JANUARI 2023
Pensioenreglement 2006
voor de (oud) werknemers van BP Raffinaderij Rotterdam B.V. en met haar gelieerde ondernemingen
Dit pensioenreglement is gesloten voor actieve pensioenopbouw per 1 januari 2015
Vanaf 1 juni 2016 beheerd door:
OFP BP Pensioenfonds
Instelling voor bedrijfspensioenfondsvoorziening Ingeschreven bij de FSMA onder het nummer 50.521
JANUARI 2023
INLEIDING
(A) Dit pensioenreglement is onderdeel van de pensioenovereenkomst tussen de werkgever en haar (oud) werknemers. Dit pensioenreglement voorziet onder meer in de pensioenopbouw voor een levenslang ouderdomspensioen en partnerpensioen. Het door de werkgever aan haar (oud) werknemers toegezegd pensioen betreft een eindloonregeling met het karakter van een uitkeringsovereenkomst.
(B) Dit pensioenreglement 2006 is in werking getreden op 1 januari 2006. De aangepaste versie van dit pensioenreglement dat voor u ligt, is in werking getreden op 1 januari 2023. Per 1 juni 2016 is het pensioenreglement gewijzigd. Die versie van het pensioenreglement beoogde geen inhoudelijke wijzigingen in de Pensioenregeling ten opzichte van de voorgaande versie van Pensioenreglement 2006. Die wijzigingen hingen samen met de manier waarop de Pensioenregelingen van de werkgever vanaf 1 juni 2016 worden uitgevoerd. De reden voor enkele wijzigingen was gelegen in het feit dat de Pensioenregeling van de werkgever per 1 juni 2016 wordt uitgevoerd door een Belgische pensioenuitvoerder, OFP BP Pensioenfonds, die onderworpen is aan de Belgische prudentiële regels. Wat de Pensioenregeling zelf betreft, blijft het Nederlands sociaal - en arbeidsrecht van toepassing. Vooropgesteld moet worden dat OFP BP Pensioenfonds de bij haar ondergebrachte Pensioenregelingen uitvoert op basis van een Middelenverbintenis. Een Middelenverbintenis naar Belgisch recht is te vergelijken met een inspanningsverbintenis naar Nederlands recht.
(C) De (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden verwerven een pensioenaanspraak jegens de werkgever, die op grond van voormelde Middelenverbintenis het beheer van de Pensioenregeling heeft ondergebracht bij het OFP BP Pensioenfonds. Beslissingen die samenhangen met de inhoud van de Pensioenregelingen komen voortaan enkel toe aan de werkgever en beslissingen die enkel samenhangen met de uitvoering aan OFP BP Pensioenfonds. OFP BP Pensioenfonds zal de nodige reserves opbouwen en de gepaste beleggingen doen teneinde haar activa goed te beheren, als een goed huisvader, met het oog op een goed beheer en een goede uitvoering van de Pensioenregelingen die het beheert. Daartoe is OFP BP Pensioenfonds gerechtigd om van de werkgever alle vereiste bijdragen, stortingen en kosten te eisen in overeenstemming met het Financieringsplan of een eventueel sanerings- of herstelplan. In uitvoering van zijn opdracht zal OFP BP Pensioenfonds uit zijn beschikbare middelen de voordelen en uitkeringen betalen, in overeenstemming met de Pensioenregelingen en met de wettelijke bepalingen ter zake, aan hen die krachtens de Pensioenregelingen begunstigde of rechthebbende zijn. OFP BP Pensioenfonds stelt zelf geen pensioenreglement op doch baseert zich voor de uitvoering op onderhavig pensioenreglement van de werkgever.
A L GE MEE N
Artikel 1
Begripsomschrijvingen
In dit reglement wordt verstaan onder:
1. Pensioenrichtleeftijd:
De eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de (gewezen) deelnemer 67 jaar wordt.
2. Pensioeningangsdatum:
De datum waarop de (gewezen) deelnemer daadwerkelijk zijn pensioen laat ingaan. Dit kan zijn:
- de pensioenrichtleeftijd;
- de eerste dag van de maand volgend op de datum waarop de (gewezen) deelnemer de AOW- gerechtigde leeftijd bereikt;
- een andere datum indien de (gewezen) deelnemer ervoor kiest om eerder of later met pensioen te gaan dan op een bovengenoemde datum.
3. Deelnemer:
De werknemer of gewezen werknemer die op grond van de pensioenovereenkomst pensioenaanspraken verwerft..
4. Aspirant deelnemer:
De werknemer met een partner en/of kind die nog niet als deelnemer in de pensioenregeling is opgenomen.
5. Deelnemerstijd:
De periode(n) waarin de werknemer tot de werkgever in dienstbetrekking heeft gestaan, die op grond van artikel 6 in aanmerking worden genomen bij de berekening van de pensioenaanspraken, alsmede de periode(n) waarin de deelnemer voortzetting van de pensioenopbouw wegens arbeidsongeschiktheid geniet als omschreven in artikel 20.
6. Partner:
x. xx xxxxxxxx(o)t(e) van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde.
x. xx xxxxxxxxx man of vrouw met wie de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde een partnerrelatie heeft die is geregistreerd in de registers van de burgerlijke stand.
x. xx xxxxxxxxx man of vrouw, met wie de ongehuwde (gewezen) deelnemer of gepensioneerde, die geen wettig geregistreerde partnerrelatie heeft, een gezamenlijke huishouding voert tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad, een bloedverwant in de tweede graad in de rechte lijn, een meerderjarig stiefkind of meerderjarig voormalig pleegkind. De gezamenlijke huishouding kan worden aangetoond door een partnerverklaring waarin de partners verklaren een gezamenlijke huishouding te voeren en zorg voor elkaar te dragen of een bij een notaris getekend samenlevingscontract.
In het geval er op enig moment gelijktijdig sprake is van meerdere partners, beslist het bestuur welke partner als begunstigde van het partnerpensioen zal worden aangemerkt.
7. Gewezen partner:
a. de man of vrouw van wie het huwelijk met de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde na het begin van zijn (haar) deelneming in het fonds is beëindigd door echtscheiding of door ontbinding na scheiding van tafel en bed.
b. de partner als bedoeld in het zesde lid van dit artikel, onder b, waarvan de partnerregistratie in de registers van de burgerlijke stand is beëindigd anders dan door de dood of vermissing.
c. de partner als bedoeld in het zesde lid van dit artikel onder c, die niet langer voldoet aan de daar gestelde voorwaarden en het fonds hiervan overeenkomstig de in artikel 29A lid 4 gestelde voorwaarden in kennis heeft gesteld.
8. Scheiding:
hieronder wordt in dit reglement verstaan:
- beëindiging van het huwelijk door echtscheiding;
- ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed;
- beëindiging van het geregistreerd partnerschap anders dan door de dood of vermissing of omzetting van een geregistreerd partnerschap in een huwelijk;
- beëindiging van de partnerrelatie als bedoeld in het zesde lid van dit artikel onder c.
9. Kind:
a. elk kind dat voor de pensioenrichtleeftijd en op het moment van overlijden in familierechtelijke betrekking staat tot de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde (een natuurlijk, erkend of geadopteerd kind).
b. elk kind anders dan sub a bedoeld, dat door de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde als een eigen kind werd onderhouden en opgevoed, mits dit onderhoud en deze opvoeding voor de pensioenrichtleeftijd zijn aangevangen.
10. WIA:
Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
11. WAO:
Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering
12. Algemene verhoging:
De procentuele stijging van de basislonen en van de salarisschalen, zoals deze tussen vakorganisaties en de werkgever bij CAO wordt overeengekomen. In dit reglement wordt hiermee bedoeld, de verhoging zoals die overeengekomen is in het voorafgaande kalenderjaar. Indien hiermede een andere algemene verhoging wordt bedoeld, moet dit expliciet worden aangegeven.
13. Parttimer:
Deelnemer die niet voor het normale aantal arbeidsuren per week bij de werkgever in dienstbetrekking is.
14. Franchise:
De franchise als omschreven in artikel 7 lid 2 van dit pensioenreglement.
15. Basispensioengrondslag:
De pensioengrondslag die geldt voor de berekening van het Basispensioen. Dat wil zeggen het pensioengevend jaarinkomen van de deelnemer dat de hoogte van 5,5 maal de franchise niet overstijgt minus de franchise.
16. Excedent pensioengrondslag:
De grondslag zoals uitgewerkt in artikel 16 van dit pensioenreglement.
17. Basis pensioenregeling:
De eindloonregeling met een pensioenrichtleeftijd op 67 jaar tot de grens van 5,5 maal de franchise. Niveau van de grens op 1 Januari 2014 bedraagt € 77.671.
18. Excedent pensioenregeling:
Het beschikbaar premiestelsel dat geldt voor het Pensioengevend Jaarinkomen boven 5,5 maal de franchise met als pensioenrichtleeftijd 67 jaar.
19. Pensioenreglement 1991:
Pensioenreglement 1991 voor de (oud) werknemers van BP Raffinaderij Rotterdam B.V. en met haar gelieerde ondernemingen.
20. Pensioenreglement 2003:
Pensioenreglement 2003 voor de (oud) werknemers van BP Raffinaderij Rotterdam B.V. en met haar gelieerde ondernemingen.
21. Pensioenreglement 2006: Dit pensioenreglement.
22. Pensioenreglement 2015
Het pensioenreglement van BP Group Netherlands dat op 1 januari 2015 is ingegaan.
23. Nerflex Pensioenreglement:
Het Nerflex Pensioenreglement zoals dat gold op 31 december 2005, welk reglement niet wordt uitgevoerd door het fonds.
24. Pensioengevend Jaarinkomen:
Het Pensioengevend Jaarinkomen zoals dat is beschreven in artikel 4.
25. Werknemer:
Degene die krachtens arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht arbeid verricht voor de werkgever, met uitzondering van de directeur-grootaandeelhouder.
26. Werkgever:
BP Raffinaderij Rotterdam B.V. te Rotterdam en de met haar gelieerde ondernemingen, welke behoren tot een groep als bedoeld in artikel 24b van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en door de directie van BP Raffinaderij Rotterdam B.V. als zodanig zijn aangewezen en die het beheer van hun pensioenregelingen aan het fonds hebben toevertrouwd en die met het fonds daartoe een beheersovereenkomst zijn aangegaan.
27. BP Group Netherlands
BP Europa SE – BP Nederland en BP Raffinaderij Rotterdam B.V.
28. Normale uren:
Het voor de functie van de deelnemer vastgestelde aantal uren dat hoort bij een volledig dienstverband.
29. Aanspraakgerechtigde:
De persoon die begunstigde is voor een nog niet ingegaan pensioen.
30. Gepensioneerde:
Pensioengerechtigde voor wie het ouderdomspensioen is ingegaan.
31. Pensioengerechtigde:
Persoon voor wie op grond van de pensioenovereenkomst het pensioen is ingegaan.
32. Pensioenovereenkomst:
Hetgeen tussen een werkgever en een (oud) werknemer is overeengekomen betreffende pensioen.
33. Pensioenregeling:
a. Een pensioenregeling op grond van een pensioenovereenkomst, of
b. Indien de bijdragende onderneming zetel heeft in een andere lidstaat dan Nederland, een overeenkomst, een trustakte of voorschriften waarin is bepaald welke pensioenuitkeringen worden toegezegd en onder welke voorwaarden.
34. Pensioenrecht:
Het recht op ingegaan pensioen, uitgezonderd overeengekomen voorwaardelijke toeslagverlening.
35. Pensioenuitvoerder:
Een ondernemingspensioenfonds, een bedrijfstakpensioenfonds, een beroepspensioenfonds of een verzekeraar die een zetel in Nederland heeft.
36. Verzekeraar:
Een verzekeraar, in de zin van artikel 1 van de Pensioenwet, die op grond van de Wet financieel toezicht in Nederland het bedrijf van levensverzekeraar of schadeverzekeraar mag uitoefenen of voor België een verzekeraar die op grond van de Wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, het bedrijf van levensverzekeraar of schadeverzekeraar mag uitoefenen.
37. Stichting Pensioenfonds BP
Het Nederlandse pensioenfonds waar de uitvoering van dit pensioenreglement was ondergebracht voor de waardeoverdracht naar het fonds.
38. Fonds
OFP BP Pensioenfonds
Dit is een in België gevestigde pensioeninstelling (Organisme voor de financiering van Pensioenen, OFP) die beschikt over de benodigde toelatingen en vergunningen om met de werkgever overeenkomsten te sluiten over het onderbrengen van de pensioenafspraken (uitvoering van de pensioenovereenkomst/ pensioenreglement).
39. Bestuur
De Raad van Bestuur van het fonds.
40. Beheersovereenkomst (management agreement)
De overeenkomst tussen de werkgever en het fonds over de uitvoering van de pensioenregelingen van de werkgever.
41. Financieringsplan (Financing Plan)
Het financieringsplan van het fonds waarin de financiële en actuariële opzet van het fonds is vastgelegd.
42. Wezenpensioen:
Een geldelijke, vastgestelde uitkering voor een Kind, wegens overlijden van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde.
43. Uitvoeringsovereenkomst:
De overeenkomst tussen de onderneming en het fonds over de uitvoering van een of meer pensioenovereenkomsten en over het toelaten van de onderneming tot de pensioenregelingen van het fonds.
44. Ouderschapsverlof:
Xxxxxx als bedoeld in Hoofdstuk 6 van de Wet arbeid en zorg.
45. Sabbatsverlof:
Xxxxxx als bedoeld in artikel 10a eerste lid, sub a, onder 2 Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965.
46. Studieverlof:
Xxxxxx als bedoeld in artikel 10a eerste lid, sub a, onder 3 Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965.
47. Levensloopverlof:
Xxxxxx als bedoeld in artikel 19g van de Wet op de loonbelasting 1964.
48. Lidstaat:
Een lidstaat van de Europese Unie alsmede een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij de Overeenkomst betreffende Europese Economische Ruimte;
49. Toezichthouder Nederland:
De Stichting Autoriteit Financiële Markten of De Nederlandsche Bank N.V., ieder voor zover belast met de uitoefening van het toezicht bij of krachtens artikel 151 van de Pensioenwet;
50. Toezichthouder België:
De FSMA, de Belgische pensioentoezichthouder, voor zover belast met de uitoefening van het toezicht op het Fonds bij of krachtens artikel 4 WIBP.
51. FSMA
De Belgische Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten bedoeld in artikel 44 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten.
52. Schriftelijk:
In schrifttekens op papier.
53. Elektronisch:
Door middel van een elektronische informatiedrager die de ontvanger in staat stelt de verstrekte informatie duurzaam te bewaren.
54. Nabestaandenpensioen: Partner- en Wezenpensioen.
55. Prijsinflatie:
De procentuele stijging van het jaargemiddelde van de Nederlandse prijsinflatie (jaargemiddelde van het consumentenprijsindexcijfer, niet afgeleid, zoals vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek) van het kalenderjaar voorafgaand aan de peildatum ten opzichte van het jaargemiddelde van het kalenderjaar daarvoor, afgerond op één decimaal.
56. Vermogensbeheerder:
De externe partij die de beleggingen in de beschikbare premieregeling beheert.
57. AOW:
Algemene ouderdomswet.
58. AOW-gerechtigde leeftijd:
De pensioengerechtigde leeftijd als bedoeld in artikel 7a, eerste lid van de AOW.
59. Beschikbare premie regeling
De premieovereenkomsten met een vastgestelde premie die uiterlijk op de pensioendatum wordt omgezet in een pensioenuitkering. Dit betreft de excedentpensioenregeling zoals opgenomen in artikel 16 tot 19a van dit pensioenreglement.
60. Sectie Nederland
De door het fonds afzonderlijk beheerde pensioenverplichtingen van de werkgever die zijn ondergebracht bij het fonds en de daaraan toegerekende beleggingen, zoals vastgelegd in het financieringsplan.
61. Dutch Management Committee (DMC), Country Management Committee voor BP Group Netherlands
Het Country Management Committee voor de pensioenreglementen van Sectie Nederland, dat
kwalificeert als Sociaal Comité in de zin van artikel 34 WIBP. Dit Committee is ingesteld voor de uitvoering van de toepasselijke bepalingen van de Nederlandse sociale wetgeving en arbeidswetgeving die gelden voor de uitvoering van pensioentoezeggingen, beheerd door het fonds. De rechten en bevoegdheden van het Country Management Committee voor BP Group Netherlands zijn vastgelegd in het “Dutch Management Committee Charter” een overeenkomst tussen het fonds en BP Group Netherlands voor alle pensioenreglementen van BP Group Netherlands.
62. De Pensioenwet
De Nederlandse Pensioenwet
63. WIBP
De Belgische Wet van 27 oktober 2006 betreffende het toezicht op de Instellingen voor Bedrijfspensioenvoorziening en haar uitvoeringsbesluit, het Koninklijk Besluit van 12 januari 2007 betreffende het prudentiële toezicht op de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening.
64. Middelenverbintenis
Verbintenis van het Fonds om de haar toevertrouwde gelden zo goed mogelijk te beheren met het oog op de uitvoering van de pensioenregeling, ongeacht de aard van de pensioenuitkeringen zoals vastgelegd in artikel 2 WIBP.
65. BP Europa SE-BP Nederland:
BP Europa SE-BP Nederland, de Nederlandse branche van BP Europa SE, gevestigd te Europoort- Rotterdam, en de met haar gelieerde ondernemingen, welke behoren tot een groep als bedoeld in artikel 24b van boek 2 van het (Nederlands) Burgerlijk Wet boek en door de directie van BP Europa SE - BP Nederland als zodanig zijn aangewezen en die het beheer van hun pensioenregelingen aan het fonds hebben toevertrouwd en die met het fonds daartoe een beheersovereenkomst zijn aangegaan.
Artikel 2
Deelnemerschap
1. Als deelnemer wordt in deze pensioenregeling opgenomen de werknemer die de leeftijd van 21 jaar heeft bereikt. Het deelnemerschap vangt aan op de datum van indiensttreding bij de werkgever, evenwel niet eerder dan op de eerste dag van de maand waarin de werknemer 21 jaar wordt.
Voor werknemers die op 31 december 2005 in dienst van de werkgever waren en op 1 januari 2006 de 21-jarige leeftijd hadden bereikt vangt het deelnemerschap niet eerder aan dan op 1 januari 2006.
Voor het deelnemerschap komen niet in aanmerking de werknemers die zijn geboren vóór 1 januari 1950 en op 1 januari 2006 aanspraken kunnen ontlenen aan het “Pensioenreglement 2003” dan wel het “Pensioenreglement 1991”, tenzij het dienstverband is beëindigd na 1 januari 2006 en op een later tijdstip wederom aanvangt.
2. Het deelnemerschap eindigt:
- door overlijden van de deelnemer;
- door bereiken van de pensioeningangsdatum;
- door beëindiging van het dienstverband van de deelnemer met de werkgever vóór de pensioeningangsdatum van de deelnemer, anders dan om reden van arbeidsongeschiktheid.
Artikel 3
Aanspraken
1. De Basis pensioenregeling voorziet voor de deelnemers in de volgende pensioenaanspraken:
a. levenslang ouderdomspensioen;
x. xxxxxxxxxx partner-, tijdelijk partner- en wezenpensioen;
c. een en ander met inachtneming van hetgeen in dit pensioenreglement is bepaald.
2. De Excedent Pensioenregeling voorziet voor de (gewezen) deelnemers in aanspraken op pensioenkapitaal dat bij in leven zijn van de (gewezen) deelnemer op de pensioeningangsdatum dan wel xxxxxxxx bij eerder overlijden beschikbaar komen en alsdan zullen worden aangewend overeenkomstig de bepalingen van dit pensioenreglement.
Het pensioenkapitaal waar de (Gewezen) deelnemer aanspraak op heeft is nooit hoger dan het volgens dit pensioenreglement vastgestelde maximale pensioenkapitaal.
3. De aanspraken worden voor het eerst per de datum van opneming als deelnemer en vervolgens per 1 januari van elk jaar vastgesteld.
4. De opbouw en financiering van de pensioenaanspraken uit de basispensioenregeling vindt gedurende de deelneming ten minste tijdsevenredig plaats.
5. Het fonds administreert het totaal van de deelnemingsjaren van de deelnemers in het fonds zoals bedoeld in artikel 10ab van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 op de wijze zoals voorgeschreven in de Pensioenwet en de daarop berustende regelgeving. Hierbij worden deelnemingsjaren in het fonds uit hoofde van aan dit reglement voorafgaande reglementen mede in aanmerking genomen.
Artikel 3A
Karakter pensioenregeling
1. De basispensioenregeling betreft een uitkeringsovereenkomst.
2. De excedent pensioenregeling betreft een premieovereenkomst.
3. Het fonds heeft bij de uitvoering van de statutaire verplichtingen een middelenverbintenis ten aanzien van de werkgever zoals beschreven in artikel 2 WIBP. Indien de financiële verplichtingen
van het fonds onvoldoende gedekt zijn door dekkingswaarden, is de werkgever gehouden het tekort te dekken ten opzichte van deze verplichtingen onder de voorwaarden die hiervoor zijn vastgelegd in de beheersovereenkomst en het financieringsplan zoals deze thans luiden en in de toekomst zullen luiden. De werkgever heeft aldus een resultaatsverbintenis. Voor een eventuele wijziging in de beheersovereenkomst en het financieringsplan wordt het Dutch
Management Committee om een verbindend advies gevraagd voorafgaand aan de besluitvorming door het fonds en de werkgever, overeenkomstig het Dutch Management Committee Charter.
Artikel 4
Pensioengevend Jaarinkomen
1. Het Pensioengevend Jaarinkomen is gelijk aan het 14-voud van het vaste maandsalaris geldend op de datum van vaststelling van de pensioengrondslagen. Het Pensioengevend Jaarinkomen kan worden verhoogd met vaste persoonlijke toeslagen waarvan de werkgever schriftelijk heeft verklaard dat deze toeslagen pensioengevend zijn.
