TRAC T A TENBLAD
5 (2005) Nr. 1
TRAC T A TENBLAD
VAN HET
K O N I N K R I J K D E R N E D E R L A N D E N
JAARGANG 2005 Nr. 96
A. TITEL
Beneluxverdrag inzake de intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen);
(met Protocol)
’s-Gravenhage, 25 februari 2005
B. TEKST
Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen)
Het Koninkrijk België,
Het Groothertogdom Luxemburg, Het Koninkrijk der Nederlanden, Bezield door de wens:
– de verdragen, de eenvormige wetten en de wijzigingsprotocollen inzake Benelux merken en tekeningen of modellen te vervangen door een enkel verdrag waarin zowel het merkenrecht als het tekeningen- of modellenrecht systematisch en overzichtelijk geregeld worden;
– snelle en efficiënte procedures in te voeren voor de aanpassing van de Benelux-regelgeving aan de Gemeenschapsregelgeving en reeds door de drie Hoge Verdragsluitende Partijen bekrachtigde internationale ver- dragen;
– het Benelux-Merkenbureau en het Benelux-Bureau voor Tekenin- gen of Modellen te vervangen door de Benelux-Organisatie voor de Intellectuele Eigendom (merken, tekeningen of modellen) die door mid- del van beslissings- en uitvoeringsorganen met eigen en aanvullende bevoegdheden haar taak uitoefent;
– de nieuwe Organisatie een structuur te geven die de huidige opvat- tingen inzake internationale organisaties weerspiegelt en de onafhanke- lijkheid ervan, met name door middel van een protocol inzake voorrech- ten en immuniteiten, garandeert;
– de nieuwe Organisatie dichter bij het bedrijfsleven te brengen door de bevoegdheden ervan ten volle te benutten zodat ze nieuwe taken op het gebied van de intellectuele eigendom kan vervullen en decentrale bijkantoren kan oprichten;
– aan de nieuwe Organisatie, op niet-exclusieve basis, een evaluatie- bevoegdheid en initiatiefrecht toe te kennen bij de aanpassing van het Benelux-recht inzake merken en tekeningen- of modellen;
Hebben besloten te dien einde een verdrag te sluiten en hebben hier- toe als hun Gevolmachtigden aangewezen:
Zijne Excellentie de Heer K. DE GUCHT, Minister van Buitenlandse Zaken,
Zijne Excellentie de Heer B. R. BOT, Minister van Buitenlandse Zaken,
Zijne Excellentie de Xxxx X. XXXXXXXXX, Minister van Buitenlandse Zaken,
die, na hun in goede en behoorlijke vorm bevonden volmachten te hebben overgelegd, de volgende bepalingen zijn overeengekomen:
Convention Benelux en matière de propriété intellectuelle (marques et dessins ou modèles)
Xx Xxxxxxx xx Xxxxxxxx,
Xx Xxxxx-Xxxxx xx Xxxxxxxxxx, Xx Xxxxxxx des Pays-Bas, Animés du désir de:
– remplacer les conventions, les lois uniformes et les protocoles modificatifs en matière de marques et de dessins ou modèles Benelux par une seule convention régissant à la fois le droit des marques et le droit des dessins ou modèles de manière systématique et transparente;
– prévoir des procédures rapides et efficaces que possible pour adap- ter la réglementation Benelux à la réglementation xxxxxxxxxxxxx xx xxx xxxxxxx xxxxxxxxxxxxxx xxxx xxxxxxxx xxx xxx xxxxx Xxxxxx Parties Contrac- tantes;
– remplacer le Bureau Benelux des Marques et le Bureau Benelux des Dessins ou Modèles par l’Organisation Benelux de la Propriété intel- lectuelle (marques, dessins ou modèles) assumant sa mission au travers d’organes de décision et d’exécution dotés de compétences propres et complémentaires;
– donner à la nouvelle Organisation une structure conforme aux conceptions actuelles en matière d’organisations internationales et ga- rantissant son indépendance, notamment au travers d’un protocole sur les privilèges et immunités;
– rapprocher la nouvelle Organisation des entreprises en mettant plei- nement ses compétences à profit pour lui permettre d’assumer de nou- velles tâches dans le domaine de la propriété intellectuelle et d’ouvrir des dépendances délocalisées;
– d’attribuer à la nouvelle Organisation, à titre non exclusif, une com- pétence d’évaluation ainsi qu’un droit d’initiative en ce qui concerne l’adaptation du droit Benelux des marques, dessins ou modèles;
Ont décidé de conclure une convention à cet effet et ont nommé leurs Plénipotentiaires, à savoir:
Son Excellence Monsieur X. DE GUCHT, Ministre des Affaires étran- gères,
Son Excellence Monsieur B. R. BOT, Ministre des Affaires étrangè- res,
Son Excellence Monsieur X. XXXXXXXXX, Ministre des Affaires étrangères,
lesquels, après avoir communiqué leurs pleins pouvoirs trouvés en bonne et due forme, sont convenus des dispositions suivantes:
TITEL I
ALGEMENE EN INSTITUTIONELE BEPALINGEN
Artikel 1.1
Afkortingen
In dit verdrag wordt verstaan onder:
– Verdrag van Parijs: het Verdrag van Parijs tot bescherming van de industriële eigendom van 20 maart 1883;
– Overeenkomst van Madrid: de Overeenkomst van Madrid betref- fende de internationale inschrijving van merken van 14 april 1891;
– Protocol van Madrid: het Protocol bij de Overeenkomst van Madrid betreffende de internationale inschrijving van merken van 27 juni 1989;
– Overeenkomst van Nice: de Overeenkomst van Nice van 15 juni 1957 betreffende de internationale classificatie van de waren en diensten ten behoeve van de inschrijving van merken;
– Overeenkomst van ’s-Gravenhage: de Overeenkomst van ’s-Graven- hage betreffende het internationale depot van tekeningen of modellen van nijverheid van 6 november 1925;
– Gemeenschapsmerkenverordening: de Verordening (EG) nr. 40/94 van de Raad van 20 december 1993 inzake het Gemeenschapsmerk;
– Gemeenschapsmodellenverordening: de Verordening (EG) nr. 6/2002 van de Raad van 12 december 2001 betreffende Gemeenschaps- modellen;
– TRIPS verdrag: de Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de Intellectuele Eigendom van 15 april 1994; bijlage 1C bij de Overeen- komst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie;
– Internationaal Bureau: het Internationaal Bureau voor de intellec- tuele eigendom, zoals opgericht bij het Verdrag van 14 juli 1967 tot oprichting ven de Wereldorganisatie voor de intellectuele eigendom.
Artikel 1.2
Organisatie
1. Er wordt een Benelux-Organisatie voor de Intellectuele Eigendom (merken en tekeningen of modellen), hierna te noemen ,,de Organisa- tie’’, ingesteld.
2. De organen van de Organisatie zijn:
a. het Comité van Ministers als bedoeld in het Verdrag tot instelling van de Benelux Economische Unie, hierna te noemen ,,het Comité van Ministers’’;
x. xx Xxxx van Bestuur van het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom (merken en tekeningen of modellen), hierna te noemen ,,de Raad van Bestuur’’;
TITRE I
DISPOSITIONS GÉNÉRALES ET INSTITUTIONNELLES
Article 1.1
Expressions abrégées
Aux fins de la présente convention, on entend par:
– Convention de Paris: la Convention de Paris pour la protection de la propriété industrielle du 20 mars 1883;
– Arrangement de Madrid: l’Arrangement de Madrid concernant l’en- registrement international des marques du 14 avril 1891;
– Protocole de Madrid: le Protocole relatif à l’Arrangement de Ma- drid concernant l’enregistrement international des marques du 27 juin 1989;
– Arrangement de Nice: l’Arrangement de Nice du 15 juin 1957 concernant la classification internationale des produits et services aux fins de l’enregistrement des marques;
– Arrangement de La Haye: l’Arrangement de La Haye concernant le dépôt international des dessins ou modèles industriels du 6 novembre 1925;
– Règlement sur la marque communautaire: le Règlement (CE) n° 40/94 du Conseil du 20 décembre 1993 sur la marque communautaire;
– Règlement sur les dessins ou modèles communautaires: le Règle- ment (CE) n° 6/2002 du Conseil du 12 décembre 2001 sur les dessins ou modèles communautaires;
– Accord ADPIC: l’Accord sur les aspects des droits de propriété intellectuelle qui touchent au commerce du 15 avril 1994; annexe 1C à l’Accord instituant l’Organisation mondiale du Commerce;
– Bureau international: le Bureau international de la propriété intel- lectuelle, tel qu’institué par la Convention du 14 juillet 1967 instituant l’Organisation mondiale de la Propriété intellectuelle.
Article 1.2
Organisation
1. Il est institué une Organisation Benelux de la Propriété intellec- tuelle (marques et dessins ou modèles), dénommée ci-après «l’Organi- sation».
2. Les organes de l’Organisation sont:
a) le Comité de Ministres visé au Traité instituant l’Union économi- que Xxxxxxx, dénommé ci-après «le Comité de Ministres»;
b) le Conseil d’Administration de l’Office Benelux de la Propriété intellectuelle (marques et dessins ou modèles), dénommé ci-après «le Conseil d’Administration»;
c. het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom (merken en tekeningen of modellen), hierna te noemen ,,het Bureau’’.
Artikel 1.3
Doelstellingen
De Organisatie heeft tot taak:
a. de uitvoering van dit verdrag en het uitvoeringsreglement;
b. de bevordering van de bescherming van merken en tekeningen of modellen in de Benelux-landen;
c. de uitvoering van aanvullende taken op andere gebieden van het recht inzake de intellectuele eigendom, welke de Raad van Bestuur aan- wijst;
d. voortdurende evaluatie en, indien nodig, aanpassing van het Benelux-recht inzake merken en tekeningen of modellen, in het licht onder meer van de internationale en communautaire ontwikkelingen.
Artikel 1.4
Rechtspersoonlijkheid
1. De Organisatie bezit internationale rechtspersoonlijkheid ter uitoe- fening van de haar toebedeelde taken.
2. De Organisatie bezit nationale rechtspersoonlijkheid en heeft der- halve, op het grondgebied van de drie Benelux-landen, de rechtsbe- voegdheid die aan nationale rechtspersonen is toegekend, voor zover nodig voor de uitoefening van haar taken en voor het bereiken van haar doelstellingen, in het bijzonder de bevoegdheid om contracten te sluiten, roerende en onroerende goederen te verwerven en te vervreemden, par- ticuliere en openbare gelden te ontvangen en uit te geven en in rechte op te treden.
3. De Directeur-Generaal van het Bureau, hierna te noemen ,,de Directeur-Generaal’’, vertegenwoordigt de Organisatie in en buiten rechte.
Artikel 1.5
Zetel
1. De Organisatie heeft haar zetel te ’s-Gravenhage.
2. Het Bureau is gevestigd te ’s-Gravenhage.
3. Er kunnen elders bijkantoren van het Bureau worden gevestigd.
c) l’Office Benelux de la Propriété intellectuelle (marques et dessins ou modèles), dénommé ci-après «l’Office».
Article 1.3
Objectifs
L’Organisation a pour mission:
a) l’exécution de la présente convention et du règlement d’exécution;
b) la promotion de la protection des marques et des dessins ou mo- dèles dans les pays du Benelux;
c) l’exécution de tâches additionnelles dans d’autres domaines du droit de la propriété intellectuelle que le Conseil d’Administration dé- signe;
d) l’évaluation permanente et, au besoin, l’adaptation du droit Benelux en matière de marques et de dessins ou modèles, à la lumière, entre autres, des développements internationaux et communautaires.
Article 1.4
Personnalité juridique
1. L’Organisation est dotée de la personnalité juridique internationale en vue de l’exercice de la mission qui lui est confiée.
2. L’Organisation est xxxxx xx xx xxxxxxxxxxxx xxxxxxxxx xxxxxxxxx xx xxxxxxx xxxx, xxx xx xxxxxxxxxx des trois pays du Benelux, la capacité juri- dique reconnue aux personnes morales nationales, dans la mesure néces- saire à l’accomplissement de sa mission et à la réalisation de ses objec- tifs, en particulier la capacité de conclure des contrats, d’acquérir et d’aliéner des biens mobiliers et immobiliers, de recevoir des fonds pri- vés et publics et d’en disposer et d’ester en justice.
3. Le Directeur général de l’Office, dénommé ci-après «le Directeur général», représente l’Organisation en matière judiciaire et extrajudi- ciaire.
Article 1.5
Siège
1. L’Organisation a son siège à Xx Xxxx.
0. X’Xxxxxx xxx xxxxxx x Xx Xxxx.
3. Des dépendances de l’Office peuvent être établies ailleurs.
Artikel 1.6
Voorrechten en immuniteiten
1. De voorrechten en immuniteiten welke nodig zijn voor de uitoefe- ning van de taken en het bereiken van de doelstellingen van de Organi- satie worden vastgelegd in een tussen de Hoge Verdragsluitende Partijen te sluiten protocol.
2. De Organisatie kan met een of meer der Hoge Verdragsluitende Partijen aanvullende overeenkomsten aangaan in verband met de vesti- ging van onderdelen van de Organisatie op het grondgebied van die staat of die staten, teneinde met betrekking tot die staat of die staten uitvoe- ring te geven aan de bepalingen van het overeenkomstig het eerste lid vastgestelde protocol, alsmede andere regelingen treffen ter waarborging van een goede functionering van de Organisatie en ter beveiliging van haar belangen.
Artikel 1.7
Bevoegdheden Comité van Ministers
1. Het Comité van Ministers is bevoegd in dit verdrag de wijzigingen aan te brengen die noodzakelijk zijn om de conformiteit van dit verdrag met een internationaal verdrag of met de regelgeving van de Europese Gemeenschap inzake merken en tekeningen of modellen te verzekeren. De wijzigingen worden bekend gemaakt in het officiële publicatieblad van ieder der Hoge Verdragsluitende Partijen.
2. Het Comité van Ministers is bevoegd andere wijzigingen van dit verdrag, dan die bedoeld in het eerste lid, vast te stellen. Deze zullen aan de Hoge Verdragsluitende Partijen ter instemming of goedkeuring wor- den aangeboden.
3. Het Comité van Ministers is bevoegd, de Raad van Bestuur ge- hoord hebbende, de Directeur-Generaal te machtigen om namens de Organisatie te onderhandelen en, met zijn toestemming, overeenkomsten te sluiten met staten en met intergouvernementele organisaties.
Artikel 1.8
Samenstelling en werkwijze Raad van Bestuur
1. De Raad van Bestuur is samengesteld uit door de Hoge Verdrag- sluitende Partijen aangewezen leden en wel één bestuurder en twee plaatsvervangende bestuurders per land.
2. Hij besluit met algemene stemmen.
3. Hij stelt zijn intern reglement vast.
Article 1.6
Privilèges et immunités
1. Les privilèges et immunités nécessaires à l’exercice de la mission et à la réalisation des objectifs de l’Organisation sont fixés dans un pro- tocole à conclure entre les Hautes Parties Contractantes.
2. L’Organisation peut conclure, avec une ou plusieurs des Hautes Parties Contractantes, des accords complémentaires en rapport avec l’établissement de services de l’Organisation sur le territoire de cet Etat ou de ces Etats, en vue de l’exécution des dispositions du protocole adopté conformément à l’alinéa premier en ce qui concerne ce ou ces Etats, ainsi que d’autres arrangements en vue d’assurer le bon fonction- nement de l’Organisation et la sauvegarde de ses intérêts.
Article 1.7
Xxxxxxxxxxx xx Xxxxxx xx Xxxxxxxxx
0. Xx Xxxxxx de Ministres est habilité à apporter à la présente conven- tion les modifications qui s’imposent pour assurer la conformité de la présente convention avec un traité international ou avec la réglementa- tion de la Communauté européenne en matière de marques et de dessins ou modèles. Les modifications sont publiées au journal officiel de chac- une des Hautes Parties Contractantes.
2. Le Comité de Ministres est habilité à arrêter d’autres modifications de la présente convention que celles visées à l’alinéa premier. Ces modi- fications seront présentées pour assentiment ou approbation aux Hautes Parties Contractantes.
3. Le Comité de Ministres est habilité, le Conseil d’Administration entendu, à mandater le Directeur général pour négocier au nom de l’Organisation et, avec son autorisation, conclure des accords avec des Etats et des organisations intergouvernementales.
Article 1.8
Composition et fonctionnement du Conseil d’Administration
1. Xx Xxxxxxx x’Xxxxxxxxxxxxxx xxx xxxxxxx xxx xxxxxxx xxxxxxxx xxx xxx Xxxxxx Parties Contractantes à raison d’un administrateur effectif et de deux administrateurs suppléants par pays.
2. Il prend ses décisions à l’unanimité des voix.
3. Il arrête son règlement d’ordre intérieur.
Artikel 1.9
Bevoegdheden Raad van Bestuur
1. De Raad van Bestuur is bevoegd voorstellen te doen aan het Comité van Ministers inzake wijzigingen van dit verdrag die noodzake- lijk zijn om de conformiteit van dit verdrag met een internationaal ver- drag of met regelgeving van de Europese Gemeenschap te verzekeren en inzake andere wijzigingen van dit verdrag die hij wenselijk acht.
2. Hij stelt het uitvoeringsreglement vast.
3. Hij stelt het huishoudelijke en het financiële reglement van het Bureau vast.
4. Hij wijst aanvullende taken, als bedoeld in artikel 1.3 onder c, op andere gebieden van het recht inzake de intellectuele eigendom aan.
5. Hij besluit over het vestigen van bijkantoren van het Bureau.
6. Hij benoemt de Directeur-Generaal en, de Directeur-Generaal ge- hoord, de Adjunct-Directeuren-Generaal en oefent te hunnen aanzien de disciplinaire bevoegdheden uit.
7. Hij stelt jaarlijks de begroting van inkomsten en van uitgaven vast, alsmede zonodig de wijzigingen of aanvullingen daarvan, en regelt in het financiële reglement de wijze waarop het toezicht op de begrotingen en op de uitvoering daarvan zal worden uitgeoefend. Hij stelt de door de Directeur-Generaal opgestelde jaarrekening vast.
Artikel 1.10
Directeur-Generaal
1. De leiding van het Bureau berust bij de Directeur-Generaal die aan de Raad van Bestuur verantwoording is verschuldigd voor de werkzaam- heden van het Bureau.
2. De Directeur-Generaal is bevoegd, de Raad van Bestuur gehoord hebbende, de uitoefening van bepaalde hem toekomende bevoegdheden te delegeren aan de Adjunct-Directeuren-Generaal.
3. De Directeur-Generaal en de Adjunct-Directeuren-Generaal zijn onderdaan van de lidstaten. De drie nationaliteiten zijn binnen de direc- tie vertegenwoordigd.
Artikel 1.11
Bevoegdheden Directeur-Generaal
1. De Directeur-Generaal doet voorstellen aan de Raad van Bestuur tot wijziging van het uitvoeringsreglement.
Article 1.9
Compétences du Conseil d’Administration
1. Xx Xxxxxxx x’Xxxxxxxxxxxxxx xxx xxxxxxxx x xxxxx xx Xxxxxx de Ministres des propositions concernant les modifications de la présente convention qui sont indispensables pour assurer la conformité de la pré- sente convention avec un traité international ou avec la réglementation de la Communauté européenne et concernant d’autres modifications de la présente convention qu’il juge souhaitables.
2. Il établit le règlement d’exécution.
3. Il établit les règlements intérieur et financier de l’Office.
4. Il désigne les tâches additionnelles, telles que visées à l’article 1.3 sous c, dans d’autres domaines du droit de la propriété intellectuelle.
5. Il décide de l’établissement de dépendances de l’Office.
6. Il nomme le Directeur général et, le Directeur général entendu, les Directeurs généraux adjoints et exerce à leur égard les pouvoirs discipli- naires.
7. Il arrête annuellement le budget des recettes et dépenses et éven- tuellement les budgets modificatifs ou additionnels et précise, dans le règlement financier, les modalités du contrôle qui sera exercé sur les budgets et leur exécution. Il approuve les comptes annuels établis par le Directeur général.
Article 1.10
Le Directeur général
1. La direction de l’Office est assurée par le Directeur général qui est responsable des activités de l’Office devant le Conseil d’Administration.
2. Le Directeur général est habilité, le Conseil d’Administration en- tendu, à déléguer aux Directeurs généraux adjoints l’exercice de certains des pouvoirs qui lui sont dévolus.
3. Le Directeur général et les Directeurs généraux adjoints sont des ressortissants des Etats membres. Xxx xxxxx xxxxxxxxxxxx xxxx xxxxxxxxxxxx xx xxxx xx xx Xxxxxxxxx.
Article 1.11
Compétences du Directeur général
1. Le Directeur général fait au Conseil d’Administration les proposi- tions tendant à modifier le règlement d’exécution.
2. Hij neemt alle maatregelen, administratieve daaronder begrepen, om te zorgen voor een juiste uitvoering van de taken van het Bureau.
3. Hij voert het huishoudelijk en het financieel reglement van het Bureau uit en doet voorstellen aan de Raad van Bestuur tot wijziging hiervan.
4. Hij benoemt de personeelsleden en oefent de hiërarchische en dis- ciplinaire bevoegdheden over hen uit.
5. Hij bereidt de begroting voor, voert deze uit en stelt de jaarreke- ningen op.
6. Hij neemt alle andere maatregelen die hij wenselijk acht in het belang van het functioneren van het Bureau.
Artikel 1.12
Financiën Organisatie
1. De lopende uitgaven van de Organisatie worden gedekt door haar ontvangsten.
2. De Raad van Bestuur kan bij de Hoge Verdragsluitende Partijen een bijdrage aanvragen, bestemd tot dekking van buitengewone uitga- ven. Deze bijdrage wordt voor de helft door het Koninkrijk der Neder- landen en voor de helft door de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie gedragen.
Artikel 1.13
Bemiddeling nationale diensten
1. Over het bedrag van de rechten, geïnd terzake van door bemidde- ling van de nationale diensten verrichte handelingen, wordt aan deze diensten een percentage uitgekeerd, bestemd tot dekking van de kosten welke deze handelingen meebrengen; dit percentage wordt vastgesteld bij uitvoeringsreglement.
2. Terzake van deze handelingen kunnen door de nationale regelge- vingen geen nationale rechten worden vastgesteld.
Artikel 1.14
Erkenning rechterlijke beslissingen
Het gezag van rechterlijke beslissingen die in een van de drie staten met toepassing van dit verdrag worden gegeven, wordt in de beide andere staten erkend, en de door de rechter uitgesproken doorhaling wordt door het Bureau op verzoek van de meest gerede partij verricht, indien:
2. Il prend toutes les mesures, notamment administratives, en vue d’assurer la bonne exécution des tâches de l’Office.
3. Il exécute les règlements intérieur et financier de l’Office et fait au Conseil d’Administration les propositions tendant à les modifier.
4. Il nomme les agents et exerce l’autorité hiérarchique ainsi que le pouvoir disciplinaire à leur égard.
5. Il prépare et exécute le budget et établit les comptes annuels.
6. Il prend toutes autres mesures qu’il juge opportunes dans l’intérêt du fonctionnement de l’Office.
Article 1.12
Finances de l’Organisation
1. Les frais de fonctionnement de l’Organisation sont couverts par ses recettes.
2. Xx Xxxxxxx x’Xxxxxxxxxxxxxx xxxx xxxxxxxxxx xxxxxx xxx Xxxxxx Par- ties Contractantes une contribution destinée à couvrir des dépenses extraordinaires. Cette contribution est supportée pour moitié par le Royaume des Pays-Bas et pour moitié par l’Union économique belgo- luxembourgeoise.
Article 1.13
Intervention des administrations nationales
1. Sur le montant des taxes perc¸ues à l’occasion d’opérations effec- tuées par l’intermédiaire des administrations nationales, il est versé à celles-ci un pourcentage destiné à couvrir les frais de ces opérations; ce pourcentage est fixé par le règlement d’exécution.
2. Aucune taxe nationale concernant ces opérations ne peut être éta- blie par les réglementations nationales.
Article 1.14
Reconnaissance des décisions judiciaires
L’autorité des décisions judiciaires rendues dans un des trois Etats en application de la présente convention est reconnue dans les deux autres et la radiation prononcée judiciairement est effectuée par l’Office à la demande de la partie la plus diligente, si:
a. het van de beslissing overgelegd afschrift, naar de wetgeving van het land waar deze beslissing is gegeven, aan de voor de echtheid van het afschrift nodige voorwaarden voldoet;
b. de beslissing niet meer vatbaar is voor verzet, noch hoger beroep, noch voor voorziening in cassatie.
Artikel 1.15
Benelux-Gerechtshof
Het Benelux-Gerechtshof als bedoeld in artikel 1 van het Verdrag betreffende de instelling en het statuut van een Benelux-Gerechtshof, neemt kennis van de vragen van uitlegging van dit verdrag en het uitvoeringsreglement, met uitzondering van vragen van uitlegging be- treffende het in artikel 1.6, eerste lid, bedoelde protocol inzake voorrech- ten en immuniteiten.
Artikel 1.16
Toepassing
De toepassing van dit verdrag is beperkt tot het grondgebied van het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg en het Koninkrijk der Nederlanden in Europa, hierna te noemen ,,het Benelux-gebied’’.
TITEL II MERKEN HOOFDSTUK 1
INDIVIDUELE MERKEN
Artikel 2.1
Tekens die een Beneluxmerk kunnen vormen
1. Als individuele merken worden beschouwd de benamingen, teke- ningen, afdrukken, stempels, letters, cijfers, vormen van waren of van verpakking en alle andere voor grafische voorstelling vatbare tekens, die dienen om de waren of diensten van een onderneming te onderscheiden.
