, Kalmthout, Biblo,2002,45
66 D. XXX XXXXXX, Handboek verenigingen, Kalmthout, Biblo,2002,45
regels inzake lastgeving. De algemene regel in artikel 33 van het Wetboek van vennootschappen, die luidt dat het bestuur alle daden die tot zijn bevoegdheid behoren mag verrichten zonder dat enig onderscheid wordt gemaakt tussen daden van beheer en daden van beschikking , is afwijkend van artikel 1988 van het Burgerlijk Wetboek. Dit artikel 33 bevat een regel die ook geldt voor verenigingen. Van het ogenblik dat het bestuur van de vereniging aan een raad van bestuur wordt opgedragen, wordt bedoeld dat dit orgaan alle handelingen kan stellen om het doel van de vereniging te verwezenlijken. Het is niet de bedoeling van de oprichters dat een onderscheid tussen daden van beheer en daden van beschikking wordt gehanteerd. 67
Een vereniging heeft vaak 2 organen, namelijk een algemene vergadering van de leden en een bestuursorgaan. Het bestuursorgaan kan bestaan uit één verantwoordelijke, of uit twee of meer bestuurders, wat een raad van bestuur vormt. Het dagelijks bestuur kan eventueel gedelegeerd worden aan een directeur of een gedelegeerd bestuurder.
De statuten moeten geraadpleegd worden om na te gaan wat de bevoegdheden van de verschillende organen zijn en op welke wijze ze werken. In geval van betwisting zal er gerechtelijk beslist worden.68
“Het bestuurlijk orgaan is een lasthebber. Alle leden gezamenlijk zijn de lastgever en zijn onbeperkt aansprakelijk met het persoonlijk vermogen voor de door het bestuur aangegane verbintenissen” 69. Volgens art 1202 van het Burgerlijk Wetboek is de aansprakelijkheid van de leden niet hoofdelijk aangezien de vereniging geen handelsactiviteit ontwikkelt. Elk lid is met zijn persoonlijk vermogen aansprakelijk voor een gelijk deel, tenzij een andersluidende regel 70.
Een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid moet geen jaarrekening opstellen of een commissaris benoemen, ook al verwezenlijkt ze een belangrijke omzet. Maar als er 100 werknemers tewerkgesteld zijn en dus een ondernemingsraad ingesteld moet worden, dan zal
67 D. XXX XXXXXX, Handboek verenigingen, Kalmthout, Biblo, 2002, 45-46
68 D. XXX XXXXXX, Handboek verenigingen, Kalmthout, Biblo, 2002, 46-47
69 W.DEWEPPE, De feitelijke vereniging en de vereniging zonder winstoogmerk in kort bestek, Lokeren, 2005, 7, gepubliceerd op xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx
70 D. XXX XXXXXX, Handboek verenigingen, Kalmthout, Biblo, 2002, 46
een bedrijfsrevisor benoemd moeten worden die de rekeningen onderzoekt en toelicht voor de ondernemingsraad.71
3.1.2 Het doel van een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid
Een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid kan activiteiten uitoefenen concurrerend met de activiteiten die handelaars voeren. Ze zullen dus activiteiten moeten uitoefenen met als doel inkomsten te verwerven om een belangeloos doel te realiseren, indien ze als vereniging willen blijven opereren. Ze mogen deze opbrengsten niet aanwenden om een vermogensvoordeel voor de leden te verschaffen. Economische activiteiten uitoefenen is toegestaan, maar deze mogen niet de enige activiteit van de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid zijn.
Als een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid toch een commercieel doel heeft dan zou zij in feite niet mogen opereren onder deze verenigingsvorm. Het is dan aangewezen om de vereniging te hanteren als een commerciële maatschap. Een commerciële maatschap kan gedefinieerd worden als volgt72:”een vennootschap met een burgerlijk of handelsdoel die geen rechtspersoonlijkheid bezit”.
3.2 Keuze en analyse van de vragen voor de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid wat betreft de structuur en het doel
De opgenomen vragen in de vragenlijst voor de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid voor het onderwerp “structuur en doel” kunnen opgedeeld worden in 2 subdelen, namelijk de structuur en het doel.
De resultaten van deze vragen worden dus ook geanalyseerd aan de hand van deze twee subcategorieën.
71 D. XXX XXXXXX, Handboek verenigingen, Kalmthout, Biblo,2002,46-47
72 Art. 46 wetboek van vennootschappen
3.2.1 Structuur
Voor de structuur worden twee vragen gesteld. Enerzijds wordt er gepeild naar hoe de structuur binnen de betreffende vereniging eruit ziet, met verschillende antwoordmogelijkheden. Anderzijds wordt er gevraagd naar de functies binnen de vereniging. Deze vragen worden hieronder opgesomd.
Hoe ziet de structuur van uw vereniging eruit?
□ ledenvergadering
□ bestuur
□ andere…
Welke functies bestaan er binnen uw vereniging? (bv voorzitter, penningmeester, secretaris,…)
Zoals eerder reeds werd aangehaald is de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid volledig vrij in het bepalen van zijn structuur, dit in tegenstelling tot de VZW waarin de structuur binnen het wettelijk kader vrij te bepalen is. Toch kunnen we uit onze resultaten halen dat het merendeel van de verenigingen beschikt over een bestuur, en/of een ledenvergadering. Dan is er ook nog 16,87 procent die over een andere structurele vorm beschikken. Meestal valt dit echter ook te plaatsten onder een soort van bestuur, maar wordt dit in de betreffende vereniging anders benoemd. We zien ook dat de meeste verenigingen beschikken over de traditionele functies zoals voorzitter, penningmeester en secretaris, al dan niet onder een andere titel.
3.2.2 Doel
Voor het doel van de vereniging, worden verscheidene vragen gesteld. Deze vragen worden hieronder opgesomd. Zo wordt een open vraag gesteld naar het doel van de vereniging, om te zien of ze wel opereren zoals het hoort, namelijk inkomsten verwerven om een belangeloos doel te realiseren en deze niet als vermogensvoordeel aan de leden verschaffen.
Ook wordt er omtrent de economische activiteiten verschillende vragen gesteld. Dit om na te gaan of de vereniging zich niet meer bezighoudt met winstgevende activiteiten dan met de activiteiten eigen aan de vereniging zelf. Er wordt dus ook een vraag gesteld omtrent activiteiten eigen aan de vereniging om te zien of ze weten wat dit inhoudt en of ze deze vaak organiseren, zoals verondersteld wordt. Ook is er een vraag opgenomen betreffende de kosten van de georganiseerde activiteiten.
Wat is het doel van uw vereniging?
□ andere: ………..
□ uitbating cafetaria/feestzaal
□ kienavond/tombola
□ fuif of fuiven
□ eetdag/avond
□ verkoop van producten (taarten, kaarsen,…)
□ deur aan deurverkoop
Organiseert uw vereniging één of meerdere van volgende bijkomende economische activiteiten. Dit zijn activiteiten die winst opbrengen (meerdere antwoorden zijn mogelijk)
□ meerdere keren per jaar
□ jaarlijks
□ meerdere keren per maand
□ maandelijks
□ meerdere keren per week
□ wekelijks
Hoe vaak organiseert u deze activiteiten?
□ om de paar jaar □ niet van toepassing
□ om andere redenen: …
□ om de opbrengst uit te keren aan de leden
□ om een financiële reserve aan te leggen voor: …
□ om activiteiten te organiseren die afwijken van de normale jaarwerking
□ om de dagdagelijkse werking te financieren
Indien u één of meerdere van deze activiteiten organiseert. Waarom? (meerdere antwoorden zijn mogelijk)
□ geen idee
□ misschien
□ neen
□ ja
Zou het voortbestaan van uw vereniging in gevaar komen moesten voorgaande activiteiten wegvallen?
□ niet van toepassing (bv ziekenhuis,
rusthuis,…)
□ geen
□ om de paar jaar
□ meerdere keren per jaar
□ jaarlijks
□ meerdere keren per maand
□ maandelijks
□ meerdere keren per week
□ wekelijks
Hoe vaak organiseert u activiteiten voor uw leden die eigen zijn aan uw vereniging? (zoals
b.v. trainingen in sportclubs, bijeenkomsten in jeugdverenigingen, repetities in cultuurverenigingen,...)