2. Tot het vaste maandsalaris worden niet gerekend overwerk- en onkostenvergoedingen, gratificaties, tantièmes en andere aan de dienstbetrekking verbonden bijzondere beloningen.
3. Voor een deelnemer die niet voor het normale aantal arbeidsuren per dag bij de werkgever in dienstbetrekking is (hierna te noemen: parttimer) wordt het pensioengevend jaarinkomen herleid naar het pensioengevend jaarinkomen dat hij zou hebben genoten indien het normale aantal arbeidsuren zou hebben gegolden.
4. Indien en voor zover het Pensioengevend Jaarinkomen uitsluitend het gevolg van een lagere loondoorbetalingsverplichting bij ziekte voor de werkgever zou worden verlaagd, zal om deze verlaging te voorkomen voor de vaststelling van het Pensioengevend Jaarinkomen worden uitgegaan van het maandsalaris direct voorafgaand aan de bedoelde verlaging van het maandsalaris.
5. Verhogingen van het pensioengevend jaarinkomen welke aan een deelnemer gegeven worden na het bereiken van het 62e levensjaar worden slechts meegenomen voor zover ze de gemiddelde loonindex voor de CAO-lonen per maand, inclusief bijzondere beloningen, zoals berekend door het Centraal Bureau voor de Statistiek niet overschrijden, met dien verstande dat in elk geval worden meegenomen de loonstijgingen als gevolg van gangbare functiewijzigingen of gangbare leeftijdsperiodieken, mits deze verhogingen de algemene verhogingen met niet meer dan 2% (per jaar) overschrijden.
Artikel 5
Verzekering
1. Het fonds kan ter dekking van toegezegde pensioenaanspraken verzekeringen sluiten bij een of meer verzekeraars, in welk geval de pensioengerechtigde als bevoordeelde kan worden aangewezen. De verzekeringsvoorwaarden van de verzekeraar zijn mede van toepassing op de verhouding tussen het fonds en de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden.
2. Indien het fonds gebruik maakt van de mogelijkheid van verzekering als bedoeld in lid 1 van dit artikel tast dit de rechten die de pensioen- en aanspraakgerechtigden hebben op grond van dit reglement op generlei wijze aan.
3. Indien van toepassing, liggen de verzekeringsvoorwaarden van de verzekeraar voor alle belanghebbenden ter inzage ten kantore van het fonds.
B A SISP ENS IOE NR EGE LI NG
Artikel 6
Deelnemerstijd
1. De pensioenaanspraken worden vastgesteld op grond van de voor pensioen geldende, bij de werkgever doorgebrachte en door te brengen deelnemerstijd.
2. De deelnemerstijd wordt vastgesteld in jaren en maanden nauwkeurig waarbij een gedeelte van een maand wordt verwaarloosd. De maximale deelnemerstijd bedraagt, met inbegrip van extra deelnemerstijd uit waardeoverdracht of omzetting, 46 jaren.
3. Voor de berekening van ouderdomspensioen geldt de deelnemerstijd welke de deelnemer tot de pensioenrichtleeftijd in onafgebroken dienst van de werkgever kan doorbrengen, gerekend vanaf zijn aanvang van het deelnemerschap.
4. Perioden waarin de werknemer in dienstbetrekking tot de werkgever heeft gestaan die zijn gelegen voor 1 januari 2006 worden niet in aanmerking genomen voor de vaststelling van de deelnemerstijd.
5. Perioden waarin levensloopverlof wordt genoten worden niet gerekend tot de deelnemerstijd, tenzij en voor zover in deze perioden nog in deeltijd arbeid is verricht uit hoofde van de arbeidsovereenkomst. De bepalingen met betrekking tot deeltijd zijn in dat geval van overeenkomstige toepassing.
Artikel 7
Basispensioengrondslag en franchise
1. De basispensioengrondslag wordt bij de aanvang van de deelneming en vervolgens jaarlijks per 1 januari vastgesteld.
2. De franchise wordt bepaald met inachtneming van het volgende:
a. De franchise wordt vastgesteld per 1 januari van enig jaar;
b. De franchise bedraagt per 1 januari 2014 € 14.122;
c. De franchise zal jaarlijks met hetzelfde percentage worden verhoogd als de algemene verhoging. De franchise zal echter nimmer minder bedragen dan 10/7 maal het op 1 januari van het betreffende jaar geldende bruto-ouderdomspensioen, inclusief de vakantie-uitkering, waarop een gehuwde AOW-gerechtigde ingevolge de AOW zelfstandig recht heeft.
3. Bij een verlaging van de pensioengrondslag blijven de opgebouwde aanspraken behouden en worden bedoelde aanspraken vastgesteld conform artikel 55 van de Pensioenwet.
Artikel 8
Ouderdomspensioen
1. Het Ouderdomspensioen gaat in beginsel in op de pensioenrichtleeftijd mits betrokkene op bedoeld tijdstip in leven is en wordt uitgekeerd tot en met de maand waarin het overlijden van de gepensioneerde plaatsvindt.
2. Het op de pensioenrichtleeftijd ingaande jaarlijkse ouderdomspensioen is gelijk aan 1,9% van de voor de deelnemer laatstelijk vastgestelde basispensioengrondslag vermenigvuldigd met de deelnemerstijd overeenkomstig artikel 6.
3. Voor een parttimer wordt het ouderdomspensioen van de laatstelijk vastgestelde basispensioengrondslag afgeleid conform lid 2 waarna het wordt vermenigvuldigd met het gewogen gemiddelde deeltijdpercentage zoals bedoeld in lid 5; van het ouderdomspensioen afgeleide pensioenen worden berekend op basis van het aldus verminderde ouderdomspensioen.
4. Bij een wijziging van het aantal arbeidsuren zal het deeltijdpercentage opnieuw worden vastgesteld conform het gestelde in lid 5. Voor de toekomstige deelnemerstijd wordt er steeds van uit gegaan dat het deeltijdpercentage onveranderd blijft.
5. Bij de vaststelling van het ouderdomspensioen worden de deeltijdpercentages naar de verhouding tussen het feitelijke en het normale aantal arbeidsuren die in de afzonderlijke perioden hebben gegolden, alsmede de duur van de perioden waarin deze van kracht zijn geweest, in aanmerking genomen per de eerste van de maand waarin zich een wijziging voordoet,
Het in vorenstaande zin bepaalde geldt bij aanvang van deze regeling op overeenkomstige wijze voor de dan reeds vervulde deelnemerstijd.
Artikel 8A
Uitruil ouderdomspensioen voor extra partnerpensioen
1. De (gewezen) deelnemer heeft het recht zijn opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen op de pensioeningangsdatum van het ouderdomspensioen of bij beëindiging van de deelneming uit te ruilen voor extra aanspraken op partnerpensioen. In dat geval wordt de aanspraak op partnerpensioen verhoogd aan de hand van een door het bestuur, gehoord de actuaris, vastgestelde tabel (bijlage III). Deze tabel is vastgesteld met inachtneming van algemeen aanvaarde actuariële grondslagen. De tabel is zodanig vastgesteld dat sprake is van collectieve actuariële gelijkwaardigheid hetgeen inhoudt dat de collectieve actuariële waarde van het partnerpensioen dat wordt gekozen in plaats van het ouderdomspensioen ongeacht de datum waarop de keuze wordt gemaakt, ten minste gelijkwaardig is aan de op dezelfde grondslagen berekende collectieve waarde van dat ouderdomspensioen.
2. Na uitruil als bedoeld in lid 1 kan het partnerpensioen niet meer bedragen dan 70% van de basispensioengrondslag. Het door uitruil ontstane verlies aan pensioen kan niet worden gecompenseerd.
3. De gewezen deelnemer die bij uitdiensttreding vóór de pensioeningangsdatum (een deel van) zijn ouderdomspensioen heeft uitgeruild voor extra aanspraken op partnerpensioen heeft het recht om op de pensioeningangsdatum de extra aanspraken op partnerpensioen als hiervoor bedoeld weer uit te ruilen voor ouderdomspensioen. Indien de gewezen deelnemer op de pensioeningangsdatum een partner heeft, dient deze in te stemmen met deze omzetting.
Artikel 9
Partnerpensioen
1. Het levenslange partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de datum waarop de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde met achterlating van een partner is overleden en wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de partner overlijdt.
2. Het tijdelijke partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de datum waarop de deelnemer of de gepensioneerde met achterlating van een partner is overleden en wordt uitgekeerd tot de eerste dag van de maand waarin de partner de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt of indien dit eerder valt tot het einde van de maand waarin de partner overlijdt.
3. Het jaarlijkse, levenslange partnerpensioen bedraagt:
a. voor de partner van een deelnemer 70% van het ouderdomspensioen, dat die deelnemer met behoud van de laatste voor hem vastgestelde basispensioengrondslag zou hebben bereikt ware hij tot zijn pensioenrichtleeftijd deelnemer gebleven.
b. voor de partner van een gewezen deelnemer 70% van het ouderdomspensioen waarop de gewezen deelnemer op het tijdstip van overlijden recht had.
c. voor de partner van een gepensioneerde 70% van het jaarlijks ouderdomspensioen dat die gepensioneerde genoot.
4. Het jaarlijkse, tijdelijke partnerpensioen bedraagt voor de partner van een deelnemer 10% van het ouderdomspensioen, dat die deelnemer met behoud van de laatste voor hem vastgestelde basispensioengrondslag zou hebben bereikt ware hij tot zijn pensioenrichtleeftijd deelnemer gebleven. Een en ander met dien verstande dat het tijdelijke partnerpensioen nooit meer kan bedragen dan 8/7 maal de nominale uitkering ingevolge de Algemene Nabestaandenwet, vermeerderd met de vakantie-uitkering en het verschil in verschuldigde premie voor de volksverzekeringen over het partnerpensioen voor en na de AOW-gerechtigde leeftijd van de partner.
5. Het jaarlijkse, tijdelijke Partnerpensioen bedraagt voor de Partner van een gepensioneerde 10% van het ouderdomspensioen dat de gepensioneerde geniet op het tijdstip van zijn overlijden. Een en ander met dien verstande dat het tijdelijke Partnerpensioen nooit meer kan bedragen dan 8/7 maal de nominale uitkering ingevolge de Algemene Nabestaandenwet, vermeerderd met de vakantie-uitkering en het verschil in verschuldigde premie voor de volksverzekeringen over het partnerpensioen voor en na de AOW-gerechtigde leeftijd.
Artikel 9A
Behoud tijdelijk partnerpensioen gedurende WW
De gewezen deelnemer, die na beëindiging van de deelneming recht heeft op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet behoudt gedurende de periode dat hij de uitkering ontvangt, aanspraak op tijdelijk partnerpensioen ten behoeve van zijn partner.
Bij overlijden van deze deelnemer, gedurende de hiervoor omschreven periode heeft de partner een aanspraak op een tijdelijk partnerpensioen overeenkomstig het bepaalde in artikel 9 lid 4. Met dien verstande dat voor de vaststelling van de hoogte van de aanspraken alleen dienstjaren tot beëindiging van de deelneming in aanmerking worden genomen.
Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op de gewezen deelnemer die na beëindiging van de deelneming recht heeft op een werkloosheidsuitkering van zijn woonland.
Artikel 9B
Xxxxxx (tijdelijk) partnerpensioen bij onbetaald verlof
Indien de deelnemer een vorm van verlof opneemt als bedoeld in artikel 1 lid 37, 38, 39 of 40 van dit reglement, dan wel gebruikt maakt van enigerlei andere vorm van onbetaald verlof, is dit gedurende de duur van dit xxxxxx met een maximum van 18 maanden, niet van invloed op de dekking uit hoofde van het partnerpensioen en het tijdelijk partnerpensioen. De fiscale bepalingen van artikel 10a Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 worden hierbij in acht genomen.
Artikel 10
Wezenpensioen
1. Elk wezenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de datum waarop de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde is overleden en wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin het betrokken kind overlijdt of ophoudt pensioengerechtigd te zijn.
2. Het jaarlijks wezenpensioen bedraagt voor elk kind 14% van het ouderdomspensioen, dat de deelnemer met behoud van de laatste voor hem vastgestelde basispensioengrondslag zou hebben bereikt ware hij tot zijn pensioenrichtleeftijd deelnemer gebleven. Genoemd percentage wordt verdubbeld gedurende het tijdvak waarin na het overlijden van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde het partnerpensioen niet of niet langer verschuldigd is. Indien het partnerpensioen niet verschuldigd is omdat het vervangen is door ouderdomspensioen conform artikel 24, geldt de situatie betreffende de uitkering van het partnerpensioen die zou zijn ontstaan als het niet was vervangen.
3. Pensioengerechtigd zijn de kinderen die jonger zijn dan 23 jaar.
Artikel 11
Bijzondere bepalingen inzake (tijdelijk) partner- en wezenpensioen
1. Bij een eventueel volgend huwelijk, geregistreerd partnerschap of gemeenschappelijke huishouding van de (gewezen) deelnemer zal op het uit dit reglement voortvloeiende partnerpensioen een bedrag worden gekort, gelijk aan hetgeen krachtens artikel 29A lid 1 of lid 2 van dit artikel aan de voorgaande ex-partner(s) is toegekend. Deze korting vindt niet plaats als de (gewezen) partner op het moment van ingang van het partnerpensioen zelf inmiddels is (zijn) overleden.
2. Indien een (gewezen) deelnemer of gepensioneerde bij zijn overlijden een partner achterlaat die meer dan tien jaar jonger is dan hijzelf, zal het aan die partner volgens artikel 9 lid 3 uit te keren partnerpensioen worden verminderd met 2,5% van dit pensioen voor elk vol jaar dat het leeftijdsverschil meer bedraagt dan tien.
3. Geen recht op partner- en wezenpensioen ontstaat ingeval een gepensioneerde in het huwelijk treedt c.q. een geregistreerd partnerschap aangaat c.q. een gemeenschappelijke huishouding gaat voeren.
4. Als de partner schuldig of medeplichtig is aan de opzettelijke levensberoving van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde dan wordt een partnerpensioen toegekend dat is gebaseerd op de premievrije waarde berekend naar de dag voorafgaande aan het overlijden. Het fonds is in geen geval gehouden om meer uit te keren dan door de verzekeraar van de in artikel 5 genoemde verzekering wordt uitgekeerd.
Artikel 12
Uitkering
1. De pensioenen worden na inhouding van de eventueel verschuldigde loonheffing, premies sociale wetten en andere wettelijke inhoudingen, aan de rechthebbende(n) uitgekeerd bij achterafbetaling aan het einde van elke maand.
2. Het fonds is bevoegd de uitbetaling van een pensioentermijn afhankelijk te stellen van de overlegging van een bewijs, waaruit blijkt dat de rechthebbende op het pensioen in leven is alsmede van alle andere stukken, welke nodig zijn om vast te stellen of iemand recht op uitkering heeft.
Artikel 13
Financiering van de pensioenen
1. De financiering van de aanspraken op ouderdoms-, partner- en wezenpensioen geschiedt zodanig, dat de op de achterliggende dienstjaren betrekking hebbende pensioenaanspraken, de zogenoemde tijdsevenredige aanspraken, steeds volledig zijn gefinancierd.
Daarnaast wordt het overlijdensrisico voor het nog niet ingekochte partner- en wezenpensioen alsmede het gehele tijdelijke partnerpensioen tegen risicopremie gedekt.
2. De werkgever draagt de kosten voor de basis pensioenregeling.
3. De financiering van de opgebouwde pensioenaanspraken en ingegane rechten vindt plaats volgens het bepaalde in het financieringsplan met inachtneming van het bepaalde in de beheersovereenkomst tussen de werkgever en het fonds, met inachtneming van het toepasselijk sociaal en arbeidsrecht.
Artikel 14
Korting van pensioenaanspraken en pensioenrechten
1. Indien het fonds niet in staat is om de pensioenaanspraken van de deelnemers te voldoen, is de werkgever in uitvoering van artikel 3A lid 3 van dit reglement en het bepaalde in de beheersovereenkomst en het financieringsplan gehouden tot bijstorting om het tekort te dekken ten opzichte van de verplichtingen opgelegd door dit pensioenreglement.
2. Slechts in de uitzonderlijke situatie dat de werkgever niet meer bestaat wegens faillissement of ontbinding en vereffening en de pensioenverplichtingen niet worden overgenomen door een derde, kan vermindering van de pensioenaanspraken plaatsvinden De te volgen modaliteiten bij onvermogen van de werkgever worden beschreven in de beheersovereenkomst.
3. In alle andere gevallen kan het Fonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten niet verminderen.
Artikel 15
Voorwaardelijke toeslagen
1. Elk jaar wordt bekeken of op de pensioenrechten van pensioengerechtigden en de pensioenaanspraken van gewezen deelnemers een toeslag wordt verleend van maximaal de Prijsinflatie met dien verstande dat de toeslag nooit negatief zal zijn of meer zal bedragen dan 4%. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks, na advies van het Dutch Management Committee, en na overleg met de werkgever, in hoeverre de pensioenrechten van pensioengerechtigden en de pensioenaanspraken van gewezen deelnemers worden aangepast op basis van de formules opgenomen in het financieringsplan. De besluitvorming omtrent toeslagverlening is afhankelijk van de financiële positie van het fonds en kan worden beïnvloed door voorschriften voortvloeiend uit wet- en regelgeving. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit beleggingsrendement gefinancierd of er wordt een opslag op de premie betaald conform het daarover bepaalde in het financieringsplan.
Een eenmaal toegekende toeslag zal niet meer worden ingetrokken.
2. Vaststelling van de toeslag op het pensioen vindt jaarlijks plaats op 1 januari over de tot en met 31 december van het voorafgaande jaar opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenrechten. De eerste maal vindt dit plaats op 1 januari van een jaar, volgend op de beëindiging van het deelnemerschap of de verlaging van de pensioengrondslag waarop artikel 27 lid 2 van
toepassing is.
3. Indien het prijsindexcijfer op basis waarvan de Prijsinflatie wordt vastgesteld niet langer door het Centraal Bureau voor Statistiek wordt gepubliceerd of om door een andere oorzaak niet ter beschikking van het bestuur wordt gesteld, zal door de werkgever in overleg met het fonds een andere toeslagmaatstaf worden vastgesteld.
Artikel 15a
Inhaaltoeslagen
Indien er in enig jaar sprake is van overrendement kan het bestuur beslissen na advies van het Dutch Management Committee, en na overleg met BP Group Netherlands, om over te gaan tot inhaaltoeslagen. Een herstel van gemiste toeslagen vindt plaats indien één of meerdere jaren geen volledige toeslag is toegepast. Indien in enig jaar geen sprake is van een verleende toeslag, kan er wel sprake zijn van een gemiste toeslag.
De gemiste toeslagen dienen individueel te worden hersteld. In geval van herstel geldt één herstelpercentage voor de gehele populatie dat op individueel niveau gemaximeerd wordt op de over het verleden gecumuleerde gemiste toeslag. Daarbij is bepaald dat de gemiste toeslag maximaal binnen vijf jaar kan worden ingehaald. De meest recente gemiste toeslag wordt dus als eerste hersteld.
De toekenning van een hersteltoeslag aan een pensioengerechtigde heeft alleen betrekking op de toekomstige uitkering. Er vindt geen aanpassing van de uitkering met terugwerkende kracht plaats.
EX CE DE NT PE NSI OE NRE GE LI NG
Artikel 16
Excedent pensioengrondslag
1. De excedent pensioengrondslag wordt bij de aanvang van de deelneming en vervolgens jaarlijks per 1 januari vastgesteld. Bij tussentijdse verlaging van het pensioengevend jaarinkomen wordt de excedent pensioengrondslag tussentijds herzien. De excedent pensioengrondslag is gelijk het pensioengevende jaarinkomen, inclusief ploegendiensttoeslag en verminderd met de basispensioengrondslag en vermeerderd met de franchise. Dit verschil wordt voor parttimers vermenigvuldigd met een deeltijdpercentage naar de verhouding tussen het feitelijke en het normale aantal arbeidsuren;
Artikel 17
Financiering van het excedentpensioen
1. Jaarlijks wordt door werkgever voor iedere deelnemer een percentage van diens excedent pensioengrondslag gestort volgens onderstaande tabel.
Leeftijd Xxxx | Xxxxxxxx bijdrage inclusief werknemersdeel % | Leeftijd jaar | Xxxxxxxx bijdrage inclusief werknemersdeel % |
21 t/m 24 | 10,2 | 45 t/m 49 | 20,8 |
25 t/m 29 | 11,8 | 50 t/m 54 | 24,1 |
30 t/m 34 | 13,6 | 55 t/m 59 | 27,9 |
35 t/m 39 | 15,7 | 60 t/m 64 | 32,4 |
40 t/m 44 | 18,1 | 65 tot 67 | 36,1 |
De bijdrage wordt eenmaal per jaar vastgesteld en wel op aanvang van het deelnemerschap en vervolgens jaarlijks op 1 januari van het desbetreffende jaar. Bij wijziging van de deeltijdfactor en bij verlaging van de excedent pensioengrondslag wordt de bijdrage voor het desbetreffende jaar opnieuw vastgesteld. Als leeftijd wordt genomen de bereikte leeftijd van de deelnemer op het tijdstip dat de bijdrage wordt vastgesteld.
2. Van de bovengenoemde bijdrage is een gedeelte voor rekening van de deelnemer. Deze bijdrage bedraagt 6% van de excedent pensioengrondslag. Deze bijdrage is vrijwillig. Indien de deelnemer zijn bijdrage niet voldoet, worden de in lid 1 genoemde bijdragen met de genoemde 6% verminderd.
3. De bijdrage wordt in gelijke maandelijkse termijnen beschikbaar gesteld. Vanaf zijn pensioeningangsdatum is voor en door de deelnemer geen bijdrage meer verschuldigd. De vrijwillige deelnemersbijdrage wordt door de werkgever ingehouden op het inkomen van de deelnemer, tenzij deze schriftelijk heeft aangegeven geen vrijwillige bijdragen te willen doen.
