CONTRACTUELE REGELINGEN
werkcontract Download date: 11/05/2021
Verbintenissenrecht
Afdeling V.
Uitdrukkelijk ontbindend beding – 1
CONTRACTUELE REGELINGEN
§ 1. UITDRUKKELIJK ONTBINDEND BEDING
Auteur: X. XX XXX
Bijwerking: januari 2021
XXXXX, X., “Ontbinding en derden: niet storen a.u.b.”, TPR 2009, 689-765.
XXXXXXXX, X., Algemene theorie van de verbintenis, Antwerpen, Intersentia, 2000, 997 x.
XX XXX, S., “Ontbindingsclausules” in BALLON, G.L., XX XXXXXX, X., XXXXXXX, X., XXXXXX, X., XXXXXXXX, X. en XXXXXXX, A.L. (eds.), Contractuele clausules, Aanneming – bouwwerken, Antwerpen, Intersentia, 2016, 269-346.
XXXXXXX, X.-X., “Les effets en droit belge de la résolution des contrats pour inexécu- tion” in XXXXXXXX, X. en XXXXX, X. (eds.), Les sanctions de l’inexécution des obli- gations contractuelles, Brussel, Bruylant, 2001, 669-697.
XXXXXXXX, X., “Ontbindingsbedingen” in XXXXXXXX, X., XXX XXXXXXX, A. en XXXXXXXX, F., Nuttige tips voor goede contracten, Mechelen, Kluwer, 2004, 154 x.
XXXXXXXX, M., “La mise en œuvre de la résolution des contrats synallagmatiques pour inexécution fautive”, RCJB 1991, 12-45.
XXXXXXX, X.-X., “L’appréciation de la gravité du manquement en matière de résolu- tion de contrats synallagmatiques”, TBBR 2006, 456-466.
XXXXXXX, X.-F., “Le contrôle de la gravité du manquement en présence d’une clause résolutoire expresse”, TBBR 2010, 133-136.
PARREIN, F., “Ontbindingsclausules” in BALLON, G.L., XX XXXXXX, X., XXXXXXX, X., XXXXXX, X., XXXXXXXX, X. en XXXXXXX, A.L. (eds.), Contractuele
clausules, Koop – Gemeen recht, Antwerpen, Intersentia, 2016, 427-458.
XXXXXX, X., “Les clauses relatives à la résolution des contrats” in XXXX, X. (ed.), Les clauses applicables en cas d’inexécution des obligations contractuelles, Brugge, la Charte, 2001, 105 p.
werkcontract Download date: 11/05/2021
Uitdrukkelijk ontbindend beding – 2 Verbintenissenrecht
XXXXXX, X., “Qu’advient-il de l’option de l’article 1184 du Code civil lorsque le créan- cier bénéficie d’une clause résolutoire expresse?” (noot onder Luik 27 november 2000), RRD 2001, 281-283.
XXXXXX, X., “Het uitdrukkelijk ontbindend beding: een kwestie van interpretatie” (noot onder Antwerpen 26 februari 2001), TBH 2002, 620-624.
XXXXXX, X., De gerechtelijke en de buitengerechtelijke ontbinding van overeenkomsten,
Antwerpen, Maklu, 1994, 706 x.
XXXXXX, S., “De noodzaak van een ingebrekestelling voor de uitwerking van een uit- drukkelijk ontbindend beding: twijfels omtrent art. 1656 BW”, X.Xxxx. 1995, 259-267.
XXXXXX, X., “La résolution pour inexécution des contrats synallagmatiques, sa mise en œuvre et ses effets” in FORIERS, P.A., Les obligations contractuelles, Brussel, Editions du jeune barreau de Bruxelles, 2000, 375-459.
XXXXXX, X., “Uitdrukkelijk ontbindende bedingen, ontbindende voorwaarden en ver- vangingsbedingen” in XXXXXX, X. en VANDERSCHOT, K. (eds.), Contractuele clausu- les rond de (niet-)uitvoering en de beëindiging van contracten, Antwerpen, Intersentia, 2006, 77-131.
XXXXXX, X. en XXXXXXXXX, X., “Jurisprudentiële ontwikkelingen rond beëindigings- bedingen” in XXXXXX, X. (ed.), Verbintenissenrecht, Themis nr. 95, Brugge, die Keure, 2015, 79-140.
XXXXXX, X., Xxxxxxxx verbintenissenrecht, boek 1, Brugge, die Keure, 2016, 281 x. XXXXXX, X., Xxxxxxxx verbintenissenrecht, boek 2, Brugge, die Keure, 2020, 193 x.
XXXXXX, X., “Ontbindingsclausules” in BALLON, G.L., XX XXXXXX, X., XXXXXXX, X., XXXXXX, X., XXXXXXXX, X. en XXXXXXX, A.L. (eds.), Contractuele clausules, Gemeenrechtelijke clausules, II, Antwerpen, Intersentia, 2013, 1557-1589.
XXX XXXXXX, W. en XXX XXXXXXX, A., Verbintenissenrecht, Leuven, Acco, 2015, 728 p.
XXX XXXXXXXXXX, P., Les obligations in Traité de droit civil belge, Tome II, 3 vol., Coll. De Page, Brussel, Bruylant, 2013, 2641 x.
XXX XXXXXXXXXX, P., “Les clauses résolutoires expresses”, Ann.dr.Louvain 2011, 405-448.
VANSWEEVELT, Th. en XXXXX, X., Handboek verbintenissenrecht, Antwerpen, Intersentia, 2019, 1214 x.
XXXX, P., “Les clauses abusives relatives à l’inexécution des obligations contractuelles dans des lois de protection des consommateurs du 14 juillet 1991 et du 2 août 2002”, JT 2003, 797-809.
werkcontract Download date: 11/05/2021
Verbintenissenrecht UITDRUKKELIJK ONTBINDEND BEDING – 3
XXXX, X., “Le contrôle judiciaire de la mise en œuvre d’une clause résolutoire expresse” (noot onder Luik 8 maart 2012), JLMB 2013, 1025-1031.
XXXX, X., Droit des obligations, vol. 1, Brussel, Larcier, 2011, 1008 x. XXXX, X., Droit des obligations, vol. 2, Brussel, Larcier, 2016, 1015 p.
Cass. 31 mei 1956, Arr.Cass. 1956, 823, Pas. 1956, 1051, noot R.H., JT 1956, 697,
RCJB 1956, 241, noot X. XXXXXXXXX, RW 1956-57, 1837, TBH 1957, 120, Rev.prat.
not. 1957, 54.
Cass. 2 februari 1973, Pas. 1973, 529, RCJB 1975, 394, xxxx X. XXX XXXXXX en
J. LINSMEAU, RPS 1973, 137, noot en RW 1972-73, 1475.
Cass. 19 april 1979, RCJB 1981, 31 en BRH 1980, 440, noot X. XXXXXXXX.
Cass. 24 maart 1994, Arr.Cass. 1994, 305, Bull. 1994, 304, JLMB 1994, 765, Pas. 1994,
304 en RW 1995-96, 1451, noot A. XXX XXXXXXX.
Cass. 24 maart 1995, Arr.Cass. 1995, 346, Pas. 1995, 358, X.Xxxx. 1995, 267, noot
X. XXXXXX en TBBR 1997, 98, noot K. CREYF.
Cass. 2 mei 2002, C.01.0185.N, Arr.Cass. 2002, 1177, Pas. 2002, 1051, RCJB 2004,
293, noot X. XXXX en TBBR 2003, 339.
Cass. 2 mei 2002, C.99.0277.N, Arr.Cass. 2002, 1167, NJW 2002, 24, noot, Pas. 2002,
1046, RCJB 2004, 291, RW 2002-03, 501, noot A. XXX XXXXXXX xx XXXX 0000,
337.
Cass. 16 februari 2009, C.08.0043.N, Arr.Cass. 2009, 537, JT 2010, 352, noot
X. XXXXXX, Pas. 2009, 485, RW 2011-12, 1843, xxxx X. XXXXX, TBH 2009, 722 en
TBO 2009, 245, noot.
Cass. 9 maart 2009, C.08.0331.F, Arr.Cass. 2009, 762, Pas. 2009, 689, andersluidende
concl. GENICOT, TBBR 2010, 130, noot J.F. XXXXXXX en JT 2009, 392.
Cass. 8 februari 2010, C.09.0416.F, Arr.Cass. 2010, 383, Pas. 2010, 402 en TBO 2011,
163.
Cass. 11 mei 2012, C.10.0705.F, Arr.Cass. 2012, 1242, Pas. 2012, 1066 en JLMB 2013,
1018.
Cass. 5 december 2014, C.14.0061.N, Arr.Cass. 2014, 2819, Pas. 2014, 2769, RABG
2015, 411 en TBO 2015, 95.
werkcontract Download date: 11/05/2021
Uitdrukkelijk ontbindend beding – 4 Verbintenissenrecht
Cass. 23 mei 2019, C.16.0254.F, JT 2020, 26, noot X. XXXXXX en X. XXXX, TBBR 2019, 474, noot X. XXXXXX en X. XXXXXX en TBH 2020, 497, noot X. XXX XXXXX.
Cass. 11 december 2020, C.20.0210.N, TBBR 2021, noot X. XXXXXX en X. XXXXXXXX
(te verschijnen) en TBH 2021, noot X. XXXXXX en X. XXXXXX (te verschijnen).
Schema
I. Begrip
A. Definitie
B. Onderscheid met aanverwante clausules of rechtsfiguren
C. Doelstelling
II. Geoorloofdheid
A. Principe
B. Uitzonderingen
1. Verbod op uitdrukkelijk ontbindend beding sensu stricto
a. Huur
b. Pacht
2. Bijzondere voorwaarden opgelegd aan uitdrukkelijk ontbindende bedingen
a. Consumentenkrediet en hypothecair krediet
b. Verzekeringscontract
c. Arbeidscontract
d. Maatschap
e. Alleenverkoop en handelsagentuur?
f. Onrechtmatige bedingen?
III. Interpretatie
IV. Types
A. Verwijzing naar of herneming van gemeen ontbindingsregime
1. Redactie
2. Modulering
B. Uitsluiting voorafgaande rechterlijke tussenkomst
1. Redactie
2. Modulering
C. Regeling gevolgen van ontbinding
V. Inwerkingstelling (beroep op het beding)
A. Driedubbel keuzerecht voor schuldeiser
1. Keuzerecht tussen gedwongen uitvoering of ontbinding
2. Keuzerecht tussen gerechtelijke of buitengerechtelijke ontbinding
3. Keuzerecht tussen uitdrukkelijk ontbindend beding en ontbinding op kennis- geving?
B. Ingebrekestelling
C. Kennisgeving
1. Principe
2. Vormelijke en inhoudelijke vereisten
VI. Rechterlijke controle a posteriori
A. Regelmatigheidscontrole: inhoudelijke en formele legaliteit
Verbintenissenrecht UITDRUKKELIJK ONTBINDEND BEDING – 5
1. Principe
2. Sanctie
B. Rechtmatigheidscontrole: goede trouw
1. Principe
2. Sanctie
I. Begrip
werkcontract Download date: 11/05/2021
A. Definitie
1 Uitdrukkelijk ontbindend beding sensu lato – In de meest ruime zin is een uitdruk- kelijk ontbindend beding (clause résolutoire expresse) de contractuele clausule over de ontbinding van het contract naar aanleiding van een contractuele tekortkoming toere- kenbaar aan een contractspartij. (*1) Wat de terminologie betreft, laat het wetsvoorstel tot invoeging van boek 5 ‘Verbintenissen’ (*2) in het nieuw Burgerlijk Wetboek (*3) het adjectief ‘uitdrukkelijk’ vallen. Het codificeert het uitdrukkelijk ontbindend beding als het ‘ontbindend beding’ of ‘clause résolutoire’ (zie art. 5.92, infra nr. 3).
In de meest ruime zin kan deze clausule talloze verschijningsvormen aannemen die in meerdere of mindere mate afwijken van het gemeen recht. Tot deze categorie behoren
o.a. bedingen die het gemeenrechtelijk ontbindingsregime herhalen, bedingen die het gemeen ontbindingsrecht toepasselijk verklaren in gevallen waarin dit niet van rechts- wege geldt (zoals voor eenzijdige contracten of voor contracten waarbij de gemeen- rechtelijke ontbinding door een bepaling van aanvullend recht is uitgesloten, zoals in art. 1978 oud BW voor lijfrente (*4)) (*5), bedingen die de tekortkomingen opsommen die voldoende ernstig zijn om de ontbinding te rechtvaardigen, bedingen die de gevol- gen van de ontbinding regelen e.d.m.
2 Uitdrukkelijk ontbindend beding sensu stricto – Vaak worden uitdrukkelijk ont- bindende bedingen opgevat als die clausules die de voorafgaande rechterlijke tus- senkomst uit artikel 1184, derde lid oud BW uitsluiten en de ontbindingsbeslissing
(*1) In deze zin: X. XXXXXXXX, “Ontbindingsbedingen” in Centrum voor Beroepsvervolmaking in de rechten (ed.), Nuttige tips voor goede contracten in Recht en praktijk, Mechelen, Kluwer, 2004, (80) 82-83, nr. 3; X. XXXXXX, De gerechtelijke en de buitengerechtelijke ontbinding van overeenkomsten, Antwerpen, Maklu, 1994, 452, nr. 325; X. XXXXXXXXX, “Ontbinding wegens wanprestatie” in Th. VANSWEEVELT en X. XXXXX (eds.), Handboek verbintenissenrecht, Antwerpen, Intersentia, 2019, 539, nr. 733.
(*2) Xxxx.Xx. Kamer 2020-21, nr. 55-1806/001 (hierna: wetsvoorstel tot invoeging van boek 5 ‘Verbintenissen’). (*3) Ingevoerd bij wet van 13 april 2019, BS 14 mei 2019, p. 46.353.
(*4) Cass. 28 mei 1964, Pas. 1964, 1017, RW 1964-65, 957, JT 1964, 633 en Rec.gén.enr.not. 1965, 9; Bergen (7e k.)
25 juni 2013, JLMB 2015, 317, Rec.gén.enr.not. 2016, 201, noot A. XXXXX; Luik (20e k.) 7 december 2006, JLMB 2007, 1338, Rec.gén.enr.not. 2007, 375, noot A. CULOT en RRD 2006, 329. Zie ook F. PARREIN, “Ontbindingsclausules” in G.L. XXXXXX, X. XX XXXXXX, X. XXXXXXX, X. XXXXXX, X. XXXXXXXX en A.L. XXXXXXX (eds.), Contractuele clausules,
Koop – Gemeen recht, Antwerpen, Intersentia, 2016, (427) 436.
(*5) X. XXXXXX, “Uitdrukkelijk ontbindende bedingen, ontbindende voorwaarden en vervangingsbedingen” in X. XXXXXX en
K. XXXXXXXXXXX (eds.), Contractuele clausules rond de (niet-)uitvoering en de beëindiging van contracten, Antwerpen, Intersentia, 2006, (77) 96-97, nrs. 30-31.
Uitdrukkelijk ontbindend beding – 6 Verbintenissenrecht
bij wanprestatie in handen van de schuldeiser leggen. Dat is een uitdrukkelijk ont- bindend beding in de enge zin. Een dergelijk uitdrukkelijk ontbindend beding sensu stricto (pactum commissorium, pacte commissoire exprès) verleent de schuldeiser de mogelijkheid om het contract buitengerechtelijk te ontbinden in geval van toe- rekenbare tekortkoming door zijn schuldenaar. (*1) De schuldeiser krijgt dus bij contractueel beding de bevoegdheid tot het nemen van een partijbeslissing (hier- over uitvoeriger: infra nr. 45). Ook in het wetsvoorstel tot invoeging van boek 5 ‘Verbintenissen’ wordt het uitdrukkelijk ontbindend beding in de enge zit opgevat. Artikel 5.92, eerste lid codificeert het uitdrukkelijk ontbindend beding namelijk als volgt:
werkcontract Download date: 11/05/2021
“Het ontbindend beding verleent de schuldeiser het recht om het contract te ont- binden zonder voorafgaande tussenkomst van de rechter wanneer de schuldenaar een van zijn verbintenissen niet nakomt”.
B. Onderscheid met aanverwante clausules of rechtsfiguren
3 Onderscheid met ‘stilzwijgend’ ontbindend beding – De wetgever van 1804 heeft de mogelijkheid tot ontbinding wegens wanprestatie voor wederkerige contracten ge- formuleerd als volgt: “In wederkerige contracten is de ontbindende voorwaarde altijd stilzwijgend begrepen, voor het geval dat een van beide partijen haar verbintenis niet nakomt” (art. 1184, eerste lid oud BW). Dit betekent gewoon dat het ontbindingsrecht bij wanprestatie in beginsel in elk wederkerig contract aanwezig is. (*2) Dit verleent de schuldeiser een keuzerecht tussen de gedwongen uitvoering van de niet-nagekomen verbintenis (uitvoering in natura of bij equivalent) en de ontbinding van het contract (art. 1184, tweede lid oud BW). Uit het derde lid van artikel 1184 oud BW werd lan- ge tijd afgeleid dat het ging om een gerechtelijke ontbinding: de schuldeiser moet de ontbinding in rechte vorderen. Volgens het Hof van Cassatie strekt deze regel ertoe, bij afwezigheid van een uitdrukkelijk ontbindend beding, in het belang van de rechts- zekerheid en de billijkheid, de ontbinding te onderwerpen aan de toetsing door de rechter. (*3)
(*1) X. XXXXXX, De gerechtelijke en de buitengerechtelijke ontbinding van overeenkomsten, Antwerpen, Maklu, 1994, nr. 344; X. XXXXXX, “Qu’advient-il de l’option de l’article 1184 du Code civil lorsque le créancier bénéficie d’une clause résolutoire expresse?” (noot onder Luik 27 november 2000), RRD 2001, (281), nr. 2.
(*2) Volgens het Hof van Cassatie zijn het ontbindingsrecht in geval van wanprestatie krachtens artikel 1184 oud BW en de daarop gesteunde vordering tot schadevergoeding inherent aan de rechtsverhouding en worden zij geacht van bij de aanvang te bestaan, ongeacht het tijdstip waarop de contractspartij een beroep erop doet (zie bv. Cass. 4 februari 2011, C.10.0443.N, Arr.Cass. 2011, 411, Pas. 2011, 438, RW 2011-12, 488, noot X. XXXXXX en TBH 2011, 877; Cass. 16 september 2016,
C.15.0227.N, RW 2017-18, 1136, TBH 2017, 99 (weergave X. XXXXXX XXXXXX) en TBBR 2019, 99). Technisch gezien
kunnen de onderlinge afhankelijkheid van de wederzijdse verbintenissen en het sanctiekarakter van de ontbinding verklaren dat de ontbinding, ab initio, aanwezig is in wederkerige contracten, zie hierover X. XXXXXX, De gerechtelijke en de buiten- gerechtelijke ontbinding van overeenkomsten, Antwerpen, Maklu, 1994, nrs. 89 e.v.
(*3) Cass. 11 december 2020, C.20.0210.N, TBBR 2021, noot X. XXXXXX en X. XXXXXXXX (te verschijnen) en TBH 2021, noot X. XXXXXX en X. XXXXXX (te verschijnen).
werkcontract Download date: 11/05/2021
Verbintenissenrecht UITDRUKKELIJK ONTBINDEND BEDING – 7
De uitdrukking ‘stilzwijgend ontbindend beding’ verwijst dus niet naar een contrac- tueel beding. Het verwijst naar het wettelijke ontbindingsregime – tot voor kort enkel de gerechtelijke ontbinding (zie evenwel infra nr. 4) – dat steeds toepasselijk is voor wederkerige contracten, zelfs wanneer het contract daarover geen bepalingen bevat. Het uitdrukkelijk ontbindend beding daarentegen bestaat slechts in de mate dat partijen daarin uitdrukkelijk hebben voorzien. Omdat artikel 5.90 wetsvoorstel tot invoeging van boek 5 ‘Verbintenissen’ in het nieuw Burgerlijk Wetboek afstapt van de verwar- rende formulering van artikel 1184 oud BW, zal men in de toekomst enkel nog spreken van een ‘ontbindend beding’ (clause résolutoire) en definitief komaf maken met het adjectief ‘uitdrukkelijk’ (zie art. 5.90, derde lid en art. 5.92). In het wetsvoorstel wordt het ontbindingsrecht neergelegd als volgt:
Artikel 5.90, eerste lid:
“Het wederkerige contract kan worden ontbonden wanneer de niet-nakoming van de schuldenaar voldoende ernstig is of wanneer de partijen zijn overeengekomen dat die de ontbinding rechtvaardigt.”
Artikel 5.90, derde lid:
“De ontbinding vloeit voort uit een rechterlijke beslissing, uit de toepassing van een ontbindend beding of uit een kennisgeving van de schuldeiser aan de schul- denaar, overeenkomstig de volgende artikelen”.
Artikel 5.91:
“De ontbinding kan in rechte worden gevorderd. De rechter kan naargelang de omstandigheden:
1° de ontbinding uitspreken, met of zonder aanvullend herstel van de schade; of 2° de schuldenaar een termijn opleggen om hem de mogelijkheid te bieden zijn
verbintenissen na te komen.
Indien elke partij de ontbinding van het contract vordert ten laste van de andere, spreekt de rechter de ontbinding uit ten laste van beide partijen, indien zij elk aansprakelijk zijn voor een voldoende ernstige niet-nakoming.”
4 Onderscheid met buitengerechtelijke ontbinding op kennisgeving – Het uitdruk- kelijk ontbindend beding, als een conventioneel bedongen wijze van buitengerech- telijke ontbinding, onderscheidt zich tevens van de buitengerechtelijke ontbinding ‘op kennisgeving’ (tot recent bekend als de ‘buitengerechtelijke ontbinding in uit- zonderlijke omstandigheden’ of de ‘eenzijdig buitengerechtelijke ontbinding’). De buitengerechtelijke ontbinding op kennisgeving verleent de schuldeiser de moge- lijkheid om, zonder voorafgaande tussenkomst van de rechter, het contract te ont- binden met een kennisgeving, zelfs buiten het bestaan van een contractuele regeling om. Net zoals het uitdrukkelijk ontbindend beding s.s. wordt het contract dus ont- bonden door de beslissing van de schuldeiser (en de kennisgeving daarvan) zonder
werkcontract Download date: 11/05/2021
Uitdrukkelijk ontbindend beding – 8 Verbintenissenrecht
voorafgaande rechterlijke tussenkomst (d.i. een tweede vorm van buitengerechte- lijke ontbinding), maar anders dan het uitdrukkelijk ontbindend beding ontleent de schuldeiser de bevoegdheid tot ontbinding niet aan een contractuele clausule maar wel aan het wettelijk regime van de ontbinding.
Hoewel de erkenning van de buitengerechtelijke ontbinding op kennisgeving een lange aanloop heeft gekend, maakt zij sinds kort deel uit van het wettelijk regime van de ontbinding. In een notendop komt deze evolutie op het volgende neer. Sinds de jaren 1970 heeft de rechtsleer de toelaatbaarheid van de eenzijdig buitengerechtelijke ont- binding in toenemende mate bepleit. (*1) Gegeven het kader van artikel 1184 oud BW dat de voorafgaande rechterlijke tussenkomst wettelijk verplicht stelt, nam de rechtsleer aan dat de buitengerechtelijke ontbinding op initiatief en kennisgeving van de schuld- eiser alleen toelaatbaar was in uitzonderlijke omstandigheden die de uitoefening van de voorafgaande rechterlijke bevoegdheid uit artikel 1184 oud BW zinloos of zonder voor- werp maakten. (*2) Of ook het Hof van Cassatie meeging in deze tendens tot erkenning van deze vorm van buitengerechtelijke ontbinding, was lange tijd onzeker. Twee arres- ten van 2 mei 2002 (*3) en een arrest van 16 februari 2009 (*4) leken de vraag te beant- woorden, maar werden uiteenlopend geïnterpreteerd. Met een arrest van 23 mei 2019 heeft het Hof van Cassatie met deze onzekerheid komaf gemaakt. (*5) Volgens het arrest staat artikel 1184, derde lid oud BW er niet aan in de weg dat bij een voldoende ernstige wanprestatie die een gerechtelijke ontbinding rechtvaardigt, de schuldeiser op eigen risico beslist om het contract te ontbinden door een kennisgeving. In een arrest van 11 december 2020 werd deze beslissing bevestigd. (*6) Met deze cassatierecht- spraak komt de aanvaarding van de buitengerechtelijke ontbinding op kennisgeving tot haar sluitstuk. Het Hof van Cassatie gaat daarin zelfs iets verder dan wat tot dan toe werd aanvaard, aangezien het Hof de buitengerechtelijke ontbinding op kennisgeving niet beperkt tot situaties waarin de schuldeiser uitzonderlijke omstandigheden kan aan- tonen. Dit ligt in de lijn van het wetsvoorstel tot invoeging van boek 5 ‘Verbintenissen’
(*1) O.m. M. XXXXXXXXX, noot onder Luik 6 december 1985, RRD 1987, 14; X. XXXXXXXX, Résiliation et résolution unilatérales en droit commercial belge, Brussel, Bruylant, 1984, nrs. 212-245; X. XXXXX, “De eenzijdige ontbinding van overeenkomsten” (noot onder Gent 29 april 1988), RW 1990-91, 710; X. XXXXXXXX, “La mise en oeuvre de la résolution”, RCJB 1991, (4) nrs. 27, 28, 36-41; X. XXXXXX, De gerechtelijke en de buitengerechtelijke ontbinding van overeenkomsten, Antwerpen, Maklu, 1994, nrs. 386-512; X. XXXXXX, “La résolution pour inexécution des contrats synallagmatiques, sa mise en oeuvre et ses effets” in Les obligations contractuelles, JBB, 2000, (375), nrs. 34-41; X. XXXXXX, X. XXX XXXXXX en
X. XXXX, “Chronique de jurisprudence: les obligations – les sources (1985-1995)”, JT 1996, (689), nrs. 147-150; X. XXX XXXXXXXXXX, “Xxxxxx”, XXXX 0000, (597) 605 e.v., nrs. 65 en 65bis; P. XXX XXXXXXXXXX, “Examen”, RCJB 1986, (33), nrs. 97-100 en 130.
(*2) Zie de uitwerking van dit uitzonderingsregime door X. XXXXXX, De gerechtelijke en de buitengerechtelijke ontbinding van overeenkomsten, Antwerpen, Maklu, 1994, nrs. 386-512.
(*3) Cass. 2 mei 2002, C.01.0185.N, Arr.Cass. 2002, 1177, Pas. 2002, 1051, RCJB 2004, 293, noot X. XXXX en TBBR
2003, 339 en Cass. 2 mei 2002, C.99.0277.N, Arr.Cass. 2002, 1167, NJW 2002, 24, noot, Pas. 2002, 1046, RCJB 2004, 291,
RW 2002-03, 501, noot A. XXX XXXXXXX xx XXXX 0000, 337.
(*4) Cass. 16 februari 2009, C.08.0043.N, Arr.Cass. 2009, 537, JT 2010, 352, noot X. XXXXXX, Pas. 2009, 485, RW 2011-
12, 1843, xxxx X. XXXXX, TBH 2009, 722 en TBO 2009, 245, noot.
(*5) Cass. 23 mei 2019, C.16.0254.F, JT 2020, 26, noot X. XXXXXX en X. XXXX, TBBR 2019, 474, noot X. XXXXXX en X. XXXXXX en TBH 2020, 497, noot X. XXX XXXXX.
(*6) Cass. 11 december 2020, C.20.0210.N, TBBR 2021, noot X. XXXXXX en X. XXXXXXXX (te verschijnen) en TBH 2021, noot X. XXXXXX en X. XXXXXX (te verschijnen).
werkcontract Download date: 11/05/2021
Verbintenissenrecht UITDRUKKELIJK ONTBINDEND BEDING – 9
in het nieuw Burgerlijk Wetboek. Dit stelt voor om de buitengerechtelijke ontbinding op ‘loutere’ kennisgeving te codificeren op voet van gelijkheid met de gerechtelijke ontbinding, zonder dat uitzonderlijke omstandigheden zijn vereist:
Artikel 5.93:
“Nadat hij nuttige maatregelen heeft genomen om de niet-nakoming van de schul- denaar vast te stellen, kan de schuldeiser het contract, op eigen risico, ontbinden door middel van een schriftelijke kennisgeving aan de schuldenaar. Die vermeldt de tekortkomingen die hem worden verweten.”
De cassatierechtspraken van 23 mei 2019 en 11 december 2020 brengen tevens de drie klassieke voorwaarden van de buitengerechtelijke ontbinding op kennisgeving tot uit- drukking: 1) een wederkerig contract; 2) een voldoende ernstige wanprestatie om de gerechtelijke ontbinding te rechtvaardigen; en 3) een kennisgeving door de schuld- eiser aan de schuldenaar. In het arrest van 11 december 2020 verduidelijkt het Hof van Cassatie dat dit een uitdrukkelijke kennisgeving vereist. Het Hof van Cassatie oordeelt dan ook dat een contractspartij het contract niet door haar houding en derhalve stil- zwijgend kan ontbinden. Op zich sluit dit een uitdrukkelijke mondelinge kennisgeving niet uit, maar om evidente redenen van bewijsvoering is een schriftelijke kennisgeving hoe dan ook aanbevolen. (*1) Dat is wat het wetsvoorstel tot invoeging van boek 5 ‘Verbintenissen’ in het nieuw Burgerlijk Wetboek vereist. Teneinde de schuldenaar te beschermen en naderhand een rechterlijke controle mogelijk te maken (*2), stelt arti- kel 5.93 van het wetsvoorstel een schriftelijke kennisgeving voorop. In geen van deze arresten verduidelijkt het Hof van Cassatie of de toepassing van de buitengerechtelijke ontbinding op kennisgeving een ingebrekestelling vereist (*3), maar op grond van het gemeen recht is een ingebrekestelling verplicht telkens de goede trouw dit in de con- crete omstandigheden oplegt. (*4) Ook de feitenrechtspraak heeft deze verplichting in het kader van de buitengerechtelijke ontbinding op kennisgeving al regelmatig in herinnering gebracht. (*5) Ook artikel 5.83, derde lid wetsvoorstel tot invoeging van boek 5 ‘Verbintenissen’ vereist een ingebrekestelling voorafgaand aan elke sanctie voor
(*1) X. XXXXXX en X. XXXX, “La résolution par voie de notification, enfin admise par la Cour de cassation” (noot onder Xxxx. 23 mei 2019), JT 2020, (21), nr. 5.
(*2) XxX, Xxxx.Xx. Xxxxx, XX, 0000, nr. 55-174/001, p. 110.
(*3) Het cassatiearrest van 16 februari 2009 stelt wel voorop dat een ingebrekestelling vereist is bij de toepassing van de eenzijdig doorgevoerde ontbinding als “een ingebrekestelling nog een nuttig gevolg kon hebben” (Cass. 16 februari 2009, C.08.0043.N, Arr.Cass. 2009, 537, JT 2010, 352, noot X. XXXXXX, Pas. 2009, 485, RW 2011-12, 1843, xxxx X. XXXXX,
TBH 2009, 722 en TBO 2009, 245, noot).
(*4) Zie m.n. X. XXXXXX en X. XXXXXX, “De buitengerechtelijke ontbinding eindelijk erkend: van het ontbonden beschou- wen naar de ontbinding op kennisgeving” (noot onder Cass. 23 mei 2019), TBBR 2019, (476), nr. 24; X. XXXXXX en X. XXXX, “La résolution par voie de notification, enfin admise par la Cour de cassation” (noot onder Xxxx. 23 mei 2019), JT 2020, (21), nr. 5; X. XXX XXXXX, “Het Hof van Cassatie erkent de buitengerechtelijke ontbinding: driemaal is scheepsrecht” (noot onder Cass. 23 mei 2019), TBH 2020, (499), nr. 26.
