BESLUIT Nr. 1/2022 VAN HET GEMENGD COMITÉ LUCHTVERVOER EUROPESE UNIE/ ZWITSERLAND, OPGERICHT BIJ DE OVEREENKOMST INZAKE LUCHTVERVOER TUSSEN DE EUROPESE GEMEENSCHAP EN DE ZWITSERSE BONDSSTAAT,
HaNDELINGEN vaN BIJ INTERNaTIONaLE
OvEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGaNEN
BESLUIT Nr. 1/2022 VAN HET GEMENGD COMITÉ LUCHTVERVOER EUROPESE UNIE/ ZWITSERLAND, OPGERICHT BIJ DE OVEREENKOMST INZAKE LUCHTVERVOER TUSSEN DE EUROPESE GEMEENSCHAP EN DE ZWITSERSE BONDSSTAAT,
van 24 november 2022
tot vervanging van de bijlage bij de Overeenkomst inzake luchtvervoer tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat [2022/2471]
HET COMITÉ LUCHTvERvOER EUROPESE UNIE/ZWITSERLaND,
Gezien de Overeenkomst inzake luchtvervoer tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat (“de overeenkomst”), en met name artikel 23, lid 4,
BESLUIT:
Enig artikel
Met ingang van 1 januari 2023 vervangt de bijlage bij dit besluit de bijlage bij de Overeenkomst.
Gedaan te Bern en Brussel, 24 november 2022.
Voor het Gemengd Comité
Het hoofd van delegatie van de Europese Unie
Xxxxx XXXXXXXX
Het hoofd van de Zwitserse delegatie
Xxxxxxxxx XXXXXX
Met het oog op de toepassing van deze overeenkomst geldt het volgende:
— krachtens het verdrag van Lissabon, dat op 1 december 2009 van kracht is geworden, treedt de Europese Unie in de plaats van de Europese Gemeenschap, waarvan zij de opvolger is;
— wanneer in deze bijlage gespecificeerde besluiten verwijzingen bevatten naar lidstaten van de Europese Gemeenschap, zoals vervangen door de Europese Unie, of een eis betreffende een verband met laatstgenoemde, gelden deze verwijzingen, voor de toepassing van deze Overeenkomst, als eveneens van toepassing op Zwitserland, of op de eis betreffende een verband met Zwitserland;
— de verwijzingen naar de verordeningen (EEG) nr. 2407/92 en (EEG) nr. 2408/92 van de Raad in de artikelen 4, 15, 18, 27 en 35 van de Overeenkomst worden begrepen als verwijzingen naar verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad;
— Onverminderd artikel 15 van deze overeenkomst wordt onder de in onderstaande richtsnoeren en verordeningen van de Gemeenschap gebruikte term “communautaire luchtvaartmaatschappij” tevens verstaan een luchtvaartmaatschappij die een exploitatievergunning heeft en die haar hoofdzetel en, in voorkomend geval, haar statutaire zetel in Zwitserland heeft overeenkomstig verordening (EG) nr. 1008/2008. verwijzingen naar verordening (EEG) nr. 2407/92 van de Raad worden begrepen als verwijzingen naar verordening (EG) nr. 1008/2008;
— verwijzingen in de volgende teksten naar de artikelen 81 en 82 van het verdrag of naar de artikelen 101 en 102 van het verdrag betreffende de werking van de Europese Unie worden begrepen als verwijzingen naar de artikelen 8 en 9 van deze Overeenkomst.
1. Liberalisering van de luchtvaart en andere regels betreffende de burgerluchtvaart
Verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 24 september 2008 inzake gemeenschappelijke regels voor de exploitatie van luchtdiensten in de Gemeenschap (herschikking), PB L 293 van 31.10.2008, blz. 3, als gewijzigd bij:
— verordening (EU) 2018/1139, PB L 212 van 22.8.2018, blz. 1,
— verordening (EU) 0000/000, XX X 165 van 27.5.2020, blz. 1,
— Gedelegeerde verordening (EU) 2020/2114 van de Commissie, PB L 426 van 17.12.2020, blz. 1. verordening (EU) 2020/2114 is sinds 18.12.2020 integraal van toepassing in Zwitserland,
— Gedelegeerde verordening (EU) 2020/2115 van de Commissie, PB L 426 van 17.12.2020, blz. 4. verordening (EU) 2020/2115 is sinds 18.12.2020 integraal van toepassing in Zwitserland.
Richtlijn 2000/79/EG van de Raad van 27 november 2000 inzake de inwerkingstelling van de Europese Overeenkomst betreffende de organisatie van de arbeidstijd van mobiel personeel in de burgerluchtvaart gesloten door de association of European airlines (aEa), de European Transport Workers’ association (ETF), de European Cockpit association (ECa), de European Regions airline association (ERa) en de International air Carrier association (IaCa) (voor de EER relevante tekst), PB L 302 van 1.12.2000, blz. 57.
Richtlijn 2003/88/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd, PB L 299 van 18.11.2003, blz. 9.
Verordening (EG) nr. 437/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 27 februari 2003 betreffende de statistische registratie van het passagiers-, vracht- en postvervoer door de lucht, PB L 66 van 11.3.2003, blz. 1, als gewijzigd bij:
— verordening (EG) nr. 1358/2003 van de Commissie, PB L 49 van 17.2.2007, blz. 9.
Verordening (EG) nr. 1358/2003 van de Commissie van 31 juli 2003 tot uitvoering van verordening (EG) nr. 437/2003 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de statistische registratie van het passagiers-, vracht- en postvervoer door de lucht en tot wijziging van de bijlagen I en II daarbij, PB L 194 van 1.8.2003, blz. 9, als gewijzigd bij:
— verordening (EG) nr. 158/2007 van de Commissie, PB L 49 van 17.2.2007, blz. 9.
Verordening (EG) nr. 785/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende de verzekeringseisen voor luchtvervoerders en vliegtuigexploitanten, PB L 138 van 30.4.2004, blz. 1, als gewijzigd bij:
— verordening (EU) nr. 285/2010 van de Commissie, PB L 87 van 7.4.2010, blz. 19,
— Gedelegeerde verordening (EU) 2020/1118 van de Commissie, PB L 243 van 29.7.2020, blz. 1.
Verordening (EEG) nr. 95/93 van de Raad van 18 januari 1993 betreffende gemeenschappelijke regels voor de toewijzing van “slots” op communautaire luchthavens, PB L 14 van 22.1.1993, blz. 1 (artikelen 1-12), als gewijzigd bij:
— verordening (EG) nr. 793/2004, PB L 138 van 30.4.2004, blz. 50,
— verordening (EU) 0000/000, XX X 99 van 31.3.2020, blz. 1,
— Gedelegeerde verordening (EU) 2020/1477 van de Commissie, PB L 338 van 15.10.2020, blz. 4,
— verordening (EU) 0000/000, XX X 58 van 19.2.2021, blz. 1, artikel 10 bis, leden 1 en 4, van verordening (EEG) nr. 95/93, als gewijzigd bij artikel 1, lid 6, van verordening (EU) 2021/250 zijn sinds 20.2.2021 van toepassing in Zwitserland,
— Gedelegeerde verordening (EU) 2021/1889 van de Commissie, PB L 384 van 29.10.2021, blz. 20,
— Gedelegeerde verordening (EU) 2022/255 van de Commissie, PB L 42 van 23.2.2022, blz. 1.
Richtlijn 2009/12/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2009 inzake luchthavenheffingen (voor de EER relevante tekst), PB L 70 van 14.3.2009, blz. 11.
Richtlijn 96/67/EG van de Raad van 15 oktober 1996 betreffende de toegang tot de grondafhandelingsmarkt op de luchthavens van de Gemeenschap, PB L 272 van 25.10.1996, blz. 36, (artikelen 1-9, 11-23 en 25).
Verordening (EG) nr. 80/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 14 januari 2009 inzake een gedragscode voor geautomatiseerde boekingssystemen en tot intrekking van verordening (EEG) nr. 2299/89 van de Raad (voor de EER relevante tekst), PB L 35 van 4.2.2009, blz. 47.
2. Mededingingsregels
Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het verdrag (voor de EER relevante tekst), PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1 (artikelen 1-13 en 15-45)
(voor zover deze verordening relevant is voor de toepassing van deze overeenkomst. De opname van deze verordening heeft geen gevolgen voor de taakverdeling uit hoofde van deze overeenkomst).
Verordening (EG) nr. 773/2004 van de Commissie van 7 april 2004 betreffende procedures van de Commissie op grond van de artikelen 81 en 82 van het EG-verdrag (voor de EER relevante tekst), PB L 123 van 27.4.2004, blz. 18, als gewijzigd bij:
— verordening (EG) nr. 622/2008 van de Commissie, PB L 171 van 1.7.2008, blz. 3.
Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad van 20 januari 2004 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen (de “EG-concentratieverordening”) (voor de EER relevante tekst), PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1, (artikelen 1-18, artikel 19, leden 1 en 2, en artikelen 20-23)
Met betrekking tot artikel 4, lid 5, van de concentratieverordening is het volgende van toepassing tussen de Europese Gemeenschap en Zwitserland:
(1) Met betrekking tot een concentratie, zoals gedefinieerd in artikel 3 van verordening (EG) nr. 139/2004, die geen communautaire dimensie heeft in de zin van artikel 1 van die verordening en die kan worden onderzocht op basis van de nationale mededingingswetten van minstens drie EG-lidstaten en de Zwitserse Bondsstaat, mogen de in artikel 4, lid 2, van die verordening vermelde personen of ondernemingen, alvorens de concentratie bij de bevoegde autoriteiten aan te melden, de Europese Commissie door middel van een gemotiveerde kennisgeving meedelen dat de concentratie door de Commissie moet worden onderzocht.
(2) De Europese Commissie stuurt alle kennisgevingen die overeenkomstig artikel 4, lid 5, van verordening (EG) nr. 139/2004 en de vorige alinea zijn ingediend, onverwijld door naar de Zwitserse Bondsstaat.
(3) als de Zwitserse Bondsstaat het oneens is met het verzoek om de zaak te verwijzen, behoudt de bevoegde Zwitserse mededingingsautoriteit haar bevoegdheid en wordt de zaak overeenkomstig deze alinea niet naar de Commissie verwezen.
Overeenkomstig de uiterste termijnen van artikel 4, leden 4 en 5, artikel 9, leden 2 en 6, en artikel 22, lid 2, van de concentratieverordening:
(1) stuurt de Europese Commissie overeenkomstig artikel 4, leden 4 en 5, artikel 9, leden 2 en 6, en artikel 22, lid 2, onverwijld alle relevante documenten naar de bevoegde Zwitserse mededingingsautoriteit;
(2) begint de berekening van de in artikel 4, leden 4 en 5, artikel 9, leden 2 en 6, en artikel 22, lid 2, van verordening (EG) nr. 139/2004 uiterste termijnen voor de Zwitserse Bondsstaat na ontvangst van de relevante documenten door de bevoegde Zwitserse mededingingsautoriteit.
Verordening (EG) nr. 802/2004 van de Commissie van 21 april 2004 tot uitvoering van verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad betreffende de controle op concentraties van ondernemingen (voor de EER relevante tekst), PB L 133 van 30.4.2004, blz. 1 (artikelen 1-24), als gewijzigd bij:
— verordening (EG) nr. 1792/2006 van de Commissie, PB L 362 van 20.12.2006, blz. 1,
— verordening (EG) nr. 1033/2008 van de Commissie, PB L 279 van 22.10.2008, blz. 3,
— Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1269/2013 van de Commissie, PB L 336 van 14.12.2013, blz. 1.
Richtlijn 2006/111/EG van de Commissie van 16 november 2006 betreffende de doorzichtigheid in de financiële betrekkingen tussen lidstaten en openbare bedrijven en de financiële doorzichtigheid binnen bepaalde ondernemingen (Gecodificeerde versie) (voor de EER relevante tekst), PB L 318 van 17.11.2006, blz. 17.
Verordening (EG) nr. 487/2009 van de Raad van 25 mei 2009 betreffende de toepassing van artikel 81, lid 3, van het verdrag op bepaalde groepen overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen in de sector van het luchtvervoer (Gecodificeerde versie) (voor de EER relevante tekst), PB L 148 van 11.6.2009, blz. 1.
3. Veiligheid van de luchtvaart
Verordening (EU) 2018/1139 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2018 inzake gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart, en tot wijziging van de verordeningen (EG) nr. 2111/2005, (EG) nr. 1008/2008, (EU) nr. 996/2010, (EU) nr. 376/2014 en de Richtlijnen 2014/30/EU en 2014/53/EU van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van de verordeningen (EG) nr. 552/2004 en (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad en verordening (EEG) nr. 3922/91 van de Raad, PB L 212 van 22.8.2018, blz. 1, als gewijzigd bij:
— Gedelegeerde verordening (EU) 2021/1087 van de Commissie, PB L 236 van 5.7.2021, blz. 1.