2. Evenwel kunnen niet als merken worden beschouwd tekens die uit- sluitend bestaan uit een vorm die door de aard van de waar wordt bepaald, die een wezenlijke waarde aan de waar geeft of die noodzake- lijk is om een technische uitkomst te verkrijgen.
3. Onverminderd de bepalingen van het gemene recht, kan een ge- slachtsnaam als merk dienen.
a) d’après la législation du pays où la décision a été rendue, l’expé- dition qui en est produite réunit les conditions nécessaires à son authen- ticité;
b) la décision n’est plus susceptible ni d’opposition, ni d’appel, ni de pourvoi en cassation.
Article 1.15
Cour de Justice Benelux
La Cour de Justice Xxxxxxx telle que visée à l’article 1er du Traité relatif à l’institution et au statut d’une Cour de Justice Xxxxxxx connaît des questions d’interprétation de la présente convention et du règlement d’exécution, à l’exception des questions d’interprétation relatives au pro- tocole sur les privilèges et immunités visé à l’article 1.6, alinéa 1er.
Article 1.16
Champ d’application
L’application de la présente convention est limitée xx xxxxxxxxxx xx Xxxxxxx xx Xxxxxxxx, xx Xxxxx-Xxxxx xx Xxxxxxxxxx et du Royaume des Pays-Bas en Europe, dénommé ci-après «territoire Xxxxxxx».
XXXXX XX XXX XXXXXXX
XXXXXXXX 0
XXX XXXXXXX XXXXXXXXXXXXX
Article 2.1
Signes susceptibles de constituer une marque Benelux
1. Sont considérés comme marques individuelles les dénominations, dessins, empreintes, cachets, lettres, chiffres, formes de produits ou de conditionnement et tous autres signes susceptibles d’une représentation graphique servant à distinguer les produits ou services d’une entreprise.
2. Toutefois, ne peuvent être considérés comme marques les signes constitués exclusivement par la forme qui est imposée par la nature même du produit, qui donne une valeur substantielle au produit ou qui est nécessaire à l’obtention d’un résultat technique.
3. Sans préjudice des dispositions du droit commun, un nom patro- nymique peut servir de marque.
Artikel 2.2
Verkrijging van het recht
Onverminderd het uit het Verdrag van Parijs of het TRIPS verdrag voortvloeiende recht van voorrang, wordt het uitsluitend recht op een merk verkregen door de inschrijving van het merk, waarvan het depot is verricht binnen het Benelux-gebied (Benelux-depot) of voortvloeiend uit een inschrijving bij het Internationaal Bureau (internationaal depot).
Artikel 2.3
Rangorde van het depot
Bij de beoordeling van de rangorde van het depot wordt rekening gehouden met de op het tijdstip van het depot bestaande en ten tijde van het geding gehandhaafde rechten op:
a. gelijke, voor dezelfde waren of diensten gedeponeerde merken;
b. gelijke of overeenstemmende, voor dezelfde of soortgelijke waren of diensten gedeponeerde merken, indien bij het publiek verwarring, inhoudende de mogelijkheid van associatie met het oudere merk, kan ontstaan;
c. overeenstemmende, voor niet-soortgelijke waren of diensten gede- poneerde merken, die bekendheid in het Benelux-gebied genieten, indien door het gebruik, zonder geldige reden, van het jongere merk ongerecht- vaardigd voordeel wordt getrokken uit of afbreuk wordt gedaan aan het onderscheidend vermogen of de reputatie van het oudere merk.
Artikel 2.4
Restricties
Er wordt geen recht op een merk verkregen door:
a. de inschrijving van een merk dat, ongeacht het gebruik dat er van wordt gemaakt, in strijd is met de goede zeden of de openbare orde van één van de Benelux-landen, of ten aanzien waarvan artikel 6ter van het Verdrag van Parijs in weigering of nietigverklaring voorziet;
b. de inschrijving van een merk dat tot misleiding van het publiek kan leiden, bijvoorbeeld ten aanzien van aard, hoedanigheid of plaats van herkomst van de waren of diensten;
c. de inschrijving van een merk dat overeenstemt met een voor soort- gelijke waren of diensten ingeschreven collectief merk waaraan een recht was verbonden dat is vervallen in de loop van de drie jaren voor- afgaande aan het depot;
d. de inschrijving van een merk dat overeenstemt met een door een derde voor soortgelijke waren of diensten ingeschreven individueel merk,
Article 2.2
Acquisition du droit
Sans préjudice du droit de priorité prévu par la Convention de Paris ou du droit de priorité résultant de l’Accord ADPIC, le droit exclusif à la marque s’acquiert par l’enregistrement de la marque, dont le dépôt a été effectué en territoire Benelux (dépôt Benelux) ou résultant d’un enre- gistrement auprès du Bureau international (dépôt international).
Article 2.3
Rang du dépôt
Le rang du dépôt s’apprécie en tenant compte des droits, existant au moment du dépôt et maintenus au moment du litige, à:
a) des marques identiques déposées pour des produits ou services identiques;
b) des marques identiques ou ressemblantes déposées pour des pro- duits ou services identiques ou similaires, lorsqu’il existe, dans l’esprit du public, un risque de confusion qui comprend le risque d’association avec la marque antérieure;
c) des marques ressemblantes déposées pour des produits ou services non similaires, qui jouissent d’une renommée dans le territoire Benelux, lorsque l’usage, sans juste motif, de la marque postérieure tirerait indû- ment profit du caractère distinctif ou de la renommée de la marque anté- rieure ou leur porterait préjudice.
Article 2.4
Restrictions
N’est pas attributif du droit à la marque:
a) l’enregistrement d’une marque qui, indépendamment de l’usage qui en est fait, est contraire aux bonnes mœurs ou à l’ordre public d’un des pays du Benelux ou dont le refus ou l’invalidation sont prévus par l’article 6ter de la Convention de Paris;
b) l’enregistrement d’une marque qui est de nature à tromper le public, par exemple sur la nature, la qualité ou la provenance géogra- phique des produits ou services;
c) l’enregistrement d’une marque ressemblant à une marque collec- tive enregistrée pour des produits ou services similaires, à laquelle était attaché un droit qui s’est éteint au cours des trois années précédant le dépôt;
d) l’enregistrement d’une marque ressemblant à une marque indivi- duelle enregistrée par un tiers pour des produits ou services similaires et
waaraan een recht was verbonden, dat in de loop van de twee jaren voor- afgaande aan het depot vervallen is door het verstrijken van de geldig- heidsduur van de inschrijving, tenzij die derde heeft toegestemd of over- eenkomstig artikel 2.26, lid 2, sub a, geen gebruik van dit merk is gemaakt;
e. de inschrijving van een merk dat verwarring kan stichten met een algemeen bekend merk in de zin van artikel 6bis van het Verdrag van Parijs dat toebehoort aan een derde die zijn toestemming niet heeft ver- leend;
f. de inschrijving van een merk, waarvan het depot te kwader trouw is verricht, met name:
1°. het depot dat wordt verricht terwijl de deposant weet of behoort te weten, dat een derde binnen de laatste drie jaren in het Benelux-gebied een overeenstemmend merk voor soortge- lijke waren of diensten te goeder trouw en op normale wijze heeft gebruikt, en die derde zijn toestemming niet heeft ver- leend;
2°. het depot dat wordt verricht terwijl de deposant op grond van zijn rechtstreekse betrekking tot een derde weet, dat die derde binnen de laatste drie jaren buiten het Benelux-gebied een overeenstemmend merk voor soortgelijke waren of diensten te goeder trouw en op normale wijze heeft gebruikt, tenzij die derde zijn toestemming heeft verleend, of bedoelde weten- schap eerst is verkregen nadat de deposant een begin had gemaakt met het gebruik van het merk binnen het Benelux- gebied;
g. de inschrijving van merken voor wijnen die geografische aandui- dingen ter benoeming van wijnen bevatten dan wel uit zulke aanduidin- gen bestaan, of de inschrijving van merken voor spiritualiën die geogra- fische aanduidingen ter benoeming van spiritualiën bevatten dan wel uit zulke aanduidingen bestaan, met betrekking tot wijnen of spiritualiën die niet deze oorsprong hebben, tenzij het depot dat heeft geleid tot deze inschrijving te goeder trouw is verricht voor 1 januari 2000 of voordat de desbetreffende geografische aanduiding in het land van oorsprong of de Gemeenschap is beschermd.
HOOFDSTUK 2
DEPOT, INSCHRIJVING EN VERNIEUWING
Artikel 2.5
Depot
1. Het Benelux-depot van merken geschiedt, hetzij bij de nationale diensten, hetzij bij het Bureau, met inachtneming van de in het uitvoeringsreglement gestelde vereisten en tegen betaling van de ver-
à laquelle était attaché un droit qui, au cours des deux années précédant le dépôt, s’est éteint par l’expiration de l’enregistrement, à moins qu’il n’y ait consentement de ce tiers ou défaut d’usage de cette marque, comme il est prévu à l’article 2.26, alinéa 2, sous a;
e) l’enregistrement d’une marque susceptible de créer une confusion avec une marque notoirement connue, au sens de l’article 6bis de la Convention de Paris, appartenant à un tiers qui n’est pas consentant;
f) l’enregistrement d’une marque dont le dépôt a été effectué de mauvaise foi, notamment:
1°. le dépôt, effectué en connaissance ou dans l’ignorance inex- cusable de l’usage normal fait de bonne foi dans les trois der- nières années sur le territoire Benelux, d’une marque ressem- blante pour des produits ou services similaires, par un tiers qui n’est pas consentant;
2°. le dépôt, effectué en connaissance, résultant de relations direc- tes, de l’usage normal fait de bonne foi par un tiers dans les trois dernières années en dehors du territoire Benelux, d’une marque ressemblante pour des produits ou services similaires, à moins qu’il n’y ait consentement de ce tiers ou que ladite connaissance n’ait été acquise que postérieurement au début de l’usage que le titulaire du dépôt aurait fait de la marque sur le territoire Benelux;
g) l’enregistrement d’une marque pour des vins qui contient une indi- cation géographique identifiant des vins ou qui est constituée par une telle indication, ou l’enregistrement d’une marque pour des spiritueux qui contient une indication géographique identifiant des spiritueux ou qui est constituée par une telle indication, en ce qui concerne les vins ou les spiritueux qui n’ont pas cette origine, sauf si le dépôt qui a conduit à cet enregistrement a été effectué de bonne foi avant le 1er janvier 2000 ou avant le début de la protection de ladite indication géographique dans le pays d’origine ou dans la Communauté.
CHAPITRE 2
DÉPÔT, ENREGISTREMENT ET RENOUVELLEMENT
Article 2.5
Dépôt
1. Le dépôt Benelux des marques se fait soit auprès des administra- tions nationales, soit auprès de l’Office, dans les formes fixées par règle- ment d’exécution et moyennant paiement des taxes dues. Il est vérifié si
schuldigde rechten. Er wordt onderzocht of de overgelegde stukken aan de voor het vaststellen van een datum van depot gestelde vereisten vol- doen en de datum van depot wordt vastgesteld. Aan de deposant wordt onverwijld schriftelijk mededeling gedaan van de vastgestelde datum van depot dan wel van de gronden voor het niet toekennen van een depotdatum.
2. Indien bij het depot niet is voldaan aan de overige in het uitvoerings- reglement gestelde vereisten, wordt de deposant hiervan onverwijld schriftelijk in kennis gesteld onder opgave van de voorschriften waaraan niet is voldaan en wordt hij in de gelegenheid gesteld daaraan alsnog te voldoen.
3. Het depot vervalt, indien niet binnen de gestelde termijn voldaan is aan de bepalingen van het uitvoeringsreglement.
4. Wanneer het depot geschiedt bij een nationale dienst zendt deze het Benelux-depot door aan het Bureau, hetzij onverwijld na ontvangst van het depot, hetzij nadat is vastgesteld dat het depot voldoet aan de gestelde eisen.
5. Het Bureau publiceert, overeenkomstig de bepalingen van het uitvoeringsreglement, het depot nadat aan de vereisten voor het vaststel- len van een depotdatum is voldaan en de opgegeven waren of diensten conform de Overeenkomst van Nice zijn gerangschikt.
Artikel 2.6
Beroep op voorrang
1. Het beroep op een recht van voorrang voortvloeiend uit het Ver- drag van Parijs of het TRIPS verdrag wordt gedaan bij het depot.
2. Het recht van voorrang als bedoeld in artikel 4 van het Verdrag van Parijs is eveneens van toepassing op dienstmerken.
3. Het beroep op een recht van voorrang kan tevens worden gedaan bij een bijzondere verklaring af te leggen bij het Bureau, in de maand volgende op het depot, met inachtneming van de bij uitvoeringsreglement gestelde vormvereisten en tegen betaling van de verschuldigde rechten.
4. Het ontbreken van een dergelijk beroep doet het recht op voorrang vervallen.
Artikel 2.7
Onderzoek
Het Bureau verricht op verzoek een onderzoek naar eerdere inschrij- vingen.
les pièces produites satisfont aux conditions prescrites pour la fixation de la date du dépôt et la date du dépôt est arrêtée. Le déposant est informé sans délai et par écrit de la date du dépôt ou, le cas échéant, des motifs de ne pas l’attribuer.
2. S’il n’est pas satisfait aux autres dispositions du règlement d’exé- cution lors du dépôt, le déposant est informé sans délai et par écrit des conditions auxquelles il n’est pas satisfait et la possibilité lui est donnée d’y répondre.
3. Le dépôt n’a plus d’effet si, dans le délai imparti, il n’est pas satis- fait aux dispositions du règlement d’exécution.
4. Lorsque le dépôt se fait auprès d’une administration nationale, celle-ci transmet le dépôt Benelux à l’Office, soit sans délai après avoir rec¸u le dépôt, soit après avoir constaté que le dépôt satisfait aux condi- tions prescrites.
5. L’Office publie le dépôt, conformément aux dispositions du règle- ment d’exécution, lorsque les conditions pour la fixation d’une date de dépôt ont été remplies et que les produits ou services mentionnés ont été classés conformément à l’Arrangement de Nice.
Article 2.6
Revendication de priorité
1. La revendication d’un droit de priorité découlant de la Convention de Paris ou de l’accord ADPIC se fait lors du dépôt.
2. Le droit de priorité visé à l’article 4 de la Convention de Paris s’applique également aux marques de service.
3. La revendication d’un droit de priorité peut aussi se faire par décla- ration spéciale effectuée auprès de l’Office, dans les formes fixées par règlement d’exécution et moyennant paiement des taxes dues dans le mois qui suit le dépôt.
4. L’absence d’une telle revendication entraîne la déchéance du droit de priorité.
Article 2.7
Recherche
L’Office effectue sur requête un examen d’antériorités.
Artikel 2.8
Inschrijving
1. Onverminderd de toepassing van de artikelen 2.11, 2.14 en 2.16 wordt het gedeponeerde merk, indien aan de in het uitvoeringsreglement gestelde vereisten is voldaan, voor de door de deposant vermelde waren of diensten ingeschreven. Aan de merkhouder wordt een bewijs van inschrijving verstrekt.
2. De deposant kan, indien aan alle in artikel 2.5 bedoelde vereisten is voldaan, het Bureau verzoeken, overeenkomstig de bepalingen van het uitvoeringsreglement, om onverwijld tot inschrijving van het depot over te gaan. Op de aldus ingeschreven merken zijn de artikelen 2.11, 2.12, 2.14, 2.16 en 2.17 van toepassing, met dien verstande dat het Bureau bevoegd is tot de doorhaling van de inschrijving te besluiten en de merk- houder in beroep kan verzoeken om handhaving van de inschrijving.
Artikel 2.9
Geldigheidsduur en vernieuwing
1. De inschrijving van een merk, waarvan het depot is verricht bin- nen het Benelux-gebied (Benelux-depot), heeft een geldigheidsduur van 10 jaren, te rekenen vanaf de datum van depot.
2. Het teken waaruit het merk bestaat mag niet worden gewijzigd, noch gedurende de inschrijving noch ter gelegenheid van de vernieu- wing daarvan.
3. De inschrijving wordt op verzoek vernieuwd, voor verdere termij- nen van 10 jaren, met inachtneming van de bij uitvoeringsreglement gestelde vormvereisten en tegen betaling van de verschuldigde rechten.
4. De vernieuwing moet worden verzocht en de rechten moeten wor- den betaald binnen zes maanden voorafgaand aan het verstrijken van de geldigheidsduur van de inschrijving. Binnen zes maanden na verstrijken van de geldigheidsduur van de inschrijving kan de vernieuwing alsnog worden verzocht, indien gelijktijdig een extra recht wordt betaald. De vernieuwing gaat in op de datum van het verstrijken van de geldigheids- duur van de inschrijving.
5. Zes maanden voor het verstrijken van de geldigheidsduur van de inschrijving herinnert het Bureau de merkhouder schriftelijk aan de datum van dat verstrijken.
6. Het Bureau zendt deze herinneringsbrieven aan het laatste aan het Bureau bekende adres van de merkhouder. Het niet-verzenden of niet- ontvangen van deze brieven ontslaat de houder niet van de verplichtin- gen voortvloeiend uit lid 3 en 4. Daarop kan noch in rechte, noch ten opzichte van het Bureau beroep worden gedaan.
Article 2.8
Enregistrement
1. Sans préjudice de l’application des articles 2.11, 2.14 et 2.16, la marque déposée est enregistrée, s’il est satisfait aux dispositions du règlement d’exécution, pour les produits ou services mentionnés par le déposant. Un certificat d’enregistrement est remis au titulaire de la marque.
2. Le déposant peut, s’il est satisfait à toutes les conditions visées à l’article 2.5, demander à l’Office conformément aux dispositions du règlement d’exécution, de procéder sans délai à l’enregistrement du dépôt. Les articles 2.11, 2.12, 2.14, 2.16 et 2.17 s’appliquent aux marques ainsi enregistrées, étant entendu que l’Office est habilité à déci- der de radier l’enregistrement et que le titulaire de la marque peut demander en appel le maintien de l’enregistrement.
Article 2.9
Durée et renouvellement de l’enregistrement
1. L’enregistrement d’une marque, dont le dépôt a été effectué en ter- ritoire Benelux (dépôt Benelux), a une durée de 10 années prenant cours à la date du dépôt.
2. Le signe constitutif de la marque ne peut être modifié ni pendant la durée de l’enregistrement ni à l’occasion de son renouvellement.
3. L’enregistrement est renouvelé sur requête pour de nouvelles pério- des de 10 années dans les formes fixées par règlement d’exécution et moyennant paiement des taxes dues.
4. Les renouvellements doivent être requis et les taxes payées dans les six mois qui précèdent l’expiration de l’enregistrement. Les renou- vellements peuvent encore être requis et les taxes payées dans les six mois qui suivent la date de l’expiration de l’enregistrement, sous réserve du paiement simultané d’une surtaxe. Les renouvellements ont effet dès l’expiration de l’enregistrement.
5. Six mois avant l’expiration de l’enregistrement, l’Office rappelle, par un avis écrit adressé au titulaire de la marque, la date de cette expi- ration.
6. Les rappels sont envoyés à la dernière adresse du titulaire de la marque connue de l’Office. Le défaut d’envoi ou de réception de ces avis ne dispense pas des obligations résultant des alinéas 3 et 4. Il ne peut être invoqué ni en justice, ni à l’égard de l’Office.
7. Het Bureau schrijft de vernieuwingen in.
Artikel 2.10
Internationaal depot
1. De internationale depots van merken geschieden volgens de bepa- lingen van de Overeenkomst van Madrid en het Protocol van Madrid. De nationale rechten, bedoeld in artikel 8, onder (1), van de Overeen- komst van Madrid en het Protocol van Madrid, alsmede de rechten bedoeld in artikel 8, onder 7 (a), van het Protocol van Madrid, worden bij uitvoeringsreglement bepaald.
2. Onverminderd de toepassing van de artikelen 2.13 en 2.18 schrijft het Bureau de internationale depots in ten aanzien waarvan is verzocht de bescherming uit te strekken tot het Benelux-gebied.
3. De deposant kan het Bureau verzoeken, overeenkomstig de bepa- lingen van het uitvoeringsreglement, om onverwijld tot inschrijving over te gaan. Op de aldus ingeschreven merken zijn de artikelen 2.11, 2.12, 2.14, 2.16 en 2.17 van toepassing, met dien verstande dat het Bureau bevoegd is tot de doorhaling van de inschrijving te besluiten, en de merkhouder in beroep kan verzoeken om handhaving van de inschrij- ving.
HOOFDSTUK 3
TOETSING OP ABSOLUTE GRONDEN
Artikel 2.11
Weigering op absolute gronden
1. Het Bureau weigert een merk in te schrijven indien naar zijn oor- deel:
a. het teken geen merk kan vormen in de zin van artikel 2.1, lid 1 en
2;
b. het merk elk onderscheidend vermogen mist;
c. het merk uitsluitend bestaat uit tekens of benamingen die in de
handel kunnen dienen tot aanduiding van soort, hoedanigheid, hoeveel- heid, bestemming, waarde, plaats van herkomst of het tijdstip van ver- vaardiging van de waren of verrichting van de dienst of andere kenmer- ken van de waren of diensten;
d. het merk uitsluitend bestaat uit tekens of benamingen die in het normale taalgebruik of in het bonafide handelsverkeer gebruikelijk zijn geworden;
e. het een merk betreft als bedoeld in artikel 2.4, sub a, b of g.
2. De weigering om tot inschrijving over te gaan moet het teken dat een merk vormt in zijn geheel betreffen. Zij kan tot een of meer van de waren of diensten waarvoor het merk bestemd is worden beperkt.
7. L’Office enregistre les renouvellements.
Article 2.10
Dépôt international
1. Les dépôts internationaux des marques s’effectuent conformément aux dispositions de l’Arrangement de Madrid et du Protocole de Madrid. La taxe prévue par l’article 8, sous (1) de l’Arrangement de Madrid et du Protocole de Madrid, ainsi que la taxe prévue par l’article 8, sous 7
(a) du Protocole de Madrid sont fixées par règlement d’exécution.
2. Sans préjudice de l’application des articles 2.13 et 2.18, l’Office enregistre les dépôts internationaux pour lesquels l’extension de la pro- tection au territoire Benelux a été demandée.
3. Le déposant peut demander à l’Office, conformément aux disposi- tions du règlement d’exécution, de procéder sans délai à l’enregistre- ment. Les articles 2.11, 2.12, 2.14, 2.16 et 2.17 s’appliquent aux marques ainsi enregistrées, étant entendu que l’Office est habilité à déci- der de radier l’enregistrement et que le titulaire de la marque peut demander en appel le maintien de l’enregistrement.
CHAPITRE 3
EXAMEN POUR MOTIFS ABSOLUS
Article 2.11
Refus pour motifs absolus
1. L’Office refuse d’enregistrer une marque lorsqu’il considère que:
a) le signe ne peut constituer une marque au sens de l’article 2.1, xxx- xxxx 0 xx 0;
b) la marque est dépourvue de caractère distinctif;
c) la marque est composée exclusivement de signes ou d’indications pouvant servir, dans le commerce, pour désigner l’espèce, la qualité, la quantité, la destination, la valeur, la provenance géographique ou l’époque de la production du produit ou de la prestation du service, ou d’autres caractéristiques de ceux-ci;
d) la marque est composée exclusivement de signes ou d’indications devenus usuels dans le langage courant ou dans les habitudes loyales et constantes du commerce;
e) la marque est une marque visée à l’article 2.4, sous a, b ou g.
2. Le refus d’enregistrer doit concerner le signe constitutif de la marque en son intégralité. Il peut se limiter à un ou à plusieurs des pro- duits ou services auxquels la marque est destinée.
3. Het Bureau geeft van zijn voornemen de inschrijving geheel of gedeeltelijk te weigeren, onder opgave van redenen, onverwijld schrif- telijk kennis aan de deposant en stelt hem in de gelegenheid hierop bin- nen een bij uitvoeringsreglement gestelde termijn te antwoorden.
4. Indien de bezwaren van het Bureau tegen de inschrijving niet bin- nen de gestelde termijn zijn opgeheven, wordt de inschrijving van het merk geheel of gedeeltelijk geweigerd. Van de weigering geeft het Bureau onder opgave van redenen onverwijld schriftelijk kennis aan de deposant, onder vermelding van het in artikel 2.12 genoemde rechtsmid- del tegen die beslissing.
5. De weigering wordt eerst definitief nadat de beslissing niet meer vatbaar is voor beroep, dan wel in voorkomend geval nadat de beslis- sing van de appèlrechter niet langer vatbaar is voor voorziening in cas- satie.
Artikel 2.12
Beroep tegen de weigering
1. De deposant kan zich binnen twee maanden na de kennisgeving bedoeld in artikel 2.11, lid 4, bij verzoekschrift wenden tot het Hof van Beroep te Brussel, het Gerechtshof te ’s-Gravenhage of het Cour d’appel te Luxemburg teneinde een bevel tot inschrijving van het merk te ver- krijgen.
2. In het kader van deze procedure kan het Bureau vertegenwoordigd worden door een daartoe aangewezen personeelslid.
3. Het territoriaal bevoegde hof wordt bepaald door het bij het depot vermelde adres van de deposant of zijn gemachtigde dan wel het bij het depot opgegeven correspondentieadres. Indien noch de deposant, noch diens gemachtigde een adres of een correspondentieadres binnen het Benelux-gebied heeft, dan is het bevoegde hof het hof dat gekozen wordt door de deposant.