□ geen idee
□ deze zijn ongeveer gelijk
□ deze zijn veel groter
□ deze zijn een beetje groter
□ deze zijn veel kleiner
□ deze zijn een beetje kleiner
Hoe verhouden de kosten van de georganiseerde activiteiten die winst opbrengen zich ten opzichte van de gewone werkingskosten?
producten
Figuur 4: Economische activiteiten
Bron: eigen verwerking
Uit deze grafiek kunnen we halen dat 30,72 procent van de verenigingen geen economische activiteiten onderneemt. Van de verenigingen die geld inzamelen via economische activiteiten, houdt 45,22 procent zich bezig met het organiseren van een eetdag. De tweede grootste categorie organiseert een andere economische activiteit dan degene die wij in onze vragenlijst hebben opgesomd. De meest voorkomende zijn tentoonstellingen, optredens, toernooien en wedstrijden. Er zijn slechts vier verenigingen die zich wekelijks bezig houden met economische activiteiten. Deze kunnen we echter niet classificeren onder ‘valse’ verenigingen zonder winstoogmerk omdat deze activiteiten eigen zijn aan de soort verenigingen. Voorbeelden hiervan zijn het uitbaten van een cafetaria voor een sportclub en het organiseren van kaartavonden en fietstochten voor respectievelijk seniorenverenigingen en wielerclubs. In overeenstemming met het bovenstaande kunnen we ook uit de resultaten halen dat het leeuwendeel wekelijks activiteiten organiseert eigen aan hun vereniging, en zich dus niet voornamelijk bezighoudt met economische activiteiten.
Uit de resultaten blijkt dat de voornaamste redenen waarom de verenigingen winstgevende activiteiten organiseren het financieren van de dagelijkse werking en het aanleggen van een financiële reserve voor eventuele latere investeringen zijn. Het is dan ook logisch dat 31 procent van de verenigingen zegt dat het voorbestaan van de vereniging in gevaar zou komen moesten
deze economische activiteiten wegvallen. Een markant feit is dat vier verenigingen de winst uitkeren aan hun leden. Voor twee van deze verenigingen valt een logische uitleg te vinden omdat het waarschijnlijk gaat over het uitbetalen van wedstrijdgelden. In de stad Maaseik vinden we echter een jazzband terug die het met hun optredens verdiende geld uitkeert aan de bandleden. Dit valt echter niet goed te praten met het feit dat een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid geen winst mag nastreven.
3.3 Conclusies voor de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid wat betreft de structuur en het doel
In theorie is een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid vrij in het kiezen van haar structuur. De praktijk leert ons dat het merendeel over een bestuur beschikt en/of over een ledenvergadering. Ook de traditionele functies die binnen een VZW bestaan zoals voorzitter, penningmeester en dagelijks bestuur worden vaak gehanteerd. We kunnen dus concluderen dat er toch aandacht besteedt wordt aan de besturing van een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid, ook al is het niet wettelijk geregeld. Een bijkomend feit is dat de vorm van het bestuur heel vaak sterk gelijkend is aan die van de officiële en wettelijk bepaalde van de VZW.
Wat betreft de economisce activiteiten van verenigingen is er een bijkomende vraag die we zouden kunnen stellen. Namelijk: Hinderen de economische activiteiten van verenigingen de werking van bedrijven? Uit eigen ervaring kunnen we hierop antwoorden dat in een kleinere gemeente vaak in samenspraak met of met wederzijds begrip tussen de vereniging en de omliggende bedrijven over de organisatie van economische activiteiten wordt beslist. Zo hebben we weet van een expliciet praktijkvoorbeeld: een plaatselijke vereniging organiseert een pasta- eetdag en ontvangt hiervoor sponsoring van een restaurant uit de nabije omgeving. Als geste naar de vereniging toe heeft het restaurant die bepaalde dag haar deuren gesloten en geeft de vereniging achteraf alle bruikbare overschotten aan het desbetreffende restaurant. Waar dit anders concurrende organisaties zouden zijn hebben de vereniging en het restaurant een perfecte samenwerkingsmogelijkheid gevonden.
Een volgende bedenking behandelt het uitkeren van winsten aan leden. In de resultaten vinden we terug dat er bepaalde verenigingen zijn die aan hun leden wedstrijdgelden uitkeren. Een extra vraag die we ons hierbij kunnen stellen is of deze uitkering van wedstrijdgelden toch niet valt
onder het uitkeren van winsten aan de leden. Vermits de winnaars van de wedstrijden bij de desbetreffende verenigingen vaak de leden zelf zijn zou men dit puur theoretisch gezien als winstuitkering kunnen interpreteren. Wij zijn echter van mening dat deze uitkering van wedstrijdgelden door de vereniging en door de leden zelf gezien wordt als een beloning voor bepaalde inspanningen voor een activiteit eigen aan de vereniging. Het is eigenlijk een spel waarbij het doel is om de wedstrijd te winnen en niet om opzettelijk winsten van de vereniging te absorberen.
4 Administratieve handelingen
4.1 Theoretische achtergrond van de administratieve handelingen voor de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid
Achtereenvolgens zal ook hier een toelichting gegeven worden omtrent de statuten en het huishoudelijk reglement van een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid.
Deze subcategorieën worden behandeld omdat deze terugkomen in de vragenlijst van de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid, zoals eerder al vermeld.
4.1.1 De statuten van een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid
In tegenstelling tot bij een VZW is het niet wettelijk verplicht voor een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid statuten op te stellen. Bij de opstarting van een VZW is het verplicht om statuten neer te leggen op de griffie van de Rechtbank van Koophandel. Bij de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid is dit niet het geval, doch in sommige situaties is het ook voor hen aan te raden om een bepaalde vorm van statuten op te stellen. Bijvoorbeeld bij het openen van een zicht- of spaarrekening bij een financiële instelling. In bijlage 7 is een exemplaar van voorbeeldstatuten voor de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid opgenomen.
4.1.2 Het huishoudelijk reglement van een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid
Naast de statuten kan de interne werking van een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid in een huishoudelijk reglement worden geregeld. In de wetgeving wordt geen definitie van het begrip “huishoudelijk reglement” opgenomen. De inhoudelijke bepalingen zijn daarenboven ook niet wettelijk geregeld. Een huishoudelijk reglement legt bepaalde bijkomende regels op aan de leden van een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid. Dit huishoudelijk reglement is niet verplicht
zoals vele bepalingen van de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid, waardoor men vrij is bepaalde zaken te regelen in dit reglement.73
4.2 Keuze en analyse van de vragen voor de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid wat betreft de administratieve handelingen
Voor de vragen van het onderwerp “administratieve verplichtingen” hebben we er telkens enkele opgenomen voor de twee eerder vermelde subcategorieën, namelijk de statuten en het huishoudelijk reglement. De resultaten van de vragen worden dus ook op basis van deze subcategorieën geanalyseerd.
4.2.1 De statuten
Eerst en vooral wordt de vraag gesteld of er statuten opgesteld worden. Dit om na te gaan of men er veel gebruik van maakt, aangezien dit niet verplicht is. Ook wordt gevraagd waarom ze dit opstellen of waarom niet, om te zien wat de redenen zijn voor het al dan niet opmaken van statuten. De laatste vraag die gekozen werd voor de statuten, vraagt welke bepalingen de statuten dan bevatten als ze deze opmaken. Dit vragen we om te zien wat de belangrijkste bepalingen geacht worden om op te nemen in de statuten. De gekozen vragen worden hieronder nog even vernoemd.
□ geen idee
□ neen
□ ja
Heeft uw vereniging statuten opgesteld?
Waarom wel/niet?
73 X.XXXXXX, De VZW stap voor stap, Xx Xxxxx & Xxxxxxx, Xxxxxxx, 0000, 22-23
Indien er statuten zijn opgesteld binnen uw vereniging,welke bepalingen bevatten ze?
□ doel
□ duur
□ bepalingen
We zien dat hierin voornamelijk het doel, duur en andere bepalingen worden opgenomen zoals de namen van verantwoordelijken. Uit de onderzoeksdata blijkt echter dat de helft van de verenigingen niet beschikt over statuten, dit valt te verklaren door het eerder vernoemde feit dat het niet verplicht is. Als reden geven de meesten op dat statuten niet nodig zijn voor hun activiteiten en dat ze alles zo vrijblijvend mogelijk willen laten verlopen. Een tweede voorname reden is omdat ze vallen onder een koepelorganisatie die reeds statuten heeft opgesteld en zij zich hieraan horen te houden. Toch beschikt een redelijke 37 procent wel over formeel opgestelde statuten. De belangrijkste reden waarom er wel statuten zijn opgemaakt is dat ze op deze manier enige structuur in hun vereniging scheppen. De meest voorkomende bepaling die in de statuten wordt opgenomen is een omschrijving van het doel van de vereniging.