De bevoegdheden die overeenkomstig de verordening aan het agentschap zijn toegekend, gelden ook in Zwitserland.
De bevoegdheden die aan de Commissie zijn toegekend voor het nemen van beslissingen krachtens artikel 2, leden 6 en 7, artikel 41, lid 6, artikel 62, lid 5, artikel 67, leden 2 en 3, artikel 70, lid 4, artikel 71, lid 2, artikel 76, lid 4, artikel 84, lid 1,
artikel 85, lid 9, artikel 104, lid 3, punt i), artikel 105, lid 1, en artikel 106, leden 1 en 6, gelden ook in Zwitserland.
Niettegenstaande de horizontale aanpassing in het tweede streepje van de bijlage bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en de Zwitserse Bondsstaat inzake luchtvervoer, zijn de verwijzingen naar de “lidstaten” in de bepalingen van verordening (EU) nr. 182/2011 als vermeld in artikel 127 van verordening (EU) 2018/1139, niet van toepassing op Zwitserland.
Niets in de verordening mag worden geïnterpreteerd alsof de autoriteit om uit hoofde van internationale overeenkomsten namens Zwitserland op te treden met een ander doel dan het verlenen van bijstand bij de naleving van de uit dergelijke overeenkomsten voortvloeiende verplichtingen, aan het EaSa wordt overgedragen.
De tekst van de verordening wordt voor de toepassing van deze overeenkomst als volgt aangepast:
a) artikel 68 wordt als volgt gewijzigd:
i) in lid 1, punt a), wordt “of Zwitserland” ingevoegd na “de Unie”;
ii) het volgende lid wordt toegevoegd:
“4. voert de Unie met een derde land onderhandelingen over de sluiting van een overeenkomst die het mogelijk maakt dat een lidstaat of het agentschap certificaten aflevert op basis van certificeringen van de luchtvaartau toriteiten van dat derde land, dan streeft zij ernaar dat Zwitserland het betrokken derde land een soortgelijke overeenkomst aanbiedt. Zwitserland streeft er op zijn beurt naar met derde landen overeenkomsten te sluiten die overeenstemmen met die van de Unie.”;
b) aan artikel 95 wordt het volgende lid toegevoegd:
“3. In afwijking van artikel 12, lid 2, punt a), van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie, kunnen onderdanen van Zwitserland die in het bezit zijn van al hun burgerrechten op contractbasis in dienst worden genomen door de uitvoerend directeur van het agentschap.”;
c) aan artikel 96 wordt de volgende alinea toegevoegd:
“Zwitserland past het Protocol inzake voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie, dat als bijlage a bij deze bijlage is gevoegd, toe op het agentschap, overeenkomstig het aanhangsel bij bijlage a.”;
d) aan artikel 102 wordt het volgende lid toegevoegd:
“5. Zwitserland neemt volwaardig deel aan de werkzaamheden van de raad van bestuur en heeft binnen deze raad dezelfde rechten en plichten als de EU-lidstaten, met uitzondering van stemrecht.”;
e) aan artikel 120 wordt het volgende lid toegevoegd:
“13. Zwitserland neemt deel aan de in lid 1, punt b), vermelde regeling voor financiële bijdragen, overeenkomstig de volgende formule:
S (0,2/100) + S [1 — (a+b) 0,2/100] c/C
waarbij:
S | = het gedeelte van de begroting van het agentschap dat niet wordt gedekt door de in lid 1, punt c) en d), vermelde vergoedingen en heffingen |
a | = het aantal geassocieerde landen |
b | = het aantal EU-lidstaten |
c | = de bijdrage van Zwitserland tot de ICaO-begroting |
C | = de totale bijdrage van de EU-lidstaten en van de geassocieerde landen tot de ICaO-begroting.”; |
f) aan artikel 122 wordt het volgende lid toegevoegd:
“6. De bepalingen met betrekking tot financiële controle door de Unie in Zwitserland, wat de deelnemers aan de activiteiten van het agentschap betreft, zijn uiteengezet in bijlage B bij de onderhavige bijlage.”;
g) Bijlage I bij de verordening wordt uitgebreid tot de volgende luchtvaartuigen, in de hoedanigheid van producten die onder artikel 3, lid 1, punt a), van verordening (EU) nr. 748/2012 van de Commissie van 3 augustus 2012 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften inzake de luchtwaardigheid en milieucertificering van luchtvaartuigen en aanverwante producten, onderdelen en uitrustingsstukken, alsmede voor de certificering van ontwerp- en productieor ganisaties (1) vallen:
a/c — [HB-JES] — type Gulfstream G-v, a/c — [HB-ZDF] — type MD900;
h) In artikel 132, lid 1, wordt de verwijzing naar verordening (EU) 2016/679 wat Zwitserland betreft, begrepen als een verwijzing naar de desbetreffende nationale wetgeving;
i) artikel 140, lid 6, is niet van toepassing op Zwitserland.
Verordening (EU) nr. 1178/2011 van de Commissie van 3 november 2011 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures met betrekking tot de bemanning van burgerluchtvaartuigen, overeenkomstig verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad, PB L 311 van 25.11.2011, blz. 1, als gewijzigd bij:
— verordening (EU) nr. 290/2012 van de Commissie, PB L 100 van 5.4.2012, blz. 1,
— verordening (EU) nr. 70/2014 van de Commissie, PB L 23 van 28.1.2014, blz. 25,
— verordening (EU) nr. 245/2014 van de Commissie, PB L 74 van 14.3.2014, blz. 33,
— verordening (EU) 2015/445 van de Commissie, PB L 74 van 18.3.2015, blz. 1,
— verordening (EU) 2016/539 van de Commissie, PB L 91 van 7.4.2016, blz. 1,
— verordening (EU) 2018/1065 van de Commissie, PB L 192 van 30.7.2018, blz. 21,
— verordening (EU) 2018/1119 van de Commissie, PB L 204 van 13.8.2018, blz. 13,
— verordening (EU) 2018/1974 van de Commissie, PB L 326 van 20.12.2018, blz. 1,
— verordening (EU) 2019/27 van de Commissie, PB L 8 van 10.1.2019, blz. 1,
— Uitvoeringsverordening (EU) 2019/430 van de Commissie, PB L 75 van 19.3.2019, blz. 66,
— Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1747 van de Commissie, PB L 268 van 22.10.2019, blz. 23,
— Uitvoeringsverordening (EU) 2020/359 van de Commissie, PB L 67 van 5.3.2020, blz. 82,
— Gedelegeerde verordening (EU) 2020/723 van de Commissie, PB L 170 van 2.6.2020, blz. 1,
— Uitvoeringsverordening (EU) 2020/2193 van de Commissie, PB L 434 van 23.12.2020, blz. 13,
— Uitvoeringsverordening (EU) 2021/1310 van de Commissie, PB L 284 van 9.8.2021, blz. 15,
— Uitvoeringsverordening (EU) 2021/2227 van de Commissie, PB L 448 van 15.12.2021, blz. 39,
— Uitvoeringsverordening (EU) 2022/844 van de Commissie, PB L 148 van 31.5.2022, blz. 24.
Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/723 van de Commissie van 4 maart 2020 tot vaststelling van gedetailleerde regels met betrekking tot de erkenning van pilootcertificaten van derde landen en tot wijziging van verordening (EU) nr. 1178/2011, PB L 170 van 2.6.2020, blz. 1.
Verordening (EEG) nr. 3922/91 van de Raad van 16 december 1991 inzake de harmonisatie van technische voorschriften en administratieve procedures op het gebied van de burgerluchtvaart, PB L 373 van 31.12.1991, blz. 4 (artikelen 1-3, artikel 4, lid 2, artikelen 5-11 en artikel 13), als gewijzigd bij:
— verordening (EG) nr. 1899/2006, PB L 377 van 27.12.2006, blz. 1,
— verordening (EG) nr. 1900/2006, PB L 377 van 27.12.2006, blz. 176,
— verordening (EG) nr. 8/2008 van de Commissie, PB L 10 van 12.1.2008, blz. 1,
— verordening (EG) nr. 859/2008 van de Commissie, PB L 254 van 20.9.2008, blz. 1.
(1) PB L 224 van 21.8.2012, blz. 1.
Overeenkomstig artikel 139 van verordening (EU) 2018/1139 wordt verordening (EEG) nr. 3922/91 ingetrokken met ingang van de datum van toepassing van de gedetailleerde regels die zijn vastgesteld krachtens artikel 32, lid 1, punt a), van verordening (EU) 2018/1139 inzake de vlieg- en diensttijd en de rustverplichtingen met betrekking tot luchttaxi’s, medische nooddiensten en commerciële luchtvervoersactiviteiten met één piloot door vliegtuigen.
Verordening (EU) nr. 996/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 inzake onderzoek en preventie van ongevallen en incidenten in de burgerluchtvaart en houdende intrekking van Richtlijn 94/56/EG (voor de EER relevante tekst), PB L 295 van 12.11.2010, blz. 35, als gewijzigd bij:
— verordening (EU) nr. 376/2014, PB L 122 van 24.4.2014, blz. 18,
— verordening (EU) 2018/1139, PB L 212 van 22.8.2018, blz. 1.
Verordening (EG) nr. 104/2004 van de Commissie van 22 januari 2004 tot vaststelling van regels voor de organisatie en de samenstelling van de kamer van beroep van het Europees agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart, PB L 16 van 23.1.2004, blz. 20.
Verordening (EG) nr. 2111/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2005 betreffende de vaststelling van een communautaire lijst van luchtvaartmaatschappijen waaraan een exploitatieverbod binnen de Gemeenschap is opgelegd en het informeren van luchtreizigers over de identiteit van de exploiterende luchtvaartmaat
xxxxxxxx, en tot intrekking van artikel 9 van Xxxxxxxxx 2004/36/EG 27.12.2005, blz. 15, als gewijzigd bij:
— verordening (EU) 2018/1139, PB L 212 van 22.8.2018, blz. 1.
(voor de EER relevante tekst), PB L 344 van
Verordening (EG) nr. 473/2006 van de Commissie van 22 maart 2006 tot vaststelling van uitvoeringsregels voor de in hoofdstuk II van verordening (EG) nr. 2111/2005 van het Europees Parlement en de Raad bedoelde communautaire lijst van luchtvaartmaatschappijen waaraan een exploitatieverbod is opgelegd in de Gemeenschap (voor de EER relevante tekst), PB L 84 van 23.3.2006, blz. 8.
Verordening (EG) nr. 474/2006 van de Commissie van 22 maart 2006 tot vaststelling van de in hoofdstuk II van verordening (EG) nr. 2111/2005 van het Europees Parlement en de Raad bedoelde communautaire lijst van luchtvaartmaat schappijen waaraan een exploitatieverbod is opgelegd in de Gemeenschap, PB L 84 van 23.3.2006, blz. 14, als laatstelijk gewijzigd bij:
— Uitvoeringsverordening (EU) 2022/862 van de Commissie, PB L 151 van 2.6.2022, blz. 45.
Verordening (EU) nr. 1332/2011 van de Commissie van 16 december 2011 tot vaststelling van gemeenschappelijke eisen voor het gebruik van het luchtruim en exploitatieprocedures voor het vermijden van botsingen in de lucht (voor de EER relevante tekst), PB L 336 van 20.12.2011, blz. 20, als gewijzigd bij:
— verordening (EU) 2016/583 van de Commissie, PB L 101 van 16.4.2016, blz. 7.
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 646/2012 van de Commissie van 16 juli 2012 houdende vaststelling van uitvoerings bepalingen inzake boeten en dwangsommen uit hoofde van verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad (voor de EER relevante tekst), PB L 187 van 17.7.2012, blz. 29.
Verordening (EU) nr. 748/2012 van de Commissie van 3 augustus 2012 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften inzake de luchtwaardigheid en milieucertificering van luchtvaartuigen en aanverwante producten, onderdelen en uitrustingsstukken, alsmede voor de certificering van ontwerp- en productieorganisaties, PB L 224 van 21.8.2012, blz. 1, als gewijzigd bij:
— verordening (EU) nr. 7/2013 van de Commissie, PB L 4 van 9.1.2013, blz. 36,
— verordening (EU) nr. 69/2014 van de Commissie, PB L 23 van 28.1.2014, blz. 12,
— verordening (EU) 2015/1039 van de Commissie, PB L 167 van 1.7.2015, blz. 1,
— verordening (EU) 2016/5 van de Commissie, PB L 3 van 6.1.2016, blz. 3,
— Gedelegeerde verordening (EU) 2019/897 van de Commissie, PB L 144 van 3.6.2019, blz. 1,
— Gedelegeerde verordening (EU) 2020/570 van de Commissie, PB L 132 van 27.4.2020, blz. 1,
— Gedelegeerde verordening (EU) 2021/699 van de Commissie, PB L 145 van 28.4.2021, blz. 1,
— Gedelegeerde verordening (EU) 2021/1088 van de Commissie, PB L 236 van 5.7.2021, blz. 3,
— Gedelegeerde verordening (EU) 2022/201 van de Commissie, PB L 33 van 15.2.2022, blz. 7,
— Uitvoeringsverordening (EU) 2022/203 van de Commissie, PB L 33 van 15.2.2022, blz. 46.