4. Tegen de beslissing van de appèlrechter staat voorziening in cas- satie open, deze heeft opschortende werking.
Artikel 2.13
Weigering op absolute gronden van internationale depots
1. Artikel 2.11, lid 1 en 2, is van overeenkomstige toepassing op internationale depots.
2. Het Bureau geeft van zijn voornemen de inschrijving te weigeren, onder opgave van redenen, zo spoedig mogelijk schriftelijk kennis aan het Internationaal Bureau door middel van een voorlopige gehele of
3. L’Office informe le déposant sans délai et par écrit de son inten- tion de refuser l’enregistrement en tout ou en partie, lui en indique les motifs et lui donne la faculté d’y répondre dans un délai à fixer par règlement d’exécution.
4. Si les objections de l’Office contre l’enregistrement n’ont pas été levées dans le délai imparti, l’enregistrement de la marque est refusé en tout ou en partie. L’Office informe le déposant sans délai et par écrit en indiquant les motifs du refus et en mentionnant la voie de recours contre cette décision, visée à l’article 2.12.
5. Le refus ne devient définitif que lorsque la décision n’est plus sus- ceptible d’appel ou que, le cas échéant, la décision de la juridiction d’appel n’est plus susceptible d’un pourvoi en cassation.
Article 2.12
Recours contre le refus
1. Le déposant peut, dans les deux mois qui suivent la communica- tion visée à l’article 2.11, alinéa 4, introduire devant la Cour d’appel de Bruxelles, le Gerechtshof de La Haye ou la Cour d’appel de Luxem- bourg une requête tendant à obtenir un ordre d’enregistrement de la marque.
2. Dans le cadre de cette procédure, l’Office peut être représenté par un membre du personnel désigné à cette fin.
3. La cour territorialement compétente se détermine par l’adresse du déposant, l’adresse du mandataire ou l’adresse postale, mentionnée lors du dépôt. Si ni le déposant ni son mandataire n’ont une adresse ou une adresse postale sur le territoire Benelux, la cour compétente est celle choisie par le déposant.
4. La décision de la juridiction d’appel est susceptible d’un pourvoi en cassation, lequel est suspensif.
Article 2.13
Refus pour motifs absolus des dépôts internationaux
1. L’article 2.11, alinéas 1 et 2, est applicable aux dépôts internatio- naux.
2. L’Office informe le Bureau international sans délai et par écrit de son intention de refuser l’enregistrement, en indique les motifs au moyen d’un avis de refus provisoire total ou partiel de la protection de la
gedeeltelijke weigering van bescherming van het merk en stelt de depo- sant daarbij in de gelegenheid hierop te antwoorden overeenkomstig het bepaalde bij uitvoeringsreglement. Artikel 2.11, lid 4, is van overeen- komstige toepassing.
3. Artikel 2.12 is van overeenkomstige toepassing, met dien ver- stande dat het territoriaal bevoegde hof wordt bepaald door het adres van de gemachtigde of door het correspondentieadres. Indien geen van beide adressen zich binnen het Benelux-gebied bevindt dan is het bevoegde hof het hof dat gekozen wordt door de deposant.
4. Van de beslissing waartegen geen beroep meer openstaat geeft het Bureau schriftelijk, onder opgave van redenen, onverwijld kennis aan het Internationaal Bureau.
HOOFDSTUK 4
OPPOSITIE
Artikel 2.14
Instellen van de procedure
1. De deposant of houder van een ouder merk kan, binnen een ter- mijn van twee maanden, te rekenen vanaf de eerste dag van de maand volgende op de publicatie van het depot, schriftelijk oppositie instellen bij het Bureau tegen een merk dat:
a. in rangorde na het zijne komt, overeenkomstig de bepalingen in artikel 2.3, sub a en b, of
b. verwarring kan stichten met zijn algemeen bekend merk in de zin van artikel 6bis van het Verdrag van Parijs.
2. De licentiehouder beschikt over hetzelfde recht indien hij daartoe van de merkhouder toestemming heeft verkregen.
3. Oppositie kan op een of meer oudere merken berusten.
4. De oppositie wordt pas geacht te zijn ingesteld, nadat de verschul- digde rechten zijn betaald.
Artikel 2.15
Vertegenwoordiging bij oppositie
1. Behoudens lid 2, is niemand verplicht zich voor het Bureau te doen vertegenwoordigen.
2. Onverminderd de tweede zin van lid 3, moeten natuurlijke perso- nen en rechtspersonen die op het grondgebied van de Europese Gemeen- schap of Europese Economische Ruimte geen woonplaats, zetel of wer- kelijke en feitelijke vestiging voor bedrijf of handel hebben, zich doen vertegenwoordigen door een gemachtigde bij een overeenkomstig arti- kel 2.14 en 2.16 gevoerde oppositieprocedure.
marque et donne au déposant la faculté d’y répondre conformément aux dispositions établies par règlement d’exécution. L’article 2.11, alinéa 4, est applicable.
3. L’article 2.12 est applicable, étant entendu que la cour territoriale- ment compétente se détermine par l’adresse du mandataire ou par l’adresse postale. Si aucune de ces deux adresses ne se trouve sur le ter- ritoire Benelux, la cour compétente est celle choisie par le déposant.
4. L’Office informe sans délai et par écrit le Bureau international de la décision qui n’est plus susceptible de recours et en indique les motifs.
CHAPITRE 4
OPPOSITION
Article 2.14
Introduction de la procédure
1. Le déposant ou le titulaire d’une marque antérieure peut, dans un délai de deux mois à compter du premier jour du mois suivant la publi- cation du dépôt, introduire auprès de l’Office une opposition écrite à une marque qui:
a) prend rang après la sienne, conformément aux dispositions de l’article 2.3, sous a et b, ou
b) est susceptible de créer une confusion avec sa marque notoirement connue au sens de l’article 6bis de la Convention de Paris.
2. Le licencié dispose du même droit s’il y est autorisé par le titu- laire.
3. L’opposition peut être basée sur une ou plusieurs marques antérieu- res.
4. L’opposition n’est réputée avoir été formée qu’après le paiement des taxes dues.
Article 2.15
Représentation en matière d’opposition
1. Sous réserve de l’alinéa 2, nul n’est tenu de se faire représenter devant l’Office.
2. Sans préjudice de la seconde phrase de l’alinéa 3, les personnes physiques et morales qui n’ont ni domicile ni siège ni établissement industriel ou commercial effectif et sérieux dans la Communauté euro- péenne ou dans l’Espace économique européen doivent être représentées par un mandataire dans la procédure d’opposition instituée par les arti- cles 2.14 et 2.16.
3. Natuurlijke personen en rechtspersonen die op het grondgebied van de Europese Gemeenschap of Europese Economische Ruimte een woon- plaats, zetel of werkelijke en feitelijke vestiging voor bedrijf of handel hebben, kunnen in een oppositieprocedure optreden door tussenkomst van een werknemer die overeenkomstig de bepalingen van het uitvoeringsreglement een ondertekende volmacht bij het Bureau dient over te leggen. De werknemer van een rechtspersoon als bedoeld in dit lid kan ook handelen voor andere rechtspersonen die met deze rechts- persoon economisch verbonden zijn, ook indien die andere rechtsperso- nen op het grondgebied van de Europese Gemeenschap of Europese Economische Ruimte geen woonplaats, zetel of werkelijke en feitelijke vestiging voor bedrijf of handel hebben.
4. In geval van vertegenwoordiging kunnen optreden als gemach- tigde:
a. een in het register bij het Bureau ingeschreven gemachtigde;
b. een advocaat die is ingeschreven op het tableau van de rechtbank of van de orde of op de lijst van stagiaires van een binnen het Benelux- gebied gelegen balie;
c. een advocaat die de nationaliteit heeft van een lidstaat van de Europese Gemeenschap of van de Europese Economische Ruimte, die gerechtigd is zijn beroep uit te oefenen op het grondgebied van een der lidstaten en kantoor houdt in de Europese Gemeenschap of Europese Economische Ruimte;
d. een persoon die de nationaliteit heeft van een lidstaat van de Euro- pese Gemeenschap of van de Europese Economische Ruimte en die gerechtigd is tot optreden als vertegenwoordiger in het kader van oppositieprocedures voor het Bureau voor de harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen);
e. een persoon die de nationaliteit heeft van en kantoor houdt in een lidstaat van de Europese Gemeenschap of van de Europese Economische Ruimte en die voldoet aan de voorwaarde van een bijzondere beroeps- kwalificatie om te kunnen optreden als vertegenwoordiger in oppositie- procedures voor de centrale dienst voor de industriële eigendom van een lidstaat van de Europese Gemeenschap of van de Europese Economische Ruimte;
f. een persoon die de nationaliteit heeft van en kantoor houdt in een lidstaat van de Europese Gemeenschap of van de Europese Economische Ruimte en die sinds tenminste vijf jaar regelmatig optreedt als vertegen- woordiger in oppositieprocedures voor de centrale dienst voor de indu- striële eigendom van een lidstaat van de Europese Gemeenschap of van de Europese Economische Ruimte waar deze bevoegdheid niet afhanke- lijk is gesteld van een bijzondere beroepskwalificatie.
3. Les personnes physiques et morales qui ont leur domicile ou leur siège ou un établissement industriel ou commercial effectif et sérieux dans la Communauté européenne ou dans l’Espace économique euro- péen peuvent agir dans le cadre de la procédure d’opposition par l’entre- mise d’un employé qui doit déposer auprès de l’Office un pouvoir signé dont les modalités sont fixées au règlement d’exécution. L’employé d’une personne morale visée au présent alinéa peut également agir pour d’autres personnes morales qui sont économiquement liées à cette per- sonne, même si ces autres personnes morales n’ont ni domicile ni siège ni établissement industriel ou commercial effectif et sérieux dans la Communauté européenne ou dans l’Espace économique européen.
4. En cas de représentation, sont admis à agir comme mandataire:
a) un mandataire inscrit dans le registre auprès de l’Office;
b) un avocat inscrit au tableau du tribunal ou de l’Ordre ou sur la liste des stagiaires d’un barreau situé sur le territoire Benelux;
c) un avocat ayant la nationalité d’un Etat membre de la Commu- nauté européenne ou de l’Espace économique européen, qui est habilité à exercer sa profession sur le territoire de l’un des Etats membres et qui possède son domicile professionnel dans la Communauté européenne ou l’Espace économique européen;
d) une personne ayant la nationalité d’un Etat membre de la Com- munauté européenne ou de l’Espace économique européen et qui est habilitée à agir comme représentant dans le cadre des procédures d’op- position devant l’Office de l’harmonisation dans le marché intérieur (marques, dessins et modèles);
e) une personne ayant la nationalité d’un Etat membre de la Com- munauté européenne ou de l’Espace économique européen, qui satisfait à l’exigence d’une qualification professionnelle spéciale imposée pour agir comme représentant dans les procédures d’opposition auprès du ser- vice central de la propriété industrielle d’un Etat membre de la Commu- nauté européenne ou de l’Espace économique européen et qui possède son domicile professionnel dans la Communauté européenne ou l’Es- pace économique européen;
f) une personne ayant la nationalité d’un Etat membre de la Com- munauté européenne ou de l’Espace économique européen, qui agit en qualité de représentant en matière d’opposition à titre habituel depuis cinq ans au moins devant le service central de la propriété industrielle d’un Etat membre de la Communauté européenne ou de l’Espace éco- nomique européen où l’habilitation n’est pas subordonnée à l’exigence d’une qualification professionnelle spéciale et qui possède son domicile professionnel dans la Communauté européenne ou l’Espace économique européen.
Artikel 2.16
Verloop van de procedure
1. Het Bureau behandelt de oppositie binnen een redelijke termijn overeenkomstig de bepalingen vastgelegd in het uitvoeringsreglement en met inachtneming van het beginsel van hoor en wederhoor.
2. De oppositieprocedure wordt opgeschort:
a. wanneer de oppositie op een merkdepot berust;
b. wanneer een vordering tot nietigverklaring of vervallenverklaring is ingesteld;
c. tijdens de duur van de weigeringsprocedure op absolute gronden;
d. op gezamenlijk verzoek van partijen.
3. De oppositieprocedure wordt afgesloten:
a. wanneer de opposant niet langer de hoedanigheid heeft om op te kunnen treden of binnen de gestelde termijn geen stukken heeft overge- legd waaruit blijkt dat het recht op zijn merk niet ingevolge artikel 2.26, lid 2, sub a, vervallen kan worden verklaard;
b. wanneer verweerder niet reageert op de ingestelde oppositie. In dit geval wordt hij geacht afstand te hebben gedaan van zijn rechten op het depot;
c. wanneer aan de oppositie de grondslag is ontvallen hetzij omdat zij is ingetrokken, hetzij omdat het depot waartegen oppositie is inge- steld is vervallen;
d. wanneer het oudere merk niet meer geldig is.
In deze gevallen wordt een deel van de betaalde rechten gerestitueerd.
4. Nadat het onderzoek van de oppositie is beëindigd, neemt het Bureau zo spoedig mogelijk een beslissing. Indien de oppositie gegrond bevonden wordt, weigert het Bureau het merk geheel of gedeeltelijk in te schrijven. In het tegengestelde geval wordt de oppositie afgewezen. De beslissing van het Bureau wordt eerst definitief nadat deze niet meer vatbaar is voor beroep, dan wel in voorkomend geval nadat de beslis- sing van de appèlrechter niet meer vatbaar is voor voorziening in cassa- tie.
5. De in het ongelijk gestelde partij wordt in de kosten verwezen. Deze worden vastgesteld conform het bepaalde in het uitvoerings- reglement. De kosten zijn niet verschuldigd indien de oppositie gedeel- telijk toegewezen wordt. De beslissing van het Bureau tot vaststelling van de kosten vormt executoriale titel; de gedwongen tenuitvoerlegging geschiedt volgens de bepalingen die van kracht zijn in de staat van exe- cutie.
Artikel 2.17
Beroep
1. Binnen twee maanden nadat over de oppositie uitspraak is gedaan overeenkomstig artikel 2.16, lid 4, kunnen partijen zich bij verzoek-
Article 2.16
Déroulement de la procédure
1. L’Office traite l’opposition dans un délai raisonnable conformé- ment aux dispositions fixées au règlement d’exécution et respecte le principe du contradictoire.
2. La procédure d’opposition est suspendue:
a) lorsque l’opposition est fondée sur un dépôt de marque;
b) lorsqu’une action en nullité ou en déchéance est engagée;
c) pendant la durée de la procédure de refus pour motifs absolus;
d) sur demande conjointe des parties.
3. La procédure d’opposition est clôturée:
a) lorsque l’opposant a perdu qualité pour agir ou n’a fourni dans le délai imparti aucune pièce propre à établir que le droit sur sa marque ne peut pas être déclaré éteint en application de l’article 2.26, alinéa 2, sous a;
b) lorsque le défendeur ne réagit pas à l’opposition introduite. Dans ce cas, il est censé avoir renoncé à ses droits sur le dépôt;
c) lorsque l’opposition est devenue sans objet, soit parce qu’elle est retirée, soit parce que le dépôt faisant l’objet de l’opposition est devenu sans effet;
d) lorsque la marque antérieure n’est plus valable. Dans ces cas, une partie des taxes payées est restituée.
4. Après avoir terminé l’examen de l’opposition, l’Office statue dans les meilleurs délais. Lorsque l’opposition est reconnue justifiée, l’Office refuse d’enregistrer la marque en tout ou en partie. Dans le cas contraire, l’opposition est rejetée. La décision de l’Office ne devient définitive que lorsqu’elle n’est plus susceptible d’appel ou, le cas échéant, que la déci- sion de la juridiction d’appel n’est plus susceptible d’un pourvoi en cassation.
5. Les dépens sont à charge de la partie succombante. Ils sont fixés conformément aux dispositions du règlement d’exécution. Les dépens ne sont pas dus en cas de succès partiel de l’opposition. La décision de l’Office concernant les dépens forme titre exécutoire. Son exécution for- cée est régie par les règles en vigueur dans l’Etat sur le territoire duquel elle a lieu.
Article 2.17
Recours
1. Les parties peuvent, dans les deux mois après qu’il ait été statué sur l’opposition conformément à l’article 2.16, alinéa 4, introduire de-
schrift wenden tot het Hof van Beroep te Brussel, het Gerechtshof te ’s-Gravenhage of het Cour d’appel te Luxemburg teneinde een bevel tot vernietiging van de beslissing van het Bureau te verkrijgen.
2. Het territoriaal bevoegde hof wordt bepaald door het adres van de oorspronkelijke verweerder, het adres van zijn gemachtigde dan wel het bij het depot opgegeven correspondentieadres. Indien geen van die adressen in het Benelux-gebied gelegen is, wordt het territoriaal be- voegde hof bepaald door het adres van de opposant of zijn gemachtigde. Indien noch de opposant noch diens gemachtigde een adres of corres- pondentieadres binnen het Benelux-gebied hebben, dan is het bevoegde hof het hof dat gekozen is door de partij die het beroep instelt.
3. Tegen de beslissing van de appèlrechter staat voorziening in cas- satie open, deze heeft opschortende werking.
Artikel 2.18
Oppositie tegen internationale depots
1. Tegen een internationaal depot waarvan is verzocht de bescher- ming uit te strekken tot het Benelux-gebied kan binnen een termijn van twee maanden, te rekenen vanaf de eerste dag van de maand volgende op de publicatie door het Internationaal Bureau, oppositie worden inge- steld bij het Bureau. De artikelen 2.14 en 2.16 zijn van overeenkomstige toepassing.
2. Het Bureau geeft onverwijld schriftelijk kennis aan het Internatio- naal Bureau van de ingediende oppositie onder vermelding van het bepaalde in de artikelen 2.14 tot en met 2.17 evenals de daarop betrek- king hebbende bepalingen uit het uitvoeringsreglement.
3. Van de beslissing waartegen geen beroep meer openstaat geeft het Bureau schriftelijk, onder opgave van redenen, onverwijld kennis aan het Internationaal Bureau.
HOOFDSTUK 5
RECHTEN VAN DE HOUDER
Artikel 2.19
Registratieplicht
1. Behoudens de houder van een algemeen bekend merk in de zin van artikel 6bis van het Verdrag van Parijs kan niemand, welke vordering hij ook instelt, in rechte bescherming inroepen voor een teken, dat als merk wordt beschouwd in de zin van artikel 2.1, lid 1 en 2, tenzij hij zich kan beroepen op een inschrijving van het door hem gedeponeerde merk.
vant la Cour d’appel de Bruxelles, le Gerechtshof de La Haye ou la Cour d’appel de Luxembourg une requête tendant à obtenir un ordre d’annu- lation de la décision de l’Office.
2. La cour territorialement compétente se détermine par l’adresse du défendeur originel, l’adresse de son mandataire ou l’adresse postale, mentionnée lors du dépôt. Si aucune de ces adresses n’est située sur le territoire Benelux, la cour territorialement compétente se détermine par l’adresse de l’opposant ou de son mandataire. Si ni l’opposant, ni son mandataire n’ont d’adresse ou d’adresse postale sur le territoire Benelux, la cour compétente est celle choisie par la partie qui introduit le recours.
3. La décision de la juridiction d’appel est susceptible d’un pourvoi en cassation, lequel est suspensif.
Article 2.18
Opposition aux dépôts internationaux
1. Pendant un délai de deux mois à compter du premier jour du mois suivant la publication par le Bureau international, opposition peut être faite auprès de l’Office à un dépôt international dont l’extension de la protection au territoire Benelux a été demandée. Les articles 2.14 et 2.16 sont applicables.
2. L’Office informe sans délai et par écrit le Bureau international de l’opposition introduite tout en mentionnant les dispositions des articles
2.14 à 2.17 ainsi que les dispositions y relatives fixées au règlement d’exécution.
3. L’Office informe sans délai et par écrit le Bureau international de la décision qui n’est plus susceptible de recours et en indique les motifs.
CHAPITRE 5.
DROITS DU TITULAIRE
Article 2.19
Obligation d’enregistrement
1. A l’exception du titulaire d’une marque notoirement connue au sens de l’article 6bis de la Convention de Paris, nul ne peut, quelle que soit la nature de l’action introduite, revendiquer en justice un signe considéré comme marque, au sens de l’article 2.1, alinéas 1 et 2, sauf s’il peut faire valoir l’enregistrement de la marque qu’il a déposée.
2. In voorkomend geval wordt de niet-ontvankelijkheid ambtshalve door de rechter uitgesproken.
3. De bepalingen van deze titel laten onverlet het recht van gebrui- kers van een teken, dat niet als merk wordt beschouwd in de zin van artikel 2.1, lid 1 en 2, om de bepalingen van het gemene recht in te roe- pen voor zover dit toestaat zich te verzetten tegen onrechtmatig gebruik van dit teken.
Artikel 2.20
Beschermingsomvang
1. Het ingeschreven merk geeft de houder een uitsluitend recht. Onverminderd de eventuele toepassing van het gemene recht betreffende de aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad kan de merkhouder op grond van zijn uitsluitend recht iedere derde die niet zijn toestemming hiertoe heeft verkregen, het gebruik van een teken verbieden:
a. wanneer dat teken gelijk is aan het merk en in het economisch ver- keer gebruikt wordt voor dezelfde waren of diensten als die waarvoor het merk is ingeschreven;
b. wanneer dat teken gelijk is aan of overeenstemt met het merk en in het economisch verkeer gebruikt wordt voor dezelfde of soortgelijke waren of diensten, indien daardoor bij het publiek verwarring kan ont- staan, inhoudende het gevaar van associatie met het merk;
c. wanneer dat teken gelijk is aan of overeenstemt met het merk en in het economisch verkeer gebruikt wordt voor waren of diensten, die niet soortgelijk zijn aan die waarvoor het merk is ingeschreven, indien dit merk bekend is binnen het Benelux-gebied en door het gebruik, zon- der geldige reden, van het teken ongerechtvaardigd voordeel wordt getrokken uit of afbreuk wordt gedaan aan het onderscheidend vermo- gen of de reputatie van het merk;
d. wanneer dat teken gebruikt wordt anders dan ter onderscheiding van waren of diensten, indien door gebruik, zonder geldige reden, van dat teken ongerechtvaardigd voordeel wordt getrokken uit of afbreuk wordt gedaan aan het onderscheidend vermogen of de reputatie van het merk.
2. Voor de toepassing van lid 1 wordt onder gebruik van een merk of een overeenstemmend teken met name verstaan:
a. het aanbrengen van het teken op de waren of op hun verpakking;
b. het aanbieden, in de handel brengen of daartoe in voorraad heb- ben van waren of het aanbieden of verrichten van diensten onder het teken;
c. het invoeren of uitvoeren van waren onder het teken;
d. het gebruik van het teken in stukken voor zakelijk gebruik en in de reclame.
2. Le cas échéant, l’irrecevabilité est soulevée d’office par le juge.
3. Les dispositions du présent titre n’infirment en rien le droit des usagers d’un signe qui n’est pas considéré comme marque, au sens de l’article 2.1, alinéas 1 et 2, d’invoquer le droit commun dans la mesure où il permet de s’opposer à l’emploi illicite de ce signe.
Article 2.20
Etendue de la protection
1. La marque enregistrée confère à son titulaire un droit exclusif. Sans préjudice de l’application éventuelle du droit commun en matière de responsabilité civile, le droit exclusif à la marque permet au titulaire d’interdire à tout tiers, en l’absence de son consentement:
a) de faire usage dans la vie des affaires, d’un signe identique à la marque pour des produits ou services identiques à ceux pour lesquels celle-ci est enregistrée;
b) de faire usage dans la vie des affaires, d’un signe pour lequel, en raison de son identité ou de sa similitude avec la marque et en raison de l’identité ou de la similitude des produits ou services couverts par la marque et le signe, il existe, dans l’esprit du public, un risque de confu- sion qui comprend le risque d’association entre le signe et la marque;
c) de faire usage dans la vie des affaires, d’un signe identique ou similaire à la marque pour des produits ou services qui ne sont pas simi- laires à ceux pour lesquels la marque est enregistrée, lorsque cette marque jouit d’une renommée à l’intérieur du territoire Benelux et que l’usage du signe sans juste motif tire indûment profit du caractère dis- tinctif ou de la renommée de la marque ou leur porte préjudice;
d) de faire usage d’un signe à des fins autres que celles de distinguer les produits ou services, lorsque l’usage de ce signe sans juste motif tire indûment profit du caractère distinctif ou de la renommée de la marque ou leur porte préjudice.
2. Pour l’application de l’alinéa 1, on entend par usage d’une marque ou d’un signe ressemblant, notamment:
a) l’apposition du signe sur les produits ou sur leur conditionnement;
b) l’offre, la mise dans le commerce ou la détention des produits à ces fins ou bien l’offre ou la prestation de services sous le signe;
c) l’importation ou l’exportation des produits sous le signe;
d) l’utilisation du signe dans les papiers d’affaires et la publicité.
3. Met de voor de inschrijving der merken toegepaste rangschikking in klassen conform de Overeenkomst van Nice wordt geen rekening gehouden bij de beoordeling van de soortgelijkheid der waren of dien- sten.
4. Het uitsluitend recht op een merk luidende in één der nationale of streektalen van het Benelux-gebied, strekt zich van rechtswege uit over zijn vertaling in een andere dezer talen. De beoordeling van de overeen- stemming voortvloeiende uit vertalingen in een of meer aan het ge- noemde gebied vreemde talen geschiedt door de rechter.
Artikel 2.21
Schadevergoeding en andere vorderingen
1. Onder dezelfde voorwaarden als in artikel 2.20, lid 1, kan de merk- houder op grond van zijn uitsluitend recht schadevergoeding eisen voor elke schade, die hij door het in die bepaling bedoelde gebruik lijdt.