4. Indien de deelnemer de vrijwillige bijdrage zoals vermeld in lid 2 niet of niet volledig benut, kan dit in enig later jaar worden ingehaald, mits het deelnemerschap niet is beëindigd. De in eerste
aanleg voor enig jaar berekende inhaalpremie mag worden vermenigvuldigd met een samengestelde factor van 1,04 voor elk jaar gelegen tussen het einde van het in te halen jaar en de aanvang van het jaar waarin inhaal plaatsvindt. Voor de berekende inhaalpremie die betrekking heeft op de periode vanaf 1 januari 2014 geldt een samengestelde factor van 1,00 aangezien deze inhaalpremie niet mag worden opgerent.
5. De risicopremies ter dekking van de premievrije voortzetting van de excedentpensioenregeling, zoals bedoeld in artikel 20 komen voor rekening van de werkgever.
Artikel 18
Pensioenrekening
1. Het fonds opent ten behoeve van elke deelnemer in zijn boeken op diens naam een pensioenrekening waarop de stortingen, als bedoeld in artikel 17, onder aftrek van de kostenopslag, worden bijgeschreven. Bij het aangaan van een huwelijk of geregistreerd partnerschap zullen de na dit tijdstip verrichte stortingen en daarover bijgeschreven rendementen separaat worden geadministreerd.
2. De bedragen die ten behoeve van de deelnemer op diens pensioenrekening worden bijgeboekt, worden belegd in het beleggingsfonds BP Passieve LifeCycle Mix Neutraal bij de vermogensbeheerder, tenzij de (gewezen) deelnemer de verantwoordelijkheid over de beleggingen heeft overgenomen.
3. De werkgever biedt de (gewezen) deelnemer de mogelijkheid aan om de verantwoordelijkheid over de beleggingen over te nemen. De (gewezen) deelnemer kan de bedragen die op diens pensioenrekening worden bijgeboekt daarna aanwenden in door het bestuur bij de vermogensbeheerder geselecteerde beleggingsfondsen of in Euro op de pensioenrekening aanhouden. Een overzicht van de door het bestuur geselecteerde beleggingsfondsen is in bijlage V bij dit pensioenreglement opgenomen. Het bestuur kan deze bijlage wijzigen.
4. De (gewezen) deelnemer die de verantwoordelijkheid over de beleggingen heeft overgenomen kan een andere verdeling van de op de pensioenrekening bijgeboekte bedragen over de in lid 3 genoemde beleggingsfondsen aanbrengen of in de verhouding tussen het deel van de op de pensioenrekening geboekte bedragen dat wordt belegd of in Euro wordt aangehouden. Aan die wijziging zijn kosten verbonden, die worden verrekend met de waarde van de beleggingen die worden verkocht om tot de gewijzigde samenstelling te komen.
5. Over het bedrag dat in Euro wordt aangehouden op de pensioenrekening wordt een rentevergoeding gegeven door de vermogensbeheerder. De actuele rentevergoeding kan worden opgevraagd door de (gewezen) deelnemer bij de vermogensbeheerder.
6. De waarde van de beleggingen op de pensioenrekening is op enige datum gelijk aan de tegenwaarde in Euro van die beleggingen per die datum. Hiertoe wordt het aantal units in een beleggingsfonds vermenigvuldigd met de koers per die datum van dat beleggingsfonds.
7. Een overzicht van de kosten die zijn genoemd in dit artikel is opgenomen in bijlage V bij dit pensioenreglement. Het bestuur kan deze bijlage wijzigen. Het actuele overzicht treft u aan op de internetsite van het fonds.
Artikel 19
Aanwending pensioenkapitaal
1. Op de pensioenrichtleeftijd van een (gewezen) deelnemer zal het kapitaal op de pensioenrekening worden overgedragen aan een verzekeraar of aan een ander pensioenfonds, naar zijn keuze, ter inkoop van pensioenuitkeringen aldaar en met inachtneming van de wettelijke bepalingen dienaangaande. Op verzoek van de (gewezen) deelnemer kan het bovenstaande op een eerder of later tijdstip dan de pensioenrichtleeftijd plaats vinden, doch niet eerder dan op de pensioeningangsdatum. De (gewezen) deelnemer dient de keuze hiertoe ten minste 3 maanden voor de vervroegde pensioeningangsdatum respectievelijk de reglementaire pensioenrichtleeftijd schriftelijk aan het bestuur kenbaar te maken.
2. In afwijking van het bepaalde in het vorige lid kan de (gewezen) deelnemer, die op grond van artikel 23 zijn pensioeningangsdatum heeft vervroegd, ervoor kiezen het pensioenkapitaal op een latere datum dan de pensioeningangsdatum aan te wenden voor inkoop van een pensioenuitkering. Het uiterste moment waarop het pensioenkapitaal moet worden aangewend voor een pensioenuitkering is de 68-jarige leeftijd. Indien de (gewezen) deelnemer ervoor kiest om het pensioenkapitaal later aan te wenden dan op de pensioeningangsdatum, dan dient hij ten minste drie maanden voor de pensioeningangsdatum zijn keuze schriftelijk aan het bestuur kenbaar te maken.
3. Het pensioenkapitaal kan niet worden aangewend voor deeltijdpensionering als bedoeld in artikel 23a.
4. Bij overlijden van een deelnemer voor de pensioenrichtleeftijd zal het pensioenkapitaal worden overgedragen aan een verzekeraar of aan een ander pensioenfonds naar keuze van de nagelaten partner en/of kinderen ter inkoop van pensioenuitkeringen aldaar en met inachtneming van de wettelijke bepalingen dienaangaande. De keuze zal door de betrokkenen binnen drie maanden na het overlijden aan het bestuur schriftelijk moeten worden bekend gemaakt.
5. Indien de in de vorige leden van dit artikel bedoelde keuze niet binnen de gestelde termijn schriftelijk aan het bestuur kenbaar is gemaakt, dan zal het kapitaal door het bestuur worden aangewend voor inkoop van pensioenrechten bij een verzekeraar naar zijn keuze.
6. Het saldo op de pensioenrekening dient te worden aangewend voor een levenslang ouderdomspensioen dat ingaat op de pensioenrichtleeftijd in combinatie met een levenslang partnerpensioen ter grootte van 70% van het ouderdomspensioen. Bij de vaststelling van het partnerpensioen wordt het bijzonder partnerpensioen geacht te zijn inbegrepen in het percentage van 70.
7. Het aan te wenden of over te dragen saldo op de pensioenrekening gaat nooit uit boven het volgens artikel 19a vast te stellen maximale pensioenkapitaal.
Het deel van het saldo waaraan op grond van deze excedent pensioenregeling geen rechten meer kunnen worden ontleend vervalt aan het fonds.
Artikel 19a
Maximaal pensioenkapitaal
1. Er bestaat geen recht of aanspraak op de in dit artikel genoemde maximale pensioenen. Deze maximale pensioenen dienen uitsluitend als rekengrootheid voor de vaststelling van het maximale pensioenkapitaal. Voor zover het saldo op de pensioenrekening uitgaat boven het maximale pensioenkapitaal hebben de (gewezen) deelnemer, (gewezen) partner en/of pensioengerechtigde kinderen daar geen aanspraak op en vervalt het aan het fonds.
2. Het maximale ouderdomspensioen op jaarbasis bedraagt 1,9% vermenigvuldigd met de deelnemerstijd die is gelegen na 31 december 2013 en de laatst vastgestelde excedent pensioengrondslag.
3. Voor een parttimer wordt het maximale ouderdomspensioen vastgesteld overeenkomstig artikel 8 lid 3 tot en met 5.
4. Het maximale partnerpensioen, met inbegrip van het maximale bijzonder partnerpensioen, op jaarbasis bedraagt 70% van het maximale ouderdomspensioen.
5. Het maximale ouderdomspensioen en maximale (bijzonder) partnerpensioen stijgen na einde van het deelnemerschap met 3% samengestelde interest per jaar tot de datum waarop het saldo op de pensioenrekening wordt aangewend.
6. Het maximale ouderdomspensioen en maximale (bijzonder) partnerpensioen stijgen na aanwending van het pensioenkapitaal met 3% samengestelde interest per jaar.
7. Het maximale pensioenkapitaal is gelijk aan de inkoopsom van de maximale pensioenen zoals vastgesteld volgens dit artikel, op de datum dat de pensioenen worden ingekocht, dan wel aan de overdrachtswaarde daarvan op de eerdere datum waarop het saldo op de pensioenrekening wordt overgedragen.
8. De inkoopsom van de maximale pensioenen wordt bepaald met de tarieven van de verzekeraar waar de pensioenen worden ingekocht.
9. De overdrachtswaarde van de maximale pensioenen wordt vastgesteld met de volgens vastgestelde wettelijke rekenregels. Daarbij worden de maximale pensioenen, met de daarbij behorende verhogingen, vertaald in pensioenen waarop het standaardtarief volgens de wettelijke rekenregels kan worden toegepast, op basis van dezelfde actuariële grondslagen die ten grondslag liggen aan het wettelijke standaardtarief. Het bijzonder partnerpensioen blijft bij deze vaststelling en overdracht buiten beschouwing.
10. Indien de (gewezen) deelnemer met inachtneming van dit pensioenreglement kiest voor ruil (hieronder mede begrepen variatie in hoogte) van zijn pensioenaanspraken in andere pensioenaanspraken wordt het maximale pensioenkapitaal onmiddellijk voorafgaande aan die ruil vastgesteld en vervalt het deel van het saldo op de pensioenrekening dat daar boven uit gaat aan het fonds.
11. Indien de (gewezen) deelnemer met inachtneming van dit pensioenreglement kiest voor een eerdere pensioeningangsdatum dan de pensioenrichtleeftijd, dan wordt het maximale pensioenkapitaal onmiddellijk voorafgaande aan die ingangsdatum vastgesteld en vervalt het deel van het saldo op de pensioenrekening dat daar boven uit gaat aan het fonds.
A R BE ID SO NGESC H IKT HEI D
Artikel 20
Voortgezette pensioenopbouw basis- en excedentpensioenregeling
1. Dit artikel is van toepassing op de deelnemer die bij aanvang van de deelneming volledig arbeidsgeschikt is. Voor de deelnemer die bij aanvang deelneming gedeeltelijk arbeidsgeschikt is, heeft dit artikel uitsluitend betrekking op het arbeidsgeschikte deel. Ingeval een bij aanvang van de deelneming bestaande arbeidsongeschiktheid is geëindigd en niet binnen vier weken na die beëindiging opnieuw intreedt, geldt voor de betreffende deelnemer het bepaalde in dit artikel als was hij bij aanvang van zijn deelneming volledig arbeidsgeschikt.
Als de (gewezen) deelnemer aan het einde van de wachttijd van 104 weken voor minder dan 35% arbeidsongeschikt wordt verklaard, ontvangt hij geen WIA-uitkering. Als hij echter binnen 4 weken daarna alsnog voor meer dan 35% arbeidsongeschikt wordt verklaard en een WIA- uitkering krijgt, leidt dit tot een recht op voortzetting wegens arbeidsongeschiktheid volgens het bepaalde in dit artikel. Wordt de (gewezen) deelnemer ná 4 weken alsnog voor meer dan 35% arbeidsongeschikt verklaard, dan heeft hij alleen recht op voortzetting wegens arbeidsongeschiktheid volgens het bepaalde in dit artikel als hij op dat moment nog deelnemer is.
2. Of, per welke datum en in welke mate iemand arbeidsongeschikt is, wordt steeds bepaald aan de hand van de beschikking zoals die ter zake door het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) wordt vastgesteld.
3. Als de deelnemer volledig arbeidsongeschikt wordt en een WIA-uitkering ontvangt, dan eindigt daarmee de normale opbouw van het ouderdoms-, partner- en wezenpensioen. Om pensioenverlies te voorkomen, wordt in plaats daarvan de opbouw van deze pensioenen voortgezet volgens de leden 5 en 9 van dit artikel. De deelnemer heeft recht op deze verdere opbouw wegens arbeidsongeschiktheid op voorwaarde dat de arbeidsongeschiktheid is ontstaan na aanvang van de deelneming. Als de deelnemer bij aanvang van de deelneming al gedeeltelijk arbeidsongeschikt was, geldt het bovenstaande slechts voor de vermeerdering van de arbeidsongeschiktheid na aanvang van de deelneming.
4. Als de deelnemer gedeeltelijk arbeidsongeschikt wordt en een WIA-uitkering ontvangt, dan kunnen twee situaties worden onderscheiden:
I. De deelnemer behoudt een dienstbetrekking bij de werkgever
De verdere pensioenopbouw wordt gesplitst in twee delen. Voor het deel dat de deelnemer een dienstbetrekking bij de werkgever behoudt, wordt voor zover de deelnemer nog salaris uit de dienstbetrekking geniet de opbouw van het ouderdoms-, partner- en wezenpensioen voortgezet. Dit gebeurt op de normale manier volgens de bepalingen van dit reglement, uitgaande van het (pensioengevend) salaris dat nog uit dienstbetrekking wordt genoten. Om pensioenverlies te voorkomen, wordt voor het arbeidsongeschikte deel de opbouw van het ouderdoms-, partner- en wezenpensioen voortgezet volgens de leden 5, 7, 8 en 9 van dit artikel.
II. De deelnemer beëindigt zijn dienstbetrekking met de werkgever.
In het geval dat de deelnemer gedeeltelijk arbeidsongeschikt raakt en de dienstbetrekking bij de werkgever wordt beëindigd, wordt om pensioenverlies te voorkomen voor het arbeidsongeschikte deel de opbouw van het ouderdoms-, partner- en wezenpensioen voortgezet volgens de leden 5, 7, 8 en 9 van dit artikel.
In beide situaties heeft de deelnemer recht op deze verdere opbouw wegens arbeidsongeschiktheid op voorwaarde dat de arbeidsongeschiktheid is ontstaan na aanvang van de deelneming aan deze pensioenregeling. Over al bestaande arbeidsongeschiktheid bij aanvang van deelneming vindt dus géén opbouw wegens arbeidsongeschiktheid plaats. Als de deelnemer bij aanvang van de deelneming al gedeeltelijk arbeidsongeschikt was, geldt het bovenstaande slechts voor de vermeerdering van de arbeidsongeschiktheid na aanvang van de deelneming.
5. De pensioenopbouw wegens arbeidsongeschiktheid gaat in per de eerste dag van de maand waarin de deelnemer een WIA-uitkering ontvangt, maar niet eerder dan 104 weken na de eerste ziektedag, wordt voortgezet zolang de deelnemer arbeidsongeschikt is en eindigt op de eerste dag van de maand volgend op de AOW-gerechtigde leeftijd van de deelnemer, doch uiterlijk op de pensioeningangsdatum. De pensioenopbouw wegens vermeerdering van de arbeidsongeschiktheid van de deelnemer die bij aanvang van de deelneming gedeeltelijk arbeidsongeschikt is, gaat in per de eerste dag van de maand waarin de deelnemer het recht krijgt op een WIA-uitkering over de vermeerdering. De opbouw van het ouderdoms-, partner- en wezenpensioen gebeurt op basis van de laatstgeldende pensioengrondslag vóór aanvang van de (vermeerdering van de) WIA-uitkering. Deze pensioengrondslag wordt vermenigvuldigd met een voortzettingspercentage dat is gerelateerd aan de mate van arbeidsongeschiktheid zoals die door het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) wordt vastgesteld. Deze voortzettingspercentages zijn weergegeven in de onderstaande tabel.
Mate van arbeidsongeschiktheid in procenten Voortzettingspercentage
Minder dan 35 | 0 |
35 tot 45 | 40 |
45 tot 55 | 50 |
55 tot 65 | 60 |
65 tot 80 | 72,5 |
80 tot en met 100 | 100 |
Voor de deelnemer die bij aanvang van de deelneming al gedeeltelijk arbeidsongeschikt was, wordt de mate van arbeidsongeschiktheid verminderd met de mate van arbeidsongeschiktheid bij aanvang van de deelneming, met dien verstande dat – in aanvulling op bovenstaande tabel – een aldus vastgestelde verhoging van de arbeidsongeschiktheid leidt tot een voortzettingspercentage van 30 bij een vermeerdering van tussen de 25 en 35%, van 20 bij een vermeerdering van tussen de 15 en 25% en 10 bij een vermeerdering van tussen de 5 en de 15%.
6. De in lid 5 bedoelde pensioengrondslag wordt na ingang van de WIA-uitkering jaarlijks op 1 januari verhoogd met hetzelfde percentage als per die datum de pensioenaanspraken van gewezen deelnemers worden verhoogd.
7. Als de dienstbetrekking van de deelnemer na het ontstaan van de arbeidsongeschiktheid is voortgezet, wordt de pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid vanaf de eerste dag van de maand waarin de deelnemer meer arbeidsongeschikt wordt verklaard aangepast aan het nieuwe voortzettingspercentage dat hoort bij het nieuwe percentage arbeidsongeschiktheid. Al bestaande arbeidsongeschiktheid op het moment waarop de deelneming is aangevangen, maakt geen deel uit van dit voortzettingspercentage. Voor het bepalen van de grondslag waarover de pensioen- opbouw wegens arbeidsongeschiktheid wordt voortgezet, wordt aangesloten bij de laatstgeldende pensioengrondslag vóór vermeerdering van de arbeidsongeschiktheid. Voor de excedent pensioenregeling wordt voor het bepalen van het bijdragepercentage waarover de pensioenopbouw wegens arbeidsongeschiktheid wordt voortgezet, aangesloten bij het laatstgeldende bijdragepercentage vóór vermeerdering van de arbeidsongeschiktheid.
8. Als de dienstbetrekking van de deelnemer na het ontstaan van de gedeeltelijke arbeids- ongeschiktheid is beëindigd, dan leidt vermeerdering van arbeidsongeschiktheid niet tot een verhoging van de pensioenopbouw wegens arbeidsongeschiktheid.
9. Een vermindering van de mate van arbeidsongeschiktheid leidt tot verlaging of beëindiging van de pensioenopbouw wegens arbeidsongeschiktheid per de eerste dag van de maand waarin de vermindering van kracht is. Als het recht op een uitkering ingevolge de WIA herleeft binnen vier weken nadat de uitkering is ingetrokken, dan herleven de rechten op grond van dit artikel per dezelfde datum als het recht op een WIA-uitkering.
10. Het in de vorige leden bepaalde geldt slechts voor zover het fonds de voortgezette pensioenopbouw door een verzekering op het leven van de deelnemer heeft kunnen dekken.
11. De aanspraken op voortgezette pensioenopbouw als omschreven in dit artikel maken deel uit van de pensioenregeling. De financiering van deze aanspraken is begrepen in de financiering van de pensioenregeling als omschreven in artikel 13.
12. Xxxxxx een arbeidsongeschikte deelnemer in dienst is van de werkgever, zal hij ongeacht eventuele premievrijstellingen, de deelnemersbijdrage van de pensioenregeling moeten blijven betalen aan het fonds.
13. Voortzetting van de pensioenopbouw in de excedentpensioenregeling vindt plaats op basis van de leeftijdsafhankelijke beschikbare premie, zoals deze jaarlijks wordt vastgesteld volgens de excedentpensioenregeling. Indien de deelnemer in het kalenderjaar waarin de arbeidsongeschiktheid aanving niet de vrijwillige deelnemersbijdrage heeft voldaan voor de excedentpensioenregeling, geschiedt de voortzetting voor de beschikbare premie exclusief de deelnemersbijdrage.
14. Voortzetting op grond van dit artikel vindt plaats conform de in dit reglement vastgestelde pensioenregeling en de wijzigingen die daarin nadien worden aangebracht.
F LE XI BIL IT EIT EN
Artikel 21
Gereserveerd
Artikel 22
Gereserveerd
Artikel 23
Eerdere ingang van het Ouderdomspensioen
1. a. Op verzoek van de (gewezen) deelnemer kan, met in acht name van het hierna onder b en het in artikel 19 lid 2 bepaalde, het levenslang ouderdomspensioen op een eerder tijdstip dan de pensioenrichtleeftijd ingaan, doch niet eerder dan op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de (gewezen) deelnemer 57 wordt. De (gewezen) deelnemer dient de keuze hiertoe tenminste zes maanden voor de vervroegde ingangsdatum van het ouderdomspensioen kenbaar te maken. De keuze is onherroepelijk.
b. Vervroeging van de pensioenrichtleeftijd tot een datum die is gelegen voor het bereiken van de leeftijd die 5 jaar lager is dan de voor de (gewezen) deelnemer geldende AOW-gerechtigde leeftijd , is slechts mogelijk voor zover de (gewezen) deelnemer met ingang van de vervroegde ingangsdatum van het pensioen het arbeidzame leven heeft beëindigd. Het fonds zal dit toetsen. Hiertoe zal het fonds de (gewezen) deelnemer verzoeken schriftelijk te verklaren dat hij het arbeidzame leven heeft beëindigd en ook de intentie niet heeft die arbeid in de toekomst te hervatten. Vervroeging mag er niet toe leiden dat geen sprake meer is van een pensioenregeling in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964. Vervroeging is dus alleen mogelijk voor zover aan die voorwaarde wordt voldaan.
2. a. Indien de (gewezen) deelnemer het levenslang ouderdomspensioen in laat gaan voor de pensioenrichtleeftijd wordt het opgebouwde ouderdomspensioen met de hieronder vermelde factor vermenigvuldigd.
Aantal jaren dat het pensioen eerder ingaat
Ruilvoet Gekozen ingangsleeftijd
1
0,9397
66
2 0,8886 65
3
0,8416
64
4 0,7983 63
5
0,7584
62
6 0,7213 61
7
0,6870
60
8 0,6550 59
9
0,6253
58
10 0,5977 57
In bovenstaande tabel vindt de eerste uitkering na Vervroeging plaats op de 1e dag van de maand volgend op de nieuwe ingangsleeftijd ouderdomspensioen die in de laatste kolom wordt genoemd.
b. De hoogte van het meeverzekerde opgebouwde partnerpensioen en wezenpensioen bij overlijden van de deelnemer blijft ongewijzigd.
