ZITTING 1961—1962 — 677 3 (R 290 )
ZITTING 1961—1962 — 677 3 (R 290 )
Europese overeenkomst betreffende de douanebehande- ling van kutdborden gebruikt bij internationaal vervoer, op 9 december 1960 te Genève gesloten
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Nr. 1
Ter griffie van de Tweede Kamer der Statcn-Generaal
ontvangen: 23 juli 1962. 's-Gravenhage, 9 juli 1962.
De wens, dat deze overeenkomst aan de uitdrukke- lijke goedkeuring van de Statcn-Generaal zal worden onderworpen, kan door of namens de Kamer of door
ten minste dertig leden der Kamer of door de Gevol- machtigde Minister van Suriname, onderscheidenlijk van de Nederlandse Antillen, te kennen worden gegeven uiterlijk op 22 augustus 1962.
Aan
de Heer Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Ter voldoening aan het bepaalde in artikel 60, lid 2, en onder
verwijzing naar artikel 61, lid 3, van de Grondwet, alsmede naar artikel 24, eerste lid, van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, heb ik de eer U Hoogedelgestrenge hiernevens over te leggen de op 9 december 1960 te Genève gesloten Europese Overeen- komst betreffende de douanebchandeling van laadborden ge- bruikt bij internationaal vervoer (Trb. 1961, 140) l ) .
Een toelichtende nota bij de Overeenkomst gelieve U Hoog- edelgestrenge hiernevens aan te treffen.
Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, zal de Over- eenkomst alleen voor Nederland en de Nederlandse Antillen gelden.
Aan de Gouverneurs van Suriname en van de Nederlandse Antillen is verzocht, bovengenoemde stukken op 23 juli 1962 over te leggen aan de Staten van Suriname, onderscheidenlijk van de Nederlandse Antillen.
De Gevolmachtigde Ministers van Suriname en van de Ne- derlandse Antillen zijn van de overlegging in kennis gesteld.
De Minister van Buitenlandse Zaken a.i.,
X. XX XXXX.
Toelichtende nota
De Europese Overeenkomst betreffende de douanebehande- ling van laadborden, gebruikt bij internationaal vervoer, is op
9 december 1960 te Genève onder auspiciën van de Econo- mische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties tot stand gekomen.
Het gebruik van laadborden is de laatste jaren, ook in het internationale vervoer, aanzienlijk toegenomen, daar deze hulp- middelen het vervoer van stukgoederen aanzienlijk vergemak- keiijken, zowel bij afzending als bij overlading onderweg en bij lossing en opslag. Een laadbord bestaat namelijk in hoofdzaak uit een vloer, waarop stukgoederen kunnen worden bijeen ge- plaatst, ten einde als één geheel te worden vervoerd.
Ten einde het vervoer van ledige laadborden tot een mini- mum te beperken, is in Europese vervoerskringen de gedachte gerezen een regeling te treffen, waarbij laadborden, die beladen worden uitgevoerd, niet naar het land van uitvoer behoeven te worden teruggezonden, maar kunnen worden vervangen door gelijksoortige, zo mogelijk eveneens beladen, laadborden uit het buitenland.
Dit vormde de voornaamste aanleiding tot het ontwerpen van de onderhavige overeenkomst, waarbij de deelnemende landen op basis van wederkerigheid vrijstelling verlenen van bij invoer verschuldigde belastingen ter zake van de invoer van al dan niet beladen laadborden, zulks op voorwaarde, dat hetzij de laadborden tevoren uit het betrokken land werden uitge- voerd of later zullen worden uitgevoerd, hetzij een gelijk aantal laadborden van dezelfde soort en van ongeveer dezelfde waarde voordien werd uitgevoerd of later zal worden uitgevoerd.
Wat betreft de formaliteiten ter verkrijging van de vrijstelling maakt de overeenkomst onderscheid tussen enerzijds Iaadbor-
1) Nedergelegd ter griffie, ter inzage van de leden. I 6773 (R 290) 1
2
den waaromtrent de gebruikers niets naders hebben bepaald en anderzijds laadborden, die krachtens een contract door ver- scheidenc belanghebbenden gezamenlijk worden gebruikt.