2. Naast of in plaats van een vordering tot schadevergoeding, kan de merkhouder een vordering instellen tot het afdragen van ten gevolge van dit gebruik genoten winst alsmede tot het afleggen van rekening en ver- antwoording dienaangaande; indien de rechter van oordeel is dat dit gebruik niet te kwader trouw is of dat de omstandigheden van het geval tot zulk een veroordeling geen aanleiding geven, wijst hij de vordering af.
3. De merkhouder kan de vordering tot schadevergoeding of het afdragen van winst namens de licentiehouder instellen, onverminderd de aan deze laatste in artikel 2.32, lid 4 en 5, toegekende bevoegdheid.
4. De merkhouder kan een redelijke vergoeding vorderen van hem, die in het tijdvak gelegen tussen de datum van publicatie van het depot en de datum van inschrijving van het merk, handelingen heeft verricht als vermeld in artikel 2.20, voor zover de merkhouder daarvoor uitslui- tende rechten heeft verkregen.
Artikel 2.22
Nevenvorderingen
1. De merkhouder heeft de bevoegdheid roerende zaken, waarmee een inbreuk op zijn recht wordt gemaakt of zaken die zijn gebruikt bij de productie van die zaken, als zijn eigendom op te vorderen dan wel daarvan de vernietiging of onbruikbaarmaking te vorderen. Gelijke be- voegdheid tot opvordering bestaat ten aanzien van gelden, waarvan aan- nemelijk is dat zij zijn verkregen als gevolg van inbreuk op het merk- recht. De vordering wordt afgewezen, indien de inbreuk niet te kwader trouw is gemaakt.
3. La classification, adoptée pour l’enregistrement des marques conformément à l’Arrangement de Nice, ne constitue pas un critère d’appréciation de la similitude des produits ou services.
4. Le droit exclusif à une marque rédigée dans l’une des langues nationales ou régionales du territoire Benelux s’étend de plein droit aux traductions dans une autre de ces langues. L’appréciation de la ressem- blance résultant de traductions, lorsqu’il s’agit d’une ou plusieurs lan- gues étrangères au territoire précité, appartient au tribunal.
Article 2.21
Réparation des dommages et autres actions
1. Dans les mêmes conditions qu’à l’article 2.20, alinéa 0, xx xxxxx xxxxxxxx x xx xxxxxx xxxxxx xx titulaire de réclamer réparation de tout dommage qu’il subirait à la suite de l’usage au sens de cette disposition.
2. Outre l’action en réparation ou au lieu de celle-ci, le titulaire de la marque peut intenter une action en cession du bénéfice réalisé à la suite de cet usage, ainsi qu’en reddition de compte à cet égard; le tribunal rejettera la demande s’il estime que cet usage n’est pas de mauvaise foi ou que les circonstances de la cause ne donnent pas lieu à pareille condamnation.
3. Le titulaire de la marque peut intenter l’action en réparation ou en cession du bénéfice au nom du licencié, sans préjudice du droit accordé à ce dernier à l’article 2.32, alinéas 4 et 5.
4. Le titulaire de la marque peut exiger une indemnité raisonnable de celui qui, pendant la période située entre la date de publication du dépôt et la date d’enregistrement de la marque, a effectué des actes tels que visés à l’article 2.20, dans la mesure où le titulaire de la marque a acquis des droits exclusifs à ce titre.
Article 2.22
Demandes additionnelles
1. Le titulaire de la marque a la faculté de revendiquer la propriété des biens meubles qui ont porté atteinte à son droit ou des biens qui ont servi à la production de ces biens ou d’en requérir la destruction ou la mise hors d’usage. Xxxxxxxx revendication peut s’exercer à l’égard des sommes d’argent présumées avoir été recueillies à la suite de l’atteinte portée au droit de marque. La demande sera rejetée si l’atteinte n’a pas été portée de mauvaise foi.
2. De bepalingen van het nationale recht omtrent middelen van bewa- ring van zijn recht en omtrent rechterlijke tenuitvoerlegging van vonnis- sen en authentieke akten zijn van toepassing.
3. De rechter kan gelasten dat de afgifte niet plaatsvindt dan tegen een door hem vast te stellen, door de eiser te betalen vergoeding.
4. De rechter kan, op vordering van de merkhouder, degene die inbreuk op diens recht heeft gemaakt, bevelen al hetgeen hem bekend is omtrent de herkomst van de zaken, waarmee die inbreuk is gepleegd, aan de merkhouder mee te delen en alle daarop betrekking hebbende gegevens aan deze te verstrekken.
Artikel 2.23
Beperking van het uitsluitend recht
1. Het uitsluitend recht omvat niet het recht zich te verzetten tegen het gebruik in het economisch verkeer door een derde:
a. van diens naam en adres;
b. van aanduidingen inzake soort, kwaliteit, hoeveelheid, bestem- ming, waarde, plaats van herkomst, tijdstip van vervaardiging van de waren of verrichting van de dienst of andere kenmerken van de waren of diensten;
c. van het merk, wanneer dit nodig is om de bestemming van een waar of dienst, met name als accessoire of onderdeel, aan te geven;
één en ander voor zover er sprake is van een eerlijk gebruik in nijver- heid en handel.
2. Het uitsluitend recht op een merk omvat niet het recht zich te ver- zetten tegen het gebruik, in het economisch verkeer, van een overeen- stemmend teken, dat zijn bescherming ontleent aan een ouder recht van slechts plaatselijke betekenis, indien en voor zover dat recht erkend is ingevolge de wettelijke bepalingen van één van de Benelux-landen.
3. Het uitsluitend recht omvat niet het recht zich te verzetten tegen het gebruik van het merk voor waren, die onder het merk door de hou- der of met diens toestemming in de Europese Gemeenschap of de Euro- pese Economische Ruimte in het verkeer zijn gebracht, tenzij er voor de houder gegronde redenen zijn zich te verzetten tegen verdere verhande- ling van de waren, met name wanneer de toestand van de waren, nadat zij in het verkeer zijn gebracht, gewijzigd of verslechterd is.
Artikel 2.24
Rechtsverwerking wegens gedogen en verzetten tegen gebruik
1. De houder van een ouder merk die het gebruik van een ingeschre- ven jonger merk bewust heeft gedoogd gedurende vijf opeenvolgende
2. Les dispositions du droit national relatives aux mesures conserva- toires et à l’exécution forcée des jugements et actes authentiques sont applicables.
3. Le tribunal peut ordonner que la délivrance ne sera faite que contre paiement par le demandeur d’une indemnité qu’il fixe.
4. A la demande du titulaire de la marque, le tribunal peut ordonner à l’auteur de l’atteinte à son droit de fournir au titulaire toutes les infor- mations dont il dispose concernant la provenance des biens qui ont porté atteinte à la marque et de lui communiquer toutes les données s’y rap- portant.
Article 2.23
Restriction au droit exclusif
1. Le droit exclusif n’implique pas le droit de s’opposer à l’usage par un tiers dans la vie des affaires:
a) de son nom et de son adresse;
b) d’indications relatives à l’espèce, à la qualité, à la quantité, à la destination, à la valeur, à la provenance géographique, à l’époque de la production du produit ou de la prestation du service ou à d’autres carac- téristiques de ceux-ci;
c) de la marque lorsqu’elle est nécessaire pour indiquer la destina- tion d’un produit ou service, notamment en tant qu’accessoire ou pièce détachée;
pour autant que cet usage soit fait conformément aux usages hon- nêtes en matière industrielle ou commerciale.
2. Le droit exclusif à la marque n’implique pas le droit de s’opposer à l’usage, dans la vie des affaires, d’un signe ressemblant qui tire sa pro- tection d’un droit antérieur de portée locale, si ce droit est reconnu en vertu des dispositions légales de l’un des pays du Benelux et dans la limite du territoire où il est reconnu.
3. Le droit exclusif n’implique pas le droit de s’opposer à l’usage de la marque pour des produits qui ont été mis dans le commerce dans la Communauté européenne ou l’Espace économique européen sous cette marque par le titulaire ou avec son consentement, à moins que des motifs légitimes ne justifient que le titulaire s’oppose à la commerciali- sation ultérieure des produits, notamment lorsque l’état des produits est modifié ou altéré après leur mise dans le commerce.
Article 2.24
Forclusion par tolérance et oppositions à l’usage
1. Le titulaire d’une marque antérieure qui a toléré l’usage d’une marque postérieure enregistrée pendant une période de cinq années
jaren, kan zich niet meer verzetten tegen het gebruik van het jongere merk ingevolge artikel 2.20, lid 1, sub a, b en c, met betrekking tot de waren of diensten waarvoor dat merk is gebruikt, tenzij het te kwader trouw gedeponeerd is.
2. Het gedogen van het gebruik van een ingeschreven jonger merk als bedoeld in lid 1, geeft de houder van het later ingeschreven merk niet het recht zich te verzetten tegen het gebruik van het oudere merk.
HOOFDSTUK 6
DOORHALING, XXXXXX EN NIETIGHEID
Artikel 2.25
Doorhaling op verzoek
1. De houder van een Benelux-merk kan te allen tijde doorhaling van zijn inschrijving verzoeken.
2. Indien evenwel een licentie is ingeschreven, kan doorhaling van de inschrijving van het merk alleen worden verricht op gezamenlijk ver- zoek van de merkhouder en de licentiehouder. Het in de vorige volzin bepaalde is van overeenkomstige toepassing in het geval een pandrecht of beslag is ingeschreven.
3. De doorhaling geldt voor het gehele Benelux-gebied.
4. Een tot een deel van het Benelux-gebied beperkte afstand van de uit een internationaal depot voortvloeiende bescherming geldt voor het gehele gebied, niettegenstaande enige door de houder afgelegde verkla- ring van het tegendeel.
5. De vrijwillige doorhaling kan tot één of meer van de waren of diensten waarvoor het merk is ingeschreven, worden beperkt.
Artikel 2.26
Verval van het recht
1. Het recht op het merk vervalt:
a. door de vrijwillige doorhaling of het verstrijken van de xxxxxx- xxxxxxxxx van de inschrijving van het merk;
b. door de doorhaling of het verstrijken van de geldigheidsduur van de internationale inschrijving of door afstand van de bescherming in het Benelux-gebied, of overeenkomstig het in artikel 6 van de Overeen- komst en het Protocol van Madrid bepaalde, door het feit dat het merk geen wettelijke bescherming meer geniet in het land van oorsprong.
2. Het recht op een merk wordt, binnen de in artikel 2.27 gestelde grenzen, vervallen verklaard voor zover na de datum van inschrijving:
consécutives en connaissance de cet usage, ne peut plus s’opposer à l’usage de la marque postérieure en vertu de l’article 2.20, alinéa 1, sous a, b et c, pour les produits ou services pour lesquels cette marque a été utilisée, à moins que le dépôt de la marque postérieure n’ait été effectué de mauvaise foi.
2. La tolérance de l’usage d’une marque postérieure enregistrée au sens de l’alinéa 1, ne donne pas au titulaire de la marque postérieure enregistrée le droit de s’opposer à l’usage de la marque antérieure.
CHAPITRE 0
XXXXXXXXX, XXXXXXXXXX XX XXXXX XX XXXXXXX
Article 2.25
Radiation sur requête
1. Le titulaire d’une marque Benelux peut en tout temps requérir la radiation de son enregistrement.
2. Toutefois, si une licence a été enregistrée, la radiation de l’enre- gistrement de la marque ne peut s’effectuer que sur requête conjointe du titulaire de la marque et du licencié. La disposition de la phrase précé- dente s’applique en cas d’enregistrement d’un droit de gage ou d’une saisie.
3. La radiation a effet pour l’ensemble du territoire Benelux.
4. La renonciation à la protection qui résulte d’un dépôt international, limitée à une partie du territoire Benelux, a effet pour l’ensemble de ce territoire, nonobstant toute déclaration contraire du titulaire.
5. La radiation volontaire peut être limitée à un ou plusieurs des pro- duits ou services pour lesquels la marque est enregistrée.
Article 2.26
Extinction du droit
1. Le droit à la marque s’éteint:
a) par la radiation volontaire ou l’expiration de l’enregistrement de la marque;
b) par la radiation ou l’expiration de l’enregistrement international, ou par la renonciation à la protection pour le territoire Benelux ou, conformément aux dispositions de l’article 6 de l’Arrangement et du Protocole de Madrid, par suite du fait que la marque ne jouit plus de la protection légale dans le pays d’origine.
2. Le droit à la marque est déclaré éteint dans les limites fixées à l’article 2.27, dans la mesure où, après la date de l’enregistrement:
a. gedurende een ononderbroken tijdvak van vijf jaren zonder gel- dige reden geen normaal gebruik van het merk is gemaakt binnen het Benelux-gebied voor de waren of diensten waarvoor het merk is inge- schreven; in een geding kan de rechter de merkhouder geheel of gedeel- telijk met het bewijs van het gebruik belasten;
b. het merk door toedoen of nalaten van de merkhouder tot de in de handel gebruikelijke benaming is geworden van een waar of dienst waar- voor het is ingeschreven;
c. het merk, als gevolg van het gebruik dat ervan wordt gemaakt door de merkhouder, of met zijn instemming, voor de waren of diensten waarvoor het is ingeschreven, het publiek kan misleiden, met name omtrent de aard, de hoedanigheid of de plaats van herkomst van deze waren of diensten.
3. Voor de toepassing van lid 2, sub a, wordt onder gebruik van het merk mede verstaan:
a. het gebruik van het merk in een op onderdelen afwijkende vorm, zonder dat het onderscheidend vermogen van het merk in de vorm waarin het is ingeschreven, wordt gewijzigd;
b. het aanbrengen van het merk op waren of de verpakking ervan, uitsluitend met het oog op uitvoer;
c. het gebruik van het merk door een derde met toestemming van de merkhouder.
Artikel 2.27
Inroepen van het verval
1. Iedere belanghebbende kan het verval van het merkrecht inroepen in de gevallen vermeld in artikel 2.26, lid 2.
2. Het verval van een merkrecht op grond van artikel 2.26, lid 2, sub a, kan niet meer worden ingeroepen, wanneer het merk in de periode tussen het verstrijken van de periode van vijf jaren en de instelling van de vordering tot vervallenverklaring voor het eerst of opnieuw normaal is gebruikt. Begin van gebruik of hernieuwd gebruik binnen drie maan- den voorafgaand aan de instelling van de vordering tot vervallen- verklaring wordt echter niet in aanmerking genomen, indien de voorbe- reiding van het begin van gebruik of van hernieuwd gebruik pas wordt getroffen nadat de merkhouder er kennis van heeft genomen dat een vor- dering tot vervallenverklaring zou kunnen worden ingesteld.
3. De houder van het merkrecht ten aanzien waarvan het verval inge- volge lid 2 niet meer kan worden ingeroepen, kan zich niet ingevolge 2.20, lid 1, sub a, b en c, verzetten tegen gebruik van een merk waarvan het depot is verricht tijdens de periode waarin het oudere merkrecht ver- vallen kon worden verklaard op grond van artikel 2.26, lid 2, sub a.
4. De houder van het merkrecht ten aanzien waarvan het verval inge- volge lid 2 niet meer kan worden ingeroepen, kan niet overeenkomstig
a) il n’y a eu, sans juste motif, aucun usage normal de la marque sur le territoire Benelux pour les produits ou services pour lesquels la marque est enregistrée, pendant une période ininterrompue de cinq années; en cas de litige, le tribunal peut mettre, en tout ou en partie, le fardeau de la preuve à charge du titulaire de la marque;
b) la marque est devenue, par le fait de l’activité ou de l’inactivité de son titulaire, la désignation usuelle dans le commerce d’un produit ou service pour lequel elle est enregistrée;
c) la marque, par suite de l’usage qui en est fait par le titulaire ou avec son consentement, pour les produits ou services pour lesquels elle est enregistrée, est de nature à tromper le public, notamment sur la nature, la qualité ou la provenance géographique de ces produits ou ser- vices.
3. Pour l’application de l‘alinéa 2, sous a, on entend également par usage de la marque:
a) l’usage de la marque sous une forme qui diffère par des éléments n’altérant pas son caractère distinctif dans la forme sous laquelle celle-ci a été enregistrée;
b) l’apposition de la marque sur les produits ou sur leur condition- nement dans le seul but de l’exportation;
c) l’usage de la marque par un tiers avec le consentement du titulaire de la marque.
Article 2.27
Invocation de l’extinction du droit
1. Tout intéressé peut invoquer l’extinction du droit à la marque dans les cas prévus à l’article 2.26, alinéa 2.
2. L’extinction du droit à la marque en vertu de la disposition prévue à l’article 2.26, alinéa 2, sous a, ne peut plus être invoquée si, entre l’expiration de cette période de cinq années et la présentation de la demande en déchéance, la marque a fait l’objet d’un commencement ou d’une reprise d’usage normal. Cependant, le commencement ou la re- prise d’usage qui a lieu dans un délai de trois mois avant la présentation de la demande de déchéance n’est pas pris en considération lorsque les préparatifs pour le commencement ou la reprise de l’usage interviennent seulement après que le titulaire a appris qu’une demande en déchéance pourrait être présentée.
3. Le titulaire du droit à la marque dont l’extinction ne peut plus être invoquée en vertu du deuxième alinéa ne peut s’opposer, en vertu de l’article 2.20, premier alinéa, sous a, b et c, à l’usage d’une marque dont le dépôt a été effectué pendant la période durant laquelle le droit anté- rieur à la marque pouvait être déclaré éteint en vertu de l’article 2.26, deuxième alinéa, sous a.
4. Le titulaire du droit à la marque dont l’extinction ne peut plus être invoquée en vertu du deuxième alinéa ne peut, conformément à la dis-
het in artikel 2.28, lid 3, bepaalde de nietigheid inroepen van de inschrij- ving van een merk, waarvan het depot is verricht tijdens de periode waarin het oudere merkrecht vervallen kon worden verklaard op grond van artikel 2.26, lid 2, sub a.
Artikel 2.28
Inroepen van de nietigheid
1. Iedere belanghebbende, met inbegrip van het Openbaar Ministerie, kan de nietigheid inroepen:
a. van de inschrijving van het teken dat geen merk kan vormen in de zin van artikel 2.1, lid 1 en 2;
b. van de inschrijving van het merk dat elk onderscheidend vermo- gen mist;
c. van de inschrijving van het merk dat uitsluitend bestaat uit tekens of benamingen die in de handel kunnen dienen tot aanduiding van soort, hoedanigheid, hoeveelheid, bestemming, waarde, plaats van herkomst of het tijdstip van vervaardiging van de waren of verrichting van de dienst of andere kenmerken van de waren of diensten;
d. van de inschrijving van het merk dat uitsluitend bestaat uit tekens of benamingen die in het normale taalgebruik of in het bonafide handels- verkeer gebruikelijk zijn geworden;
e. van de inschrijving van het merk waarvoor krachtens artikel 2.4, sub a, b en g, geen merkrecht wordt verkregen.
f. van de inschrijving van het merk waarvoor krachtens artikel 2.4, sub c, geen merkrecht wordt verkregen op voorwaarde dat de nietigheid wordt ingeroepen binnen een termijn van vijf jaren, te rekenen van de datum van inschrijving.
2. De rechter kan oordelen dat de merken zoals bedoeld in lid 1, sub b, c en d, na inschrijving door gebruik onderscheidend vermogen heb- ben verkregen.
3. Wanneer de houder van de eerdere inschrijving of de in artikel 2.4, sub d, e en f bedoelde derde aan het geding deelneemt, kan iedere belanghebbende de nietigheid inroepen:
a. van de inschrijving van het merk waarvan het depot in rangorde na het depot van een overeenstemmend merk komt, overeenkomstig het bepaalde in artikel 2.3;
b. van de inschrijving van het merk waarvoor krachtens artikel 2.4, sub d, e en f, geen merkrecht wordt verkregen; de nietigheid op grond van artikel 2.4, sub d, moet worden ingeroepen binnen een termijn van drie jaren, te rekenen van de datum waarop de geldigheidsduur der eer- dere inschrijving verstrijkt; de nietigheid op grond van artikel 2.4, sub e en f moet worden ingeroepen binnen een termijn van vijf jaren, te reke- nen van de datum van inschrijving. Deze termijn van vijf jaren is niet van toepassing op inschrijvingen van merken als bedoeld in artikel 2.4, sub e, welke te kwader trouw zijn gedeponeerd.
position de l’article 2.28, troisième alinéa, invoquer la nullité de l’enre- gistrement d’une marque dont le dépôt a été effectué pendant la période durant laquelle le droit antérieur à la marque pouvait être déclaré éteint en vertu de l’article 2.26, deuxième alinéa, sous a.
Article 2.28
Invocation de la nullité
1. Tout intéressé, y compris le Ministère public, peut invoquer la nul- lité:
a) de l’enregistrement du signe qui ne peut constituer une marque au sens de l’article 2.1, alinéas 1 et 2;
b) de l’enregistrement de la marque qui est dépourvue de caractère distinctif;
c) de l’enregistrement de la marque qui est composée exclusivement de signes ou d’indications pouvant servir, dans le commerce, pour dé- signer l’espèce, la qualité, la quantité, la destination, la valeur, la prove- nance géographique ou l’époque de la production du produit ou de la prestation du service, ou d’autres caractéristiques de ceux-ci;
d) de l’enregistrement de la marque qui est composée exclusivement de signes ou d’indications devenus usuels dans le langage courant ou dans les habitudes loyales et constantes du commerce;
e) de l’enregistrement de la marque qui n’est pas attributif du droit à la marque en application de l’article 2.4, sous a, b et g;
f) de l’enregistrement de la marque qui n’est pas attributif du droit à la marque en application de l’article 2.4, sous c, à condition que la nul- lité soit invoquée dans un délai de cinq années à compter de la date de l’enregistrement.
2. Les tribunaux peuvent décider que les marques visées à l’alinéa 1, sous b, c et d, ont acquis après l’enregistrement un caractère distinctif en raison de l’usage qui en a été fait.
3. Pour autant que le titulaire de l’enregistrement antérieur ou le tiers visé à l’article 2.4, sous d, e et f, prenne part à l’action, tout intéressé peut invoquer la nullité:
a) de l’enregistrement de la marque qui prend rang après celui d’une marque ressemblante, dans les conditions prévues à l’article 2.3;
b) du dépôt qui n’est pas attributif du droit à la marque en applica- tion de l’article 2.4, sous d, e et f; la nullité résultant de l’article 2.4, sous d, doit être invoquée dans un délai de trois années à compter de l’expiration de l’enregistrement antérieur; la nullité résultant de l’article 2.4, sous e et f, doit être invoquée dans un délai de cinq années à comp- ter de la date de l’enregistrement. Ce délai de cinq années ne s’applique pas aux enregistrements de marques telles que visées dans l’article 2.4, sous e, qui ont été déposées de mauvaise foi.
4. Wordt het geding tot nietigverklaring door het Openbaar Ministe- rie aanhangig gemaakt, dan zijn in de in lid 1 vermelde gevallen alleen de rechter te Brussel, ’s-Gravenhage en te Luxemburg bevoegd. Het aan- hangig maken van het geding door het Openbaar Ministerie schorst ieder ander op dezelfde grondslag ingesteld geding.
Artikel 2.29
Rechtsverwerking wegens gedogen en inroepen van nietigheid
De houder van een ouder merk die het gebruik van een ingeschreven jonger merk bewust heeft gedoogd gedurende vijf opeenvolgende jaren, kan niet meer op grond van zijn oudere recht de nietigheid van het xxx- xxxx merk inroepen ingevolge artikel 2.28, lid 3, sub a, tenzij het te kwa- der trouw gedeponeerd is.
Artikel 2.30
Reikwijdte van de nietig- en vervallenverklaring en vrijwillige doorhaling
1. De nietigverklaring van een inschrijving, de vervallenverklaring van het recht op een merk of de vrijwillige doorhaling van een inschrij- ving moet het teken, dat het merk vormt, in zijn geheel betreffen.
2. De nietig- of vervallenverklaring moet tot één of meer van de waren of diensten, waarvoor het merk is ingeschreven, worden beperkt, indien de grond voor de nietigheid of het verval slechts een deel van die waren of diensten betreft.
HOOFDSTUK 7
OVERGANG, LICENTIE EN ANDERE RECHTEN
Artikel 2.31
Overgang
1. Het merk kan, onafhankelijk van de overdracht van de onderne- ming of een deel daarvan, overgaan voor alle of een deel van de waren of diensten waarvoor het is gedeponeerd of ingeschreven.
2. Nietig is:
a. de overdracht onder levenden die niet schriftelijk is vastgelegd;
b. de overdracht of andere overgang die niet op het gehele Benelux- gebied betrekking heeft.
Artikel 2.32
Licentie
1. Het merk kan voorwerp van een licentie zijn voor alle of een deel van de waren of diensten waarvoor het is gedeponeerd of ingeschreven.
4. Lorsque l’action en nullité est introduite par le Ministère public, seuls les tribunaux de Bruxelles, La Haye et Luxembourg sont compé- tents dans les cas prévus à l’alinéa 1. L’action introduite par le Minis- tère public suspend toute autre action intentée sur la même base.
Article 2.29
Forclusion par tolérance et invocation de la nullité
Le titulaire d’une marque antérieure qui a toléré l’usage d’une mar- que postérieure enregistrée pendant une période de cinq années consé- cutives en connaissance de cet usage, ne peut plus invoquer la nullité de la marque postérieure sur la base de son droit antérieur en vertu de l’arti- cle 2.28, alinéa 3, sous a, à moins que le dépôt de la marque postérieure n’ait été effectué de mauvaise foi.