4.2.2 Het huishoudelijk reglement
Voor het huishoudelijk reglement worden hieronder de vragen opgesomd. Eerst wordt er gevraagd of men eigenlijk gebruik maakt van een huishoudelijk reglement, aangezien dit ook niet verplicht is voor een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid. Deze vraag stellen we om te zien of er in werkelijkheid veel gebruik van een dergelijk reglement wordt gemaakt. Een deelvraag hiervan gaat na wat er dan zoal in dit huishoudelijk reglement geregeld wordt. Deze deelvraag stellen we om te zien wat de belangrijkste en meest voorkomende onderwerpen vormen in een huishoudelijk reglement.
□ geen idee
□ neen
□ ja
Maakt uw vereniging gebruik van de mogelijkheid om haar interne werking te regelen door een huishoudelijk reglement?
□ andere:…………………………………………………………………………………..
□ kledingvoorschriften:
□ prijsreglementeringen
□ gedragsregels
□ voorschriften rond het gebruik van het lokaal
□ procedurevoorschriften, zoals toelating van leden tot de algemene
vergadering
□ werking van de algemene vergadering nader omschrijven (vb. wijze van
stemmen)
Zo ja, wat wordt hier dan vooral in geregeld? (Meerdere antwoorden mogelijk)
Als we kijken naar het huishoudelijk reglement zien we dat net iets minder dan de helft van de verenigingen dit heeft opgesteld. De drie meest in het oog springende bepalingen die worden opgenomen zijn: gedragsregels, werking van de algemene vergadering en kledingsvoorschriften.
4.3 Conclusies voor de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid wat betreft de administratieve handelingen
Wat betreft de statuten, is de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid niet verplicht deze op te stellen. In de praktijk zien we dan ook dat de helft niet beschikt over statuten. Het is echter aan te raden dat zij wel over statuten beschikken om zekerheid binnen de vereniging te creëren. Als iedereen die lid is van de vereniging geacht wordt om op de hoogte te zijn van de inhoud van de statuten onstaat er automatisch een soort vertrouwensband, voortvloeiend uit de zekerheid die men heeft dat er naar deze richtlijnen gehandeld wordt. Als een vereniging niet beschikt over een dergelijke vorm van regels en richtlijnen is er een veel grotere kans op misverstanden, conflicten en in het ergste geval misbruik van het vertrouwen van de leden of bestuurders. Dit betreft dagdagelijkse beslissingen over de werking van de vereniging maar ook belangrijke financiële verrichtingen, vaak in de handen gelegd van één enkel lid van het bestuur.
Voor het huishoudelijk reglement zien we dat in de praktijk nog niet de helft van de verenigingen dit heeft opgesteld. Een reden hiervoor is dat een huishoudelijk reglement, net zoals de statuten, niet verplicht is.
Hierbij aansluitend kunnen we ons afvragen of een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid niet sowieso beschikt over statuten, zij het dan wel enkel informele statuten. De meeste topics behandeld in de statuten bij een VZW worden immers door regels vastgelegd in een vereniging zonder rechstpersoonlijkheid en worden zelfs door alle leden goedgekeurd. Langs de andere kant zou deze set van regels dan weer gezien kunnen worden als een soort van huishoudelijk reglement. De zogezegde vrijheid, betreffende het bestuur, de structuur en administratie, verbonden aan het opereren als een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid zou dan misschien alleen maar zo geïnterpreteerd worden. Aangezien het bestuur en de leden van de vereniging zich aan deze regels moeten houden, willen ze aangesloten blijven bij de vereniging. Het enige verschilpunt is dan dat deze regels niet juridisch onderbouwd zijn en dus niet afdwingbaar zijn voor de rechtbank.
5 Werking
5.1 Theoretische achtergrond van de werking voor de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid
Voor de werking van een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid zullen we het bestuur van een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid aanhalen. Voor het bestuur van een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid wordt niets formeel geregeld, maar aangezien ook deze verenigingsvorm bestuurd moet worden voor een optimale werking wordt het bestuur bij een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid in deze sectie aangehaald.
5.1.1 Het bestuur van een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid
Wat betreft het bestuur in een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid, is er niets wettelijke bepaald. Dit is in tegenstelling tot de wettelijke regeling van het bestuur van een VZW. Uiteraard moet ook een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid bestuurd worden. Dit gebeurt vaak door een aantal individuen en niet door verschillende organen zoals bij een VZW. Het bestuur van een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid werd reeds uitvoerig besproken bij de structuur van een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid74.
5.1.2 Conflicten in een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid
Een persoon die lid wordt van een vereniging zal zich door zijn toetreding verbinden om het reglement van de vereniging na te leven. Beslissingen genomen door een meerderheid van de leden of door een ander orgaan, bijvoorbeeld het bestuur, kunnen worden aangevochten bij de rechter indien ze niet ter goeder trouw worden genomen 75.
74 Zie deel 2, sectie 3.1
75 X. XXXXXXXXX, De VZW naar huidig en komend recht: referatenbundel van de studiedag van 17 maart 2000, Jura Falconis, Leuven, 2000, 120
De rechter kan een voorlopig bewindvoerder aanstellen bij een conflict in de vereniging. Vereiste hierbij is dat er uitzonderlijke omstandigheden moeten zijn die een normale werking van de statutaire organen onmogelijk maken, waarbij de belangen van de vereniging of van derden in het gedrang komen. Ook is het mogelijk een sekwester aan te stellen die goederen of rechten die in betwisting zijn in bewaring neemt. 76
Er kan een afscheuring van een groep leden plaatsvinden wanneer de onenigheid in de vereniging te groot is geworden. Juridisch houdt deze afscheuring een uittreding van de betrokken leden in. Dit houdt in dat ze geen aanspraak kunnen maken op het geheel of een gedeelte van de goederen van de vereniging. 77
De statuten kunnen voorzien dat een lid kan worden uitgesloten. Deze actie is geldig, tenzij deze beslissing kan worden aangevochten indien ze niet te goeder trouw is. Als de statuten niets voorzien, dan is het minder evident dat een lid kan worden uitgesloten.78
5.2 Keuze en analyse van de vragen voor de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid wat betreft de werking
Over dit deel zijn er geen vragen opgenomen in de vragenlijst. Dit omdat de werking van de verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid volledig vrij te bepalen is en ook effectief in iedere vereniging verschilt of anders benoemd gaat worden. Het belangrijkste punt qua werking is het bestuur, wat reeds uitvoerig besproken werd in het onderdeel structuur van de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid. Het onderdeel over conflicten is daarentegen zeer interessant om te bevragen maar ten tijde van de opstelling van de vragenlijst beschikten we nog niet over de nodige theoretische achtergrond.
76 X. XXXXXXXXX, De VZW naar huidig en komend recht: referatenbundel van de studiedag van 17 maart 2000, Jura Falconis, Leuven, 2000, 120
77 X. XXXXXXXXX, De VZW naar huidig en komend recht: referatenbundel van de studiedag van 17 maart 2000, Jura Falconis, Leuven, 2000, 120
78 X. XXXXXXXXX, De VZW naar huidig en komend recht: referatenbundel van de studiedag van 17 maart 2000, Jura Falconis, Leuven, 2000, 121
5.3 Conclusies voor de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid wat betreft de werking
Alhoewel we hierboven gezien hebben dat er geen vragen zijn opgenomen over conflicten in de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid proberen we toch kort even mee te geven wat onze eigen bevindingen hieromtrent zijn. Naar onze mening en eigen ervaring zijn zeer weinig tot geen verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid op de hoogte van de bovenvernoemde wettelijke regelingen in geval van conflicten in de vereniging. Nochtans lijkt het ons handig moesten de verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid hier wel van op de hoogte zijn. Op dit moment hebben zij geen mogelijkheid tot oplossing als de onderhandelingen in de verenigingen vastlopen. De enige kanttekening die we hierbij willen maken is dat er voorzichtig omgesprongen moet worden met deze wettelijke mogelijkheden en dat er door de wet en de rechbanken op moet worden toegezien dat zulke eisen met voldoende bewijs worden gestaafd.