Latere ingang van het Ouderdomspensioen
3. Op verzoek van de (gewezen) deelnemer kan het levenslang ouderdomspensioen op een later tijdstip dan de pensioenrichtleeftijd ingaan, docht uiterlijk op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin hij de 68-jarige leeftijd bereikt. De (gewezen) deelnemer dient de keuze hiertoe ten minste 6 maanden voor de pensioendatum kenbaar te maken. De keuze is onherroepelijk.
4. Het ouderdomspensioen dat later ingaat dan de pensioenrichtleeftijd, wordt actuarieel herrekend op basis van de waarde van de tot het moment van ingang opgebouwde aanspraken en de vanaf de uitgestelde datum resterende looptijd. Het partnerpensioen en het wezenpensioen worden bij uitstel gebaseerd op het oorspronkelijke, niet uitgestelde ouderdomspensioen. De toepasselijke factoren worden periodiek door het bestuur vastgesteld.
5. Indien er sprake is van gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid kan het ouderdomspensioen niet worden uitgesteld voor dat deel dat vrijgesteld is van premiebetaling.
6. De hoogte van het partnerpensioen en wezenpensioen blijft ongewijzigd na uitstel van de ingangsdatum van het ouderdomspensioen.
Artikel 23a
Gedeeltelijke vervroeging van het levenslang ouderdomspensioen (deeltijdpensioen)
1. Op verzoek van de (gewezen) deelnemer kan het levenslang ouderdomspensioen gedeeltelijk eerder ingaan. Voor het deel van het pensioen dat wordt vervroegd, is het bepaalde in artikel 23 van overeenkomstige toepassing.
2. De (gewezen) deelnemer kan, op zijn vroegst vanaf de eerste dag van de maand volgend op zijn 57e verjaardag, het ouderdomspensioen gedeeltelijk eerder dan de pensioendatum laten ingaan als hij op dat moment in dezelfde mate stopt met werken. Het fonds zal dit toetsen. Hiertoe zal het fonds de (gewezen) deelnemer verzoeken schriftelijk te verklaren dat hij het arbeidzame leven in dezelfde mate heeft beëindigd en ook de intentie niet heeft die arbeid in de toekomst te hervatten. De eis van stoppen met werken geldt niet als de ingangsdatum van het ouderdomspensioen wordt vervroegd tot een datum die is gelegen op of na de eerste dag van de maand volgend op de maand gelegen 5 jaren voor het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd.
Artikel 24
Vervanging van Partnerpensioen door Ouderdomspensioen
1. De (gewezen) deelnemer kan geheel of gedeeltelijk afstand doen van de aanspraak op partnerpensioen teneinde zijn aanspraak op ouderdomspensioen te verhogen. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:
a. de keuze kan eenmalig gemaakt worden en dient uiterlijk 3 maanden voor de pensioeningangsdatum maar niet later dan drie maanden voor de pensioenrichtleeftijd kenbaar te zijn gemaakt. De keuze is onherroepelijk;
b. de (gewezen) deelnemer met een partner dient een schriftelijke verklaring te overleggen waaruit blijkt dat de deelnemer afstand doet van het partnerpensioen en de partner hiermee instemt;
x. xx xxxxxxxxx (gewezen) deelnemer dient een schriftelijke verklaring over te leggen waaruit blijkt dat hij geen partner heeft die aanspraak zou kunnen maken op zijn partnerpensioen;
d. de (gewezen) deelnemer kan afstand doen van zijn gehele, driekwart, de helft of een kwart van zijn partnerpensioen.
2. Indien de deelnemer bij eerdere ingang van het ouderdomspensioen conform artikel 23, geheel of gedeeltelijk afstand doet van de aanspraak op partnerpensioen, kan de opgebouwde waarde van het partnerpensioen gebruikt worden om het ouderdomspensioen te verhogen. Deze extra aanspraak is in onderstaande tabel uitgedrukt als percentage van het partnerpensioen. De percentages verschillen indien gebruik is gemaakt van de mogelijkheid om het ouderdomspensioen te vervroegen conform artikel 23.2.a. Afstand van partnerpensioen voor hoger ouderdomspensioen is mogelijk op het moment dat het ouderdomspensioen volledig ingaat.
Ingangsleeftijd ouderdomspensioen
Ruilvoet uitgedrukt als factor t.o.v. partnerpensioen
Extra ouderdoms- pensioen bij uitruil € 1.000 partnerpensioen
67 | 0,2518 | € 251,80 |
66 | 0,2416 | € 241,60 |
65 | 0,2318 | € 231,80 |
64 | 0,2224 | € 222,40 |
63 | 0,2135 | € 213,50 |
62 | 0,2050 | € 205,00 |
61 | 0,1969 | € 196,60 |
60 | 0,1891 | € 189,10 |
59 | 0,1817 | € 181,70 |
58 | 0,1746 | € 174,60 |
57 0,1679 € 167,90 |
In bovenstaande tabel vindt de eerste uitkering na Uitruil plaats op de 1-ste van de maand volgend op de ingangsleeftijd ouderdomspensioen die in de eerste kolom wordt genoemd.
3. Het door uitruil ontstane verlies aan pensioen kan niet worden gecompenseerd.
Artikel 25
Verschillende hoogtes van het Ouderdomspensioen
1. a. Op verzoek van de (gewezen) deelnemer kan op de pensioeningangsdatum
het alsdan ingaande jaarlijks levenslang ouderdomspensioen conform onderstaande tabellen worden omgezet in een jaarlijks levenslang ouderdomspensioen dat tot de eerste dag van de maand waarin de deelnemer de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt of de eerste dag van de maand volgend op de 70- respectievelijk 75-jarige leeftijd van de (gewezen) deelnemer hoger is dan het oorspronkelijk uit te keren jaarlijks levenslang ouderdomspensioen en vanaf deze leeftijd lager is dan het oorspronkelijk uit te keren jaarlijks levenslang ouderdomspensioen, met in acht name van het bepaalde onder artikel 26.
Pensioenleeftijd | 66 | Hoog tot XXX-xxxxxxxx 00 4/12 | 66 7/12 | 66 10/12 | 67 | 67 3/12 | ||||||
Hoog | Laag | Hoog | Laag | Hoog | Laag | Hoog | Laag | Hoog | Laag | Hoog | Laag | |
57 | 1,190 | 0,892 | 1,185 | 0,889 | 1,182 | 0,887 | 1,179 | 0,884 | 1,177 | 0,883 | 1,174 | 0,880 |
58 | 1,200 | 0,900 | 1,195 | 0,897 | 1,192 | 0,894 | 1,189 | 0,891 | 1,186 | 0,890 | 1,183 | 0,887 |
59 | 1,212 | 0,909 | 1,207 | 0,905 | 1,203 | 0,902 | 1,199 | 0,900 | 1,197 | 0,898 | 1,194 | 0,895 |
60 | 1,224 | 0,918 | 1,219 | 0,914 | 1,215 | 0,911 | 1,211 | 0,908 | 1,209 | 0,906 | 1,205 | 0,904 |
61 | 1,238 | 0,928 | 1,232 | 0,924 | 1,228 | 0,921 | 1,224 | 0,918 | 1,221 | 0,916 | 1,217 | 0,913 |
62 | 1,253 | 0,940 | 1,247 | 0,935 | 1,243 | 0,932 | 1,238 | 0,929 | 1,235 | 0,927 | 1,231 | 0,923 |
63 | 1,270 | 0,953 | 1,264 | 0,948 | 1,259 | 0,944 | 1,254 | 0,941 | 1,251 | 0,938 | 1,246 | 0,935 |
64 | 1,289 | 0,967 | 1,282 | 0,961 | 1,277 | 0,958 | 1,272 | 0,954 | 1,268 | 0,951 | 1,263 | 0,947 |
65 | 1,310 | 0,982 | 1,302 | 0,977 | 1,297 | 0,973 | 1,291 | 0,968 | 1,287 | 0,966 | 1,282 | 0,962 |
66 | 1,325 | 0,994 | 1,319 | 0,989 | 1,313 | 0,985 | 1,309 | 0,982 | 1,303 | 0,977 | ||
67 | 1,327 | 0,995 |
In bovenstaande tabel vindt de eerste uitkering na Uitruil plaats op de 1e dag van de maand volgend op de ingangsleeftijd ouderdomspensioen die in de eerste kolom wordt genoemd. De laatste hoge uitkering zal plaatsvinden tot de maand, waarin de deelnemer de AOW-leeftijd bereikt.
Pensioenleeftijd | 67 | Hoog tot | 70 | 75 | |||||
Hoog | Laag | Hoog | Laag | Hoog | Laag | ||||
57 | 1,177 | 0,883 | 1,142 | 0,856 | 1,094 | 0,821 | |||
58 | 1,186 | 0,890 | 1,149 | 0,862 | 1,099 | 0,824 | |||
59 | 1,197 | 0,898 | 1,158 | 0,868 | 1,104 | 0,828 | |||
60 | 1,209 | 0,906 | 1,166 | 0,875 | 1,109 | 0,832 | |||
61 | 1,221 | 0,916 | 1,176 | 0,882 | 1,115 | 0,836 | |||
62 | 1,235 | 0,927 | 1,187 | 0,890 | 1,121 | 0,841 | |||
63 | 1,251 | 0,938 | 1,199 | 0,899 | 1,128 | 0,846 | |||
64 | 1,268 | 0,951 | 1,212 | 0,909 | 1,136 | 0,852 | |||
65 | 1,287 | 0,966 | 1,227 | 0,920 | 1,145 | 0,859 | |||
66 | 1,309 | 0,982 | 1,243 | 0,932 | 1,155 | 0,866 | |||
67 | 1,261 | 0,946 | 1,166 | 0,874 | |||||
68 | 1,282 | 0,962 | 1,178 | 0,883 |
69
70
In bovenstaande tabel vindt de eerste uitkering na Uitruil plaats op de 1e dag van de maand volgend op de ingangsleeftijd ouderdomspensioen die in de eerste kolom wordt genoemd. De laatste hoge uitkering zal plaatsvinden op de 1-ste van de maand volgend op de leeftijd die in de kolomtitel wordt genoemd.
Als het ouderdomspensioen ingaat voor de AOW-gerechtigde leeftijd, mag naast de bovenstaande variatie in de hoogte van de uitkering worden gekozen voor een ouderdomspensioen dat in de periode tussen de ingangsdatum van het pensioen en het bereiken van de eerste dag van de maand waarin de deelnemer de AOW-gerechtigde of 62- jarige leeftijd bereikt wordt verhoogd met een bedrag ter grootte van maximaal tweemaal de AOW-uitkering voor een gehuwde, inclusief vakantietoeslag.
Het na de AOW-gerechtigde of 62-jarige leeftijd resterende levenslange ouderdomspensioen wordt berekend aan de hand van onderstaande tabel:
Pensioenleeftijd AOW-leeftijd
66 | 66 4/12 | 66 7/12 | 66 10/12 | 67 | 67 3/12 | |
57 | 362,84 | 375,01 | 384,13 | 393,24 | 399,33 | 408,20 |
58 | 333,33 | 346,08 | 355,63 | 365,19 | 371,57 | 380,88 |
59 | 301,66 | 315,01 | 325,02 | 335,04 | 341,72 | 351,49 |
60 | 267,67 | 281,65 | 292,13 | 302,63 | 309,62 | 319,87 |
61 | 231,16 | 245,80 | 256,77 | 267,76 | 275,08 | 285,83 |
62 | 191,85 | 207,19 | 218,70 | 230,20 | 237,87 | 249,15 |
63 | 149,42 | 165,52 | 177,59 | 189,66 | 197,71 | 209,55 |
64 | 103,53 | 120,43 | 133,10 | 145,78 | 154,23 | 166,68 |
65 | 53,83 | 71,57 | 84,87 | 98,17 | 107,04 | 120,13 |
66 | 18,59 | 32,53 | 46,46 | 55,76 | 69,53 | |
14,460 |
De bovenstaande tabel geeft het jaarbedrag aan, waarmee het direct ingaande levenslange ouderdomspensioen wordt verlaagd, indien de deelnemer € 1.000 direct ingaand tijdelijk ouderdomspensioen per jaar wenst te ontvangen tot zijn AOW- gerechtigde leeftijd.
b. De hoogte van het meeverzekerde opgebouwde partnerpensioen bij overlijden van de gepensioneerde deelnemer na de pensioeningangsdatum blijft ongewijzigd.
2. De keuze van de (gewezen) deelnemer voor de in het voorafgaande lid omschreven mogelijkheid is eenmalig en onherroepelijk.
3. De (gewezen) deelnemer dient een verzoek tot de in lid 1 omschreven mogelijkheid ten minste 3 maanden voor de ingangsdatum schriftelijk bij het bestuur in te dienen.
4. De (gewezen) deelnemer die gebruik maakt van deeltijdpensioen kan gebruik maken van de hoog-laagregeling op het moment dat het ouderdomspensioen volledig ingaat. De hoog- laagregeling kan alleen worden toegepast op het deel van het ouderdomspensioen dat vanaf dat moment ingaat.
OV ER IGE B EP ALIN GE N
Artikel 26
Fiscale bepalingen
1. Het totale levenslang ouderdomspensioen dat mede voortvloeit uit het aanwenden van het pensioenkapitaal kan nooit leiden tot hogere aanspraken dan 100% van het laatste pensioengevend jaarinkomen van de deelnemer, behoudens de in artikel 18d van de Wet op de loonbelasting 1964 genoemde uitzonderingen. Voor de vaststelling van het fiscale maximum ten behoeve van het levenslange ouderdomspensioen wordt het pensioengevend jaarinkomen dan wel het hoger feitelijk jaarinkomen verminderd met het bruto-ouderdomspensioen inclusief de vakantie-uitkering waarop een gehuwde pensioengerechtigde zelfstandig recht heeft ingevolge de AOW.
2. Voor alle flexibiliseringelementen zoals genoemd in de paragraaf “Flexibiliteiten” en artikel 8A geldt dat één en ander alleen binnen de fiscale grenzen kan geschieden.
3. De werkgever heeft het recht deze pensioenregeling alsmede alle wijzigingen daarop vóór het van kracht worden daarvan ter beoordeling van de fiscale toelaatbaarheid voor te leggen aan de bevoegde inspecteur en daarop desgewenst een voor beroep vatbare beschikking te vragen. De werkgever heeft de bevoegdheid zich neer te leggen bij deze beschikking en zal deze pensioenregeling met terugwerkende kracht in overeenstemming brengen met de voorwaarden van deze beschikking.
Artikel 27
Pensioenopbouw na pensioengrondslagverlaging
1. Indien in enig jaar de basis pensioengrondslag lager is dan in het daaraan voorafgaande jaar, anders dan ten gevolge van het parttime gaan werken en demotie, zullen de tot dan toe opgebouwde aanspraken niet worden verlaagd.
2. De tot het moment van verlaging opgebouwde rechten zullen op dezelfde wijze worden geïndexeerd als de pensioenrechten van gewezen deelnemers en gepensioneerden.
3. Vanaf de datum waarop de pensioengrondslag is verlaagd, zal de deelnemer voor wat betreft de nog op te bouwen pensioenaanspraken worden behandeld als ware hij op dat moment in dienst getreden.
4. Op het moment dat de basispensioengrondslag de (geïndexeerde) laatstelijk vóór de verlaging vastgestelde basispensioengrondslag overschrijdt, wordt alle deelnemerstijd weer in aanmerking genomen voor het vaststellen van de pensioenaanspraken van de deelnemer. Het bepaalde in lid 2 is in dat geval niet langer van toepassing.
Artikel 28
Pensioenopbouw na demotie
1. Indien de verlaging van de basis pensioengrondslag het gevolg is van een demotie die plaats vindt maximaal 10 jaren voor het bereiken van de pensioenrichtleeftijd, zal voor de vaststelling van de basis pensioengrondslag uit worden gegaan van de basis pensioengrondslag die gold voor de demotie. Deze basis pensioengrondslag wordt niet geïndexeerd. In geval dit artikel toepassing vindt is artikel 27 niet van toepassing.
2. Het bepaalde in lid 1 is niet van toepassing op het moment dat de feitelijke basis pensioengrondslag hoger is dan de basis pensioengrondslag die gold voorafgaand aan het moment van demotie.
Artikel 29
Verdeling van ouderdomspensioen bij scheiding
1. In afwijking van het bepaalde in artikel 1 lid 8 wordt in dit artikel onder scheiding verstaan een scheiding in de zin van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding.
2. Met betrekking tot het ouderdomspensioen vastgesteld volgens de basispensioenregeling gelden de volgende bepalingen:
a. Xxxxxxx van scheiding verkrijgt de gewezen partner van een (gewezen) deelnemer of gepensioneerde per de eerste dag van de maand waarin de scheiding zich voordoet op grond van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding een recht op uitbetaling van 50% van het tijdens het huwelijk opgebouwde ouderdomspensioen. Indien binnen 2 jaar na scheiding hiervan melding wordt gemaakt via het daartoe bestemde van overheidswege opgestelde formulier ontstaat voor de gewezen partner een zelfstandig recht op uitbetaling;
b. De zogenoemde pensioenverevening sub a. vindt niet plaats indien het aan de gewezen partner uit te keren pensioen lager is dan het bedrag van het afkoopbare pensioen als bedoeld in artikel 66 van de Pensioenwet;
c. Het aan de gewezen partner toekomende ouderdomspensioen komt in mindering op het ouderdomspensioen ten behoeve van de (gewezen) deelnemer c.q. gepensioneerde;
d. Het ouderdomspensioen sub a. wordt uitgekeerd vanaf de pensioeningangsdatum van de deelnemer indien en zolang beiden in leven zijn. Het ouderdomspensioen komt weer aan de gepensioneerde toe indien de gewezen partner als eerste overlijdt.
3. De werkgever en het fonds kunnen op verzoek van de betrokkenen in de in lid 1 van dit artikel genoemde gevallen een andere dan de daar omschreven regeling treffen, indien de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde en de gewezen partner bij huwelijkse voorwaarden of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding anders overeenkomen. De overeenkomst is slechts geldig indien een verklaring van het fonds aan de overeenkomst is gehecht, waaruit blijkt dat het fonds bereid is een uit de afwijking voortvloeiend risico te dekken, mits deze verklaring wettelijk vereist is.
4. Het fonds is bevoegd de kosten verbonden aan het vaststellen van het te verevenen ouderdomspensioen aan elk der betrokken partijen voor de helft in rekening te brengen.
Artikel 29A
Verdeling van partnerpensioen bij scheiding
1. Met betrekking tot het partnerpensioen gelden de volgende bepalingen:
a. Indien de partnerrelatie eindigt door scheiding, krijgt de gewezen partner per de eerste dag van de maand waarin de (echt)scheiding zich voordoet een premievrije aanspraak op partnerpensioen. Deze premievrije aanspraak op partnerpensioen is gelijk aan de aanspraak op partnerpensioen die de deelnemer ten behoeve van de gewezen partner zou hebben gekregen, indien op het tijdstip van scheiding de deelneming zou zijn geëindigd anders dan door overlijden of het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd;
b. Indien de partnerrelatie van een gewezen deelnemer of gepensioneerde eindigt door scheiding, krijgt de ex-partner per de eerste dag van de maand waarop de (echt)scheiding zich voordoet een zodanige premievrije aanspraak op partnerpensioen als de gewezen deelnemer of gepensioneerde ten behoeve van de gewezen partner heeft verkregen bij het eindigen van het deelnemerschap;
c. Het in dit lid bepaalde vindt geen toepassing indien de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde in het huwelijk treedt met de betreffende partner of een geregistreerd partnerschap aangaat met de partner;
d. Indien op grond van dit artikel aan de (gewezen)-partner een zelfstandige aanspraak op pensioen wordt toegekend dan is het bepaalde in artikel 32 van overeenkomstige toepassing op deze aanspraak.
2. De werkgever en het fonds kunnen op verzoek van de betrokkenen in de in lid 1 van dit artikel genoemde gevallen een andere dan de daar omschreven regeling treffen, indien de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde en de gewezen partner bij voorwaarden in verband met partnerrelatie of een schriftelijk gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding anders overeenkomen. De overeenkomst is slechts geldig indien een verklaring van het fonds aan de overeenkomst is gehecht, waaruit blijkt dat het fonds bereid is een uit de afwijking voortvloeiend risico te dekken.
3. Indien de partnerrelatie als bedoeld in artikel 1 lid 6 onder c anders dan door overlijden van de deelnemer wordt beëindigd, is de in de voorafgaande leden beschreven regeling betreffende toekenning van bijzonder partnerpensioen van overeenkomstige toepassing.
4. Het einde van de partnerrelatie moet zo spoedig mogelijk na het eindigen daarvan aan het fonds worden gemeld, door:
a. overlegging van een kopie van het aangetekende schrijven van één van de partners aan een notaris dan wel de andere partner waarmee de partnerrelatie wordt beëindigd, of
b. een gezamenlijke verklaring aan het fonds waarin partners verklaren dat de partnerrelatie is beëindigd.
5. Voor de toepassing van dit pensioenreglement wordt als einde van de partnerrelatie als bedoeld in artikel 1 lid 6 onder c aangemerkt de datum van aantekening van het aangetekende schrijven van één van de partners dan wel de dagtekening van de gezamenlijke verklaring waarmee de beëindiging een feit is geworden. Indien naar het oordeel van het fonds geen eenduidigheid bestaat over de beëindigingdatum, wordt als beëindigingdatum aangehouden de datum waarop volgens het bevolkingsregister de inschrijving van de deelnemer en zijn gewezen partner op hetzelfde adres is geëindigd. De verwerking in de administratie vindt plaats per de eerste dag van de maand waarin de beëindiging zich voordoet.