Article 2.30
Portée de l’annulation, de la déclaration d’extinction et de la radiation volontaire
1. L’annulation d’un enregistrement, la déclaration d’extinction d’un droit à la marque ou la radiation volontaire d’un enregistrement doit por- ter sur le signe constitutif de la marque en son intégralité.
2. L’annulation ou la déclaration d’extinction doit être limitée à un ou plusieurs des produits ou services pour lesquels la marque est enregis- trée si la cause de nullité ou d’extinction n’affecte qu’une partie de ces produits ou services.
CHAPITRE 7
TRANSMISSION, LICENCE ET AUTRES DROITS
Article 2.31
Transmission
1. La marque peut, indépendamment du transfert de tout ou partie de l’établissement, être transmise pour tout ou partie des produits ou ser- vices pour lesquels la marque a été déposée ou enregistrée.
2. Sont nulles:
a) les cessions entre vifs qui ne sont pas constatées par écrit;
b) les cessions ou autres transmissions qui ne sont pas faites pour l’ensemble du territoire Benelux.
Article 2.32
Licence
1. La marque peut faire l’objet d’une licence pour tout ou partie des produits ou services pour lesquelles la marque a été déposée ou enregis- trée.
2. Het uitsluitend recht op een merk kan door de merkhouder inge- roepen worden tegen een licentiehouder die handelt in strijd met de bepalingen van de licentieovereenkomst inzake de duur daarvan, de door de inschrijving gedekte vorm waarin het merk mag worden gebruikt, de waren of diensten waarvoor de licentie is verleend, het grondgebied waarbinnen het merk mag worden aangebracht of de kwaliteit van de door de licentiehouder in het verkeer gebrachte waren of diensten.
3. De doorhaling van de inschrijving van de licentie in het register vindt slechts plaats op gezamenlijk verzoek van merkhouder en de licen- tiehouder.
4. De licentiehouder is bevoegd in een door de merkhouder inge- stelde vordering als bedoeld in artikel 2.21, lid 1 en 2, tussen te komen om rechtstreeks door hem geleden schade vergoed te krijgen of zich een evenredig deel van de door de gedaagde genoten winst te doen toewij- zen.
5. Een zelfstandige vordering als bedoeld in het vorige lid kan de licentiehouder slechts instellen, indien hij de bevoegdheid daartoe van de merkhouder heeft bedongen.
6. De licentiehouder heeft het recht de in artikel 2.22, lid 1, bedoelde bevoegdheden uit te oefenen, voor zover deze strekken tot bescherming van de rechten waarvan hem de uitoefening is toegestaan, indien hij daartoe toestemming van de merkhouder heeft verkregen.
Artikel 2.33
Derdenwerking
De overdracht of andere overgang of de licentie kan niet aan derden worden tegengeworpen dan na inschrijving van het depot van een uit- treksel der akte, waaruit van die overgang of die licentie blijkt, of van een daarop betrekking hebbende, door de betrokken partijen onderte- kende verklaring, mits dit depot is verricht met inachtneming van de bij uitvoeringsreglement gestelde vormvereisten en tegen betaling van de verschuldigde rechten. Het in de vorige volzin bepaalde is van overeen- komstige toepassing op pandrechten en beslagen.
HOOFDSTUK 8
COLLECTIEVE MERKEN
Artikel 2.34
Collectieve merken
1. Als collectieve merken worden beschouwd alle tekens, die aldus bij het depot worden aangeduid en die dienen om één of meer gemeen-
2. Le titulaire de la marque peut invoquer le droit exclusif à la marque à l’encontre d’un licencié qui enfreint les clauses du contrat de licence, en ce qui concerne sa durée, la forme couverte par l’enregistre- ment sous laquelle la marque peut être utilisée, les produits ou services pour lesquels la licence est octroyée, le territoire sur lequel la marque peut être apposée ou la qualité des produits ou services mis dans le com- merce par le licencié.
3. La radiation de l’enregistrement de la licence dans le registre ne peut s’effectuer que sur requête conjointe du titulaire de la marque et du licencié.
4. Afin d’obtenir la réparation du préjudice qu’il a directement subi ou de se faire attribuer une part proportionnelle du bénéfice réalisé par le défendeur, le licencié a le droit d’intervenir dans une action visée à l’article 2.21, alinéas 0 xx 0, xxxxxxxx xxx xx xxxxxxxxx de la marque.
5. Le licencié ne peut intenter une action autonome au sens de l’ali- néa précédent qu’à condition d’avoir obtenu l’autorisation du titulaire à cette fin.
6. Le licencié est habilité à exercer les facultés visées à l’article 2.22, alinéa 1, pour autant que celles-ci tendent à protéger les droits dont l’exercice lui a été concédé et à condition d’avoir obtenu l’autorisation du titulaire de la marque à cet effet.
Article 2.33
Opposabilité aux tiers
La cession ou autre transmission ou la licence n’est opposable aux tiers qu’après l’enregistrement du dépôt, dans les formes fixées par règlement d’exécution et moyennant paiement des taxes dues, d’un extrait de l’acte qui la constate ou d’une déclaration y relative signée par les parties intéressées. La disposition de la phrase précédente s’applique aux droits de gage et aux saisies.
CHAPITRE 8
DES MARQUES COLLECTIVES
Article 2.34
Marques collectives
1. Sont considérés comme marques collectives tous signes ainsi dé- signés lors du dépôt et servant à distinguer une ou plusieurs caractéri-
schappelijke kenmerken te onderscheiden van waren afkomstig van of diensten verleend door verschillende ondernemingen, die het merk onder toezicht van de houder gebruiken.
2. De houder mag geen gebruik maken van het merk voor waren die afkomstig zijn uit of voor diensten verleend door zijn eigen onderne- ming of een onderneming, aan welker bestuur of toezicht hij onmiddel- lijk of middellijk deelneemt.
3. Eveneens worden als collectieve merken beschouwd alle tekens die aldus bij het depot worden aangeduid en die dienen in het economisch verkeer tot aanduiding van de geografische herkomst van de waren of diensten. Een zodanig merk geeft de houder niet het recht zich te ver- zetten tegen het gebruik door een derde van die tekens in het econo- misch verkeer in overeenstemming met eerlijke gebruiken in handel en nijverheid; met name kan een zodanig merk niet worden ingeroepen tegen een derde die gerechtigd is de desbetreffende geografische bena- ming te gebruiken.
Artikel 2.35
Overeenkomstige toepassing
Behoudens bepaling van het tegendeel zijn individuele en collectieve merken aan dezelfde regelen onderworpen.
Artikel 2.36
Depot
1. Het uitsluitend recht op een collectief merk wordt slechts verkre- gen, indien het depot van het merk vergezeld gaat van een reglement op het gebruik en het toezicht.
2. Indien het evenwel gaat om een internationaal depot kan de depo- sant dit reglement nog deponeren gedurende een termijn van zes maan- den te rekenen van de in de Overeenkomst en het Protocol van Madrid in artikel 3, sub (4), bedoelde kennisgeving van de internationale in- schrijving.
Artikel 2.37
Reglement op het gebruik en toezicht
1. Het bij een collectief merk behorende reglement op het gebruik en het toezicht moet de gemeenschappelijke kenmerken van de waren of diensten vermelden, tot waarborg waarvan het merk bestemd is.
2. Het moet eveneens bepalen op welke wijze een deugdelijk en doel- treffend toezicht op deze kenmerken wordt gehouden, met de bijhorende passende sancties.
stiques communes de produits ou services provenant d’entreprises diffé- rentes, qui utilisent la marque sous le contrôle du titulaire.
2. Le titulaire ne peut faire usage de la marque pour les produits ou services provenant de son entreprise ou d’une entreprise à la direction ou à la surveillance de laquelle il participe directement ou indirectement.
3. Sont également considérés comme marques collectives tous signes ainsi désignés lors du dépôt et servant, dans la vie des affaires, à dé- signer la provenance géographique des produits ou services. Une telle marque n’autorise pas le titulaire à interdire à un tiers d’utiliser ces signes dans la vie des affaires conformément aux usages honnêtes en matière industrielle ou commerciale; en particulier, une telle marque ne peut en particulier être opposée à un tiers habilité à utiliser pareille déno- mination géographique.
Article 2.35
Application analogique
Sauf disposition contraire, les marques individuelles et collectives sont soumises à un régime commun.
Article 2.36
Dépôt
1. Le droit exclusif à une marque collective ne s’acquiert que si un règlement d’usage et de contrôle accompagne le dépôt de la marque.
2. Toutefois, lorsqu’il s’agit d’un dépôt international, le déposant dis- pose pour déposer ce règlement d’un délai de six mois à compter de la notification de l’enregistrement international prévue par l’article 3, sous
(4) de l’Arrangement et du Protocole de Madrid.
Article 2.37
Règlement d’usage et de contrôle
1. Le règlement d’usage et de contrôle concernant une marque col- lective doit indiquer les caractéristiques communes des produits ou ser- vices que la marque est destinée à garantir.
2. Il doit également déterminer les modalités d’un contrôle sérieux et efficace de ces caractéristiques, assorti de sanctions adéquates.
Artikel 2.38
Uitzondering
Artikel 2.4, sub c, is niet van toepassing op de inschrijving van een collectief merk, dat door de vroegere houder van de inschrijving van een overeenstemmend collectief merk of door zijn rechtverkrijgende wordt verricht.
Artikel 2.39
Weigering van de inschrijving
Het Bureau mag het Benelux-depot van een collectief merk niet inschrijven, indien het bij dat merk behorende reglement op het gebruik en het toezicht niet volgens de in artikel 2.36 gestelde voorwaarden is gedeponeerd.
Artikel 2.40
Wijziging reglement op het gebruik en toezicht
1. De houders van collectieve merken zijn verplicht van iedere wij- ziging van het bij het merk behorende reglement op het gebruik en het toezicht aan het Bureau kennis te geven.
2. Deze kennisgeving wordt door het Bureau ingeschreven.
3. De wijziging treedt niet in werking voor de kennisgeving bedoeld in lid 1 en 2.
Artikel 2.41
Personen die het merkrecht kunnen inroepen
1. Het recht om ter bescherming van een collectief merk in rechte op te treden komt uitsluitend toe aan de houder van dat merk.
2. Het reglement op het gebruik en het toezicht kan evenwel aan per- sonen, aan wie het gebruik van het merk is toegestaan, het recht toeken- nen tezamen met de houder een vordering in te stellen of in een door of tegen deze aangevangen geding zich te voegen of tussen te komen.
3. Het reglement op het gebruik en het toezicht kan eveneens bepa- len, dat de houder, die alleen optreedt, het bijzonder belang van de gebruikers van het merk kan laten gelden en in zijn eis tot schadever- goeding de bijzondere schade, die één of meer van hen hebben geleden, kan opnemen.
Artikel 2.42
Inroepen van verval door belanghebbenden
1. Onverminderd het bij artikel 2.27 bepaalde, kan iedere belangheb- bende, met inbegrip van het Openbaar Ministerie, het verval inroepen
Article 2.38
Exception
L’article 2.4, sous c, n’est pas applicable à l’enregistrement d’une marque collective effectué par l’ancien titulaire de l’enregistrement d’une marque collective ressemblante ou par son ayant droit.
Article 2.39
Refus d’enregistrement
L’Office ne peut enregistrer le dépôt Benelux d’une marque collective si le règlement d’usage et de contrôle concernant cette marque n’est pas déposé dans les conditions prévues à l’article 2.36.
Article 2.40
Modification du règlement d’usage et de contrôle
1. Les titulaires de marques collectives sont tenus de notifier à l’Of- fice toute modification du règlement d’usage et de contrôle concernant la marque.
2. Cette notification est enregistrée par l’Office.
3. La modification n’entre pas en vigueur avant la notification prévue aux alinéas 1 et 2.
Article 2.41
Personnes admises à invoquer le droit à la marque
1. Le droit d’ester en justice pour réclamer la protection d’une marque collective est réservé au titulaire de la marque.
2. Toutefois, le règlement d’usage et de contrôle peut accorder aux personnes admises à faire usage de la marque, le droit d’agir conjointe- ment avec le titulaire ou de se joindre à ou d’intervenir dans l’action engagée par ou contre celui-ci.
3. De même, le règlement d’usage ou de contrôle peut prévoir que le titulaire agissant seul peut faire état de l’intérêt particulier des usagers de la marque et comprendre dans sa demande d’indemnité le dommage particulier subi par un ou plusieurs d’entre eux.
Article 2.42
Personnes admises à invoquer l’extinction du droit
1. Sans préjudice de dispositions de l’article 2.27, tout intéressé, y compris le Ministère public, peut invoquer l’extinction du droit à une
van het recht op een collectief merk, indien de houder het merk gebruikt onder de voorwaarden bedoeld in artikel 2.34, lid 2, of instemt met een gebruik in strijd met de bepalingen van het reglement op het gebruik en het toezicht, dan wel zodanig gebruik gedoogt.
2. Wordt het geding tot vervallenverklaring aanhangig gemaakt door het Openbaar Ministerie, dan is alleen de rechter te Brussel, te ’s-Graven- hage en te Luxemburg bevoegd.
3. Het aanhangig maken van het geding door het Openbaar Ministe- rie schorst ieder ander op dezelfde grondslag ingesteld geding.
Artikel 2.43
Inroepen van de nietigheid door het Openbaar Ministerie
1. Onverminderd het bij artikel 2.28 bepaalde kan het Openbaar Ministerie de nietigheid inroepen van de inschrijving van een collectief merk wanneer het reglement op het gebruik en het toezicht in strijd is met de openbare orde, of wanneer het niet in overeenstemming is met de bepalingen van artikel 2.37.
2. Het Openbaar Ministerie kan eveneens de nietigheid inroepen van de wijzigingen van het reglement op het gebruik en het toezicht, indien deze in strijd zijn met de openbare orde of met de bepalingen van arti- kel 2.37, of indien deze tot verzwakking van de door het reglement aan het publiek gegeven waarborgen leiden.
3. Alleen de rechter te Brussel, te ’s-Gravenhage en te Luxemburg is bevoegd uitspraak te doen in deze gedingen; hij spreekt ambtshalve de doorhaling uit van de nietig verklaarde inschrijvingen of van de nietig verklaarde wijzigingen.
Artikel 2.44
Gebruiksverbod
De collectieve merken, die zijn vervallen, nietig verklaard of doorge- haald, evenals die, ten aanzien waarvan vernieuwing niet is geschied en een herstel als bedoeld in artikel 2.38 is uitgebleven, mogen gedurende de drie jaren die volgen op de datum van de inschrijving van het verval, de nietigverklaring, de doorhaling of het verstrijken van de geldigheids- duur der niet vernieuwde inschrijving, onder geen beding worden ge- bruikt, behalve door degene die zich op een ouder recht op een indivi- dueel, overeenstemmend merk kan beroepen.
marque collective si le titulaire fait usage de la marque dans les condi- tions visées à l’article 2.34, alinéa 2, ou autorise ou tolère l’usage contrairement aux dispositions du règlement d’usage et de contrôle.
2. Lorsque l’action en extinction est introduite par le Ministère pu- blic, seuls les tribunaux de Bruxelles, La Haye et Luxembourg sont com- pétents.
3. L’action introduite par le Ministère public suspend toute autre action intentée sur la même base.
Article 2.43
Invocation de la nullité par le Ministère public
1. Sans préjudice des dispositions de l’article 2.28, le Ministère pu- blic peut invoquer la nullité de l’enregistrement d’une marque collective quand le règlement d’usage et de contrôle est contraire à l’ordre public, ou quand il n’est pas conforme aux prescriptions de l’article 2.37.
2. Le Ministère public peut également invoquer la nullité des modi- fications du règlement d’usage et de contrôle qui seraient contraires à l’ordre public ou aux dispositions de l’article 2.37 ou qui auraient pour effet d’affaiblir les garanties données par le règlement au public.
3. Pour statuer sur ces actions, seuls les tribunaux de Bruxelles, La Haye et Luxembourg sont compétents; ils prononcent d’office la radia- tion des enregistrements annulés ou des modifications annulées.
Article 2.44
Interdiction d’usage
Les marques collectives éteintes, annulées et radiées, de même que celles dont le renouvellement n’a pas eu lieu, sans être suivi de la reprise, visée par l’article 2.38, ne peuvent être employées, à aucun titre, au cours des trois années suivant la date de l’enregistrement de l’extinc- tion, de l’annulation, de la radiation ou de l’expiration de l’enregistre- ment non renouvelé, sauf par celui qui peut se prévaloir d’un droit anté- rieur à une marque individuelle ressemblante.
HOOFDSTUK 9
BEPALINGEN INZAKE GEMEENSCHAPSMERKEN
Artikel 2.45
Rangorde
Artikel 2.3 en artikel 2.28, lid 3, sub a, zijn van overeenkomstige toe- passing in geval de inschrijving berust op een eerder depot van een Gemeenschapsmerk.
Artikel 2.46
Anciënniteit
Artikel 2.3 en artikel 2.28, lid 3, sub a, zijn eveneens van toepassing op Gemeenschapsmerken, waarvoor overeenkomstig de Gemeenschaps- merkenverordening op geldige wijze de anciënniteit voor het Benelux- gebied wordt ingeroepen, ook al is de aan de anciënniteit ten grondslag liggende Benelux- of internationale inschrijving vrijwillig doorgehaald of de geldigheidsduur daarvan verstreken.
Artikel 2.47
Inroepen van de nietigheid of het verval van het oudere recht
Indien voor een Gemeenschapsmerk de anciënniteit van een ouder merkrecht wordt ingeroepen, kan de nietigheid of het verval van dat ouder recht worden ingeroepen, zelfs indien dat recht reeds is vervallen door de vrijwillige doorhaling of het verstrijken van de geldigheidsduur van de inschrijving.
TITEL III TEKENINGEN OF MODELLEN
HOOFDSTUK 1
TEKENINGEN OF MODELLEN
Artikel 3.1
Tekeningen of modellen
1. Een tekening of model wordt beschermd voor zover de tekening of het model nieuw is en een eigen karakter heeft.
CHAPITRE 9
DISPOSITIONS CONCERNANT LES MARQUES COMMUNAUTAIRES
Article 2.45
Rang
L’article 2.3 et l’article 2.28, alinéa 3, sous a, s’appliquent lorsque l’enregistrement repose xxx xx xxxxx xxxxxxxxx x’xxx xxxxxx xxxxxxxx- xxxxx.
Article 2.46
Ancienneté
L’article 2.3 et l’article 2.28, alinéa 3, sous a, s’appliquent aux marques communautaires pour lesquelles l’ancienneté pour le territoire Benelux est valablement invoquée conformément au Règlement sur la marque communautaire même s’il y a eu radiation volontaire ou expira- tion de l’enregistrement Benelux ou international à la base de l’ancien- neté.
Article 2.47
Invocation de la nullité ou de la déchéance du droit antérieur
Lorsque l’ancienneté d’un droit de marque antérieur est invoquée pour une marque communautaire, la nullité ou la déchéance de ce droit anté- rieur peut être invoquée, même si ce droit s’est déjà éteint par la radia- tion volontaire ou l’expiration de l’enregistrement.
TITRE III
DES DESSINS OU MODÈLES
CHAPITRE 1
DES DESSINS OU MODÈLES
Article 3.1
Des dessins ou modèles
1. Un dessin ou modèle n’est protégé que dans la mesure où le des- sin ou modèle est nouveau et présente un caractère individuel.
2. Als tekening of model wordt beschouwd het uiterlijk van een voortbrengsel of een deel ervan.
3. Het uiterlijk van een voortbrengsel wordt afgeleid uit de kenmer- ken van met name de lijnen, de omtrek, de kleuren, de vorm, de textuur of de materialen van het voortbrengsel zelf of de versiering ervan.
4. Onder voortbrengsel wordt verstaan elk op industriële of ambach- telijke wijze vervaardigd voorwerp, met inbegrip van onder meer onder- delen die zijn bestemd om tot een samengesteld voortbrengsel te worden samengevoegd, verpakkingen, uitvoering, grafische symbolen en typo- grafische lettertypen. Computerprogramma’s worden niet als voortbreng- sel aangemerkt.
Artikel 3.2
Uitzonderingen
1. Van de bescherming uit hoofde van deze titel zijn uitgesloten:
a. de uiterlijke kenmerken van een voortbrengsel die uitsluitend door de technische functie worden bepaald;
b. de uiterlijke kenmerken van een voortbrengsel die noodzakelijker- wijs in precies dezelfde vorm en afmetingen gereproduceerd moeten worden om het voortbrengsel waarin de tekening of het model verwerkt is of waarop het toegepast is, mechanisch met een ander voortbrengsel te kunnen verbinden of om het in, rond of tegen een ander voortbreng- sel te kunnen plaatsen, zodat elk van beide voortbrengselen zijn functie kan vervullen.
2. In afwijking van lid 1, sub b, worden de uiterlijke kenmerken van een voortbrengsel die tot doel hebben binnen een modulair systeem de meervoudige samenvoeging of verbinding van onderling verwisselbare voortbrengselen mogelijk te maken, beschermd door een modelrecht onder de in artikel 3.1, lid 1, gestelde voorwaarden.
Artikel 3.3
Nieuwheid en eigen karakter
1. Een tekening of model wordt als nieuw beschouwd, indien er geen identieke tekening of identiek model voor het publiek beschikbaar is gesteld vóór de datum van depot of vóór de datum van voorrang. Teke- ningen of modellen worden geacht identiek te zijn, indien de kenmerken ervan slechts in onbelangrijke details verschillen.
2. Een tekening of model wordt geacht een eigen karakter te hebben, indien de algemene indruk die deze tekening of dit model bij de geïn- formeerde gebruiker wekt, verschilt van de algemene indruk die bij die gebruiker wordt gewekt door tekeningen of modellen die voor het
2. Est considéré comme dessin ou modèle l’aspect d’un produit ou d’une partie de produit.
3. L’aspect d’un produit lui est conféré, en particulier, par les carac- téristiques des lignes, des contours, des couleurs, de la forme, de la tex- ture ou des matériaux du produit lui-même ou de son ornementation.
4. On entend par produit tout article industriel ou artisanal, y com- pris, entre autres, les pièces conc¸ues pour être assemblées en un produit complexe, emballage, présentation, symbole graphique et caractère typo- graphique. Les programmes d’ordinateur ne sont pas considérés comme un produit.
Article 3.2
Exceptions
1. Sont exclues de la protection prévue par le présent titre:
a) les caractéristiques de l’aspect d’un produit qui sont exclusive- ment imposées par sa fonction technique;
b) les caractéristiques de l’aspect d’un produit qui doivent nécessai- rement être reproduites dans leur forme et leurs dimensions exactes pour que le produit dans lequel est incorporé ou auquel est appliqué le dessin ou modèle puisse mécaniquement être raccordé à un autre produit, être placé à l’intérieur ou autour d’un autre produit, ou être mis en contact avec un autre produit, de manière que chaque produit puisse remplir sa fonction.
2. Xxx xxxxxxxxxx x x’xxxxxx 0, xxxx x, xxx xxxxxxxxxxxxxxxx de l’aspect d’un produit qui ont pour objet de permettre l’assemblage ou la connexion multiples de produits interchangeables à l’intérieur d’un système modu- laire sont protégées par des droits sur un dessin ou modèle répondant aux conditions fixées à l’article 3.1, alinéa 1.
Article 3.3
Nouveauté et caractère individuel
1. Un dessin ou modèle est considéré comme nouveau si, à la date de dépôt ou à la date de priorité, aucun dessin ou modèle identique n’a été divulgué au public. Des dessins ou modèles sont considérés comme identiques lorsque leurs caractéristiques ne diffèrent que par des détails insignifiants.
2. Un dessin ou modèle est considéré comme présentant un caractère individuel si l’impression globale que ce dessin ou modèle produit sur l’utilisateur averti diffère de celle que produit sur un tel utilisateur tout dessin ou modèle qui a été divulgué au public avant la date de dépôt ou
publiek beschikbaar zijn gesteld vóór de datum van depot of vóór de datum van voorrang. Bij de beoordeling van het eigen karakter wordt rekening gehouden met de mate van vrijheid van de ontwerper bij de ontwikkeling van de tekening of het model.
3. Voor de beoordeling van de nieuwheid en het eigen karakter wordt een tekening of model geacht voor het publiek beschikbaar te zijn gesteld, indien deze tekening of dit model is gepubliceerd na inschrij- ving of op andere wijze, of is tentoongesteld, in de handel is gebracht of anderszins openbaar is gemaakt, tenzij deze feiten bij een normale gang van zaken redelijkerwijs niet vóór de datum van depot of vóór de datum van voorrang ter kennis konden zijn gekomen van ingewijden in de betrokken sector, die in de Europese Gemeenschap of de Europese Economische Ruimte werkzaam zijn. De tekening of het model wordt echter niet geacht voor het publiek beschikbaar te zijn gesteld, louter omdat het onder uitdrukkelijke of stilzwijgende voorwaarde van geheim- houding aan een derde bekendgemaakt is.
4. Voor de beoordeling van de nieuwheid en het eigen karakter wordt beschikbaarstelling voor het publiek van een tekening of model waar- voor op grond van een inschrijving aanspraak op bescherming wordt gemaakt, niet in aanmerking genomen, indien, binnen twaalf maanden voorafgaand aan de datum van depot of de datum van voorrang:
a. de beschikbaarstelling is geschied door de ontwerper, zijn recht- verkrijgende of een derde op grond van door de ontwerper of diens rechtverkrijgende verstrekte informatie of genomen maatregelen, of
b. de beschikbaarstelling is geschied ten gevolge van misbruik je- gens de ontwerper of diens rechtverkrijgende.