(*5) Zie bv. Luik 24 november 2016, JLMB 2017, 1625 (buitengerechtelijke ontbinding niet bevestigd wegens niet res- pecteren van ingebrekestellingsverplichting); Antwerpen 1 juni 2017, Jb.Markt. 2017, 358 (buitengerechtelijke ontbinding niet bevestigd wegens niet respecteren ingebrekestellingsverplichting).
werkcontract Download date: 11/05/2021
Uitdrukkelijk ontbindend beding – 10 Verbintenissenrecht
toerekenbare niet-nakoming (behalve bij exceptie van niet-uitvoering), behoudens de uitzonderingen in artikel 5.233. (*1)
5 Onderscheid met ontbindende voorwaarde – Het uitdrukkelijk ontbindend be- ding is tevens te onderscheiden van de ontbindende voorwaarde. De ontbindende voorwaarde voorziet in de beëindiging van het contract voor het geval zich een toekomstige, onzekere gebeurtenis voordoet, die bij haar vervulling de verbintenis tenietdoet en de zaken herstelt in dezelfde toestand alsof er geen verbintenis had bestaan (zie art. 1183 oud BW). (*2) Er zijn belangrijke verschilpunten tussen het uitdrukkelijk ontbindend beding en de ontbindende voorwaarde. In de eerste plaats viseert de ontbindende voorwaarde, anders dan het uitdrukkelijk ontbindend beding, geen wanprestatie. (*3) Het gaat over een toekomstige en onzekere gebeurtenis (zie ook art. 5.139, eerste lid wetsvoorstel tot invoeging van boek 5 ‘Verbintenissen’ in het nieuw Burgerlijk Wetboek). Daarnaast treedt de ontbindende voorwaarde automatisch in (d.i. bij vervulling van de voorwaarde) (*4), zonder keuzerecht voor partijen of tussenkomst van de rechter (*5), terwijl de ontbinding op grond van een uitdrukkelijk ontbindend beding een mededelingsplichtige rechtshandeling veron- derstelt. (*6) Xxxxxx dan de ontbindende voorwaarde, moet de schuldeiser dus een partijbeslissing nemen om het uitdrukkelijk ontbindend beding in werking te stellen en de schuldenaar daarvan kennis te geven (infra nr. 46). Omdat de ontbinding wegens wanprestatie een sanctie uitmaakt, wordt in principe ook een ingebrekestel- ling vereist en kan ook de betaling van een aanvullende schadevergoeding worden opgelegd aan de schuldenaar, eventueel na toekenning van een respijttermijn. Deze kenmerken eigen aan sanctionering wegens wanprestatie, zijn volledig vreemd aan
(*1) Art. 5.233 wetsvoorstel tot invoeging van boek 5 ‘Verbintenissen’: “De ingebrekestelling is niet vereist wanneer zij geen nut meer heeft. Dat is met name het geval: 1° wanneer de verbintenis om iets niet te doen werd geschonden; 2° wanneer de uitvoering van de verbintenis onmogelijk is geworden; 3° wanneer de uitvoering van de verbintenis geen belang meer heeft voor de schuldeiser; 4° wanneer de schuldenaar laat weten dat hij zijn verbintenis niet zal uitvoeren; 5° wanneer de wet of het contract vermeldt dat de schuldenaar in gebreke zal zijn louter door het verstrijken van de tijdsbepaling; of 6° inzake buitencontractuele aansprakelijkheid.”
(*2) X. DE CONINCK, De voorwaarde in het contractenrecht, Brugge, die Keure, 2007, 262 e.v. Zie anders: L. XXXXXXXX, Algemene theorie van de verbintenis, Antwerpen, Intersentia, 2000, 761, nr. 595, die het uitdrukkelijk ontbindend beding beschouwt als een toepassing van de ontbindende voorwaarde.
(*3) Bv. X. XXXXXX, Leerboek verbintenissenrecht, Boek 2, Brugge, die Keure, 2020, nr. 9.
(*4) Zie ook Cass. 24 januari 2011, C.09.0446.N, Arr.Cass. 2011, 285, Pas. 2011, 248, JDSC 2014, 29, noot M. COIPEL,
TRV 2012, 627, noot B. BELLEN en R. VLEUGELS; X. XXXXXX, “Uitdrukkelijk ontbindende bedingen, ontbindende voor- waarden en vervangingsbedingen” in X. XXXXXX en K. XXXXXXXXXXX (eds.), Contractuele clausules rond de (niet-) uitvoering en de beëindiging van contracten, Antwerpen, Intersentia, 2006, (77) nrs. 46-49; X. XXXXXX, De beëindiging van verbintenissen: recente evoluties inzake betaling, nietigheid, ontbindende voorwaarde en verval in Themis verbintenissen- recht, Brugge, die Keure, 2009, (25) 32-35.
(*5) X. XXXXXX, Leerboek verbintenissenrecht, Boek 2, Brugge, die Keure, 2020, nr. 9.
(*6) Voor toepassingen: zie o.m. Luik 15 februari 2008, JLMB 2008, 1192; Luik (14e k.) 8 maart 2012, JLMB 2013, 1021,
noot X. XXXX; Rb. Xxxxxxx 00 december 2002, RW 2004-05, 1108; Kh. Dinant 3 maart 2006, TBBR 2006, 632; X. XXXXXX, “Les clauses relatives à la résolution des contrats” in X. XXXX (ed.), Les clauses applicables en cas d’inexécution des obli- gations contractuelles, Brugge, die Keure, 2001, (105) 122, nr. 34; X. XXXXXX, “Het uitdrukkelijk ontbindend beding: een kwestie van interpretatie” (noot onder Antwerpen 26 februari 2001), TBH 2002, (620), nr. 2; X. XXXXXX, De gerechtelijke en de buitengerechtelijke ontbinding van overeenkomsten, Antwerpen, Maklu, 1994, nr. 350; X. XXXX, Droit des obligations, vol. 0, Xxxxxxx, Xxxxxxx, 0000, 000, xx. 000.
werkcontract Download date: 11/05/2021
Verbintenissenrecht UITDRUKKELIJK ONTBINDEND BEDING – 11
de ontbindende voorwaarde. (*1) Een punt van gelijkenis met het uitdrukkelijk ont- bindend beding is dat beide vormen van ontbinding in de regel retroactief werken. Dit is een verschil met opzeggingsbedingen (infra nr. 6).
In de praktijk bestaat vaak discussie over bedingen die bepalen dat het contract ‘van rechtswege’ eindigt bij faillissement of vereffening van (een van de) partijen. Soms wor- den dergelijke clausules als uitdrukkelijk ontbindende bedingen beschouwd (*2), dan weer worden zij als ontbindende voorwaarden gekwalificeerd. (*3) Veel is afhankelijk van de exacte formulering van het beding, zodat de kwalificatie ervan niet tot een een- duidig en beslissend antwoord leidt toepasselijk op alle gevallen. Alleszins kan het fail- lissement op zich bezwaarlijk ipso facto als een wanprestatie worden aangemerkt, zodat dergelijke bedingen niet automatisch als een uitdrukkelijk ontbindend beding kunnen worden gelezen. (*4) Vaak zal het juridisch zuiverder zijn om dergelijke bedingen als ontbindende voorwaarden te kwalificeren wanneer het faillissement de ontbinding ‘automatisch’ doet intreden. (*5) Indien evenwel uit de bedoeling van partijen blijkt dat zij zich met een dergelijk beding willen beschermen tegen een mogelijke wanpres- tatie en zij daarom een buitengerechtelijke ontbindingsmogelijkheid willen verlenen aan de schuldeiser, zonder dat de ontbinding automatisch optreedt, dan is de kwalifi- catie als uitdrukkelijk ontbindend beding aangewezen en moeten de geoorloofdheid van het beding en de naleving van de toepassingsvoorwaarden aan die regels worden getoetst. (*6) Afhankelijk van de formulering, zou het beding ook gekwalificeerd kun- nen worden als een uitdrukkelijk ontbindend beding voor voortijdige niet-nakoming. (*7) Ook dan kan de ontbinding geen automatische uitwerking krijgen. Hetzelfde geldt wan-
(*1) X. XXXXXX, Leerboek verbintenissenrecht, Boek 2, Brugge, die Keure, 2020, nr. 9.
(*2) Xxxxxxxxx 00 september 2000, TBH 2002, 615; Kh. Oostende 11 maart 1969, BRH 1970, 375; Kh. Hasselt (2e k.) 20 februari 1997, RW 1999-2000, 1099; A. DE WILDE, Boedelschulden in het insolventierecht, Antwerpen, Intersentia, 2005, 170, nr. 172; X. XXXXXX, “Les clauses relatives à la résolution des contrats” in X. XXXX (ed.), Les clauses applicables en cas d’inexécution des obligations contractuelles, Brugge, la Charte, 2001, 116, nr. 31, vn. 153.
(*3) Bv. Antwerpen 16 juni 2014, NJW 2015, 68; Xxxxxxxxx 00 januari 2013, TBO 2013, 192; Xxxx 00 xxxxxxxxx 0000,
Xxx.xx.Xx. 1988, 168, noot M.-CL. ERNOTTE; Rb. Antwerpen 29 maart 2012, TBO 2013, 194; Kh. Charleroi (1e k.)
19 maart 1996, Rev.not.b. 1996, 279; Kh. Ieper (1e k.) 29 juni 1998, RW 1999-2000, 21; X. XXXXXXX, “Faillissement en lopende overeenkomsten. Een rechtsvergelijkende analyse van artikel XX.139 WER”, TPR 2019, (901), nr. 34; X. XXXXX, “Faillissement en lopende overeenkomsten”, RW 2003-04, (201) 202; I. XXXXXXXXXXXXX, Xxxxxx xx xx xxxxxxxx et du con- cordat, Mechelen, Kluwer, 1998, 337, nr. 572; X. XXXXXX, “Ontbindingsclausules” in G.L. XXXXXX, X. XX XXXXXX,
V. XXXXXXX, X. XXXXXX, X. XXXXXXXX en A.L. XXXXXXX (eds.), Contractuele clausules, Gemeenrechtelijke clausu- les, II, Antwerpen, Intersentia, 2013, (1557) 1562; X. XXXXXX en X. XXXXXXXXX, Jurisprudentiële ontwikkelingen rond beëindigingsbedingen in Themis Xxxxxxxxxxxxxxxxxxx, xx. 00, Xxxxxx, die Keure, 2015, (79), nr. 69.
(*4) Zie F. GÉORGE, Le droit des contrats à l’épreuve de la faillite, Brussel, Xxxxxxx, 0000, nr. 1185 met een overzicht van de doctrinale discussie. Zie al: M.-X. XXXXXXX, “Nature de la clause résolutoire expresse en cas de faillite : condition résolutoire ou pacte commissoire exprès?” (noot onder Luik 24 september 1986), Ann.dr.Lg. 1988, 181 e.v.; X. XXXX, Droit des obligations, vol. 1, Brussel, Larcier, 2011, nr. 1007.
(*5) Bv. X. XXXXXX, “Ontbindingsclausules” in G.L. XXXXXX, X. XX XXXXXX, X. XXXXXXX, X. XXXXXX,
X. XXXXXXXX en A.L. XXXXXXX (eds.), Contractuele clausules, Gemeenrechtelijke clausules, II, Antwerpen, Intersentia, 2013, (1557) 1562; X. XXXXXX en X. XXXXXXXXX, Jurisprudentiële ontwikkelingen rond beëindigingsbedingen in Themis Xxxxxxxxxxxxxxxxxxx, xx. 00, Xxxxxx, die Keure, 2015, (79), nr. 69.
(*6) X. XXXXXX en X. XXXXXXXXX, Jurisprudentiële ontwikkelingen rond beëindigingsbedingen in Themis Xxxxxxxxxxxxxxxxxxx, xx. 00, Xxxxxx, die Keure, 2015, (79), nr. 69. Zie ook X. XXXXXXX, “Faillissement en lopende overeen- komsten. Een rechtsvergelijkende analyse van artikel XX.139 WER”, TPR 2019, (901), nr. 34.
(*7) X. XXXX, Droit des obligations, vol. 0, Xxxxxxx, Xxxxxxx, 0000, xx. 0000.
werkcontract Download date: 11/05/2021
Uitdrukkelijk ontbindend beding – 12 Verbintenissenrecht
neer het beding een opzeggingsrecht verleent in geval van faillissement, vereffening of insolvabiliteit. (*1) Voor procedures tot gerechtelijke reorganisatie bestaat evenwel een beperking om clausules op te nemen die de ontbinding voorschrijven louter en alleen wegens de aanvraag of opening van een procedure tot gerechtelijke reorganisatie. Artikel XX.56, § 1 WER bepaalt immers dat de aanvraag of de opening van de pro- cedure van gerechtelijke reorganisatie geen einde maakt aan lopende contracten, onge- acht enig andersluidende contractuele bepaling. (*2)
6 Onderscheid met opzeggingsbeding – Het uitdrukkelijk ontbindend beding is tevens te onderscheiden van het opzeggingsbeding. Zoals een uitdrukkelijk ontbin- dend beding verleent een opzeggingsbeding een contractspartij de bevoegdheid om het contract door een eenzijdige wilsverklaring te beëindigen. Ook hier gaat het dus om een contractueel verleende bevoegdheid tot het nemen van een partijbeslissing. Een ander punt van gelijkenis is, dat een opzeggingsbeding, net als een uitdruk- kelijk ontbindend beding, geen automatische uitwerking heeft, aangezien het een opzeggingsbevoegdheid verleent en de partij die opzegt deze partijbeslissing zelf moet nemen. Eenzijdige opzegging is dan ook een mededelingsplichtige rechtshan- deling. (*3) Een belangrijk verschilpunt is dat het uitdrukkelijk ontbindend beding een wanprestatie sanctioneert, terwijl opzegging daar principieel los van staat. (*4) Dit betekent eveneens dat een opzegging op basis van een opzegginsbeding, anders dan de ontbinding op basis van een uitdrukkelijk ontbindend beding (infra nr. 50), geen motivering vereist. (*5) Daarnaast verleent een opzeggingsbeding de moge- lijkheid om het contract voor de toekomst (ex nunc) eenzijdig te beëindigen, vaak op voorwaarde van naleving van een opzeggingstermijn en mogelijk ook met beta- ling van een opzeggingsvergoeding, terwijl de ontbinding in principe retroactieve uitwerking heeft.
C. Doelstelling
7 Voor Cass. 23 mei 2019: anticipatie op onzekerheden en modulering – In principe heeft een uitdrukkelijk ontbindend beding steeds tot doel de positie van de schuldeiser
(*1) F. GÉORGE, Le droit des contrats à l’épreuve de la faillite, Brussel, Larcier, 2018, nr. 1185.
(*2) Zie hiertoe bv. X. XXXXXX, “Het nieuwe insolventierecht in de notariële praktijk (deel 1)”, Not.Fisc.M. 2018, (226), nr. 31; Th. XXXXXX, “Le droit de résolution” in Th. XXXXXX, X. XXXXXXX en M. FORGES (eds.), Xxxxxx xxx Xxxxxxx et des Privilèges, Mechelen, Kluwer, 2020, nr. 1266; M. GESQUIÈRE, “Enkele aspecten inzake de regeling van lopende overeenkomsten Boek XX van het WER”, TIBR 2018, RL 7; J. CAYMAEX en T. XXXXXXXXX, Xxxxxx des sûretés mobi- lières, Brussel, Xxxxxxx, 0000, nr. 687. Over voormalig art. 28 Wet Gerechtelijk Akkoord (opgeheven bij de WCO), zie A. XX XXXXX, Boedelschulden in het insolventierecht, Antwerpen, Intersentia, 2005, 408-411, nrs. 455-457.
(*3) Zie ook X. XXXXXXXXX, De opzegging van overeenkomsten, Antwerpen, Intersentia, 2014, nr. 376.
(*4) Zie bv.: Cass. 7 januari 2021, C.20.0258.F (over concessie van alleenverkoop). Zie o.m. X. XXXXXX, De gerechte- lijke en de buitengerechtelijke ontbinding van overeenkomsten, Antwerpen, Maklu, 1994, 485, nrs. 353 e.v.; X. XXXXXX en
X. XXXXXXXXX, Jurisprudentiële ontwikkelingen rond beëindigingsbedingen in Themis Xxxxxxxxxxxxxxxxxxx, xx. 00, Xxxxxx, die Keure, 2015, (79), nrs. 12-15; X. XXX XXXXXXXXXX, “Les clauses résolutoires expresses”, Ann.dr.Louvain 2011, vol. 71, nr. 4, (405), nr. 6.
(*5) Zie ook Cass. 7 januari 2021, C.20.0258.F.
werkcontract Download date: 11/05/2021
Verbintenissenrecht UITDRUKKELIJK ONTBINDEND BEDING – 13
in een contract te versterken (*1), minstens door elke twijfel weg te nemen over de mogelijkheid om het contract te (laten) ontbinden wegens wanprestatie. (*2) Vroeger schuilde de finaliteit van het uitdrukkelijk ontbindend beding er doorgaans in om een buitengerechtelijke ontbinding mogelijk te maken, aangezien het Burgerlijk Wetboek van 1804 enkel in de gerechtelijke ontbinding voorziet (art. 1184 oud BW). Een uit- drukkelijk ontbindend beding was dan ook bijzonder nuttig om de onzekerheid die de appreciatie van een eis in gerechtelijke ontbinding door de rechter liet bestaan voor de schuldeiser, weg te nemen. Want, ook al werd de toelaatbaarheid van de buitengerech- telijke ontbinding sinds de jaren 1970 in toenemende mate door de rechtsleer bepleit en in de feitenrechtspraak toegepast (supra nr. 4), het bleef onduidelijk of het Hof van Cassatie deze rechtsfiguur had aanvaard. De cassatiearresten van 2 mei 2002 (*3) en 16 februari 2009 (*4) brachten daarover geen uitsluitsel. Bovendien was de buiten- gerechtelijke ontbinding, zoals uitgewerkt door de rechtsleer en de feitenrechtspraak slechts mogelijk in uitzonderlijke omstandigheden (zoals hoogdringendheid, vertrou- wensbreuk of schadebeperkingsplicht). (*5) Voor alle andere gevallen waren partijen dus aangewezen op de gerechtelijke ontbinding uit artikel 1184 oud BW. Indien partijen zich de mogelijkheid tot een buitengerechtelijke ontbinding wensten voor te behou- den, was het dus zaak om dit via een uitdrukkelijk ontbindend beding in het contract uit te werken. Hierdoor anticipeerde een uitdrukkelijk ontbindend beding niet alleen op de onzekerheid of de gerechtelijke ontbinding zou uitgesproken worden, maar ook of de buitengerechtelijke ontbinding toelaatbaar was. Het liet partijen ook toe om de ontbinding van het contract met een maximale rechtszekerheid buitengerechtelijk te organiseren.
8 Na Cass. 23 mei 2019: enkel modulering – Sinds de aanvaarding van de ontbin- ding op kennisgeving in de cassatiearresten van 23 mei 2019 (*6) en 11 december 2020 (*7), is de geschetste onderliggende drijfveer echter grotendeels achterhaald. Bovendien beperkt het Hof van Cassatie de ontbinding op kennisgeving niet tot
(*1) X. XXXXXX, Leerboek verbintenissenrecht, boek 1, Brugge, die Keure, 2016, nr. 275.
(*2) X. XXXXXX en X. XXXXXXXXX, Jurisprudentiële ontwikkelingen rond beëindigingsbedingen in Themis Xxxxxxxxxxxxxxxxxxx, xx. 00, Xxxxxx, die Keure, 2015, (79) 112, nr. 38.
(*3) Cass. 2 mei 2002, C.01.0185.N, Arr.Cass. 2002, 1177, Pas. 2002, 1051, RCJB 2004, 293, noot X. XXXX en TBBR
2003, 339 en Cass. 2 mei 2002, C.99.0277.N, Arr.Cass. 2002, 1167, NJW 2002, 24, noot, Pas. 2002, 1046, RCJB 2004, 291,
RW 2002-03, 501, noot A. XXX XXXXXXX xx XXXX 0000, 337.
(*4) Cass. 16 februari 2009, C.08.0043.N, Arr.Cass. 2009, 537, JT 2010, 352, noot X. XXXXXX, Pas. 2009, 485, RW 2011-
12, 1843, xxxx X. XXXXX, TBH 2009, 722 en TBO 2009, 245, noot.
(*5) Op die wijze was die rechtsfiguur verenigbaar met de historische interpretatie van art. 1184, lid 3, oud BW. Voor toepassingen in de feitenrechtspraak van de voorwaarde van uitzonderlijke omstandigheden die de uitstelbevoegdheid van de rechter nutteloos maakten, zie bv. X. XXXXXX, “Actuele ontwikkelingen inzake (niet-)nakoming van contracten” in Themis verbintenissenrecht, Brugge, die Keure, 2015, (141), nrs. 10-11; X. XXXXXX en X. XXXXXX, “De buitengerechtelijke ontbin- ding eindelijk erkend: van het ontbonden beschouwen naar de ontbinding op kennisgeving” (noot onder Cass. 23 mei 2019), TBBR 2019, (476), nrs. 7, 12-13.
(*6) Cass. 23 mei 2019, C.16.0254.F, JT 2020, 26, noot X. XXXXXX en X. XXXX, TBBR 2019, 474, noot X. XXXXXX en
X. XXXXXX en TBH 2020, 497, noot X. XXX XXXXX.
(*7) Cass. 11 december 2020, C.20.0210.N, TBBR 2021, noot X. XXXXXX en X. XXXXXXXX (te verschijnen) en TBH 2021, noot X. XXXXXX en X. XXXXXX (te verschijnen).
werkcontract Download date: 11/05/2021
Uitdrukkelijk ontbindend beding – 14 Verbintenissenrecht
uitzonderlijke omstandigheden: volgens het arrest is de ontbinding op kennisgeving een algemene sanctie die geen uitzonderlijke omstandigheden vereist. Deze recht- spraak luidde een nieuw tijdperk in. Artikel 5.93 wetsvoorstel tot invoeging van boek 5 ‘Verbintenissen’ in het nieuw Burgerlijk Wetboek codificeert de ontbinding op kennisgeving trouwens in dezelfde tonaliteit (supra nr. 4). Hierdoor kent het algemeen ontbindingsrecht voor wederkerige contracten voortaan drie ontbindings- wijzen die onderling op voet van gelijkheid te benaderen zijn: (i) de gerechtelijke ontbinding, (ii) de ontbinding op kennisgeving en (iii) de ontbinding krachtens een uitdrukkelijk ontbindend beding.
Een uitdrukkelijk ontbindend beding dat zich ertoe beperkt om louter de vooraf- gaande rechterlijke tussenkomst weg te bedingen, heeft sinds de cassatierechtspraak van 23 mei 2019 dus geen toegevoegde waarde meer. Sinds dit arrest, ontleent de schuld- eiser het recht om buitengerechtelijk te ontbinden immers aan het wettelijk regime van de ontbinding, zelfs in omstandigheden die niet uitzonderlijk zijn. Voortaan bestaat het nut van een uitdrukkelijk ontbindend beding erin dat partijen daarin de voorwaarden van de buitengerechtelijke ontbinding moduleren. Zij kunnen bijvoorbeeld voorzien in een concretisering van de vorm en termijnen voor de ingebrekestelling en kennis- geving (infra nrs. 44 en 51). Deze modaliteiten kunnen zekerheid verschaffen en een efficiënt ontbindingsstelsel uittekenen, temeer omdat de concrete invulling van deze voorwaarden in de cassatiearresten van 23 mei 2019 en 11 december 2020 op sommige punten onzeker blijft. (*1) Met het uitdrukkelijk ontbindend beding kunnen partijen tevens anticiperen op de onzekerheid van de rechterlijke controle a posteriori, in het bijzonder door te voorzien in een (al dan niet limitatieve) lijst van wanprestaties die par- tijen voldoende ernstig bevinden om de ontbinding te rechtvaardigen. De rechterlijke appreciatiebevoegdheid en het uitdrukkelijk ontbindend beding verhouden zich dan als communicerende vaten: hoe preciezer het beding bepaalt welke wanprestaties de ont- binding rechtvaardigen, hoe beperkter de appreciatiebevoegdheid van de rechter nader- hand is (infra nr. 54). Naar gemeen recht kan het uitdrukkelijk ontbindend beding de buitengerechtelijke ontbinding ook uitsluiten. Op die manier verzekeren partijen zich ervan dat de ontbinding gerechtelijk verloopt. Partijen kunnen de gerechtelijke ont- binding ook inschrijven in eenzijdige contracten (infra nr. 29). Algemener gesteld heeft het uitdrukkelijk ontbindend beding vandaag dus niet meer tot doel om de ontbinding buitengerechtelijk mogelijk te maken, maar veeleer om te anticiperen op de rechterlijke tussenkomst – zij het nu a posteriori dan wel in het kader van de gerechtelijke ont- binding – en concretere invulling te geven aan de (buiten)gerechtelijke ontbindings- voorwaarden.
(*1) Zie hierover bv. X. XXXXXX en X. XXXXXX, “De buitengerechtelijke ontbinding eindelijk erkend: van het ontbonden beschouwen naar de ontbinding op kennisgeving” (noot onder Xxxx. 23 mei 2019), TBBR 2019, (476), nrs. 24-25.
werkcontract Download date: 11/05/2021
Verbintenissenrecht UITDRUKKELIJK ONTBINDEND BEDING – 15
II. Geoorloofdheid
A. Principe
9 Artikel 1184 oud BW: aanvullend recht – Bedingen die louter verwijzen naar de gerechtelijke ontbinding uit artikel 1184, tweede lid oud BW, het gemeen ontbindings- recht herhalen of expliciteren, zijn uiteraard geoorloofd. Ook bedingen die afwijken van het gemeenrechtelijke ontbindingsregime zijn principieel geoorloofd. Artikel 1184 oud BW is niet van openbare orde, noch van dwingend recht. Zowel het Hof van Cas- satie (*1) als de rechtsleer (*2) aanvaarden dat deze wetsbepaling aanvullend recht uitmaakt. Partijen kunnen het uitdrukkelijk beding s.s. dus opnemen in tal van bijzon- dere contracten. Zo is dit onder meer mogelijk voor de volgende bijzondere contracten:
Koop – Artikel 1656 oud BW bevestigt de geoorloofdheid van een uitdrukkelijk ontbindend beding in de enge zin in een koop van onroerende goederen voor de niet-nakoming van de betaling van de koopprijs. Hoewel artikel 1656 oud BW de ongelukkige uitdrukking ‘van rechtswege’ hanteert, vereist de inwerkingstelling van een uitdrukkelijk ontbindend beding ook in koopcontracten van onroerende goederen een ingebrekestelling (*3) en een kennisgeving van een partijbeslis- sing (infra nr. 45). Ook voor andere wanprestaties dan de niet-betaling van de koopprijs of in de koop van roerende goederen zijn uitdrukkelijk ontbindende bedingen geoorloofd.
Aanneming – Voor aannemingscontracten wordt aangenomen dat geen bepaling de geoorloofdheid van een uitdrukkelijk ontbindend beding belet. (*4) Aanneming
(*1) Cass. 19 april 1979, RCJB 1981, 31 en BRH 1980, 440, noot X. XXXXXXXX. Zie al veel vroeger: Cass.(Fr.) (Civ.) 2 juli 1860, DP 1860, 1, 284.
(*2) O.m. F. XXXXXXX, Principes de droit civil, XVII, Brussel, Bruylant, 1878, nr. 894; X. XX XXXX, Xxxxxx xxxxxxxxxxx xx xxxxx xxxxx xxxxx, XX, Xxxxxxx, Bruylant, 1964, 841; P.-X. XXXXXXX, “Les clauses résolutoires expresses et les clauses aména- gant l’exception d’inexécution” in La rédaction des conditions générales contractuelles, U.C.L., Gent, Story-Scientia, 1985
(87) 90; X. XXXXXXXX, “La mise en oeuvre de la résolution des contrats synallagmatiques pour inexécution fautive”, RCJB 1991, (12) 41; X. XXXXXX, “Les clauses relatives à la résolution des contrats” in X. XXXX (ed.), Les clauses applicables en cas d’inexécution des obligations contractuelles, Brugge, die Keure, 2001, 108, nr. 19; X. XXXXXX, De gerechtelijke en de buitengerechtelijke ontbinding van overeenkomsten, Antwerpen, Maklu, 1994, nr. 331; X. XXXXXXX en X. XXXXXXX, Handboek Burgerlijk Recht, dl. III, Antwerpen, Intersentia, 2008, 107; X. XXX XXXXXXXXXX, “Les clauses résolutoires expresses”, Ann.dr.Louvain 2011, vol. 71, nr. 4, (405) 439, nr. 60; X. XXXX, Droit des obligations, vol. 0, Xxxxxxx, Xxxxxxx, 0000, nr. 752; X. XXXXXX, “Ontbindingsclausules” in G.L. XXXXXX, X. XX XXXXXX, X. XXXXXXX, X. XXXXXX,
X. XXXXXXXX en A.L. XXXXXXX (eds.), Contractuele clausules, Gemeenrechtelijke clausules, II, Antwerpen, Intersentia, 2013, (1557) 1565; P. XXX XXXXXXXXXX, Droit des obligations in Coll. De Page, Brussel, Bruylant, 2013, nr. 595;
X. XXXXXX en X. XXXXXXXXX, “Jurisprudentiële ontwikkelingen rond beëindigingsbedingen” in Themis Xxxxxxxxxxxxxxxxxxx, xx. 00, Xxxxxx, die Keure, 2015, (79) 113, nr. 39; W. XXX XXXXXX en A. VAN OEVELEN, Verbintenissenrecht, Leuven, Acco, 2015, 202; X. XXXXXXXXX, “Ontbinding wegens wanprestatie” in Th. VANSWEEVELT en X. XXXXX (eds.), Handboek verbintenissenrecht, Antwerpen, Intersentia, 2019, 541, nr. 735.
(*3) Cass. 24 maart 1995, Arr.Cass. 1995, 346, Pas. 1995, 358, X.Xxxx. 1995, 267, noot X. XXXXXX en TBBR 1997, 98, noot
K. CREYF.
(*4) X. XX XXX, “Ontbindingsclausules” in G.L. XXXXXX, X. XX XXXXXX, X. XXXXXXX, X. XXXXXX, X. XXXXXXXX
en A.L. XXXXXXX (eds.), Contractuele clausules, Aanneming – bouwwerken, Antwerpen, Intersentia, 2016, (269) 281-282.
werkcontract Download date: 11/05/2021
Uitdrukkelijk ontbindend beding – 16 Verbintenissenrecht
is immers een wederkerig contract waarop alle bepalingen over wederkerige contracten toepasselijk zijn, met inbegrip van de bepalingen over ontbinding. (*1) Ook voor contracten onderworpen aan de Woningbouwwet (*2) bestaan prin- cipieel geen beperkingen om een uitdrukkelijk ontbindend beding op te nemen (anders dan voor schadebedingen, zie art. 10, zesde lid Woningbouwwet), aange- zien ook op deze contracten het gemeen ontbindingsrecht toepasselijk is. (*3)
Verbruiklening – Ook voor in verbruiklening staat niets eraan in de weg dat par- tijen een uitdrukkelijk ontbindend beding in de enge zin inlassen. (*4)
Xxxxxx op interest – Hoewel de gemeenrechtelijke lening op interest een een- zijdig contract uitmaakt en artikel 1184 oud BW daarop geen toepassing vindt, aanvaardt de rechtspraak dat partijen een uitdrukkelijk ontbindend beding kunnen opnemen. (*5) Voor het consumentenkrediet en het hypothecair krediet bestaan uitzonderingen (infra nr. 15).
Dading – Hoewel ooit controversieel geweest, is vandaag aanvaard dat geen bij- zondere bepalingen van dwingend recht of openbare orde het uitdrukkelijk ont- bindend beding verbieden in een dading. (*6) Ook het Hof van Cassatie bevestigt dat het gemeen ontbindingsrecht toepasselijk is op een dading. (*7)
Erfpacht – Het verbod voor huurcontracten uit artikel 1762bis oud BW (infra nr. 12) wordt niet geacht mutatis mutandis toepasbaar te zijn op erfpachtcon- tracten. Het uitdrukkelijk ontbindend beding is evenmin van dien aard dat het strijdig is met de vereiste minimum- en maximumduur van het erfpachtcontract (zie art. 3.169 BW). (*8)
(*1) X. XXXXX, Aanneming van werk, Antwerpen, Story-Scientia, 2001, 33, nr. 60.
(*2) Wet 9 juli 1971 tot regeling van de woningbouw en de verkoop van te bouwen of in aanbouw zijnde woningen, BS
11 september 1971, 10.442.
(*3) Zie ook Luik (7e k.) 19 februari 2001, JLMB 2002, 1568. Voor de waarborg zijn echter bijzondere regels van toepassing met een weerslag op de restitutie en contractuele modulering, zie art. 12, tweede lid Woningbouwwet.
(*4) Bv. I. DE SCHRYVER, “Is de stilzwijgende ontbindende voorwaarde (art. 1184 B.W.) al dan niet toepasselijk op de verbruiklening ten bezwarende titel en de verbruiklening om niet?”, RAGB 2006, (68) 69, nr. 2.