Verordening (EU) nr. 965/2012 van de Commissie van 5 oktober 2012 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures met betrekking tot de bemanning van burgerluchtvaartuigen, overeenkomstig verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad, PB L 296 van 25.10.2012, blz. 1, als gewijzigd bij:
— verordening (EU) nr. 800/2013 van de Commissie, PB L 227 van 24.8.2013, blz. 1,
— verordening (EU) nr. 71/2014 van de Commissie, PB L 23 van 28.1.2014, blz. 27,
— verordening (EU) nr. 83/2014 van de Commissie, PB L 28 van 31.1.2014, blz. 17,
— verordening (EU) nr. 379/2014 van de Commissie, PB L 123 van 24.4.2014, blz. 1,
— verordening (EU) 2015/140 van de Commissie, PB L 24 van 30.1.2015, blz. 5,
— verordening (EU) 2015/1329 van de Commissie, PB L 206 van 1.8.2015, blz. 21,
— verordening (EU) 2015/640 van de Commissie, PB L 106 van 24.4.2015, blz. 18,
— verordening (EU) 2015/2338 van de Commissie, PB L 330 van 16.12.2015, blz. 1,
— verordening (EU) 2016/1199 van de Commissie, PB L 198 van 23.7.2016, blz. 13,
— verordening (EU) 2017/363 van de Commissie, PB L 55 van 2.3.2017, blz. 1,
— verordening (EU) 2018/394 van de Commissie, PB L 71 van 14.3.2018, blz. 1,
— verordening (EU) 2018/1042 van de Commissie, PB L 188 van 25.7.2018, blz. 3, als gewijzigd bij:
— Uitvoeringsverordening (EU) 2020/745 van de Commissie, PB L 176 van 5.6.2020, blz. 11,
— Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1975 van de Commissie, PB L 326 van 20.12.2018, blz. 53,
— Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1387 van de Commissie, PB L 229 van 5.9.2019, blz. 1, als gewijzigd bij:
— Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1176 van de Commissie, PB L 259 van 10.8.2020, blz. 10,
— Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1384 van de Commissie, PB L 228 van 4.9.2019, blz. 106,
— Uitvoeringsverordening (EU) 2020/2036 van de Commissie, PB L 416 van 11.12.2020, blz. 24; de punten 4 t.e.m. 6 van de bijlage bij verordening (EU) 2020/2036 zijn sinds 31.12.2020 van toepassing in Zwitserland,
— Uitvoeringsverordening (EU) 2021/1062 van de Commissie, PB L 229 van 29.6.2021, blz. 3,
— Uitvoeringsverordening (EU) 2021/1296 van de Commissie, PB L 282 van 5.8.2021, blz. 5,
— Uitvoeringsverordening (EU) 2021/2237 van de Commissie, PB L 450 van 16.12.2021, blz. 21,
— Uitvoeringsverordening (EU) 2022/414 van de Commissie, PB L 85 van 14.3.2022, blz. 4,
— Uitvoeringsverordening (EU) 2022/790 van de Commissie, PB L 141 van 20.5.2022, blz. 13.
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 628/2013 van de Commissie van 28 juni 2013 inzake de werkmethoden van het Europees agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart voor de uitvoering van normaliseringsinspecties en het toezicht op de toepassing van de regels van verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad, en houdende intrekking van verordening (EG) nr. 736/2006 van de Commissie (voor de EER relevante tekst); PB L 179 van 29.6.2013, blz. 46.
Verordening (EU) nr. 139/2014 van de Commissie van 12 februari 2014 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures met betrekking tot de bemanning van burgerluchtvaartuigen, overeenkomstig verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad (voor de EER relevante tekst), PB L 44 van 14.2.2014, blz. 1, als gewijzigd bij:
— verordening (EU) 2017/161 van de Commissie, PB L 27 van 1.2.2017, blz. 99,
— verordening (EU) 2018/401 van de Commissie, PB L 72 van 15.3.2018, blz. 17,
— Uitvoeringsverordening (EU) 2020/469 van de Commissie, PB L 104 van 3.4.2020, blz. 1, als gewijzigd bij:
— Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1177 van de Commissie, PB L 259 van 10.8.2020, blz. 12,
— Gedelegeerde verordening (EU) 2020/1234 van de Commissie, PB L 282 van 31.8.2020, blz. 1,
— Gedelegeerde verordening (EU) 2020/2148 van de Commissie, PB L 428 van 18.12.2020, blz. 10,
— Gedelegeerde verordening (EU) 2022/208 van de Commissie, PB L 35 van 17.2.2022, blz. 1,
— Gedelegeerde verordening (EU) 2022/697 van de Commissie, PB L 130 van 4.5.2022, blz. 1.
Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2153 van de Commissie van 16 december 2019 inzake de vergoedingen en heffingen die worden geheven door het agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart, en tot intrekking van verordening (EU) nr. 319/2014, PB L 327 van 17.12.2019, blz. 36.
Verordening (EU) nr. 376/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 inzake het melden, onderzoeken en opvolgen van voorvallen in de burgerluchtvaart en tot wijziging van verordening (EU) nr. 996/2010 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2003/42/EG van het Europees Parlement en de Raad en de verordeningen (EG) nr. 1321/2007 en (EG) nr. 1330/2007 van de Commissie (voor de EER relevante tekst), PB L 122 van 24.4.2014, blz. 18, als gewijzigd bij:
— verordening (EU) 2018/1139, PB L 212 van 22.8.2018, blz. 1.
Uitvoeringsverordening (EU) 2021/2082 van de Commissie van 26 november 2021 tot vaststelling van de regelingen voor de toepassing van verordening (EU) nr. 376/2014 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het gemeenschappelijke Europese risicoclassificatiesysteem, PB L 426 van 29.11.2021, blz. 32.
Verordening (EU) nr. 452/2014 van de Commissie van 29 april 2014 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures voor vluchtuitvoering door exploitanten uit derde landen, overeenkomstig verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad (voor de EER relevante tekst), PB L 133 van 6.5.2014, blz. 12, als gewijzigd bij:
— verordening (EU) 2016/1158 van de Commissie, PB L 192 van 16.7.2016, blz. 21.
Verordening (EU) nr. 1321/2014 van de Commissie van 26 november 2014 betreffende de permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen en luchtvaartproducten, -onderdelen en -uitrustingsstukken, en betreffende de goedkeuring van bij voornoemde taken betrokken organisaties en personen (voor de EER relevante tekst), PB L 362 van 17.12.2014, blz. 1, als gewijzigd bij:
— verordening (EU) 2015/1088 van de Commissie, PB L 176 van 7.7.2015, blz. 4,
— verordening (EU) 2015/1536 van de Commissie, PB L 241 van 17.9.2015, blz. 16,
— verordening (EU) 2017/334 van de Commissie, PB L 50 van 28.2.2017, blz. 13,
— verordening (EU) 2018/750 van de Commissie, PB L 126 van 23.5.2018, blz. 1,
— verordening (EU) 2018/1142 van de Commissie, PB L 207 van 16.8.2018, blz. 2,
— Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1383 van de Commissie, PB L 228 van 4.9.2019, blz. 1,
— Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1384 van de Commissie, PB L 228 van 4.9.2019, blz. 106,
— Uitvoeringsverordening (EU) 2020/270 van de Commissie, PB L 56 van 27.2.2020, blz. 20,
— Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1159 van de Commissie, PB L 257 van 6.8.2020, blz. 14,
— Uitvoeringsverordening (EU) 2021/685 van de Commissie, PB L 143 van 27.4.2021, blz. 6,
— Uitvoeringsverordening (EU) 2021/700 van de Commissie, PB L 145 van 28.4.2021, blz. 20; artikel 1, punt 1), en de punten 5), 6) en 8) van de bijlage I bij verordening (EU) 2021/700 zijn sinds 18.5.2021 van toepassing in Zwitserland.
— Uitvoeringsverordening (EU) 2021/1963 van de Commissie, PB L 400 van 12.11.2021, blz. 18,
— Uitvoeringsverordening (EU) 2022/410 van de Commissie, PB L 84 van 11.3.2022, blz. 20.
Verordening (EU) 2015/340 van de Commissie van 20 februari 2015 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures met betrekking tot vergunningen en certificaten van luchtverkeersleiders overeenkomstig verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad, tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012 van de Commissie en tot intrekking van verordening (EU) nr. 805/2011 van de Commissie (voor de EER relevante tekst), PB L 63 van 6.3.2015, blz. 1.
Verordening (EU) 2015/640 van de Commissie van 23 april 2015 betreffende aanvullende luchtwaardigheidsspeci ficaties voor een bepaald soort vluchtuitvoering en tot wijziging van verordening (EU) nr. 965/2012, PB L 106 van 24.4.2015, blz. 18, als gewijzigd bij:
— Uitvoeringsverordening (EU) 2019/133 van de Commissie, PB L 25 van 29.1.2019, blz. 14,
— Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1159 van de Commissie, PB L 257 van 6.8.2020, blz. 14,
— Uitvoeringsverordening (EU) 2021/97 van de Commissie, PB L 31 van 29.1.2021, blz. 208; artikel 1 van verordening (EU) 2021/97 is sinds 26.2.2021 van toepassing in Zwitserland, behalve bijlage I, punt 1, dat sinds 16.2.2021 van toepassing is in Zwitserland.
Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1018 van de Commissie van 29 juni 2015 tot vaststelling van een lijst waarbij voorvallen in de burgerluchtvaart die verplicht moeten worden gemeld overeenkomstig verordening (EU) nr. 376/2014 van het Europees Parlement en de Raad, worden ingedeeld in categorieën (voor de EER relevante tekst), PB L 163 van 30.6.2015, blz. 1, als gewijzigd bij:
— Uitvoeringsverordening (EU) 2022/3 van de Commissie, PB L 1 van 5.1.2022, blz. 3.
Besluit (EU) 2016/2357 van de Commissie van 19 december 2016 met betrekking tot de gebrekkige effectieve naleving van verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad en de uitvoeringsvoorschriften daarvan voor wat betreft de certificaten die zijn afgegeven door Hellenic aviation Training academy (HaTa), en deel 66-bevoegdheids bewijzen die op basis daarvan zijn afgegeven (Kennisgeving geschied onder nummer C(2016) 8645), PB L 348 van 21.12.2016, blz. 72.
Verordening (EU) 2018/395 van de Commissie van 13 maart 2018 tot vaststelling van gedetailleerde regels voor vluchtuitvoeringen met ballonnen en voor bewijzen van bevoegdheid voor de bemanning van ballonnen overeenkomstig verordening (EU) 2018/1139 van het Europees Parlement en de Raad, PB L 71 van 14.3.2018, blz. 10, als gewijzigd bij:
— Uitvoeringsverordening (EU) 2020/357 van de Commissie, PB L 67 van 5.3.2020, blz. 34,
— Uitvoeringsverordening (EU) 2021/1874 van de Commissie, PB L 378 van 26.10.2021, blz. 4.
Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1976 van de Commissie van 14 december 2018 tot vaststelling van gedetailleerde regels inzake vluchtuitvoeringen met zweefvliegtuigen en de afgifte van bewijzen van bevoegdheid voor cockpitbemanning van zweefvliegtuigen overeenkomstig verordening (EU) 2018/1139 van het Europees Parlement en de Raad, PB L 326 van 20.12.2018, blz. 64, als gewijzigd bij:
— Uitvoeringsverordening (EU) 2020/358 van de Commissie, PB L 67 van 5.3.2020, blz. 57,
— Uitvoeringsverordening (EU) 2021/1874 van de Commissie, PB L 378 van 26.10.2021, blz. 4.
Verordening (EU) 2019/494 van het Europees Parlement en de Raad van 25 maart 2019 betreffende bepaalde aspecten van de luchtvaartveiligheid in verband met de terugtrekking van het verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord- Ierland uit de Europese Unie (voor de EER relevante tekst), PB L 85 I van 27.3.2019, blz. 11.
Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/945 van de Commissie van 12 maart 2019 inzake onbemande luchtvaartuig systemen en uit derde landen afkomstige exploitanten van onbemande luchtvaartuigsystemen, PB L 152 van 11.6.2019, blz. 1, als gewijzigd bij:
— Gedelegeerde verordening (EU) 2020/1058 van de Commissie van 27 april 2020, PB L 232 van 20.7.2020, blz. 1,
— Gedelegeerde verordening (EU) 2022/851 van de Commissie van 22 maart 2022, PB L 150 van 1.6.2022, blz. 21.
Wat de in artikel 2, lid 1, van verordening (EU) 2019/945 vermelde producten betreft, past Zwitserland de in deze verordening bedoelde besluiten toe zoals zij in deze bijlage zijn opgenomen, met inbegrip van de hieronder vermelde handelingen, met dien verstande dat het tweede streepje van de bijlage ook van toepassing is op deze handelingen:
— verordening (EG) nr. 765/2008 (2), als bedoeld in artikel 3, punt 9), artikel 15, artikel 19, lid 2, en artikel 39, lid 1, punt a), van verordening (EU) 2019/945,
— verordening (EU) nr. 1025/2012 (3), als bedoeld in artikel 3, punt 20, en artikel 37, lid 3, van verordening (EU) 2019/945,
— Richtlijn 2009/48/EG (4), als bedoeld in de artikel, 4, lid 2, en artikel 13, lid 2, punt c), en punt 10) van deel 1 van de bijlage bij verordening (EU) 2019/945,
— Richtlijn 2006/42/EG (5), als bedoeld in artikel 4, lid 2, van verordening (EU) 2019/945, met inbegrip van:
— Richtlijn 73/23/EEG (6), als bedoeld in artikel 1, lid 2, punt k), van Richtlijn 2006/42/EG en punt 1.5.1 van bijlage I daarbij, rekening houdend met het feit dat Xxxxxxxxx 73/23/EEG is ingetrokken en verwijzingen naar die richtlijn moeten worden begrepen als verwijzingen naar de desbetreffende bepalingen van Richtlijn 2014/35/EU (7),
— verordening (EU) 2019/1020 (8), met inbegrip van de verwijzingen naar die verordening in artikel 5, lid 3, artikel 35 en artikel 36, lid 1, van verordening (EU) 2019/945, rekening houdend met het feit dat verwijzingen naar de geschrapte bepalingen van verordening (EG) nr. 765/2008 moeten worden begrepen als verwijzingen naar de desbetreffende bepalingen van verordening (EU) 2019/1020 (9), met inbegrip van:
— wat betreft productcontactpunten, verordening (EU) 2019/515 (10), als bedoeld in artikel 8, lid 2, van verordening (EU) 2019/1020,
— verordening (EG) nr. 765/2008, als bedoeld in artikel 11, lid 5, van verordening (EU) 2019/1020,
— Richtlijn 2001/95/EG (11), als bedoeld in artikel 20, lid 4, en artikel 34, lid 4, van verordening (EU) 2019/1020.
(2) verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten en tot intrekking van verordening (EEG) nr. 339/93, PB L 218 van 13.8.2008, blz. 30, als gewijzigd bij verordening (EU) 2019/1020, PB L 169 van 25.6.2019, blz. 1.
(3) verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende Europese normalisatie, tot wijziging van de Richtlijnen 89/686/EEG en 93/15/EEG van de Raad alsmede de Richtlijnen 94/9/EG, 94/25/EG, 95/16/EG, 97/23/EG, 98/34/EG, 2004/22/EG, 2007/23/EG, 2009/23/EG en 2009/105/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Beschikking 87/95/EEG van de Raad en Besluit nr. 1673/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad, PB L 316 van 14.11.2012, blz. 12, als laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn (EU) 2015/1535, PB L 241 van 17.9.2015, blz. 1.
(4) Richtlijn 2009/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009 betreffende de veiligheid van speelgoed, PB L 170 van 30.6.2009, blz. 1, als laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn (EU) 2021/903 van de Commissie, PB L 197 van 4.6.2021, blz. 110.
(5) Richtlijn 2006/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende machines en tot wijziging van Richtlijn 95/16/EG (herschikking), PB L 157 van 9.6.2006, blz. 24, als laatstelijk gewijzigd bij verordening (EU) 2019/1243, PB L 198 van 25.7.2019, blz. 241.
(6) Richtlijn 73/23/EEG van de Raad van 19 februari 1973 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke voorschriften der lidstaten inzake elektrisch materiaal bestemd voor gebruik binnen bepaalde spanningsgrenzen, PB L 77 van 26.3.1973, blz. 29, als ingetrokken bij:
— Richtlijn 2006/95/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006, PB L 374 van 27.12.2006, blz. 10, als ingetrokken bij:
— Richtlijn 2014/35/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014, PB L 96 van 29.3.2014, blz. 357.
(7) Richtlijn 2014/35/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van elektrisch materiaal bestemd voor gebruik binnen bepaalde spanningsgrenzen, PB L 96 van 29.3.2014, blz. 357.
(8) verordening (EU) 2019/1020 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende markttoezicht en conformiteit van producten en tot wijziging van Richtlijn 2004/42/EG en de verordeningen (EG) nr. 765/2008 en (EU) nr. 305/2011, PB L 169 van 25.6.2019, blz. 1.
(9) Zie artikel 39 van verordening (EU) 2019/1020 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende markttoezicht en conformiteit van producten en tot wijziging van Richtlijn 2004/42/EG en de verordeningen (EG) nr. 765/2008 en (EU) nr. 305/2011.
(10) verordening (EU) 2019/515 van het Europees Parlement en de Raad van 19 maart 2019 betreffende de wederzijdse erkenning van goederen die in een andere lidstaat rechtmatig in de handel zijn gebracht en tot intrekking van verordening (EG) nr. 764/2008, PB L 91 van 29.3.2019, blz. 1.
(11) Richtlijn 2001/95/EG van het Europees Parlement en de Raad van 3 december 2001 inzake algemene productveiligheid, PB L 11 van 15.1.2002, blz. 4, als laatstelijk gewijzigd bij verordening (EG) nr. 596/2009 van het Europees Parlement en de Raad, PB L 188 van 18.7.2009, blz. 14.
verwijzingen naar “de Unie” in de artikel 1, lid 1, (laatste deel van de zin), artikel 3, punten 1), 2), 9) en 12) (eerste deel van de zin), artikel 3, punt 21), artikel 4, lid 1, (laatste deel van de zin), artikel 4, lid 2, punten a), b) en d), artikel 5, lid 2, artikel 6, artikel 21, lid 1, (laatste deel van de zin), 29, lid 2), en artikel 31, lid 2, punt p), van verordening (EU) 2019/1020 zijn eveneens van toepassing op Zwitserland.
In artikel 14, lid 2, en artikel 17 van verordening (EU) 2019/1020 worden verwijzingen naar het Unierecht, wat Zwitserland betreft, begrepen als een verwijzing naar de desbetreffende nationale wetgeving.
verwijzingen naar “de Unie” in artikel 1, lid 2, artikel 2, lid 3, artikel 3, punten 14, 15, 18 en 19, artikel 6, lid 1, artikel 7, lid
2, punt a), artikel 8, leden 1 en 2, artikel 9, lid 1, artikel 35, lid 1, artikel 36, lid 3, artikel 38, lid 2 en artikel 41, lid 3, en in de eerste verwijzing in de titel van deel 5 van verordening (EU) 2019/945 zijn ook van toepassing op Zwitserland.
Uitvoeringsverordening (EU) 2019/947 van de Commissie van 24 mei 2019 inzake de regels en procedures voor de exploitatie van onbemande luchtvaartuigen, PB L 152 van 11.6.2019, blz. 45, als gewijzigd bij:
— Uitvoeringsverordening (EU) 2020/639 van de Commissie van 12 mei 2020, PB L 150 van 13.5.2020, blz. 1,
— Uitvoeringsverordening (EU) 2020/746 van de Commissie van 4 juni 2020, PB L 176 van 5.6.2020, blz. 13,
— Uitvoeringsverordening (EU) 2021/1166 van de Commissie van 15 juli 2021, PB L 253 van 16.7.2021, blz. 49,
— Uitvoeringsverordening (EU) 2022/425 van de Commissie van 14 maart 2022, PB L 87 van 15.3.2022, blz. 20,
— Uitvoeringsverordening (EU) 2022/525 van de Commissie van 1 april 2022, PB L 105 van 4.4.2022, blz. 3.
Wat onbemande luchtvaartuigsystemen betreft, past Zwitserland de in verordening (EU) 2019/947 bedoelde besluiten toe zoals zij in deze bijlage zijn opgenomen, met inbegrip van de hieronder vermelde handelingen, met dien verstande dat het tweede streepje van de bijlage ook van toepassing is op deze handelingen:
— Richtlijn 2009/48/EG (12), als bedoeld in artikel 9, lid 2, punt a), en artikel 14, lid 5, punt a), ii), van verordening (EU) 2019/947.
De verwijzing naar verordening (EU) 2016/679 (13) in UaS.SPEC.050, deel B, punt 1), a), iv), van de bijlage bij verordening (EU) 2019/947 wordt, wat Zwitserland betreft, begrepen als een verwijzing naar zijn relevante nationale wetgeving.
Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/1128 van de Commissie van 1 juli 2019 inzake de toegangsrechten tot de veiligheidsaan bevelingen en antwoorden die zijn opgeslagen in het Europees centraal register en tot intrekking van Besluit 2012/780/EU (voor de EER relevante tekst), PB L 177 van 2.7.2019, blz. 112.
Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/2034 van de Commissie van 6 oktober 2020 tot aanvulling van verordening (EU) nr. 376/2014 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het gemeenschappelijk Europees risicoclassifica tiesysteem (voor de EER relevante tekst), PB L 416 van 11.12.2020, blz. 1.
Uitvoeringsverordening (EU) 2021/664 van de Commissie van 22 april 2021 inzake een regelgevingskader voor U-space, PB L 139 van 23.4.2021, blz. 161.
4. Beveiliging van de luchtvaart
Verordening (EG) nr. 300/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2008 inzake gemeenschappelijke regels op het gebied van de beveiliging van de burgerluchtvaart en tot intrekking van verordening (EG) nr. 2320/2002 (voor de EER relevante tekst), PB L 97 van 9.4.2008, blz. 72, als gewijzigd bij:
— verordening (EU) 18/2010 van de Commissie, PB L 7 van 12.1.2010, blz. 3.
(12) Richtlijn 2009/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009 betreffende de veiligheid van speelgoed, PB L 170 van 30.6.2009, blz. 1, laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn (EU) 2021/903 van de Commissie, PB L 197 van 4.6.2021, blz. 110.
(13) verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming), PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1.
Verordening (EG) nr. 272/2009 van de Commissie van 2 april 2009 ter aanvulling van de in de bijlage bij verordening (EG) nr. 300/2008 van het Europees Parlement en de Raad vastgestelde gemeenschappelijke basisnormen voor de beveiliging van de burgerluchtvaart, PB L 91 van 3.4.2009, blz. 7, als gewijzigd bij:
— verordening (EU) nr. 297/2010 van de Commissie, PB L 90 van 10.4.2010, blz. 1,
— verordening (EU) nr. 720/2011 van de Commissie, PB L 193 van 23.7.2011, blz. 19,
— verordening (EU) nr. 1141/2011 van de Commissie, PB L 293 van 11.11.2011, blz. 22,
— verordening (EU) 245/2013 van de Commissie, PB L 77 van 20.3.2013, blz. 5.
Verordening (EU) nr. 1254/2009 van de Commissie van 18 december 2009 tot vaststelling van criteria waaraan lidstaten moeten voldoen om te mogen afwijken van de gemeenschappelijke basisnormen inzake beveiliging van de burgerluchtvaart en om alternatieve beveiligingsmaatregelen te mogen vaststellen (voor de EER relevante tekst), PB L 338 van 19.12.2009, blz. 17, als gewijzigd bij:
— verordening (EU) 2016/2096 van de Commissie, PB L 326 van 1.12.2016, blz. 7.
Verordening (EU) nr. 72/2010 van de Commissie van 26 januari 2010 tot vaststelling van procedures voor de inspecties van de Commissie op het gebied van de beveiliging van de luchtvaart (voor de EER relevante tekst), PB L 23 van 27.1.2010, blz. 1, als gewijzigd bij:
— Uitvoeringsverordening (EU) 2016/472 van de Commissie, PB L 85 van 1.4.2016, blz. 28.
Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1998 van de Commissie van 5 november 2015 houdende vaststelling van gedetailleerde maatregelen voor de toepassing van de gemeenschappelijke basisnormen op het gebied van de beveiliging van de luchtvaart (voor de EER relevante tekst), PB L 299 van 14.11.2015, blz. 1, als gewijzigd bij:
— Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2426 van de Commissie, PB L 334 van 22.12.2015, blz. 5,
— Uitvoeringsverordening (EU) 2017/815 van de Commissie, PB L 122 van 13.5.2017, blz. 1,
— Uitvoeringsverordening (EU) 2018/55 van de Commissie, PB L 10 van 13.1.2018, blz. 5,
— Uitvoeringsverordening (EU) 2019/103 van de Commissie, PB L 21 van 24.1.2019, blz. 13, als gewijzigd bij:
— Uitvoeringsverordening (EU) 2020/910 van de Commissie, PB L 208 van 1.7.2020, blz. 43,
— Uitvoeringsverordening (EU) 2019/413 van de Commissie, PB L 73 van 15.3.2019, blz. 98,
— Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1583 van de Commissie, PB L 246 van 26.9.2019, blz. 15, als gewijzigd bij:
— Uitvoeringsverordening (EU) 2020/910 van de Commissie, PB L 208 van 1.7.2020, blz. 43,
— Uitvoeringsverordening (EU) 2020/111 van de Commissie, PB L 21 van 27.1.2020, blz. 1,
— Uitvoeringsverordening (EU) 2020/910 van de Commissie, PB L 208 van 1.7.2020, blz. 43,
— Uitvoeringsverordening (EU) 2021/255 van de Commissie, PB L 58 van 19.2.2021, blz. 23; de punten 15, 18, 19 en 32 van de bijlage bij verordening (EU) 2021/255 zijn sinds 11.3.2021 van toepassing in Zwitserland,
— Uitvoeringsverordening (EU) 2022/421 van de Commissie, PB L 87 van 15.3.2022, blz. 1,
— Uitvoeringsverordening (EU) 2022/463 van de Commissie, PB L 94 van 23.3.2022, blz. 3,
— Uitvoeringsverordening (EU) 2022/1174 van de Commissie, PB L 183 van 8.7.2022, blz. 35, met uitzondering van het nieuwe punt 11.1.1, b), van de bijlage bij verordening (EU) 2015/1998, als vervangen bij punt 35 van de bijlage bij verordening (EU) 2022/1174.
Uitvoeringsbesluit C(2015) 8005 van de Commissie van 16 november 2015 tot vaststelling van gedetailleerde maatregelen voor de tenuitvoerlegging van de gemeenschappelijke basisnormen inzake luchtvaartbeveiliging, zoals vermeld in artikel 18,punt a), van verordening (EG) nr. 300/2008 (niet in het PB gepubliceerd), als gewijzigd bij:
— Uitvoeringsbesluit C(2017) 3030 van de Commissie,
— Uitvoeringsbesluit C(2018) 4857 van de Commissie,
— Uitvoeringsbesluit C(2019) 132 van de Commissie, als gewijzigd bij:
— Uitvoeringsbesluit C(2020) 4241 van de Commissie,
— Uitvoeringsbesluit C(2021) 0996 van de Commissie,
— Uitvoeringsbesluit C(2022) 4638 van de Commissie.
Besluit (EU) 2021/2147 van de Commissie van 3 december 2021 inzake de goedkeuring van beveiligingsapparatuur voor de burgerluchtvaart met de markering “EU-stempel”, PB L 433 van 6.12.2021, blz. 25.
5. Luchtverkeersbeheer
Verordening (EG) nr. 549/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 tot vaststelling van het kader voor de totstandbrenging van het gemeenschappelijk Europees luchtruim (de kaderverordening) (voor de EER relevante tekst), PB L 96 van 31.3.2004, blz. 1, als gewijzigd bij:
— verordening (EG) nr. 1070/2009, PB L 300 van 14.11.2009, blz. 34.
De Commissie geniet in Zwitserland de rechten die haar overeenkomstig de artikelen 6, 8, 10, 11 en 12 zijn toegekend. artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:
In lid 2 wordt “op communautair niveau” vervangen door “op communautair niveau, inclusief Zwitserland”.
Niettegenstaande de horizontale aanpassing in het tweede streepje van de bijlage bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en de Zwitserse Bondsstaat inzake luchtvervoer, zijn de verwijzingen naar de “lidstaten” in artikel 5 van verordening (EG) nr. 549/2004 of in de in dat artikel vermelde bepalingen van Besluit 1999/468/EG, niet van toepassing op Zwitserland.
Verordening (EG) nr. 550/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 betreffende de verlening van luchtvaartnavigatiediensten in het gemeenschappelijk Europees luchtruim (de luchtvaartnavigatiedienstenverordening) (voor de EER relevante tekst), PB L 96 van 31.3.2004, blz. 10, als gewijzigd bij:
— verordening (EG) nr. 1070/2009, PB L 300 van 14.11.2009, blz. 34.
De Commissie geniet tegenover Zwitserland de rechten die haar overeenkomstig de artikelen 9 bis, 9 ter, 15, 15 bis, 16 en 17 zijn toegekend.
voor de toepassing van deze overeenkomst wordt de verordening als volgt gewijzigd:
a) artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
in lid 2 wordt “en Zwitserland” ingevoegd na “de Gemeenschap”;
b) artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:
in de leden 1 en 6 wordt “en Zwitserland” ingevoegd na “de Gemeenschap”;
c) artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
In lid 1 wordt “en Zwitserland” ingevoegd na “de Gemeenschap”;
d) artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:
In lid 1 wordt “en Zwitserland” ingevoegd na “de Gemeenschap”;
e) In artikel 16 wordt lid 3 vervangen door:
“3. De Commissie stelt de lidstaten en de dienstverlener, voor zover deze juridisch betrokken partij is, in kennis van haar besluit.”
Verordening (EG) nr. 551/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 betreffende de organisatie en het gebruik van het gemeenschappelijk Europees luchtruim (de luchtruimverordening) (voor de EER relevante tekst), PB L 96 van 31.3.2004, blz. 20, als gewijzigd bij:
— verordening (EG) nr. 1070/2009, PB L 300 van 14.11.2009, blz. 34.
De Commissie geniet in Zwitserland de bevoegdheden die haar overeenkomstig de artikelen 3 bis, 6 en 10 zijn verleend.
Verordening (EG) nr. 552/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 betreffende de interopera biliteit van het Europese netwerk voor luchtverkeersbeveiliging (de interoperabiliteitsverordening) (voor de EER relevante tekst), PB L 96 van 31.3.2004, blz. 26, als gewijzigd bij:
— verordening (EG) nr. 1070/2009, PB L 300 van 14.11.2009, blz. 34.
De Commissie geniet in Zwitserland de bevoegdheden die haar overeenkomstig artikel 4, artikel 7 en artikel 10, lid 3, zijn verleend.
voor de toepassing van deze overeenkomst wordt de verordening als volgt gewijzigd:
a) artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:
in lid 2 wordt “of Zwitserland” ingevoegd na “de Gemeenschap”;
b) artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:
In lid 4 wordt “of Zwitserland” ingevoegd na “de Gemeenschap”;
c) Bijlage III wordt als volgt gewijzigd:
in deel 3, tweede en laatste streepje, wordt “of Zwitserland” ingevoegd na “de Gemeenschap”.
Overeenkomstig artikel 139 van verordening (EU) 2018/1139 is verordening (EG) nr. 552/2004 ingetrokken met ingang van 11 september 2018. De artikelen 4, 5, 6, 6 bis en 7 van die verordening en de bijlagen III en Iv bij die verordening blijven echter van kracht tot de datum van toepassing van de in artikel 47 van verordening 2018/1139 bedoelde gedelegeerde handelingen, voor zover die handelingen betrekking hebben op het onderwerp van de toepasselijke bepalingen van verordening (EG) nr. 552/2004, en in elk geval niet langer dan 12 september 2023.
Verordening (EG) nr. 2150/2005 van de Commissie van 23 december 2005 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor een flexibel gebruik van het luchtruim (voor de EER relevante tekst), PB L 342 van 24.12.2005, blz. 20.
Verordening (EG) nr. 1033/2006 van de Commissie van 4 juli 2006 tot vaststelling van de vereisten inzake de procedures voor vliegplannen in de aan de vlucht voorafgaande fase in het gemeenschappelijke Europese luchtruim (voor de EER relevante tekst), PB L 186 van 7.7.2006, blz. 46, als gewijzigd bij:
— Uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012 van de Commissie, PB L 281 van 13.10.2012, blz. 1,
— Uitvoeringsverordening (EU) nr. 428/2013 van de Commissie, PB L 127 van 9.5.2013, blz. 23,
— Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2120 van de Commissie, PB L 329 van 3.12.2016, blz. 70,
— Uitvoeringsverordening (EU) 2018/139 van de Commissie, PB L 25 van 30.1.2018, blz. 4.
Verordening (EG) nr. 1032/2006 van de Commissie van 6 juli 2006 tot vaststelling van de eisen voor automatische systemen voor de uitwisseling van vluchtgegevens met het oog op de aanmelding, coördinatie en overdracht van vluchten tussen luchtverkeersleidingseenheden (voor de EER relevante tekst), PB L 186 van 7.7.2006, blz. 27, als gewijzigd bij:
— verordening (EG) nr. 30/2009 van de Commissie, PB L 13 van 17.1.2009, blz. 20.
Verordening (EG) nr. 219/2007 van de Raad van 27 februari 2007 betreffende de oprichting van een Gemeenschappelijke Onderneming voor de verwezenlijking van een nieuwe generatie Europees luchtverkeersbeveili gingssysteem (Sesar), PB L 64 van 2.3.2007, blz. 1, als gewijzigd bij:
— verordening (EG) nr. 1361/2008 van de Raad, PB L 352 van 31.12.2008, blz. 12,
— verordening (EU) nr. 721/2014 van de Raad, PB L 192 van 1.7.2014, blz. 1.
Verordening (EG) nr. 633/2007 van de Commissie van 7 juni 2007 tot vaststelling van de eisen voor de toepassing van een protocol voor de overdracht van vluchtberichten met het oog op de aanmelding, coördinatie en overdracht van vluchten tussen luchtverkeersleidingseenheden (voor de EER relevante tekst), PB L 146 van 8.6.2007, blz. 7, als gewijzigd bij:
— verordening (EU) 283/2011 van de Commissie, PB L 77 van 23.3.2011, blz. 23.
Uitvoeringsverordening (EU) 2017/373 van de Commissie van 1 maart 2017 tot vaststelling van de gemeenschappelijke eisen voor verleners van luchtverkeersbeheers-/luchtvaartnavigatiediensten en andere netwerkfuncties voor luchtverkeersbeheer en het toezicht daarop, en tot intrekking van verordening (EG) nr. 482/2008, Uitvoeringsveror deningen (EU) nr. 1034/2011, (EU) nr. 1035/2011 en (EU) 2016/1377 en tot wijziging van verordening (EU) nr. 677/2011 (voor de EER relevante tekst), PB L 62 van 8.3.2017, blz. 1, als gewijzigd bij:
— Uitvoeringsverordening (EU) 2020/469 van de Commissie, PB L 104 van 3.4.2020, blz. 1, als gewijzigd bij:
— Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1177 van de Commissie, PB L 259 van 10.8.2020, blz. 12,
— Uitvoeringsverordening (EU) 2021/665 van de Commissie, PB L 139 van 23.4.2021, blz. 184,
— Uitvoeringsverordening (EU) 2021/1338 van de Commissie, PB L 289 van 12.8.2021, blz. 12.
Verordening (EG) nr. 29/2009 van de Commissie van 16 januari 2009 tot vaststelling van de eisen inzake datalinkdiensten voor het gemeenschappelijk Europees luchtruim (voor de EER relevante tekst), PB L 13 van 17.1.2009, blz. 3, als gewijzigd bij:
— Uitvoeringsverordening (EU) 2015/310 van de Commissie, PB L 56 van 27.2.2015, blz. 30,
— Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1170 van de Commissie, PB L 183 van 9.7.2019, blz. 6,
— Uitvoeringsverordening (EU) 2020/208 van de Commissie, PB L 43 van 17.2.2020, blz. 72. De tekst van de verordening wordt voor de toepassing van deze overeenkomst als volgt aangepast: “Zwitserland UIR” wordt toegevoegd aan bijlage I, deel a.
Verordening (EG) nr. 262/2009 van de Commissie van 30 maart 2009 tot vaststelling van de eisen inzake de gecoördineerde toewijzing en toepassing van Mode S-ondervragingscodes in het gemeenschappelijk Europees luchtruim (voor de EER relevante tekst), PB L 84 van 31.3.2009, blz. 20, als gewijzigd bij:
— Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2345 van de Commissie, PB L 348 van 21.12.2016, blz. 11.