5. Onder het recht van voorrang wordt verstaan het recht als bedoeld in artikel 4 van het Verdrag van Parijs. Hierop kan een beroep gedaan worden door degene die op regelmatige wijze een aanvraag om een teke- ning of model of een gebruiksmodel heeft ingediend in een der landen die partij zijn bij genoemd verdrag of bij het TRIPS verdrag.
Artikel 3.4
Onderdelen van samengestelde voortbrengselen
1. Een tekening die of model dat is toegepast op of verwerkt in een voortbrengsel dat een onderdeel van een samengesteld voortbrengsel vormt, wordt slechts geacht nieuw te zijn en een eigen karakter te heb- ben:
a. voor zover het onderdeel, wanneer het in het samengestelde voort- brengsel is verwerkt, bij normaal gebruik van dit laatste zichtbaar blijft, en
b. voor zover deze zichtbare kenmerken van het onderdeel als zoda- nig aan de voorwaarden inzake nieuwheid en eigen karakter voldoen.
la date de priorité. Pour apprécier le caractère individuel, il est tenu compte du degré de liberté du créateur dans l’élaboration du dessin ou modèle.
3. Pour l’appréciation de la nouveauté et du caractère individuel un dessin ou modèle est réputé avoir été divulgué au public si ce dessin ou ce modèle a été publié après enregistrement ou autrement, ou exposé, utilisé dans le commerce ou rendu public de toute autre manière, sauf si ces faits, dans la pratique normale des affaires, ne pouvaient raisonna- blement être connus des milieux spécialisés du secteur concerné, opé- rant dans la Communauté européenne ou l’Espace économique euro- péen, avant la date de dépôt ou la date de priorité. Toutefois, le dessin ou modèle n’est pas réputé avoir été divulgué au public uniquement parce qu’il a été divulgué à un tiers à des conditions explicites ou impli- cites de secret.
4. Aux fins de l’appréciation de la nouveauté et du caractère indivi- duel, il n’est pas tenu compte de la divulgation au public d’un dessin ou modèle, pour lequel la protection est revendiquée au titre d’un enregis- trement, si, dans les douze mois précédant la date de dépôt ou la date de priorité:
a) la divulgation a été opérée par le créateur ou son ayant droit ou par un tiers sur la base d’informations fournies ou d’actes accomplis par le créateur ou son ayant droit, ou
b) la divulgation a été effectuée à la suite d’une conduite abusive à l’égard du créateur ou de son ayant droit.
5. On entend par droit de priorité le droit prévu à l’article 4 de la Convention de Paris. Ce droit peut être revendiqué par celui qui a intro- duit régulièrement une demande de dessin ou modèle ou un modèle d’utilité dans un des pays parties à ladite convention ou à l’accord ADPIC.
Article 3.4
Pièces de produits complexes
1. Un dessin ou modèle appliqué à un produit ou incorporé dans un produit qui constitue une pièce d’un produit complexe n’est considéré comme nouveau et présentant un caractère individuel que dans la mesure où:
a) la pièce, une fois incorporée dans le produit complexe, reste visi- ble lors d’une utilisation normale de ce produit, et
b) les caractéristiques visibles de la pièce remplissent en tant que telles les conditions de nouveauté et de caractère individuel.
2. Onder samengesteld voortbrengsel wordt in deze titel verstaan een voortbrengsel dat bestaat uit meerdere onderdelen die vervangen kunnen worden, zodat het voortbrengsel uit elkaar gehaald en weer in elkaar gezet kan worden.
3. Normaal gebruik in de zin van lid 1, houdt het gebruik door de eindgebruiker in, met uitzondering van handelingen in verband met onderhoud of reparatie.
Artikel 3.5
Verkrijging van het recht
1. Onverminderd het recht van voorrang wordt het uitsluitend recht op een tekening of model verkregen door de inschrijving van het depot, verricht binnen het Benelux-gebied bij het Bureau (Benelux-depot), of verricht bij het Internationaal Bureau (internationaal depot).
2. Indien bij samenloop van depots het eerste depot niet wordt ge- volgd door de publicatie als bedoeld in artikel 3.11, lid 2, van dit ver- drag of in artikel 6, onder 3 van de Overeenkomst van ’s-Gravenhage, verkrijgt het latere depot de rang van eerste depot.
Artikel 3.6
Restricties
Binnen de in artikelen 3.23 en 3.24, lid 2, gestelde grenzen wordt geen recht op een tekening of model verkregen door de inschrijving indien:
a. de tekening of het model in strijd is met een oudere tekening die of ouder model dat na de datum van depot of na de datum van voorrang voor het publiek beschikbaar is gesteld en vanaf een aan deze datum voorafgaand tijdstip beschermd wordt door een uitsluitend recht dat voortvloeit uit een Gemeenschapsmodel, de inschrijving van een Benelux-depot dan wel door een internationaal depot;
b. in de tekening of het model gebruik gemaakt wordt van een ouder merk zonder toestemming van de houder van dit merk;
c. in de tekening of het model gebruik gemaakt wordt van een reeds bestaand auteursrechtelijk beschermd werk zonder toestemming van de houder van dit auteursrecht;
d. de tekening of het model oneigenlijk gebruik vormt van een van de in artikel 6ter van het Verdrag van Parijs genoemde zaken;
e. de tekening of het model in strijd is met de goede zeden of de openbare orde van één der Benelux-landen;
f. de kenmerkende eigenschappen van de tekening of het model onvoldoende uit het depot blijken.
2. Aux fins du présent titre, on entend par produit complexe un pro- duit se composant de pièces multiples qui peuvent être remplacées de manière à permettre le démontage et le remontage du produit.
3. Par utilisation normale au sens de l’alinéa 1, on entend l’utilisation par l’utilisateur final à l’exception de l’entretien, du service ou de la réparation.
Article 3.5
Acquisition du droit
1. Sans préjudice du droit de priorité, le droit exclusif à un dessin ou modèle s’acquiert par l’enregistrement du dépôt, effectué en territoire Benelux auprès de l’Office (dépôt Benelux), ou effectué auprès du Bureau international (dépôt international).
2. En cas de concours de dépôts, si le premier dépôt n’est pas suivi de la publication prévue à l’article 3.11, alinéa 2, de la présente conven- tion ou à l’article 6, sous 3 de l’Arrangement de La Haye, le dépôt sub- séquent obtient le rang de premier dépôt.
Article 3.6
Restrictions
Dans les limites des articles 3.23 et 3.24, alinéa 2, l’enregistrement n’est pas attributif du droit à un dessin ou modèle lorsque:
a) le dessin ou modèle est en conflit avec un dessin ou modèle anté- rieur qui a fait l’objet d’une divulgation au public après la date de dépôt ou la date de priorité et qui est protégé, depuis une date antérieure, par un droit exclusif dérivant d’un dessin ou modèle communautaire, de l’enregistrement d’un dépôt Benelux, ou d’un dépôt international;
b) il est fait usage, dans le dessin ou modèle, d’une marque anté- rieure sans le consentement du titulaire de cette marque;
c) il est fait usage, dans le dessin ou modèle, d’une œuvre protégée par le droit d’auteur sans le consentement du titulaire du droit d’auteur;
d) le dessin ou modèle constitue un usage abusif de l’un des éléments qui sont énumérés à l’article 6ter de la Convention de Paris;
e) le dessin ou modèle est contraire aux bonnes mœurs ou à l’ordre public d’un des pays du Benelux;
f) le dépôt ne révèle pas suffisamment les caractéristiques du dessin ou modèle.
Artikel 3.7
Opeising van een depot
1. Binnen een termijn van vijf jaren, te rekenen vanaf de datum van publicatie van de inschrijving van het depot, kan de ontwerper van de tekening of het model, dan wel degene die volgens artikel 3.8 als ont- werper wordt beschouwd, het recht op het Benelux-depot of de voor het Benelux-gebied uit het internationaal depot van die tekening of dat model voortvloeiende rechten opeisen, indien het depot zonder zijn toe- stemming door een derde is verricht; om dezelfde redenen kan hij te allen tijde de nietigheid inroepen van de inschrijving van dat depot of van die rechten. De vordering tot opeising moet bij het Bureau worden ingeschreven op verzoek van de eiser, met inachtneming van de bij uitvoeringsreglement gestelde vormvereisten en tegen betaling van de verschuldigde rechten.
2. Indien de in lid 1 bedoelde deposant gehele of gedeeltelijke door- haling heeft verzocht van de inschrijving van het Benelux-depot of afstand heeft gedaan van de rechten, die voor het Benelux-gebied uit het internationaal depot voortvloeien, heeft deze doorhaling of afstand geen werking ten aanzien van de ontwerper of van degene die volgens artikel
3.8 als ontwerper wordt beschouwd onder voorbehoud van lid 3, mits het depot werd opgeëist binnen één jaar na de datum van publicatie van de doorhaling of afstand en vóór het verstrijken van de in lid 1 ge- noemde termijn van vijf jaren.
3. Indien in het tijdvak gelegen tussen de doorhaling of afstand bedoeld in lid 2, en de inschrijving van de vordering tot opeising, een derde te goeder trouw een voortbrengsel heeft geëxploiteerd dat het- zelfde uiterlijk vertoont, wordt dit voortbrengsel als rechtmatig in het verkeer gebracht beschouwd.
Artikel 3.8
Rechten van werk- en opdrachtgevers
1. Indien een tekening of model door een werknemer in de uitoefe- ning van zijn functie werd ontworpen, wordt, behoudens andersluidend beding, de werkgever als ontwerper beschouwd.
2. Indien een tekening of model op bestelling is ontworpen, wordt, behoudens andersluidend beding, degene die de bestelling heeft gedaan als ontwerper beschouwd, mits de bestelling is gedaan met het oog op een gebruik in handel of nijverheid van het voortbrengsel waarin de tekening of het model is belichaamd.
Article 3.7
Revendication du dépôt
1. Dans un délai de cinq années à compter de la publication de l’enre- gistrement du dépôt, le créateur du dessin ou modèle, ou la personne qui, d’après l’article 3.8, est considérée comme créateur, peut revendiquer le droit au dépôt Benelux ou les droits dérivant, pour le territoire Benelux, du dépôt international de ce dessin ou modèle, si le dépôt a été effectué par un tiers, sans son consentement; il peut pour le même motif invo- quer la nullité de l’enregistrement de ce dépôt ou de ces droits sans limi- tation dans le temps. L’action en revendication sera enregistrée auprès de l’Office à la demande du requérant dans les formes fixées par règle- ment d’exécution et moyennant paiement des taxes dues.
2. Si le déposant visé à l’alinéa 1 a requis la radiation totale ou par- tielle de l’enregistrement du dépôt Benelux ou a renoncé aux droits déri- vant, pour le territoire Benelux, du dépôt international, cette radiation ou renonciation n’aura, sous réserve de l’alinéa 3, aucun effet à l’égard du créateur ou de la personne qui, d’après l’article 3.8, est considérée comme créateur, à condition que le dépôt ait été revendiqué avant qu’une année ne soit écoulée depuis la date de la publication de la radia- tion ou renonciation et ceci avant l’expiration du délai de cinq années cité à l’alinéa 1.
3. Si dans l’intervalle de la radiation ou renonciation visées à l’alinéa 2, et de l’enregistrement de l’action en revendication, un tiers de bonne foi a exploité un produit ayant un aspect identique ou ne produisant pas sur l’utilisateur averti une impression globale différente, ce produit sera considéré comme mis licitement sur le marché.
Article 3.8
Droits des employeurs et donneurs d’ordre
1. Si un dessin ou modèle a été créé par un ouvrier ou un employé dans l’exercice de son emploi, l’employeur sera, sauf stipulation contraire, considéré comme créateur.
2. Si un dessin ou modèle a été créé sur commande, celui qui a passé la commande sera considéré, sauf stipulation contraire, comme créateur, pourvu que la commande ait été passée en vue d’une utilisation com- merciale ou industrielle du produit dans lequel le dessin ou modèle est incorporé.
HOOFDSTUK 2
DEPOT, INSCHRIJVING EN VERNIEUWING
Artikel 3.9
Depot
1. Het Benelux-depot van tekeningen of modellen geschiedt hetzij bij de nationale diensten, hetzij bij het Bureau, met inachtneming van de bij uitvoeringsreglement gestelde vormvereisten en tegen betaling van de verschuldigde rechten. Het Benelux-depot kan één of meer tekeningen of modellen bevatten (respectievelijk enkelvoudig en meervoudig de- pot). Er wordt onderzocht of de overgelegde stukken aan de voor het vaststellen van een datum van depot gestelde vereisten voldoen en de datum van het depot wordt vastgesteld. Aan de deposant wordt onver- wijld schriftelijk mededeling gedaan van de vastgestelde datum van depot dan wel van de gronden voor het niet toekennen van een depot- datum.
2. Indien bij het depot niet is voldaan aan de overige in het uitvoerings- reglement gestelde vereisten, wordt de deposant hiervan onverwijld schriftelijk in kennis gesteld, onder opgave van de voorschriften waar- aan niet is voldaan en wordt hij in de gelegenheid gesteld daaraan als- nog te voldoen.
3. Het depot vervalt, indien niet binnen de gestelde termijn voldaan is aan de bepalingen van het uitvoeringsreglement.
4. Wanneer het depot geschiedt bij een nationale dienst, zendt deze het Benelux-depot door aan het Bureau, hetzij onverwijld na ontvangst van het depot, hetzij nadat is vastgesteld dat het depot voldoet aan de in lid 1 tot en met 3 gestelde vereisten.
5. Onverminderd de toepassing op Benelux-depots van artikel 3.13, kan het depot van een tekening of model geen aanleiding geven tot enig onderzoek naar de inhoud van het depot, waarvan de uitkomst de depo- sant door het Bureau zou kunnen worden tegengeworpen.
Artikel 3.10
Beroep op voorrang
1. Het beroep op het recht van voorrang wordt gedaan bij het depot of door een bijzondere verklaring, af te leggen bij het Bureau in de maand, volgende op het depot, met inachtneming van de bij uitvoerings- reglement gestelde vormvereisten en tegen betaling van de verschul- digde rechten.
2. Het ontbreken van een dergelijk beroep doet het recht van voor- rang vervallen.
CHAPITRE 2
DÉPÔT, ENREGISTREMENT ET RENOUVELLEMENT
Article 3.9
Dépôt
1. Le dépôt Benelux des dessins ou modèles se fait soit auprès des administrations nationales, soit auprès de l’Office, dans les formes fixées par règlement d’exécution et moyennant paiement des taxes dues. Le dépôt Benelux peut comprendre soit un seul dessin ou modèle (dépôt simple) soit plusieurs (dépôt multiple). Il est vérifié si les pièces pro- duites satisfont aux conditions prescrites pour la fixation de la date de dépôt et la date du dépôt est arrêtée. Le déposant est informé sans délai et par écrit de la date du dépôt ou, le cas échéant, des motifs de ne pas l’attribuer.
2. S’il n’est pas satisfait aux autres dispositions du règlement d’exé- cution lors du dépôt, le déposant est informé sans délai et par écrit des conditions auxquelles il n’est pas satisfait et la possibilité lui est donnée d’y répondre.
3. Le dépôt n’a plus d’effet si, dans le délai imparti, il n’est pas satis- fait aux dispositions du règlement d’exécution.
4. Lorsque le dépôt se fait auprès d’une administration nationale, celle-ci transmet le dépôt Benelux à l’Office, soit sans délai après avoir rec¸u le dépôt, soit après avoir constaté que le dépôt satisfait aux condi- tions prescrites par les alinéas 1 à 3.
5. Sans préjudice, en ce qui concerne les dépôts Benelux, de l’appli- cation de l’article 3.13, le dépôt d’un dessin ou modèle ne peut donner lieu, quant au fond, à aucun examen dont les conclusions pourraient être opposées au déposant par l’Office.
Article 3.10
Revendication de priorité
1. La revendication du droit de priorité se fait lors du dépôt ou par déclaration spéciale effectuée auprès de l’Office dans le mois qui suit le dépôt, dans les formes fixées par règlement d’exécution et moyennant paiement des taxes dues.
2. L’absence d’une telle revendication entraîne la déchéance du droit de priorité.
Artikel 3.11
Inschrijving
1. Het Bureau schrijft onverwijld de Benelux-depots in, evenals de internationale depots die gepubliceerd zijn in het ,,Bulletin International des dessins ou modèles – International Design Gazette’’ ten aanzien waarvan de deposanten verzocht hebben dat zij hun werking zullen uit- strekken over het Benelux-gebied.
2. Onverminderd het bepaalde in artikelen 3.12 en 3.13, publiceert het Bureau overeenkomstig het uitvoeringsreglement zo spoedig moge- lijk de inschrijvingen van Benelux-depots.
3. Indien de kenmerkende eigenschappen van de tekening of het model in de publicatie niet voldoende tot hun recht komen, kan de depo- sant, binnen de daartoe vastgestelde termijn, het Bureau verzoeken kos- teloos een tweede publicatie te verrichten.
4. Vanaf de datum van publicatie van de tekening of het model kan het publiek kennis nemen van de inschrijving en van de bij het depot overgelegde stukken.
Artikel 3.12
Opschorting publicatie op verzoek
1. De deposant kan bij het verrichten van het Benelux-depot verzoe- ken de publicatie van de inschrijving op te schorten gedurende een periode die niet meer mag bedragen dan twaalf maanden te rekenen vanaf de datum van het depot of vanaf de datum waarop het recht van voorrang is ontstaan.
2. Indien de deposant gebruik maakt van de in lid 1 geboden moge- lijkheid schort het Bureau de publicatie op conform het verzoek.
Artikel 3.13
Strijd met openbare orde en goede zeden
1. Indien het Bureau oordeelt, dat op de tekening of het model arti- kel 3.6, sub e, van toepassing is schort hij de publicatie op.
2. Het Bureau stelt de deposant daarvan in kennis en verzoekt hem zijn depot binnen een termijn van twee maanden in te trekken.
3. Indien de belanghebbende na het verstrijken van deze termijn zijn depot niet heeft ingetrokken, verzoekt het Bureau zo spoedig mogelijk het Openbaar Ministerie een vordering in te stellen tot nietigverklaring van het depot.
Article 3.11
Enregistrement
1. L’Office enregistre sans délai les dépôts Benelux, ainsi que les dépôts internationaux qui ont fait l’objet d’une publication dans le «Bul- letin International des dessins ou modèles – International Design Ga- zette» et pour lesquels les déposants ont demandé qu’ils produisent leurs effets dans le territoire Benelux.
2. Sans préjudice des dispositions des articles 3.12 et 3.13, l’Office publie dans le plus bref délai possible les enregistrements des dépôts Benelux conformément au règlement d’exécution.
3. Si la publication ne révèle pas suffisamment les caractéristiques du dessin ou modèle, le déposant peut demander à l’Office, dans le délai fixé à cet effet, de faire sans frais une nouvelle publication.
4. A partir de la publication du dessin ou modèle, le public peut pren- dre connaissance de l’enregistrement ainsi que des pièces produites lors du dépôt.
Article 3.12
Ajournement de la publication sur demande
1. Le déposant peut demander, lors du dépôt Benelux, que la publi- cation de l’enregistrement soit ajournée pendant une période qui ne pourra excéder une durée de douze mois prenant cours à la date du dépôt ou à la date qui fait naître le droit de priorité.
2. Si le déposant fait usage de la faculté prévue à l’alinéa 1, l’Office ajourne la publication conformément à la demande.
Article 3.13
Contrariété à l’ordre public et aux bonnes mœurs
1. L’Office ajourne la publication s’il estime que le dessin ou modèle tombe sous l’application de l’article 3.6, sous e.
2. L’Office en avertit le déposant et l’invite à retirer son dépôt dans un délai de deux mois.
3. Lorsque, à l’expiration de ce délai, l’intéressé n’a pas retiré son dépôt, l’Office invite dans le plus bref délai possible le Ministère public à introduire une action en nullité de ce dépôt.
4. Indien het Openbaar Ministerie van oordeel is dat er geen aanlei- ding bestaat tot het instellen van een dergelijke vordering of indien de vordering werd afgewezen bij een rechterlijke beslissing die niet meer vatbaar is voor verzet, noch beroep, noch voor voorziening in cassatie, gaat het Bureau onverwijld over tot publicatie van de inschrijving van de tekening of het model.
Artikel 3.14
Geldigheidsduur en vernieuwing
1. De inschrijving van een Benelux-depot heeft een geldigheidsduur van vijf jaren te rekenen van de datum van het depot. Onverminderd het bepaalde in artikel 3.24, lid 2, kan de gedeponeerde tekening of het gedeponeerde model noch gedurende de inschrijving, noch ter gelegen- heid van de vernieuwing daarvan worden gewijzigd.
2. De inschrijving kan voor vier achtereenvolgende termijnen van vijf jaren worden vernieuwd tot een maximale geldigheidsduur van 25 jaar.
3. Vernieuwing geschiedt door betaling van het daartoe vastgestelde recht. Dit recht dient betaald te worden binnen twaalf maanden vooraf- gaand aan het verstrijken van de geldigheidsduur van de inschrijving; het kan nog betaald worden binnen zes maanden die volgen op de datum van het verstrijken van de geldigheidsduur, indien gelijktijdig een extra recht wordt betaald. De vernieuwing heeft effect vanaf het verstrijken van de geldigheidsduur van de inschrijving.
4. De vernieuwing kan tot een deel van de in een meervoudig depot vervatte tekeningen of modellen worden beperkt.
5. Zes maanden voor het verstrijken van de geldigheidsduur van de eerste tot en met de vierde termijn van inschrijving herinnert het Bureau aan de datum van dat verstrijken door verzending van een kennisgeving aan de houder van de tekening of het model, en aan de derden van wie rechten op de tekening of het model in het register zijn ingeschreven.
6. Het Bureau verzendt deze kennisgevingen aan het laatste hem bekende adres van betrokkenen. Het niet-verzenden of niet-ontvangen van deze brieven ontslaat de houder niet van de verplichtingen voort- vloeiend uit lid 3. Daarop kan noch in rechte noch ten opzichte van het Bureau beroep worden gedaan.
7. Het Bureau schrijft de vernieuwingen in en publiceert deze over- eenkomstig het uitvoeringsreglement.
Artikel 3.15
Internationale depots
De internationale depots geschieden volgens de bepalingen van de Overeenkomst van ’s-Gravenhage.
4. Si le Ministère public estime qu’il n’y a pas lieu d’introduire pareille action ou lorsque l’action est rejetée par une décision judiciaire qui n’est plus susceptible ni d’opposition, ni d’appel, ni de pourvoi en cassation, l’Office publie sans délai l’enregistrement du dessin ou modèle.
Article 3.14
Durée et renouvellement de l’enregistrement
1. L’enregistrement d’un dépôt Benelux a une durée de cinq années prenant cours à la date du dépôt. Sans préjudice des dispositions de l’article 3.24, alinéa 2, le dessin ou modèle objet du dépôt ne peut être modifié ni pendant la durée de l’enregistrement ni à l’occasion de son renouvellement.
2. Il peut être renouvelé pour quatre périodes successives de cinq années jusqu’à un maximum de 25 ans.
3. Le renouvellement s’effectue par le seul paiement de la taxe fixée à cet effet. Cette taxe doit être payée dans les douze mois précédant l’expiration de l’enregistrement; elle peut encore être payée dans les six mois qui suivent la date de l’expiration de l’enregistrement, sous réserve du paiement simultané d’une surtaxe. Le renouvellement a effet à partir de l’expiration de l’enregistrement.
4. Le renouvellement peut être limité à une partie seulement des des- sins ou modèles compris dans un dépôt multiple.
5. Six mois avant l’expiration de la première à la quatrième période d’enregistrement, l’Office rappelle la date de cette expiration par un avis adressé au titulaire du dessin ou modèle et aux tiers dont les droits sur le dessin ou modèle ont été inscrits dans le registre.
6. Les rappels de l’Office sont envoyés à la dernière adresse qu’il connaît des intéressés. Le défaut d’envoi ou de réception de ces avis ne dispense pas des obligations résultant de l’alinéa 3. Il ne peut être invo- qué ni en justice, ni à l’égard de l’Office.
7. L’Office enregistre les renouvellements et les publie conformément au règlement d’exécution.
Article 3.15
Dépôts internationaux
Les dépôts internationaux s’effectuent conformément aux dispositions de l’Arrangement de La Haye.
HOOFDSTUK 3
RECHTEN VAN DE HOUDER
Artikel 3.16
Beschermingsomvang
1. Onverminderd de toepassing van het gemene recht betreffende de aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad, kan de houder van een teke- ning of model zich op grond van zijn uitsluitend recht verzetten tegen het gebruik van een voortbrengsel waarin de tekening of het model is verwerkt of waarop de tekening of het model is toegepast en dat het- zelfde uiterlijk vertoont als de gedeponeerde tekening of het gedepo- neerde model, dan wel dat bij de geïnformeerde gebruiker geen andere algemene indruk wekt, rekening houdend met de mate van vrijheid van de ontwerper bij de ontwikkeling van de tekening of het model.
2. Onder gebruik wordt met name verstaan het vervaardigen, aanbie- den, in de handel brengen, verkopen, leveren, verhuren, invoeren, uit- voeren, tentoonstellen, gebruiken of in voorraad hebben voor een van deze doeleinden.