(*5) Bv. Rb. Brussel 4 maart 1968, Rev.prat.not.b. 1968, 211; Rb. Brugge 13 december 1991, RW 1994-95, 1131-1132. (*6) Zie Xx. Xxxxxxx 00 november 1955, BRH 1956, 348. Zie bv. X. XXXXXXXXXX, “Commentaar bij art. 2052 BW” in Comm.Bijz.Ov., Xxxxxxxx, Xxxxxx, 0000, losbl., nr. 13; A. RIGOLET, “La convention de transaction : entre ombre et lumière, le régime d’un contrat particulier” in X. XXXX (ed.), Les contrats spéciaux : développements récents, Limal, Anthémis, 2018, (211), nr. 7; X. XXXXXXXX, X. XXXXXX, CH. COUDRON en X. XXXXXXXX, Dading in APR, Antwerpen,
Story-Scientia, 2000, nr. 971.
(*7) Cass. 23 mei 2019, C.16.0254.F, JT 2020, 26, noot X. XXXXXX en X. XXXX, TBBR 2019, 474, noot X. XXXXXX en
X. XXXXXX en TBH 2020, 497, noot X. XXX XXXXX. Al eerder: Cass. 6 april 1977, Arr.Cass. 1977, 844, Pas. 1977, 836 en
RW 1977-78, 1131, noot.
(*8) Bv. X. XXXXXXX en X. XXXXXXX, “Erfpacht, ontbinding en faillissement: een complexe trilogie”, T.Not. 2008, 83-84; X. XXXXXXXXX, “L’emphytéose et les clauses et conditions résolutoires”, TBBR 2008, (91) 94-95, nr. 12.
werkcontract Download date: 11/05/2021
Verbintenissenrecht UITDRUKKELIJK ONTBINDEND BEDING – 17
Opstal – Ook in contracten tot opstal (art. 3.177 e.v. BW) is een uitdrukkelijk ontbindend beding in de enge zin in principe niet verboden. (*1)
Vruchtgebruik – Ook de bepalingen inzake vruchtgebruik (art. 3.138 e.v. BW) staan niet in de weg dat partijen een uitdrukkelijk ontbindend beding overeen- komen. (*2)
10 Codificatie in wetsvoorstel boek 5 nieuw BW – Het wetsvoorstel tot invoeging van boek 5 ‘Verbintenissen’ in het nieuw Burgerlijk Wetboek bevestigt de geoor- loofdheid van het uitdrukkelijk ontbindend beding naar gemeen recht:
Artikel 5.90, derde lid:
“De ontbinding vloeit voort uit een rechterlijke beslissing, uit de toepassing van een ontbindend beding of uit een kennisgeving van de schuldeiser aan de schul- denaar, overeenkomstig de volgende artikelen”.
Aansluitend daarop verduidelijkt het wetsvoorstel de mogelijkheid om een dergelijk beding op te nemen:
Artikel 5.92:
“Het ontbindend beding verleent de schuldeiser het recht om het contract te ont- binden zonder voorafgaande tussenkomst van de rechter wanneer de schuldenaar een van zijn verbintenissen niet nakomt.
De schuldeiser stelt het beding in werking door middel van een schriftelijke ken- nisgeving aan de schuldenaar. Die vermeldt de tekortkomingen die hem worden verweten.”
B. Uitzonderingen
11 Algemeen – In bepaalde contracten is het uitdrukkelijk ontbindend beding in de enge zin verboden of aan wettelijke voorwaarden onderworpen. Het gaat over contrac- ten waarin de wetgever een zwakkere partij wil beschermen door, voorafgaandelijk aan de ontbinding, een rechterlijke tussenkomst veilig te stellen. In andere gevallen stelt de wet grenzen aan de modulering van het gemeenrechtelijk ontbindingsregime, bijvoor- beeld voor de ingebrekestellings- of de kennisgevingsverplichting.
(*1) Bv. Xxxx 00 mei 2005, TBBR 2007, 541-546.
(*2) Bv. X. XXXXXXXXXX en X. XXX XXXXXXXXX DE TEN RYEN, “Contractuele mogelijkheden, opportuniteiten en valkuilen” in X. XXXXXXX en A.-X. XXXXXXX (eds.), Vruchtgebruik: mogelijkheden, beperkingen en innovaties, Antwerpen, Intersentia, 2012, (231) 281, nr. 133 en alle voorbeeldclausules aldaar.
werkcontract Download date: 11/05/2021
Uitdrukkelijk ontbindend beding – 18 Verbintenissenrecht
1. Verbod op uitdrukkelijk ontbindend beding sensu stricto
a. Huur
12 Federaal verbod voor huur van onroerende goederen – Voor huur van onroerende goederen bepaalt artikel 1762bis oud BW dat de “uitdrukkelijke ontbindende voor- waarde” voor niet geschreven wordt gehouden. Deze ongelukkige formulering wordt gelezen als een wettelijk verbod op het uitdrukkelijk ontbindend beding in de enge zin. (*1) Opgenomen in de afdeling ‘Algemene bepalingen betreffende de huur van onroerende goederen’, geldt het verbod uit artikel 1762bis oud BW enkel voor huur van onroerende goederen (*2), maar ongeacht het voorwerp van de clausule (laattijdige betaling, niet-betaling, verbod op onderhuur e.d.m.). (*3) Het strekt zich uit over de verschillende huurregimes (*4) (gemene huur, woninghuur, handelshuur (*5), sociale woninghuur (*6) of verhuur van studentenhuisvesting (*7)), tenzij de decretale rege- ling hiervan afwijkt. (*8) Sinds de Zesde Staatshervorming zijn de gewesten immers bevoegd voor de regels inzake huur van voor bewoning bestemde goederen of delen ervan, handelshuur, pacht en veepacht. (*9) Deze bevoegdheidsoverdracht omvat ook de regels over huur van studentenwoningen en tijdelijke woonvormen zoals tweede wo- ningen en vakantiewoningen. (*10) Hierdoor kan de decretale regeling afwijken van het federale verbod uit artikel 1762bis oud BW. Tot op heden heeft geen van de gewesten in
(*1) Andere uitdrukkelijk ontbindende bedingen zijn dus niet uitgesloten, zie bv. X. XXXX, “La résolution unilatérale d’un contrat de bail immobilier est interdite”, JT 2010, (709), nr. 7.
(*2) Bv. X. XXXXXX, X. XXXXXX en X. XXXXXXX, “Schorsing en beëindiging van de huurovereenkomst naar gemeen recht” in M. DAMBRE, B. HUBEAU en X. XXXXXX (eds.), Handboek Algemeen Huurrecht, Brugge, die Keure, 2015, (685) 745, nr. 68; P. XXX XXXXXXXXXX, Droit des obligations in Xxxx. Xx Xxxx, Xxxxxxx, Xxxxxxxx, 0000, xx. 000; X. XXXX, “La résolution unilatérale d’un contrat de bail immobilier est interdite”, JT 2010, (709), nr. 8.
(*3) Rb. Brussel (16e k.) 23 april 2001, JT 2001, 722.
(*4) Bv. M. DAMBRE, “De onmogelijkheid tot buitengerechtelijke ontbinding van een huurovereenkomst m.b.t. een onroe- rend goed” (noot Kh. Dendermonde 3 februari 2011), TBBR 2013, (217) 219; X. XXXXXX, X. XXXXXX en X. XXXXXXX, “Schorsing en beëindiging van de huurovereenkomst naar gemeen recht” in M. DAMBRE, B. HUBEAU en X. XXXXXX (eds.), Handboek Algemeen Huurrecht, Brugge, die Keure, 2015, (685) 743-744, nr. 65; X. XXXX, “La résolution unilatérale d’un contrat de bail immobilier est interdite”, JT 2010, (709), nr. 8.
(*5) Kh. Dendermonde 3 februari 2011, TBBR 2013, 208, noot M. DAMBRE.
(*6) In afwijking van het gemeen recht, maakte de Vlaamse decreetgever voor sociale huur mogelijk dat een uitdrukkelijk ontbindend beding werd opgenomen voor wanprestaties tijdens of aan het einde van de proefperiode, zodat de verhuurder bij wanprestaties van de huurder het huurcontract kon beëindigen zonder voorafgaand rechterlijk optreden (zie Xxxx.Xx. Xx.Xxxx. 0000-00, xx. 824/1, p. 14). Het Grondwettelijk Hof bevond dit ongrondwettig. Het was van oordeel dat de mogelijkheid om zo de sociale huurders de waarborg van een voorafgaande rechterlijke tussenkomst te ontnemen niet evenredig is met het doel de leefbaarheid in de sociale woonwijken te waarborgen. Voorts deed dit afbreuk aan de woonzekerheid in de sector van de sociale huisvesting (zie GwH 10 juli 2008, nr. 101/2008, XXX 0000-00, 228, Arr.GwH 2008, 1605, Juristenkrant 2008,
afl. 173, 5, RW 2008-09, 1123, noot B. HUBEAU).
(*7) Bv. X. XX XXX, “Remedies wegens wanprestatie en rechtspleging bij betwistingen” in X. XXXXX, X. XXXXXXXX en
X. XXXXXXXX (eds.), (Ver)huur van studentenhuisvesting, Antwerpen, Intersentia, 2019, (169) 188, nr. 21.
(*8) Bevestigend voor de Brusselse Huisvestingscode: bv. X. XXXXXXX, X. XXXXXXXXX en B. XXXXXX, “De Brusselse Woninghuurordonnantie: wat nieuws onder de zon?”, Not.Fisc.M. 2018, (186) 200.
(*9) Zie art. 6, § 1, IV, 2°, art. 6, § 1, V, 3° en art. 6, § 1, VI, 7° bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, zoals gewijzigd door de bijzondere wet van 6 januari 2014 met betrekking tot de Zesde Staatshervorming, BS 31 januari 2014, 8641.
(*10) Zie Xxxx.Xx. Xxxxxx 0000-00, xx. 5-2232/1, p. 82.
werkcontract Download date: 11/05/2021
Verbintenissenrecht UITDRUKKELIJK ONTBINDEND BEDING – 19
een decretale afwijking voorzien. Sowieso lijkt een schrapping van deze bepaling voor woninghuur in het bijzonder niet mogelijk zonder schending van het standstill-beginsel
t.a.v. het grondrecht op wonen. (*1) Een verplaatsing van deze bepaling is uiteraard wel mogelijk. Zo heeft het Waalse Gewest artikel 1762bis oud BW opgeheven (*2) en de inhoud ervan gekopieerd in artikel 37 Waals Woninghuurdecreet.
13 Zowel ten voordele van huurder als verhuurder – Uit de parlementaire voor- bereiding van artikel 1762bis oud BW blijkt dat de wetgever de huurder wenste te beschermen tegen een eenzijdige ontbinding zonder voorafgaande rechterlijke tussenkomst. (*3) Xxxxxxx xxxxx de wetgever veilig stellen dat de rechter zijn ap- preciatie- en uitstelbevoegdheid behoudt. (*4) Zo is het uitdrukkelijk ontbindend beding dat de verhuurder toelaat om het contract zonder voorafgaande rechterlijke tussenkomst te ontbinden bij niet-betaling van de huurwaarborg verboden. (*5) Aangezien artikel 1762bis oud BW algemeen is geformuleerd, besliste het Hof van Cassatie dat het verbod uit artikel 1762bis oud BW toepasselijk is op zowel de wan- prestatie van de huurder als die van de verhuurder. (*6) In casu betrof het een be- ding dat de huurder kon inroepen wanneer de verhuurder naliet om binnen de con- tractueel bedongen termijn de herstellingen uit te voeren die hij moet bekostigen.
b. Pacht
14 Analogie met artikel 1762bis oud BW – Artikel 29, derde lid Pachtwet, dat ten onrechte de term ‘ontbindende voorwaarde’ hanteert, bevat een aan artikel 1762bis oud BW gelijkaardig verbod: het verbiedt het uitdrukkelijk ontbindend beding in de enge zin. (*7) Deze federale regeling geldt tot zolang de decreetgever hiervan afwijkt (supra nr. 12). Tot op heden heeft geen van de gewesten in een afwijking voorzien.
(*1) Zie GwH 10 juli 2008, nr. 101/2008, XXX 0000-00, 228, Arr.GwH 2008, 1605, Juristenkrant 2008, afl. 173, 5 (weer- gave), RW 2008-09, 1123, noot B. HUBEAU (over art. 1762bis oud BW). Over de standstill-verplichting en het grondrecht op wonen die de wetgever verbiedt om het beschermingsniveau in aanzienlijke mate te verminderen zonder dat hiervoor redenen van algemeen belang zijn: GwH 19 juli 2018, nr. 104/2018, Juristenkrant 2018, afl. 373, 8 (weergave X. XXXXXXXXX), NJW 2018, 838, noot S. XXXXXXXX en RW 2018-19, 520 en GwH 17 oktober 2019, nr. 136/2019, XXX 0000, 485 en Huur
2020, 62.
(*2) Zie art. 92, § 1 Waals Woninghuurdecreet, BS 28 maart 2018, 30524.
(*3) MvT bij het wetsontwerp tot wijziging van titel VIII van Xxxx XXX van het Burgerlijk Wetboek, Xxxx.Xx. Kamer 1928-29, nr. 64, 4; X. XXXXXX, X. XXXXXX en X. XXXXXXX, “Schorsing en beëindiging van de huurovereenkomst naar gemeen recht” in M. DAMBRE, B. HUBEAU en X. XXXXXX (eds.), Handboek Algemeen Huurrecht, Brugge, die Keure, 2015, (685) 743- 744, nrs. 65-66.
(*4) Zie bv. M. DAMBRE, De huurprijs, Brugge, die Keure, 2009, 67-70, nrs. 127-132. (*5) Xxxx. Xxxx 0x xxxxxx 00 november 2018, RW 2020-21, 835.
(*6) Cass. 24 maart 1994, Arr.Cass. 1994, 305, Bull. 1994, 304, JLMB 1994, 765, Pas. 1994, 304 en RW 1995-96, 1451, noot A. XXX XXXXXXX.
(*7) X. XXXXXX en X. XXXXXXXX, Bail à ferme et droit de préemption, Brussel, Xxxxxxx, 0000, nr. 741.
werkcontract Download date: 11/05/2021
Uitdrukkelijk ontbindend beding – 20 Verbintenissenrecht
2. Bijzondere voorwaarden opgelegd aan uitdrukkelijk ontbindende bedingen
a. Consumentenkrediet en hypothecair krediet
15 Beperking wanprestaties en bijzondere voorwaarden ingebrekestelling – Voor het consumentenkrediet bepaalt artikel VII.105 WER dat elk beding dat voorziet in een termijnbepaling of in een uitdrukkelijk ontbindend beding verboden is, tenzij:
“1° ingeval de consument ten minste twee termijnbedragen of een bedrag gelijk aan 20 pct. van het totale door de consument terug te betalen bedrag niet heeft betaald en hij één maand na het versturen van een aangetekende zending met ingebrekestelling zijn verplichtingen niet is nagekomen. Die regels moeten door de kredietgever bij de consument in herinnering worden gebracht bij de ingebrekestelling;
2° ingeval de consument het goed vervreemdt vóór het betalen van de prijs, of het gebruikt in strijd met de bedongen voorwaarden van de overeenkomst, terwijl de kre- dietgever zich de eigendom ervan had voorbehouden of er, overeenkomstig de rege- len inzake financieringshuur, nog geen eigendomsoverdracht heeft plaatsgevonden;
3° ingeval de consument het kredietbedrag bedoeld in de artikelen VII.100 en VII.101 WER overschrijdt, en hij, een maand na het versturen van een aangetekende zending met ingebrekestelling, zijn verplichtingen niet is nagekomen. Die regels moeten door de kredietgever aan de consument in herinnering worden gebracht bij de ingebreke- stelling.
Onverminderd de toepassing van artikel VII.98 WER, is elk beding dat voorziet dat de kredietgever op elk ogenblik de terugbetaling van het opgenomen kredietbedrag kan eisen verboden en wordt dit als niet geschreven beschouwd.”
Voor het hypothecair krediet zijn vergelijkbare beperkingen neergelegd in arti- kel VII.147/20, § 1-2 WER. (*1)
16 Toepassing – De feitenrechtspraak blijkt de naleving van deze voorwaarden nauwgezet te controleren. (*2) Wanneer bijvoorbeeld de bepalingen over de in- gebrekestelling niet worden nageleefd, heeft het beding geen enkel gevolg. (*3) De ontbindingsbeslissing is dan onwerkzaam (infra nr. 56).
(*1) Hierover bv. X. XXXXXX en X. XXXXXX, “Hypothecaire lening en krediet in de notariële praktijk” in Notarieel kredietrecht, Brugge, die Keure, 2019, (1) 51; X. XXXXXXX, “Het hypothecair krediet na de omzetting van de hypotheek- richtlijn”, T.Not. 2017, 612 e.v.; X. XXXXXXXX xx X. DE JONGE, “Le nouveau crédit hypothécaire”, Rev.not.b. 2017, 358 e.v.; X. XXXXXX-XXXXXXX, “La réforme du crédit hypothécaire” in Chroniques notariales, vol. 65, 2017, 358 e.v.
(*2) Bv. Rb. Gent 6 februari 1998, RW 1998-99, 160; Xxxx. Xxxxxxx 00 december 2001, X.Xxxx. 2006, 52; Xxxx. Xxxxxx
00 juni 2000, Xx.Xxxx. 2000, 44; M. DAMBRE, “De strikte toepassingsvoorwaarden van artikel 29 Wet Consumentenkrediet” (noot onder Xxxx. Xxxxxx 00 november 1999), DCCR 2000, 352; X. XXXXXXXXX en X. XXXXXXX, “Art. 29 Wet con- sumentenkrediet” in Comm.Bijz.Ov., Mechelen, Kluwer, 2008, losbl., 9.
(*3) Bv. Vred. Châtelet 24 maart 2016, Xx.Xxxx. 2016, 99; Vred. Namen 22 oktober 1996, X.Xxxx. 1997, 401; Xxxx. Xxxx
00 december 1993, X.Xxxx. 1996, 113.
werkcontract Download date: 11/05/2021
Verbintenissenrecht UITDRUKKELIJK ONTBINDEND BEDING – 21
b. Verzekeringscontract
17 Bijzondere voorwaarden ingebrekestelling – In het verzekeringscontract is de con- ventionele regeling over de wanbetaling van de premie uitgesloten. De gevolgen hier- van zijn op dwingende wijze wettelijk geregeld. Deze wettelijke regeling komt in de plaats van de gemeenrechtelijke sancties van gedwongen uitvoering en ontbinding we- gens wanprestatie. (*1) Meer in het bijzonder schrijft artikel 69 Verzekeringswet voor dat de verzekeraar, indien de verzekeringnemer de premie op de vervaldag niet betaalt, slechts kan overgaan tot schorsing van de dekking of tot beëindiging van het contract indien hij de schuldenaar in gebreke heeft gesteld. Artikel 70 van deze wet preciseert de wijze waarop de ingebrekestelling moet gebeuren: bij deurwaardersexploot of bij een ter post aangetekende brief. De ingebrekestelling moet een aanmaning bevatten om de premie te betalen binnen de termijn bepaald in de ingebrekestelling. Die termijn mag niet korter zijn dan vijftien dagen, te rekenen vanaf de dag volgend op de betekening of de afgifte ter post van de aangetekende brief. De ingebrekestelling moet de vervaldag van de premie en de gevolgen van niet-betaling binnen de gestelde termijn in herinne- ring brengen. Bij faillissement van de verzekeringnemer kan de verzekeraar, behoudens bij persoonsverzekeringen, de overeenkomst ten vroegste drie maanden na de failliet- verklaring beëindigen (art. 87, tweede lid). Van deze regels kan niet ten nadele van de verzekeringnemer worden afgeweken via een uitdrukkelijk ontbindend beding. (*2)
c. Arbeidscontract
18 Geen uitholling rechterlijke appreciatiebevoegdheid – In bepaalde gevallen heeft de wetgever, door de invoering van een bijzonder beschermingsmechanisme, het uit- drukkelijk ontbindend beding impliciet uitgesloten in de mate dat dit beding de door het bijzondere beschermingsmechanisme beschermde belangen in het gedrang zou brengen. (*3) Zo wordt aangenomen dat een beding in een arbeidscontract dat bepaalt welke gedragingen zullen gelden als een grond voor ontslag om dringende redenen (art. 35 AOW), zonder daarvoor nog enige beoordelingsbevoegdheid te laten aan de
(*1) A. XXX XXXXXXX, “De eenzijdige wijziging en beëindiging van de verzekeringsovereenkomst door de verzekeraar: bestaat er een recht op behoud van een verzekering?”, RW 2003-04, 1088.
(*2) Bv. Ph. COLLE, De nieuwe wet van 4 april 2014 betreffende de verzekering. Algemene beginselen van het Belgisch verzekeringsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2015, 71; X. XXXXX, “Commentaar bij Art. 69 wet 4 april 2014” in Comm. Verzekeringsrecht, Mechelen, Kluwer, 2017, nr. 2.
(*3) Zie m.n. X. XXXXXXXX, “La mise en oeuvre de la résolution des contrats synallagmatiques pour inexécution fau- tive”, RCJB 1991, (12) 41-42, nr. 49; X. XXXXXX, De gerechtelijke en de buitengerechtelijke ontbinding van overeenkomsten, Antwerpen, Maklu, 1994, 460-461, nr. 332.
werkcontract Download date: 11/05/2021
Uitdrukkelijk ontbindend beding – 22 Verbintenissenrecht
rechter, nietig is. (*1) Aan de rechter moet de bevoegdheid toekomen om te appreciëren of de wanprestatie voldoende ernstig is om de ontbinding wegens dringende reden te rechtvaardigen.
Om die reden werd het volgende uitdrukkelijk ontbindend beding strijdig geacht met artikel 35 AOW en dus nietig bevonden: “Bovenop de redenen van beëindi- ging van de arbeidsovereenkomst zoals voorzien in de wet van 3 juli 1978 betref- fende de arbeidsovereenkomsten, kan de werkgever deze arbeidsovereenkomst vroegtijdig beëindigen, zonder voorafgaandelijke ingebrekestelling en zonder enige vorm van opzegvergoeding voor de werknemer, indien NMBS zijn contract met (…) opzegt: 1. Wanneer de werknemer een dergelijke grove tekortkoming begaat welke elk verdere samenwerking definitief onmogelijk maakt. Niet limita- tief opgesomd worden in ieder geval de volgende feiten aanzien als een dergelijk grove tekortkoming (…)”. (*2)
d. Maatschap
19 Geen beperking rechterlijke beoordelingsbevoegdheid – De maatschap die voor bepaalde duur is aangegaan, kan niet eenzijdig worden opgezegd (art. 4:17, § 1 WVV). De vennoot kan zich wel vóór afloop van de duur tot de rechter wenden om, wegens wettige redenen, de ontbinding te vorderen (art. 4:17, § 2 WVV). Die mogelijkheid bestaat voor het geval dat de maatschap niet meer verder kan werken. In dat geval is het weinig zinvol om de vennoten te verplichten om de maatschap verder te zetten tot het einde van haar duur. Over artikel 1871 oud BW (hernomen in art. 45 X.Xxxx.) en thans geherformuleerd in artikel 4:17, § 2 WVV, oordeelde het Hof van Cassatie dat dit de openbare orde raakt zodat de mogelijkheid tot gerechtelijke ontbinding niet kan worden uitgesloten. (*3) Om dezelfde reden oordeelde het Hof van Cassatie dat een clausule die op enige wijze de bevoegdheid van de rechter in verband met de beoordeling van het wettig en ernstig karakter van de redenen voor ontbinding beperkt, nietig is. (*4)
De ontbinding wegens wettige redenen is te onderscheiden van de uitsluiting en
uittreding van een vennoot. Het WVV maakt nu ook mogelijk dat de uitsluiting en
(*1) Cass. 4 november 1960, Arr.Cass. 1961, 206, Xxx. 0000, 000 xx XXXX 1962, 5, noot X. XXXXXX; X. XXXXXX,
“Uitdrukkelijk ontbindende bedingen, ontbindende voorwaarden en vervangingsbedingen” in X. XXXXXX en K. XXXXXXXXXXX (eds.), Contractuele clausules rond de (niet-)uitvoering en de beëindiging van contracten, Antwerpen, Intersentia, 2006, (77) 110-111, nr. 52; W. RAUWS, Civielrechtelijke beëindigingswijzen van de arbeidsovereenkomst: nie- tigheid, ontbinding en overmacht in Reeks sociaal recht, Antwerpen, Kluwer, 1987, 550-559; W. RAUWS, “De kwalificatie en de draagwijdte van het uitdrukkelijk ontbindend beding wegens wanprestaties in een individuele arbeidsverhouding”, RW 1981-82, (2455) 2464-2466; P. XXX XXXXXXXXXX, Les obligations in Traité de droit civil, Xxxx. Xx Xxxx, Xxxxxxx, Xxxxxxxx, 0000, xx. 000. Let wel: een ontbindende voorwaarde is in deze gevallen wel toegelaten. Over de afbakenings- problemen in het arbeidsrecht tussen ontbindende bedingen en ontbindende voorwaarden, zie: W. XXXXX, o.c., 530 e.v. (*2) Arbh. Brussel (3e k.) 4 april 2017, JTT 2017, 476.
(*3) Cass. 2 februari 1973, Pas. 1973, 529, RCJB 1975, 394, xxxx X. XXX XXXXXX en J. XXXXXXXX, RPS 1973, 137, noot
en RW 1972-73, 1475.
(*4) Cass. 11 maart 1966, Pas. 1966, 896; Cass. 2 februari 1973, Pas. 1973, 529.
werkcontract Download date: 11/05/2021
Verbintenissenrecht UITDRUKKELIJK ONTBINDEND BEDING – 23
uittreding conventioneel geregeld worden in de maatschap (art. 4:19 WVV). In een contractuele visie komt een uitsluiting of uittreding eigenlijk neer op een partiële ont- binding ten aanzien van de (onder dwang) uittredende vennoot. (*1) Men zou zich dan ook kunnen afvragen of de gerechtelijke ontbinding uit artikel 4:17, § 2 WVV echt nog de openbare orde raakt, zeker nu in het gemeen verbintenissenrecht de figuur van de buitengerechtelijke ontbinding tot het wettelijk ontbindingsrecht behoort (supra nr. 4) en de cassatierechtspraak over het openbareordekarakter van de gerechtelijke ontbin- ding om wettige redenen in het vennootschapsrecht gewezen werd onder de voormalige regeling in het oud Burgerlijk Wetboek. (*2)
e. Alleenverkoop en handelsagentuur?
20 Alleenverkoop: bijzondere wettelijke regeling tast ontbindingsrecht niet aan – Het was lange tijd onduidelijk of de wettelijke regeling van de eenzijdige beëindiging van voor onbepaalde tijd verleende concessies van alleenverkoop (art. X.35 e.v. WER) par- tijen toelaat om een uitdrukkelijk ontbindend beding op te nemen. Het Hof van Cas- satie heeft die vraag affirmatief beantwoord: de wet regelt uitsluitend de eenzijdige op- zegging van alleenverkoopconcessies, maar raakt niet aan artikel 1184 oud BW of aan de mogelijkheid tot afwijking daarvan via een uitdrukkelijk ontbindend beding. (*3) In een arrest van 7 januari 2021 bevestigt het Hof van Cassatie dat deze wettelijke regeling van de opzegging de toepassing van het gemeenrechtelijk artikel 1184 oud BW niet in de weg staat. (*4) Een beding dat bepaalt dat de concessie voor alleenverkoop van onbepaalde duur ‘van rechtswege’ ontbonden wordt wanneer de concessiehouder geen
(*1) Bv. X. XXXXXXXX en G. XXX XXXXXXX, “De uittreding en uitsluiting”, TPR 2000, (625), nr. 26; M. DELBOO en
A. XXX XXX XXXXXX, Vermogensplanning via maatschap en beheersvolmacht, Antwerpen, Intersentia, 2020, nr. 315. Zie ook X. XXXXXX, Gedeeltelijke ontbinding en vernietiging van overeenkomsten, Antwerpen, Intersentia, 2015, nr. 102.
(*2) Past deze rechtspraak analogisch toe op het WVV: D. XXX XXXXXX, Handboek Vennootschappen – Algemeen deel,
Gent, Xxxxxxx, 0000, nr. 192.
(*3) Cass. 19 april 1979, Arr.Cass. 1978-79, 984, Pas. 1979, 981, RW 1979-80, 825, RCJB 1981, 26, noot X. XXXXXXX en
X. XXXXXXXX en BRH 1980, 440, noot X. XXXXXXXX; Xxxxxxx 00 september 1986, RW 1987-88, 1436, noot en JT 1989, 185; Kh. Neufchâteau 10 december 1985, TBH 1987, 123; Xx. Xxxxxxx 00 november 1985, TBH 1987, 120; Xx. Xxxxxxx 00 september 1962, JT 1962, 588; KG Rb. Xxxxxx 00 november 2001, JT 2002, 372. Weliswaar gewezen op grond van de wet van 27 juli 1961 betreffende de eenzijdige beëindiging van de voor onbepaalde tijd verleende concessies van alleenverkoop (BS 5 oktober 1961, 7518), maar ongewijzigd hernomen in de artikelen X.35 e.v. WER. Zie ook X. XXXXXX, De gerechte- lijke en de buitengerechtelijke ontbinding van overeenkomsten, Antwerpen, Maklu, 1994, 461-462, nr. 332; X. XXXXXX en
X. XXXXXXXXX, “Jurisprudentiële ontwikkelingen rond beëindigingsbedingen” in Themis Xxxxxxxxxxxxxxxxxxx, xx. 00, Xxxxxx, die Keure, 2015, (79), nr. 40; P. KILESTE en X. XXXXXXXXX, “Examen de jurisprudence. La loi du 27 juillet 1961 relative à la résiliation unilatérale des concessions de vente exclusive à durée indéterminée (1987 à 1992)”, TBH 1993, (32) 49 e.v. Ook de ontbindende voorwaarde is toegelaten, zie: Cass. 30 juni 1995, Arr.Cass. 1985, 707, Pas. 1995, 724 en RW 1995-96, 829. Zie evenwel kritisch: X. XXXXXXXX, Distributeurs en handelstussenpersonen – met focus op beëindiging in Recht & Xxxxxxxxxxx, xx. 00, Xxxxxx, die Keure, 2012, nr. 592.
(*4) Cass. 7 januari 2021, C.20.0258.F (over de gerechtelijke ontbinding). Hetzelfde arrest aanvaardt dat de uitoefening van deze wettelijke opzeggingsmogelijkheid door een contractspartij niet belet dat dezelfde contractspartij naderhand de ontbin- ding wegens wanprestatie vordert, zelfs wanneer deze contractspartij voor het beroep op de opzeggingsmogelijkheid dezelfde wanprestatie heeft ingeroepen. Opzegging staat namelijk los van wanprestatie en moet in die zin niet worden gerechtvaardigd (supra nr. 6).
werkcontract Download date: 11/05/2021
Uitdrukkelijk ontbindend beding – 24 Verbintenissenrecht
minimumhoeveelheid afneemt, is derhalve geoorloofd (*1), zij het ongelukkig gefor- muleerd (infra nr. 45). De rechtspraak heeft ook de uitdrukkelijk ontbindende bedingen geoorloofd bevonden voor het niet-plaatsen van een bestelling gedurende een bepaalde periode (*2) of de niet-naleving van betalingsmodaliteiten. (*3)
21 Handelsagentuur – Over de vraag of partijen een uitdrukkelijk ontbindend beding kunnen opnemen in een handelsagentuurcontract is de rechtsleer sterk ver- deeld. Volgens een eerste strekking zijn uitdrukkelijk ontbindende bedingen zonder meer ongeoorloofd. (*4) Een andere strekking meent dat de wet geen afbreuk doet aan de gemeenrechtelijke wijzen van beëindiging zodat het uitdrukkelijk ontbin- dend beding ook in handelsagentuurcontracten geoorloofd is. (*5) De onzekerheid vloeit voort uit artikel X.17 WER. Deze bepaling luidt als volgt:
“Elke partij kan, onverminderd alle schadeloosstellingen, de overeenkomst zon- der opzegging of voor het verstrijken van de termijn beëindigen, wanneer uitzon- derlijke omstandigheden elke professionele samenwerking tussen de principaal en de handelsagent definitief onmogelijk maken of wanneer de andere partij ern- stig tekort komt in haar verplichtingen. De overeenkomst kan niet meer worden beëindigd zonder opzegging of voor het verstrijken van de termijn, wanneer het feit ter rechtvaardiging hiervan sedert ten minste zeven werkdagen bekend is aan de partij die zich hierop beroept.
Alleen de uitzonderlijke omstandigheden of de ernstige tekortkomingen waar- van kennis is gegeven bij gerechtsdeurwaardersexploot of bij een ter post aan- getekende brief, verzonden binnen zeven werkdagen na de beëindiging, kunnen worden aangevoerd ter rechtvaardiging van de beëindiging zonder opzegging of voor het verstrijken van de termijn.