De overeenkomstsluitende partijen zullen hun douancformali- teiten zoveel mogelijk vereenvoudigen en met name voor de tweede categorie bij in- en uitvoer geen douanedocument eisen, noch zekerheidstelling voor de bij invoer verschuldigde belas- tingen. Deze faciliteiten zullen worden genoten met betrekking tot laadborden, die door belanghebbenden krachtens een — vooraf door de douaneautoriteiten goed te keuren — contract met het oog op gezamenlijk gebruik zullen worden ingebracht in een „pool".
Met betrekking tot de artikelen van de overeenkomst zij het volgende opgemerkt.
Artikel 2 omschrijft de vrijstelling en de algemene voor- waarden, waaronder zij wordt verleend. Het derde lid van het artikel verplicht de verdragspartners tot het nastreven van zo vérgaande faciliteiten als hun mogelijk is.
Artikel 3 noemt onder meer een aantal bepalingen, die niet mogen ontbreken in een ,,pool"-contract. De bij een zodanig contract betrokken partijen zullen rekeningen moeten bijhouden betreffende de aantallen binnenkomende en uitgaande laad- borden. De saldi dezer rekening zullen periodiek moeten wor- den verrekend door onderlinge uitwisseling van laadborden. Onmiddellijk na elke verrekening bestaat derhalve voor ieder betrokken land overeenstemming tussen de aantallen ingevoerde en uitgevoerde laadborden.
Artikel 4 beoogt te voorkomen, dat de voor tijdelijk inge- voerde of wederingevoerde laadborden geldende vrijstelling ten onrechte eveneens wordt toegepast op in het buitenland ge- kochte en daarna voor de eerste maal ingevoerde laadborden. Voorts heeft het artikel ten doel te voorkomen, dat de bij uit- voer gewoonlijk verleende restituties van belastingen worden genoten met betrekking tot laadborden, die met toepassing van de onderhavige overeenkomst worden uitgevoerd of wederuit- gevoerd.
Artikel 5 laat de mogelijkheid open tot het toekennen van verder gaande faciliteiten dan in de overeenkomst worden om- schreven.
Hoofdstuk II bevat de voor douaneovcreenkomsten gebruike- lijke slotbepalingen; zij komen vrijwel overeen met de reeds door het Koninkrijk der Nederlanden (met betrekking tot Nederland) bekrachtigde Douane-overeenkomst inzake het in- tcrnationaal vervoer van goederen onder dekking van carnets
T.I.R. van 15 januari 1959 (laatstelijk Trb. 1961, 22).
Het Nederlandse douane-regime voor laadborden is reeds thans zeer eenvoudig. Laadborden worden namelijk hier te lande voor de toepassing van de douanevoorschriften behandeld als verpakkingsmiddelen, hetgeen betekent, dat zij op de plaats van vrijmaking in het algemeen zonder enige formaliteiten wor- den vrijgegeven voor zover zij kennelijk sporen van gebruik dragen, voorzien zijn van aanduidingen nopens de eigenaar en indien redelijkerwijs mag worden aangenomen, dat de laad- borden hetzij weder zullen worden uitgevoerd, hetzij zijn inge- voerd na voorafgaande uitvoer uit het vrije verkeer.
Met het oog op het belang, dat voor Nederlandse gebruikers van laadborden verbonden is aan de vrijstelling van belasting en de vereenvoudiging van formaliteiten bij invoer in andere landen, is het wenselijk, dat de onderhavige overeenkomst wordt bekrachtigd.
De Regering van de Nederlandse Antillen heeft doen weten, dat zij medegelding van de overeenkomst voor haar land wense- lijk acht, daar de getroffen regeling om, mutatis mutandis, dezelfde reden ook voor de gebruikers van laadborden in de Nederlandse Antillen van belang is.
De Staatssecretaris van Financien,
XXX XXX XXXXX.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
X. XXXX.