Artikel 3.17
Schadevergoeding en andere vorderingen
1. De houder kan op grond van het uitsluitend recht slechts schade- vergoeding vorderen voor de in artikel 3.16 opgesomde handelingen, indien deze hebben plaatsgevonden na de in artikel 3.11 bedoelde publi- catie, waarin de kenmerkende eigenschappen van de tekening of het model op voldoende wijze werden weergegeven.
2. Naast of in plaats van een vordering tot schadevergoeding kan de houder van het uitsluitend recht een vordering instellen tot het afdragen van winst, welke is genoten als gevolg van handelingen bedoeld in arti- kel 3.16, onder de omstandigheden bedoeld in lid 1 van het onderhavige artikel, alsmede tot het afleggen van rekening en verantwoording dien- aangaande. Indien de rechter van oordeel is dat de genoemde handelin- gen niet te kwader trouw zijn verricht of dat de omstandigheden van het geval geen aanleiding geven tot een veroordeling tot afdracht van on- rechtmatig genoten winst, wijst hij de vordering af.
3. De houder van het uitsluitend recht op een tekening of model kan de vordering tot schadevergoeding of het afdragen van winst namens de licentiehouder instellen, onverminderd de aan deze laatste in artikel 3.26, lid 4, toegekende bevoegdheid.
4. Vanaf de datum van depot kan een redelijke vergoeding gevorderd worden van degene die met wetenschap van het depot handelingen heeft verricht als bedoeld in artikel 3.16, voor zover de houder daarvoor uit- sluitende rechten heeft gekregen.
CHAPITRE 3
DROITS DU TITULAIRE
Article 3.16
Etendue de la protection
1. Sans préjudice de l’application éventuelle du droit commun en matière de responsabilité civile, le droit exclusif à un dessin ou modèle permet au titulaire de s’opposer à l’utilisation d’un produit dans lequel le dessin ou modèle est incorporé ou auquel celui-ci est appliqué et ayant un aspect identique au dessin ou modèle tel qu’il a été déposé, ou qui ne produit pas sur l’utilisateur averti une impression globale différente, compte tenu du degré de liberté du créateur dans l’élaboration du dessin ou modèle.
2. Par utilisation, on entend en particulier la fabrication, l’offre, la mise sur le marché, la vente, la livraison, la location, l’importation, l’exportation, l’exposition, l’usage, ou la détention à l’une de ces fins.
Article 3.17
Réparation des dommages et autres actions
1. Le droit exclusif ne permet au titulaire de réclamer réparation pour les actes énumérés à l’article 3.16, que si ces actes ont eu lieu après la publication visée à l’article 3.11, révélant suffisamment les caractéri- stiques du dessin ou modèle.
2. Outre l’action en réparation ou au lieu de celle-ci, le titulaire du droit exclusif peut intenter une action en cession du bénéfice réalisé à la suite des actes visés à l’article 3.16, dans les circonstances visées à l’ali- néa 1 du présent article, ainsi qu’en reddition de compte à cet égard. Le tribunal rejettera la demande s’il estime que les actes considérés n’ont pas été accomplis de mauvaise foi ou que les circonstances de la cause ne donnent pas lieu à une condamnation à la cession du bénéfice réalisé illicitement.
3. Le titulaire du droit exclusif à un dessin ou modèle peut intenter l’action en réparation ou en cession du bénéfice au nom du licencié, sans préjudice du droit accordé à ce dernier à l’article 3.26, alinéa 4.
4. A compter de la date de dépôt, une indemnité raisonnable peut être exigée de celui qui, en connaissance du dépôt, a effectué des actes tels que visés à l’article 3.16, dans la mesure où le titulaire a acquis des droits exclusifs à ce titre.
Artikel 3.18
Nevenvorderingen
1. De houder van een uitsluitend recht op een tekening of model heeft de bevoegdheid roerende zaken, waarmee inbreuk op zijn recht wordt gemaakt of zaken die gebruikt zijn bij de productie van die zaken, als zijn eigendom op te vorderen dan wel daarvan de vernietiging of on- bruikbaarmaking te vorderen. Gelijke bevoegdheid tot opvordering be- staat ten aanzien van gelden waarvan aannemelijk is dat zij zijn verkre- gen als gevolg van inbreuk op het uitsluitend recht op een tekening of model. De vordering wordt afgewezen indien de inbreuk niet te kwader trouw is gemaakt.
2. De bepalingen van het nationale recht omtrent de middelen van bewaring van zijn recht en omtrent de rechterlijke tenuitvoerlegging van vonnissen en authentieke akten zijn van toepassing.
3. De rechter kan gelasten dat de afgifte niet plaatsvindt dan tegen een door hem vast te stellen, door de eiser te betalen vergoeding.
4. De rechter kan op vordering van de houder van het uitsluitend recht op een tekening of model, degene die inbreuk op diens recht heeft gemaakt, bevelen al hetgeen hem bekend is omtrent de herkomst van de zaken waarmee die inbreuk is gepleegd, aan de houder mee te delen en alle daarop betrekking hebbende gegevens aan deze te verstrekken.
Artikel 3.19
Beperking van het uitsluitend recht
1. Het uitsluitend recht op een tekening of model houdt niet in het recht zich te verzetten tegen:
a. handelingen in de particuliere sfeer en voor niet-commerciële doeleinden;
b. handelingen voor experimentele doeleinden;
c. handelingen bestaande in reproductie ter illustratie of ten behoeve van onderwijs, mits deze handelingen verenigbaar zijn met de eerlijke handelsgebruiken, zij niet zonder noodzaak afbreuk doen aan de normale exploitatie van de tekening of het model, en de bron wordt vermeld.
2. Het uitsluitend recht op een tekening of model houdt evenmin het recht in zich te verzetten tegen:
a. de uitrusting van in een ander land geregistreerde vaartuigen en luchtvaartuigen die zich tijdelijk binnen het Benelux-gebied bevinden;
b. de invoer in het Benelux-gebied van vervangingsonderdelen en toebehoren ter reparatie van dergelijke vervoermiddelen;
c. reparaties aan dergelijke vervoermiddelen.
Article 3.18
Demandes additionnelles
1. Le titulaire du droit exclusif à un dessin ou modèle a la faculté de revendiquer la propriété des biens meubles qui ont porté atteinte à son droit ou des biens qui ont servi à la production de ces biens ou d’en requérir la destruction ou la mise hors d’usage. Xxxxxxxx revendication peut s’exercer à l’égard des sommes d’argent présumées avoir été recueillies à la suite de l’atteinte portée au droit exclusif à un dessin ou modèle. La demande sera rejetée si l’atteinte n’a pas été portée de mau- vaise foi.
2. Les dispositions du droit national relatives aux mesures conserva- toires et à l’exécution forcée des jugements et actes authentiques sont applicables.
3. Le tribunal peut ordonner que la délivrance ne sera faite que contre paiement par le demandeur d’une indemnité qu’il fixe.
4. A la demande du titulaire du droit exclusif à un dessin ou modèle, le tribunal peut ordonner à l’auteur de l’atteinte à son droit de fournir au titulaire toutes les informations dont il dispose concernant la provenance des biens qui ont porté atteinte au dessin ou modèle et de lui communi- quer toutes les données s’y rapportant.
Article 3.19
Restriction au droit exclusif
1. Le droit exclusif à un dessin ou modèle n’implique pas le droit de s’opposer:
a) à des actes accomplis à titre privé et à des fins non commerciales;
b) à des actes accomplis à des fins expérimentales;
c) à des actes de reproduction à des fins d’illustration ou d’enseigne- ment, pour autant que ces actes soient compatibles avec les pratiques commerciales loyales, ne portent pas indûment préjudice à l’exploitation normale du dessin ou modèle et que la source en soit indiquée.
2. En outre, le droit exclusif à un dessin ou modèle n’implique pas le droit de s’opposer:
a) à des équipements à bord de navires ou d’aéronefs immatriculés dans un autre pays lorsqu’ils pénètrent temporairement sur le territoire Benelux;
b) à l’importation, sur le territoire Benelux, de pièces détachées et d’accessoires aux fins de la réparation de ces véhicules;
c) à l’exécution de réparations sur ces véhicules.
3. Het uitsluitend recht op een tekening of model dat een onderdeel vormt van een samengesteld voortbrengsel houdt niet het recht in zich te verzetten tegen het gebruik van de tekening of het model voor repa- ratie van dit samengestelde voortbrengsel met de bedoeling het zijn oor- spronkelijke uiterlijk terug te geven.
4. Het uitsluitend recht op een tekening of model houdt niet in het recht zich te verzetten tegen de in artikel 3.16 bedoelde handelingen die betrekking hebben op voortbrengselen die in één der lidstaten van de Europese Gemeenschap of van de Europese Economische Ruimte in het verkeer zijn gebracht door de houder of met diens toestemming, of tegen handelingen als bedoeld in artikel 3.20.
5. De vorderingen kunnen geen betrekking hebben op voortbrengse- len die vóór de datum van het depot in het Benelux-gebied in het ver- keer werden gebracht.
Artikel 3.20
Recht van voorgebruik
1. Een recht van voorgebruik wordt toegekend aan de derde die, vóór de datum van het depot van een tekening of model of vóór de datum van voorrang, binnen het Benelux-gebied voortbrengselen heeft vervaardigd die hetzelfde uiterlijk vertonen als de gedeponeerde tekening of het gedeponeerde model, dan wel bij de geïnformeerde gebruiker geen andere algemene indruk wekken.
2. Hetzelfde recht wordt toegekend aan degene die onder dezelfde omstandigheden een begin heeft gemaakt met de uitvoering van zijn voornemen tot vervaardiging.
3. Dit recht wordt echter niet toegekend aan de derde, die de tekening of het model zonder toestemming van de ontwerper heeft nagemaakt.
4. Op grond van het recht van voorgebruik kan de houder daarvan de vervaardiging van bedoelde voortbrengselen voortzetten of, in het geval bedoeld in lid 2, een aanvang maken met deze vervaardiging en, niette- genstaande het uit de inschrijving voortvloeiende recht, alle andere in artikel 3.16 bedoelde handelingen verrichten, met uitzondering van in- voer.
5. Het recht van voorgebruik kan slechts overgaan tezamen met het bedrijf waarin de handelingen, die hebben geleid tot het ontstaan van dat recht, hebben plaatsgevonden.
3. Le droit exclusif à un dessin ou modèle qui constitue une pièce d’un produit complexe n’implique pas le droit de s’opposer à l’utilisa- tion du dessin ou modèle à des fins de réparation de ce produit complexe en vue de lui rendre son aspect initial.
4. Le droit exclusif à un dessin ou modèle n’implique pas le droit de s’opposer à des actes visés à l’article 3.16, portant sur des produits qui ont été mis en circulation dans un des Etats membres de la Communauté européenne ou de l’Espace économique européen, soit par le titulaire ou avec son consentement, ou à des actes visés à l’article 3.20.
5. Les actions ne peuvent pas porter sur les produits qui ont été mis en circulation dans le territoire Benelux avant le dépôt.
Article 3.20
Droit de possession personnelle
1. Un droit de possession personnelle est reconnu au tiers qui, avant la date du dépôt d’un dessin ou modèle ou avant la date de priorité, a fabriqué sur le territoire Benelux des produits ayant un aspect identique au dessin ou modèle déposé ou ne produisant pas sur l’utilisateur averti une impression globale différente.
2. Le même droit est reconnu à celui qui, dans les mêmes conditions, a donné un commencement d’exécution à son intention de fabriquer.
3. Toutefois, ce droit ne sera pas reconnu au tiers qui a copié, sans le consentement du créateur, le dessin ou modèle en cause.
4. Le droit de possession personnelle permet à son titulaire de conti- nuer ou, dans le cas visé à l’alinéa 2 du présent article, d’entreprendre la fabrication de ces produits et d’accomplir, nonobstant le droit dérivant de l’enregistrement, tous les autres actes visés à l’article 3.16, à l’exclu- sion de l’importation.
5. Le droit de possession personnelle ne peut être transmis qu’avec l’établissement dans lequel ont eu lieu les actes qui lui ont donné nais- sance.
HOOFDSTUK 4
DOORHALING, XXXXXX EN NIETIGHEID
Artikel 3.21
Doorhaling op verzoek
1. De houder van de inschrijving van een Benelux-depot kan te allen tijde de doorhaling van deze inschrijving verzoeken, behalve indien er rechten van derden bestaan, die bij overeenkomst zijn vastgelegd of in rechte worden vervolgd en welke ter kennis van het Bureau zijn ge- bracht.
2. Indien het een meervoudig depot betreft, kan de doorhaling betrek- king hebben op een deel van de in dat depot vervatte tekeningen of modellen.
3. Indien een licentie is ingeschreven kan de doorhaling van de inschrijving van de tekening of het model slechts worden verricht op gezamenlijk verzoek van de houder van de inschrijving en de licentie- houder. Het in de vorige volzin bepaalde is van overeenkomstige toepas- sing in het geval een pandrecht of een beslag is ingeschreven.
4. De doorhaling geldt voor het gehele Benelux-gebied ondanks andersluidende verklaring.
5. De in dit artikel opgenomen bepalingen gelden eveneens ten aan- zien van de afstand van de bescherming die voor het Benelux-gebied uit een internationaal depot voortvloeit.
Artikel 3.22
Verval van het recht
Behoudens het bepaalde in artikel 3.7, lid 2, vervalt het uitsluitend recht op een tekening of model:
a. door vrijwillige doorhaling of door het verstrijken van de xxxxxx- xxxxxxxxx van de inschrijving van het Benelux-depot;
b. door het verstrijken van de geldigheidsduur van de inschrijving van het internationaal depot of door afstand van rechten, die voor het Benelux-gebied uit het internationaal depot voortvloeien of door ambts- halve doorhaling van het internationaal depot, bedoeld in artikel 6, vierde lid, onder c, van de Overeenkomst van ’s-Gravenhage.
Artikel 3.23
Inroepen van de nietigheid
1. Iedere belanghebbende met inbegrip van het Openbaar Ministerie kan de nietigheid inroepen van de inschrijving van een tekening of model indien:
CHAPITRE 0
XXXXXXXXX, XXXXXXXXXX XX XXXXX XX XXXXXXX
Article 3.21
Radiation sur requête
1. Le titulaire de l’enregistrement d’un dépôt Benelux peut en tout temps requérir la radiation de cet enregistrement, sauf s’il existe des droits de tiers contractuels en justice et notifiés à l’Office.
2. En cas de dépôt multiple, la radiation peut porter sur une partie seulement des dessins ou modèles compris dans ce dépôt.
3. Si une licence a été enregistrée, la radiation de l’enregistrement du dessin ou modèle ne peut s’effectuer que sur requête conjointe du titu- laire du dessin ou modèle et du licencié. La disposition de la phrase pré- cédente s’applique en cas d’enregistrement d’un droit de gage ou d’une saisie.
4. La radiation a effet pour l’ensemble du territoire Benelux, non- obstant toute déclaration contraire.
5. Les règles énoncées par le présent article sont également applica- bles à la renonciation à la protection qui résulte pour le territoire Benelux d’un dépôt international.
Article 3.22
Extinction du droit
Sous réserve des dispositions de l’article 3.7, alinéa 2, le droit exclu- sif à un dessin ou modèle s’éteint:
a) par la radiation volontaire ou l’expiration de l’enregistrement du dépôt Benelux;
b) par l’expiration de l’enregistrement du dépôt international ou par la renonciation aux droits dérivant, pour le territoire Benelux, du dépôt international ou par la radiation d’office du dépôt international visée à l’article 0, 0x xxxxxx, xxxx x, xx x’Xxxxxxxxxxx xx Xx Xxxx.
Article 3.23
Invocation de la nullité
1. Tout intéressé, y compris le Ministère public, peut invoquer la nul- lité de l’enregistrement d’un dessin ou modèle si:
a. de tekening of het model geen tekening of model is in de zin van artikel 3.1, lid 2 en 3;
b. de tekening of het model niet voldoet aan de voorwaarden gesteld in artikel 3.1, lid 1, en de artikelen 3.3 en 3.4;
c. de tekening of het model onder de toepassing van artikel 3.2 valt;
d. door die inschrijving krachtens artikel 3.6, sub e of f, geen recht op een tekening of model wordt verkregen.
2. Enkel de deposant of houder van een uitsluitend recht op een teke- ning of model dat voortvloeit uit een inschrijving van een Gemeenschaps- model, een Benelux-inschrijving, of een internationaal depot, kan de nie- tigheid inroepen van de inschrijving van een met zijn recht strijdig jonger depot van een tekening of model, indien krachtens artikel 3.6, sub a, door de inschrijving geen recht op de tekening of het model wordt verkregen.
3. Enkel de houder van een ouder merkrecht of de houder van een ouder auteursrecht kan de nietigheid van de inschrijving van het Benelux- depot of de voor het Benelux-gebied uit het internationaal depot van die tekening of dat model voortvloeiende rechten inroepen, indien krachtens artikel 3.6, sub b, respectievelijk sub c, geen recht op de tekening of het model wordt verkregen.
4. Enkel de belanghebbende kan de nietigheid van de inschrijving van de tekening of het model inroepen, indien krachtens artikel 3.6, sub d, geen recht op de tekening of het model wordt verkregen.
5. Enkel de ontwerper van een tekening of model als bedoeld in arti- kel 3.7, lid 1, kan onder de voorwaarden genoemd in dat artikel de nie- tigheid inroepen van de inschrijving van een depot van de tekening of het model, dat zonder zijn toestemming is verricht door een derde.
6. De inschrijving van het depot van een tekening of model kan ook na verval of afstand nietig worden verklaard.
7. Wordt het geding tot nietigverklaring door het Openbaar Ministe- rie aanhangig gemaakt, dan zijn alleen de rechter te Brussel, te ’s- Gravenhage of te Luxemburg bevoegd. Het aanhangig maken van het geding door het Openbaar Ministerie schorst ieder ander op dezelfde grondslag ingesteld geding.
Artikel 3.24
Reikwijdte van de nietig- en vervallenverklaring en de vrijwillige doorhaling
1. Behoudens het bepaalde in lid 2, hebben de nietigverklaring, de vrijwillige doorhaling en de afstand steeds betrekking op de gehele teke- ning of het gehele model.
a) le dessin ou modèle ne répond pas à la définition visée à l’article 3.1, alinéas 2 et 3;
b) le dessin ou le modèle ne remplit pas les conditions fixées à l’arti- cle 3.1, alinéa 1, et aux articles 3.3 et 3.4;
c) le dessin ou modèle tombe sous l’application de l’article 3.2;
d) si cet enregistrement n’est pas attributif du droit au dessin ou modèle en application de l’article 3.6, sous e ou f.
2. Seul le déposant ou le titulaire d’un droit exclusif à un dessin ou modèle dérivant de l’enregistrement d’un dessin ou modèle communau- taire, d’un enregistrement Benelux ou d’un dépôt international peut invoquer la nullité de l’enregistrement du dépôt postérieur d’un dessin ou modèle qui est en conflit avec son droit, si l’enregistrement du dépôt n’est pas attributif du droit au dessin ou modèle en application de l’arti- cle 3.6, sous a.
3. Seul le titulaire d’un droit de marque antérieur ou le titulaire d’un droit d’auteur antérieur peut invoquer la nullité de l’enregistrement du dépôt Benelux ou des droits dérivant pour le territoire Benelux d’un dépôt international de ce dessin ou modèle, si aucun droit à un dessin ou modèle n’est acquis en application de l’article 3.6, sous b, respecti- vement sous c.
4. Seul l’intéressé peut invoquer la nullité de l’enregistrement du des- sin ou modèle, si aucun droit au dessin ou modèle n’est acquis en appli- cation de l’article 3.6, sous d.
5. Seul le créateur d’un dessin ou modèle tel que visé à l’article 3.7, alinéa 1, peut, aux conditions visées dans cet article, invoquer la nullité de l’enregistrement du dépôt d’un dessin ou modèle effectué par un tiers sans son consentement.
6. La nullité de l’enregistrement du dépôt d’un dessin ou modèle peut être prononcée même après extinction du droit ou renonciation à ce droit.
7. Lorsque l’action en nullité est introduite par le Ministère public, seuls les tribunaux de Bruxelles, La Haye et Luxembourg sont compé- tents. L’action introduite par le Ministère public suspend toute autre action intentée sur la même base.
Article 3.24
Portée de l’annulation, de la déclaration d’extinction et de la radiation volontaire
1. Sous réserve des dispositions de l’alinéa 2, l’annulation, la radia- tion volontaire et la renonciation doivent porter sur le dessin ou modèle en son entier.
2. Wanneer de inschrijving van het depot van een tekening of model op grond van artikel 3.6, sub b, c, d of e, en artikel 3.23, lid 1, sub b en c, nietig kan worden verklaard, kan het depot worden gehandhaafd in gewijzigde vorm, indien de tekening of het model in die vorm aan de beschermingsvoorwaarden voldoet en de identiteit ervan behouden blijft.
3. De handhaving bedoeld in lid 2, kan erin bestaan dat een verkla- ring van de houder dat hij gedeeltelijk afziet van aanspraken op het recht, of een rechterlijke beslissing waarbij het recht gedeeltelijk nietig is verklaard en die niet meer vatbaar is voor verzet noch voor hoger beroep noch voor voorziening in cassatie, wordt ingeschreven.
HOOFDSTUK 5
OVERGANG, LICENTIE EN ANDERE RECHTEN
Artikel 3.25
Overgang
1. Het uitsluitend recht op een tekening of model kan overgaan.
2. Nietig zijn:
a. overdrachten onder levenden, die niet schriftelijk zijn vastgelegd;
b. overdrachten of andere overgangen, die niet op het gehele Benelux- gebied betrekking hebben.
Artikel 3.26
Licentie
1. Het uitsluitend recht op een tekening of model kan voorwerp van een licentie zijn.
2. Het uitsluitend recht op een tekening of model kan door de houder daarvan ingeroepen worden tegen een licentiehouder die handelt in strijd met de bepalingen van de licentieovereenkomst inzake de duur daarvan, de door de inschrijving gedekte vorm waarin de tekening of het model mag worden gebruikt, de voortbrengselen waarvoor de licentie is ver- leend en de kwaliteit van de door de licentiehouder in het verkeer gebrachte voortbrengselen.
3. De doorhaling van de inschrijving van de licentie in het register vindt slechts plaats op gezamenlijk verzoek van merkhouder en de licen- tiehouder.
4. De licentiehouder is bevoegd in een door de houder van het uit- sluitend recht op een tekening of model ingestelde vordering als bedoeld in artikel 3.17, lid 1 en 2, tussen te komen om rechtstreeks de door hem
2. Si l’enregistrement du dépôt d’un dessin ou modèle peut être annulé en vertu de l’article 3.6, sous b, c, d ou e, et de l’article 3.23, alinéa 1, sous b et c, le dépôt peut être maintenu sous une forme modi- fiée, si sous ladite forme, le dessin ou modèle répond aux critères d’octroi de la protection et que l’identité du dessin ou modèle est conser- vée.
3. Par le maintien visé à l’alinéa 2, on peut entendre l’enregistrement assorti d’une renonciation partielle de la part du titulaire du droit ou l’inscription d’une décision judiciaire qui n’est plus susceptible ni d’op- position, ni d’appel, ni de pourvoi en cassation prononc¸ant la nullité par- tielle de l’enregistrement du dépôt.
CHAPITRE 5
TRANSMISSION, LICENCE ET AUTRES DROITS
Article 3.25
Transmission
1. Le droit exclusif à un dessin ou modèle peut être transmis.
2. Sont nulles:
a) les cessions entre vifs qui ne sont pas constatées par écrit;
b) les cessions ou autres transmissions qui ne sont pas faites pour l’ensemble du territoire Benelux.
Article 3.26
Licence
1. Le droit exclusif à un dessin ou modèle peut être l’objet d’une licence.
2. Le titulaire du dessin ou modèle peut invoquer le droit exclusif à un dessin ou modèle à l’encontre d’un licencié qui enfreint les clauses du contrat de licence, en ce qui concerne sa durée, la forme couverte par l’enregistrement sous laquelle le dessin ou modèle peut être utilisé, les produits pour lesquels la licence a été octroyée et la qualité des produits mis dans le commerce par le licencié.
3. La radiation de l’enregistrement de la licence dans le registre ne peut s’effectuer que sur requête conjointe du titulaire du dessin ou modèle et du licencié.
4. Afin d’obtenir la réparation du préjudice qu’il a directement subi ou de se faire attribuer une part proportionnelle du bénéfice réalisé par le défendeur, le licencié a le droit d’intervenir dans une action visée à
geleden schade vergoed te krijgen of zich een evenredig deel van de door de gedaagde genoten winst te doen toewijzen. Een zelfstandige vor- dering als bedoeld in artikel 3.17, lid 1 en 2, kan de licentiehouder slechts instellen indien hij de bevoegdheid daartoe van de houder van het uitsluitend recht heeft bedongen.
5. De licentiehouder heeft het recht de in artikel 3.18, lid 1, bedoelde bevoegdheden uit te oefenen voor zover deze strekken tot bescherming van de rechten waarvan hem de uitoefening is toegestaan, indien hij daartoe toestemming van de houder van het uitsluitend recht op een tekening of model heeft verkregen.
Artikel 3.27
Derdenwerking
De overdracht of andere overgang of de licentie kan niet aan derden worden tegengeworpen dan na inschrijving van het depot van een uit- treksel van de akte, waaruit van die overgang of die licentie blijkt, of van een daarop betrekking hebbende door de betrokken partijen onder- tekende verklaring, mits dit depot is verricht met inachtneming van de bij uitvoeringsreglement gestelde vormvereisten en tegen betaling van de verschuldigde rechten. Het in de vorige volzin bepaalde is van over- eenkomstige toepassing op pandrechten en beslagen.