Niettegenstaande enig hiermee strijdig beding kan, vóór het einde van de over- eenkomst, van dit artikel niet worden afgeweken ten nadele van de handelsagent.”
Iets genuanceerder is de opvatting dat een uitdrukkelijk ontbindend beding as such geoorloofd is, maar, aangezien deze bepaling van dwingend recht is in het voordeel van de handelsagent, partijen niet in het nadeel van de handelsagent afbreuk kunnen doen aan de rechterlijke bevoegdheid om de ernst van de aangewreven wanprestatie te
(*1) Antwerpen (4e k.) 1 december 2008, Limb.Rechtsl. 2009, 294, noot X. XXXXXX. Zie ook Brussel (9e k.) 20 mei 2009,
JLMB 2010, 1363.
(*2) Kh. Xxxxxxx 00 november 1985, TBH 1987, 120.
(*3) Luik 23 november 2004, TBH 2005, 962.
(*4) O.m. P. XXXXXX, “La loi relative au contrat d’agence commerciale : résiliation et indemnité d’éviction”, TBH 1995, 850, nr. 41; Ph. DEVOS, De nieuwe wet betreffende de handelsagentuurovereenkomst, Gent, Mys & Xxxxxxx, 1995, 66;
X. XXXXXXX, “De Wet van 13 april 1995 betreffende de handelsagentuurovereenkomst”, AJT dossiers 1995-96, IV, nr. 39, 56. (*5) O.a. D. XXXXXXXX, “Het nieuwe statuut van de handelsagent”, Cah.jur. 1995, (89) 92; M. WILLEMART en
S. WILLEMART, La concession de vente et l’agence commerciale, deuxième partie, Xxx xxxxxxxx xx XX, xx. 0, Xxxxxxx, 0000, (76) 112-113.
werkcontract Download date: 11/05/2021
Verbintenissenrecht UITDRUKKELIJK ONTBINDEND BEDING – 25
beoordelen. (*1) Dit vormt dus een uitzondering op de rechterlijke bevoegdheid a pos- teriori, waarin hij in het kader van een uitdrukkelijk ontbindend beding normaal niet de ernst van de wanprestatie mag toetsen (infra nr. 54). Zo kan een handelsagent de nietigverklaring vorderen van een beding dat bepaalt dat het handelsagentuurcontract ‘van rechtswege’ eindigt wanneer hij een bepaalde (minimum)omzet niet behaalt. (*2) Volgens een groeiende strekking in de rechtsleer vormt de inhoud van een dergelijk beding een aanwijzing waarmee de rechter rekening kan – maar niet moet – houden bij de uitoefening van zijn soevereine appreciatiebevoegdheid over de xxxxx xxx xx xxx- prestatie, aangezien dit het belang weergeeft dat partijen aan een bepaalde tekortko- ming of omstandigheid hebben gehecht. (*3) Ook in de feitenrechtspraak drukt deze strekking zich steeds vaker door. (*4)
f. Onrechtmatige bedingen?
22 B2c: geen rechtstreeks verbod – In het contract gesloten tussen een onderneming en een consument zijn onrechtmatige bedingen verboden en nietig (art. VI.84, § 1 WER). Uit de lijst van onrechtmatige bedingen in artikel VI.83 WER volgt geen recht- streeks verbod op uitdrukkelijk ontbindende bedingen. Zo gelden de artikelen VI.83, 10° en VI.83, 11° WER onverminderd artikel 1184 oud BW, zodat zij niet raken aan de mogelijkheid om van het gemeenrechtelijk ontbindingsregime af te wijken. (*5) Ar- tikel VI.83, 22° WER, dat bedingen verbiedt waarbij de consument afstand doet van elk verhaalmiddel tegen de onderneming, vormt voor het uitdrukkelijk ontbindend beding evenmin een obstakel, aangezien de rechter een controlebevoegdheid behoudt die hij
(*1) X. XXXXXXXX, Handelsagentuurovereenkomst in APR, Mechelen, Kluwer, 2019, nr. 377; X. XXXXXXXX, Distributeurs en handelstussenpersonen – met focus op beëindiging in Recht & Xxxxxxxxxxx, xx. 00, Xxxxxx, die Keure, 2012, nr. 567. (*2) M. DAMBRE, “De nieuwe handelsagentuurovereenkomstenwet”, RW 1995-96, (1393) 1408, nr. 63.
(*3) Zie M. DAMBRE, “De nieuwe handelsagentuurovereenkomstenwet”, RW 1995-96, (1393) 1408, nr. 62; X. XXXXXXXXX, “Uitdrukkelijk ontbindende bedingen en de agentuurwet: water en vuur?” (noot onder Kh. Dendermonde 24 oktober 2008), DAOR 2010, (442) 444; X. XXXXXXXX, X. XXXXXX en X. XXXXXX, “Overzicht van rechtspraak. Bijzondere overeenkomsten: tussenpersonen (1999-2000)”, TPR 2010, 973, nr. 516; X. XXX XXXXXX en X. XXXXXXXX, “De beëindiging van een handelsagentuur wegens ernstige tekortkoming en wegens een uitdrukkelijk ontbindend beding: twee te onderscheiden beëindigingsvormen” (noot onder Xxxxxxx 00 februari 2013), RABG 2015, (629) 620. Zie ook
X. XXXXXXXX, Handelsagentuurovereenkomst in APR, Mechelen, Kluwer, 2019, nr. 377 (maar eerder kritisch, in die zin dat het juridisch weinig sluitend is om gevolgen te verbinden aan een nietig verklaarde clausule); X. XXXXXXXX, Distributeurs en handelstussenpersonen – met focus op beëindiging in Recht & Xxxxxxxxxxx, xx. 00, Xxxxxx, die Keure, 2012, nr. 567 (idem).
(*4) O.m. Kh. Dendermonde (5e k.) 24 oktober 2008, DAOR 2010, 438, noot X. XXXXXXXXX. Zie ook Xxxxxxx 00 februari 2013, RABG 2015, 608, noot X. XXX XXXXXX en X. WIJSMANS.
(*5) Bv. R. XXXXXXXX, “Commentaar bij art. VI.83, 10° WER” in Comm. Handels- en economisch recht, Mechelen, Kluwer, 2017, losbl., nr. 4. Over voormalig art. 74, 10° en 74, 11° WMPC, zie bv. X. XXXX, Droit des obligations, vol. 0, Xxxxxxx, Xxxxxxx, 0000, nr. 752. Over voormalig art. 32, 9° WHPC, zie o.m. L. XXXXXXXX, Algemene theorie van de verbin- tenis, Antwerpen, Intersentia, 2000, nr. 600; X. XXXXXX, “Uitdrukkelijk ontbindende bedingen, ontbindende voorwaarden en vervangingsbedingen” in X. XXXXXX en K. XXXXXXXXXXX (eds.), Contractuele clausules rond de (niet-)uitvoering en de beëindiging van contracten, Antwerpen, Intersentia, 2006, (77), nr. 53; X. XXXXX, “De bezwarende bedingen in de W.H.P.”, RW 1991-92, (562) 568, nr. 19; X. XXXX, “Les clauses abusives relatives à l’inexécution des obligations contractuelles dans les lois de protection des consommateurs du 14 juillet 1991 et du 2 août 2002”, JT 2003, (797), nr. 20.
werkcontract Download date: 11/05/2021
Uitdrukkelijk ontbindend beding – 26 Verbintenissenrecht
a posteriori uitoefent (infra nr. 52). (*1) Het loutere feit dat een uitdrukkelijk ontbin- dend beding de voorafgaande rechterlijke bevoegdheid uitsluit, is ook geen ongepaste beperking van de rechten van de consument en is derhalve niet onverenigbaar met arti- kel VI.83, 30° WER. (*2) Ook artikel VI.83, 7° WER stelt geen limiet aan uitdrukkelijk ontbindende bedingen die de voorafgaande rechterlijke bevoegdheid uitsluiten, want dergelijke bedingen nemen het recht van de consument om de ontbinding te vragen niet volledig weg. Ook bij dergelijke uitdrukkelijk ontbindende bedingen blijft de con- sument immers in de mogelijkheid om de gerechtelijke ontbinding te vorderen (infra nr. 40). Een clausule die ook deze laatste mogelijkheid uitsluit, zou wel strijdig kunnen worden bevonden met artikel VI.83, 7° WER. (*3) Ook artikel VI.83, 8° WER zou een grens kunnen stellen aan de geoorloofdheid van het beding indien de ontbinding ten laste van de onderneming wordt beperkt tot slechts enkele wanprestaties aangaande de garantieverplichting van de onderneming. (*4)
Al met al is de kans vrij klein dat een uitdrukkelijk ontbindend beding dat louter de
voorafgaande rechterlijke bevoegdheid uitsluit meteen een onrechtmatig beding uit- maakt. (*5) Het is evenwel niet uitgesloten dat een uitdrukkelijk ontbindend beding, vaak in combinatie met een schadebeding, exoneratiebeding en/of vrijstelling van ingebrekestelling, strijdig is met de algemene definitie van het onrechtmatig beding (art. VI.84 jo. art. I.8, 28° WER). (*6) In de rechtspraak zijn tot dusver evenwel geen dergelijke (gepubliceerde) gevallen bekend.
(*1) Bv. R. XXXXXXXX, “Commentaar bij art. VI.83, 22° WER” in Comm. Handels- en economisch recht, Mechelen, Kluwer, 2017, losbl., nr. 2. Over voormalig art. 74, 22° WMPC, zie X. XXXX, Droit des obligations, vol. 0, Xxxxxxx, Xxxxxxx, 0000, nr. 752. Over voormalig art. 32, 19° WHPC, zie o.m. X. XXXXXX, “Uitdrukkelijk ontbindende bedingen, ontbindende voorwaarden en vervangingsbedingen” in X. XXXXXX en K. XXXXXXXXXXX (eds.), Contractuele clausules rond de (niet-) uitvoering en de beëindiging van contracten, Antwerpen, Intersentia, 2006, (77), nr. 53; X. XXXXX, “De bezwarende bedingen in de W.H.P.”, RW 1991-92, (562) 570-571, nr. 29; M. XXXXXXXXXXXX, “Le mécanisme de la résolution à la lumière des législations récentes en matière d’obligations conventionnelles”, Ann.dr.Louvain 1997, (297) 315-316.
(*2) Ziet daarover geen problemen rijzen: X. XXXX, Droit des obligations, vol. 0, Xxxxxxx, Xxxxxxx, 0000, nr. 752. Over voormalig art. 32, 27° WHPC, zie o.a. X. XXXXXX, “Uitdrukkelijk ontbindende bedingen, ontbindende voorwaarden en ver- vangingsbedingen” in X. XXXXXX en K. XXXXXXXXXXX (eds.), Contractuele clausules rond de (niet-)uitvoering en de beëindiging van contracten, Antwerpen, Intersentia, 2006, (77), nr. 53. Zie evenwel: X. XXXXXXXX, “La dissolution du contrat” in X., Obligations. Traité théorique et pratique, Brussel, Kluwer, losbl., (II.1.8-2) II.1.8-59, nr. I.406.
(*3) Bv. R. XXXXXXXX, “Commentaar bij art. VI.83, 7° WER” in Comm. Handels- en economisch recht, Xxxxxxxx, Xxxxxx, 0000, losbl., nr. 1.
(*4) Hoewel art. VI.83, 8° WER de notie ‘opzeggen’ hanteert, bedoelde de wetgever ogenschijnlijk de ontbinding van de overeenkomst, aangezien de wetsbepaling handelt over wanprestaties.
(*5) In dezelfde zin over de voormalige bepalingen in de WMPC, zie X. XXXX, Droit des obligations, vol. 0, Xxxxxxx, Xxxxxxx, 0000, nr. 752. Over de toenmalige WHPC bevestigend, zie X. XXXXXX, “Uitdrukkelijk ontbindende bedingen, ont- bindende voorwaarden en vervangingsbedingen” in X. XXXXXX en K. XXXXXXXXXXX (eds.), Contractuele clausules rond de (niet-)uitvoering en de beëindiging van contracten, Antwerpen, Intersentia, 2006, (77), nr. 53.
(*6) Bv. X. XXXXXX en X. XXXXXXXXX, “Jurisprudentiële ontwikkelingen rond beëindigingsbedingen” in Themis Xxxxxxxxxxxxxxxxxxx, xx. 00, Xxxxxx, die Keure, 2015, (79), nr. 41. Over voormalig art. 31 WHPC, zie in dezelfde zin X. XXXXXX, “Uitdrukkelijk ontbindende bedingen, ontbindende voorwaarden en vervangingsbedingen” in X. XXXXXX en K. XXXXXXXXXXX (eds.), Contractuele clausules rond de (niet-)uitvoering en de beëindiging van contracten, Antwerpen, Intersentia, 2006, (77) 112, nr. 53; P. XXX XXXXXXXXXX, Les obligations in Traité de droit civil belge, Xxxx. Xx Xxxx, Xxxxxxx, Xxxxxxxx, 0000, xx. 000; X. XXXX, Droit des obligations, vol. 0, Xxxxxxx, Xxxxxxx, 0000, xx. 000.
werkcontract Download date: 11/05/2021
Verbintenissenrecht UITDRUKKELIJK ONTBINDEND BEDING – 27
23 B2b: geen rechtstreeks verbod – Sinds 1 december 2020 geldt ook een ver- bod op onrechtmatige bedingen in contracten gesloten tussen ondernemingen (art. VI.91/6 WER). De wetgever voerde twee onderscheiden lijsten van bedingen in: een zwarte lijst met bedingen die in elk geval onrechtmatig en verboden zijn (art. VI.91/4 WER) en een grijze lijst met bedingen die vermoed worden onrecht- matig te zijn tot het bewijs van het tegendeel (art. VI.91/5 WER). Geen van deze lijsten bevat een rechtstreeks verbod op uitdrukkelijk ontbindende bedingen. Eigen- lijk is de lijst in belangrijke mate geïnspireerd op de lijst van onrechtmatige bedin- gen die geldt in contracten gesloten tussen een onderneming en een consument. (*1) Daarom kan om dezelfde reden als voor artikel VI.83, 22° WER worden gezegd dat artikel VI.91/4, 3° WER het uitdrukkelijk ontbindend beding niet uitsluit. (*2) Om dezelfde reden als voor artikel VI.83, 30° WER, legt ook artikel VI.91/5, 4° WER geen vermoeden van onrechtmatigheid op aan uitdrukkelijk ontbindende bedingen. Zoals artikel VI.83, 11° WER, geldt ook artikel VI.91/5, 5° WER onverminderd artikel 1184 oud BW, zodat deze wetsbepaling niet raakt aan de mogelijkheid om een uitdrukkelijk ontbindend beding op te nemen. (*3)
Zoals voor de b2c-contracten volgt hieruit dat ook in b2b-contracten de kans vrij
klein is dat een uitdrukkelijk ontbindend beding dat louter de voorafgaande rechterlijke bevoegdheid uitsluit, meteen een onrechtmatig beding uitmaakt. Het is evenwel niet onmogelijk dat dergelijke bedingen, doorgaans in combinatie met schadebedingen, exoneratiebedingen en/of een vrijstelling van ingebrekestelling, strijdig zijn met de algemene definitie van een onrechtmatig beding voor contracten gesloten tussen onder- nemingen (art. VI.91/3, § 1 WER). Voor de beoordeling van het onrechtmatige karakter van het beding tussen ondernemingen worden alle omstandigheden rond de sluiting van het contract, de algemene economie van het contract, alle geldende handelsgebruiken, alsmede alle andere bedingen van het contract of van een ander contract waarvan het afhankelijk is, op het moment waarop het contract is gesloten in aanmerking genomen, rekening houdend met de aard van de producten waarop het contract betrekking heeft (art. VI.91/3, § 2 WER).
(*1) In de rechtsleer stuit dit op kritiek, zie o.m. X. XXXXXX en X. XXXXXX, “De b2b-wet van 4 april 2019: bescherming van ondernemingen tegen onrechtmatige bedingen, misbruik van economische afhankelijkheid en oneerlijke marktpraktijken (Deel 1)”, RW 2019-20, 323 e.v.; X. XXXXXXXXX, “Les clauses abusives dans les contrats X0X xxxxx xx xxx xx 0 xxxxx 0000 xx xx xxxxx de l’incertitude”, JT 2020, 273 e.v.; D. XXXXXXXX en G. XXXXXXXX, “L’abus de dépendance économique, les clauses abusives et les pratiques du marché déloyales entre entreprises: premiers regards xxx xx xxx xx 0 xxxxx 0000”, XXXX 2019, 22 e.v.; X. XXXXXX XXXXXX, “Relations B2B. L’abus de dépendance économique et les clauses abusives entre entreprises, nouveautés insérées dans le Code de droit économique par la loi du 21 mars 2019”, TBH 2019, 327 e.v.;
X. XXXX, “L’avènement du nouveau Code civil”, TBH 2019, 619 e.v.
(*2) Bv. X. XXXXXX en X. XXXXXX, “De b2b-wet van 4 april 2019: bescherming van ondernemingen tegen onrechtmatige bedingen, misbruik van economische afhankelijkheid en oneerlijke marktpraktijken (Deel 1)”, RW 2019-20, (323), nr. 37; X. XXXXXXXXX, “Les clauses abusives dans les contrats X0X xxxxx xx xxx xx 0 xxxxx 0000 xx xx xxxxx de l’incertitude”, JT 2020, (301), nr. 25; R. XXXXXXXX, “Commentaar bij art. VI.91/4 WER” in Comm. Handels- en economisch recht, Xxxxxxxx, Xxxxxx, 0000, losbl., nr. 9.
(*3) R. XXXXXXXX, “Commentaar bij art. VI.91/5 WER” in Comm. Handels- en economisch recht, Xxxxxxxx, Xxxxxx, 0000, losbl., nr. 18.
werkcontract Download date: 11/05/2021
Uitdrukkelijk ontbindend beding – 28 Verbintenissenrecht
III. Interpretatie
24 Traditioneel uitgangspunt: restrictieve interpretatie – Als vertrekpunt bepaalt de rechter, overeenkomstig de gemeenrechtelijke interpretatieregels, de draagwijdte van het uitdrukkelijk ontbindend beding door de gemeenschappelijke bedoeling van partij- en te achterhalen (*1), maar zonder daarbij aan het beding een betekenis toe te dichten die onverenigbaar is met de bewoordingen ervan.
Aangezien het uitdrukkelijk ontbindend beding s.s. tot vóór het cassatiearrest van 23 mei 2019 (supra nrs. 7-8) afweek van het gemeen recht, was het klassieke uitgangs- punt, zowel in de rechtspraak (*2) als in de rechtsleer (*3), dat aan dergelijke bedingen een restrictieve interpretatie toekomt. (*4) Deze restrictieve interpretatie heeft er bij- voorbeeld toe geleid dat een beding slechts voor één of voor welbepaalde tekortko- mingen toelaatbaar werd geacht (*5), of dat een beding dat in de mogelijkheid van ontbinding voorzag (soms te snel (*6)) als een loutere bevestiging van artikel 1184 oud BW werd gelezen. (*7)
25 Kritiek op restrictieve interpretatie – Sinds het cassatiearrest van 23 mei 2019 is het maar zeer de vraag of aan uitdrukkelijk ontbindende bedingen een restrictie- ve interpretatie toekomt: het uitdrukkelijk ontbindend beding dat de voorafgaan- de rechterlijke tussenkomst uit artikel 1184 oud BW uitsluit, wijkt namelijk niet
(*1) Zie o.m. L. XXXXXXXX, Algemene theorie van de verbintenis, Antwerpen, Intersentia, 2000, nr. 596; X. XXXXXX, “Les clauses relatives à la résolution des contrats” in X. XXXX (ed.), Les clauses applicables en cas d’inexécution des obligations contractuelles, Brugge, die Keure, 2001, 110, nr. 25; X. XXXXXX, “Het uitdrukkelijk ontbindend beding: een kwestie van interpretatie” (noot onder Antwerpen 26 februari 2001), TBH 2002, (620), nr. 7; X. XXXXXX, “Uitdrukkelijk ontbindende bedingen, ontbindende voorwaarden en vervangingsbedingen” in X. XXXXXX en K. XXXXXXXXXXX (eds.), Contractuele clausules rond de (niet-)uitvoering en de beëindiging van contracten, Antwerpen, Intersentia, 2006, (77), nr. 33; W. XXX XXXXXX en A. XXX XXXXXXX, Verbintenissenrecht, Leuven, Acco, 2015, 96; X. XXXX, Droit des obligations, vol. 1, Brussel, Larcier, 2011, nr. 756.
(*2) Bv. Rb. Xxxxxxx 00 oktober 1999, TBBR 2000, 111; Rb. Charleroi 17 januari 1997, Rec.gén.enr.not. 1998, 38.
(*3) L. XXXXXXXX, Algemene theorie van de verbintenis, Antwerpen, Intersentia, 2000, nr. 596; P.-X. XXXXXXX, “Les clauses résolutoires expresses et les clauses aménagant l’exception d’inexécution” in La rédaction des conditions générales contractuelles, U.C.L., Gent, Story-Scientia, 1985, (87) 93; X. XXXXXXXX, “Ontbindingsbedingen” in L. XXXXXXXX,
X. XXX XXXXXXX en F. XXXXXXXX, Nuttige tips voor goede contracten, Mechelen, Kluwer, 2004, (89) 96, nr. 5;
X. XXXXXXXX, “La mise en oeuvre de la résolution des contrats synallagmatiques pour inexécution fautive”, RCJB 1991,
(12) 42; X. XXXXXX, “Les clauses relatives à la résolution des contrats” in X. XXXX (ed.), Les clauses applicables en cas d’inexécution des obligations contractuelles, Brugge, die Keure, 2001, 110, nr. 25; X. XXXXXX, De gerechtelijke en de buiten- gerechtelijke ontbinding van overeenkomsten, Antwerpen, Maklu, 1994, nr. 335; W. XXX XXXXXX en A. XXX XXXXXXX, Verbintenissenrecht, Leuven, Acco, 2015, 202; X. XXX XXXXXXXXXX, “Les clauses résolutoires expresses”, Ann.dr.Xxx- vain 2011, (405) 415, nr. 18; X. XXXX, Droit des obligations, vol. 0, Xxxxxxx, Xxxxxxx, 0000, nr. 756.
(*4) Over de restrictieve interpretatie i.h.a., zie X. WAELKENS, Interpretatie van overeenkomsten en eenzijdige rechtshan- delingen, dl. 1, Antwerpen, Intersentia, 2016, nrs. 115 e.v.
(*5) Bv. Gent 4 juni 2003, NJW 2004, 700, noot FB; Luik (14e k.) 15 februari 2008, JLMB 2008, 1191; Rb. Xxxxxxx
00 februari 1982, RNB 1983, 96, noot F. GLANSDORFF en Rec.gén.enr.not. 1983, 283.
(*6) Voor een toepassing, zie Antwerpen 18 september 2000, TBH 2002, 614. Voor de kritiek op dit arrest, zie o.m.
X. XXX XXXXXXXXXX, “Les clauses résolutoires expresses”, Ann.dr.Louvain 2011, (405), nr. 21. Deelt al diezelfde bezorgdheid, X. XXXXXX, De gerechtelijke en de buitengerechtelijke ontbinding van overeenkomsten, Antwerpen, Maklu, 1994, 467, nr. 338.
(*7) Zie Brussel (5e k.) 17 februari 1999, AJT 1999-2000, 495; Xxxxxxxxx 00 september 2000, TBH 2002, 614; Xxxx
00 mei 2005, TBBR 2007, 541; Rb. Gent (1e k.) 24 juni 1996, RW 1999-2000, 20; Kh. Xxxx 00 xxxxx 0000, XX 1948-49, 287.
werkcontract Download date: 11/05/2021
Verbintenissenrecht UITDRUKKELIJK ONTBINDEND BEDING – 29
meer af van het gemeen recht, aangezien de ontbinding op kennisgeving vandaag deel uitmaakt van het gemeen ontbindingsregime (supra nr. 4). Terecht werd de toepassing van de restrictieve interpretatie op het uitdrukkelijk ontbindend beding ook vóór deze cassatierechtspraak al blootgesteld aan kritiek. (*1) De juridische grondslag van deze interpretatie is immers niet eenduidig. Soms wordt daarvoor verwezen naar artikel 1162 oud BW. (*2) Artikel 1162 oud BW bepaalt dat bij twijfel het beding wordt uitgelegd ten nadele van de partij die het bedongen heeft en ten voordele van de partij die zich verbonden heeft. Dit betekent dat de rechter het onduidelijk uitdrukkelijk ontbindend beding moet uitleggen ten nadele van de schuldeiser en ten voordele van de schuldenaar. (*3) Op deze bepaling kan evenwel enkel een beroep worden gedaan ‘bij twijfel’, d.i. indien de partijwil niet op grond van intrinsieke of extrinsieke omstandigheden kan worden vastgesteld. (*4)
Andere keren werd de restrictieve interpretatie gebaseerd op het beginsel dat afstand
van recht niet wordt vermoed (*5), of nog, dat afwijkingen van het gemeen recht op beperkende wijze moeten worden uitgelegd met het oog op de bescherming van de schuldenaar. (*6) De restrictieve interpretatie werd ook onverzoenbaar geacht met arti- kel 1157 oud BW. (*7) Artikel 1157 oud BW bepaalt dat een beding dat voor tweeërlei uitleg vatbaar is, moet worden uitgelegd op een wijze dat het enig gevolg kan hebben. Dit betekent dat een dubbelzinnig beding moet worden uitgelegd op een wijze dat het geldig is, maar ook dat het beding zo moet worden opgevat dat het een nuttig effect sorteert. Het nut van een uitdrukkelijk ontbindend beding, zo werd geargumenteerd, bestaat er juist in om de ontbindingsbeslissing aan de voorafgaande rechtelijke toetsing te onttrekken en bij de schuldeiser te leggen. Als een uitdrukkelijk ontbindend beding
(*1) Zie al X. XXXXXXXX, “Contractuele aansprakelijkheidsregelingen”, TPR 1984, (233) 256-257, nrs. 19 e.v.
(*2) Bv. Gent 4 juni 2003, NJW 2004, 700-702, noot F.B.; X. XXXXXX, “Het uitdrukkelijk ontbindend beding: een kwestie van interpretatie” (noot onder Antwerpen 26 februari 2001), TBH 2002, (620) 623, nr. 11; X. XXXXXX, De gerechtelijke en de buitengerechtelijke ontbinding van overeenkomsten, Antwerpen, Maklu, 1994, 463-464, nr. 334.
(*3) X. XXXXXX, De gerechtelijke en de buitengerechtelijke ontbinding van overeenkomsten, Antwerpen, Maklu, 1994, 000- 000, xx. 000.
(*4) X. XXXXXX, “Het uitdrukkelijk ontbindend beding: een kwestie van interpretatie” (noot onder Antwerpen 26 februari 2001), TBH 2002, (620) 623, nr. 11.
(*5) X. XXXXXXXX, “Contractuele aansprakelijkheidsregelingen”, TPR 1984, (233) 256-257, nr. 19 maar kritisch.
(*6) Met name in het Franse recht: X.-X. XXXXX, “La clause résolutoire ne sanctionne que le manquement à des obligations expressément stipulées” (noot onder Xxxx. (Fr.) (Civ., 3e k.) 15 september 2010), RDC 2011, afl. 1, 173; X. XXXXXX, “Dérogations à la résolution judiciaire: les clauses résolutoires”, J.-Cl. Civil Code art. 1184, fasc. 20, 2006, 8, nr. 7.
(*7) X. XXXXXX, “Het uitdrukkelijk ontbindend beding: een kwestie van interpretatie” (noot onder Antwerpen 26 februari 2001), TBH 2002, (620) 623, nr. 8; W. XXX XXXXXX en A. XXX XXXXXXX, Verbintenissenrecht, Leuven,
Acco, 2015, 97.
werkcontract Download date: 11/05/2021
Uitdrukkelijk ontbindend beding – 30 Verbintenissenrecht
wordt uitgelegd als een bevestiging van de gerechtelijke ontbinding, dan verliest het beding zijn nut. (*1)
Er is ook geargumenteerd dat een analoge redenering kan worden gebaseerd op arti- kel 1159 oud BW, dat bepaalt dat het contract moet worden uitgelegd overeenkomstig hetgeen gebruikelijk is. Op grond van het feit dat partijen met de redactie van een uit- drukkelijk ontbindend beding doorgaans beogen om de ontbindingsbeslissing aan de rechter te onttrekken en bij de schuldeiser te leggen, werd geargumenteerd dat het de voorkeur verdient om een uitdrukkelijk ontbindend beding in die zin te interpreteren. (*2) Voorts is erop te wijzen dat de vermoede wil van partijen ook kan worden afgeleid uit de wijze waarop de partijen aan het beding uitwerking hebben verleend. (*3)
De interpretatie van het uitdrukkelijk ontbindend beding en de erop toe te passen interpretatieregels blijven dus nog steeds voor beroering zorgen. Nochtans lijken er geen aanwijzingen te bestaan om op dit punt van het gemeen recht af te wijken: de gemeenrechtelijke interpretatieregels in hun gemeenrechtelijke volgorde zijn hier toepasselijk. (*4) Hieruit volgt dat een uitdrukkelijk ontbindend beding dus niet per definitie restrictief moet worden opgevat. Deze restrictieve interpretatie komt sinds de cassatierechtspraak van 23 mei 2019 (supra nr. 4) nog meer onder druk te staan.
26 Contracten met consumenten – Voor uitdrukkelijk ontbindende bedingen in contracten gesloten tussen ondernemingen en consumenten geldt een interpretatie ten voordele van de consument (zie art. VI.37, § 2 WER). (*5)
IV. Types
27 Overzicht – De rechtsleer onderscheidt verschillende types van uitdrukkelijk ont- bindende bedingen, met als tweeledige basisindeling meestal, enerzijds, die bedingen die de toepassing van het wettelijk ontbindingsrecht op het contract bevestigen, even- tueel met diverse nuanceringen en modaliteiten (bevestigingsbedingen) en, anderzijds, die bedingen die afwijken van het wettelijk ontbindingsrecht, met diverse nuanceringen en modaliteiten (afwijkingsbedingen). Met het oog op een betere herkenning van de
(*1) X. XXXXXXXX, “Contractuele aansprakelijkheidsregelingen”, TPR 1984, (223) 623, nr. 8. Zie ook X. XXXXXX, “Het uitdrukkelijk ontbindend beding: een kwestie van interpretatie” (noot onder Antwerpen 26 februari 2001), TBH 2002, (620) 623, nr. 8; J.-Fr. XXXXXXX, “L’appréciation de la gravité du manquement en matière de résolution de contrats synallagmati- ques”, TBBR 2006, (456) 463-464, vn. 74; X. XXXXXX, “Het uitdrukkelijk ontbindend beding: een kwestie van interpretatie” (noot onder Antwerpen 26 februari 2001), TBH 2002, (620) 622, nr. 8; X. XXXXXX, De gerechtelijke en de buitengerechtelijke ontbinding van overeenkomsten, Antwerpen, Maklu, 1994, nrs. 327 en 343; P. XXX XXXXXXXXXX, Les obligations in Traité de droit civil belge, Xxxx. Xx Xxxx, Xxxxxxx, Xxxxxxxx, 0000, xx. 000; X. XXX XXXXXXXXXX, “Les clauses résolutoi- res expresses”, Ann.dr.Louvain 2011, (405) 411, nr. 11.
(*2) X. XXXXXX, “Het uitdrukkelijk ontbindend beding: een kwestie van interpretatie” (noot onder Antwerpen 26 februari 2001), TBH 2002, (620), nr. 9.
(*3) Cass. 4 april 1941, Arr.Cass. 1941, 72, concl. Voor een toepassing: Xxxxxxxxx 00 september 2000, TBH 2002, 614. (*4) Xxxxxxxx X. XXXXXXXX, Interpretatie van overeenkomsten en eenzijdige rechtshandelingen, dl. 1, Antwerpen, Intersentia, 2016, 125 e.v.
(*5) Met alle implicaties, zie J. XXXXXXXX, “De interpretatie in het voordeel van de consument”, TPR 2014, 989 e.v.
werkcontract Download date: 11/05/2021
Verbintenissenrecht UITDRUKKELIJK ONTBINDEND BEDING – 31
diverse uitdrukkelijk ontbindende bedingen in de praktijk, hanteren wij hierna een drie- ledige indeling: A) bedingen die het gemeenrechtelijk ontbindingsregime van toepas- sing verklaren, herhalen of bevestigen, eventueel met nuanceringen en modaliteiten (infra nrs. 28-29); B) bedingen die de voorafgaande rechterlijke tussenkomst uitsluiten, met diverse nuanceringen en modaliteiten (infra nrs. 31-35); en C) bedingen die de gevolgen van de ontbinding regelen (infra nrs. 36-37). Hoewel de uitdrukkelijk ontbin- dende bedingen die een anticipatory breach toelaten als een afzonderlijk type kunnen worden gerekend, worden zij doorgaans onder het tweede type geplaatst (infra nr. 34).