6. De gewezen partner met een recht op bijzonder partnerpensioen heeft het recht dit (gedeeltelijk)
te vervreemden aan een eerdere of latere partner van de overleden (gewezen) deelnemer of gepensioneerde. Dit onder de voorwaarde dat de vervreemding bij notariële akte is overeengekomen en de werkgever en het fonds zich bereid hebben verklaard om een eventueel uit de overdracht voortvloeiende wijziging van het risico te dekken.
7. Artikel 19a van dit pensioenreglement is van overeenkomstige toepassing op het deel van het pensioenkapitaal dat bestemd is voor bijzonder partnerpensioen.
Artikel 29B
Overgangsregeling partnerpensioen
Indien een persoon op grond van artikel 1 lid 6 onder c niet kan worden aangemerkt als partner, is het bestuur, na instemming van de werkgever, bevoegd om deze persoon voor de toepassing van artikel 9 en 29A aan te merken als partner in de zin van artikel 1 lid 6 onder c. Dit onder de voorwaarde dat de persoon op grond van artikel 1 lid 6 onder b zoals dit luidde op 31 december 2007 werd aangemerkt als partner.
Artikel 29C
Echtscheidingsaanspraken excedentspaarregeling
1. Onder scheiding in dit artikel wordt verstaan een scheiding in de zin van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding.
2. Met betrekking tot de saldi van de pensioenrekeningen opgebouwd volgens de excedent pensioenregeling, gelden de volgende bepalingen:
a. Bij scheiding van de (gewezen) deelnemer verkrijgt de gewezen partner per de eerste dag van de maand waarin de scheiding of ontbinding zich voordoet naast een aanspraak op bijzonder partnerpensioen een recht op uitbetaling van pensioen, dat bij pensionering wordt ingekocht met een deel van het pensioenkapitaal. Dit deel bedraagt 50% van de staande het huwelijk verrichte stortingen en daarover bijgeschreven en nog bij te schrijven rendementen, verminderd met het deel van de stortingen dat is bestemd voor (bijzonder) partnerpensioen;
b. Indien door conversie in de zin van artikel 5 van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding aan de gewezen partner een zelfstandige aanspraak op een pensioenspaarsaldo wordt toegekend dan is het bepaalde in artikel 32 en 19a van overeenkomstige toepassing op deze aanspraak;
c. Bij overlijden van de gewezen partner voor de pensioeningangsdatum zal het volledige pensioenkapitaal van de gewezen partner dat betrekking heeft op het bijzonder partnerpensioen overgeboekt worden naar de pensioenrekening van de (gewezen) deelnemer. Dit geldt niet voor bijzonder partnerpensioen dat is geconverteerd in een eigen aanspraak op pensioenkapitaal zoals genoemd onder b. Daarnaast vervalt bij dit overlijden het recht op uitbetaling als bedoeld onder a, indien geen sprake was van conversie als bedoeld in onderdeel b. Het ouderdomspensioen wordt dan na pensionering weer volledig uitbetaald aan de gepensioneerde.
3. Artikel 19a van dit reglement is van overeenkomstige toepassing op het volgens lid 2 onderdeel a vastgestelde deel van het pensioenkapitaal dat bestemd is voor het te verevenen ouderdomspensioen.
4. Bij toepassing van lid 2 onderdeel b (conversie), wordt op de datum van scheiding vastgesteld wat het maximale ouderdomspensioen is dat aan de vereveningsgerechtigde partner toekomt en wat het maximale bijzondere partnerpensioen voor die verveningsgerechtigde partner is. Voor de toepassing van lid 2 onderdeel b worden deze aldus vastgestelde pensioenen met inachtneming van door het fonds vastgestelde factoren geconverteerd naar een maximaal ouderdomspensioen voor de vereveningsgerechtigde partner. De factoren worden door het fonds vastgesteld op basis van collectieve actuariële gelijkwaardigheid, onafhankelijk van geslacht.
Artikel 30
Beëindiging van het deelnemerschap anders dan door pensionering of overlijden
1. Indien het deelnemerschap aan deze pensioenregeling vóór de pensioeningangsdatum anders dan door overlijden eindigt gelden de volgende leden in dit artikel.
In dit artikel wordt onder beëindiging van de deelneming verstaan:
het beëindigen van de pensioenverwerving op basis van dit pensioenreglement anders dan door:
x. het overlijden van de deelnemer; of
b. het ingaan van het ouderdomspensioen.
2. Met betrekking tot de basisregeling geldt het volgende:
Bij beëindiging van het deelnemerschap behoudt de gewezen deelnemer de tot dat moment op grond van dit pensioenreglement opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen, partnerpensioen en wezenpensioen.
3. Met betrekking tot de excedentregeling geldt het volgende:
Bij beëindiging van de deelneming wordt voor de vaststelling van de pensioenaanspraken het op dat moment ontstane kapitaal voortvloeiend uit de tot de beëindiging beschikbare premies belegd tot de pensioeningangsdatum of een latere datum indien de (gewezen) deelnemer er op grond van artikel 19 lid 2 voor kiest om het pensioenkapitaal op een later moment aan te wenden.
4. De beëindiging van de deelneming wordt geadministreerd per de eerste dag van de maand waarin de beëindiging zich voordoet.
Artikel 31
Plicht tot Waardeoverdracht
1. Bij verandering van dienstverband is de pensioenuitvoerder van de oude werkgever verplicht mee te werken om de opgebouwde pensioenaanspraken van de gewezen deelnemer over te dragen naar de pensioenuitvoerder van de nieuwe werkgever. De hiervoor genoemde plicht tot waardeoverdracht is van toepassing bij een individuele waardeoverdracht.
2. De gewezen deelnemer dient de waardeoverdracht na aanvang van de deelneming in de pensioenregeling van de nieuwe pensioenuitvoerder aan te vragen bij laatstgenoemde. Voor de overdracht van de aanspraak op partnerpensioen is de afzonderlijke goedkeuring van de partner van de deelnemer vereist.
3. Indien de deelnemer bij opname in de pensioenregeling besluit tot overdracht van pensioenaanspraken opgebouwd in een voorgaande pensioenregeling dan wordt de overgedragen waarde omgezet in pensioenaanspraken. Buiten beschouwing blijft:
a. een voor de omzetting verkregen aanspraak van een gewezen echtgeno(o)t(e) of partner van de deelnemer op bijzonder partnerpensioen;
b. een in de voorgaande pensioenregeling verkregen aanspraak op partnerpensioen waarvoor de echtgeno(o)t(e) of partner geen toestemming geeft voor de overdracht.
4. Voor de bepaling van de overdrachtswaarde, de extra pensioenaanspraken uit waardeoverdracht en dergelijke worden de vastgestelde wettelijke reken- en procedureregels als genoemd in Hoofdstuk 6 van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling en paragraaf 2 van de Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling door het fonds toegepast.
5. Bij liquidatie van het fonds, dan wel beëindiging van de Sectie Nederland binnen het fonds, zal worden overgegaan tot collectieve waardeoverdracht.
6. De omgezette pensioenaanspraken als bedoeld in lid 3 zullen worden geacht te zijn verkregen in dienst van de werkgever.
7. De overgedragen waarde als bedoeld in lid 3 zal worden ingebracht in de basis- en excedent pensioenregeling in verhouding van de conform de artikelen 7 en 16 bepaalde grondslagen.
8. Conform lid 7 naar de basispensioenregeling omgezette aanspraken worden uitgedrukt in extra deelnemerstijd, die benodigd is om bij aanvang van het deelnemerschap de omgezette aanspraken te verkrijgen. In het geval dat de totale deelnemerstijd meer dan 46 jaar gaat bedragen zal het deel van de omgezette pensioenaanspraken dat deze overschrijding veroorzaakt, als extra premievrij pensioen worden aangemerkt. Het bepaalde in artikel 15 inzake de pensioenaanspraken van gewezen deelnemers is van overeenkomstige toepassing op dit extra pensioen.
9. Artikel 19a van dit pensioenreglement is niet van toepassing op de waarde die ingevolge lid 7 wordt ingebracht in de excedent pensioenregeling. De extra deelnemerstijd die ingevolge lid 8 wordt berekend telt niet mee voor de bepaling van de deelnemerstijd in artikel 19a lid 2.
10. Indien geen waarde voor partnerpensioen wordt ontvangen, wordt het toe te kennen partnerpensioen procentueel verlaagd naar rato van het niet overgedragen partnerpensioen.
11. Het bestuur zal op verzoek van een gewezen deelnemer bij diens aanstelling in dienst van één van de instellingen van de Europese Gemeenschap de afkoopwaarde van de pensioenaanspraken overdragen aan de betrokken instelling. De berekening van de afkoopwaarde zal worden uitgevoerd overeenkomstig de wettelijke regels.
12. Voor de deelnemer die direct aansluitend op het einde van het deelnemerschap in de zin van een ander pensioenreglement van de werkgever, deelnemer is geworden in de zin van dit pensioenreglement, is lid 7 niet van toepassing. De waarde die bij zijn vorige werkgever is opgebouwd in de pensioenregeling op basis van een premieovereenkomst wordt voor deze
deelnemer aangewend in de excedent pensioenregeling, waarbij artikel 19a op dezelfde wijze wordt toegepast als in de pensioenregeling bij die vorige werkgever. De waarde die bij zijn vorige werkgever is opgebouwd in de pensioenregeling op basis van een uitkeringsovereenkomst, wordt voor deze deelnemer aangewend in de basispensioenregeling, met inachtneming van lid 3, 4, 6, 8 en 10.
Artikel 31A
Bevoegdheid tot waardeoverdracht
Bij een verzoek om inkomende of uitgaande waardeoverdracht dat niet onder de plicht tot waardeoverdracht valt, is het fonds bevoegd mee te werken aan de waardeoverdracht. Het fonds is bevoegd een opslag wegens dekkingsgraad te vragen. De verdere afhandeling van de bevoegdheid tot waardeoverdracht vindt plaats in overeenstemming met de daaraan gestelde wettelijke eisen.
Artikel 31B
Verval van aanspraken
Na vervanging van de opgebouwde pensioenaanspraken door een uitkering ineens, kan door de betrokkene tegenover het fonds en/of werkgever geen enkel recht meer worden ontleend aan de periode van deelneming waarop de opgebouwde pensioenaanspraken betrekking had en wordt bij hernieuwde deelneming met die periode geen rekening gehouden.
Artikel 32
Afkoop; algemene bepalingen
1. Wettelijk is afkoop bij het fonds slechts mogelijk in geval van:
- klein ouderdomspensioen en overige pensioenen bij einde deelneming
- klein partnerpensioen en eventueel wezenpensioen bij ingang
- klein wezenpensioen bij ingang
- klein bijzonder partnerpensioen bij scheiding
- fiscaal bovenmatig pensioen
2. In dit pensioenreglement of de beheersovereenkomst is het recht op afkoop van kleine pensioenen niet beperkt of uitgesloten. Het fonds conformeert zich bij afkoop van kleine pensioenen aan het wettelijk minimumbedrag als bedoeld in artikel 66 van de Pensioenwet. Dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd volgens artikel 66,van de Pensioenwet. Eenvoudigheidshalve wordt in dit pensioenreglement gesproken over kleine pensioenen, respectievelijk klein ouderdomspensioen en klein (bijzonder) partnerpensioen. De hoogte van de pensioenen wordt bepaald inclusief de verleende indexaties.
3. In de artikelen 32A tot en met 32C wordt aangegeven, dat afkoop binnen de termijn van 6 maanden na afloop van de termijn van 2 jaar zonder toestemming van betrokkene kan gebeuren.
Indien de toestemming niet binnen de termijn van 6 maanden wordt verkregen, zal tot periodieke uitkering worden overgegaan, tenzij betrokkene daarna alsnog voor afkoop kiest.
4. Of een jaarlijks pensioen onder het wettelijk minimumbedrag ligt wordt beoordeeld op het toets moment. In de artikelen 32A tot en met 32C is aangegeven op welk tijdstip dit toetsmoment ligt. Het is mogelijk dat het jaarlijks pensioenbedrag na het toetsmoment onder het wettelijk minimumbedrag komt te liggen. Dit wordt beoordeeld naar de situatie op de eerste januari van dat jaar, Het fonds kan in dat geval het pensioen met instemming van de gewezen deelnemer of pensioengerechtigde afkopen.
5. Op de afkoopsom worden de wettelijke inhoudingen in mindering gebracht.
6. De toe te passen afkoopfactoren zijn vastgesteld op basis van collectief actuariële gelijkwaardigheid en zijn opgenomen in een bijlage achter dit reglement. Bij de afkoop wordt geen onderscheid gemaakt tussen mannen en vrouwen. De afkoopfactoren zijn voor deelnemers en gewezen deelnemer dezelfde.
7. Elk beding strijdig met de hiervoor genoemde wettelijk afkoopmogelijkheden is nietig.
Artikel 32A
Afkoop klein ouderdomspensioen na einde deelneming anders dan door overlijden
1. Het fonds kan klein ouderdomspensioen van de gewezen deelnemer na einde deelneming anders dan door overlijden afkopen. Afkoop kan op zijn vroegst 2 jaar na beëindiging van de deelneming plaats hebben.
2. Als binnen de termijn van 2 jaar de pensioenrichtleeftijd wordt bereikt dan kan de afkoop resp. overdracht vóór het einde van de 2-jaarstermijn plaatsvinden.
3. Afkoop vindt niet plaats als de gewezen deelnemer binnen twee jaar na beëindiging van de deelneming een procedure tot waardeoverdracht is gestart. Een procedure tot waardeoverdracht wordt geacht niet te zijn gestart als hiervan niet binnen twee jaar en een maand na beëindiging van de deelneming melding is ontvangen door het fonds.
4. Het toetsmoment of sprake is van klein ouderdomspensioen is het tijdstip van beëindiging van de deelneming, tenzij de pensioeningangsdatum vóór het einde van de 2-jaarstermijn ligt. In dat geval is het toetsmoment conform artikel 66, lid 2, van de Pensioenwet de pensioeningangsdatum.
5. Het fonds informeert de gewezen deelnemer binnen 6 maanden na afloop van de termijn van 2 jaar over de afkoop en gaat ook binnen 6 maanden tot uitbetaling over. Het fonds informeert de gepensioneerde binnen 6 maanden na de pensioeningangsdatum over de afkoop en gaat ook binnen 6 maanden tot uitbetaling over. Na afloop van de termijn van 6 maanden is voor de afkoop toestemming van de gewezen deelnemer of de gepensioneerde nodig.
6. Als een ouderdomspensioenaanspraak wordt afgekocht, worden ook de meeverzekerde aanspraken op (bijzonder) partner- en wezenpensioen afgekocht. De afkoopsom van het bijzonder partnerpensioen wordt aan de gewezen partner ter beschikking gesteld.
Artikel 32B
Afkoop klein partnerpensioen bij ingang
1. Het fonds kan klein partnerpensioen en eventueel wezenpensioen van de nabestaanden bij de ingang van het partnerpensioen afkopen. Toetsmoment of sprake is van klein partnerpensioen is de ingangsdatum van het partnerpensioen.
2. Het fonds informeert de partner binnen 6 maanden na de ingangsdatum van het partnerpensioen over de afkoop en gaat ook binnen deze termijn van 6 maanden tot uitbetaling over. Na afloop van de termijn van 6 maanden is voor de afkoop toestemming van de partner nodig.
1. De afkoopsom van het partnerpensioen wordt aan de partner ter beschikking gesteld.
Artikel 32BA
Afkoop klein wezenpensioen bij ingang
1. Het fonds kan klein wezenpensioen van de kinderen bij de ingang van het wezenpensioen afkopen. Toetsmoment of sprake is van klein wezenpensioen is de ingangsdatum van het wezenpensioen. Het fonds koopt klein wezenpensioen alleen af als er geen achterblijvende ouder is aan wie partnerpensioen wordt uitgekeerd. Als er wel een achterblijvende ouder is aan wie het partnerpensioen wordt uitgekeerd, dan wordt het wezenpensioen alleen gezamenlijk met het partnerpensioen afgekocht en alleen als het een klein partnerpensioen betreft.
2. Het fonds informeert de wees binnen 6 maanden na de ingangsdatum van het wezenpensioen over de afkoop en gaat ook binnen deze termijn van 6 maanden tot uitbetaling over. Na afloop van de termijn van 6 maanden is voor de afkoop de toestemming van de wees of diens wettelijke vertegenwoordiger nodig.
3. De afkoopsom van het wezenpensioen wordt aan de wees of aan diens wettelijke vertegenwoordiger ter beschikking gesteld.
Artikel 32C
Afkoop klein bijzonder partnerpensioen bij scheiding
1. Het fonds kan het klein bijzondere partnerpensioen van de gewezen partner afkopen. Bijzonder partnerpensioen komt voor afkoop in aanmerking als de uitkering van het bijzonder partnerpensioen op jaarbasis op de ingangsdatum minder zal bedragen dan het minimumbedrag.
2. Het fonds informeert de gewezen partner binnen 6 maanden na de melding van de scheiding over de afkoop en gaat ook binnen 6 maanden tot uitbetaling over. Na afloop van de termijn van 6 maanden is voor de afkoop toestemming van de gewezen partner nodig.
Artikel 32D
Afkoop van fiscaal bovenmatig pensioen
Het fonds kan fiscaal bovenmatig pensioen afkopen. Daarbij wordt de bovenmatigheid beoordeeld op het tijdstip onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip:
- van pensioeningang, of
- waarop de deelnemer of gewezen deelnemer ophoudt binnenlandse belastingplichtige te zijn. Hierbij worden de desbetreffende bepalingen van de Wet op de loonbelasting 1964 in achtgenomen.
De afkoopsom van het af te kopen deel van het pensioen wordt aan de deelnemer of de gewezen deelnemer ter beschikking gesteld met uitzondering van de afkoopsom van het bijzondere partnerpensioen die ter beschikking wordt gesteld aan de gewezen partner.
Artikel 32E
Verbod van vervreemding en mogelijkheid van volmacht
1. De pensioenrechten of aanspraken ingevolge deze pensioenregeling kunnen niet worden afgekocht, vervreemd of prijsgegeven, dan wel formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid worden, anders dan in de gevallen voorzien bij of krachtens de Pensioenwet.
2. Verpanding is toegestaan voor het verlenen van zekerheid voor het verkrijgen van uitstel van betaling als bedoeld in artikel 25, lid 5 van de Invorderingswet 1990.
3. Vervreemding van bijzonder partnerpensioen is toegestaan op grond van artikel 57, lid 5 van de Pensioenwet.
4. Volmacht tot invordering van uitkeringen uit hoofde van een pensioenrecht, onder welke vorm of welke benaming ook verleend, is steeds herroepelijk.
5. Beslag op pensioen is slechts mogelijk indien en voor zover dit wettelijk is toegestaan.
6. In geval van beslaglegging op pensioen is het Fonds bevoegd de daarmee gepaard gaande kosten geheel of gedeeltelijk bij de pensioengerechtigde in rekening te brengen, al dan niet door verrekening met dat pensioen.
7. Elk beding, strijdig met het bepaalde in een van de voorgaande leden van dit artikel, is ten opzichte van het Fonds nietig.
Artikel 33
Overheveling pensioenkapitaal (excedent)
1. Het fonds draagt op het tijdstip dat de aanwending van het aanwezige pensioenkapitaal volgens dit reglement mogelijk is en daartoe door de betrokkenen bij het bestuur een verzoek is ingediend, het aanwezige pensioenkapitaal over, doch nooit meer dan het maximale pensioenkapitaal.
De overdracht kan op een ander tijdstip geschieden bij akkoordbevinding van zowel de gewezen deelnemer, gepensioneerde of andere belanghebbende als van het bestuur. Bij overdracht is de toestemming nodig van de partner.
2. De hoogte van de pensioenaanspraken, welke voor het pensioenkapitaal dienen te worden aangekocht, zal afhankelijk zijn van de grondslagen en de tarieven, zoals die op het moment van overdracht van het pensioenkapitaal bij de betreffende verzekeraar of pensioenfonds van kracht zijn.
Ingeval van overdracht van het pensioenkapitaal aan een verzekeraar of aan een pensioenfonds zijn het fonds en de werkgever van alle verdere verplichtingen jegens betrokkene en/of de na te laten betrekkingen ontslagen.
Artikel 34
Deelnemersverplichtingen
1. Door de toetreding tot de pensioenregeling machtigt de deelnemer de werkgever met name de in artikel 13 en artikel 17 lid 2 van dit reglement bedoelde jaarlijkse bijdrage van zijn salaris in te houden.
2. Degenen die voor zichzelf en hun nabestaanden aan dit pensioenreglement aanspraken kunnen ontlenen zijn verplicht hun medewerking te verlenen tot een goede uitvoering van dit pensioenreglement, onder andere door aan het fonds op eerste verzoek de bewijsstukken over te leggen en de gegevens te verschaffen, die voor de uitvoering van de pensioenregeling nodig zijn. Voorts is de (gewezen) deelnemer of de gepensioneerde verplicht ten spoedigste aan het fonds mededeling te doen van het aangaan respectievelijk de ontbinding van zijn huwelijk c.q. gemeenschappelijke huishouding en dienen ongehuwde deelnemers met kinderen die voor aanspraak op wezenpensioen in aanmerking komen deze aan te melden. Deze mededelingsplicht bestaat ook voor de deelnemer die een huwelijk aangaat c.q. een gemeenschappelijke huishouding gaat voeren.
3. De gevolgen van het niet nakomen van deze verplichtingen zijn voor risico van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde, onderscheidenlijk hun nabestaanden.
Artikel 34A
Informatieverstrekking door het fonds, algemeen
1. De informatie die het fonds verstrekt of beschikbaar stelt dient correct, duidelijk en evenwichtig te zijn.
2. De informatie wordt schriftelijk of elektronisch verstrekt tenzij de deelnemer, gewezen deelnemer, pensioengerechtigde of gewezen partner – voor zover instemming vereist is – niet instemt of bezwaar maakt tegen elektronische verstrekking. Indien de deelnemer, gewezen deelnemer, gewezen partner of pensioengerechtigde – voor zover instemming vereist is – niet instemt of bezwaar maakt tegen elektronische verstrekking, verstrekt het fonds de informatie schriftelijk.