Verordening (EU) nr. 255/2010 van de Commissie van 25 maart 2010 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake de regeling van luchtverkeersstromen (voor de EER relevante tekst), PB L 80 van 26.3.2010, blz. 10, als gewijzigd bij:
— Uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012 van de Commissie, PB L 281 van 13.10.2012, blz. 1,
— Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1006 van de Commissie, PB L 165 van 23.6.2016, blz. 8,
— Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2159 van de Commissie, PB L 304 van 21.11.2017, blz. 45.
Besluit C(2010) 5134 van de Commissie van 29 juli 2010 inzake de aanwijzing van het prestatiebeoordelingsorgaan van het gemeenschappelijk Europees luchtruim (niet in het PB gepubliceerd).
Verordening (EU) nr. 176/2011 van de Commissie van 24 februari 2011 inzake de informatie die moet worden verstrekt vóór de vaststelling en wijziging van een functioneel luchtruimblok, PB L 51 van 25.2.2011, blz. 2.
Besluit C(2011) 4130 van de Commissie van 7 juli 2011 inzake de benoeming van de netwerkbeheerder voor de functies van het netwerk voor luchtverkeersbeheer (aTM) in het gemeenschappelijk Europees luchtruim (voor de EER relevante tekst) (niet in het PB gepubliceerd).
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1206/2011 van de Commissie van 22 november 2011 tot vaststelling van de eisen inzake de identificatie van luchtvaartuigen voor de surveillance in het gemeenschappelijke Europese luchtruim (voor de EER relevante tekst), PB L 305 van 23.11.2011, blz. 23; als gewijzigd bij:
— Uitvoeringsverordening (EU) 2020/587 van de Commissie, PB L 138 van 30.4.2020, blz. 1.
voor de toepassing van deze overeenkomst wordt de tekst van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1206/2011 als volgt aangepast:
“Zwitserland UIR” wordt toegevoegd aan bijlage I.
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1207/2011 van de Commissie van 22 november 2011 tot vaststelling van de eisen voor de prestaties en interoperabiliteit van surveillance voor het gemeenschappelijke Europese luchtruim (voor de EER relevante tekst), PB L 305 van 23.11.2011, blz. 35, als gewijzigd bij:
— Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1028/2014 van de Commissie, PB L 284 van 30.9.2014, blz. 7,
— Uitvoeringsverordening (EU) 2017/386 van de Commissie, PB L 59 van 7.3.2017, blz. 34,
— Uitvoeringsverordening (EU) 2020/587 van de Commissie, PB L 138 van 30.4.2020, blz. 1,
— Uitvoeringsverordening (EU) 2022/2 van de Commissie, PB L 1 van 5.1.2022, blz. 1.
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012 van de Commissie van 26 september 2012 tot vaststelling van gemeenschappelijke luchtverkeersregels en operationele bepalingen betreffende luchtvaartnavigatiediensten en -procedures en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1035/2011 en verordeningen (EG) nr. 1265/2007, (EG) nr. 1794/2006, (EG) nr. 730/2006, (EG) nr. 1033/2006 en (EU) nr. 255/2010 (voor de EER relevante tekst), PB L 281 van 13.10.2012, blz. 1, als laatstelijk gewijzigd bij:
— verordening (EU) 2015/340 van de Commissie, PB L 63 van 6.3.2015, blz. 1,
— Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1185 van de Commissie, PB L 196 van 21.7.2016, blz. 3,
— Uitvoeringsverordening (EU) 2017/835 van de Commissie, PB L 124 van 17.5.2017, blz. 35,
— Uitvoeringsverordening (EU) 2020/469 van de Commissie, PB L 104 van 3.4.2020, blz. 1, als gewijzigd bij:
— Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1177 van de Commissie, PB L 259 van 10.8.2020, blz. 12,
— Uitvoeringsverordening (EU) 2020/886 van de Commissie, PB L 205 van 29.6.2020, blz. 14,
— Uitvoeringsverordening (EU) 2021/666 van de Commissie, PB L 139 van 23.4.2021, blz. 187.
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1079/2012 van de Commissie van 16 november 2012 tot vaststelling van de eisen
voor de kanaalafstand bij mondelinge communicatie in het gemeenschappelijke Europese luchtruim relevante tekst), PB L 320 van 17.11.2012, blz. 14, als gewijzigd bij:
— Uitvoeringsverordening (EU) nr. 657/2013 van de Commissie, PB L 190 van 11.7.2013, blz. 37,
— Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2345 van de Commissie, PB L 348 van 21.12.2016, blz. 11,
— Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2160 van de Commissie, PB L 304 van 21.11.2017, blz. 47.
(voor de EER
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 409/2013 van de Commissie van 3 mei 2013 inzake de definitie van gemeenschappelijke projecten, de vaststelling van governance en de identificatie van stimulansen ter ondersteuning van de tenuitvoerlegging van het Europees masterplan inzake luchtverkeersbeheer (voor de EER relevante tekst), PB L 123 van 4.5.2013, blz. 1, als gewijzigd bij:
— Uitvoeringsverordening (EU) 2021/116 van de Commissie, PB L 36 van 2.2.2021, blz. 10.
Uitvoeringsverordening (EU) 2021/116 van de Commissie van 1 februari 2021 inzake de vaststelling van Gemeenschappelijk Project Eén ter ondersteuning van de tenuitvoerlegging van het bij verordening (EG) nr. 550/2004 van het Europees Parlement en de Raad vastgestelde Europees masterplan inzake luchtverkeersbeheer, tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 409/2013 van de Commissie en tot intrekking van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 716/2014 van de Commissie (voor de EER relevante tekst), PB L 36 van 2.2.2021, blz. 10.
voor de toepassing van deze overeenkomst wordt de bijlage bij de verordening aangepast als volgt:
(a) Na punt 1.2.1., r), wordt het volgende punt toegevoegd: “s) Zürich Kloten”;
(b) Na punt 2.2.1., r), wordt het volgende punt toegevoegd: “s) Zürich Kloten”;
(c) Na punt 2.2.2., r), wordt het volgende punt toegevoegd: “s) Zürich Kloten”;
(d) Na punt 2.2.3., bb), wordt het volgende punt toegevoegd: “cc) Genève; “dd) Zürich Kloten”.
Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1048 van de Commissie van 18 juli 2018 tot vaststelling van eisen voor het gebruik van het luchtruim en vluchtuitvoeringsprocedures in verband met prestatiegebaseerde navigatie, PB L 189 van 26.7.2018, blz. 3.
Uitvoeringsverordening (EU) 2019/123 van de Commissie van 24 januari 2019 tot vaststelling van nadere regels voor de uitvoering van de netwerkfuncties voor luchtverkeersbeheer en tot intrekking van verordening (EU) nr. 677/2011 van de Commissie (voor de EER relevante tekst), PB L 28 van 31.1.2019, blz. 1.
Uitvoeringsverordening (EU) 2019/317 van de Commissie van 11 februari 2019 tot vaststelling van een prestatie- en heffingsregeling in het gemeenschappelijk Europees luchtruim en tot intrekking van Uitvoeringsverordeningen (EU) nr. 390/2013 en (EU) nr. 391/2013 (voor de EER relevante tekst), PB L 56 van 25.2.2019, blz. 1.
— Uitvoeringsverordening (EU) 2021/1880 van de Commissie, PB L 380 van 27.10.2021, blz. 1.
Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/709 van de Commissie van 6 mei 2019 tot benoeming van de Netwerkbeheerder voor de netwerkfuncties voor luchtverkeersbeheer van het gemeenschappelijk Europees luchtruim (Kennisgeving geschied onder nummer C(2019) 3228), PB L 120 van 8.5.2019, blz. 27.
Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/891 van de Commissie van 2 juni 2021 tot vaststelling van herziene EU-wijde prestatie doelstellingen voor het netwerk voor luchtverkeersbeheer voor de derde referentieperiode (2020-2024) en tot intrekking van Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/903 (voor de EER relevante tekst), PB L 195 van 3.6.2021, blz. 3.
Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/2167 van de Commissie van 17 december 2019 tot goedkeuring van het strategisch netwerkplan voor de netwerkfuncties voor luchtverkeersbeheer van het gemeenschappelijk Europees luchtruim voor de periode 2020-2029, PB L 328 van 18.12.2019, blz. 89.
Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/2168 van de Commissie van 17 december 2019 tot benoeming van de voorzitter, de leden en de plaatsvervangende leden van de netwerkbeheerraad en van de leden en de plaatsvervangende leden van het Europees crisiscoördinatiecentrum voor de luchtvaart voor de netwerkfuncties voor luchtverkeersbeheer voor de derde referentieperiode 2020-2024,PB L 328 van 18.12.2019, blz. 90.
Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/2012 van de Commissie van 29 november 2019 inzake ontheffingen uit hoofde van artikel 14 van verordening (EG) nr. 29/2009 van de Commissie tot vaststelling van de eisen inzake datalinkdiensten voor het gemeenschappelijke Europese luchtruim (voor de EER relevante tekst), PB L 312 van 3.12.2019, blz. 95.
Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1627 van de Commissie van 3 november 2020 inzake uitzonderlijke maatregelen voor de derde referentieperiode (2020-2024) van de prestatie- en heffingsregeling voor het gemeenschappelijk Europees luchtruim ten gevolge van de COvID-19-pandemie, PB L 366 van 4.11.2020, blz. 7.
6. Milieu en geluid
Richtlijn 2002/30/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 maart 2002 betreffende de vaststelling van regels en procedures met betrekking tot de invoering van geluidgerelateerde exploitatiebeperkingen op luchthavens in de Gemeenschap (voor de EER relevante tekst), (artikelen 1-12 en 14-18), PB L 85 van 28.3.2002, blz. 40.
(De wijzigingen van bijlage I, die het gevolg zijn van bijlage II, hoofdstuk 8 (vervoersbeleid), deel G (Luchtvervoer), nummer 2 van de akte betreffende de toetredingsvoorwaarden voor de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Xxxxxxxxx, xx Xxxxxxxxx Xxxxx, xx Xxxxxxxxx Xxxxx, xx Xxxxxxxxx Xxxxxxxx en de Slowaakse Republiek en de aanpassing van de verdragen waarop de Europese Unie is gegrond, zijn van toepassing.)
Richtlijn 89/629/EEG van de Raad van 4 december 1989 betreffende de beperking van de geluidsemissie van civiele subsonische straalvliegtuigen, PB L 363 van 13.12.1989, blz. 27,
(artikelen 1-8).
Richtlijn 2006/93/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende de regulering van de exploitatie van de vliegtuigen van boekdeel 1, deel II, hoofdstuk 3, tweede uitgave (1988) van bijlage 16 bij het verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart (Gecodificeerde versie) (voor de EER relevante tekst), PB L 374 van 27.12.2006, blz. 1.
7. Consumentenbescherming
Richtlijn 90/314/EEG van de Raad van 13 juni 1990 betreffende pakketreizen, met inbegrip van vakantiepakketten en rondreispakketten, PB L 158 van 23.6.1990, blz. 59 (artikelen 1-10).
Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten, PB L 95 van 21.4.1993, blz. 29 (artikelen 1-11), als gewijzigd bij:
— Richtlijn 0000/00/XX, XX X 304 van 22.11.2011, blz. 64.
Verordening (EG) nr. 2027/97 van de Raad van 9 oktober 1997 betreffende de aansprakelijkheid van luchtvervoerders met betrekking tot het luchtvervoer van passagiers en hun bagage, PB L 285 van 17.10.1997, blz. 1, (artikelen 1-8), als gewijzigd bij:
— verordening (EG) nr. 889/2002 van de Raad, PB L 140 van 30.5.2002, blz. 2.
Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van verordening (EEG) nr. 295/91, PB L 46 van 17.2.2004, blz. 1, (artikelen 1-18).
Verordening (EG) nr. 1107/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 inzake de rechten van gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit die per luchtvervoer reizen (voor de EER relevante tekst), PB L 204 van 26.7.2006, blz. 1.
8. Diversen
Richtlijn 2003/96/EG van de Raad van 27 oktober 2003 tot herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van energieproducten en elektriciteit (voor de EER relevante tekst), PB L 283 van 31.10.2003, blz. 51,
(artikel 14, lid 1, punt b), en artikel 14, lid 2).