A. Verwijzing naar of herneming van gemeen ontbindingsregime
1. Redactie
28 Weinig praktisch nut in wederkerige contracten: formulering – Sommige bedingen over de ontbinding expliciteren het ontbindingsrecht dat voor wederkerige contracten besloten ligt in artikel 1184 oud BW. Voor wederkerige contracten zijn de bedingen die naar deze gemeenrechtelijke bepaling verwijzen of de regels eruit herhalen van weinig praktisch nut. Zij verlenen geen andere rechten dan die welke partijen aan de wet ont- lenen. Hieruit volgt dat de schuldeiser de ontbinding in rechte moet vorderen, tenzij hij zich op de eenzijdig buitengerechtelijke ontbinding kan beroepen (supra nr. 4). Partijen besteden dus beter voldoende aandacht aan de redactie van het beding om een loutere verwijzing naar of herneming van artikel 1184 oud BW te vermijden. De loutere kwa- lificatie van een beding als een ‘uitdrukkelijk ontbindend beding’ volstaat immers niet om de voorafgaande rechterlijke tussenkomst uit te sluiten. (*1)
Uit de rechtspraak blijkt dat de verschillen soms subtiel zijn. Formuleringen die
gekwalificeerd werden als een verwijzing naar of herneming van artikel 1184 oud BW zijn:
– elke partij kan onverminderd het recht op schadeloosstelling, het contract zonder opzegging of vóór het verstrijken van de termijn beëindigen, wanneer uitzonderlijke omstandigheden elke professionele samenwerking tussen de opdrachtgever en de gerant definitief onmogelijk maken of wanneer de andere partij ernstig tekortschiet in haar verplichting (*2);
– bij elke tekortkoming van een van de partijen, heeft de andere partij de mogelijkheid om de overeenkomst te laten ontbinden (*3);
– bedingen die een opsomming bevatten van de tekortkomingen die een ontbinding rechtvaardigen;
(*1) X. XXXX, “Xxxxxx résolutoire expresse : l’importance des termes employés” (noot onder Bergen 13 maart 2008),
JLMB 2009, (368) 369.
(*2) Rb. Xxxxxxx 00 oktober 1999, TBBR 2000, 111.
(*3) X. XXXXXX, “Uitdrukkelijk ontbindende bedingen, ontbindende voorwaarden en vervangingsbedingen” in X. XXXXXX en
K. XXXXXXXXXXX (eds.), Contractuele clausules rond de (niet-)uitvoering en de beëindiging van contracten, Antwerpen, Intersentia, 2006, (77), nr. 30.
werkcontract Download date: 11/05/2021
Uitdrukkelijk ontbindend beding – 32 Verbintenissenrecht
– le contrat sera résolu si l’une des parties ne l’exécute point (*1);
– en cas de manquement aux obligations, le contrat sera résolu;
– en cas de non-respect d’une seule des clausules du présent avenant, l’auteur (...) se réserve le droit de dénoncer sans préavis le contrat existant entre lui et (...) (*2);
– de faire prononcer à l’encontre [de l’autre partie] la résolution, nonobstant l’offre postérieure d’exécution (*3);
– le contrat sera résolu si l’une des parties ne l’exécute point;
– le juge prononcera la résolution; le contrat sera résolu; le créancier aura le choix de forcer l’exécution; de considérer la convention résiliée ou d’en demander la résolu- tion en justice; le contrat sera résilié si bon semble au créancier. (*4)
Werden door de rechtspraak ook geacht een verwijzing in te houden naar artikel 1184 oud BW, maar werden hiervoor door de rechtsleer bekritiseerd omdat zij de ontbinding eerder in handen van de schuldeiser lijken te leggen:
– het beding dat de schuldeiser zich het recht voorbehoudt de overeenkomst te ver- breken bij wanbetaling (*5);
– het beding dat als een van de partijen in haar verplichtingen tekortschiet, de weder- partij het recht heeft de overeenkomst te ontbinden (*6);
– aan een contractspartij wordt het recht verleend om het contract onmiddellijk per aangetekende brief te verbreken wanneer de wederpartij een van de haar in het onder- havige contract opgelegde verplichtingen niet naleeft. (*7) De term ‘verbreken’ mag dan ongelukkig zijn, het feit dat dit gebeurt ‘per aangetekende brief’ (en dus niet door de rechter), wijst erop dat partijen alleszins op dit punt hebben willen afwijken van het gemeen recht.
Sinds het cassatiearrest van 23 mei 2019 is het denkbaar dat over bedingen die naar arti- kel 1184 oud BW verwijzen of de regels ervan herhalen, de vraag rijst of deze geïnter- preteerd moeten worden als een loutere bevestiging van het wettelijk ontbindingsrecht (inclusief de gerechtelijke ontbinding en de ontbinding op kennisgeving), dan wel of deze bedingen de ontbinding op kennisgeving uitsluiten in die zin dat partijen zich enkel op de gerechtelijke ontbinding kunnen beroepen. In de lijn van het voorgaande lijkt een beding dat verwijst naar artikel 1184 oud BW of de regels ervan louter herhaalt, niet zonder meer te kunnen worden geïnterpreteerd als een uitsluiting van de mogelijkheid
(*1) R.H., noot onder Xxxx. 31 mei 1956, Pas. 1956, 1051-1052.
(*2) Kh. Xxxxxxx 00 mei 1979, X.Xxxx. 1979, 304.
(*3) X. XXXXXX, “Dérogations à la résolution judiciaire: les clauses résolutoires”, J.-Cl. Civil Code art. 1184, fasc. 20,
2006, 10, nr. 9.
(*4) X.-X. XXXXXXXX, “Xxxxxx résolutoire” in X. XXXXXX en J.-X. XXXX (eds.), Les principales clauses des contrats d’affaires, Parijs, Lextenso éditions, 2011, (945) 957, nr. 1684.
(*5) Xxxx 0 november 1978, RW 1978-79, 2828, noot, bekritiseerd door X. XXXXXX, De gerechtelijke en de buitengerechte- lijke ontbinding van overeenkomsten, Antwerpen, Maklu, 1994, nr. 341.
(*6) Rb. Xxxx 00 juni 1999, RW 1999-2000, 20.
(*7) Xxxxxxxxx 00 september 2000, TBH 2002, 614. Voor kritiek op dit arrest, zie o.m. X. XXX XXXXXXXXXX, “Les clauses résolutoires expresses”, Ann.dr.Louvain 2011, (405) 417-418, nr. 21.
werkcontract Download date: 11/05/2021
Verbintenissenrecht UITDRUKKELIJK ONTBINDEND BEDING – 33
tot een ontbinding op kennisgeving. Een dergelijk beding is op te vatten als een ver- wijzing naar het gemeen ontbindingsregime, inclusief de verschillende wijzen van ont- binding (gerechtelijk of buitengerechtelijk). De uitsluiting van de buitengerechtelijke ontbinding moet voldoende duidelijk en ondubbelzinnig zijn (vgl. infra nr. 32).
29 Praktisch nut in eenzijdige of betwiste (volmaakt) wederkerige contracten – Bedingen die naar artikel 1184 oud BW verwijzen of de erin vervatte regeling toe- passelijk verklaren, hebben uiteraard wel praktisch nut in contracten die niet onder het toepassingsgebied van artikel 1184 oud BW vallen. Dergelijke bedingen passen de ontbinding toe op eenzijdige contracten. Daarnaast kan een dergelijk beding meer zekerheid bieden in contracten waar de gerechtelijke ontbinding onzeker is of bij een wet van aanvullende aard uitgesloten is. Zo kunnen partijen het ontbindings- regime uit artikel 1184 oud BW toepasselijk verklaren in contracten tot lening met rente (*1), lijfrente (*2) of onbezoldigde bewaargeving. (*3)
2. Modulering
30 Opsomming van wanprestaties – Zonder van het wettelijk ontbindingsregime af te wijken, kan het uitdrukkelijk ontbindend beding invulling geven aan de wanprestatie(s) die de ontbinding van het contract rechtvaardigen. Dit beperkt de appreciatiebevoegd- heid van de rechter uit artikel 1184 oud BW om de ernst van de wanprestatie te beoor- delen. De rechterlijke appreciatiebevoegdheid en het uitdrukkelijk ontbindend beding verhouden zich dan als communicerende vaten: hoe preciezer het beding bepaalt welke wanprestaties de ontbinding rechtvaardigen, hoe beperkter de appreciatiebevoegdheid van de rechter. Tot op zekere hoogte worden de wanprestaties die ontbindingen recht- vaardigen hiermee geobjectiveerd. Dit kan ook worden bereikt door deze beoordeling toe te vertrouwen aan een onafhankelijke derde (met technische kennis van zaken), door bijvoorbeeld te voorzien in de aanstelling van een architect of deskundige. Dit komt neer op een bindende derdenbeslissing als vaststellingsovereenkomst. (*4) Naast de controle op de naleving van de eventuele voorwaarden en richtlijnen voor de derde, kan de rechter de bindende derdenbeslissing inhoudelijk slechts marginaal toetsen. Hier- door kan de rechter enkel optreden indien de derde gehandeld heeft zonder bevoegd- heid, zonder de vereiste onafhankelijkheid of onpartijdigheid of indien de derde een kennelijk onredelijke beslissing heeft genomen.
(*1) Gent 8 november 1978, RW 1978-79, 2828; Xxxxxxx 0 mei 1962, Pas. 1963, II, 138; Rb. Brugge 13 december 1991 en
RW 1994-95, 1131.
(*2) Cass. 28 mei 1964, Pas. 1964, 1017, RW 1964-65, 957, JT 1964, 633 en Rec.gén.enr.not. 1965, 9; Antwerpen
7 februari 1983, RW 1985-86, 822; Xxxx 00 xxxxxxx 0000, XXX 1988, 212; Xxxxxxx 0 oktober 1966, Pas. 1967, 139; Rb.
Xxxxxxx 00 februari 1982, RNB 1983, 96, noot F. GLANSDORFF en Rec.gén.enr.not. 1983, 283.
(*3) X. XXXXXXXX, Bruikleen, bewaargeving en sekwester in Beginselen van Belgisch privaatrecht, vol. X, dl. 2, Bijzondere overeenkomsten, C, Antwerpen, Story-Scientia, 2000, nrs. 28 en 911.
(*4) Hierover bv. X. XXXXXXXXXX, De vaststellingsovereenkomst, Antwerpen, Intersentia, 2018, nrs. 100 e.v.
werkcontract Download date: 11/05/2021
Uitdrukkelijk ontbindend beding – 34 Verbintenissenrecht
Het is van belang dat partijen in hun beding preciseren of de opsomming of omschrijving van wanprestaties exemplatief of limitatief is. Wanneer deze opsomming of omschrijving limitatief is, dan is het voor de rechter in principe immers niet moge- lijk, of moet de rechter zich minstens zeer terughoudend en omzichtig opstellen, om te aanvaarden dat een andere wanprestatie ook voldoende ernstig is om de ontbinding te rechtvaardigen. Alleen het algemeen verbod op rechtsmisbruik lijkt dan een uitweg te bieden. Is de lijst daarentegen exemplatief, dan staat het de schuldeiser vrij om andere wanprestaties aan te brengen waarover de rechter op grond van zijn appreciatiebe- voegdheid uit artikel 1184 oud BW kan oordelen of deze ontbinding rechtvaardigen. De exemplatieve opsomming of omschrijving van wanprestaties die de ontbinding recht- vaardigen, faciliteert in die zin de bewijsvoering van de schuldeiser: de schuldeiser kan dan volstaan met het bewijs van de aangewreven wanprestatie en het feit dat de wanprestatie onder het beding valt. Tegelijk perkt dit de appreciatiebevoegdheid van de rechter uit artikel 1184 oud BW in, aangezien de rechter in dat geval niet kan oordelen dat de wanprestatie niet voldoende ernstig is om de ontbinding te rechtvaardigen, tenzij het algemeen verbod op rechtsmisbruik zich hiertegen verzet.
Ter illustratie: “Worden beschouwd als contractuele wanprestaties die de ontbin- ding van het contract verantwoorden: (1) het ontbreken van het ter beschikking stellen van een bouwvergunning en/of de nodige documenten om de bouw te laten beginnen, één jaar na ondertekening van het onderhavig contract; (2) het ont- breken van het laten aanvangen van de uitvoering van de werken 1 jaar na de ontvangst van de bouwvergunning; (3) het ontbreken van betaling van de goedge- keurdefacturenen/ofnietgeprotesteerdevandiverseaannemersnaaanmaning”. (*1)
B. Uitsluiting voorafgaande rechterlijke tussenkomst
1. Redactie
31 Kenmerken – Doorgaans wordt het uitdrukkelijk ontbindend beding in zijn enge zin opgevat. Zij hebben twee karakteristieke eigenschappen (supra nr. 2): (1) ze voor- zien in de mogelijkheid van een ontbinding als sanctie wegens wanprestatie (2) zonder dat de voorafgaande rechterlijke tussenkomst daarvoor geboden is. (*2) De schuldeiser put zijn ontbindingsbevoegdheid niet uit de wet, maar rechtstreeks uit dit beding. Be- halve wat die voorafgaande rechterlijke tussenkomt betreft, blijft het gemeenrechtelijk ontbindingsregime toepasselijk tenzij partijen daarvan afwijken (bv. inzake ingebreke- stelling en kennisgeving, infra nrs. 45 e.v.).
32 Formulering – In het algemeen zijn dergelijke bedingen niet aan sacramentele bewoordingen onderworpen. Vandaag is duidelijk dat het beding de voorafgaande
(*1) Gent 25 januari 2013, NJW 2014, 557.
(*2) X. XXXXXXXX, “Ontbindingsbedingen” in L. XXXXXXXX, X. XXX XXXXXXX en F. WALSCHOT, Nuttige tips voor goede contracten, Mechelen, Kluwer, 2004, (80) 90, nr. 8.
werkcontract Download date: 11/05/2021
Verbintenissenrecht UITDRUKKELIJK ONTBINDEND BEDING – 35
tussenkomst van de rechter niet uitdrukkelijk hoeft uit te sluiten. (*1) Wel is ver- eist dat de bedoeling om de voorafgaande rechterlijke tussenkomst uit te sluiten ondubbelzinnig is. (*2) Is dat niet het geval, dan kwalificeert de rechtspraak het beding doorgaans als een loutere verwijzing naar of herneming van artikel 1184 oud BW. (*3) Partijen die de ontbindingsbeslissing in handen van de schuldeiser willen leggen, hanteren vaak de formulering dat het contract bij wanprestatie ‘van rechtswege’ ontbonden is. (*4) Deze formulering is echter misleidend en daarom te vermijden (infra nr. 45).
De volgende uitdrukkingen achtte de rechtspraak voldoende duidelijk om de ontbin- dingsbevoegdheid in handen van de schuldeiser te leggen:
– zonder preventief beroep op de rechter;
– zonder voorafgaande rechterlijke tussenkomst;
– sans nécessité d’une procédure judiciaire;
– sans que l’intervention du tribunal ne soit requise (*5);
– le juge constatera la résolution; le créancier aura le choix de forcer l’exécution ou de considérer la convention comme résolue; le contrat pourra être résolu si bon semble au créancier et sans qu’il soit besoin de l’intervention de juge; le créancier aura le droit de faire constater la résolution du contrat. (*6)
De rechtspraak stelt zich soms erg soepel op. De volgende formuleringen werden even- eens aanvaard om de voorafgaande rechterlijke tussenkomst uit te sluiten, ondanks het feit dat zij weinig precies, ongelukkig of dubbelzinnig geformuleerd zijn:
– de schuldeiser mag de koop nietig en onbestaand verklaren (*7);
– de schuldeiser mag zich terugtrekken uit het contract (*8);
– de schuldeiser mag zich beschouwen als bevrijd van zijn verbintenissen (*9);
(*1) Zie o.m. X. XXXXXX, “Uitdrukkelijk ontbindende bedingen, ontbindende voorwaarden en vervangingsbedingen” in
X. XXXXXX en K. XXXXXXXXXXX (eds.), Contractuele clausules rond de (niet-)uitvoering en de beëindiging van contracten,
Antwerpen, Intersentia, 2006, (77), nr. 33; X. XXXXXXXXX, “Ontbinding wegens wanprestatie” in Th. VANSWEEVELT en
X. XXXXX (eds.), Handboek verbintenissenrecht, Antwerpen, Intersentia, 2019, 540, nr. 734.
(*2) X. XXXXXX, “Les clauses relatives à la résolution des contrats” in X. XXXX (ed.), Les clauses applicables en cas d’inexécution des obligations contractuelles, Brugge, die Keure, 2001, (93) 110, nr. 25.
(*3) Bv. Brussel (5e k.) 17 februari 1999, AJT 1999-2000, 495; Xxxxxxxxx 00 september 2000, TBH 2002, 614; Xxxx
00 mei 2005, TBBR 2007, 541; Rb. Gent (1e k.) 24 juni 1996, RW 1999-2000, 20; Kh. Xxxx 00 xxxxx 0000, XX 1948-49, 287.
(*4) Bv. Xxxx 00 januari 2010, NJW 2010, 633.
(*5) Voor deze uitdrukkingen, zie: X. XXXXXX, “Uitdrukkelijk ontbindende bedingen, ontbindende voorwaarden en ver- vangingsbedingen” in X. XXXXXX en K. XXXXXXXXXXX (eds.), Contractuele clausules rond de (niet-)uitvoering en de beëindiging van contracten, Antwerpen, Intersentia, 2006, (77), nr. 33.
(*6) Vgl. J.-M. XXXXXXXX, “Xxxxxx résolutoire” in X. XXXXXX en J.-X. XXXX (eds.), Les principales clauses des con- trats d’affaires, Parijs, Lextenso éditions, 2011, (945) 957, nr. 1685.
(*7) Luik 24 april 1989, JLMB 1990, 470 en RNB 1990, 169. Vgl.: Bergen 20 oktober 1997, TBH 1999, 496; Bergen
17 januari 1994, RRD 1994, 196; Xxxxxxx 00 februari 1989, JLMB 1990, 616.
(*8) X. XXXXXX, “Uitdrukkelijk ontbindende bedingen, ontbindende voorwaarden en vervangingsbedingen” in X. XXXXXX en
K. XXXXXXXXXXX (eds.), Contractuele clausules rond de (niet-)uitvoering en de beëindiging van contracten, Antwerpen, Intersentia, 2006, (77), nr. 33.
(*9) Rb. Nijvel 13 december 1988, JLMB 1990, 1242, noot X. XXXXXXX, RNB 1991, 403, xxxx X. XXXXXX.
werkcontract Download date: 11/05/2021
Uitdrukkelijk ontbindend beding – 36 Verbintenissenrecht
– de schuldeiser mag de koop van rechtswege als ontbonden beschouwen (*1);
– le créancier sera délié de tout engagement (*2);
– réputer la vente nulle et non xxxxxx xx xxxxx xxxxx (*3);
– le créancier a le droit de résilier le contrat, immédiatement et sans autorisation judi- ciaire préalable (*4);
– het beding dat de concessie “waardeloos wordt bij wanprestatie” (*5);
– de schuldeiser kan aan het contract een einde stellen, zonder voorafgaande inge- brekestelling noch opzeggingstermijn en dit door eenvoudige kennisgeving indien de ondernemer aan een van zijn contractuele verplichtingen zou tekortkomen (*6);
– “A titre de pacte commissoire exprès, les parties conviennent que si l’acte authenti- que n’était pas passé dans le délai ci-dessus précisé par la faute de l’une des parties, l’autre aurait le droit de résilier la présente promesse de vente purement et simple- ment ou d’en poursuivre l’exécution par toute voie de droit”. (*7)
2. Modulering
33 Opsomming van wanprestaties – Ook in een uitdrukkelijk ontbindend beding in de enge zin kunnen partijen opsommen of omschrijven voor welke wanprestaties de schuldeiser het contract eenzijdig kan ontbinden en/of aan welke modaliteiten (bv. voor ingebrekestelling en kennisgeving, infra nrs. 45 e.v.) deze ontbinding onderworpen is. De omschrijving van wanprestaties is naderhand de maatstaf voor de rechter die in zijn controle a posteriori de handelwijze van de schuldeiser toetst (infra nr. 54). Het is van belang aan te geven of de opsommingslijst van wanprestaties al dan niet limitatief is (supra nr. 30). In de eerste plaats omdat een te strenge limitatieve lijst van wanpres- taties waarvoor de ontbinding openstaat een onrechtmatig beding kan opleveren (supra nr. 22). In de tweede plaats omdat de wanprestaties die buiten de limitatieve lijst vallen, onderworpen blijven aan het wettelijk ontbindingsregime.
Ter illustratie:
– “La [résolution] sans intervention judiciaire de la convention et sans mise en demeure préalable pourra être invoquée en cas de survenance des événements suivants: (i) violation par l’entrepreneur des obligations contenues aux articles (x); (y) et (z) du présent contrat” (*8);
– “Bij niet-betaling of laattijdige betaling van [een van de] facturen ter uitvoering van onderhavig contract, kan de benadeelde partij de overeenkomst zonder voorafgaande
(*1) Antwerpen (B1 k.) 6 november 2017, TBO 2018, 204.
(*2) Luik 27 november 2000, JT 2001, 736.
(*3) Xxxxxxx 00 oktober 2015, Res Jur.Imm. 2015, 465.
(*4) Luik (3e k.) 19 december 2016, JLMB 2019, 212.
(*5) Kh. Xxxxxxx 00 november 1985, TBH 1987, 120.
(*6) Kh. Gent (afd. Kortrijk, 8e k.) 24 oktober 2016, RW 2019-20, 1503.
(*7) Bergen (7e k.) 13 maart 2008, JLMB 2009, 366, kritische noot X. XXXX. (*8) Luik (14e k.) 15 februari 2008, JLMB 2008, 1191.
werkcontract Download date: 11/05/2021
Verbintenissenrecht UITDRUKKELIJK ONTBINDEND BEDING – 37
rechterlijke tussenkomst en zonder voorafgaande ingebrekestelling ontbinden ten laste van de schuldenaar, middels een kennisgeving aan de schuldenaar per aange- tekend schrijven binnen [x] dagen na de vervaldag van de factuur” (*1);
34 Ontbinding wegens voortijdige niet-nakoming – Partijen kunnen de vereiste van wanprestatie ook moduleren door in het uitdrukkelijk ontbindend beding te bepalen dat de ontbinding mogelijk is wanneer nog geen wanprestatie is ingetreden, maar wel duidelijk is dat de schuldenaar zijn verbintenissen niet (tijdig) zal nako- men (zgn. anticipatory breach). (*2) Het beding kan dit bepalen voor de gerechte- lijke ontbinding en/of voor de ontbinding op basis van een uitdrukkelijk ontbindend beding. Het wetsvoorstel tot invoeging van boek 5 ‘Verbintenissen’ in het nieuw Burgerlijk Wetboek stelt voor om de ontbinding wegens voortijdige niet-nakoming te codificeren voor de drie wijzen van ontbinding (de gerechtelijke ontbinding, de buitengerechtelijke ontbinding op kennisgeving en de buitengerechtelijke ontbin- ding krachtens een uitdrukkelijk ontbindend beding, zie supra nr. 8):
Artikel 5.90, tweede lid:
“In uitzonderlijke omstandigheden kan het contract ook worden ontbonden wan- neer het duidelijk is dat de schuldenaar, na te zijn aangemaand om binnen een redelijke termijn voldoende waarborgen te bieden voor de goede uitvoering van zijn verbintenissen, zijn verbintenissen niet tijdig zal nakomen en dat de gevolgen van de niet-nakoming voldoende ernstig zijn voor de schuldeiser.”
De memorie van toelichting bevestigt dat partijen ook in een uitdrukkelijk ontbindend beding in de enge zin kunnen voorzien voor een voortijdige niet-nakoming van het con- tract. (*3) Bovendien kunnen zij onder meer de vereiste voorwaarden, zoals de ‘uitzon- derlijke omstandigheden’, preciseren of zelfs schrappen. Zij kunnen ook de toepassing van de ontbinding wegens voortijdige niet-nakoming uitsluiten. (*4)
35 Uitsluiting ingebrekestelling – Om de positie van de schuldeiser verder te versterken, kan het uitdrukkelijk ontbindend beding in de enge zin de ingebreke- stellingsverplichting uitsluiten (over deze verplichting, infra nrs. 42 e.v.). Een der- gelijk uitdrukkelijk ontbindend beding verleent de schuldeiser het recht om het contract eenzijdig te ontbinden zonder voorafgaand beroep op de rechter en zonder
(*1) Vgl. X. XXXXXXXX, “Ontbindingsbedingen” in L. XXXXXXXX, X. XXX XXXXXXX en F. XXXXXXXX, Nuttige tips voor goede contracten, Xxxxxxxx, Xxxxxx, 0000, (89) 97-98, nr. 7.
(*2) Bv. X. XXXXXXXX-XXXXXXXXX, “Les clauses relatives à la prévision de l’inexécution. Les clauses d’anticipatory breach ou d’inexécution anticipée” in X. XXXX (ed.), Les clauses applicables en cas d’inexécution des obligations con- tractuelles, Brussel, La Charte, 2001, 203 e.v.; X. XXXXXX, “Ontbindingsclausules” in G.L. XXXXXX, X. XX XXXXXX,
V. XXXXXXX, X. XXXXXX, X. XXXXXXXX en A.L. XXXXXXX (eds.), Contractuele clausules, Gemeenrechtelijke clausu- les, II, Antwerpen, Intersentia, 2013, (1557) 1573-1574.
(*3) Xxxx.Xx. Xxxxx, XX, 0000-00, xx. 55-1806/001, 105.
(*4) Ibid., 98.
werkcontract Download date: 11/05/2021
Uitdrukkelijk ontbindend beding – 38 Verbintenissenrecht
ingebrekestelling. (*1) Omdat een dergelijk uitdrukkelijk ontbindend beding door- gaans het meest efficiënt is, is deze verschijningsvorm van het uitdrukkelijk ont- bindend beding wellicht het meest voorkomend. In de praktijk gebeurt dit vaak met de uitdrukking ‘van rechtswege en zonder ingebrekestelling’ of ‘de plein droit et sans mise en demeure’ (*2), maar deze formulering is onnauwkeurig en daarom te vermijden (infra nr. 45). Het is belangrijk te benadrukken dat een vrijstelling van ingebrekestelling niet wegneemt dat de ontbinding via het uitdrukkelijk ontbindend beding een kennisgeving vereist. (*3) De kennisgeving is een constitutief element om uitwerking te verlenen aan een buitengerechtelijke ontbinding, zodat partijen dit niet kunnen wegbedingen (infra nr. 46).
De vrijstelling van ingebrekestelling moet alleszins voldoende duidelijk zijn. (*4) Zo ontslaat de uitdrukking ‘ontbinding van rechtswege’ (*5) of ‘onmiddellijke ontbin- ding’ (*6) de schuldeiser niet van zijn ingebrekestellingsverplichting.
De volgende clausules houden wel een vrijstelling van voorafgaande rechterlijke tus- senkomst en ingebrekestelling in:
– “In geval van wanbetaling kan de uitgeverij onmiddellijk en zonder voorafgaande ingebrekestelling overgaan tot ontbinding van de overeenkomst door middel van een eenvoudige schriftelijke kennisgeving” (*7);
– “Deze overeenkomst eindigt van rechtswege en zonder enige formaliteiten indien (…)”. (*8)
(*1) O.m. Antwerpen (4e k.) 1 december 2008, Limb.Rechtsl. 2009, 294, goedkeurende noot X. XXXXXX; P.-X. XXXXXXX, “Les clauses résolutoires expresses et les clauses aménagant l’exception d’inexécution” in La rédaction des conditions générales contractuelles, UCL, Gent, Story-Scientia, 1985, (87) 99-100; J.-X. XXXXXXX, “L’appréciation de la gravité du manquement en matière de résolution de contrats synallagmatiques”, TBBR 2006, (456) 463-464, nr. 23, vn. 74;
X. XXXXXX, De gerechtelijke en de buitengerechtelijke ontbinding van overeenkomsten, Antwerpen, Maklu, 1994, 476, nr. 347.
(*2) Bv. Bergen 24 november 1975, Pas. 1977, 177; Xxxxxxx 0 april 1968, Pas. 1968, 194 en RW 1967-68, 2005; Kh. Xxxxxxx
0 augustus 1961, TBH 1963, 38.
(*3) X. XXXXXX, “Uitdrukkelijk ontbindende bedingen, ontbindende voorwaarden en vervangingsbedingen” in X. XXXXXX en
K. XXXXXXXXXXX (eds.), Contractuele clausules rond de (niet-)uitvoering en de beëindiging van contracten, Antwerpen, Intersentia, 2006, (77), nr. 56.
(*4) Bergen 30 mei 1983, Pas. 1983, 103.
(*5) Cass. 24 maart 1995, Arr.Cass. 1995, 346, Pas. 1995, 358, T.Not. 1996, 140, TBBR 1997, 98, noot en X.Xxxx. 1995,
267, noot X. XXXXXX; Bergen 28 februari 1979, RNB 1980, 546; Bergen 28 april 1975, Pas. 1976, 36, RNB 1977, 551; Kh.
Charleroi 18 november 1997, JLMB 1998, 1831.
(*6) X. XXXXXX en X. XXXXXXXXX, “Jurisprudentiële ontwikkelingen rond beëindigingsbedingen” in Themis Xxxxxxxxxxxxxxxxxxx, xx. 00, Xxxxxx, die Keure, 2015, (79), nr. 53.
(*7) X. XXXXXX, “Uitdrukkelijk ontbindende bedingen, ontbindende voorwaarden en vervangingsbedingen” in X. XXXXXX en
K. XXXXXXXXXXX (eds.), Contractuele clausules rond de (niet-)uitvoering en de beëindiging van contracten, Antwerpen, Intersentia, 2006, (77), nr. 56.
(*8) Antwerpen (4e k.) 1 december 2008, Limb.Rechtsl. 2009, 294, noot X. XXXXXX.
Verbintenissenrecht UITDRUKKELIJK ONTBINDEND BEDING – 39
Ook de volgende clausule werd door de rechtspraak zo gekwalificeerd, maar werd daar- voor terecht bekritiseerd:
– “De factor heeft het recht het contract eenzijdig en onmiddellijk te beëindigen, indien de leverancier een ernstige inbreuk maakt op één van de bepalingen van deze overeenkomst”. (*1)
C. Regeling gevolgen van ontbinding
werkcontract Download date: 11/05/2021
36 Restitutieplicht – Het uitdrukkelijk ontbindend beding kan eveneens anticiperen op de ontbindingssanctie door de gevolgen van de ontbinding (en de eruit voortvloeien- de restitutieplicht) te regelen. Dat kan de afwikkeling van de ontbinding vergemakkelij- ken, bijvoorbeeld door de volgende toevoeging:
“Lorsque la convention est résolue de plein droit par l’entrepreneur, celui-ci a le droit de reprendre (…) sans intervention des tribunaux.” (*2)
Zo kan het beding bepalen dat na de inwerkingstelling van het uitdrukkelijk ont- bindend beding de schuldeiser gerechtigd is om onmiddellijk, zonder enige for- maliteiten, de ter beschikking gestelde toestellen in het kader van een uitbatings- contract bij kansspelen weg te nemen. (*3)
37 Uitwerking in de tijd – Een clausule over de gevolgen van de ontbinding kan ook de regeling van de retroactieve werking van de ontbinding inhouden. Zo kan het uitdrukkelijk ontbindend beding bepalen dat de ontbinding slechts ex nunc uitwer- king heeft of verduidelijken tot wanneer de ontbinding terugwerkt.
In contracten tot lijfrente komt een dergelijke modulering regelmatig voor. Gelet op artikel 1978 oud BW, dat enkel in de gedwongen uitvoering voorziet (*4), is de opname van een uitdrukkelijk ontbindend beding noodzakelijk om de ont- binding mogelijk te maken bij niet-betaling van de rentetermijnen. Vaak bepaalt een dergelijk uitdrukkelijk ontbindend beding, om te anticiperen op de restitutie- verplichting die de ontbinding met zich zou meebrengen (*5), dat bij wijze van
(*1) Antwerpen 26 februari 2001, TBH 2002, 618, noot X. XXXXXX.
(*2) X. XXXXXX, “Les clauses relatives à la résolution des contrats” in X. XXXX (ed.), Les clauses applicables en cas d’inexécution des obligations contractuelles, Brugge, la Charte, 2001, 119, nr. 32.