3. Bij het verstrekken van de schriftelijke informatie kan het fonds zich houden aan het laatst hem bekende adres. Blijkt dit adres onjuist te zijn, dan doet het fonds navraag bij de gemeentelijke basisadministratie in de laatst bekende woonplaats. De hiermee gepaard gaande kosten kan het
fonds in rekening brengen bij de deelnemer, gewezen deelnemer, pensioengerechtigde of gewezen partner. Deze kosten kunnen niet direct in mindering worden gebracht op de uitkering.
4. Indien de deelnemer, gewezen deelnemer, pensioengerechtigde of gewezen partner – voor zover instemming vereist is – instemt of geen bezwaar heeft gemaakt tegen elektronische verstrekking van informatie en het bij het fonds bekende adres voor deze elektronische verstrekking blijkt onjuist, verstrekt het fonds de informatie schriftelijk.
5. Het fonds is bevoegd kosten in rekening te brengen voor het verstrekken van de informatie als bedoeld in artikel 34F, eerste lid, onderdelen b tot en met e, en vierde lid, en artikel 34K. De overige informatie wordt kosteloos verstrekt.
6. De informatie over toeslagverlening, als bedoeld in artikel 34B, eerste lid, onderdeel c, artikel 34C, onderdeel c, artikel 34D, onderdeel b, artikel 34E, eerste lid, onderdeel b, artikel 34G, onderdeel b, artikel 34H, eerste lid, onderdeel b, artikel 34I, onderdeel c, en artikel 34J, eerste lid, onderdeel c, zal worden verstrekt overeenkomstig de voorwaarden in de Pensioenwet.
Artikel 34B
Informatie aan de deelnemers bij aanvang van de deelneming (welkomstbericht)
1. Het fonds verstrekt de deelnemer binnen drie maanden na aanvang van de deelneming een welkomstbericht. Het welkomstbericht bevat in ieder geval informatie over de kenmerken van de pensioenregeling, de uitvoering van de pensioenregeling en over de persoonlijke omstandigheden die een actie van de deelnemer kunnen vergen. De deelnemer wordt ook gewezen op de website van het fonds en de mogelijkheid het pensioenregister te raadplegen.
2. Het eerste lid is niet van toepassing indien de gewezen deelnemer binnen zes maanden na beëindiging van een eerdere periode van deelneming opnieuw deelnemer wordt in het fonds en de gewezen deelnemer de in het eerste lid bedoelde informatie al eerder heeft ontvangen. Informatie die sinds de vorige verstrekking is gewijzigd wordt wel verstrekt.
Artikel 34C
Jaarlijkse informatie aan de deelnemers (uniform pensioenoverzicht)
Het fonds verstrekt de deelnemer jaarlijks een uniform pensioenoverzicht. Dit overzicht bevat in ieder geval:
a. een opgave van de verworven pensioenaanspraken;
b. een opgave van de aan het voorafgaande kalenderjaar toe te rekenen waardeaangroei van pensioenaanspraken overeenkomstig artikel 3.127 van de Wet inkomstenbelasting 2001 en de daarop berustende bepalingen;
c. informatie over toeslagverlening;
d. informatie over de reglementaire pensioenleeftijd;
e. een opgave van de reglementair te bereiken pensioenaanspraken, met de waarschuwing dat deze opgave kan verschillen van de definitieve hoogte van de te ontvangen pensioenuitkeringen;
f. informatie over de werkgeverspremie en werknemerspremie;
g. informatie over garanties, informatie over het land waar het pensioen is ondergebracht en de toezichthouder waar het pensioen onder valt; en
h. informatie over de dekkingsgraad naar Nederlandse maatstaf.
Artikel 34D
Informatie aan de deelnemers bij beëindiging van de deelneming
Het fonds verstrekt de deelnemer bij beëindiging van de deelneming:
a. een opgave van de tot dat moment op grond van het pensioenreglement opgebouwde pensioenaanspraken;
b. informatie over toeslagverlening;
c. informatie over de mogelijkheid van afkoop van aanspraken op ouderdomspensioen bij beëindiging van de deelneming voor zover er sprake is van een pensioenaanspraak onder de afkoopgrens;
d. informatie over het recht op of de mogelijkheid tot waardeoverdracht bij wisseling van werkgever of toetreding tot een beroepspensioenregeling;
e. informatie over de consequenties van arbeidsongeschiktheid;
f. informatie over het actueel zijn van een eventueel herstelplan of geactualiseerd herstelplan; en
g. informatie over het vervallen van de dekking tegen het risico op overlijden indien (tijdelijk) nabestaandenpensioen werd verworven op basis van risicofinanciering.
Artikel 34E
Periodieke informatie aan gewezen deelnemers
1. Het fonds verstrekt de gewezen deelnemer ten minste jaarlijks:
a. een opgave van zijn opgebouwde pensioenaanspraken, met de waarschuwing dat deze opgave kan verschillen van de definitieve hoogte van de te ontvangen pensioenuitkeringen;
b. informatie over toeslagverlening;
c. informatie over de reglementaire pensioenleeftijd;
d. informatie over garanties;
e. informatie over het land waar het pensioen is ondergebracht en de toezichthouder waar het pensioen onder valt; en
f. informatie over de dekkingsgraad naar Nederlandse maatstaf.
2. Het fonds kan in afwijking van het bovenstaande de in dit lid bedoelde informatie op diens website ter beschikking stellen, mits de informatie ten minste een keer in de vijf jaar schriftelijk of elektronisch wordt verstrekt.
3. Het fonds informeert de gewezen deelnemer binnen drie maanden na een wijziging van het toeslagbeleid over die wijziging.
Artikel 34F
Informatie op verzoek van de (gewezen) deelnemers, de gewezen partner en de pensioengerechtigde
1. Het fonds verstrekt de deelnemer, de gewezen deelnemer, de gewezen partner en de pensioengerechtigde op verzoek een opgave van de opbouwde pensioenaanspraken, reglementair te bereiken pensioenaanspraken of pensioenrecht, waarbij deze gegevens voor zover het ouderdomspensioen betreft, tevens weergegeven worden op basis van een pessimistisch scenario, een verwacht scenario en een optimistisch scenario.
2. Het fonds verstrekt de deelnemer, de gewezen deelnemer en de gewezen partner op verzoek informatie die specifiek voor hem relevant is
3. Het fonds verstrekt de deelnemer of gewezen deelnemer op verzoek informatie over de consequenties van uitruil van partnerpensioen voor een hoger en/of eerder ingaand ouderdomspensioen, van ouderdomspensioen in partnerpensioen of van andere vormen van uitruil.
4. Het fonds verstrekt de gewezen deelnemer of de gewezen partner op verzoek de informatie in artikel 40 lid 1 of artikel 42 lid 1 van de Pensioenwet.
5. Het fonds verstrekt de in het eerste en derde lid bedoelde informatie op verzoek ook aan vertegenwoordigers van deelnemers, van gewezen deelnemers, van gewezen partners of van pensioengerechtigden.
Artikel 34G
Beschikbare informatie
Het fonds stelt op de website voor in ieder geval de (gewezen) deelnemer, de gewezen partner of de pensioengerechtigde beschikbaar:
a. informatie over de pensioenregeling;
b. informatie over uitvoeringskosten;
c. het pensioenreglement;
d. het bestuursverslag en de jaarrekening van het fonds;
e. de uitvoeringsovereenkomst;
f. de voor hem relevante informatie over beleggingen;
g. een verklaring inzake de beleggingsbeginselen als bedoeld in artikel 145 van de Pensioenwet.
h. het eventuele sanerings- of herstelplan als bedoeld in artikel 138 van de Pensioenwet;
i. informatie over de hoogte van de (beleids)dekkingsgraad;
j. alle andere informatie die het fonds op grond van wet- en regelgeving verplicht is te verstrekken.
Artikel 34H
Informatieverstrekking aan gewezen partner bij scheiding
Het fonds verstrekt degene die gewezen partner wordt en een aanspraak verkrijgt op bijzonder partnerpensioen:
a. een opgave van de opgebouwde pensioenaanspraak op partnerpensioen;
b. informatie over toeslagverlening;
c. informatie die voor de gewezen partner specifiek van belang is, zoals de mogelijkheid van afkoop van een aanspraak op bijzonder partnerpensioen, voor zover sprake is van een pensioenaanspraak onder de afkoopgrens; en
d. een opgave van zijn maximale pensioenen en een indicatie van het bijbehorende maximale pensioenkapitaal waarop hij recht heeft inzake de excedent pensioenregeling.
Artikel 34I
Periodieke informatie aan gewezen partner
1. Het fonds verstrekt de gewezen partner ten minste een keer in de vijf jaar:
a. een opgave van zijn opgebouwde aanspraak op partnerpensioen op grond van artikel 23G; en
b. informatie over toeslagverlening.
2. Het fonds informeert de gewezen partner binnen drie maanden na een wijziging van het toeslagbeleid over die wijziging.
Artikel 34J
Informatieverstrekking voorafgaand aan of bij de pensioeningang
Het fonds verstrekt degene die pensioengerechtigde wordt:
a. een opgave van zijn pensioenrecht;
b. een opgave van de opgebouwde aanspraken op nabestaandenpensioen;
c. informatie over toeslagverlening;
d. informatie die voor degene die pensioengerechtigde wordt specifiek in het kader van de pensioeningang van belang is; en
e. voor zover toepasselijk een opgave van zijn maximale pensioenen en een indicatie van het bijbehorende maximale pensioenkapitaal waarop hij recht heeft inzake de excedent pensioenregeling.
Artikel 34K
Periodieke informatie aan pensioengerechtigden
1. Het fonds verstrekt de pensioengerechtigde jaarlijks:
a. een opgave van zijn pensioenrecht;
b. een opgave van de opgebouwde aanspraken op nabestaandenpensioen wanneer de pensioenregeling daarin voorziet;
c. informatie over toeslagverlening;
d. informatie over garanties; en
e. informatie over het land waar het pensioen is ondergebracht en de toezichthouder waar het pensioen onder valt.
2. Het fonds informeert de pensioengerechtigde binnen drie maanden na een wijziging van het toeslagbeleid over die wijziging.
Artikel 34L
Informatieverstrekking bij vertrek naar een andere lidstaat
1. Het fonds verstrekt deelnemers, gewezen deelnemers en gepensioneerden die zich in een andere lidstaat vestigen informatie over hun pensioenaanspraken en pensioenrechten en over de mogelijkheden die hun op grond van de pensioenregeling worden geboden.
2. De informatie die op grond van het eerste lid wordt verstrekt is ten minste overeenkomstig de informatie die wordt verstrekt aan deelnemers, gewezen deelnemers en gepensioneerden die in Nederland blijven.
Artikel 35
Aspirant-deelnemers
1. Een aspirant-deelnemer heeft aanspraak op levenslang en tijdelijk partnerpensioen en wezenpensioen als ware hij deelnemer.
2. Ter dekking van de in lid 1 van dit artikel bedoelde aanspraken kan het fonds eenjarige verzekeringen op risicobasis afsluiten. Deze verzekeringen hebben geen premievrije waarde of afkoopwaarde.
3. Het jaarlijks, levenslange partnerpensioen bedraagt 61,18% en het tijdelijk partnerpensioen 8,74% van de basispensioengrondslag, die voor de werknemer overeenkomstig het bepaalde in artikel 7 van dit reglement zou zijn vastgesteld, indien hij terzelfder tijd in de pensioenregeling zou zijn opgenomen voor het ouderdomspensioen. Het tijdelijk partnerpensioen bedraagt niet meer dan 8/7 maal de nominale uitkering ingevolge de Algemene Nabestaandenwet, vermeerderd met de vakantie-uitkering en het verschil in verschuldigde premie voor de volksverzekeringen over het partnerpensioen voor en na de AOW-gerechtigde leeftijd van de partner.
4. Het jaarlijks wezenpensioen bedraagt voor elk kind van een aspirant-deelnemer 12,24% van de onder lid 3 van dit artikel bedoelde basispensioengrondslag. Tevens geldt de bepaling van artikel 10 lid 2.
5. De pensioenaanspraken van een aspirant-deelnemer vervallen op het tijdstip dat de aspirant- deelnemer niet meer aan de in lid 1 van dit artikel bedoelde omschrijving voldoet.
6. De aspirant-deelnemer is geen bijdrage verschuldigd.
7. Artikel 9A en 9B zijn van overeenkomstige toepassing op aspirant deelnemers.
8. Voor zover hiervan in dit artikel niet is afgeweken, is het in de overige artikelen van dit pensioenreglement bepaalde zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de aspirant-deelnemers. Voor aspirant-deelnemers is het bepaalde in artikel 20 niet van
toepassing.
Artikel 36
Algemene bepalingen
1. Iedere vaststelling of wijziging van dit pensioenreglement behoort tot de exclusieve bevoegdheid van de werkgever.
2. De werkgever kan de pensioenovereenkomst en dit pensioenreglement dat daarvan onderdeel uitmaakt zonder instemming van de (oud) werknemer wijzigen of beëindigen in de volgende situaties:
- indien er sprake is van een zodanig zwaarwichtig belang van de werkgever dat het belang van de (oud) werknemer dat door de wijziging zou worden geschaad daarvoor naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet wijken.
− in geval van wijziging van de pensioenovereenkomst, hetzij met instemming van de (oud) werknemer hetzij zonder instemming van de (oud) werknemer zoals bedoeld in de voorgaande alinea;
in geval van een wijziging die wordt genoodzaakt door wetgeving of wordt opgedragen door de Toezichthouder Nederland of de Toezichthouder België, met uitzondering van de wijzigingen waarbij de werkgever wezenlijke beleidsvrijheid toekomt.
In deze gevallen past de werkgever de pensioenovereenkomst en het onderhavige pensioenreglement overeenkomstig aan, met inachtneming van de Beheersovereenkomst.
3. In incidentele gevallen, waarin dit reglement niet voorziet, of de billijkheid afwijking van dit pensioenreglement vordert, beslist de werkgever na overleg met het fonds.
4. In bijzondere gevallen kunnen de werkgever en het fonds afwijken van het bepaalde in dit pensioenreglement ten aanzien van enkele deelnemers, voor zover de belangen van de overige deelnemers niet worden geschaad.
5. Het fonds en de werkgever treden in de gevallen genoemd in lid 2, 3 en 4 van dit artikel niet in strijd met relevante wet- en regelgeving, waaronder de Pensioenwet en de Wet op de Loonbelasting 1964 en de Belgische wetgeving.
6. Het recht om opeisbaar geworden pensioentermijnen in te vorderen kan niet verjaren bij leven van de pensioengerechtigde. Een pensioenuitkering waarover niet is beschikt, vervalt aan het fonds na overlijden van de pensioengerechtigde.
Artikel 37
Inwerkingtreding en overgangsbepalingen
1. Dit pensioenreglement is in werking getreden op 1 januari 2006 en is laatstelijk gewijzigd per 1 januari 20213
2. Voor de deelnemer die op 31 december 2013 deelnemer was gelden de volgende
overgangsbepalingen:
a. De deelnemer heeft aanspraak op een extra ouderdomspensioen uit hoofde van de basispensioenregeling. Die extra aanspraak op ouderdomspensioen wordt als volgt vastgesteld:
1. Het op 31 december 2013 volgens het op die datum geldende pensioenreglement opgebouwde ouderdomspensioen in de basispensioenregeling, wordt op basis van een door het bestuur vastgestelde conversiefactor herrekend naar een ouderdomspensioen ingaand op de pensioenrichtleeftijd volgens het op 1 januari 2014 geldende pensioenreglement;
2. Het onder a1 berekende ouderdomspensioen wordt verminderd met het ouderdomspensioen dat in de basispensioenregeling is opgebouwd op 31 december 2013, volgens het op 1 januari 2014 geldende pensioenreglement;
3. De uitkomst van a2 is het extra ouderdomspensioen.
De onder a1 genoemde conversiefactor geldt voor de herrekening per 1 januari 2014 en wordt bepaald volgens de door het bestuur vastgestelde tabel die is opgenomen in bijlage VI bij dit pensioenreglement.
Het extra ouderdomspensioen telt niet mee voor de vaststelling van aanspraken op partner- en wezenpensioen. Het extra ouderdomspensioen wordt gedurende het deelnemerschap jaarlijks op 1 januari verhoogd met de Algemene verhoging. Na afloop van het deelnemerschap wordt het jaarlijks verhoogd met hetzelfde percentage als het ouderdomspensioen van gewezen deelnemers.
b. De deelnemer heeft aanspraak op een extra levenslang partnerpensioen uit hoofde van de basispensioenregeling. Die extra aanspraak op levenslang partnerpensioen is gelijk aan het op 31 december 2013 volgens het op die datum geldende pensioenreglement opgebouwde levenslang partnerpensioen in de basispensioenregeling, verminderd met het levenslang partnerpensioen dat in de basispensioenregeling is opgebouwd op 31 december 2013 volgens het op 1 januari 2014 geldende pensioenreglement. Het extra levenslang partnerpensioen wordt gedurende het deelnemerschap jaarlijks op 1 januari verhoogd met de Algemene verhoging. Na afloop van het deelnemerschap wordt het jaarlijks verhoogd met hetzelfde percentage als het levenslang partnerpensioen van gewezen deelnemers.
c. De deelnemer heeft aanspraak op een extra wezenpensioen uit hoofde van de basispensioenregeling. Die extra aanspraak op wezenpensioen is gelijk aan het op 31 december 2013 volgens het op die datum geldende pensioenreglement opgebouwde wezenpensioen in de basispensioenregeling, verminderd met het wezenpensioen dat in de basispensioenregeling is opgebouwd op 31 december 2013 volgens het op 1 januari 2014 geldende pensioenreglement. Het extra wezenpensioen wordt gedurende het deelnemerschap jaarlijks op 1 januari verhoogd met de Algemene verhoging. Na afloop van het deelnemerschap wordt het jaarlijks verhoogd met hetzelfde percentage als het wezenpensioen van gewezen deelnemers.
d. Degene die op grond van het op 31 december 2013 geldende pensioenreglement recht had op premievrije voortzetting bij arbeidsongeschiktheid en die op 1 januari 2014 nog arbeidsongeschikt is in de zin van het op 1 januari 2014 geldende pensioenreglement, wordt voor de verwerving van pensioenen vanaf die datum geacht arbeidsongeschikt te zijn geworden onder het op 1 januari 2014 geldende pensioenreglement.
e. De deelnemer die op grond van het op 31 december 2013 geldende pensioenreglement ziek of arbeidsongeschikt zou zijn op 1 januari 2014, maar op die datum nog geen recht heeft op premievrije voortzetting wegens arbeidsongeschiktheid, wordt geacht arbeidsongeschikt te zijn geworden onder het op 1 januari 2014 geldende pensioenreglement.
f. Artikel 19a is niet van toepassing op het saldo op de pensioenrekening dat met de tot 2014 beschikbaar gestelde premies is verworven.
3. Degene die op 31 december 2013 pensioengerechtigde was of degene die op die datum aanspraakgerechtigde was en op 1 januari 2014 geen deelnemer is in de zin van het op 1 januari 2014 geldende pensioenreglement, houdt de pensioenaanspraken en pensioenrechten die op grond van het op 31 december 2013 geldende pensioenreglement voor hem zijn vastgesteld, met dien verstande dat de opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen van de betreffende aanspraakgerechtigde op basis van een door het bestuur vastgestelde conversiefactor worden herrekend naar een pensioen met een standaard pensioendatum die gelijk is aan de eerste dag van de maand volgend op de 67ste verjaardag van de aanspraakgerechtigde, zonder dat dit consequenties heeft voor het opgebouwde partner- en wezenpensioen. De pensioenen worden derhalve uitgekeerd conform het op 1 januari 2014 geldende pensioenreglement en de aanspraakgerechtigde heeft ook de in het op 1 januari 2014 geldende pensioenreglement opgenomen keuze- en beschikkingsrechten.
4. Deze regeling komt voor deelnemers die op 31 december 2005 deelnemer waren in pensioenreglement 1991 dan wel pensioenreglement 2003 per 1 januari 2006 in de plaats van laatstgenoemde regelingen. Daarbij gelden de volgende overgangsbepalingen:
a. Met instemming van de deelnemer, zijn de premievrije pensioenaanspraken die de deelnemer op 31 december 2005 uit hoofde van pensioenreglement 1991 en 2003 jegens het fonds heeft, op basis van collectieve actuariële gelijkwaardigheid omgezet in premievrije aanspraken op ouderdomspensioen en partnerpensioen waarop de bepalingen van pensioenreglement 2006 van toepassing zijn. Hetzelfde geldt voor de eventuele premievrije aanspraken van de deelnemer op tijdelijk ouderdomspensioen welke op 31 december 2005 als aanvulling op het Nerflex Pensioenreglement bij Stichting Pensioenfonds BP en later bij het fonds zijn ingekocht.
Bij de vaststelling van de premievrije pensioenaanspraken uit hoofde van pensioenreglement 1991 en 2003 zijn de fictieve pensioenen op de onderstaande wijze in mindering gebracht:
Voor deelnemers die tot 1 januari 1991 hebben deelgenomen aan de pensioenregeling van BP Raffinaderij Nederland N.V. (BP) respectievelijk de pensioenregeling van Texaco Raffinaderij Pernis B.V. (Texaco) is in afwijking van het in voorgaande artikelen bepaalde het volgende van toepassing:
i. Bij de vaststelling van de pensioenaanspraken wordt de bij BP of Texaco doorgebrachte diensttijd mee in aanmerking genomen.
ii. Op de vastgestelde pensioenen worden fictieve pensioenen in mindering gebracht, welke worden bepaald op basis van de pensioengrondslag en het voor de pensioenberekening in aanmerking te nemen aantal verstreken dienstjaren bij BP of Texaco per 31 december 1990 op basis van de pensioenregeling van Nerefco zoals die gold per 1 januari 1991.
iii. Indien de voor de in dit lid bedoelde deelnemers bedragen van ouderdomspensioen, partner- en/of wezenpensioen verzekerd waren volgens de pensioenregeling van BP of Texaco, die hoger zijn dan de bedragen van ouderdomspensioen, partner- en/of wezenpensioen berekend volgens sub a, behouden die deelnemers aanspraak op die hogere bedragen verminderd met de fictieve pensioenen volgens sub b, tot het tijdstip waarop het onderhavige reglement recht geeft op hogere pensioenaanspraken.