9. Bijlagen:
a) | : Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie |
b) | : Bepalingen met betrekking tot de financiële controle die de Europese Unie in Zwitserland uitoefent op de deelnemers aan de activiteiten van het EaSa |
PROTOCOL BETREFFENDE DE VOORRECHTEN EN IMMUNITEITEN VAN DE EUROPESE UNIE
DE HOGE OvEREENKOMSTSLUITENDE PaRTIJEN,
(2) OvERWEGENDE DaT, overeenkomstig artikel 343 van het verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 191 van het verdrag tot oprichting van het verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor atoomenergie (“EGa”), de Europese Unie en de EGa op het grondgebied van de lidstaten de voorrechten en immuniteiten genieten die nodig zijn voor de uitvoering van hun taken,
HEBBEN OvEREENSTEMMING BEREIKT OMTRENT de volgende bepalingen, welke aan het verdrag betreffende de Europese Unie, het verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en het verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor atoomenergie worden gehecht:
HOOFDSTUK I
EIGENDOMMEN, FONDSEN, BEZITTINGEN EN VERRICHTINGEN VAN DE EUROPESE UNIE
Artikel 1
De gebouwen en terreinen van de Europese Unie zijn onschendbaar. Zij zijn vrijgesteld van huiszoeking, vordering, verbeurdverklaring of onteigening. De eigendommen en bezittingen van de Unie kunnen zonder toestemming van het Hof van Justitie niet worden getroffen door enige dwangmaatregel van bestuursrechtelijke of gerechtelijke aard.
Artikel 2
Het archief van de Unie is onschendbaar.
Artikel 3
De Unie, haar bezittingen, inkomsten en andere eigendommen zijn vrijgesteld van alle directe belastingen.
Telkens wanneer hun dit mogelijk is, treffen de regeringen van de lidstaten passende maatregelen tot kwijtschelding of teruggave van het bedrag der indirecte belastingen en van belastingen op de verkoop, welke een deel vormen van de prijs van onroerende of roerende goederen, wanneer de Unie voor haar officieel gebruik belangrijke aankopen doet van goederen in de prijs waarvan zodanige belastingen begrepen zijn. De toepassing van deze bepalingen mag evenwel niet tot gevolg hebben dat de mededinging binnen de Unie wordt vervalst.
Geen enkele vrijstelling wordt verleend van belastingen, heffingen en rechten die niet anders zijn dan eenvoudige vergoedingen voor diensten van openbaar nut.
Artikel 4
De Unie is vrijgesteld van alle douanerechten, in- en uitvoerverboden en -beperkingen met betrekking tot goederen bestemd voor officieel gebruik van de Unie; de aldus ingevoerde goederen mogen op het grondgebied van het land alwaar zij zijn ingevoerd niet onder bezwarende titel of om niet worden overgedragen, tenzij op voorwaarden welke door de regering van dat land zijn goedgekeurd.
De Unie is eveneens vrijgesteld van alle douanerechten, in- en uitvoerverboden en -beperkingen met betrekking tot haar publicaties.
HOOFDSTUK II
MEDEDELINGEN EN LAISSEZ-PASSER
Artikel 5
De instellingen van de Unie genieten, voor hun officiële mededelingen en het overbrengen van al hun documenten op het grondgebied van iedere lidstaat de behandeling, welke door deze staat aan diplomatieke missies wordt toegestaan.
De officiële correspondentie en andere officiële mededelingen van de instellingen van de Unie zijn niet aan censuur onderworpen.
Artikel 6
Laissez-passer, waarvan de vorm door de Raad met gewone meerderheid van stemmen wordt vastgesteld en welke als geldige reispapieren worden erkend door de overheidsinstanties van de lidstaten kunnen door de voorzitters van de instellingen van de Unie aan de leden en het personeel van deze instellingen worden verstrekt. Deze laissez-passer worden aan de ambtenaren, en overige personeelsleden verstrekt overeenkomstig de bepalingen van het statuut van de ambtenaren en de regeling voor de andere personeelsleden van de Unie.
De Commissie kan akkoorden sluiten teneinde deze laissez-passer te doen erkennen als geldige reispapieren voor het grondgebied van derde staten.
HOOFDSTUK III
LEDEN VAN HET EUROPEES PARLEMENT
Artikel 7
De bewegingsvrijheid der leden van het Europees Parlement die zich naar de plaats van bijeenkomst van het Europees Parlement begeven of daarvan terugkeren wordt op geen enkele wijze beperkt door voorschriften van bestuursrechtelijke of andere aard.
aan de leden van het Europees Parlement worden, wat betreft douane en deviezencontrole, toegekend:
a) door hun eigen regering, dezelfde faciliteiten als zijn toegekend aan hoge ambtenaren, die zich, belast met een tijdelijke officiële zending, naar het buitenland begeven;
b) door de regeringen van de andere lidstaten, dezelfde faciliteiten als zijn toegekend aan vertegenwoordigers van buitenlandse regeringen, belast met een tijdelijke officiële zending.
Artikel 8
Tegen de leden van het Europees Parlement kan geen opsporing plaatsvinden, noch kunnen zij worden aangehouden of vervolgd op grond van de mening of de stem die zij in de uitoefening van hun ambt hebben uitgebracht.
Artikel 9
Tijdens de zittingsduur van het Europees Parlement genieten de leden:
a) op hun eigen grondgebied, de immuniteiten welke aan de leden van de volksvertegenwoordiging in hun land zijn verleend,
b) op het grondgebied van elke andere lidstaat, vrijstelling van aanhouding en gerechtelijke vervolging in welke vorm ook.
De immuniteit beschermt hen eveneens, wanneer zij zich naar de plaats van de bijeenkomst van het Europees Parlement begeven of daarvan terugkeren.
Op deze immuniteit kan geen beroep worden gedaan in geval van ontdekking op heterdaad, terwijl zij evenmin kan verhinderen dat het Europees Parlement het recht uitoefent de immuniteit van een van zijn leden op te heffen.
HOOFDSTUK Iv
DE AAN DE WERKZAAMHEDEN VAN DE INSTELLINGEN DER EUROPESE UNIE DEELNEMENDE VERTEGENWOORDIGERS DER LIDSTATEN
Artikel 10
De aan de werkzaamheden van de instellingen van de Unie deelnemende vertegenwoordigers der lidstaten, alsmede hun raadslieden en de deskundigen, genieten gedurende de uitoefening van hun ambt en op hun reizen naar en van de plaats van bijeenkomst de gebruikelijke voorrechten, immuniteiten en faciliteiten.
Dit artikel is eveneens van toepassing op de leden der raadgevende organen van de Unie.
HOOFDSTUK v
AMBTENAREN EN OVERIGE PERSONEELSLEDEN VAN DE EUROPESE UNIE
Artikel 11
De ambtenaren en overige personeelsleden van de Unie zijn, ongeacht hun nationaliteit, op het grondgebied van elk der lidstaten:
a) vrijgesteld van rechtsvervolging voor hetgeen zij in hun officiële hoedanigheid hebben gedaan, gezegd of geschreven, met inachtneming van de toepassing van de bepalingen der verdragen, die betrekking hebben op de verantwoorde lijkheid van de ambtenaren en overige personeelsleden tegenover de Unie, en voorts op de bevoegdheid van het Hof van Justitie van de Europese Unie om uitspraak te doen in geschillen tussen de Unie en haar ambtenaren en overige personeelsleden. Zij blijven deze immuniteit genieten nadat zij hun ambt hebben neergelegd;
b) tezamen met hun echtgenoten en de te hunnen laste zijnde verwanten vrijgesteld van immigratiebeperkingen en vreemdelingenregistratie;
c) inzake monetaire of deviezenregelingen in het genot van de gebruikelijke faciliteiten welke aan ambtenaren van internationale organisaties worden toegekend;
d) gerechtigd om de eerste maal, dat zij hun post bezetten, in het betrokken land hun huisraad en goederen voor persoonlijk gebruik vrij van rechten in te voeren, en bij het neerleggen van hun ambt hun huisraad en goederen voor persoonlijk gebruik uit genoemd land vrij van rechten weder uit te voeren, in beide gevallen met inachtneming van de voorwaarden welke de regering van het land waar dit recht wordt uitgeoefend, als noodzakelijk beschouwt;
e) gerechtigd uit een lidstaat hun voor persoonlijk gebruik bestemde personenauto die in het land waar zij het laatst hun verblijfplaats hebben gehad of in het land waarvan zij onderdaan zijn, verkregen is op de voorwaarden die op de binnenlandse markt van dat land gelden, vrij van rechten in te voeren, en deze vrij van rechten weder uit te voeren, in beide gevallen met inachtneming van de voorwaarden welke de regering van het betrokken land als noodzakelijk beschouwt.
Artikel 12
Onder de voorwaarden en volgens de procedure welke door het Europees Parlement en de Raad volgens de gewone wetgevingsprocedure bij verordeningen en na raadpleging van de betrokken instellingen worden vastgesteld, worden de ambtenaren en overige personeelsleden van de Unie onderworpen aan een belasting ten bate van de Unie op de door haar betaalde salarissen, lonen en emolumenten.
Zij zijn vrijgesteld van nationale belastingen op de door de Unie betaalde salarissen, lonen en emolumenten.
Artikel 13
De ambtenaren en overige personeelsleden van de Unie, die zich uitsluitend uit hoofde van de uitoefening van hun ambt in dienst van de Unie vestigen op het grondgebied van een andere lidstaat dan de staat van de fiscale woonplaats, welke zij bezitten op het ogenblik van hun indiensttreding bij de Unie, worden voor de toepassing van de inkomsten-, vermogens- en successiebelastingen, alsmede van de tussen de lidstaten van de Unie gesloten overeenkomsten ter voorkoming van dubbele belasting, zowel in de staat waar zij zich gevestigd hebben als in de staat van de fiscale woonplaats, geacht hun woonplaats te hebben behouden in de laatstgenoemde staat, indien deze lid is van de Unie. Deze bepaling geldt eveneens voor de echtgenoot voor zover deze geen eigen beroepsbezigheden uitoefent, alsmede voor de kinderen die ten laste zijn en onder toezicht staan van de in dit artikel bedoelde personen.
De roerende goederen welke toebehoren aan de in de vorige alinea bedoelde personen en zich bevinden op het grondgebied van de staat van verblijf, worden in die staat vrijgesteld van successiebelasting; voor de heffing van die belasting worden die roerende goederen geacht zich in de staat van de fiscale woonplaats te bevinden, onder voorbehoud van de rechten van derde staten en de mogelijke toepassing van de bepalingen der internationale overeenkomsten betreffende dubbele belasting.
De uitsluitend uit hoofde van de uitoefening van een ambt in dienst van andere internationale organisaties verkregen woonplaats wordt niet in aanmerking genomen bij de toepassing van de bepalingen van dit artikel.
Artikel 14
Het Europees Parlement en de Raad stellen volgens de gewone wetgevingsprocedure bij verordeningen en na raadpleging van de betrokken instellingen de regeling vast inzake de sociale voorzieningen, welke op de ambtenaren en overige personeelsleden van de Unie van toepassing zijn.
Artikel 15
Het Europees Parlement en de Raad stellen volgens de gewone wetgevingsprocedure bij verordeningen en na raadpleging van de andere betrokken instellingen vast op welke categorieën van ambtenaren en overige personeelsleden van de Unie de bepalingen van de artikel 11, artikel 12, tweede alinea, en artikel 13 geheel of ten dele van toepassing zijn.
De namen, hoedanigheden en adressen der ambtenaren en overige personeelsleden, welke onder deze categorieën zijn begrepen, worden op gezette tijden aan de regeringen van de lidstaten meegedeeld.
HOOFDSTUK vI
VOORRECHTEN EN IMMUNITEITEN DER BIJ DE EUROPESE UNIE GEACCREDITEERDE MISSIES VAN DERDE STATEN
Artikel 16
De lidstaat, op wiens grondgebied de zetel van de Unie is gevestigd, verleent aan de missies der bij de Unie geaccrediteerde derde staten de gebruikelijke diplomatieke immuniteiten en voorrechten.
HOOFDSTUK vII
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 17
De voorrechten, immuniteiten en faciliteiten worden aan de ambtenaren en overige personeelsleden van de Unie uitsluitend in het belang van de Unie verleend.
Elke instelling van de Unie is gehouden de aan een ambtenaar of ander personeelslid verleende immuniteit op te heffen in alle gevallen, waarin zulks naar haar mening niet strijdig is met de belangen van de Unie.
Artikel 18
voor de toepassing van dit protocol handelen de instellingen van de Unie in overeenstemming met de verantwoordelijke autoriteiten van de betrokken lidstaten.
Artikel 19
De artikelen 11 tot en met 14 en artikel 17 zijn van toepassing op de leden van de Commissie.
Artikel 20
De artikelen 11 tot en met 14 en 17 zijn van toepassing op de rechters, de advocaten-generaal, de griffiers en de toegevoegde rapporteurs van het Hof van Justitie van de Europese Unie, onverminderd de bepalingen van artikel 3 van het protocol betreffende het statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie met betrekking tot de vrijstelling van rechtsvervolging van de rechters en de advocaten-generaal.