(*3) Xxxx 00 januari 2010, NJW 2010, 633.
(*4) Zie X. XXXXXXXX, Gevolgen van de koop in Beginselen van Belgisch privaatrecht, vol. X, dl. 2, Bijzondere overeen- komsten, A: Verkoop, dl. 2, Mechelen, Kluwer, 2012, nrs. 1143 e.v.
(*5) Het Hof van Cassatie oordeelde namelijk dat het aleatoir karakter van een koopcontract met lijfrente geen afwijking met zich meebrengt van de uitwerking van het gemeen recht van de ontbinding en de terugwerkende kracht ervan, zie Cass. 4 juni 2004, C.03.0408.F, Arr.Cass. 2004, 1004, Pas. 2004, 971, JLMB 2004, 1714, RABG 2006, 19, RW 2006-07, 1038, noot en XXXX 0000, 485, noot T. STAROSSELETS.
werkcontract Download date: 11/05/2021
Uitdrukkelijk ontbindend beding – 40 Verbintenissenrecht
schadebeding, de al betaalde rentetermijnen door de rentetrekker verworven blij- ven bij ontbinding wegens niet-betaling van de rentetermijnen. (*1)
V. Inwerkingstelling (beroep op het beding)
38 Overzicht – Omdat uitdrukkelijk ontbindende bedingen die de ontbindingsbeslis- sing in handen van de schuldeiser leggen het meest frequent zijn, vormen zij voor de bespreking over de inwerkingstelling van het beding hieronder het uitgangspunt, tenzij anders aangegeven. Daarvoor komen achtereenvolgens aanbod: A) het keuzerecht voor de schuldeiser tussen gedwongen uitvoering en ontbinding, gerechtelijke en buiten- gerechtelijke ontbinding en de twee wijzen van buitengerechtelijke ontbinding (infra nrs. 39 e.v.); B) de verplichting tot ingebrekestelling (infra nrs. 42 e.v.); en C) de ver- plichting tot kennisgeving (infra nrs. 45 e.v.)
A. Driedubbel keuzerecht voor schuldeiser
1. Keuzerecht tussen gedwongen uitvoering of ontbinding
39 Keuzerecht uit art. 1184, tweede lid oud BW blijft bestaan, tenzij contractuele af- wijking – Het uitdrukkelijk ontbindend beding s.s. verleent de schuldeiser een bevoegd- heid om het contract zelf te ontbinden, in plaats van de rechter. Het staat de schuld- eiser vrij om al dan niet van deze bevoegdheid gebruik te maken. (*2) Niets belet dat de schuldeiser, ondanks het uitdrukkelijk ontbindend beding, de voorkeur geeft aan een andere sanctie wegens wanprestatie. Zo is algemeen aanvaard, tenzij het beding dit uitsluit (*3), dat een uitdrukkelijk ontbindend beding s.s. het keuzerecht van de schuldeiser uit artikel 1184, tweede lid oud BW niet aantast. De schuldeiser kan het uitdrukkelijk ontbindend beding derhalve terzijde laten en uitvoering in natura of bij
(*1) Bv. Bergen (7e k.) 25 juni 2013, JLMB 2015, 317, Rec.gén.enr.not. 2016, 201, noot A. XXXXX; Luik (20e k.) 7 december 2006, JLMB 2007, 1338, Rec.gén.enr.not. 2007, 375, noot A. CULOT en RRD 2006, 329. Hierover o.a.
T. STAROSSELETS, “Restitution des arrérages en cas de résolution d’une vente en viager ou ‘mesure dix fois mais ne coupe q’une’”, TBBR 2005, 454 e.v.; X. XXXXXXX, X. XXXXXXXX en X.X XXXXXXX, Vermogensrecht in kort bestek, Antwerpen, Intersentia, 2019, nr. 578.
(*2) Over bevoegdheden in het algemeen, zie V. WITHOFS, “Bevoegdheden als categorie van subjectieve rechten: afbake- ning, kenmerken en juridisch regime”, TPR 2016, 433.
(*3) Bv. Antwerpen 18 februari 2005, TBBR 2007, 65; Rb. Gent 24 juni 1996, RW 1999-2000, 20. Een uitdrukkelijk ont- bindend beding kan een afstand inhouden van het recht op uitvoering in natura, maar die afstand moet dan blijken uit zekere en precieze vermoedens en vloeit niet voort uit het louter stipuleren van een uitdrukkelijk ontbindend beding (bv. Rb. Luik 9 mei 1994, TBBR 1995, 409).
werkcontract Download date: 11/05/2021
Verbintenissenrecht UITDRUKKELIJK ONTBINDEND BEDING – 41
equivalent nastreven. (*1) Het uitdrukkelijk ontbindend beding kan dus niet worden opgevat als een afstand van de mogelijkheid om de gedwongen uitvoering van het con- tract te vragen. (*2)
Voor de vraag hoelang de schuldeiser de keuze heeft tussen de gedwongen uitvoering en de ontbinding via het uitdrukkelijk ontbindend beding zijn twee hypotheses van elkaar te onderscheiden. De eerste hypothese betreft de situatie waarin de schuldeiser eerst uitvoering in natura verkiest (en daartoe misschien al een vordering instelt), maar zich daarna bedenkt en het contract liever ontbindt via het uitdrukkelijk ontbindend beding. Deze aanvankelijke keuze voor de gedwongen uitvoering houdt geen afstand in van het uitdrukkelijk ontbindend beding. De schuldeiser kan dus, ook al stelde hij al een vordering tot uitvoering in natura in, zijn keuze herzien en het uitdrukkelijk ontbin- dend beding inroepen. (*3) Uiteraard kan het algemeen verbod op rechtsmisbruik zich hiertegen verzetten. In de tweede hypothese stelt de schuldeiser het uitdrukkelijk ont- bindend beding in werking maar vordert hij naderhand uitvoering in natura. In principe zal de rechter de vordering tot uitvoering in natura dan niet meer kunnen inwilligen. De beslissing om het contract te ontbinden via het uitdrukkelijk ontbindend beding is te begrijpen als een onherroepelijke beslissing die, naar omstandigheden, een afstand van de gedwongen uitvoering uitmaakt. (*4) De schuldeiser kan zijn keuzerecht uit artikel 1184, tweede lid oud BW dan niet meer uitoefenen. (*5) Dit geldt zodra het uit- drukkelijk ontbindend beding uitwerking heeft gekregen door een kennisgeving aan de schuldenaar. In principe wil dit zeggen vanaf het ogenblik dat de schuldenaar effectief
(*1) O.m. Luik 27 november 2000, RRD 2001, 277, goedkeurende noot V. PIRSON; Brussel 1 oktober 2001, AR 1999/
AR/2125, onuitg.; Antwerpen 18 februari 2005, TBBR 2007, 65; Rb. Nijvel 13 december 1988, JLMB 1990, 1242, noot
E. HERINNE; Rb. Luik 9 mei 1994, JLMB 1994, 1264; Rb. Hasselt 23 december 2002, RW 2004-05, 1108; Orb. Henegouwen (afd. Doornik) 16 juli 2019, TBBR 2020, 108; H. DE PAGE, Traité élémentaire de droit civil belge, II, Brussel, Bruylant, 1967, 173, nr. 157; P.-H. DELVAUX, “Les clauses résolutoires expresses et les clauses aménagant l’exception d’inexécu- tion” in La rédaction des conditions générales contractuelles, U.C.L., Gent, Story-Scientia, 1985 (87) 99; L. DEMEYERE, “Ontbindingsbedingen” in L. DEMEYERE, A. VAN OEVELEN en F. WALSCHOT, Nuttige tips voor goede contracten, Mechelen, Kluwer, 2004, (89) 98, nr. 7; V. PIRSON, “Les clauses relatives à la résolution des contrats” in P. WÉRY (ed.), Les clauses applicables en cas d’inexécution des obligations contractuelles, Brugge, la Charte, 2001, (105) 117, nr. 31;
S. RUTTEN, “Het uitdrukkelijk ontbindend beding: een kwestie van interpretatie” (noot onder Antwerpen 26 februari 2001), TBH 2002, (620) 622, nr. 4; S. STIJNS, De gerechtelijke en de buitengerechtelijke ontbinding van overeenkomsten, Antwerpen, Maklu, 1994, nr. 361; P. VAN OMMESLAGHE, Les obligations in Traité de droit civil, Coll. De Page, Brussel, Bruylant, 2013, nr. 597; P. VAN RENTERGHEM, “Les clauses résolutoires expresses”, Ann.dr.Louvain 2011, (405) 421, nr. 28; W. VAN GERVEN en A. VAN OEVELEN, Verbintenissenrecht, Leuven, Acco, 2015, 203.
(*2) Zie S. STIJNS, De gerechtelijke en de buitengerechtelijke ontbinding van overeenkomsten, Antwerpen, Maklu, 1994, nr. 361.
(*3) P. VAN OMMESLAGHE, Les obligations in Traité de droit civil belge, Coll. De Page, Brussel, Bruylant, 2013, 917. (*4) Zie bevestigend Rb. Nijvel 13 december 1988, JLMB 1990, 1242, noot E. HERINNE; Rb. Hasselt 23 december 2002, RW 2004-05, 1108; V. PIRSON, “Les clauses relatives à la résolution des contrats” in P. WÉRY (ed.), Les clauses applicables en cas d’inexécution des obligations contractuelles, Brugge, la Charte, 2001, (105) 118, nr. 31; S. STIJNS, De gerechtelijke en de buitengerechtelijke ontbinding van overeenkomsten, Antwerpen, Maklu, 1994, nr. 363; P. VAN RENTERGHEM, “Les clauses résolutoires expresses”, Ann.dr.Louvain 2011, (405) 422, nr. 30.
(*5) Brussel 5 oktober 1975, JT 1976, 135; Rb. Nijvel 13 december 1988, JLMB 1990, 1242, noot E. HERINNE;
V. PIRSON, “Les clauses relatives à la résolution des contrats” in P. WÉRY (ed.), Les clauses applicables en cas d’inexé- cution des obligations contractuelles, Brugge, la Charte, 2001, (105) 118, nr. 31; S. STIJNS, De gerechtelijke en de buiten- gerechtelijke ontbinding van overeenkomsten, Antwerpen, Maklu, 1994, nr. 363.
werkcontract Download date: 11/05/2021
Uitdrukkelijk ontbindend beding – 42 Verbintenissenrecht
kennis heeft genomen of redelijkerwijze kennis kon hebben van de ontbindingsbeslis- sing (infra nr. 46).
2. Keuzerecht tussen gerechtelijke of buitengerechtelijke ontbinding
40 Blijft bestaan, tenzij contract al ontbonden – Naast een keuzerecht tussen gedwon- gen uitvoering en ontbinding, rijst de vraag hoe het uitdrukkelijk ontbindend beding (in de enge zin) zich tot de gerechtelijke ontbinding uit artikel 1184 oud BW verhoudt. Ook hier is het uitdrukkelijk ontbindend beding een loutere mogelijkheid voor de schuld- eiser. Zelfs bij een uitdrukkelijk ontbindend beding behoudt de schuldeiser dus de mogelijkheid om op grond van artikel 1184 oud BW de gerechtelijke ontbinding te vorderen. (*1) De rechtsleer aanvaardt zelfs dat wanneer de schuldeiser al een vordering tot gerechtelijke ontbinding heeft ingesteld, hij de mogelijkheid behoudt om het con- tract zelf te ontbinden via het uitdrukkelijk ontbindend beding. (*2)
Het is anders wanneer de schuldeiser het contract al ontbonden heeft op basis van het uitdrukkelijk ontbindend beding en naderhand de gerechtelijke ontbinding eist. Gelet op het onherroepelijke karakter van de ontbindingsbeslissing zodra de schuldenaar daarvan kennis heeft (of daarvan redelijkerwijze kennis kon hebben), is een vordering op grond van artikel 1184 oud BW zonder voorwerp. Was de ontbindingsbeslissing daarentegen onwerkzaam (bv. omdat de rechter de ontbinding via het uitdrukkelijk ontbindend beding niet heeft aanvaard, infra nr. 56), dan is de schuldeiser wel in de mogelijkheid om de gerechtelijke ontbinding te vorderen. (*3)
3. Keuzerecht tussen uitdrukkelijk ontbindend beding en ontbinding op kennis- geving?
41 In principe geen vrij keuzerecht tussen twee buitengerechtelijke ontbindingswijzen
– Of de schuldeiser aan het uitdrukkelijk ontbindend beding voorbij kan gaan en een beroep mag doen op de ontbinding op kennisgeving, is minder zeker. Het kan niet de bedoeling zijn dat de schuldeiser aan de voorwaarden van het uitdrukkelijk ontbindend beding tracht te ontsnappen (bv. aan een ingebrekestellingstermijn of een vormvereiste voor de kennisgeving) door zich, ondanks het beding, op de ontbinding op kennisgeving
(*1) O.m.Bergen 24 november 1975, Pas. 1977, 177; Rb. Nijvel 13 december 1988, JLMB 1990, 1242, noot E. HERINNE;
L. DEMEYERE, “Ontbindingsbedingen” in L. DEMEYERE, A. VAN OEVELEN en F. WALSCHOT, Nuttige tips voor goede contracten, Mechelen, Kluwer, 2004, (89) 98, nr. 7; V. PIRSON, “Les clauses relatives à la résolution des contrats” in
P. WÉRY (ed.), Les clauses applicables en cas d’inexécution des obligations contractuelles, Brugge, la Charte, 2001, (105) 117, nr. 31; V. PIRSON, “Qu’advient-il de l’option de l’article 1184 du Code civil lorsque le créancier bénéficie d’une clause résolutoire expresse?” (noot onder Luik 27 november 2000), RRD 2001, (281) 282, nr. 3; P. WÉRY, Droit des obligations, vol. 1, Brussel, Larcier, 2011, nr. 755.
(*2) S. STIJNS, De gerechtelijke en de buitengerechtelijke ontbinding van overeenkomsten, Antwerpen, Maklu, 1994, nr. 364.
(*3) S. STIJNS, De gerechtelijke en de buitengerechtelijke ontbinding van overeenkomsten, Antwerpen, Maklu, 1994, nr. 365.
werkcontract Download date: 11/05/2021
Verbintenissenrecht UITDRUKKELIJK ONTBINDEND BEDING – 43
te beroepen. (*1) Met het uitdrukkelijk ontbindend beding, dat de buitengerechtelijke ontbinding organiseert en de voorwaarden ervan concretiseert, hebben partijen immers zelf, conventioneel, vorm gegeven aan de buitengerechtelijke ontbindingswijze. Op grond van de verbindende kracht van overeenkomsten is deze contractuele modulering dan ook bindend. Een andere rechtsopvatting holt het uitdrukkelijk ontbindend beding uit en zou de rechtszekerheid van contractanten aantasten. De buitengerechtelijke ont- binding, buiten een uitdrukkelijk ontbindend beding om, werd tot voor het arrest van het Hof van Cassatie van 23 mei 2019 vaak voorgesteld als een ‘derde weg’ om het contract te ontbinden, naast de gerechtelijke ontbinding en de ontbinding op basis van een uitdrukkelijk ontbindend beding. Welnu, ook na dit arrest bestaan deze drie wegen of ontbindingswijzen, maar wanneer contractanten een uitdrukkelijk ontbindend beding hebben bedongen, zal de schuldeiser die het contract buitengerechtelijk wil ontbinden, de contractueel uitgestippelde weg in principe moeten volgen en kan hij niet zomaar aan het uitdrukkelijk ontbindend beding voorbijgaan. Het komt mij dan ook voor dat de twee wijzen van buitengerechtelijke ontbinding in de regel dus niet cumulatief of simultaan openstaan voor de schuldeiser.
Ook wanneer de aangewreven wanprestatie niet onder het toepassingsgebied van het
uitdrukkelijk ontbindend beding valt (bv. omdat het beding een limitatieve lijst bevat van wanprestaties die de ontbinding kunnen rechtvaardigen), is het niet voor de hand liggend dat de schuldeiser zich sowieso op het regime van de ontbinding op kennisge- ving kan beroepen en aan de modaliteiten van het uitdrukkelijk ontbindend beding (bv. inzake toekenning van een remediëringstermijn, ingebrekestelling en kennisgeving) voorbij kan gaan. Ten eerste impliceert een limitatieve lijst van wanprestaties die de ontbinding kunnen rechtvaardigen dat partijen, in principe, alleen deze wanprestaties voldoende ernstig bevonden om de ontbinding van het contract toe te staan. Voor de schuldeiser is het in dat geval niet vanzelfsprekend om een ontbinding op kennisgeving succesvol door te voeren voor andere wanprestaties dan deze uit de limitatieve lijst. Ten tweede is het niet ondenkbaar te aanvaarden dat de schuldeiser, onder concrete omstan- digheden, niet van goede trouw getuigt wanneer hij bij een beroep op de ontbinding op kennisgeving – pro memorie: een van de twee wijzen van buitengerechtelijke ont- binding – zonder meer voorbij gaat aan elke modaliteit die partijen bedongen voor de andere wijze van buitengerechtelijke ontbinding, namelijk de buitengerechtelijke ont- binding op basis van het uitdrukkelijk ontbindend beding (bv. remediëringstermijnen, ingebrekestellingsverplichtingen en kennisgevingsmodaliteiten). Aan de andere kant behoort de buitengerechtelijke ontbinding op kennisgeving ondertussen tot het gemeen recht. Indien het beding de buitengerechtelijke ontbinding op kennisgeving dus niet uit- sluit, lijkt het onwaarschijnlijk dat de rechter het beroep op de buitengerechtelijke ont- binding op kennisgeving, in alle concrete omstandigheden, steeds ontoelaatbaar moet
(*1) S. STIJNS, “Uitdrukkelijk ontbindende bedingen, ontbindende voorwaarden en vervangingsbedingen” in S. STIJNS en
K. VANDERSCHOT (eds.), Contractuele clausules rond de (niet-)uitvoering en de beëindiging van contracten, Antwerpen, Intersentia, 2006, (77), nr. 54.
Uitdrukkelijk ontbindend beding – 44 Verbintenissenrecht
verklaren, temeer omdat deze ontbindingswijze ondertussen op voet van gelijkheid staat met de gerechtelijke ontbinding en die laatste ontbindingswijze wel nog mogelijk zou zijn. Hoe dan ook, om de ontbinding op kennisgeving ondanks het bestaan van een uitdrukkelijk ontbindend beding toch te schragen, schuilt voor de schuldeiser mogelijk een belangrijk aanknopingspunt in zijn schadebeperkingsplicht (bv. wanneer het beding een termijn oplegt voor remediëring, ingebrekestelling en/of kennisgeving die in de concrete omstandigheden niet kan worden afgewacht zonder schending van de schade- beperkingsplicht (*1)).
werkcontract Download date: 11/05/2021
B. Ingebrekestelling
42 Principe – Een uitdrukkelijk ontbindend beding dat alleen de voorafgaande rech- terlijke tussenkomst uitsluit, ontslaat de schuldeiser niet van zijn gemeenrechtelijke verplichting tot ingebrekestelling. Zowel in de rechtspraak (*2) als de rechtsleer (*3) is dit algemeen aanvaard. Dat geldt ook wanneer het beding bepaalt dat de ontbinding ‘van rechtswege’ intreedt. (*4) De kennisgeving (waarover infra nr. 45) kan het gebrek aan ingebrekestelling evenmin ondervangen. (*5) Ook het beding dat bepaalt dat de schuldeiser het contract “onmiddellijk” kan ontbinden “via een kennisgeving”, doet aan de verplichting tot ingebrekestelling geen afbreuk. (*6) Het uitdrukkelijk ontbindend beding kan de schuldeiser vrijstellen van een ingebrekestelling, maar die vrijstelling moet dus voldoende duidelijk zijn (supra nr. 35).
43 Definitie en vorm – Een ingebrekestelling is een duidelijke en ondubbelzinnige aanmaning van de schuldenaar tot nakoming van zijn verbintenissen, zonder dat
(*1) Zie in dit verband ook, maar voorzichtig: S. STIJNS, “Uitdrukkelijk ontbindende bedingen, ontbindende voorwaarden en vervangingsbedingen” in S. STIJNS en K. VANDERSCHOT (eds.), Contractuele clausules rond de (niet-)uitvoering en de beëindiging van contracten, Antwerpen, Intersentia, 2006, (77), nr. 54.
(*2) Cass. 2 mei 1964, Pas. 1964, 932; Cass. 24 maart 1995, R.Cass. 1995, 267, noot S. STIJNS, T.Not. 1996, 140 en TBBR
1997, 98, noot K. CREYF; Gent 13 januari 2010, NJW 2010, 633; Luik (14e k.) 8 maart 2012, JLMB 2013, 1021, noot
P. WÉRY; Gent (9e b k.) 31 mei 2013, TBBR 2016, 163; Brussel (9e k.) 2013, JLMB 2016, 165; Rb. Luik 9 november 2005,
TBBR 2006, 637; Kh. Charleroi 18 november 1997, JLMB 1998, 1831.
(*3) O.m. S. STIJNS, “De noodzaak van een ingebrekestelling voor de uitwerking van een uitdrukkelijk ontbindend beding: twijfels omtrent art. 1656 B.W.” (noot onder Cass. 24 maart 1995), R.Cass. 1995, (259) 261; P.-H. DELVAUX, “Les clau- ses résolutoires expresses et les clauses aménagant l’exception d’inexécution” in La rédaction des conditions générales contractuelles, U.C.L., Gent, Story-Scientia, 1985 (87) 99; L. DEMEYERE, “Ontbindingsbedingen” in L. DEMEYERE,
A. VAN OEVELEN en F. WALSCHOT, Nuttige tips voor goede contracten, Mechelen, Kluwer, 2004, (89) 100, nr. 8; J.-F. GERMAIN, “L’appréciation de la gravité du manquement en matière de résolution de contrats synallagmatiques”, TBBR 2006, (456), nr. 23, vn. 74; E. MONARD, “Ontbinden van overeenkomsten” (noot onder Antwerpen 1 december 2008), Limb.Rechtsl. (299) 301-302; V. PIRSON, “Les clauses relatives à la résolution des contrats” in P. WÉRY (ed.), Les clauses applicables en cas d’inexécution des obligations contractuelles, Brugge, die Keure, 2001, 114, nr. 29; S. RUTTEN, “Het uitdrukkelijk ontbindend beding: een kwestie van interpretatie” (noot onder Antwerpen 26 februari 2001), TBH 2002, (620) 621, nr. 2; P. VAN RENTERGHEM, “Les clauses résolutoires expresses”, Ann.dr.Louvain 2011, (405) 414, nr. 16; P. WÉRY, Droit des obligations, vol. 1, Brussel, Larcier, 2011, nr. 754.
(*4) Bv. Cass. 2 mei 1964, Pas. 1964, 934; Cass. 24 maart 1995, R.Cass. 1995, 267, noot S. STIJNS, T.Not. 1996, 140 en
TBBR 1997, 98, noot K. CREYF; Arbh. Antwerpen 15 november 1982, RW 1982-83, 2762, noot W.R.
(*5) Gent (9e b k.) 31 mei 2013, TBBR 2016, 163.
(*6) Brussel (9e k.) 2013, JLMB 2016, 165.
werkcontract Download date: 11/05/2021
Verbintenissenrecht UITDRUKKELIJK ONTBINDEND BEDING – 45
daartoe formele of sacramentele uitdrukkingen vereist zijn. (*1) Van de schuld- eiser wordt alleen verwacht dat hij op duidelijke en dubbelzinnige wijze zijn wil om de litigieuze verbintenis uitgevoerd te zien, uitdrukt en kenbaar maakt aan zijn schuldenaar. (*2) Daarbij is het van belang dat de schuldeiser de litigieuze ver- bintenis waarvan hij de nakoming vraagt, op duidelijke wijze identificeert in zijn ingebrekestelling (*3), opdat de schuldenaar zou weten wat hem verweten wordt zodat hij daaraan kan verhelpen.
In zijn ingebrekestelling kan de schuldeiser al aankondigen dat hij zich zal beroepen op het uitdrukkelijk ontbindend beding als de schuldenaar in zijn niet-nakoming vol- hardt, maar de schuldeiser is geenszins verplicht om de sanctie aan te kondigen waarop hij zich zal beroepen wanneer de ingebrekestelling vruchteloos blijkt. (*4) Indien de schuldeiser in zijn ingebrekestelling gewag maakt van het uitdrukkelijk ontbindend beding en laat uitschijnen zich erop te zullen beroepen wanneer de schuldenaar zijn ver- bintenissen niet uitvoert, acht de rechtsleer het geen verplichting om deze sanctie nader- hand effectief aan te wenden. (*5) Er is evenwel een voorbehoud te maken in het licht van het algemeen verbod op rechtsmisbruik, dat bijvoorbeeld gelegen kan zijn in het beschamen van het rechtmatig vertrouwen dat men bij zijn wederpartij heeft gewekt. (*6)
44 Contractuele modulering – Partijen kunnen de gemeenrechtelijke ingebreke- stellingsverplichting contractueel moduleren in het uitdrukkelijk ontbindend be- ding. Zo kan het beding termijnen voorschrijven voor de ingebrekestelling (bv.
[x] dagen na vaststelling van de wanprestatie), de vorm van de ingebrekestelling opleggen (bv. per aangetekend schrijven, bij deurwaardersexploot e.d.m.) of nog, een remediëringstermijn bepalen. Als partijen daartoe zijn overgegaan, hebben deze formaliteiten tussen de partijen kracht van wet en kan de schuldeiser het contract slechts ontbinden op grond van het uitdrukkelijk ontbindend beding in zoverre aan die formaliteiten is voldaan (infra nr. 53).
(*1) Rb. Luik 9 november 2005, TBBR 2006, 637; S. STIJNS, “De noodzaak van een ingebrekestelling voor de uitwerking van een uitdrukkelijk ontbindend beding: twijfels omtrent art. 1656 B.W.” (noot onder Cass. 24 maart 1995), R.Cass. 1995,
(259) 259-260; W. VAN GERVEN en A. VAN OEVELEN, Verbintenissenrecht, Leuven, Acco, 2015, 598.
(*2) Rb. Luik 9 november 2005, TBBR 2006, 637; Kh. Charleroi 18 november 1997, JLMB 1998, 1831; S. STIJNS, “De noodzaak van een ingebrekestelling voor de uitwerking van een uitdrukkelijk ontbindend beding: twijfels omtrent art. 1656 B.W.” (noot onder Cass. 24 maart 1995), R.Cass. 1995, (259) 259-260.
(*3) P. VAN RENTERGHEM, “Les clauses résolutoires expresses”, Ann.dr.Louvain 2011, (405) 420, nr. 26.
(*4) Zie Cass. 28 mei 2020, C.19.0128.N, TBBR 2020, 582; S. STIJNS, “De noodzaak van een ingebrekestelling voor de uitwerking van een uitdrukkelijk ontbindend beding: twijfels omtrent art. 1656 B.W.” (noot onder Cass. 24 maart 1995), R.Cass. 1995, (259) 265.
(*5) P. VAN RENTERGHEM, “Les clauses résolutoires expresses”, Ann.dr.Louvain 2011, (405) 420, nr. 26.
(*6) Over de opgang van dit criterium, zie bv. S. STIJNS, “Het verbod op misbruik van contractuele rechten: lees de bijsluiter voor gebruik!” in S. STIJNS en P. WÉRY (eds.), Le juge et le contrat/De rol van de rechter in het contract, Brugge, die Keure, 2014, (75) 109, nr. 36; A. DE BOECK en F. VERMANDER, “Rechtsmisbruik in het contractenrecht: de rechtsuitoefening aan banden gelegd” in J. ROZIE, S. RUTTEN en A. VAN OEVELEN (eds.), Rechtsmisbruik, Antwerpen, Intersentia, 2015, (29) 43-44; S. DE REY, Herstel in natura, Brugge, die Keure, 2019, 785, nr. 921.
werkcontract Download date: 11/05/2021
Uitdrukkelijk ontbindend beding – 46 Verbintenissenrecht
C. Kennisgeving
1. Principe
45 Geen automatische uitwerking van uitdrukkelijk ontbindend beding: keuzeplicht
– Het uitdrukkelijk ontbindend beding in de enge zin laat het keuzerecht tussen de ge- dwongen uitvoering en de ontbinding onaangetast, behoudens conventionele afwijking (supra nr. 39). Bovendien behoudt de schuldeiser de keuze om het contract te ontbinden via het uitdrukkelijk ontbindend beding, dan wel op grond van artikel 1184 oud BW (supra nr. 40). Zodoende is de schuldeiser geenszins verplicht om uitwerking te geven aan het uitdrukkelijk ontbindend beding. Dit keuzerecht impliceert voor de schuldeiser dus meteen een keuzeplicht: hij moet kiezen of hij de wanprestatie wenst te sanctione- ren via het uitdrukkelijk ontbindend beding.
Hieruit volgt dat het contract dus niet automatisch wordt ontbonden door het sim- pele feit dat de wanprestatie zich voordoet. In de praktijk is het gangbaar om de voor- afgaande rechterlijke tussenkomst uit te sluiten met de uitdrukking ‘van rechtswege’ of ‘de plein droit’, maar vanwege het geschetste keuzerecht van de schuldeiser is deze uitdrukking dus misleidend, minstens onnauwkeurig en daarom te vermijden. Dit wekt immers de indruk dat de loutere wanprestatie volstaat om de ontbinding te doen intre- den. Dat is niet het geval. Daartoe is een beslissing van de schuldeiser vereist (*1), d.i. een partijbeslissing. (*2) De vraag of een wanprestatie voorligt vergt immers altijd een beslissing. Daar waar de rechter die beslissing neemt bij een gerechtelijke ontbinding, is het bij een uitdrukkelijk ontbindend beding de schuldeiser die deze beslissing neemt, weliswaar onder voorbehoud van een a posteriori toetsing door de rechter. Bovendien kan de schuldeiser er de voorkeur aan geven om zich op een andere sanctie wegens wanprestatie te beroepen, of de wanprestatie simpelweg ongestraft te laten. Daaruit volgt dat het contract niet van rechtswege of automatisch ontbonden kan zijn vanaf het
(*1) Bv. Gent 13 januari 2010, NJW 2010, 633; Arbh. Antwerpen 15 november 1982, RW 1982-83, 2762, noot W.R.; Orb.
Henegouwen (afd. Doornik) 16 juli 2019, TBBR 2020, 108; Rb. Hasselt 23 december 2002, RW 2004-05, 1108; S. STIJNS,
De gerechtelijke en de buitengerechtelijke ontbinding van overeenkomsten, Antwerpen, Maklu, 1994, nr. 349; S. STIJNS en
F. VERMANDER, “Jurisprudentiële ontwikkelingen rond beëindigingsbedingen” in Themis Verbintenissenrecht, nr. 95, Brugge, die Keure, 2015, (79), nrs. 44-45; S. STIJNS, Leerboek verbintenissenrecht, boek 1, Brugge, die Keure, 2016, nr. 276 en 279; T. TANGHE, “Ontbindingsclausules” in G.L. BALLON, H. DE DECKER, V. SAGAERT, E. TERRYN,
B. TILLEMAN en A.L. VERBEKE (eds.), Contractuele clausules, Gemeenrechtelijke clausules, II, Antwerpen, Intersentia, 2013, (1557) 1568; P. VAN OMMESLAGHE, Les obligations in Traité de droit civil, Coll. De Page, Brussel, Bruylant, 2013, nr. 597; F. VERMANDER, “Ontbinding wegens wanprestatie” in Th. VANSWEEVELT en B. WEYTS (eds.), Handboek verbintenissenrecht, Antwerpen, Intersentia, 2019, nr. 737; P. WÉRY, Droit des obligations, vol. 1, Brussel, Larcier, 2011, nr. 755; P. WÉRY, “Le contrôle judiciaire de la mise en œuvre d’une clause résolutoire expresse” (noot onder Luik 8 maart 2012), JLMB 2013, (1025), nr. 2.
(*2) Deze kwalificatie biedt een aanknopingspunt voor de invulling van de rechterlijke bevoegdheid a posteriori (infra nrs. 52 e.v.).
werkcontract Download date: 11/05/2021
Verbintenissenrecht UITDRUKKELIJK ONTBINDEND BEDING – 47
ogenblik van de wanprestatie. (*1) De beslissing van de schuldeiser om zich op het uitdrukkelijk ontbindend beding te beroepen geldt als uitoefening van het optierecht tussen ontbinding en gedwongen uitvoering enerzijds, en tussen de gerechtelijke en de buitengerechtelijke ontbinding anderzijds.