Voor zover de premievrije aanspraken uit pensioenreglement 2003 bestaan uit een pensioenkapitaal uit hoofde van de excedentpensioenregeling, zal dit kapitaal worden ingebracht in de excedentpensioenregeling van pensioenreglement 2006. De bepalingen van pensioenreglement 2006 zullen vervolgens op dit kapitaal van toepassing zijn.
b. Zolang het deelnemerschap voortduurt, zullen de omgezette aanspraken voor zover deze niet zijn vertaald in deelnemerstijd en met uitzondering van de aanspraken in de excedentpensioenregeling, jaarlijks op 1 januari worden verhoogd overeenkomstig de algemene verhoging. Deze verhoging vindt voor het eerst plaats op 1 januari van het kalenderjaar dat volgt op het jaar waarin de omzetting heeft plaatsgevonden.
Voor zover de omzetting van pensioenaanspraken betreft die tot uitkering zouden komen voor het bereiken van de 65-jarige leeftijd, tot de 65-jarige leeftijd, mag deze omzetting in afwijking van het bepaalde in artikel 26 leiden tot een ouderdomspensioen dat meer bedraagt dan 100% van het pensioengevend Jaarinkomen.
c. Het fonds zal eventueel door de werkgever voorwaardelijk toegezegde pensioenaanspraken ter benutting van fiscale pensioenruimte over het verleden vanaf het moment dat deze voorwaardelijke aanspraken onvoorwaardelijk zijn toegekend en gefinancierd beschouwen als in pensioenreglement 2006 opgebouwde premievrije pensioenaanspraken, waarop artikel 15 van overeenkomstige toepassing is. Eén en ander mits voldaan is aan de daarvoor geldende wet- en regelgeving. Het betreft de toezegging die is beschreven in het addendum dat is opgenomen als bijlage II bij dit reglement.
De op basis van bijlage II bepaalde aanspraak op ouderdomspensioen ingaande op de pensioenrichtleeftijd volgens het op 31 december 2013 geldende pensioenreglement, wordt met de in lid 2 genoemde conversiefactor omgezet in een ouderdomspensioen ingaande op de pensioenrichtleeftijd volgens het op 1 januari 2014 geldende pensioenreglement.
5. In artikel 24 is geregeld dat de (gewezen) deelnemer geheel of gedeeltelijk afstand kan doen van de aanspraak op partnerpensioen teneinde zijn ouderdomspensioen te verhogen en/of eerder in te laten gaan. Deze bepaling geldt voor dat deel van het partnerpensioen dat is opgebouwd vanaf 1 januari 2002.
6. Het bestuur kan de in artikel 8A vastgelegde uitruilfactoren, de in artikel 23 vastgelegde vervroegingsfactoren, de in artikel 24 vastgelegde uitruilfactoren alsmede de in artikel 25 vastgelegde hoog/laagfactoren eens per twee jaar herzien, voor het eerst per 1 januari 2008 maar zo nodig kan het bestuur echter ook tussentijds de betreffende factoren herzien. Xxxxx echter niet eerder dan nadat de actuaris van het fonds op grond van zijn bevindingen daartoe de noodzaak aan het bestuur heeft aangetoond.
7. Artikel 31 lid 11 geldt vanaf 16 december 2010.
8. Artikel 1 onderdeel 46 is ingevoerd per 1 januari 2012. Artikel 1 onderdeel 17, artikel 7 lid 2 onderdeel b, artikel 15 lid 1 en 3 en artikel 20 lid 6 zijn gewijzigd met ingang van 1 januari 2012. De volgende bepalingen zijn gewijzigd per 13 juni 2012: artikel 18, artikel 26 lid 3, artikel 29A lid 4 en artikel 31 lid 1. Artikel 1, onderdeel 47 en Artikel 19 lid 4 gelden vanaf 13 juni 2012. Artikel 26 lid 2 is vervallen per 13 juni 2012. Artikel 20 lid 13 en 38 lid 9 zijn ingevoerd per 28 november 2012 en per diezelfde datum zijn artikel 20 lid 5, 23 lid 1 en 38 lid 3 gewijzigd.
9. Artikel 35 is gewijzigd per 13 maart 2013 voor degenen die na deze datum Aspirant-deelnemer worden.
10. Per 1 januari 2014 zijn de volgende bepalingen gewijzigd:
a. Artikel 1, onderdeel 1, 2, en 17, 18, 19 en 20;
b. Artikel 3 lid 2;
c. Artikel 4 lid 5;
d. Artikel 5 lid 1, 2 en 3;
e. Artikel 6 lid 2 en 3;
f. Artikel 7 lid 2;
g. Artikel 8 lid 2;
h. Artikel 8A lid 3
i. Artikel 9 lid 2 en 4;
j. Artikel 9A;
k. Artikel 10 lid 3;
l. Artikel 11 lid 1 en 4;
m. Artikel 17 lid 1;
n. Artikel 19 lid 4;
o. Artikel 20 lid 1, 5 en 9;
p. Artikel 23 lid 1;
q. Artikel 25 lid 1;
r. Artikel 26 lid 1;
s. Artikel 27 lid 4;
t. Artikel 29 lid 2;
u. Artikel 29A lid 1;
v. Artikel 29C lid 2;
w. Artikel 30 lid 1 en lid 3;
x. Artikel 31 lid 8;
y. Artikel 31 lid 12 (na vernummering);
z. Artikel 32 lid 6
aa. Artikel 32A lid 2, 4 en 5;
bb. Artikel 33 lid 1;
cc. Artikel 35 lid 3 en 4;
dd. Artikel 37 lid 1 en 2. ee. Bijlage I lid d;
ff. Bijlage II lid 5.
.
Daarnaast zijn diverse bedragen ge-update naar recente cijfers en zijn de flexibiliseringsfactoren aangepast.
11. Per 1 januari 2014 zijn de volgende bepalingen toegevoegd:
a. Artikel 1, onderdeel 46, 47 en 48;
b. Artikel 19 lid 5;
c. Artikel 19a;
d. Artikel 20 lid 14;
e. Artikel 29A lid 7;
f. Artikel 29C lid 3 en 4;
g. Artikel 31 lid 9 onder vernummering van leden 9 tot en met 11 naar 10 tot en met 12;
h. Artikel 34G onderdeel d;
i. Artikel 34I onderdeel d;
j. Artikel 37 lid 8 tot en met 10;
12. Per 1 januari 2014 zijn de volgende bepalingen vervallen:
k. Artikel 26 lid 2 en 3 onder vernummering van lid 4 en 5 naar 2 en 3;
l. Artikel 32E t/m 32H.Artikel 32I is vernummerd naar artikel 32E.
13. Per 31 december 2014 is Artikel 39 toegevoegd.
14. Per 1 juli 2015 zijn de volgende bepalingen gewijzigd:
a. Artikel 2 lid 1 en 2;
b. Artikel 9 lid 2;
c. Artikel 11 lid 1;
d. Artikel 23 lid 1;
e. Artikel 30 lid 3;
f. Artikel 32 lid 2;
g. Artikel 34D onderdeel f;
h. Artikel 34F lid 1 onderdeel e;
i. Artikel 37 lid 1.
15. Per 1 juli 2015 zijn de volgende bepalingen toegevoegd:
a. Artikel 9 lid 5;
b. Artikel 19 lid 2, onder vernummering van lid 2 tot en met 5 naar 3 tot en met 6;
c. Artikel 31 lid 5, onder vernummering van lid 5 tot en met 12 naar 6 tot en met 13;
d. Artikel 32 lid 5, onder vernummering van lid 5 tot en met 7 naar 6 tot en met 8;
e. Artikel 37 lid 14 en 15.
16. Per 1 januari 2016 zijn de volgende bepalingen gewijzigd:
a. Artikel 24 lid 2;
b. Artikel 37 lid 1;
c. Artikel 34A lid 2, lid 4 en lid 6;
d. Artikel 34B lid 1;
e. Artikel 34C;
f. Artikel 34D;
g. Artikel 34E lid 1;
h. Artikel 34F lid 1 en lid 4;
i. Artikel 34H;
j. Artikel 34I lid 1
k. Artikel 34J;
l. Artikel 34 K lid 1.
17. Per 1 januari 2016 zijn de volgende bepalingen toegevoegd:
a. Artikel 19 lid 3 (onder vernummering van de daaropvolgende leden);
b. Artikel 23a;
c. Artikel 25 lid 4;
d. Artikel 37 lid 16 en 17;
e. Artikel 34A lid 1;
f. Artikel 34G.
18. Per 1 juni 2016 zijn de volgende bepalingen gewijzigd:
a. Artikel 1;
b. Artikel 2;
c. Artikel 14;
d. Artikel 15;
e. Artikel 36.
19. Per 1 juni 2016 zijn de volgende bepalingen toegevoegd:
a. Artikel 3A lid 3;
b. Artikel 13 lid 3.
20. Per 1 januari 2018 zijn de volgende bepalingen gewijzigd of toegevoegd:
a. Artikel 15A;
b. Artikel 19;
b. Artikel 23.
21. Per 1 januari 2023 is het partnerbegrip gewijzigd.
Artikel 38
Overgangsbepaling voortgezette pensioenopbouw basis- en excedent pensioenregeling
1. De deelnemer die op 31 december 2005 als gevolg van pensioenreglement 2003 of pensioenreglement 1991 recht had op voortzetting van de pensioenopbouw voor de basis- en de excedentpensioenregeling komt in aanmerking voor voortzetting van de pensioenopbouw onder pensioenreglement 2006 conform lid 2 tot en met 8 van dit artikel. Deze deelnemers kunnen geen rechten op voortzetting van de pensioenopbouw meer ontlenen aan pensioenreglement 2003 of pensioenreglement 1991.
2. Indien een deelnemer als bedoeld in het eerste lid, aanspraak op een uitkering ingevolge de WAO heeft op grond van het feit dat hij voor 15% of meer arbeidsongeschikt is, wordt zijn pensioenopbouw conform pensioenreglement 2006 (geheel of gedeeltelijk) voortgezet overeenkomstig onderstaande tabel:
Arbeidsongeschiktheidspercentage | Voortzetting pensioenopbouw |
Minder dan 15% | 0% |
15 tot 25% | 20% |
25 tot 35% | 30% |
35 tot 45% | 40% |
45 tot 55% | 50% |
55 tot 65 % | 60% |
65 tot 80% | 72,5% |
80 tot 100% | 100% |
3. Voor het gedeelte van de voortgezette pensioenopbouw als bedoeld in lid 2 is geen bijdrage in de pensioenregeling verschuldigd.
4. Voor een gewezen deelnemer van wie het dienstverband met de werkgever na 1 januari 2006 is geëindigd en voor wie het bepaalde in het tweede lid van toepassing is, wordt de pensioenopbouw in de pensioenregeling voor het in de tabel genoemde percentage voortgezet alsof hij deelnemer is aan de pensioenregeling. De voor de pensioenberekening in aanmerking te nemen pensioengrondslag wordt gefixeerd.
5. Bij einde van de arbeidsongeschiktheid anders dan wegens overlijden of pensionering, of bij vermindering van de mate van arbeidsongeschiktheid, is voor de in lid 4 genoemde gewezen deelnemer voor het gedeelte van de voortgezette pensioenopbouw dat vervalt als gevolg van de vermindering van de mate arbeidsongeschiktheid, het bepaalde in artikel 30 van toepassing.
6. Het in de vorige leden bepaalde geldt slechts voor zover het fonds de voortzetting door een verzekering op het leven van de deelnemer heeft kunnen dekken.
7. De aanspraken op voortgezette pensioenopbouw als omschreven in dit artikel maken deel uit van de pensioenregeling. De financiering van deze aanspraken is begrepen in de financiering van de pensioenregeling als omschreven in artikel 13 en artikel 17.
8. Xxxxxx een arbeidsongeschikte deelnemer in dienst is van werkgever, zal hij ongeacht eventuele premievrijstellingen, de deelnemersbijdrage van de pensioenregeling verschuldigd zijn.
9. Voortzetting van de pensioenopbouw in de excedentpensioenregeling vindt plaats op basis van de leeftijdsafhankelijke beschikbare premie, zoals deze jaarlijks wordt vastgesteld volgens de
excedentpensioenregeling. Indien de deelnemer in het kalenderjaar waarin de arbeidsongeschiktheid aanving niet de vrijwillige deelnemersbijdrage heeft voldaan voor de excedentpensioenregeling, geschiedt de voortzetting voor de beschikbare premie exclusief de deelnemersbijdrage.
Artikel 39
1. Overgangsbepaling aanpassing salaris, franchise en salarisgrens
Voor deelnemers die op 31 december 2014 werkzaam waren bij de werkgever, is per die datum een salarisverhoging toegekend die, in afwijking van het bepaalde in artikel 4 lid 1 en artikel 7 lid 1,ook pensioengevend is voor het kalenderjaar 2014.
Getekend te Europoort - Rotterdam op,
BP Raffinaderij Rotterdam B.V.
B i j l a g e I b i j h e t p e n s i o e n r e g l e m e n t v a n St i c h t i n g
P E N S I O E N F O N D S BP R A F F I N A D E R I J
In aanvulling op het bepaalde in artikel 4 lid 1 van het pensioenreglement zal ook rekening gehouden worden met het ploegendienstsalaris voor de berekening van de pensioenen.
De basispensioengrondslag als bedoeld in artikel 7 lid 1 wordt daartoe verhoogd met de ploegendiensttoeslag. Deze toeslag wordt als volgt vastgesteld:
a. De ploegendiensttoeslag in enig jaar is gelijk aan het product van het Pensioengevend Jaarinkomen en de ploegendienstfactor van dat jaar.
b. De ploegendienstfactor wordt vastgesteld aan de hand van het ploegendienstpercentage zoals dat voor de betreffende deelnemer geldt. Het ploegendienstpercentage is voor een deelnemer die daadwerkelijk in ploegendienst werkt gelijk aan 25,7143%.
c. De ploegendienstfactor wordt jaarlijks op 1 januari voor het betreffende jaar vastgesteld. Deze factor wordt uitgedrukt in een percentage en is gelijk aan het gemiddelde van de ploegendienstpercentages als bedoeld in sub b, zoals die voor de deelnemer hebben gegolden in de afgelopen deelnemingsjaren en zoals die voor hem zullen gelden in het betreffende jaar en de toekomstige deelnemingsjaren. Daarbij geldt als uitgangspunt dat voor de toekomstige jaren wordt uitgegaan van het ploegendienstpercentage zoals dat voor de deelnemer geldt in het jaar waarin de factor wordt vastgesteld.
d. Bij tussentijdse beëindiging van het deelnemerschap als bedoeld in artikel 30 wordt een tijdsevenredige pensioenaanspraak vastgesteld, die door de deelnemer wordt behouden. De tijdsevenredige pensioenaanspraak bestaat uit het verschil tussen het pensioen dat de deelnemer op grond van de ploegendiensttoeslag zou hebben gekregen als hij zou hebben deelgenomen tot de pensioenrichtleeftijd en het pensioen dat hij zou hebben gekregen als hij zou hebben deelgenomen vanaf het tijdstip waarop zijn deelneming eindigde tot de pensioenrichtleeftijd. Bij de berekening als bedoeld in de vorige zin wordt ervan uitgegaan dat het ploegendienstpercentage voor de toekomstige jaren gelijk is aan het ploegendienstpercentage dat voor de deelnemer gold op het moment direct voor de beëindiging van het deelnemerschap.
e. Over de ploegendiensttoeslag wordt op dezelfde wijze pensioen berekend als over de enkel volgens artikel 7 vastgestelde basispensioengrondslag.
De ploegendiensttoeslag wordt mede in aanmerking genomen voor de vaststelling van de door de deelnemer ingevolge artikel 13 te betalen deelnemersbijdrage.
f. Indien sprake is van beperking van de pensioenopbouw als gevolg van de maximering van de pensioengrondslag op 5,5 maal de franchise, zal de maximering toegepast worden naar rato van de pensioengrondslag over het reguliere vaste jaarsalaris en de pensioengrondslag over de ploegentoeslag.
B i j l a g e I I b i j h e t p e n s i o e n r e g l e m e n t v a n St i c h t i n g
P E N S I O E N F O N D S BP R A F F I N A D E R I J
Addendum bij artikel 37, lid 4 onder c van het Pensioenreglement 2006 van Stichting Pensioenfonds BP Raffinaderij; Overgangsregeling – mei 2008
Dit addendum bevat een voorwaardelijke toezegging door BP Raffinaderij Rotterdam B.V. (verder de werkgever) aan zijn werknemers die op 31 december 2005 reeds deelnemer waren in Stichting Pensioenfonds BP Raffinaderij uit hoofde van het Reglement 1991 of Reglement 2003. Deze werknemer wordt verder aangeduid als de deelnemer.
Lid 1
Het bepaalde in deze voorwaardelijke toezegging is uitsluitend van toepassing op de gesloten groep werknemers die aan de in dit artikellid opgenomen voorwaarden voldoen. De voorwaarden luiden als volgt:
- De deelnemer is op 31 december 2005 deelnemer in het pensioenreglement 1991 of pensioenreglement 2003 en op 1 januari 2006 deelnemer in het pensioenreglement 2006 van Stichting Pensioenfonds BP Raffinaderij (verder: het Fonds); en
- De deelnemer is geboren op of na 1 januari 1950.
Lid 2
Voor de deelnemers wordt voorwaardelijk ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen ingekocht in verband met de niet benutte fiscale ruimte bij het Fonds. De financiering van deze voorwaardelijke toezegging komt volledig voor rekening van de werkgever.
Lid 3
De deelnemer ontvangt een opgave van de toe te kennen voorwaardelijk aanspraak.
De toe te kennen voorwaardelijke aanspraak op ouderdomspensioen bedraagt evenwel maximaal 2% x (PS -11.566 euro) x D, verminderd met de aanspraken die uit hoofde van pensioenreglement 1991 en pensioenreglement 2003 tot en met 31 december 2005 zijn opgebouwd. Bij deze vermindering worden buiten beschouwing gelaten de aanspraken op ouderdomspensioen en tijdelijk ouderdomspensioen uit hoofde van het pensioenreglement 2003 voorzover die vóór 65-jarige leeftijd zouden worden uitgekeerd.
De toe te kennen voorwaardelijke aanspraak op nabestaandenpensioen bedraagt 70% van de hiervoor bepaalde aanspraak op ouderdomspensioen.
In dit artikellid wordt verstaan onder:
PS Voor degenen die op 31 december 2005 deelnemer waren in het pensioenreglement 2003: het Pensioengevend Jaarinkomen uit hoofde van pensioenreglement 2003, zoals dat op 31 december 2005 voor de deelnemer gold;
Voor degenen die op 31 december 2005 deelnemer waren in het pensioenreglement 1991: het Jaarsalaris uit hoofde van het pensioenreglement 1991, zoals dat op 31 december 2005 voor de deelnemer gold.
D De werkelijke dienstjaren bij BP Raffinaderij Rotterdam B.V., gelegen voor 1 januari 2006, waarbij dienstjaren gelegen voor de 22-jarige leeftijd van de deelnemer niet in aanmerking genomen en dienstjaren waarin de deelnemer in deeltijd werkte naar rato in aanmerking worden genomen.
Lid 4
De in het vorige lid bedoelde voorwaardelijke aanspraken zullen jaarlijks per 1 januari worden aangepast aan de Algemene Verhoging zoals bedoeld in het pensioenreglement 2006.
Lid 5
De aanvullende (geïndexeerde) aanspraken worden uiterlijk 15 jaar na 1 januari 2006 als recht toegekend, mits de betrokkene op dat moment nog deelnemer is, of bij eerdere pensioeningang. Bij beëindiging van het deelnemerschap anders dan door pensioeningang bestaat geen recht op aanspraken uit hoofde van deze overgangsbepaling.
Lid 6
Het pensioen dat voor de deelnemer zal worden ingekocht omdat hij in het verleden gedurende zijn dienstbetrekking(en) één of meer perioden heeft gehad waarin minder pensioen is opgebouwd dan op grond van fiscale regelgeving mogelijk is, wordt pas opgebouwd op het moment dat en voor zover de toegezegde aanspraken zijn gefinancierd. Wanneer deelname aan de pensioenregeling eindigt voordat deze aanspraken (volledig) zijn gefinancierd, heeft de deelnemer alleen recht op het op dat moment gefinancierde en opgebouwde deel van deze pensioenaanspraken. Indien bij beëindiging van de deelname aan deze pensioenregeling nog geen toegezegd pensioen over verstreken dienstjaren voor de deelnemer is ingekocht en opgebouwd, bestaat er dus ook geen recht op dit deel van de toezegging.
Lid 7
Gedurende de onafgebroken periode dat de gewezen deelnemer aansluitend aan het eindigen van zijn deelneming deelnemer is in de pensioenregeling op basis van het pensioenreglement 2006 voor werknemers van BP Europe SE – BP Nederland, de Nederlandse branche van BP Europe SE, wordt hij voor de toepassing van lid 5 en 6 geacht deelnemer te zijn gebleven.
Lid 8 Inwerkingtreding
Dit addendum is in werking getreden per 1 januari 2006 en laatstelijk gewijzigd per 16 december 2010. Lid 7 is in werking getreden per 16 december 2010
B I J L A G E I I I A A N K O O P F A C T O R N A B E S T A A N D E N P E N S I O E N P E R E U R O O U D E R D O M S P E N S I O E N
Tarief ruilvoet voor extra aanspraken op partnerpensioen. Onderstaande factoren gelden vanaf 1 januari 2023.