Artikel 21
Dit protocol is eveneens van toepassing op de Europese Investeringsbank, de leden van haar organen, haar personeel en de vertegenwoordigers der lidstaten, welke aan haar werkzaamheden deelnemen, onverminderd de bepalingen van het Protocol betreffende haar statuten.
De Europese Investeringsbank wordt bovendien vrijgesteld van elke fiscale en parafiscale heffing bij de uitbreiding van haar kapitaal, alsmede van de verschillende formaliteiten welke hieraan verbonden zijn in de staat waar de zetel van de Bank gevestigd is. Haar opheffing en liquidering zullen evenmin enige heffing medebrengen. Ten slotte geeft de werkzaamheid van de Bank en van haar organen, uitgeoefend onder de statutaire voorwaarden, geen aanleiding tot de heffing van omzetbelastingen.
Artikel 22
Dit protocol is eveneens van toepassing op de Europese Centrale Bank, de leden van haar organen en haar personeel, onverminderd de bepalingen van het Protocol betreffende de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank.
De Europese Centrale Bank wordt bovendien vrijgesteld van elke fiscale en parafiscale heffing bij de uitbreiding van haar kapitaal, alsmede van de verschillende formaliteiten welke hieraan verbonden zijn in de staat waar de zetel van de Bank gevestigd is. De werkzaamheden van de Bank en van haar organen, uitgeoefend overeenkomstig de statuten van het Europese Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, geven geen aanleiding tot de heffing van omzetbelasting.
PROCEDURES VOOR DE TOEPASSING IN ZWITSERLAND VAN HET PROTOCOL BETREFFENDE DE VOORRECHTEN EN IMMUNITEITEN VAN DE EUROPESE UNIE
1. Uitbreiding van de toepassing van het Protocol tot Zwitserland
Iedere verwijzing naar de lidstaten in het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie (hierna “het Protocol” genoemd) moet worden opgevat als zijnde eveneens van toepassing op Zwitserland, tenzij in het onderstaande anders wordt bepaald.
2. agentschap vrijgesteld van indirecte belastingen (met inbegrip van btw)
Op vanuit Zwitserland geëxporteerde goederen en diensten wordt geen belasting over de toegevoegde waarde (btw) geheven. Wat goederen en diensten betreft die aan het agentschap in Zwitserland worden geleverd voor officieel gebruik, geschiedt de btw-vrijstelling, overeenkomstig artikel 3, tweede alinea, van het protocol, door middel van teruggave van de betaalde bedragen. vrijstelling van btw wordt verleend indien de feitelijke aankoopprijs voor de in de factuur of een gelijkwaardig document vermelde goederen en dienstverstrekkingen (inclusief belastingen) ten minste 100 CHF bedraagt.
Restitutie van de betaalde btw-bedragen volgt op vertoon van de speciaal hiertoe bestemde Zwitserse formulieren aan de afdeling btw van de federale belastingautoriteiten. De aanvragen worden in beginsel behandeld binnen drie maanden, te rekenen vanaf de indiening van het van de nodige bewijsstukken vergezelde verzoek om terugbetaling.
3. Wijze van toepassing van de regelgeving betreffende het personeel van het agentschap
Wat artikel 12, tweede alinea, van het Protocol betreft, stelt Zwitserland, volgens de beginselen van zijn intern recht, de ambtenaren en overige personeelsleden van het agentschap in de zin van artikel 2 van verordening (Euratom, EGKS, EEG) nr. 549/69 (1) vrij van federale, kantonnale en gemeentelijke belastingen op salarissen, lonen en emolumenten die door de Europese Unie worden betaald en waarop, te harer gunste, een interne belasting van toepassing is.
voor de toepassing van artikel 13 van dit aanhangsel wordt Zwitserland niet als een lidstaat in de zin van bovenstaand lid 1 beschouwd.
De ambtenaren en overige personeelsleden van het agentschap, alsook hun gezinsleden die zijn aangesloten bij het op de ambtenaren en overige personeelsleden van de Europese Unie van toepassing zijnde socialeverzekeringsstelsel, vallen niet verplicht onder het Zwitserse socialeverzekeringsstelsel.
Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft uitsluitende bevoegdheid voor alle kwesties betreffende de betrekkingen tussen de Commissie of het agentschap en zijn personeel, wat betreft de toepassing van verordening (EEG/Euratom/ EGKS) nr. 259/68 (2) van de Raad en de andere bepalingen van het recht van de Europese Unie tot vaststelling van de arbeidsvoorwaarden.
(1) verordening (Euratom, EGKS, EEG) nr. 549/69 van de Raad van 25 maart 1969 ter bepaling van de categorieën van ambtenaren en overige personeelsleden van de Europese Gemeenschappen waarop de bepalingen van de artikelen 12, 13, tweede alinea, en 14 van het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Gemeenschappen van toepassing zijn (PB L 74 van 27.3.1969, blz. 1). verordening laatstelijk gewijzigd bij verordening (EG) nr. 1749/2002 van de Commissie (PB L 264 van 2.10.2002, blz. 13).
(2) verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 van de Raad van 29 februari 1968 tot vaststelling van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van deze Gemeenschappen, alsmede van bijzondere maatregelen welke tijdelijk op de ambtenaren van de Commissie van toepassing zijn (Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden) (PB L 56 van 4.3.1968, blz. 1). verordening laatstelijk gewijzigd bij verordening (EG) nr. 2104/2005 van de Commissie (PB L 337 van 22.12.2005, blz. 7).
FINANCIËLE CONTROLE MET BETREKKING TOT ZWITSERSE DEELNEMERS AAN DE ACTIVITEITEN VAN HET EUROPEES AGENTSCHAP VOOR DE VEILIGHEID VAN DE LUCHTVAART
Artikel 1
Rechtstreekse communicatie
Het agentschap en de Commissie onderhouden rechtstreekse contacten met alle in Zwitserland gevestigde personen of entiteiten die betrokken zijn bij de activiteiten van het agentschap als contractant, als deelnemer aan een programma van het agentschap, als begunstigde van een betaling uit de begroting van het agentschap of van de Gemeenschap, of als onderaannemer. Deze personen kunnen alle dienstige informatie en documentatie die zij gehouden zijn te verstrekken op grond van de in dit besluit genoemde instrumenten en van de ter uitvoering daarvan gesloten contracten of overeenkomsten, alsmede van de in het kader daarvan genomen besluiten, rechtstreeks aan de Commissie en het agentschap doen toekomen.
Artikel 2
Controles
1. In overeenstemming met verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (1) en het door de Raad van Bestuur van het agentschap op 26 maart 2003 vastgestelde Financieel Reglement, met verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 23 december 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (2) goedgekeurde financiële reglementen, alsook met de overige regelingen waarnaar in dit besluit wordt verwezen, kan in de contracten of overeenkomsten die met in Zwitserland gevestigde begunstigden worden gesloten en in de besluiten die in dat kader worden genomen, worden bepaald dat bij deze begunstigden of bij hun onderaannemers op ieder tijdstip wetenschappelijke, financiële of technologische audits of andere controles kunnen worden verricht door functionarissen van het agentschap en de Commissie of door andere door dezen hiertoe gemachtigde personen.
2. De functionarissen van het agentschap en de Commissie alsook de andere door het agentschap en de Commissie hiertoe gemachtigde personen krijgen passende toegang tot locaties, werkzaamheden en documenten, alsmede tot alle nodige informatie, inclusief informatie in elektronische vorm, om deze audits naar behoren te kunnen uitvoeren. Dit recht van toegang wordt uitdrukkelijk vermeld in de contracten of overeenkomsten die worden gesloten in uitvoering van de instrumenten waarnaar in dit besluit wordt verwezen.
3. De Europese Rekenkamer heeft dezelfde rechten als de Commissie.
4. De audits kunnen plaatsvinden tot vijf jaar na het verstrijken van dit besluit dan wel volgens het bepaalde in de contracten of overeenkomsten of in de ter zake genomen besluiten.
5. De Zwitserse financiële controledienst (Eidgenössische Finanzkontrolle) wordt van tevoren in kennis gesteld van de audits die op het Zwitserse grondgebied worden uitgevoerd. Deze kennisgeving is geen juridische voorwaarde voor de uitvoering van de audits.
Artikel 3
Controles ter plaatse
1. In het kader van dit besluit is de Commissie (OLaF) gemachtigd op het Zwitserse grondgebied controles en verificaties ter plaatse te verrichten, zulks overeenkomstig de voorwaarden en modaliteiten van verordening (EG, Euratom) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (3).
(1) PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.
(2) PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
(3) PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2.
2. De controles en verificaties ter plaatse worden door de Commissie voorbereid en uitgevoerd in nauwe samenwerking met de Zwitserse financiële controledienst of met de andere door deze controledienst aangewezen bevoegde Zwitserse autoriteiten, die tijdig over het voorwerp, het doel en de rechtsgrondslag van de controles en verificaties worden ingelicht, teneinde aldus alle nodige hulp te kunnen verstrekken. Te dien einde kunnen functionarissen van de bevoegde Zwitserse autoriteiten aan de controles en verificaties ter plaatse deelnemen.
3. Wanneer de betrokken Zwitserse instanties dat verlangen, worden de controles en verificaties ter plaatse gezamenlijk door de Commissie en henzelf uitgevoerd.
4. Wanneer deelnemers aan het programma zich verzetten tegen een controle of verificatie ter plaatse, verlenen de Zwitserse autoriteiten de controleurs van de Commissie, overeenkomstig de nationale bepalingen ter zake, de nodige assistentie om laatstgenoemden in staat te stellen de hun opgedragen controles en verificaties ter plaatse tot een goed einde te brengen.
5. De Commissie doet de Zwitserse financiële controledienst ten spoedigste mededeling van iedere onregelmatigheid en van ieder vermoeden betreffende een onregelmatigheid waarvan zij in het kader van de controle of verificatie ter plaatse kennis heeft gekregen. De Commissie stelt in ieder geval de bovengenoemde instantie in kennis van het resultaat van deze controles en verificaties.
Artikel 4
Informatie en overleg
1. Met het oog op een goede uitvoering van deze bijlage wisselen de bevoegde Zwitserse en communautaire autoriteiten op gezette tijden informatie uit en plegen zij, op verzoek van een hunner, overleg.
2. De bevoegde Zwitserse autoriteiten stellen het agentschap en de Commissie onverwijld in kennis van ieder onder hun aandacht gebracht feit waaraan het vermoeden zou kunnen worden ontleend dat er zich onregelmatigheden hebben voorgedaan bij de sluiting en de uitvoering van de contracten of overeenkomsten die zijn gesloten in uitvoering van de instrumenten waarnaar in dit besluit wordt verwezen.
Artikel 5
Vertrouwelijkheid
Ingevolge deze bijlage meegedeelde of verkregen informatie, in eender welke vorm, valt onder het beroepsgeheim en wordt op dezelfde wijze beschermd als soortgelijke informatie wordt beschermd krachtens het Zwitserse recht en de overeenkomstige bepalingen die gelden voor de instellingen van de Gemeenschappen. Deze informatie mag niet worden meegedeeld aan andere personen dan die welke binnen de instellingen van de Gemeenschappen of in de lidstaten of Zwitserland op grond van hun functie op de hoogte moeten zijn van deze informatie, en mag niet worden gebruikt voor andere doeleinden dan het waarborgen van een doeltreffende bescherming van de financiële belangen van de partijen.
Artikel 6
Administratieve maatregelen en sancties
Onverminderd de toepassing van het Zwitserse strafrecht kan het agentschap of de Commissie administratieve maatregelen en sancties opleggen in overeenstemming met verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 en verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 van de Commissie van 23 december 2002 alsmede verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (4).
(4) PB L 312 van 23.12.1995, blz. 1.
Artikel 7
Invordering en uitvoering
Besluiten die het agentschap of de Commissie neemt binnen het toepassingsgebied van dit besluit, welke voor natuurlijke of rechtspersonen, met uitzondering van de staten, een geldelijke verplichting inhouden, vormen in Zwitserland executoriale titel.
De formule van tenuitvoerlegging wordt, zonder andere controle dan de verificatie van de authenticiteit van de titel, aangebracht door de autoriteit die daartoe door de Zwitserse regering wordt aangewezen. van deze aanwijzing geeft zij kennis aan het agentschap of de Commissie. De uitvoering vindt plaats volgens de Zwitserse regels. De rechtsgeldigheid van het besluit dat executoriale titel vormt, wordt ter controle voorgelegd aan het Hof van Justitie van de Europese Unie.
arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie die worden gewezen ingevolge een arbitrageclausule vormen onder dezelfde voorwaarden executoriale titel.