46 Uitdrukkelijke kennisgeving ter uitoefening keuzerecht – Als de schuldeiser ervoor kiest om zich op het uitdrukkelijk ontbindend beding te beroepen, is hij ver- plicht deze keuze kenbaar te maken aan zijn schuldenaar. (*2) Dit impliceert dat de ontbindingsbeslissing slechts uitwerking kan krijgen op het ogenblik waarop de persoon tot wie de kennisgeving is gericht, er kennis van heeft genomen of er redelijkerwijze kennis van had kunnen nemen. (*3) De ontbinding(sbeslissing) bij toepassing van het uitdrukkelijk ontbindend beding maakt een eenzijdige medede- lingsplichtige rechtshandeling uit. (*4) De kennisgeving is constitutief in die zin
(*1) Voor een toepassing, zie Rb. Hasselt (1e k.) 23 december 2002, RW 2004-05, 1108. Bevestigend:
V. PIRSON, “Les clauses relatives à la résolution des contrats” in P. WÉRY (ed.), Les clauses applicables en cas d’inexé- cution des obligations contractuelles, Brugge, la Charte, 2001, (105) 121, nr. 34; S. STIJNS, “Uitdrukkelijk ontbindende bedingen, ontbindende voorwaarden en vervangingsbedingen” in S. STIJNS en K. VANDERSCHOT (eds.), Contractuele clausules rond de (niet-)uitvoering en de beëindiging van contracten, Antwerpen, Intersentia, 2006, (77) 100, nr. 34; P. VAN RENTERGHEM, “Les clauses résolutoires expresses”, Ann.dr.Louvain 2011, (405) 421, nr. 28; P. WÉRY, Droit des obli- gations, vol. 1, Brussel, Larcier, 2011, nr. 755.
(*2) Cass. 31 mei 1956, Arr.Cass. 1956, 823, Pas. 1956, 1051, noot R.H., JT 1956, 697, RCJB 1956, 241, noot
A. KLUYSKENS, RW 1956-57, 1837, TBH 1957, 120, Rev.prat.not. 1957, 54.
(*3) Voor opzegging heeft het Hof van Cassatie dit al aanvaard, zie Cass. 8 maart 2018, C.17.0454.N, TBBR 2018, 292, noot
P. WÉRY en TBBR 2018, 525, noot S. DECLERCQ. Voor het uitdrukkelijk ontbindend beding, zie o.m. Antwerpen 20 decem- ber 1994, T.Not. 1996, 179; Brussel 11 februari 1985, TBH 1985, 650, noot C. PARMENTIER; Luik 15 februari 2008, JLMB 2008, 1191; Luik (14e k.) 8 maart 2012, JLMB 2013, 1021, noot P. WÉRY; Rb. Hasselt 23 december 2002, RW 2004- 05, 1108; Kh. Charleroi 18 november 1997, JLMB 1998, 1831; Kh. Dinant 3 maart 2006, TBBR 2006, 632. Bevestigd:
E. MONARD, “Ontbinden van overeenkomsten” (noot onder Antwerpen 1 december 2008), Limb.Rechtsl. 2009, 299; V. PIRSON, “Les clauses relatives à la résolution des contrats” in P. WÉRY (ed.), Les clauses applicables en cas d’inexécution des obligations contractuelles, Brugge, la Charte, 2001, (105) 121, nr. 34; S. STIJNS, De gerechtelijke en de buitengerech- telijke ontbinding van overeenkomsten, Antwerpen, Maklu, 1994, nrs. 349-350; P. VAN OMMESLAGHE, Les obligations in Traité de droit civil belge, Coll. De Page, Brussel, Bruylant, 2013, 916; P. VAN RENTERGHEM, “Les clauses résolutoires expresses”, Ann.dr.Louvain 2011, (405) 421, nr. 28; P. WÉRY, Droit des obligations, vol. 1, Brussel, Larcier, 2011, nr. 753;
P. WÉRY, “Le contrôle judiciaire de la mise en œuvre d’une clause résolutoire expresse” (noot onder Luik 12 maart 2008),
JLMB 2013, 1026-1027. Vgl. Cass. 20 december 1994, T.Not. 1996, 179, noot D. MICHIELS.
(*4) Luik 15 februari 2008, JLMB 2008, 1191; Kh. Dinant 3 maart 2006, TBBR 2006, 629; S. STIJNS, “De noodzaak van een ingebrekestelling voor de uitwerking van een uitdrukkelijk ontbindend beding: twijfels omtrent art. 1656 B.W.” (noot onder Cass. 24 maart 1995), R.Cass. 1995, (259) 265, nr. 12; P. VAN RENTERGHEM, “Les clauses résolutoires expresses”, Ann.dr.Louvain 2011, (405) 421, nr. 28; P. WÉRY, “Le contrôle judiciaire de la mise en œuvre d’une clause résolutoire expresse” (noot onder Luik 12 maart 2008), JLMB 2013, (1025) 1026; P. WÉRY, Droit des obligations, vol. 1, Brussel,
Larcier, 2011, 653, nr. 755.
werkcontract Download date: 11/05/2021
Uitdrukkelijk ontbindend beding – 48 Verbintenissenrecht
dat de rechtsleer aanneemt dat zij niet kan worden wegbedongen. (*1) Voor de ont- binding op kennisgeving, d.i. de andere wijze van buitengerechtelijke ontbinding (supra nr. 4), heeft het Hof van Cassatie bevestigd dat de ontbinding uitwerking krijgt en rechtsgevolgen voortbrengt door de kennisgeving. (*2) Volgens het cas- satiearrest van 11 december 2020 kan de buitengerechtelijke ontbinding “geen uitwerking krijgen zonder kennisgeving daarvan aan de schuldenaar”. (*3) Uit dit arrest volgt dat het om een uitdrukkelijke kennisgeving gaat. In het arrest oordeelt het Hof van Cassatie immers dat een contractspartij door haar houding niet stil- zwijgend te kennen kan geven dat zij het contract ontbindt. De analogische toepas- sing van deze rechtspraak op de inwerkingstelling van het uitdrukkelijk ontbindend beding ligt voor de hand. In het wetsvoorstel tot invoeging van boek 5 ‘Verbinte- nissen’ in het nieuw Burgerlijk Wetboek krijgt de verplichting tot kennisgeving dan ook wettelijke verankering. Voor de inwerkingstelling van het ontbindend beding wordt dit gecodificeerd als volgt:
Artikel 5.92, tweede lid:
“De schuldeiser stelt het beding in werking door middel van een schriftelijke ken- nisgeving aan de schuldenaar. Die vermeldt de tekortkomingen die hem worden verweten.”
47 Ogenblik kennisgeving: vóór faillietverklaring – In principe treedt de ont- binding in vanaf het ogenblik dat de schuldenaar kennis heeft of redelijkerwijs kennis kon krijgen van de kennisgeving waarmee de schuldeiser het contract ont- bindt (supra nr. 46). De vraag rijst of de schuldeiser nog steeds de beslissing tot ontbinding kan nemen (en daaropvolgend aanspraak maakt op de restitutie van een goed) wanneer hij in samenloop komt met andere schuldeisers. Het is in die situatie dat het ogenblik van kennisgeving van bijzonder belang is. Als de schuld- eiser wenst te ontbinden zonder in samenloop te komen met andere schuldeisers, moet hij overgaan tot kennisgeving voor het ogenblik van faillietverklaring van de
(*1) O.m. S. STIJNS, “Uitdrukkelijk ontbindende bedingen, ontbindende voorwaarden en vervangingsbedingen” in
S. STIJNS en K. VANDERSCHOT (eds.), Contractuele clausules rond de (niet-)uitvoering en de beëindiging van contrac- ten, Antwerpen, Intersentia, 2006, 115; S. STIJNS en F. VERMANDER, Jurisprudentiële ontwikkelingen rond beëindigings- bedingen in Themis Verbintenissenrecht, nr. 95, Brugge, die Keure, 2015, (79), nr. 55; F. PARREIN, “Ontbindingsclausules” in G.L. BALLON, H. DE DECKER, V. SAGAERT, E. TERRYN, B. TILLEMAN en A.L. VERBEKE (eds.), Contractuele clausules, Koop – Gemeen recht, Antwerpen, Intersentia, 2016, (427) 453; F. VERMANDER, “Ontbinding wegens wanpres- tatie” in Th. VANSWEEVELT en B. WEYTS (eds.), Handboek verbintenissenrecht, Antwerpen, Intersentia, 2019, nr. 738. Acht het nochtans wel mogelijk om de ontbinding automatisch te laten intreden: J. BAECK, “(Feitelijk?) vooruitlopen op de vernietiging en de ontbinding van contracten”, TPR 2008, 348. Acht de mogelijkheid om de ontbinding automatisch te laten intreden alleszins ongunstig voor de schuldeiser: T. TANGHE, “Ontbindingsclausules” in G.L. BALLON, H. DE DECKER,
V. SAGAERT, E. TERRYN, B. TILLEMAN en A.L. VERBEKE (eds.), Contractuele clausules, Gemeenrechtelijke clausu- les, II, Antwerpen, Intersentia, 2013, (1557) 1569.
(*2) Zie Cass. 23 mei 2019, C.16.0254.F, JT 2020, 26, noot S. STIJNS en P. WÉRY, TBBR 2019, 474, noot S. STIJNS en
S. JANSEN en TBH 2020, 497, noot S. VAN LOOCK.
(*3) Cass. 11 december 2020, C.20.0210.N, TBBR 2021, noot S. STIJNS en S. DECLERCQ (te verschijnen) en TBH 2021, noot S. JANSEN en S. SOMERS (te verschijnen).
werkcontract Download date: 11/05/2021
Verbintenissenrecht UITDRUKKELIJK ONTBINDEND BEDING – 49
schuldenaar. (*1) Wanneer de schuldeiser zo voor het declaratief vonnis van fail- lissement (zgn. ‘fixatieogenblik’) het uitdrukkelijk ontbindend beding in werking stelt en de schuldenaar daarvan kennis had of daarvan redelijkerwijze kennis kon hebben, krijgt de ontbinding volledige uitwerking en is de schuldeiser onttrokken aan de samenloop. (*2)
Illustratief is een vonnis van de rechtbank van koophandel van Charleroi. (*3) De schuldeiser verstuurde op 14 september een (niet-aangetekende) brief waarin hij kennisgaf van zijn beslissing om te ontbinden. Het faillissement werd daarente- gen op 15 september geopend. De rechtbank overwoog dat de schuldenaar onmo- gelijk kennis kon hebben gehad van de inwerkingstelling van het uitdrukkelijk ontbindend beding voor de opening van de faillissementsprocedure. De ontbin- dingsbeslissing was niet tegenstelbaar aan de boedel en de schuldeiser kwam in samenloop met de andere schuldeisers.
Er is evenwel een voorbehoud te maken voor de buitengerechtelijke ontbinding van aan overschrijving onderworpen akten (zoals de buitengerechtelijke ontbinding van koop- contracten van onroerende goederen). Hierover bepaalt artikel 3.34, derde 3 nieuw BW als volgt: “Indien de nietigheid of ontbinding van een aan overschrijving onderworpen akte buitengerechtelijk plaatsvindt, is deze slechts aan derden tegenwerpelijk nadat die kennisgeving in een authentieke akte is geformaliseerd en op de kant van de registers van het bevoegde kantoor van de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie is overgeschreven.” Uit de parlementaire voorbereiding blijkt dat dit betrekking heeft op elke buitengerechtelijke ontbinding. (*4) Hieruit volgt dat de kennisgeving naar aanleiding van de inwerkingstelling van een uitdrukkelijk ontbindend beding in een authentieke akte moet worden geformaliseerd en overgeschreven om de ontbinding tegenwerpelijk te maken. Die vereiste geldt enkel voor de tegenwerpelijkheid en is geen geldigheidsvereiste om de ontbinding tussen partijen uitwerking te verlenen.
(*1) Brussel 11 februari 1985, TBH 1985, 651-653.
(*2) Kh. Hasselt 20 februari 1997, RW 1999-2000, 1099; Kh. Charleroi 18 november 1997, JLMB 1998, 1831; Brussel 11 februari 1985, TBH 1985, 651; M.E. STORME en C. VAN DEN BROECK, “De gevolgen van een reorganisatie- en faillissementsprocedure op de verhaalsmogelijkheden van de betrokken schuldeisers” in J. DERAMMELAERE (ed.), Ondernemingen in moeilijkheden, Antwerpen, Intersentia, 2019, (169), nr. 14; I. VEROUGSTRAETE, Manuel de la con- tinuité des entreprises et de la faillite, Mechelen, Kluwer, 2011, 482. Zie ook F. GÉORGE, Le droit des contrats à l’épreuve de la faillite, Brussel, Larcier, 2018, nr. 891.
(*3) Kh. Charleroi 18 november 1997, JLMB 1998, 1831. (*4) Zie Xxxx.Xx. Kamer 2018-19, nr. 54-3348/001, 524.
werkcontract Download date: 11/05/2021
Uitdrukkelijk ontbindend beding – 50 Verbintenissenrecht
2. Vormelijke en inhoudelijke vereisten
48 Vormelijke vereisten: aangeraden schriftelijke kennisgeving – Naar de huidige stand van het recht lijkt de kennisgeving niet aan formele vormvereisten onderwor- pen. (*1) De rechtspraak vereist wel dat de schuldeiser zijn wil op een verstaanbare, duidelijke en ondubbelzinnige wijze tot uitdrukking brengt en voor de beslissing tot ontbinding verwijst naar het uitdrukkelijk ontbindend beding uit het contract. (*2) An- ders dan voorgehouden door sommige rechtspraak (*3), is het niet nodig dat de schuld- eiser het uitdrukkelijk ontbindend beding in zijn kennisgeving integraal herneemt of de bepalingen ervan preciseert: de loutere referentie aan het beding is een noodzakelijke, maar meteen ook voldoende voorwaarde.
De rechtspraak blijkt deze principes nauwgezet toe te passen. Zo werd terecht geoor- deeld dat de volgende formuleringen niet volstaan als kennisgeving om het contract te ontbinden:
– à défaut nous nous verrons obligés de prendre toutes les mesures propres à assurer la sauvegarde de nos droits (*4);
– verder juridische stappen te ondernemen (*5);
– Etant donné tous les éléments mentionnés ci-dessus, nous avons finalement décidé de mettre fin, par la présente, au contrat qui lié nos deux sociétés. (*6)
Teneinde de schuldenaar te beschermen en naderhand een rechterlijke controle moge- lijk te maken, vereist het wetsvoorstel tot invoeging van boek 5 ‘Verbintenissen’ in het nieuw Burgerlijk Wetboek een schriftelijke kennisgeving (art. 5.92, tweede lid). In de huidige stand van het recht is dit (nog) niet het geval. Ook uit de cassatierechtspraak over de ontbinding op kennisgeving volgt (vooralsnog) geen verplichting om de kennis- geving schriftelijk te doen. (*7) Volgens deze rechtspraak vereist het Hof van Cassatie wel dat de kennisgeving uitdrukkelijk is. Indien er niets over de vorm van de kennis- geving bedongen is in het uitdrukkelijk ontbindend beding, lijkt het logisch om deze cassatierechtspraak over de ontbinding op kennisgeving analogisch toe te passen op de ontbinding op grond van een uitdrukkelijk ontbindend beding. In de huidige stand van het recht zou een uitdrukkelijke mondelinge kennisgeving op zich dus niet uitgesloten
(*1) Antwerpen 24 februari 1988, DAOR 1991, 65 (gebruikt ten onrechte de notie opzegging). Zie ook F. VERMANDER, “Ontbinding wegens wanprestatie” in Th. VANSWEEVELT en B. WEYTS (eds.), Handboek verbintenissenrecht, Antwerpen, Intersentia, 2019, 544.
(*2) Luik 23 november 2004, TBH 2005, 962; Luik 15 februari 2008, JLMB 2008, 1191; Kh. Didant 3 maart 2006, TBBR
2006, 629.
(*3) Bv. Luik 18 december 2003, TBH 2005, 50; Luik 23 november 2004, TBH 2005, 962.
(*4) Kh. Dinant 3 maart 2006, TBBR 2006, 629.
(*5) Rb. Hasselt 23 december 2002, RW 2004-05, 1108.
(*6) Luik 18 december 2003, TBH 2005, 50.
(*7) Zie Cass. 23 mei 2019, C.16.0254.F, JT 2020, 26, noot S. STIJNS en P. WÉRY, TBBR 2019, 474, noot S. STIJNS en
S. JANSEN en TBH 2020, 497, noot S. VAN LOOCK; Cass. 11 december 2020, C.20.0210.N, TBBR 2021, noot S. STIJNS en S. DECLERCQ (te verschijnen) en TBH 2021, noot S. JANSEN en S. SOMERS (te verschijnen).
werkcontract Download date: 11/05/2021
Verbintenissenrecht UITDRUKKELIJK ONTBINDEND BEDING – 51
zijn, maar om evidente redenen van bewijsvoering is een schriftelijke kennisgeving hoe dan ook aan te raden. (*1)
49 Ingebrekestelling en kennisgeving in één instrumentum? – De ingebrekestel- ling en de kennisgeving zijn twee te onderscheiden rechtshandelingen (*2), maar kunnen in theorie samengaan in één instrumentum. (*3) In artikel 1656 oud BW gaat de wetgever daar zelfs van uit. Alleszins is vereist dat zowel de ingebreke- stelling aan de ene kant als de kennisgeving aan de andere kant in de akte duidelijk te identificeren zijn. (*4) Er moet derhalve duidelijk blijken dat de schuldeiser zijn ontbindingsbevoegdheid op basis van het uitdrukkelijk ontbindend beding uit- oefent. Vanuit praktisch oogpunt is dit echter niet aan te raden, omdat dergelijke mededelingen aanleiding kunnen geven tot discussie of verwarring over de vraag of het contract onmiddellijk ontbonden is, dan wel wanneer de ontbinding precies ingaat.
Illustratief is de toepassing van het volgend uitdrukkelijk ontbindend beding opgenomen in een onroerende koop op lijfrente: “Par dérogations aux arti- cles 1978 et 1194 du Code Civil, les parties conviennent expressément, qu’à défaut de paiement par les débirentiers, pour un motif quelconque, d’un seul terme mensuel d’arrérages dans les trente jours de son échéance et trente jours après mise en demeure par exploit de huissier de demeurée infructueuse et faisant état de la volonté du crédirentier de se prévaloir de la présente clause résolutoire, la vente sera résolue de plein droit, sans que des délais puissent être accordés judiciairement aux débirentiers”. Het beding vereist dus dat de verkoper in één exploot tegelijkertijd zijn koper in gebreke stelt en uiting geeft aan zijn beslissing om zich op het beding te beroepen. Wanneer aan twee termijnen niet is voldaan, laat de verkoper een dergelijk exploot betekenen, zij het met de mededeling dat, bij gebreke aan betaling, de verkoper “demandera en justice la résiliation de la vente”. Hoewel hieruit niet duidelijk blijkt dat de verkoper zich op het uit- drukkelijk ontbindend beding beroept, aanvaardden de rechters dat hij de koop hiermee ontbonden had en dat de laattijdige betaling van de rentetermijnen het contract niet kon doen herleven. (*5) Deze beslissing werd terecht bekritiseerd
(*1) Zie S. STIJNS en P. WÉRY, “La résolution par voie de notification, enfin admise par la Cour de cassation” (noot onder Cass. 23 mei 2019), JT 2020, (21), nr. 5.
(*2) Bv. Gent (9e b k.) 31 mei 2013, TBBR 2016, 163.
(*3) S. STIJNS en F. VERMANDER, “Jurisprudentiële ontwikkelingen rond beëindigingsbedingen” in Themis Verbintenissenrecht, nr. 95, Brugge, die Keure, 2015, (79), nr. 54.
(*4) In dezelfde zin maar even voorzichtig, L. DEMEYERE, “Ontbindingsbedingen” in L. DEMEYERE, A. VAN OEVELEN en F. WALSCHOT, Nuttige tips voor goede contracten, Mechelen, Kluwer, 2004, (89) 100, nr. 8; S. STIJNS, De gerechtelijke en buitengerechtelijke ontbinding van overeenkomsten, Antwerpen, Maklu, 1994, 494, nr. 360.
(*5) Bergen 25 juni 2013, JLMB 2015, 7.
werkcontract Download date: 11/05/2021
Uitdrukkelijk ontbindend beding – 52 Verbintenissenrecht
in de rechtsleer en illustreert de gevaren van de combinatie in één instrumentum
van de ingebrekestelling en de kennisgeving. (*1)
50 Inhoudelijke vereiste: motivering – Bovendien moet de schuldeiser zijn keuze om zich op het uitdrukkelijk ontbindend beding te beroepen motiveren (zie ook art. 5.92, tweede lid wetsvoorstel tot invoeging van boek 5 ‘Verbintenissen’ in het nieuw Burgerlijk Wetboek, supra nr. 46). Hiervoor vereist de rechtspraak terecht dat de schuldeiser in zijn kennisgeving de aangewreven wanprestatie(s) uitlegt en toelicht. (*2) Wanneer het uitdrukkelijk ontbindend beding slechts op een beperkt aantal verbintenissen toepasselijk is en dus niet elke wanprestatie kan sanctioneren, is het belang van deze motivering des te groter. (*3) Daarnaast is deze motivatie van belang om te bepalen op grond van welke clausule het contract beëindigd werd. Zonder motivatie zou het desgevallend ook om een opzegging kunnen gaan (supra nr. 6). Bij aanwezigheid van twee uitdrukkelijk ontbindende bedingen kan er – bij gebrek aan motivatie – ook discussie rijzen over de vraag op grond van welk uitdrukkelijk ontbindend beding het contract beëindigd werd. De kennisgeving verwijst dan noodzakelijkerwijs naar het bestaan van een wanprestatie die onder het geldingsbereik van het beding valt. (*4) Deze motivering anticipeert op een eventuele rechterlijke controle a posteriori. Het is immers aan de partij die zich op het uitdrukkelijk ontbindend beding beroept, om de aangewreven wanprestatie te bewijzen. (*5)
Illustratief is de volgende ongepubliceerde uitspraak van het hof van beroep te Antwerpen (*6): “In de brief (…) motiveert appellante de onmiddellijke beëin- diging op afdoende wijze onder verwijzing naar de retroacten tussen de partijen met name het feit dat (…) geïntimeerde (…) inbreuken op artikel 2.4.4. van de overeenkomst heeft begaan. Appellante verwees bovendien naar de talrijke docu- menten die werden vervalst (…) en beschouwde deze feiten en vervalsingen als grove tekortkomingen die een onmiddellijke beëindiging van het contract recht- vaardigden en beriep zich op het uitdrukkelijk ontbindend beding vervat in
(*1) S. STIJNS en F. VERMANDER, “Jurisprudentiële ontwikkelingen rond beëindigingsbedingen” in Themis Verbintenissenrecht, nr. 95, Brugge, die Keure, 2015, (79), nr. 54.
(*2) O.m. Luik 23 november 2004, TBH 2005, 962; Antwerpen 24 december 2007, AR 2004/AR/1501, onuitg.; Luik
15 februari 2008, JLMB 2008, 1191; Brussel (9e k.) 12 januari 2018, JLMB 2019, 1281; Kh. Dinant 3 maart 2006, TBBR
2006, 629.
(*3) Zie P. VAN RENTERGHEM, “Les clauses résolutoires expresses”, Ann.dr.Louvain 2011, (405) 423, nr. 31;
F. VERMANDER, “Ontbinding wegens wanprestatie” in Th. VANSWEEVELT en B. WEYTS (eds.), Handboek verbintenis- senrecht, Antwerpen, Intersentia, 2019, nr. 738.
(*4) S. STIJNS en F. VERMANDER, “Jurisprudentiële ontwikkelingen rond beëindigingsbedingen” in Themis Verbintenissenrecht, nr. 95, Brugge, die Keure, 2015, (79), nr. 47.
(*5) Bv. Brussel 10 december 2008, DAOR 2009, 149, noot S. CLAEYS; Kh. Gent (afd. Kortrijk, 8e k.) 24 oktober 2016,
RW 2019-20, 1503.
(*6) Antwerpen 24 december 2007, AR 2004/AR/1501, onuitg.
werkcontract Download date: 11/05/2021
Verbintenissenrecht UITDRUKKELIJK ONTBINDEND BEDING – 53
artikel 4.1.2. De ontbindingsbeslissing is derhalve op juiste en voldoende gron- den gemotiveerd”.
Het hof van beroep te Luik oordeelde in een arrest van 15 februari 2008 dat de kennisgeving onvoldoende was om het contract te ontbinden. (*1) In casu had de schuldeiser nagelaten om in zijn kennisgeving van de ontbinding te verwijzen naar artikel 13 van de overeenkomst (d.i. het uitdrukkelijk ontbindend beding) en om te verwijzen naar de tekortkomingen inzake artikel 2d van hetzelfde contract.
De motivering in de kennisgeving is van bijzonder belang voor de eventuele rechterlijke controle a posteriori (infra nr. 52). In deze beoordeling, kan de rechter zich namelijk enkel steunen op de wanprestaties genoemd in de kennisgeving om de ontbindings- beslissing te rechtvaardigen. De schuldeiser kan de ontbindingsbeslissing achteraf, tijdens een procedure, dus niet rechtvaardigen met andere wanprestaties, die zich bij- voorbeeld voorgedaan hebben na de ontbindingsbeslissing. De rechtspraak laat dan ook niet toe dat de schuldeiser een op dit punt onvoldoende motivering naderhand aanvult met andere, nieuwe wanprestaties die later zijn uitgekomen. (*2)
51 Conventionele modulering – Partijen kunnen zowel de inhoudelijke als de formele vereisten van de kennisgeving contractueel vastleggen. (*3) Inhoudelijk kunnen zij bijvoorbeeld vereisen dat de schuldeiser de verweten wanprestaties nauwgezet uitlegt, het uitdrukkelijk ontbindend beding integraal herneemt in de kennisgeving e.d.m. Partijen kunnen tevens de formele vereisten contractueel vast- leggen, zoals naar vorm (bv. een geschrift, aangetekend schrijven, deurwaarders- exploot e.d.m.) als de termijn waarbinnen de kennisgeving moet gebeuren (bv.
[x] dagen na de laatste termijn verleend bij ingebrekestelling). Deze contractuele modaliteiten zijn op grond van artikel 1134, eerste lid oud BW verbindend. Hier- door kan het contract slechts worden ontbonden in zoverre aan die modaliteiten is voldaan. (*4) In zijn beoordeling a posteriori kan de rechter de naleving van deze contractuele modaliteiten toetsen (infra nr. 53).
Voorbeelden van dergelijke kennisgevingsmodaliteiten zijn:
– “le créancier peut résoudre le contrat, moyennant lettre recommandée”;
(*1) Luik 15 februari 2008, JLMB 2008, 1191.
(*2) Bv. Kh. Doornik 3 maart 2006, TBH 2008, 65.
(*3) Vgl. bv. V. PIRSON, “Les clauses relatives à la résolution des contrats” in P. WÉRY (ed.), Les clauses applicables en cas d’inexécution des obligations contractuelles, Brugge, la Charte, 2001, (105) 115, nr. 30; S. STIJNS, De gerechtelijke en de buitengerechtelijke ontbinding van overeenkomsten, Antwerpen, Maklu, 1994, 483, nr. 351; P. WÉRY, Droit des obli- gations, vol. 1, Brussel, Larcier, 2011, nr. 755.
(*4) Zie in het bijzonder met betrekking tot een uitdrukkelijk ontbindend beding: Cass. 11 mei 2012, C.10.0705.F, Arr. Cass. 2012, 1242, Pas. 2012, 1066 en JLMB 2013, 1018; Antwerpen 24 december 2007, AR 2004/AR/1501, onuitg.; Luik
15 februari 2008, JLMB 2008, 1191.
werkcontract Download date: 11/05/2021
Uitdrukkelijk ontbindend beding – 54 Verbintenissenrecht
– “par simple notification par écrit dans les 8 jours suivant la mise en demeure restée sans effet”;
– “la convention est résolue et par le seul fait de la signification de sa volonté par le créancier par lettre recommandée dans les 15 jours après le manquement contractuel et ceci sans mise en demeure préalable”. (*1)
VI. Rechterlijke controle a posteriori
52 Overzicht – Hoewel de ontbinding op basis van het uitdrukkelijk ontbindend be- ding s.s. plaatsgrijpt door de beslissing en kennisgeving daarvan van de schuldeiser, kan de rechter naderhand gevat worden om de uitoefening van het beding te toetsen. Ook de kortgedingrechter, die de rechten en plichten van partijen mag onderzoeken en hun situatie voorlopig mag regelen, is bevoegd om de uitwerking van een uitdrukkelijk ont- bindend beding voorlopig op te schorten indien de schuldeiser zich hierop ogenschijn- lijk manifest ten onrechte beroept. (*2)
Lange tijd is de invulling van deze rechterlijke bevoegdheid a posteriori onduide- lijk geweest. Vandaag is duidelijk dat de rechterlijke controle a posteriori uiteenvalt in
A) een regelmatigheidscontrole (infra nrs. 53 e.v.) en B) een rechtmatigheidscontrole (infra nrs. 57 e.v.). (*3) Ook het wetsvoorstel tot invoeging van boek 5 ‘Verbintenissen’ in het nieuw Burgerlijk Wetboek erkent deze tweevoudige bevoegdheid van de rechter a posteriori (art. 5.94).
A. Regelmatigheidscontrole: inhoudelijke en formele legaliteit
1. Principe
53 Controle op inhoudelijke en formele vereisten – Bij een regelmatigheidscontrole, toetst de rechter de formele legaliteit van de ontbinding gebaseerd op het uitdrukkelijk ontbindend beding. Dit behelst onder meer een controle op de kwalificatie en de ge- oorloofdheid van het beding, de naleving van de toepassingsvoorwaarden en in voor- komend geval de gevolgen van het beding. (*4) Het omvat ook een controle op de
(*1) V. PIRSON, “Les clauses relatives à la résolution des contrats” in P. WÉRY (ed.), Les clauses applicables en cas d’inexécution des obligations contractuelles, Brugge, la Charte, 2001, (105) 122, nr. 34.
(*2) Voorz. Kh. Brussel (Nl.) 23 augustus 2018, Competitio 2018, 344.
(*3) Zie hierover o.a. J.-F. GERMAIN, “Le contrôle de la gravité du manquement en présence d’une clause résolutoire expresse” (noot onder Cass. 9 maart 2009), TBBR 2010, 133 e.v.; P. WÉRY, “Le contrôle judiciaire de la mise en œuvre d’une clause résolutoire expresse” (noot onder Luik 8 maart 2012), JLMB 2013, 1025 e.v.; S. STIJNS en F. VERMANDER, “Jurisprudentiële ontwikkelingen rond beëindigingsbedingen” in Themis Verbintenissenrecht, nr. 95, Brugge, die Keure, 2015, (79), nr. 58-61; S. STIJNS, Leerboek verbintenissenrecht, boek 1, Brugge, die Keure, 2016, nrs. 280-281;
F. VERMANDER, “Ontbinding wegens wanprestatie” in Th. VANSWEEVELT en B. WEYTS (eds.), Handboek verbintenis- senrecht, Antwerpen, Intersentia, 2019, 545 e.v.