6 Aansprakelijkheid
6.1 Theoretische achtergrond van de aansprakelijkheid voor de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid
In deze sectie worden verschillende onderverdelingen gemaakt die verder uitgediept worden. Deze onderverdelingen zijn de volgende:
• Het optreden in rechte
• De aansprakelijkheid van de leden
• De aansprakelijkheid van de bestuurders
Deze drie subdelen worden aangehaald om de aansprakelijkheid bij een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid zo goed mogelijk weer te geven.
6.1.1 Het optreden in rechte
6.1.1.1 Algemeen
Een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid bezit geen rechtsbevoegdheid en kan niet als persoon in rechte optreden. Dit is een principe van openbare orde. Alle leden, in plaats van de vereniging, dienen gezamenlijk op te treden op straffe van onontvankelijkheid van een vordering.79 Een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid, begrepen als de gezamenlijk optredende leden, kan dus voor de gewone hoven en rechtbanken wel optreden in rechte80.
79 D. XXX XXXXXX, Handboek verenigingen, Kalmthout, Biblo, 2002, 47-48
80 X. XXXXXXXXX, De VZW naar huidig en komend recht: referatenbundel van de studiedag van 17 maart 2000”, Jura Falconis, Leuven, 2000, 111
Er kan ook een lasthebber aangewezen worden die namens de leden zal optreden en hen zal vertegenwoordigen. Deze aanduiding van een lasthebber vraagt de eenparige instemming van alle leden, behoudens andere regels opgenomen in de statuten van de vereniging. Wanneer de volmacht niet door alle leden wordt gegeven, zal de lasthebber enkel deze leden verbinden die de volmacht hebben verleend. Herroeping van de volmacht door de leden vereist eveneens eenparige instemming of met de meerderheid overeengekomen in de statuten of andere overeenkomst tussen de leden van de vereniging.81 Men kan beroep doen op vertegenwoordiging zowel bij proceshandelingen voor als tegen de gezamenlijke leden82.
Het is idealiter dat de statuten aan het bestuur de bevoegdheid geven om in rechte op te treden namens de gezamenlijke leden. Wanneer deze toewijzing niet gebeurt, dan wordt toch meestal terecht aangenomen dat de bevoegdheid om de vereniging te besturen ook de bevoegdheid inhoudt om in rechte op te treden.83
6.1.1.2 Zelf dagvaarden
Het bestuursorgaan of de lasthebber moet meedelen namens wie hij optreedt en de identiteit van alle leden bekendmaken in het exploot van dagvaarding volgens artikel 702 van het Gerechtelijk Wetboek. Dit wordt ook wel het “nul ne plaide par procureur” genoemd. Volgens artikelen 861 en 864 van het Gerechtelijk Wetboek zal de niet-vermelding van de identiteit van de lastgever slechts de nietigheid van het exploot van dagvaarding met zich meebrengen indien hierbij de belangen van de tegenpartij worden geschaad, en deze dit opwerpt voor elk ander rechtsmiddel. De rechtspraak heeft wel aanvaard dat ingeval de lasthebber namens een groot aantal leden moet optreden, de identiteit van alle leden niet moet worden vermeld. 84
81 D. XXX XXXXXX, Handboek verenigingen, Kalmthout, Biblo, 2002, 48
82 X. XXXXXXXXX, De VZW naar huidig en komend recht: referatenbundel van de studiedag van 17 maart 2000”, Jura Falconis, Leuven, 2000, 111
83 X. XXXXXXXXX, De VZW naar huidig en komend recht: referatenbundel van de studiedag van 17 maart 2000”, Jura Falconis, Leuven, 2000, 112
84 D. XXX XXXXXX, Handboek verenigingen, Kalmthout, Biblo, 2002, 48-49
De identiteit van de formele procespartij (de vertegenwoordiger van de gezamenlijk leden) dient steeds te worden vermeld volgens artikel 43 van het Gerechtelijk Wetboek. Enkel de naam van de vereniging vermelden is dan niet voldoende.85 Volgens artikel 1989 van het Burgerlijk Wetboek zal de lasthebber die namens de vereniging optreedt, overeenkomstig de regels inzake lastgeving namens alle leden optreden en zal hen zo allemaal verbinden. Hierbij wordt wel vereist dat alle leden een volmacht hebben gegeven. 86 Indien er geen formele gedingpartij wordt vermeld en de leden niet individueel worden geïdentificeerd dan is de vordering onontvankelijk wegens een gebrek aan rechtspersoonlijkheid. Het is niet nodig een formele gedingpartij te vermelden indien alle leden individueel worden geïdentificeerd.87
6.1.1.3 Dagvaarding voor de Raad van State
Een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid kan optreden voor de Raad van State. Dit kan als ze wordt erkend door de bestuursoverheid en bij de werking van de overheidsdiensten werd betrokken. Enkel als alle leden afzonderlijk optreden is haar vordering ontvankelijk. Buiten bovengenoemde gevallen aanvaardt de Raad van State niet dat de vereniging optreedt door middel van haar vertegenwoordiger.88
6.1.1.4 Dagvaarding voor het Grondwettelijk Hof
De situatie van de rechtspleging voor het Grondwettelijk Hof voor beroepen tot schorsing of vernietiging is gelijkend met die voor de Raad van State.89 Het Gronwettelijk Hof is van oordeel dat de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid slechts een annulatieberoep kan indienen bij dit hof, indien de overheid aan die verenigingen bevoegdheden toekent. De verenigingen kunnen in
85 X. XXXXXXXXX, De VZW naar huidig en komend recht: referatenbundel van de studiedag van 17 maart 2000, Jura Falconis, Leuven, 2000, 112-113
86 D. XXX XXXXXX, Handboek verenigingen, Kalmthout, Biblo, 2002, 50
87 X. XXXXXXXXX, De VZW naar huidig en komend recht: referatenbundel van de studiedag van 17 maart 2000, Jura Falconis, Leuven, 2000, 119
88 D. XXX XXXXXX, Handboek verenigingen, Kalmthout, Biblo, 2002, 50
89 X. XXXXXXXXX, De VZW naar huidig en komend recht: referatenbundel van de studiedag van 17 maart 2000, Jura Falconis, Leuven, 2000, 117
rechte optreden “in aangelegenheden waarvoor zij wettelijk als afzonderlijke juridische entiteiten zijn erkend, en wanneer, terwijl zij wettelijk als dusdanig betrokken zijn bij de werking van overheidsdiensten, de voorwaarden zelf voor hun betrekking bij die werking in het geding zijn”. 90 Het Grondwettelijk Hof verwijst naar art2, 2°, Bijzondere Wet Arbitragehof dat stelt dat een beroep kan worden ingesteld door ‘iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon die doet blijken van een belang.’ Verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid vallen hier dus ook onder aangezien zij begrepen moeten worden als een verzameling van natuurlijke personen of rechtspersonen. 91
6.1.1.5 Gedagvaard worden
Derden, zoals schuldeisers, kunnen de vereniging niet dagvaarden. Dit vloeit voort uit het feit dat de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid juridisch niet bestaat. Er is enkel een mogelijkheid om alle leden te dagvaarden. Evenmin volstaat het de lasthebber van de vereniging te dagvaarden. Deze draagt immers geen persoonlijke aansprakelijkheid voor de schulden van de vereniging. 92
6.1.2 Aansprakelijkheid van de leden
In deze sectie zullen we enkele onderverdelingen maken en bespreken, met name:
• De voorwaarden voor aansprakelijkheid
• De aard van de aansprakelijkheid
• De aansprakelijkheid bij middellijke vertegenwoordiging
90 D. XXX XXXXXX, Handboek verenigingen, Kalmthout, Biblo, 2002, 50
91 X. XXXXXXXXX, De VZW naar huidig en komend recht: referatenbundel van de studiedag van 17 maart 2000”, Jura Falconis, Leuven, 2000, 118
92 D. XXX XXXXXX, Handboek verenigingen, Kalmthout, Biblo, 2002, 51
6.1.2.1 Voorwaarden voor aansprakelijkheid
Eerst en vooral zijn er enkele voorwaarden verbonden aan aansprakelijkheid. Een eerste voorwaarde is dat de leden van een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid enkel persoonlijk aansprakelijk zijn voor rechtshandelingen op grond van vertegenwoordiging. Er kan enkel een rechtstreekse vordering op de leden plaatsvinden door derden als er opgetreden is in naam van de gezamenlijk leden en met vertegenwoordigingsbevoegdheid.93