HOOFDSTUK 6
SAMENLOOP MET HET AUTEURSRECHT
Artikel 3.28
Samenloop
1. Door de ontwerper van een krachtens de auteurswet beschermd werk aan een derde verleende toestemming tot het verrichten van een depot voor een tekening of model, waarin dat werk is xxxxxxxxxx, houdt overdracht in van het op dit werk betrekking hebbende auteursrecht, voorzover bedoeld werk in die tekening of dat model is belichaamd.
2. De deposant van een tekening of model wordt vermoed tevens de houder te zijn van het desbetreffende auteursrecht; dit vermoeden geldt echter niet ten aanzien van de werkelijke ontwerper of zijn rechtverkrij- gende.
3. Onverminderd de toepassing van artikel 3.25 houdt overdracht van het auteursrecht inzake een tekening of model tevens overdracht in van het recht op de tekening of het model en omgekeerd.
l’article 3.17, alinéas 0 xx 0, xxxxxxxx xxx xx xxxxxxxxx du droit exclusif à un dessin ou modèle. Le licencié ne peut intenter une action autonome au sens de l’article 3.17, alinéas 1 et 2, qu’à condition d’avoir obtenu l’autorisation du titulaire du droit exclusif à cette fin.
5. Le licencié est habilité à exercer les facultés visées à l’article 3.18, alinéa 1, pour autant que celles-ci tendent à protéger les droits dont l’exercice lui a été concédé et à condition d’avoir obtenu à cet effet l’autorisation du titulaire du droit exclusif à un dessin ou modèle.
Article 3.27
Opposabilité aux tiers
La cession ou autre transmission ou la licence n’est opposable aux tiers qu’après l’enregistrement du dépôt, dans les formes fixées par règlement d’exécution et moyennant paiement des taxes dues, d’un extrait de l’acte qui l’a constaté ou d’une déclaration y relative signée par les parties intéressées. La disposition de la phrase précédente s’appli- que aux droits de gage et aux saisies.
CHAPITRE 6
CUMUL AVEC LE DROIT D’AUTEUR
Article 3.28
Cumul
1. L’autorisation donnée par le créateur d’une œuvre protégée par le droit d’auteur à un tiers, d’effectuer un dépôt de dessin ou modèle dans lequel cette oeuvre d’art est incorporée, implique la cession du droit d’auteur relatif à cette oeuvre, en tant qu’elle est incorporée dans ce des- sin ou modèle.
2. Xx xxxxxxxx x’xx xxxxxx xx xxxxxx xxx xxxxxxx xxxx xxxxxxxxx xx xxxxxxxxx du droit d’auteur y afférent; cette présomption ne joue cepen- dant pas à l’égard du véritable créateur ou son ayant droit.
3. La cession du droit d’auteur relatif à un dessin ou modèle, entraîne la cession du droit de dessin ou modèle et inversement, sans préjudice de l’application de l’article 3.25.
Artikel 3.29
Auteursrecht van werk- en opdrachtgevers
Wanneer een tekening of model onder de omstandigheden als bedoeld in artikel 3.8 werd ontworpen, komt het auteursrecht inzake bedoelde tekening of model toe aan degene die overeenkomstig het in dat artikel bepaalde als de ontwerper wordt beschouwd.
TITEL IV
BEPALINGEN GEMEENSCHAPPELIJK AAN MERKEN EN TEKENINGEN OF MODELLEN
HOOFDSTUK 1
GEMACHTIGDENREGISTER
Artikel 4.1
Algemene bepalingen inzake het gemachtigdenregister
1. Het Bureau houdt, overeenkomstig de bepalingen van het uitvoeringsreglement, een register van merken- en tekeningen- of modellengemachtigden in stand, waaruit kan worden afgeleid wie inge- volge dit verdrag aan de eisen van vakbekwaamheid van merken- en tekeningen- of modellengemachtigde voldoet. Het register is voor ieder- een kosteloos ter inzage.
2. In een register als bedoeld in lid 1 kan op verzoek worden inge- schreven iedereen die:
a. beschikt over een door de Raad van Bestuur erkend diploma of soortgelijk bewijsstuk, dan wel
b. beschikt over een door de Directeur-Generaal afgegeven getuig- schrift waaruit blijkt dat met goed gevolg een proeve van bekwaamheid is afgelegd, dan wel
c. beschikt over een door de Directeur-Generaal verleende ontheffing van de plicht om een document als bedoeld sub a of b, over te leggen.
3. De Raad van Bestuur erkent een diploma als bedoeld in lid 2, sub a, indien hij oordeelt dat het door de organisatie, die in het diploma ver- strekt, af te nemen examen leidt tot voldoende kennis van de Benelux regelgeving en de belangrijkste internationale regelingen met betrekking tot het merkenrecht en het tekeningen- of modellenrecht, evenals tot vol- doende vaardigheid om deze te kunnen toepassen.
Article 3.29
Droit d’auteur des employeurs et donneurs d’ordre
Lorsqu’un dessin ou modèle est créé dans les conditions visées à l’article 3.8, le droit d’auteur relatif à ce dessin ou modèle appartient à celui qui est considéré comme créateur, conformément aux dispositions de cet article.
TITRE IV
DISPOSITIONS COMMUNES AUX MARQUES ET AUX DESSINS OU MODELES
CHAPITRE 1
REGISTRE DES MANDATAIRES
Article 4.1
Dispositions générales concernant le registre des mandataires
1. L’Office tient, conformément aux dispositions fixées par le règle- ment d’exécution, un registre des mandataires en marques et en dessins ou modèles permettant de déterminer qui satisfait aux exigences d’apti- tude à l’exercice de l’activité de mandataire en marques et en dessins ou modèles en vertu de la présente convention. Le registre est mis gratui- tement à la disposition du public.
2. Toute personne qui est en possession:
a) d’un diplôme reconnu par le Conseil d’Administration ou d’une pièce justificative similaire, ou
b) d’une attestation délivrée par le Directeur général dont il ressort qu’elle a réussi une épreuve d’aptitude, ou
c) d’une dérogation à l’obligation de produire un document tel xxx xxxx xxxx x xx xxxx x, xxxxxxxx xxx xx Xxxxxxxxx général,
peut être enregistrée, à sa demande, dans le registre visé au premier alinéa.
3. Le Conseil d’Administration reconnaît un diplôme tel que visé à l’alinéa 2, sous a précité, s’il considère que l’examen organisé par l’instance qui délivre le diplôme conduit à une connaissance suffisante de la réglementation Benelux et des principaux instruments internatio- naux dans le domaine du droit des marques et du droit des dessins ou modèles ainsi qu’à une aptitude suffisante pour les appliquer.
Artikel 4.2
Beroep tegen weigering tot inschrijving in het register of erkenning diploma
1. In geval van een weigering tot inschrijving of verlening van ont- heffing of een doorhaling van een inschrijving in een register, dan wel een weigering tot erkenning of een intrekking van de erkenning van een diploma kan een belanghebbende zich binnen twee maanden na een der- gelijke weigering, doorhaling of intrekking bij verzoekschrift wenden tot het Hof van Beroep te Brussel, het Gerechtshof te ’s-Gravenhage of het Cour d’appel te Luxemburg teneinde een bevel tot inschrijving in het register of een erkenning van een diploma te verkrijgen.
2. In het kader van deze procedure kan het Bureau vertegenwoordigd worden door een daartoe aangewezen personeelslid.
3. Tegen de beslissing van de appèlrechter staat voorziening in cas- satie open, welke opschortende werking heeft.
Artikel 4.3
Misbruik door niet-ingeschreven personen
Het is anderen dan degenen die in een register als bedoeld in artikel 4.1, lid 1, zijn ingeschreven, verboden zichzelf in het economisch ver- keer aan te duiden alsof zij in bedoeld register zouden zijn ingeschre- ven. Bij uitvoeringsreglement worden nadere regels gesteld.
HOOFDSTUK 2
OVERIGE TAKEN VAN HET BUREAU
Artikel 4.4
Taken
Het Bureau is, behalve met de in de voorgaande titels opgedragen taken, belast met:
a. het aanbrengen van wijzigingen in de depots en inschrijvingen, hetzij op verzoek van de houder, hetzij op grond van kennisgevingen van het Internationaal Bureau of van rechterlijke beslissingen, alsmede het zonodig daarvan verwittigen van het Internationaal Bureau;
b. het publiceren van de inschrijvingen van de Benelux-depots van merken en tekeningen of modellen en alle andere vermeldingen voorge- schreven bij uitvoeringsreglement;
c. het verstrekken op verzoek van iedere belanghebbende van af- schriften van inschrijvingen;
Article 4.2
Recours contre le refus d’enregistrement dans le registre ou de reconnaissance d’un diplôme
1. En cas de refus d’enregistrement ou de dérogation ou en cas de radiation d’un enregistrement dans le registre, ou bien en cas de refus de reconnaissance ou de retrait de reconnaissance d’un diplôme, l’intéressé peut, dans les deux mois qui suivent ledit refus, ladite radiation ou ledit retrait, introduire devant la Cour d’appel de Bruxelles, le Gerechtshof de La Haye ou la Cour d’appel de Luxembourg une requête tendant à obte- nir un ordre d’enregistrement dans le registre ou de reconnaissance d’un diplôme.
2. Dans le cadre de cette procédure, l’Office peut être représenté par un membre du personnel désigné à cette fin.
3. La décision de la juridiction d’appel est susceptible d’un pourvoi en cassation, lequel est suspensif.
Article 4.3
Abus par des personnes non-enregistrées
Il est interdit à d’autres personnes que celles qui sont enregistrées au registre visé à l’article 4.1, alinéa 1, de se faire connaître dans la vie des affaires comme si elles étaient enregistrées dans le registre précité. Le règlement d’exécution fixe les règles applicables.
CHAPITRE 2
autres attributions de l’Office
Article 4.4
Attributions
En plus des attributions qui lui sont conférées par les titres qui pré- cèdent, l’Office est chargé:
a) d’apporter aux dépôts et enregistrements les modifications qui sont requises par le titulaire, ou qui résultent des notifications du Bureau international ou des décisions judiciaires et d’en informer, le cas échéant, le Bureau international;
b) de publier les enregistrements des dépôts Benelux de marques et de dessins ou modèles, ainsi que toutes les autres mentions requises par le règlement d’exécution;
c) de délivrer à la requête de tout intéressé, copie des enregistre- ments;
d. het aan eenieder op verzoek verstrekken van inlichtingen uit het register van merken- en tekeningen- of modellengemachtigden alsmede omtrent de bij of krachtens dit verdrag gegeven voorschriften ten aan- zien van de registratie van merken- en tekeningen- of modellen- gemachtigden.
HOOFDSTUK 3
RECHTERLIJKE BEVOEGDHEID
Artikel 4.5
Geschillenbeslechting
1. Alleen de rechter is bevoegd uitspraak te doen in gedingen, welke op dit verdrag zijn gegrond.
2. De niet-ontvankelijkheid die voortvloeit uit het ontbreken van de inschrijving van een depot van het merk of de tekening of het model, wordt opgeheven door inschrijving of vernieuwing van de inschrijving van het merk of de tekening of het model tijdens het geding.
3. De rechter spreekt ambtshalve de doorhaling uit van de nietig of vervallen verklaarde inschrijvingen.
Artikel 4.6
Territoriale bevoegdheid
1. Behoudens uitdrukkelijk afwijkende overeenkomst wordt de terri- toriale bevoegdheid van de rechter inzake merken of tekeningen of modellen bepaald door de woonplaats van de gedaagde of door de plaats, waar de in geding zijnde verbintenis is ontstaan, is uitgevoerd of moet worden uitgevoerd. De plaats waar een merk of een tekening of model is gedeponeerd of ingeschreven kan in geen geval op zichzelf grondslag zijn voor het bepalen van de bevoegdheid.
2. Indien de hierboven gegeven regelen niet toereikend zijn ter bepa- ling van de territoriale bevoegdheid, kan de eiser de zaak bij de rechter van zijn woon- of verblijfplaats of, indien hij geen woon- of verblijf- plaats binnen het Benelux-gebied heeft, naar keuze bij de rechter te Brussel, te ’s-Gravenhage of te Luxemburg aanhangig maken.
3. De rechters passen de in lid 1 en 2 gegeven regelen ambtshalve toe en stellen hun bevoegdheid uitdrukkelijk vast.
4. De rechter, voor wie de hoofdvordering aanhangig is, neemt ken- nis van eisen in vrijwaring, van eisen tot voeging en tussenkomst en van incidentele eisen, alsmede van eisen in reconventie, tenzij hij onbevoegd is ten aanzien van het onderwerp van het geschil.
d) de fournir à quiconque en fait la demande des renseignements extraits du registre des mandataires en marques et en dessins ou mo- dèles de même que concernant les règles relatives à l’enregistrement des mandataires en marques et en dessins ou modèles qui sont arrêtées par ou en vertu de la présente convention.
CHAPITRE 3
COMPÉTENCE JURIDICTIONNELLE
Article 4.5
Règlement des litiges
1. Les tribunaux sont seuls compétents pour statuer sur les actions ayant leur base dans la présente convention.
2. L’irrecevabilité qui découle du défaut d’enregistrement du dépôt de la marque ou du dessin ou modèle est couverte par l’enregistrement ou le renouvellement de la marque ou du dessin ou modèle, effectué en cours d’instance.
3. Le juge prononce d’office la radiation des enregistrements annulés ou éteints.
Article 4.6
Compétence territoriale
1. Sauf attribution contractuelle expresse de compétence judiciaire territoriale, celle-ci se détermine, en matière de marques ou de dessins ou modèles, par le domicile du défendeur ou par le xxxx xx x’xxxxxxxxxx xxxxxxxxxx xxx xxx, x xxx xx xxxx être exécutée.
Le lieu du dépôt ou de l’enregistrement d’une marque ou d’un dessin ou modèle ne peut en aucun cas servir à lui seul de base pour détermi- ner la compétence.
2. Lorsque les critères énoncés ci-dessus sont insuffisants pour déter- miner la compétence territoriale, le demandeur peut porter la cause devant le tribunal de son domicile ou de sa résidence, ou, s’il n’a xxx xx xxxxxxxx xx xx xxxxxxxxx xxx xx xxxxxxxxxx Xxxxxxx, devant le tribunal de son choix, soit à Bruxelles, soit à La Haye, soit à Luxembourg.
3. Xxx xxxxxxxxx xxxxxxxxxxxx x’xxxxxx xxx xxxxxx définies aux alinéas 1 et 2 et constateront expressément leur compétence.
4. Le tribunal devant lequel la demande principale est pendante, connaît des demandes en garantie, des demandes en intervention et des demandes incidentes, ainsi que des demandes reconventionnelles, à moins qu’il ne soit incompétent en raison de la matière.
5. De rechters van één der drie landen verwijzen op vordering van één der partijen de geschillen, waarmede men zich tot hen heeft gewend, naar die van één der twee andere landen, wanneer deze geschillen daar reeds aanhangig zijn of wanneer zij verknocht zijn aan andere, aan het oordeel van deze rechters onderworpen geschillen. De verwijzing kan slechts worden gevorderd, wanneer de zaken in eerste aanleg aanhangig zijn. Zij geschiedt naar de rechter, bij wie de zaak het eerst bij een inlei- dend stuk aanhangig is gemaakt, tenzij een andere rechter terzake een eerdere uitspraak heeft gegeven, die niet louter een maatregel van orde is; in het eerste geval geschiedt de verwijzing naar die andere rechter.
HOOFDSTUK 4
OVERIGE BEPALINGEN
Artikel 4.7
Rechtstreekse werking
Onderdanen van Benelux-landen, alsmede onderdanen van landen welke geen deel uitmaken van de door het Verdrag van Parijs opgerichte Unie, die woonplaats hebben in het Benelux-gebied of aldaar een daad- werkelijke en wezenlijke nijverheids- of handelsonderneming hebben, kunnen ingevolge dit verdrag, voor dit gehele gebied, de toepassing te hunnen voordele inroepen van de bepalingen van het Verdrag van Parijs, van de Overeenkomst en het Protocol van Madrid, van de Overeenkomst van ’s-Gravenhage en het TRIPS verdrag.
Artikel 4.8
Ander toepasselijk recht
De bepalingen van dit verdrag doen geen afbreuk aan de toepassing van het Verdrag van Parijs, het TRIPS verdrag, de Overeenkomst en het Protocol van Madrid, de Overeenkomst van ’s-Gravenhage alsmede de bepalingen van Belgisch, Luxemburgs of Nederlands recht, waaruit een verbod een merk te gebruiken voortvloeit.
Artikel 4.9
Rechten en termijnen
1. Alle voor handelingen bij of door het Bureau verschuldigde rech- ten worden bepaald bij uitvoeringsreglement.
2. Alle voor handelingen bij of door het Bureau geldende termijnen, die niet in het verdrag zijn bepaald, worden bepaald bij uitvoerings- reglement.
5. Les tribunaux de l’un des trois pays renvoient, si l’une des parties le demande, devant les tribunaux de l’un des deux autres pays les contes- tations dont ils sont saisis, quand ces contestations y sont déjà pendan- tes ou quand elles sont connexes à d’autres contestations soumises à ces tribunaux. Le renvoi ne peut être demandé que lorsque les causes sont pendantes au premier degré de juridiction. Il s’effectue au profit du tri- bunal premier saisi par un acte introductif d’instance, à moins qu’un autre tribunal n’ait rendu sur l’affaire une décision autre qu’une dispo- sition d’ordre intérieur, auquel cas le renvoi s’effectue devant cet autre tribunal.
CHAPITRE 4
AUTRES DISPOSITIONS
Article 4.7
Effet direct
Les ressortissants des pays du Benelux ainsi que les ressortissants des pays ne faisant pas partie de l’Union constituée par la Convention de Paris qui sont domiciliés ou ont des établissements industriels ou com- merciaux effectifs et sérieux sur le territoire Benelux, peuvent, dans le cadre de la présente convention, revendiquer l’application à leur profit, sur l’ensemble dudit territoire, des dispositions de ladite convention, de l’Arrangement et du Protocole de Madrid, de l’Arrangement de La Haye et de l’accord ADPIC.
Article 4.8
Autres droits applicables
Les dispositions de la présente convention ne portent pas atteinte à l’application de la Convention de Paris, de l’accord ADPIC, de l’Arran- gement et du Protocole de Madrid, de l’Arrangement de La Haye et des dispositions du droit belge, luxembourgeois ou néerlandais dont résulte- raient des interdictions d’usage d’une marque.
Article 4.9
Taxes et délais
1. Toutes les taxes dues pour les opérations effectuées auprès de l’Office ou par l’Office sont fixées par règlement d’exécution.
2. Tous les délais applicables aux opérations effectuées auprès de l’Office ou par l’Office qui ne sont pas fixés dans la convention sont fixés par règlement d’exécution.
TITEL V OVERGANGSBEPALINGEN
Artikel 5.1
De Organisatie rechtsopvolger van de Bureaus
1. De Organisatie is de rechtsopvolger van het Benelux- Merkenbureau, ingesteld ingevolge artikel 1 van het Benelux-Verdrag inzake de warenmerken van 19 maart 1962, en van het Benelux-Bureau voor Tekeningen of Modellen, ingesteld ingevolge artikel 1 van het Benelux-Verdrag inzake tekeningen of modellen van 25 oktober 1966. Op de Organisatie gaan met ingang van de dag waarop dit verdrag in werking treedt, alle rechten en verplichtingen van het Benelux- Merkenbureau en het Benelux-Bureau voor Tekeningen of Modellen over.
2. Met ingang van de dag van inwerkingtreding van dit verdrag wordt het Protocol betreffende de rechtspersoonlijkheid van het Benelux- Merkenbureau en van het Benelux-Bureau voor tekeningen of modellen van 6 november 1981 ingetrokken.
Artikel 5.2
Beëindiging van de Benelux-verdragen inzake merken, tekeningen of modellen
Met ingang van de dag waarop dit verdrag in werking treedt, worden het Benelux-Verdrag inzake de warenmerken van 19 maart 1962 en het Benelux-Verdrag inzake tekeningen of modellen van 25 oktober 1966 beëindigd.
Artikel 5.3
Eerbiediging van de bestaande rechten
De rechten die onder de eenvormige Beneluxwet op de merken onder- scheidenlijk de eenvormige Beneluxwet inzake tekeningen of modellen bestonden, worden gehandhaafd.
Artikel 5.4
Openstelling per klasse van de oppositieprocedure
Artikel III van het protocol van 11 december 2001 houdende wijzi- ging van de eenvormige Beneluxwet op de merken blijft van toepassing.
Artikel 5.5
Eerste uitvoeringsreglement
In afwijking van het bepaalde in artikel 1.9, lid 2, zijn de Raad van Bestuur van het Benelux-Merkenbureau en de Raad van Bestuur van het
TITRE V DISPOSITIONS TRANSITOIRES
Article 5.1
L’Organisation ayant cause des Bureaux Benelux
1. L’Organisation est l’ayant cause du Bureau Benelux des Marques, institué en vertu de l’article 1er de la Convention Benelux en matière de marques de produits du 19 mars 1962, et du Bureau Benelux des Des- sins ou Modèles, institué en vertu de l’article 1er de la Convention Benelux en matière de Dessins ou Modèles du 25 octobre 1966. L’Orga- nisation succède à tous les droits et à toutes les obligations du Bureau Benelux des Marques et du Bureau Benelux des Dessins ou Modèles à compter de la date d’entrée en vigueur de la présente convention.
2. Le Protocole concernant la personnalité juridique du Bureau Benelux des Marques et du Bureau Benelux des dessins ou modèles du 6 novembre 1981 est abrogé à compter de la date d’entrée en vigueur de la présente convention.
Article 5.2
Abrogation des conventions Benelux en matière de marques et de dessins ou modèles
La Convention Benelux en matière de marques de produits du 19 mars 1962 et la Convention Benelux en matière de dessins ou modèles du 25 octobre 1966 sont abrogées à compter de la date d’entrée en vigueur de la présente convention.
Article 5.3
Maintien des droits existants
Les droits qui existaient respectivement en vertu de la loi uniforme Benelux xxx xxx xxxxxxx xx xx xx xxx xxxxxxxx Xxxxxxx en matière de dessins ou modèles sont maintenus.
Article 5.4
Ouverture par classe de la procédure d’opposition
L’article III du protocole du 11 décembre 2001 portant modification de la loi uniforme Benelux sur les marques reste d’application.
Article 5.5
Premier règlement d’exécution
Par dérogation à l’article 1.9, alinéa 2, le Conseil d’Administration du Bureau Benelux des Marques et le Conseil d’Administration du Bureau
Benelux-Bureau voor Tekeningen of Modellen bevoegd het eerste uitvoeringsreglement gezamenlijk vast te stellen.
TITEL VI SLOTBEPALINGEN
Artikel 6.1
Bekrachtiging
Dit verdrag zal worden bekrachtigd. De akten van bekrachtiging zul- len worden nedergelegd bij de Regering van het Koninkrijk België.
Artikel 6.2
Inwerkingtreding
1. Dit verdrag treedt, onverminderd het bepaalde in de leden 2 en 3, in werking op de eerste dag van de derde maand, volgende op de neder- legging van de derde akte van bekrachtiging.
2. Artikel 2.15, hoofdstuk 1 van titel IV en artikel 4.4, sub d, treden in werking op een bij uitvoeringsreglement te bepalen datum, waarbij voor de inwerkingtreding van deze bepalingen verschillende data kun- nen worden vastgesteld.
3. Artikel 5.5 wordt voorlopig toegepast.
Artikel 6.3
Duur van het verdrag
1. Dit verdrag wordt gesloten voor onbepaalde tijd.
2. Dit verdrag kan worden opgezegd door ieder van de Hoge Verdrag- sluitende Partijen.
3. De opzegging wordt van kracht uiterlijk op de eerste dag van het vijfde jaar volgende op het jaar waarin de kennisgeving is ontvangen door de beide andere Hoge Verdragsluitende Partijen, of op een andere datum te bepalen door de Hoge Verdragsluitende Partijen gezamenlijk.
Artikel 6.4
Protocol inzake voorrechten en immuniteiten
Het protocol inzake voorrechten en immuniteiten vormt een wezenlijk onderdeel van dit verdrag.
Benelux des Dessins ou Xxxxxxx sont habilités à établir conjointement le premier règlement d’exécution.
TITRE VI DISPOSITIONS FINALES
Article 6.1
Ratification
La présente convention sera ratifiée. Les instruments de ratification seront déposés auprès du Gouvernement du Royaume de Belgique.
Article 6.2
Entrée en vigueur
1. Sous réserve des alinéas 2 et 3, la présente convention entrera en vigueur le premier jour du troisième mois qui suivra le dépôt du troi- sième instrument de ratification.
2. L’article 2.15, le chapitre 1 du titre IV et l’article 4.4, sous d, entrent en vigueur à une date fixée par règlement d’exécution, des dates différentes pouvant être arrêtées pour ces différentes dispositions.
3. L’article 5.5 s’applique à titre provisoire.
Article 6.3
Durée de la convention
1. La présente convention est conclue pour une durée indéterminée.
2. La présente convention peut être dénoncée par chacune des Hautes Parties Contractantes.
3. La dénonciation prend effet au plus tard le premier jour de la cin- quième année suivant l’année de la réception de sa notification par les deux autres Hautes Parties Contractantes, ou à une autre date fixée de commun accord par les Hautes Parties Contractantes.
Article 6.4
Protocole xxx xxx xxxxxxxxxx xx xxxxxxxxx
Xx xxxxxxxxx xxx xxx xxxxxxxxxx et immunités fait partie intégrante de la présente convention.