Leeftijd | Xxxxxxxx uitgedrukt als factor t.o.v. ouderdomspensioen | Extra partner- pensioen bij uitruil € 1.000 ouderdomspensioen |
21 | 3,5504 | € 3.550,40 |
22 | 3,5176 | € 3.517,60 |
23 | 3,4860 | € 3.486,00 |
24 | 3,4559 | € 3.455,90 |
25 | 3,4270 | € 3.427,00 |
26 | 3,3992 | € 3.399,20 |
27 | 3,3721 | € 3.372,10 |
28 | 3,3454 | € 3.345,40 |
29 | 3,3200 | € 3.320,00 |
30 | 3,2958 | €3.295,80 |
31 | 3,2725 | € 3.272,50 |
32 | 3,2509 | € 3.250,90 |
33 | 3,2310 | € 3.231,00 |
34 | 3,2124 | € 3.212,40 |
35 | 3,1956 | € 3.195,60 |
36 | 3,1805 | € 3.180,50 |
37 | 3,1666 | € 3.166,60 |
38 | 3,1541 | € 3.154,10 |
39 | 3,1429 | € 3.142,90 |
40 | 3,1332 | € 3.133,20 |
41 | 3,1248 | € 3.124,80 |
42 | 3,1178 | € 3.117,80 |
43 | 3,1121 | € 23.112,10 |
44 | 3,1076 | € 3.107,60 |
45 | 3,1043 | € 3.104,30 |
46 | 3,1016 | € 3.101,60 |
47 | 3,0997 | € 3.099,70 |
48 | 3,0988 | € 3.098,80 |
49 | 3,0986 | € 3.098,60 |
50 | 3,0989 | € 3.098,90 |
51 | 3,0999 | € 3.099,90 |
52 | 3,1020 | € 3.102,00 |
53 | 3,1052 | € 3.105,20 |
54 | 3,1102 | € 3.110,20 |
55 | 3,1166 | € 3.116,60 |
56 | 3,1256 | € 3.125,60 |
57 | 3,1370 | € 3.137,00 |
58 | 3,1516 | € 3.151,60 |
59 | 3,1691 | € 3.169,10 |
60 | 3,1891 | € 3.189,10 |
61 | 3,2126 | € 3.212,60 |
62 | 3,2391 | € 3.239,10 |
63 | 3,2694 | € 3.269,40 |
64 | 3,3050 | € 3.305,00 |
65 | 3,3451 | € 3.345,10 |
66 | 3,3915 | € 3.391,50 |
67 | 3,4499 | € 3.449,90 |
B I J L A G E I V A F K O O P F A C T O R E N
Tarief voor afkoop klein pensioen.
Onderstaande factoren gelden vanaf 1 januari 2023.
Leeftijd
Uitgesteld ouderdoms- pensioen ingaand op 67
jaar | ||||
21 | 8,0303 | 2,3473 | 28,8149 | 37,3747 |
22 | 8,1074 | 2,3937 | 28,4121 | 37,0581 |
23 | 8,1832 | 2,4401 | 28,0046 | 36,7357 |
24 | 8,2581 | 2,4860 | 27,5923 | 36,4075 |
25 | 8,3320 | 2,5318 | 27,1749 | 36,0730 |
26 | 8,4052 | 2,5774 | 26,7525 | 35,7331 |
27 | 8,4780 | 2,6231 | 26,3245 | 35,3873 |
28 | 8,5506 | 2,6692 | 25,8909 | 35,0357 |
29 | 8,6237 | 2,7149 | 25,4511 | 34,6786 |
30 | 8,6977 | 2,7606 | 25,0048 | 34,3158 |
31 | 8,7730 | 2,8064 | 24,5511 | 33,9471 |
32 | 8,8504 | 2,8518 | 24,0895 | 33,5726 |
33 | 8,9307 | 2,8969 | 23,6194 | 33,1922 |
34 | 9,0142 | 2,9420 | 23,1403 | 32,8064 |
35 | 9,1018 | 2,9869 | 22,6517 | 32,4153 |
36 | 9,1941 | 3,0315 | 22,1527 | 32,0186 |
37 | 9,2916 | 3,0766 | 21,6429 | 31,6164 |
38 | 9,3946 | 3,1217 | 21,1221 | 31,2090 |
39 | 9,5035 | 3,1673 | 20,5897 | 30,7962 |
40 | 9,6186 | 3,2131 | 20,0457 | 30,3782 |
41 | 9,7402 | 3,2592 | 19,4899 | 29,9552 |
42 | 9,8681 | 3,3056 | 18,9223 | 29,5274 |
43 | 10,0023 | 3,3525 | 18,3430 | 29,0945 |
44 | 10,1427 | 3,3998 | 17,7517 | 28,6562 |
45 | 10,2889 | 3,4475 | 17,1495 | 28,2135 |
46 | 10,4404 | 3,4962 | 16,5359 | 27,7654 |
47 | 10,5966 | 3,5456 | 15,9126 | 27,3135 |
48 | 10,7573 | 3,5954 | 15,2790 | 26,8564 |
49 | 10,9221 | 3,6459 | 14,6352 | 26,3938 |
50 | 11,0911 | 3,6973 | 13,9809 | 25,9257 |
51 | 11,2649 | 3,7494 | 13,3155 | 25,4522 |
52 | 11,4447 | 3,8019 | 12,6383 | 24,9740 |
53 | 11,6318 | 3,8550 | 11,9472 | 24,4901 |
54 | 11,8287 | 3,9080 | 11,2397 | 23,9998 |
55 | 12,0374 | 3,9615 | 10,5133 | 23,5032 |
Meeverzekerd (latent) nabestaanden- pensioen
Xxxxxxx tijdelijk partner- pensioen tot 67 jaar
Ingaand levenslang partner- pensioen
56 | 12,2612 | 4,0144 | 9,7654 | 23,0009 |
57 | 12,5017 | 4,0668 | 8,9938 | 22,4916 |
58 | 12,7599 | 4,1178 | 8,1982 | 21,9762 |
59 | 13,0343 | 4,1676 | 7,3793 | 21,4535 |
60 | 13,3225 | 4,2162 | 6,5396 | 20,9236 |
61 | 13,6228 | 4,2619 | 5,6824 | 20,3883 |
62 | 13,9343 | 4,3053 | 4,8075 | 19,8462 |
63 | 14,2611 | 4,3453 | 3,9113 | 19,2957 |
64 | 14,6088 | 4,3804 | 2,9898 | 18,7377 |
65 | 14,9768 | 4,4114 | 2,0432 | 18,1733 |
66 | 15,3655 | 4,4363 | 1,0729 | 17,6011 |
67 | 15,7720 | 4,4471 | 0,0826 | 17,0219 |
67.1 | 15,8056 | 4,4485 | - | |
68 | 16,4371 | |||
69 | 15,8484 | |||
70 | 15,2530 | |||
71 | 14,6541 | |||
72 | 14,0516 | |||
73 | 13,4447 | |||
74 | 12,8368 | |||
75 | 12,2270 | |||
76 | 11,6188 | |||
77 | 11,0123 | |||
78 | 10,4092 | |||
79 | 9,8114 | |||
80 | 9,2183 | |||
81 | 8,6388 | |||
82 | 8,0713 | |||
83 | 7,5201 | |||
84 | 6,9850 | |||
85 | 6,4682 | |||
86 | 5,9757 | |||
87 | 5,5103 | |||
88 | 5,0744 | |||
89 | 4,6631 | |||
90 | 4,2840 | |||
91 | 3,9396 | |||
92 | 3,6155 | |||
93 | 3,3197 | |||
94 | 3,0518 | |||
95 | 2,8109 | |||
96 | 2,5961 | |||
97 | 2,4059 | |||
98 | 2,2387 | |||
99 | 2,0921 |
Leeftijd wezenpensioen
tot 23 jaar
0 17,8815
1 17,3117
2 16,6969
3 16,0695
4 15,4308
5 14,7809
6 14,1196
7 13,4462
8 12,7593
9 12,0574
10 11,3382
11 10,5988
12 9,8364
13 9,0493
14 8,2371
15 7,4014
16 6,5449
17 5,6709
18 4,7797
19 3,8681
20 2,9324
21 1,9737
22 0,9946
23 0,0000
B i j l a g e V Be l e g g i n g s f o n d s e n e n - k o s t e n
Hieronder zijn de beleggingsfondsen waaruit de (gewezen) deelnemer kan kiezen voor de belegging van zijn beschikbare premies en zoals deze gelden vanaf 1 juli 2019. Deze bijlage kan door het bestuur worden gewijzigd. De actuele beleggingsmogelijkheden en de actuele kosten zijn opvraagbaar bij het pensioenfonds.
Beleggingsfondsen | ISIN-code | Lopende kosten (incl. management fee) | In- en uitstap- vergoeding |
BlackRock Euro Government Bond 20yr Target Duration EUR | IE00BSKRJX20 | 0,28% | Geen |
BlackRock Developed World Index Sub-Fund - Flexible Accumulating EUR | IE00B61D1398 | 0,28% | Geen |
BlackRock Emerging Markets Index Sub-Fund - Flexible Accumulating EUR | IE00B3D07M82 | 0,28% | Geen |
BlackRock Euro Credit Bond Index Fund - Flexible Accumulating EUR | IE0005032192 | 0,28% | Geen |
BlackRock Euro Government Inflation-Linked Bond Fund - Flexible Accumulating EUR | IE0031080751 | 0,28% | Geen |
BlackRock Euro Government Inflation-Linked Bond Fund - Flexible Accumulating EUR (II) | IE00B4WXT741 | 0,28% | Geen |
BlackRock Institutional Euro Liquidity Fund - Agency Accumulating EUR | IE00B3KF1681 | 0,28% | Geen |
BlackRock Europe Index Sub-Fund - Flexible Accumulating EUR | IE00B4L8LJ62 | 0,28% | Geen |
B I J L A G E V I C O N V E R S I E F A C T O R E N
Hieronder zijn de in artikel 37 genoemde afkoopfactoren opgenomen. De conversiefactoren zijn bepaald op basis van de DNB rentetermijnstructuur per 31 december 2013.
Conversiefactor per 31 december 2013 voor omzetting van levenslang ouderdomspensioen vanaf de 1e dag van de maand waarin de 65e verjaardag valt naar levenslang ouderdomspensien vanaf de 1e dag van de maand volgend op de 67e verjaardag | |||||||||||||
leeftijd in jaren en maanden | 0 | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | 10 | 11 | 12 |
15 | 1,1488 | 1,1489 | 1,1489 | 1,1490 | 1,1490 | 1,1490 | 1,1491 | 1,1491 | 1,1492 | 1,1492 | 1,1492 | 1,1493 | 1,1493 |
16 | 1,1493 | 1,1493 | 1,1494 | 1,1494 | 1,1494 | 1,1495 | 1,1495 | 1,1495 | 1,1496 | 1,1496 | 1,1496 | 1,1497 | 1,1497 |
17 | 1,1497 | 1,1497 | 1,1498 | 1,1498 | 1,1498 | 1,1499 | 1,1499 | 1,1499 | 1,1500 | 1,1500 | 1,1500 | 1,1501 | 1,1501 |
18 | 1,1501 | 1,1501 | 1,1501 | 1,1502 | 1,1502 | 1,1502 | 1,1503 | 1,1503 | 1,1503 | 1,1503 | 1,1504 | 1,1504 | 1,1504 |
19 | 1,1504 | 1,1504 | 1,1504 | 1,1505 | 1,1505 | 1,1505 | 1,1505 | 1,1506 | 1,1506 | 1,1506 | 1,1506 | 1,1507 | 1,1507 |
20 | 1,1507 | 1,1507 | 1,1507 | 1,1507 | 1,1508 | 1,1508 | 1,1508 | 1,1508 | 1,1509 | 1,1509 | 1,1509 | 1,1509 | 1,1509 |
21 | 1,1509 | 1,1510 | 1,1510 | 1,1510 | 1,1510 | 1,1510 | 1,1511 | 1,1511 | 1,1511 | 1,1511 | 1,1511 | 1,1512 | 1,1512 |
22 | 1,1512 | 1,1512 | 1,1512 | 1,1512 | 1,1512 | 1,1513 | 1,1513 | 1,1513 | 1,1513 | 1,1513 | 1,1513 | 1,1513 | 1,1514 |
23 | 1,1514 | 1,1514 | 1,1514 | 1,1514 | 1,1514 | 1,1514 | 1,1514 | 1,1514 | 1,1514 | 1,1515 | 1,1515 | 1,1515 | 1,1515 |
24 | 1,1515 | 1,1515 | 1,1515 | 1,1515 | 1,1515 | 1,1515 | 1,1515 | 1,1515 | 1,1515 | 1,1515 | 1,1516 | 1,1516 | 1,1516 |
25 | 1,1516 | 1,1516 | 1,1516 | 1,1516 | 1,1516 | 1,1516 | 1,1516 | 1,1516 | 1,1516 | 1,1516 | 1,1516 | 1,1516 | 1,1516 |
26 | 1,1516 | 1,1517 | 1,1517 | 1,1517 | 1,1517 | 1,1517 | 1,1517 | 1,1517 | 1,1517 | 1,1517 | 1,1517 | 1,1517 | 1,1517 |
27 | 1,1517 | 1,1517 | 1,1517 | 1,1517 | 1,1517 | 1,1517 | 1,1517 | 1,1517 | 1,1517 | 1,1517 | 1,1517 | 1,1517 | 1,1517 |
28 | 1,1517 | 1,1517 | 1,1517 | 1,1517 | 1,1517 | 1,1517 | 1,1517 | 1,1517 | 1,1517 | 1,1517 | 1,1517 | 1,1517 | 1,1517 |
29 | 1,1517 | 1,1517 | 1,1517 | 1,1517 | 1,1517 | 1,1517 | 1,1516 | 1,1516 | 1,1516 | 1,1516 | 1,1516 | 1,1516 | 1,1516 |
30 | 1,1516 | 1,1516 | 1,1516 | 1,1516 | 1,1516 | 1,1516 | 1,1516 | 1,1516 | 1,1516 | 1,1516 | 1,1516 | 1,1515 | 1,1515 |
31 | 1,1515 | 1,1515 | 1,1515 | 1,1515 | 1,1515 | 1,1515 | 1,1515 | 1,1515 | 1,1515 | 1,1515 | 1,1514 | 1,1514 | 1,1514 |
32 | 1,1514 | 1,1514 | 1,1514 | 1,1514 | 1,1514 | 1,1514 | 1,1514 | 1,1514 | 1,1514 | 1,1513 | 1,1513 | 1,1513 | 1,1513 |
33 | 1,1513 | 1,1513 | 1,1513 | 1,1513 | 1,1513 | 1,1512 | 1,1512 | 1,1512 | 1,1512 | 1,1512 | 1,1512 | 1,1511 | 1,1511 |
34 | 1,1511 | 1,1511 | 1,1511 | 1,1511 | 1,1511 | 1,1511 | 1,1510 | 1,1510 | 1,1510 | 1,1510 | 1,1510 | 1,1510 | 1,1509 |
35 | 1,1509 | 1,1509 | 1,1509 | 1,1509 | 1,1509 | 1,1509 | 1,1508 | 1,1508 | 1,1508 | 1,1508 | 1,1507 | 1,1507 | 1,1507 |
36 | 1,1507 | 1,1507 | 1,1507 | 1,1506 | 1,1506 | 1,1506 | 1,1506 | 1,1505 | 1,1505 | 1,1505 | 1,1505 | 1,1504 | 1,1504 |
37 | 1,1504 | 1,1504 | 1,1503 | 1,1503 | 1,1503 | 1,1502 | 1,1502 | 1,1502 | 1,1502 | 1,1501 | 1,1501 | 1,1501 | 1,1500 |
38 | 1,1500 | 1,1500 | 1,1500 | 1,1499 | 1,1499 | 1,1499 | 1,1498 | 1,1498 | 1,1497 | 1,1497 | 1,1497 | 1,1496 | 1,1496 |
39 | 1,1496 | 1,1496 | 1,1495 | 1,1495 | 1,1494 | 1,1494 | 1,1494 | 1,1493 | 1,1493 | 1,1492 | 1,1492 | 1,1492 | 1,1491 |
40 | 1,1491 | 1,1491 | 1,1490 | 1,1490 | 1,1489 | 1,1489 | 1,1489 | 1,1488 | 1,1488 | 1,1487 | 1,1487 | 1,1487 | 1,1486 |
41 | 1,1486 | 1,1486 | 1,1485 | 1,1485 | 1,1485 | 1,1484 | 1,1484 | 1,1483 | 1,1483 | 1,1483 | 1,1482 | 1,1482 | 1,1481 |
42 | 1,1481 | 1,1481 | 1,1481 | 1,1480 | 1,1480 | 1,1479 | 1,1479 | 1,1479 | 1,1478 | 1,1478 | 1,1477 | 1,1477 | 1,1476 |
43 | 1,1476 | 1,1476 | 1,1476 | 1,1475 | 1,1475 | 1,1474 | 1,1474 | 1,1473 | 1,1473 | 1,1472 | 1,1472 | 1,1471 | 1,1471 |
44 | 1,1471 | 1,1470 | 1,1469 | 1,1469 | 1,1468 | 1,1468 | 1,1467 | 1,1467 | 1,1466 | 1,1466 | 1,1465 | 1,1464 | 1,1464 |
45 | 1,1464 | 1,1463 | 1,1462 | 1,1462 | 1,1461 | 1,1461 | 1,1460 | 1,1460 | 1,1459 | 1,1459 | 1,1458 | 1,1458 | 1,1457 |
46 | 1,1457 | 1,1457 | 1,1456 | 1,1456 | 1,1455 | 1,1455 | 1,1455 | 1,1454 | 1,1454 | 1,1454 | 1,1453 | 1,1453 | 1,1453 |
47 | 1,1453 | 1,1453 | 1,1452 | 1,1452 | 1,1452 | 1,1452 | 1,1451 | 1,1451 | 1,1451 | 1,1451 | 1,1451 | 1,1450 | 1,1450 |
48 | 1,1450 | 1,1450 | 1,1450 | 1,1450 | 1,1450 | 1,1449 | 1,1449 | 1,1449 | 1,1449 | 1,1449 | 1,1449 | 1,1448 | 1,1448 |
49 | 1,1448 | 1,1448 | 1,1448 | 1,1448 | 1,1448 | 1,1448 | 1,1448 | 1,1447 | 1,1447 | 1,1447 | 1,1447 | 1,1447 | 1,1447 |
50 | 1,1447 | 1,1447 | 1,1447 | 1,1447 | 1,1447 | 1,1447 | 1,1447 | 1,1447 | 1,1447 | 1,1447 | 1,1447 | 1,1447 | 1,1448 |
51 | 1,1448 | 1,1448 | 1,1448 | 1,1448 | 1,1449 | 1,1449 | 1,1449 | 1,1450 | 1,1450 | 1,1450 | 1,1451 | 1,1451 | 1,1452 |
52 | 1,1452 | 1,1452 | 1,1453 | 1,1453 | 1,1454 | 1,1454 | 1,1455 | 1,1455 | 1,1456 | 1,1456 | 1,1457 | 1,1457 | 1,1458 |
53 | 1,1458 | 1,1458 | 1,1459 | 1,1459 | 1,1460 | 1,1460 | 1,1461 | 1,1461 | 1,1462 | 1,1462 | 1,1463 | 1,1463 | 1,1464 |
54 | 1,1464 | 1,1464 | 1,1465 | 1,1465 | 1,1466 | 1,1467 | 1,1467 | 1,1468 | 1,1468 | 1,1469 | 1,1469 | 1,1470 | 1,1470 |
55 | 1,1470 | 1,1471 | 1,1471 | 1,1472 | 1,1472 | 1,1473 | 1,1473 | 1,1474 | 1,1475 | 1,1475 | 1,1476 | 1,1476 | 1,1477 |
56 | 1,1477 | 1,1477 | 1,1478 | 1,1478 | 1,1479 | 1,1479 | 1,1479 | 1,1480 | 1,1480 | 1,1481 | 1,1481 | 1,1481 | 1,1482 |
57 | 1,1482 | 1,1482 | 1,1483 | 1,1483 | 1,1483 | 1,1483 | 1,1484 | 1,1484 | 1,1484 | 1,1484 | 1,1485 | 1,1485 | 1,1485 |
58 | 1,1485 | 1,1485 | 1,1485 | 1,1485 | 1,1485 | 1,1485 | 1,1485 | 1,1485 | 1,1485 | 1,1485 | 1,1485 | 1,1485 | 1,1485 |
59 | 1,1485 | 1,1485 | 1,1485 | 1,1485 | 1,1485 | 1,1484 | 1,1484 | 1,1484 | 1,1484 | 1,1483 | 1,1483 | 1,1483 | 1,1482 |
60 | 1,1482 | 1,1482 | 1,1481 | 1,1481 | 1,1481 | 1,1480 | 1,1480 | 1,1479 | 1,1478 | 1,1478 | 1,1477 | 1,1476 | 1,1476 |
61 | 1,1476 | 1,1475 | 1,1474 | 1,1474 | 1,1473 | 1,1472 | 1,1471 | 1,1470 | 1,1469 | 1,1468 | 1,1467 | 1,1466 | 1,1465 |
62 | 1,1465 | 1,1463 | 1,1462 | 1,1461 | 1,1460 | 1,1458 | 1,1457 | 1,1455 | 1,1454 | 1,1452 | 1,1451 | 1,1449 | 1,1448 |
63 | 1,1448 | 1,1446 | 1,1444 | 1,1442 | 1,1441 | 1,1439 | 1,1437 | 1,1435 | 1,1433 | 1,1431 | 1,1429 | 1,1427 | 1,1425 |
64 | 1,1425 | 1,1423 | 1,1421 | 1,1418 | 1,1416 | 1,1414 | 1,1412 | 1,1410 | 1,1408 | 1,1405 | 1,1403 | 1,1401 |