Een andere voorwaarde houdt in dat één van de belangrijkste gevolgen van optreden in hoedanigheid is dat de vertegenwoordiger zich niet persoonlijk verbindt. Een optreden in hoedanigheid wordt pas aanvaard wanneer er geen onduidelijkheid over de kredietwaardigheid van de persoon bestaat waarmee er gehandeld wordt. Deze voorwaarde vormt waarschijnlijk één van de redenen waarom de rechtspraak ten aanzien van verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid een hoge drempel legt alvorens er sprake is van een optreden in naam van de vereniging. De tegenpartij kan de vertegenwoordiger immers aanspreken voor het gehele bedrag als er geacht wordt in eigen naam te zijn opgetreden. Een toerekening aan de vereniging leidt er toe dat de tegenpartij alle leden persoonlijk kan aanspreken voor gelijke delen.94
Er moet ook de nodige vertegenwoordigingsbevoegdheid zijn toegekend voor een optreden voor rekening van de vereniging. Er moet volmacht verleend worden door de leden aan de betrokken vertegenwoordiger om in hun naam op te treden en er moet binnen de grenzen van de volmacht worden opgetreden. Volmacht kan ook verleend worden op impliciete of algemene wijze. Vaak zal in de statuten op algemene wijze de bevoegdheid van het bestuur worden aangegeven. Dan volstaan deze statuten als volmachtverlening. De tegenpartij dient te bewijzen dat de vertegenwoordiger toch bevoegd was als de gezamenlijke leden ontkennen dat de vertegenwoordiger met de nodige bevoegdheid is opgetreden. Als een vertegenwoordiger optreedt in naam van de vereniging zonder volmachtverlening of niet binnen zijn volmacht, dan worden de handelingen niet toegerekend aan de gezamenlijke leden en is de vertegenwoordiger zelf aansprakelijk uit onrechtmatige daad. De vertegenwoordiger kan deze aansprakelijkheid ontlopen indien hij voldoende kennis heeft gegeven van de grenzen van zijn volmacht, tenzij hij
93 X. XXXXXXXXX, De VZW naar huidig en komend recht: referatenbundel van de studiedag van 17 maart 2000, Jura Falconis, Leuven, 2000, 94
94 X. XXXXXXXXX, De VZW naar huidig en komend recht: referatenbundel van de studiedag van 17 maart 2000, Jura Falconis, Leuven, 2000, 94
zich voor dat geval persoonlijk heeft verbonden voor de handelingen die deze grenzen te buiten gaan. De onbevoegdheid van de vertegenwoordiger kan door een bekrachtiging door de gezamenlijke leden worden opgevangen. Een geldige bekrachtiging brengt dan met zich mee dat de handeling wordt toegerekend aan de vereniging alsof ze met de vereiste vertegenwoordigingsbevoegdheid zou zijn gebeurd . Bekrachtiging kan wel enkel gebeuren door de personen die bevoegd waren om de vereniging te vertegenwoordigen bij de betreffende handeling. Naast volmachtverlening is er zaakwaarneming, hetgeen ook een bron van vertegenwoordigingsbevoegdheid kan zijn. Indien er onbevoegd wordt opgetreden door een vertegenwoordiger in naam van de vereniging, dan kan de derde proberen om de handeling toe te rekenen aan de gezamenlijke leden op grond van een schijnbare vertegenwoordigingsbevoegdheid. Sinds het arrest ‘Cuivre-et-zinc’ van 20 juni 1988 van het Hof van Cassatie is het niet meer vereist dat de beweerde opdrachtgever een onrechtmatige daad kan worden aangewreven.95
6.1.2.2 Aard van de aansprakelijkheid
De leden van een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid zijn onbeperkt aansprakelijk voor gelijke delen. Een derde kan enkel de persoonlijke vermogens van de individuele leden aanspreken als hij weet hoeveel leden er in de vereniging zijn. Te goeder trouw is het aan te raden dat de leden of het bestuur van de vereniging inlichtingen verschaffen wat betreft deze materie aan een verenigingsschuldeiser. De tegenpartij heeft wel geen belang bij een vordering van informatie over het aantal leden en hun identiteit indien er voldoende verenigingsgoederen zijn ter uitwinning en indien er veel leden zijn, zodat een uitwinning van persoonlijke vermogens niet nodig of nuttig is. In een arrest van 5 september 1995 is het Hof van Beroep van Gent verkeerd geweest wat betreft aansprakelijkheid. Het vonnis luidt dat een persoon die optreedt als vertegenwoordiger van de gezamenlijke leden die enkel met de verenigingsnaam worden geïdentificeerd, in afwachting van de nadere bepaling van de individuele leden, reeds voor het volledige bedrag kan worden ten uitvoer gelegd op het vermogen van die vertegenwoordiger. De vertegenwoordiger verbindt zich immers niet persoonlijk.96 Dit aangezien de vertegenwoordiger niet zelf gebonden is door de verplichtingen aangegaan voor de vereniging. Wanneer de
95 X. XXXXXXXXX, De VZW naar huidig en komend recht: referatenbundel van de studiedag van 17 maart 2000, Jura Falconis, Leuven, 2000, 95-97
96 X. XXXXXXXXX, De VZW naar huidig en komend recht: referatenbundel van de studiedag van 17 maart 2000, Xxxx Xxxxxxxx, Leuven, 2000, 98
vertegenwoordiger ook lid is van de vereniging zal hij wel aansprakelijk zijn maar enkel voor zijn deel.
Het risico van aansprakelijkheid wordt soms geminimaliseerd in een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid97. Dit volgt uit het feit dat leden enkel aansprakelijk zijn voor de handelingen die bevoegd in hun naam worden afgesloten en het mogelijk is deze bevoegdheid in de statuten sterk te beperken. Het aansprakelijkheidsrsico mag uiteraard niet worden onderschat98:
• Toerekening kan ook gebeuren op grond van een schijnbare vertegenwoordigingsmacht
• Het is niet mogelijk door kwantitatieve bevoegdheidsbeperkingen de contractuele aansprakelijkheid in de hand te houden. De mogelijke aansprakelijkheid kan ver uitsteken boven de initiële waarde van de verbintenissen die de vereniging op zich neemt. Zo is er een vonnis van de Rechtbank van Eerste Aanleg van Brugge99 waar een Blankenbergse voetbalvereniging een conciërge voor haar stadion in dienst had genomen en hem ook een woonplaats onder de tribune had aangeboden. Ten gevolge van een gebrekkig werkende schoorsteen, hebben de conciërge en zijn familie een CO-vergiftiging opgelopen. De vereniging zonder rechtspersoonlijkheid werd hiervoor aansprakelijk gesteld en de leden werden veroordeeld tot het betalen van hun deel in een som van meerdere miljoenen.
• Aansprakelijkheidsbeperkingen gelden enkel voor de aansprakelijkheid van de leden bij rechtshandelingen die voor hun rekening zijn aangegaan.
6.1.2.3 Aansprakelijkheid bij middellijke vertegenwoordiging
De vertegenwoordiger van de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid verbindt enkel zichzelf ten opzichte van een derde als hij optreedt in eigen naam, ook al handelt hij intern voor rekening van de vereniging. De derde, die enkel een persoonlijke aanspraak kan doen op de middellijke
97 X. XXXXXXXXX, De VZW naar huidig en komend recht: referatenbundel van de studiedag van 17 maart 2000, Jura Falconis, Leuven, 2000, 99
98 X. XXXXXXXXX, De VZW naar huidig en komend recht: referatenbundel van de studiedag van 17 maart 2000, Jura Falconis, Leuven, 2000, 99
99 Rb. Brugge 3 april 1998, AR 98/3948, onuitg
vertegenwoordiger, kan eventueel de leden aanspreken via de zijdelingse vordering.100 Een zijdelingse vordering betekent volgens artikel 1166 van het Burgerlijk Wetboek dat er macht bestaat voor de schuldeiser om de rechten en vorderingen van hun schuldenaar tegen derden uit te oefenen.
6.1.3 Aansprakelijkheid van de bestuurders
De bestuurders van een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid zijn aansprakelijk ten aanzien van de gezamenlijke leden voor hun bestuursfouten. Deze aansprakelijkheid is contractueel van aard.101
Er zijn enkele mogelijkheden om de aansprakelijkheidsvordering tegen een zittend of gewezen bestuurder in te stellen volgens Vananroye102:
• Het zittend bestuur kan een gewezen bestuurder aanspreken, zonder dat er een machtiging is vereist van de algemene vergadering. Dit kan bij gebreke van andersluidende statutaire bepalingen.