(*4) Luik 24 april 1989, JLMB 1990, 470 en RNB 1990, 169; Luik 6 december 1985, RRD 1987, 11, noot M. BOURMANNE;
Brussel (9e k.) 2013, JLMB 2016, 165; Kh. Brussel 22 november 1985, TBH 1987, 120; S. STIJNS, De gerechtelijke en de buitengerechtelijke ontbinding van overeenkomsten, Antwerpen, Maklu, 1994, nrs. 368-369.
werkcontract Download date: 11/05/2021
Verbintenissenrecht UITDRUKKELIJK ONTBINDEND BEDING – 55
naleving van de contractuele vereisten gesteld aan de ontbinding, zoals de ingebreke- stellings- en kennisgevingsplicht, termijnen en de modaliteiten ervan. Indien het beding de ontbinding aan dergelijke contractuele voorwaarden of modaliteiten onderwerpt, moet de schuldeiser deze naleven. (*1)
54 Enkel realiteit maar niet ernst van wanprestatie – Over het aspect van de wan- prestatie is de rechterlijke bevoegdheid uitermate beperkt. Eigenlijk gaat het om een loutere ‘vaststellingsbevoegheid’: de rechter mag en kan alleen vaststellen of in het licht van de contractuele bepalingen een wanprestatie voorligt. (*2) Nog ster- ker uitgedrukt: de rechter mag alleen de realiteit van de wanprestaties controleren, maar niet hun ernst. (*3) Een appreciatiebevoegdheid over de ernst, zoals de rechter die uitoefent op grond van artikel 1184 oud BW, heeft de rechter dus niet. (*4) Zo werd geoordeeld dat wanneer de verkoper een uitdrukkelijk ontbindend beding toepast dat hem toelaat de koop te ontbinden wanneer de termijn voor het verlijden van de authentieke akte verstreken is, de rechter de ernst van de tekortkoming niet kan beoordelen, noch de externe omstandigheden, zoals de beschikbaarheid van twee notarissen gekozen door de partijen. (*5)
(*1) Bv. Luik 7 december 2006, RRD 2006, 329; Antwerpen 24 december 2007, AR 2003/AR/1501; Luik 15 februari 2008,
JLMB 2008, 1191; Bergen 13 maart 2008, JLMB 2009, 366; Luik (14e k.) 8 maart 2012, JLMB 2013, 1021, noot P. WÉRY;
Kh. Dinant 3 maart 2006, TBBR 2006, 629; J.-F. GERMAIN, “Le contrôle de la gravité du manquement en présence d’une clause résolutoire expresse” (noot onder Cass. 9 maart 2009), TBBR 2010, (133), nr. 3; S. STIJNS en S. JANSEN, “De basis- beginselen van het contractenrecht: kroniek van de recente evoluties”, TBBR 2013, (2), nr. 56; S. STIJNS, De gerechtelijke en de buitengerechtelijke ontbinding van overeenkomsten, Antwerpen, Maklu, 1994, nr. 369; P. VAN OMMESLAGHE, Les obligations in Traité de droit civil belge, Coll. De Page, Brussel, Bruylant, 2013, nr. 596; P. VAN RENTERGHEM, “Les clauses résolutoires expresses”, Ann.dr.Louvain 2011, (405), nrs. 51-52; P. WÉRY, Droit des obligations, vol. 1, Brussel, Larcier, 2011, nr. 756; P. WÉRY, “Le contrôle judiciaire de la mise en œuvre d’une clause résolutoire expresse” (noot onder Luik 8 maart 2012), JLMB 2013, (1025), nr. 4.
(*2) Luik (14e k.) 8 maart 2012, JLMB 2013, 1021, noot P. WÉRY; Bergen (7e k.) 13 maart 2008, JLMB 2009, 366, noot
B. KOHL; Luik 7 december 2006, RRD 2006, 329; Rb. Hasselt 23 december 2002, RW 2004-05, 1108; V. PIRSON, “Les clauses relatives à la résolution des contrats” in P. WÉRY (ed.), Les clauses applicables en cas d’inexécution des obligations contractuelles, Brugge, la Charte, 2001, 126, nr. 39; S. STIJNS, De gerechtelijke en de buitengerechtelijke ontbinding van overeenkomsten, Antwerpen, Maklu, 1994, nr. 369; P. VAN OMMESLAGHE, Les obligations in Traité de droit civil belge, Coll. De Page, Brussel, Bruylant, 2013, nr. 596; P. VAN RENTERGHEM, “Les clauses résolutoires expresses”, Ann.dr.Lou- vain 2011, (405) 433, nr. 50.
(*3) M. FONTAINE, “La mise en oeuvre de la résolution des contrats synallagmatiques pour inexécution fautive”, RCJB 1991, (12) 44, nr. 55; S. STIJNS en S. JANSEN, “De basisbeginselen van het contractenrecht: kroniek van de recente evolu- ties”, TBBR 2013, (2) 25, nr. 56; S. STIJNS, De gerechtelijke en de buitengerechtelijke ontbinding van overeenkomsten, Antwerpen, Maklu, 1994, nr. 369.
(*4) Bv. Luik 24 april 1989, Rev.not.b. 1990, 169; Luik 7 december 2006, RRD 2006, 329; Antwerpen 24 december 2007, AR 2003/AR/1501, onuitg.; Luik (14e k.) 8 maart 2012, JLMB 2013, 1021, noot P. WÉRY; Brussel (9e k.) 24 mei 2012, Bank Fin.R. 2013, 136; Brussel 14 oktober 2015, Res Jur.Imm. 2015, 465; Kh. Dinant 3 maart 2006, TBBR 2006, 629;
L. CORNELIS, Algemene theorie van de verbintenis, Antwerpen, Intersentia, 2000, nr. 599; J.-F. GERMAIN, “Le contrôle de la gravité du manquement en présence d’une clause résolutoire expresse”, TBBR 2010, (133) 134, nr. 3; V. PIRSON, “Les clauses relatives à la résolution des contrats” in P. WÉRY (ed.), Les clauses applicables en cas d’inexécution des obligations contractuelles, Brugge, la Charte, 2001, 126, nr. 39; S. STIJNS, De gerechtelijke en de buitengerechtelijke ontbinding van overeenkomsten, Antwerpen, Maklu, 1994, nr. 368; S. STIJNS en S. JANSEN, “De basisbeginselen van het contracten- recht: kroniek van de recente evoluties”, TBBR 2013, (2) 25, nr. 55; P. VAN OMMESLAGHE, Les obligations in Traité de droit civil belge, Coll. De Page, Brussel, Bruylant, 2013, nr. 596; P. WÉRY, Droit des obligations, vol. 1, Brussel, Larcier, 2011, nr. 756; P. WÉRY, “Le contrôle judiciaire de la mise en œuvre d’une clause résolutoire expresse” (noot onder Luik 12 maart 2008), JLMB 2013, (1025) 1027.
(*5) Bergen (7e k.) 13 maart 2008, JLMB 2009, 366, noot B. KOHL.
werkcontract Download date: 11/05/2021
Uitdrukkelijk ontbindend beding – 56 Verbintenissenrecht
55 Verlies uitstelbevoegdheid – Ook de rechterlijke uitstelbevoegdheid vervat in artikel 1184 oud BW, kan de rechter in zijn a-posteriori-beoordeling niet meer uit- oefenen. (*1) De beslissing om te ontbinden is immers al genomen door de schuld- eiser. Mogelijk heeft hij al enig uitstel verleend aan zijn schuldenaar, bijvoorbeeld door een remediëringstermijn.
2. Sanctie
56 Onwerkzaamheid van ontbindingsbeslissing: contract blijft gehandhaafd – De schuldeiser die het contract onregelmatig ontbindt, d.w.z. zonder dat aan de toepas- singsvoorwaarden van het beding is voldaan (bv. op basis van een ongeoorloofd uit- drukkelijk ontbindend beding, bij gebrek aan bewijs van wanprestatie (*2), gebrek aan ingebrekestelling (*3) of gebrek aan gemotiveerde kennisgeving (*4), of bij miskenning van de ingebrekestellings- en kennisgevingsmodaliteiten), handelt buiten de voorwaar- den van het uitdrukkelijk ontbindend beding. Daardoor handelt de schuldeiser buiten de ontbindingsbevoegdheid die het contract hem verleent. Hieruit volgt dat de schuldeiser het contract nooit heeft kunnen ontbinden. Aan de schuldeiser wordt dus niet aangewre- ven dat hij de ontbindingsbevoegdheid abusief uitoefende, maar wel dat hij handelde zonder ontbindingsbevoegdheid. Hierdoor is de ontbindingsbeslissing van de schuld- eiser ‘onwerkzaam’: de ontbindingsbeslissing genomen buiten de voorwaarden van het uitdrukkelijk ontbindend beding kan geen uitwerking hebben. (*5) De vaststelling van deze onwerkzaamheid (inefficacité) heeft de voorzetting van het contract tot gevolg, met de zekerheden die de uitvoering van het contract waarborgen. (*6) Het contract is
(*1) O.a. V. PIRSON, “Les clauses relatives à la résolution des contrats” in P. WÉRY (ed.), Les clauses applicables en cas d’inexécution des obligations contractuelles, Brugge, die Keure, 2001, 126, nr. 39; S. STIJNS, De gerechtelijke en de buiten- gerechtelijke ontbinding van overeenkomsten, Antwerpen, Maklu, 1994, nr. 369; P. VAN RENTERGHEM, “Les clauses résolutoires expresses”, Ann.dr.Louvain 2011, (405) 526, nr. 37; P. VAN OMMESLAGHE, Les obligations in Traité de droit civil belge, Coll. De Page, Brussel, Bruylant, 2013, nr. 596.
(*2) Bv. Kh. Gent (afd. Kortrijk, 8e k.) 24 oktober 2016, RW 2019-20, 1503.
(*3) Bv. Gent (9e b k.) 31 mei 2013, TBBR 2016, 163; Gent (12e k.) 23 november 2016, DAOR 2017, 74.
(*4) Bv. Brussel (9e k.) 1 januari 2018, JLMB 2019, 1281.
(*5) Over onwerkzaamheid in het kader van het uitdrukkelijk ontbindend beding, zie o.m. A. DE BOECK en
F. VERMANDER, “Rechtsmisbruik in het contractenrecht: de rechtsuitoefening aan banden gelegd” in J. ROZIE, S. RUTTEN en A. VAN OEVELEN (eds.), Rechtsmisbruik, Antwerpen, Intersentia, 2015, (29) 55-56, nr. 38; S. STIJNS, “Het verbod op misbruik van contractuele rechten: lees de bijsluiter voor gebruik!” in S. STIJNS en P. WÉRY (eds.), Le juge et le contrat/De rol van de rechter in het contract, Brugge, die Keure, 2014, (75), nr. 59; S. STIJNS en F. VERMANDER, Jurisprudentiële ontwikkelingen rond beëindigingsbedingen in Themis Verbintenissenrecht, nr. 95, Brugge, die Keure, 2015, (79), nr. 62;
K. VANDERSCHOT, “De sanctionering van abusieve partijbeslissingen genomen bij contractuele wanprestatie: de verschil- lende gedaantes van de matigende werking van de goede trouw”, TBBR 2005, (87) 97-98, nr. 15; F. VERMANDER, De opzegging van overeenkomsten, Antwerpen, Intersentia, 2014, nrs. 1157 e.v. en 1188-1192; P. VAN RENTERGHEM, “Les clauses résolutoires expresses”, Ann.dr.Louvain 2011, (405) 434, nr. 53; P. VAN OMMESLAGHE, Les obligations in Traité de droit civil belge, Coll. De Page, Brussel, Bruylant, 2013, nr. 597; P. WÉRY, “Le contrôle judiciaire de la mise en œuvre d’une clause résolutoire expresse” (noot onder Luik 8 maart 2012), JLMB 2013, (1025), nr. 6; S. DE REY, Herstel in natura, Brugge, die Keure, 2019, nrs. 930 e.v.
(*6) Bv. Kh. Gent (afd. Kortrijk, 8e k.) 24 oktober 2016, RW 2019-20, 1503.
werkcontract Download date: 11/05/2021
Verbintenissenrecht UITDRUKKELIJK ONTBINDEND BEDING – 57
nooit ontbonden en is tussen partijen bindend gebleven. Een contractspartij die dat ont- kent, kan tot uitvoering in natura worden veroordeeld. (*1)
De sanctie van de onwerkzaamheid werd door S. Stijns geïntroduceerd in haar proef- schrift. (*2) Voor het uitdrukkelijk ontbindend beding heeft deze sanctie inmiddels breed ingang gevonden in de feitenrechtspraak. (*3) In een arrest van 11 mei 2012 heeft ook het Hof van Cassatie deze sanctie bevestigd. (*4) In casu wou een kredietverlener via een uitdrukkelijk ontbindend beding een kredietovereenkomst ontbinden wegens niet-betaling van een van de termijnen. Volgens de algemene voorwaarden moest dit gebeuren via een aangetekend schrijven. Het Hof van Cassatie oordeelde als volgt: “wanneer de voorwaarden van een uitdrukkelijk ontbindend beding niet zijn vervuld, wordt de overeenkomst niet ontbonden zodat zij, in de regel, effect blijft sorteren, met de zekerheden die de uitvoering ervan waarborgen”. De kredietverlener die niet had ontbonden via aangetekend schrijven, had het contract dus niet ontbonden. Zijn ontbin- dingsbeslissing bleef onwerkzaam.
Ook het wetsvoorstel tot invoeging van boek 5 ‘Verbintenissen’ in het nieuw Burgerlijk Wetboek erkent de onwerkzaamheid als sanctie voor de onregelmatige bui- tengerechtelijke ontbinding. Artikel 5.94 luidt als volgt:
“De kennisgeving waarmee de schuldeiser het contract ontbindt, is onwerkzaam indien niet voldaan is aan de vereisten van de ontbinding (…)”.
B. Rechtmatigheidscontrole: goede trouw
1. Principe
57 Algemeen verbod op rechtsmisbruik toepasselijk op partijbeslissing – Naast de regelmatigheidscontrole (supra nr. 53), oefent de rechter op grond van artikel 1134, derde lid oud BW ook een rechtmatigheidscontrole uit. Hierdoor kan de rechter na- gaan of de schuldeiser bij de uitoefening van de hem contractueel toegekende ontbin- dingsbevoegdheid rechtsmisbruik pleegde. De buitengerechtelijke ontbinding door de schuldeiser is immers een partijbeslissing (supra nrs. 2 en 45), waarvan de rechter de redelijkheid kan toetsen in het kader van het algemeen verbod op rechtsmisbruik. On- danks de vaststelling dat de ontbindingsbeslissing is genomen in overeenstemming met de wettelijke of conventionele voorwaarden om het contract eenzijdig te ontbinden,
(*1) Bv. Kh. Dinant 3 maart 2006, TBBR 2006, 629. Zie ook bv. P. WÉRY, “Le contrôle judiciaire de la mise en œuvre d’une clause résolutoire expresse” (noot onder Luik 12 maart 2008), JLMB 2013, (1025) 1028.
(*2) S. STIJNS, De gerechtelijke en de buitengerechtelijke ontbinding van overeenkomsten, Antwerpen, Maklu, 1994, nrs. 371-372. Nadien nader toegepast op beëindigingsbedingen in kredietovereenkomsten: S. STIJNS, “De beëindiging van de kredietovereenkomst: macht en onmacht van de (kortgeding)rechter”, TBH 1996, 112-113, nr. 13.
(*3) O.m. Antwerpen 2 december 2013, TBM 2014, 335, noot H. BUREZ en A. FOCQUET; Luik 15 februari 2008, JLMB
2008, 1191; Brussel 11 december 2001, Bank Fin. 2002, 283, noot O. STEVENS; Brussel 24 februari 1989, JLMB 1990,
616; Kh. Gent (afd. Kortrijk, 8e k.) 24 oktober 2016, TBBR 2017, 270 en RW 2019-20, 1503; Kh. Dinant 3 maart 2006, TBBR
2006, 629; Vred. Gent 13 december 1993, T.Vred. 1996, 113.
(*4) Cass. 11 mei 2012, C.10.0705.F, Arr.Cass. 2012, 1242, Pas. 2012, 1066 en JLMB 2013, 1018.
werkcontract Download date: 11/05/2021
Uitdrukkelijk ontbindend beding – 58 Verbintenissenrecht
blijkt die ontbinding onder die specifieke omstandigheden niet aanvaardbaar te zijn omdat zij rechtsmisbruik uitmaakt. Het wordt de schuldeiser dus niet aangewreven om buiten zijn ontbindingsbevoegdheid te hebben ontbonden (zoals bij de onregelmatige ontbindingsbeslissing), maar wel om deze bevoegdheid zo te hebben uitgeoefend dat het de grenzen van een normale rechtsuitoefening kennelijk te buiten gaat in de concrete omstandigheden.
In het Belgische recht heeft het heel wat voeten in de aarde gehad vooraleer de rechtspraak en rechtsleer aanvaardden dat ook de schuldeiser die zich op een uitdruk- kelijk ontbindend beding beroept, aan de regels van de goede trouw onderworpen is. Ondertussen is dit algemeen aanvaard. (*1) Ook de feitenrechtspraak past dit toe. (*2) Sinds de arresten van 9 maart 2009 en 8 februari 2010 is duidelijk dat ook het Hof van Cassatie de rechtmatigheidscontrole in het kader van de inwerkingstelling van uit- drukkelijk ontbindende bedingen onderschrijft. (*3)
58 Beoordeling – De rechtmatigheidscontrole biedt een geschikt instrument om na te gaan of de schuldeiser, met de inwerkingstelling van de ontbindingssanctie, geen beslissing heeft genomen die onevenredig zwaar weegt in verhouding tot de aange- wreven wanprestatie. Van rechtsmisbruik kan bijvoorbeeld sprake zijn indien de
(*1) O.m. S. STIJNS, De gerechtelijke en de buitengerechtelijke ontbinding van overeenkomsten, Antwerpen, Maklu, 1994, nr. 352 en 373-379; S. STIJNS, D. VAN GERVEN en P. WÉRY, “Chronique de jurisprudence. Les obligations: les sources (1985-1995)”, JT 1996, (689) 743, nr. 154; M. COIPEL, Éléments de théorie générale du contrat, Story-Scientia, 1999, 160-161; A. VAN OEVELEN, “Recente ontwikkelingen in de wetgeving en de rechtspraak inzake de sancties bij contractuele wanprestatie” in Overeenkomstenrecht, XXVIste Postuniversitaire cyclus Willy Delva 1999-2000, Antwerpen, Kluwer, 2000, (163) 203, nr. 268; V. PIRSON, “Les clauses relatives à la résolution des contrats” in P. WÉRY (ed.), Les clauses applicables en cas d’inexécution des obligations contractuelles, Brugge, la Charte, 2001, (93) 127-128, nr. 40;
S. RUTTEN, “Het uitdrukkelijk ontbindend beding: een kwestie van interpretatie” (noot onder Antwerpen 26 februari 2001), TBH 2002, (620) 623, nr. 12; K. VANDERSCHOT, “De sanctionering van abusieve partijbeslissingen genomen bij contrac- tuele wanprestatie: de verschillende gedaantes van de matigende werking van de goede trouw”, TBBR 2005, (87) 98, nr. 16;
S. STIJNS, “Uitdrukkelijk ontbindende bedingen, ontbindende voorwaarden en vervangingsbedingen” in S. STIJNS en
K. VANDERSCHOT (eds.), Contractuele clausules rond de (niet-)uitvoering en de beëindiging van contracten, Antwerpen, Intersentia, 2006, (77) 117, nr. 59; J.-F. GERMAIN, “Le contrôle de la gravité du manquement en présence d’une clause résolutoire expresse” (noot onder Cass. 9 maart 2009), TBBR 2010, (133) 134, nr. 5; P. WÉRY, Droit des obligations, vol. 1, Brussel, Larcier, 2011, nr. 756; P. VAN OMMESLAGHE, Les obligations in Traité de droit civil belge, Coll. De Page, Brussel, Bruylant, 2013, nr. 597; P. WÉRY, “Le contrôle judiciaire de la mise en œuvre d’une clause résolutoire expresse” (noot onder Luik 12 maart 2008), JLMB 2013, (1025), nr. 7; T. TANGHE, “Ontbindingsclausules” in G.L. BALLON, H. DE DECKER, V. SAGAERT, E. TERRYN, B. TILLEMAN en A.L. VERBEKE (eds.), Contractuele clausules, Gemeenrechtelijke clausules, II, Antwerpen, Intersentia, 2013, (1557) 1564; W. VAN GERVEN en A. VAN OEVELEN, Verbintenissenrecht, Leuven, Acco, 2015, 203-204; S. STIJNS en F. VERMANDER, Jurisprudentiële ontwikkelingen rond beëindigingsbedingen in Themis Verbintenissenrecht, nr. 95, Brugge, die Keure, 2015, (79), nr. 58; S. STIJNS, Leerboek verbintenissenrecht, boek 1, Brugge, die Keure, 2016, nr. 281; F. VERMANDER, “Ontbinding wegens wanprestatie” in Th. VANSWEEVELT en
B. WEYTS (eds.), Handboek verbintenissenrecht, Antwerpen, Intersentia, 2019, nr. 742; S. DE REY, Herstel in natura,
Brugge, die Keure, 2019, nr. 926.
(*2) Bv. Luik (3e k.) 19 december 2016, JLMB 2019, 212; Brussel 14 oktober 2015, Res Jur.Imm. 2015, 465; Luik (14e k.)
8 maart 2012, JLMB 2013, 1021, noot P. WÉRY; Antwerpen 29 juni 2007, RW 2009-10, 105; Orb. Henegouwen (afd.
Doornik) 16 juli 2019, TBBR 2020, 108; Rb. Oost-Vl. (afd. Gent, 5e burg. k.) 18 november 2015, RW 2016-17, 1152; Rb.
Gent 13 januari 2009, RW 2009-10, 114.
(*3) Zie Cass. 9 maart 2009, C.08.0331.F, Arr.Cass. 2009, 762, Pas. 2009, 689, andersluidende concl. GENICOT, TBBR
2010, 130, noot J.-F. GERMAIN en JT 2009, 392; Cass. 8 februari 2010, C.09.0416.F, Arr.Cass. 2010, 383, Pas. 2010, 402
en TBO 2011, 163. Zie ook impliciet: Cass. 5 december 2014, C.14.0061.N, Arr.Cass. 2014, 2819, Pas. 2014, 2769, RABG
2015, 411 en TBO 2015, 95.
werkcontract Download date: 11/05/2021
Verbintenissenrecht UITDRUKKELIJK ONTBINDEND BEDING – 59
uitoefening van de ontbindingsbevoegdheid een disproportionele sanctie uitmaakt in verhouding tot de ernst van de tekortkoming, de niet-nagekomen verbintenis niet wezenlijk of essentieel was bij de contractsluiting en/of wanneer de schuldenaar een redelijk aanbod heeft gedaan om aan de tekortkoming te remediëren en de schuldeiser dit zonder meer heeft geweigerd en tot uitoefening van zijn ontbin- dingsbevoegdheid is overgegaan. (*1) Ook de contractant die het gewettigd ver- trouwen van zijn medecontractant beschaamt door het contract gedurende meer dan zes jaar uit te voeren zonder enig voorbehoud te maken sinds de betwiste wanpres- tatie, zodat hij de indruk kan hebben gewekt dat hij afstand zou doen van zijn recht om het uitdrukkelijk ontbindend beding hiervoor in werking te stellen maar zich er dan toch op beroept, pleegt rechtsmisbruik. Volgens de rechter was het rechts- misbruik des te meer aanwezig in de mate dat (i) het beding werd ingeroepen bij ontstentenis van een redelijk en legitiem belang en in afwezigheid van schade, (ii) de contractant daarmee had gekozen voor de sanctie die de belangen van zijn me- decontractant het meest schaadde zonder rekening te houden met diens redelijke voorstel tot uitvoering in natura, en (iii) het recht om het contract te ontbinden van zijn doel werd afgewend en werd gebruikt in de plaats van het opzeggingsrecht met een opzegtermijn van 36 maanden dat in het contract bedongen was. (*2) Daar- entegen werd geoordeeld dat de verkopers geen rechtsmisbruik pleegden wanneer zij twee maanden wachtten om het uitdrukkelijk ontbindend beding in werking te stellen nadat de kopers de termijn voor ondertekening van de authentieke verkoop- akte lieten voorbijgaan, temeer nu was gebleken dat er geen enkele tastbare hoop bestond op een spoedige ondertekening van de akte. (*3)
Hoewel de rechter niet over de ‘volle’ bevoegdheid uit artikel 1184 oud BW beschikt
om te toetsen of de ernst van de wanprestatie de ontbinding rechtvaardigt, kan hij de ernst van de wanprestatie dus wel marginaal toetsen in het licht van het verbod op rechtsmisbruik. Bepaalt het beding aldus dat de schuldeiser kan ontbinden bij “ernstige wanprestatie”, dan herwint de rechter zijn appreciatiebevoegdheid uit artikel 1184 oud BW niet. In dat geval moet de rechter zich terughoudend opstellen (*4), omdat het uit- drukkelijk ontbindend beding principieel de ontbindingsbeslissing in handen van de schuldeiser legt en die partijbeslissing slechts marginaal mag worden getoetst. Nog anders gezegd: de rechter vermag zich niet in de plaats stellen van de contractspartij om de wanprestatie te beoordelen. Bepaalt het beding met een opsomming welke wanpres- taties de ontbinding rechtvaardigen, dan is de beoordelingsmarge van de rechter nog geringer wat de voldoende ernst betreft, maar kunnen de concrete omstandigheden een beslissende rol spelen (supra nr. 33).
(*1) Zie bv. Rb. Gent (14e k.) 13 januari 2009, RW 2009-10, 114; S. STIJNS, “Uitdrukkelijk ontbindende bedingen, ontbin- dende voorwaarden en vervangingsbedingen” in S. STIJNS en K. VANDERSCHOT (eds.), Contractuele clausules rond de (niet-)uitvoering en de beëindiging van contracten, Antwerpen, Intersentia, 2006, (77), nr. 59.
(*2) Orb. Henegouwen (afd. Doornik) 16 juli 2019, TBBR 2020, 108.
(*3) Brussel 14 oktober 2015, Res Jur.Imm. 2015, 465.
(*4) S. STIJNS, De gerechtelijke en de buitengerechtelijke ontbinding van overeenkomsten, Antwerpen, Maklu, 1994, nr. 378.
werkcontract Download date: 11/05/2021
Uitdrukkelijk ontbindend beding – 60 Verbintenissenrecht
2. Sanctie
59 Oplegging normale rechtsuitoefening of herstel van schade – Volgens het Hof van Cassatie bestaat de sanctie bij rechtsmisbruik in het opleggen van de normale uitoefe- ning van het recht of in het herstel van de schade ten gevolge van het misbruik. (*1) Dit herstel van de schade ten gevolge van het misbruik kan uiteraard een geldelijke invul- ling krijgen. In verschillende beslissingen werd de abusieve inwerkingstelling van het uitdrukkelijk ontbindend beding dan ook met schadevergoeding gesanctioneerd. (*2) Concreet betekent dit dat, ondanks het feit dat de ontbindingsbeslissing indruist tegen het verbod op rechtsmisbruik, het contract ontbonden blijft, maar de contractspartij die onrechtmatig ontbonden heeft, tot de betaling van schadevergoeding wordt veroordeeld. Het Hof van Cassatie aanvaardt eveneens dat het herstel van de schade ten gevolge van het rechtsmisbruik een niet-geldelijke invulling kan krijgen. Wanneer het rechts- misbruik erin bestaat dat op een contractueel beding een beroep wordt gedaan, is sinds het cassatiearrest van 8 februari 2001 duidelijk dat het herstel ten gevolge van het rechtsmisbruik “er kan in bestaan dat aan de schuldeiser het recht wordt ontzegd om op dat beding een beroep te doen”. (*3) Het Hof van Cassatie heeft deze beslissing nadien bevestigd. (*4) In deze arresten ging het telkens om een schadebeding, maar feiten- rechtspraak heeft deze oplossing terecht ook toegepast op het onrechtmatig beroep op een uitdrukkelijk ontbindend beding. (*5) Concreet betekent dit dat de schuldeiser, in de gegeven omstandigheden, geen beroep mag doen op het uitdrukkelijk ontbindend beding, of nog – en dit komt nagenoeg op hetzelfde neer – dat de rechter de uitwerking ontzegt aan de ontbindingsbeslissing genomen op basis van het uitdrukkelijk ontbin- dend beding. Het gevolg daarvan is dat de rechter vaststelt dat het contract ‘herleeft’. Onder andere omstandigheden, voor andere of toekomstige wanprestaties, blijft het dus
(*1) Bv. A. DE BOECK en N. VAN DAMME, “Rechtsmisbruik” in Comm.Bijz.Ov., Mechelen, Kluwer, 2020, nr. 10 en talrijke verwijzingen.
(*2) Rb. Brussel 6 maart 1997, JLMB 1998, 602; Rb. Gent 13 januari 2009, RW 2009-10, 114, noot.
(*3) Cass. 8 februari 2001, C.98.0470.N, Arr.Cass. 2001, 245, Pas. 2001, 244, RW 2001-02, 778, noot A. VAN OEVELEN,
TBBR 2004, 396 en T.Not. 2001, 473.
(*4) Cass. 2 februari 2018, C.17.0386.F, JT 2018, 462, noot F. GLANDSDORFF, RW 2018-19, 785, noot en TBBR 2019,
508.
(*5) Brussel (9e k.) 22 november 2013, JLMB 2016, 165; Antwerpen 29 juni 2007, RW 2009-10, 105, noot J. DE CONINCK;
Orb. Henegouwen (afd. Doornik) 16 juli 2019, TBBR 2020, 108; Rb. Gent 13 januari 2009, RW 2009-10, 114.
werkcontract Download date: 11/05/2021
Verbintenissenrecht UITDRUKKELIJK ONTBINDEND BEDING – 61
wel mogelijk om zich op het uitdrukkelijk ontbindend beding te beroepen. Het recht om het uitdrukkelijk ontbindend beding in werking te stellen is dus niet verbeurd. (*1)
In de huidige rechtsopvatting is de ontzegging van de rechtsuitoefening wegens rechts- misbruik geen automatische sanctie of geen automatisch gevolg van de onrechtmatige ontbinding. De rechter moet dit uitdrukkelijk opleggen. In zijn toets op rechtsmisbruik, voert de rechter namelijk een belangenafweging door. Deze belangenafweging kan zich ook op het niveau van de beteugeling van het rechtsmisbruik situeren, in die zin dat de rechter ook een andere (lichtere) sanctie kan opleggen wegens onrechtmatige ont- binding (bv. schadevergoeding), in het bijzonder wanneer de ontzegging van de rechts- uitoefening een te zware sanctie zou blijken in de gegeven omstandigheden. Hoewel het resultaat na een onregelmatige en onrechtmatige ontbindingsbeslissing dus de facto hetzelfde kan zijn, namelijk dat het contract tussen partijen gehandhaafd blijft, is dit voor de onregelmatige ontbinding een automatisch gevolg door de onwerkzaamheid van de ontbindingsbeslissing (supra nr. 56), terwijl dit voor de onrechtmatige ontbin- ding slechts een van de mogelijke sancties is ter beteugeling van het rechtsmisbruik. (*2) Het wetsvoorstel tot invoeging van boek 5 ‘Verbintenissen’ in het nieuw Burgerlijk Wetboek heft dit onderscheid op en kiest voor een eenvoudiger systeem: zowel de onre- gelmatige als de onrechtmatige ontbinding leiden (automatisch) tot de onwerkzaamheid van de ontbindingsbeslissing. Artikel 5.94 luidt immers als volgt:
“De kennisgeving waarmee de schuldeiser het contract ontbindt, is onwerkzaam indien niet voldaan is aan de vereisten van de ontbinding of indien de ontbinding abusief is”.
(*1) Hierover in het kader van de uitdrukkelijk ontbindende bedingen: S. STIJNS, De gerechtelijke en de buitengerechtelijke ontbinding van overeenkomsten, Antwerpen, Maklu, 1994, nr. 370; S. RUTTEN, “Het uitdrukkelijk ontbindend beding: een kwestie van interpretatie” (noot onder Antwerpen 26 februari 2001), TBH 2002, (620) 624-625, nr. 12; K. VANDERSCHOT, “De sanctionering van abusieve partijbeslissingen genomen bij contractuele wanprestatie: de verschillende gedaantes van de matigende werking van de goede trouw”, TBBR 2005, (87) 98-99, nr. 17; J.-F. GERMAIN, “Le contrôle de la gravité du manquement en présence d’une clause résolutoire expresse”, TBBR 2010, (133) 135, nr. 7; P. VAN RENTERGHEM, “Les clauses résolutoires expresses”, Ann.dr.Louvain 2011, (405) 429-430, nr. 43; P. WÉRY, “Le contrôle judiciaire de la mise en œuvre d’une clause résolutoire expresse” (noot onder Luik 12 maart 2008), JLMB 2013, (1025) 1031; W. VAN GERVEN en A. VAN OEVELEN, Verbintenissenrecht, Leuven, Acco, 2015, 204; S. STIJNS en F. VERMANDER, “Jurisprudentiële ontwikkelingen rond beëindigingsbedingen” in Themis Verbintenissenrecht, nr. 95, Brugge, die Keure, 2015, (79), nr. 65-67;
A. DE BOECK en F. VERMANDER, “Rechtsmisbruik in het contractenrecht: de rechtsuitoefening aan banden gelegd” in
A. VAN OEVELEN, S. RUTTEN en J. ROZIE (eds.), Rechtsmisbruik, Antwerpen, Intersentia, 2015, (29) 68, nr. 49; S. DE REY, “Ontbindingsclausules” in G.-L BALLON, H. DE DECKER, V. SAGAERT, E. TERRYN, B. TILLEMAN en A.-L. VERBEKE (eds.), Aanneming – bouwwerken in Contractuele clausules, IV, Antwerpen, Intersentia, 2016, (269) 342;
F. VERMANDER, “Ontbinding wegens wanprestatie” in Th. VANSWEEVELT en B. WEYTS (eds.), Handboek verbintenis- senrecht, Antwerpen, Intersentia, 2019, 550.
(*2) Zie S. DE REY, Herstel in natura, Brugge, die Keure, 2019, nr. 931.