• De algemene vergadering van de leden kan opdracht geven aan het bestuur of een bijzonder lasthebber om een zittend of gewezen bestuurder aan te spreken.
• Elk lid kan individueel de aansprakelijkheidsvordering instellen tegen een bestuurder. Indien een lid dit doet, dient zij/hij dit te doen in naam van de vereniging, en dus niet in eigen naam. Het lid draagt zelf de kosten, maar hij kan de vereniging aanspreken hierover als de vordering slaagt op grond van de verrijking zonder oorzaak.
Aan de andere kant zijn bestuurders extern niet contractueel aansprakelijk. Wel kunnen ze aansprakelijk zijn voor onrechtmatige daden ten aanzien van derden. “Een bestuurder die een
100 X. XXXXXXXXX, De VZW naar huidig en komend recht: referatenbundel van de studiedag van 17 maart 2000, Xxxx Xxxxxxxx, Leuven, 2000, 100
101 X. XXXXXXXXX, De VZW naar huidig en komend recht: referatenbundel van de studiedag van 17 maart 2000, Xxxx Xxxxxxxx, Leuven, 2000, 100
102 X. XXXXXXXXX, De VZW naar huidig en komend recht: referatenbundel van de studiedag van 17 maart 2000, Jura Falconis, Leuven, 2000, 100-101
contractuele verbintenis uitvoert van de vereniging kan enkel aansprakelijk worden gesteld indien:
• Hem een schending kan worden aangewreven van een algemene zorgvuldigheidsplicht; en
• deze fout een andere schade heeft veroorzaakt dan deze die aan de slechte uitvoering van het contract te wijten is”.103
6.2 Keuze en analyse van de vragen voor de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid wat betreft aansprakelijkheid
Er is één vraag met betrekking tot de aansprakelijkheid opgenomen. Er wordt gekeken of ze wel weten onder welke vorm van aansprakelijkheid ze vallen.
□ Geen idee: ...
□ Wij genieten van rechtspersoonlijkheid
□ Ieder lid van mijn vereniging is gelijk aansprakelijk
□ Geen persoonlijke aansprakelijkheid voor leden van mijn vereniging
□ Persoonlijke aansprakelijkheid voor de ondertekenaar van contracten, facturen, ...
□ Persoonlijke aansprakelijkheid voor het hoofd van mijn vereniging (hoofdleider, coach,
voorzitter, )
Onder welke vorm van aansprakelijkheid valt uw vereniging en zijn leden?
103 X. XXXXXXXXX, De VZW naar huidig en komend recht: referatenbundel van de studiedag van 17 maart 2000, Jura Falconis, Leuven, 2000, 101-102
Als we kijken naar de resultaten met betrekking tot de aansprakelijkheidsregeling kunnen we concluderen dat de meeste leden binnen een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid hiervan niet op de hoogte zijn. Zo zien we dat 39 procent antwoordt dat ze geen idee hebben onder welke aansprakelijkheid ze vallen en bijna 20 procent denkt dat de leden onder geen enkele vorm van aansprakelijkheid vallen. Terwijl de aansprakelijkheidsregeling inhoudt dat de ondertekenaar van een contract persoonlijkh aansprakelijk gehouden kan worden, oftewel is er gedeelde aansprakelijkheid onder de leden.
6.3 Conclusies voor de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid wat betreft de aansprakelijkheid
Uit de resultaten blijkt dat de verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid niet allemaal op de hoogte zijn van de aansprakelijkheidsregeling voor hun verenigingsvorm. Dit terwijl de leden van een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid net heel kwetsbaar zijn op dit gebied. Zij gaan voor bepaalde initiatieven wel contracten met grote bedragen aan waarvoor zij uiteindelijk volledig, in geval van vertegenwoordiging in eigen naam, of gedeeltelijk, verdeeld over alle leden, aansprakelijk gesteld kunnen worden. Men zou kunnen aanhalen dat een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid zich ook tegen dit soort risico’s kan beschermen op basis van verzekeringen
104. Dit is voor bepaalde gevallen en aansprakelijkheden mogelijk.
104 Zie deel 5, sectie 3.1
7 Inkomstenbelasting
7.1 Theoretische achtergrond van de inkomstenbelasting voor de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid
Bij een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid zijn er rechten en plichten voor de leden. Op fiscaal vlak brengt de versplintering van rechten en plichten van de vereniging over de leden problemen met zich mee.105 Een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid bestaat in principe eigenlijk niet voor de belastingen. Met belastingen worden de inkomstenbelastingen (zoals de personenbelasting, de vennootschapsbelasting en de rechtspersonenbelasting) en de BTW bedoeld. Deze vorm van vereniging wordt fiscaal transparant behandeld op het vlak van de inkomstenbelasting, wat wil zeggen dat de fiscus in principe de belasting niet zal heffen op de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid, maar op de leden. Ook op fiscaal vlak doet zich dus de juridische ongrijpbaarheid van de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid voor 106.
Wanneer verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid zich noch aan enige nijverheids-, handels- of landbouwbedrijvigheid, noch aan een winstgevende bezigheid wijden, dan maken de inkomsten uit onroerende of roerende goederen en kapitalen die zij in beheer houden voor rekening of ten voordele van hun leden, inkomsten uit van die leden die in hoofde van deze leden moeten worden in aanmerking genomen. Deze inkomsten zijn in beginsel als onroerende of roerende inkomen belastbaar in hoofde van de leden. Hierbij worden twee bedenkingen geformuleerd door Xxxxxxxxxx. Als eerste bedenking wordt aangehaald dat de afwezigheid van winstoogmerk niet uitsluit dat er occasioneel en bijkomstig een winstgevende activiteit plaatsvindt die aanleiding geeft tot andere inkomsten dan onroerende of roerende inkomsten. Een tweede bedenking is dat er aandacht geschonken moet worden aan de doelgebondenheid van de door een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid gerealiseerde inkomsten. Elke winst of opbrengst van de vereniging
105 X. XXXXXXXXX, De VZW naar huidig en komend recht: referatenbundel van de studiedag van 17 maart 2000, Jura Falconis, Leuven, 2000, 121-122
106 X. XXXXXXXXXX, Fiscale transparantie, Kalmthout, Biblo, 1992, 256
zonder rechtspersoonlijkheid wordt aangewend ter bevordering van haar doel, aangezien deze verenigingsvorm geen winst mag nastreven voor haar leden. 107
Het is onmogelijk om de belastingheffing van de leden van de vereniging gezamenlijk te verrichten aangezien er rekening moet gehouden worden met de individuele omstandigheden van ieder lid, zoals bijvoorbeeld de gezintoestand. Vaak is het moeilijk om alle leden van de vereniging te identificeren, zijn de leden niet altijd op de hoogte van de inkomsten van de vereniging en is de invloed van de toerekening van de verenigingsinkomsten per individueel lid meestal klein. Vandaar is er een feitelijke administratieve vrijstelling van de verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid. De belastingheffing in hoofde van de individuele leden staat tegenover de regel dat leden geen inkomsten mogen genieten. Het is dus duidelijk dat de fiscale transparantie niet geschikt is voor de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid. Het zou dus beter zijn volgens Xxxxxxxxx om deze vorm van vereniging in het fiscaal recht autonoom te behandelen, net zoals dit van toepassing is voor het burgerlijk recht. Dit betekent dat de belastingheffing dan niet gebeurt op het niveau van de leden, maar op het niveau van de vereniging. Er is dus een ingrijpen van de wetgever noodzakelijk. Een oplossing is dat de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid onderworpen wordt aan de rechtspersonenbelasting. 108
Aangezien er gehandeld wordt naar het doel van de vereniging voor de inkomsten en de opbrengsten, heeft dit tot gevolg dat dit niet leidt tot een vermogenstoename van de leden. Deze leden behalen dan ook geen inkomen tengevolge van hun deelneming aan de vereniging.109
Bij een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid vindt geen verrijking plaats van wie dan ook, tenzij een eventuele kostenbesparing of het behalen van andere meer materiële of inhoudelijke voordelen voor de leden tengevolge van hun deelneming in de organisatie. Het is als zodanig niet verwonderlijk dat er een feitelijke onbelastbaarheid in de inkomstenbelasting bestaat voor deze verenigingsvorm. 110
107 X. XXXXXXXXXX, Fiscale transparantie, Kalmthout, Biblo, 1992, 256-257
108 X. XXXXXXXXX, De VZW naar huidig en komend recht: referatenbundel van de studiedag van 17 maart 2000”, Jura Falconis, Leuven, 2000, 122
109 X. XXXXXXXXXX, Fiscale transparantie, Kalmthout, Biblo, 1992, 257
110 X. XXXXXXXXXX, Fiscale transparantie, Kalmthout, Biblo, 1992, 258
Als er uitkeringen gebeuren aan één of meer van de leden van een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid, dan zal de belastbaarheid van deze toekenning beoordeeld worden rekening houdend met de juridische titel op basis waarvan deze uitkering wordt verricht. 111
7.2 Keuze en analyse van de vragen voor de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid wat betreft de inkomstenbelasting
Wat betreft de inkomstenbelastingen hebben we verschillende onderverdelingen in de vragenlijst gemaakt. Deze onderverdelingen zijn de volgende:
• Van waar komen de inkomsten?
• Hoe verhouden de inkomsten zich tot het doel van de vereniging?
• Onder welk belastingstelsel valt de vereniging?
7.2.1 Van waar komen de inkomsten?
□ geen idee
□ neen
□ ja: uit …
Haalt uw vereniging inkomsten uit dividenden (bijvoorbeeld de vereniging haalt winst uit aandelen) , intresten (bijvoorbeeld intrest op leningen die de verenging heeft toegestaan aan een derde, spaarboekje,…) of inkomsten uit verhuring of gebruik van roerende goederen (bijvoorbeeld verhuren van de eigen geluidsinstallatie)?
111 X. XXXXXXXXXX, Fiscale transparantie, Kalmthout, Biblo, 1992, 258-259
□ geen idee
□ neen
□ ja
Is uw vereniging in het bezit van onroerende goederen (bijvoorbeeld clublokalen)?
Wie is de juridische eigenaar van deze onroerende goederen?
□ geen idee
□ neen
□ ja
Haalt uw vereniging inkomsten uit onroerende goederen (bijvoorbeeld inkomsten die ze ontvangt uit het verhuren van gebouwen)?
□ geen idee
□ >25.000 euro
□ 10.001-25.000 euro
□ 5001-10.000 euro
□ 1000-5000 euro
□ < 1.000 euro
Hoeveel winst haalt de vereniging gemiddeld jaarlijks uit economische activiteiten (winstgevende activiteiten) zoals bijvoorbeeld eetdagen, fuif organiseren, een eigen winkeltje openhouden en tombola?
7.2.2 Hoe verhouden de inkomsten zich tot het doel van de vereniging?
Hier wordt gevraagd wat de vereniging doet met de gemaakte winst. Er worden een aantal voorbeelden gegeven, waarbij ze dan telkens kunnen aanduiden of ze alle winst, een gedeelte van de winst of niets van de winst hierin inbrengen. Het is de bedoeling om te zien hoe de inkomsten zich verhouden tot het doel van de vereniging.
Wat doet de vereniging met de gemaakte winst? (zet kruisje in kader waar past)
Alle winst | Gedeelte van de winst | Niets van de winst | |
Investeren in de werking van de vereniging | |||
Opzij zetten als reserve |
Betalen van vrijwilligersvergoedingen of loon van tewerkgestelde werknemers | |||
Verdelen onder leden binnen de vereniging | |||
Andere:............... |
7.2.3 Onder welk belastingsstelsel valt de vereniging?
Het is hier de bedoeling om te kijken of men weet onder welke inkomstenbelasting de vereniging valt. Ook wordt er gekeken of de wet duidelijk is in verband met belastingen voor de vereniging.
□ geen idee
□ Personenbelasting
□ Vennootschapsbelasting
□ Rechtspersonenbelasting
Onder welke inkomstenbelasting valt uw vereniging?
□ het is helemaal niet duidelijk
□ het is niet echt duidelijk
□ het is noch duidelijk, noch onduidelijk
□ het is min of meer duidelijk
□ ja, het is duidelijk
Is het binnen uw vereniging duidelijk wat de wet inhoudt in verband met belastingen?
Om te kijken of een vereniging rechtspersonenbelasting moet betalen hebben we een aantal factoren waaraan voldaan moet worden opgenomen in de vragenlijst. Zoals het halen van inkomsten uit dividenden, het beschikken over onroerende goederen, hoeveel winst ze maken en wat de bestemming van deze winst is. Uit de resultaten blijkt dat 74 procent van de verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid geen inkomsten halen uit dividenden, intresten of verhuring van roerende goederen. Dit zou willen zeggen dat al deze verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid niet over een spaarboekje zouden beschikken wat zeer twijfelachtig is aangezien 44 procent een gedeelte of alle winst gebruiken voor het aanleggen van een reserve. Slecht tien verenigingen beschikken over onroerende goederen zoals bijvoorbeeld clublokalen en van deze tien halen slechts drie vereniginen inkomsten uit het verhuren van deze onroerende goederen. Het merendeel van de verenigingen haalt jaarlijks gemiddeld minder dan 1000 euro uit economische activiteiten en 26 procent haalt tussen de 1000 en 5000 euro uit deze activiteiten. Slecht negen verenigingen halen meer dan 5000 euro uit hun economische activiteiten. De meeste verenigingen besteden deze winst aan de werking. Frappant is dat drie verenigingen alle winst betalen aan de vergoedingen of het loon van de vrijwilligers. Het leek ons interessant om deze verenigingen eens nader onder de loep te nemen. Het betreft in alle drie de gevallen een sportieve vereniging, wij vermoeden dan ook dat alle winst naar de lesgevers gaat als een soort loon. Het criterium van de maximumvrijwilligersvergoeding die vastligt op 1139,02 euro per jaar wordt niet noodzakelijk geschonden daar de winst niet noodzakelijk voor slechts één lesgever benut wordt. Voor twee van deze verenigingen is ook letterlijk aangegeven dat de lesgevers betaald worden, zoals wij reeds veronderstelden. We vinden tussen de ondervraagde verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid in Leopoldsburg een vereniging terug die alle winst uitkeert aan de leden. Het betreft hier een spaarkas, dit is uiteraard een vereniging met een commercieel doel. Dit is niet conform met het verplicht belangeloos doel van een vereniging
zonder rechtspersoonlijkheid, bijgevolg zouden zij moeten opereren als een commerciële maatschap.
Verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid moeten noch rechtspersonenbelasting, noch vennootschapsbelasting betalen. Toch zijn er twee vereniginen in ons gegevensbestand die aangeven dat ze rechtspersonenbelasting moeten betalenen. Daarnaast beweert één vereniging dat ze vennootschapsbelasting moeten betalen. Ook hier leek het ons aangewezen om deze verenigingen verder te onderzoeken. De vereniging die heeft aangegeven dat zij vennootschapsbelasting dienen te betalen is een sfeerband uit Hasselt. Als we kijken naar de andere vragen onder dit topic zien we dat deze vereniging een matige winst heeft en voor de rest aan geen enkele van de voorwaarden voor vennootschapsbelasting voldoet. Wij kunnen hieruit besluiten dat zij niet op de hoogte zijn van de wet in verband met belasting ook al hebben zij hierop positief geantwoord. Eén van de verenigingen die heeft ingevuld dat zij rechtspersonenbelasting betalen is een tafeltennisclub uit Peer, ook zij voldoen aan geen enkele van de voorwaarden om onder het rechtspersonenbelastingsstelsel te vallen. De derde vereniging is een jeugdvereniging uit Alken, ook hier is het dus twijfelachtig of zij effectief rechtspersonenbelasting moeten betalen, ook al geven zij aan dat ze een meer dan gemiddelde winst hebben van meer dan 5000 euro. Op de vraag of er duidelijkheid is omtrent de belastingswet antwoorden zij alleszins negatief, wat ons vermoeden bevestigt.
7.3 Conclusies voor de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid wat betreft de inkomstenbelasting
Wat betreft de inkomensbelasting voor de verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid kunnen we concluderen dat dit een niet zo duidelijk topic is omwille van het feit dat zij noch rechtspersonenbelasting, noch vennootschapsbelasting moeten betalen als vereniging. De inkomsten uit de vereniging zijn wel belastbaar als personenbelasting voor de leden en het bestuur van de vereniging. Daarom is ook de controle van de verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid bedoeld om de leden van die vereniging te belasten in het stelsel van de personenbelasting. Dit is echter niet meer nodig sinds de administratieve omzendbrief waarin wordt gezegd dat leden van een verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid niet onderworpen zijn aan personenbelasting wat betreft de inkomsten van de vereniging. We kunnen ons ook afvragen of deze administratieve omzendbrief misbruik niet juist in de hand werkt, want deze omzendbrief zorgt ervoor dat de wet niet moet worden toegepast. Het is ook niet echt duidelijk of dit nu opgaat voor alle verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid of dat sommige toch nog onder de personenbelasting vallen. Uit ons interview met Xxxxxxxx Xxxx Xxxxxx, eigenaar van boekhoud-
en fiscaltiteitkantoor HS&P te Diepenbeek, blijkt dat leden van bepaalde verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid nog steeds verplicht zijn tot het betalen van personenbelasting. Het voorgaande gaat in het bijzonder op voor de zogenoemde associaties, zoals dokters-en advocatenassociaties. Dit zijn ook verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid want ze bestaan uit minimum twee dokters of advocaten die samenwerken. Het enige en meteen belangrijkste verschilpunt met een vrijgestelde vereniging is het feit dat zij de gemaakte winst op herhaaldelijke basis opstrijken en deze winst klaarblijkelijk bedoeld is als zelfverrijking. Hierbij kunnen we ons afvragen of er op deze manier geen te groot onderscheid wordt gemaakt tussen de verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid, de VZW’s en de ondernemingen met allemaal soortgelijke activiteiten. Is het namelijk eerlijk ten opzichte van de VZW’s dat verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid met dezelfde soort activiteiten geen rechtspersonenbelasting moeten betalen als entiteit en de VZW’s hiertoe wel verplicht zijn? Dezelfde vraag gaat op voor de afweging tussen de verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid en de vennootschappen wat betreft de vennootschapsbelasting. Hierop kunnen we antwoorden dat bijvoorbeeld in het geval van een doktersassociatie men beter af is indien men rechtspersonenbelasting betaalt als zijnde een VZW tegen dat deze inkomsten bij de personenbelasting moeten aangegeven worden. De vergelijking met vennootschappen met dezelfde activiteiten werkt in de andere richting. Vennootschapsbelasting creërt een zwaardere belastingsdruk op de entiteit dan personen-of rechtspersonenbelasting. Hierdoor wordt een fiscaal voordeel gecreëerd voor de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid ten opzichte van de vennootschap en voor de VZW ten opzichte van de associaties. Een bijkomend besluit is dat in geval van een associatie het dus het voordeligst is om te opereren als een VZW.
Een bijkomend opvallend feit is dat twee verenigingen zonder rechspersoonlijkheid aangeven dat ze wel rechtspersonenbelasting moeten betalen en eentje geeft zelfs aan dat ze vennootschapsbelasting moeten betalen. Volgens boekhouder Xxxx Xxxxxx, eigenaar van boekhoud- en fiscalititeitkantoor HS&P te Diepenbeek, is het onmogelijk dat een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid onder de rechtspersonenbelasting zou vallen, vermits zij helemaal geen rechtspersoonlijkheid hebben. Dat zij onder de vennootschapsbelasting vallen is totaal irreëel. Zelfs in het geval van een VZW is dit nagenoeg onbestaande; er dient namelijk slechts vennootschapsbelasting betaald te worden van zodra de gewonnen gelden niet in de vereniging worden geinvesteerd en er dus teveel liquiditeit aanwezig is in de vereniging.
Een besluit dat we hieruit kunnen trekken is dat er zeer weinig duidelijkheid is omtrent de wet op belastingen voor verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid. Tijdens ons onderzoek hadden we het zelf moeilijk om hier enige informatie over te vinden. Als we hier al informatie over vonden
was deze meestal niet allesomvattend. Ook uit onze contactopname met de belastingsdienst van de federale overheid bleek dat er zelfs vanuit overheidsstandpunt chaos heerst wat betreft verenigingen en belastingen. Er bestaan zoveel uitzonderingen op dit gebied dat ook specialisten ter zake geen rechtlijnig antwoord konden geven.
We vermoeden eveneens dat de vraag over inkomsten halen uit dividenden, intresten of verhuring verkeerd gelezen of begrepen werd. Het is namelijk niet logisch dat zo weinig verenigingen intresten halen uit een spaarboekje. Onze bedenking hierbij is dat deze vraag te lang is en onduidelijk gestructureerd waardoor over de mogelijkheid van het hebben van een spaarboekje gelezen werd.
8 Andere fiscale verplichtingen en financiering
8.1 Theoretische achtergrond van de andere fiscale verplichtingen en de financiering voor de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid
Zoals reeds vermeld bij de theoretische achtergrond van de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid voor de inkomstenbelasting, doet zich ook op fiscaal vlak de juridische ongrijpbaarheid van de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid voor. We geven kort uitleg over de financiering en over de belasting op de toegevoegde waarde. In tegenstelling tot bij een VZW, is er hier geen sprake van een patrimoniumtaks.
8.1.1 Financiering
Wat betreft de financiering van een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid wordt beroep gedaan op subsidies. Ook op buitenlandse inkomsten, private inkomsten en publieke inkomsten wordt beroep gedaan.
8.1.2 De BTW
Zoals in deel 1 reeds werd aangehaald in de vergelijkingstabel tussen een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid en een VZW erkent de BTW een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid, zodat die een btw-nummer kan hebben.
De BTW is een verbruiksbelasting. Er wordt BTW aangerekend op de verkopen van goederen en diensten tegen een bepaald tarief. De doelstelling is dat de finale consument de BTW draagt. 112
112 X. XXX XXXXX en X. XXXXXX, Praktijkboek VZW’s en BTW, Antwerpen, 2005, 3
Volgende zaken zijn onderworpen aan de BTW volgens artikelen 2,3 en 3 bis van het Wetboek van de BTW:
• De levering van goederen
• De levering van diensten
• De intracommunautaire verwerving van goederen
• De invoer van goederen
Aangezien er een aantal vrijstellingen zijn in de BTW-wetgeving, zullen niet alle belastbare handelingen effectief belast worden 113.
Een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid die 114:
• in de uitoefening van een economische activiteit,
• geregeld en zelfstandig,
• met of zonder winstoogmerk,
• hoofdzakelijk of aanvullend,
• leveringen van goederen of diensten verricht,
• ongeacht op welke plaats de economische activiteit wordt uitgeoefend, is een BTW- belastingplichtige, en moet dus een BTW-nummer aanvragen, en vervolgens alle andere BTW-verplichtingen nakomen.
Xxx stelden de vraag wanneer de BTW-erkenning van een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid nu eigenlijk gebeurt. We bevroegen ons bij Xxxx Xxxxxx, eigenaar van boekhoud- en fiscalititeitkantoor HS&P te Diepenbeek. Uit dit interview bleek dat wanneer men BTW-plichtig is dit voor iedereen hetzelfde is. Vanaf dat iemand BTW- handelingen doet is deze BTW-plichtig. Deze bepaling is niet afhankelijk van onder welke vorm van vereniging men valt,
113 X. XXX XXXXX en X. XXXXXX, Praktijkboek VZW’s en BTW, Antwerpen, 2005, 4
114 PROCURA VZW, VZW en de fiscus en meer, Antwerpen, 2003, 28
maar wel van de activiteiten die de vereniging voert. Voor bepaalde VZW’s is er wel een speciale regeling. Sommigen hebben geen BTW- nummer omdat zij enkel economische activiteiten als bijkomende activiteiten ondernemen. Een voorbeeld hiervan zijn tennisclubs die geld halen uit het openhouden van een cafetaria en toch niet over een BTW- nummer beschikken. Dit omdat het bijkomend is en oogluikend toegestaan wordt.
8.1.3 Patrimoniumtaks
We halen deze patrimoniumtaks aan, omdat deze niet bestaande is voor de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid. Dit is in tegenstelling tot de VZW. We kunnen aanhalen dat dit misschien enigszins vreemd is, aangezien ook een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid een patrimonium in bezit kan hebben.
Uit een interview met Xxxx Xxxxxx, eigenaar van boekhoud- en fiscalititeitkantoor HS&P, volgt echter dat niet veel verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid een patrimonium hebben.
8.2 Keuze en analyse van de vragen voor de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid wat betreft de andere fiscale verplichtingen en de financiering
De vragen opgenomen in de vragenlijst, worden opgedeeld in drie subcategorieën, namelijk:
• Financiering
• Subsidies
• Overige
De analyse van de vragen zal ook in deze subdelen gebeuren.
8.2.1 Financiering