ART. XI.224 WER/CDE
ART. XI.224 WER/CDE
Art. XI.224. § 1. Het recht van de auteur en van de houders van naburige rechten om de door- gifte via de kabel toe te staan of te verbieden, kan uitsluitend door beheersvennootschappen en/ of collectieve beheerorganisaties die in België het recht van doorgifte via de kabel beheren wor- den uitgeoefend.
§ 2. Indien de auteur of de houders van naburige rechten het beheer van hun rechten niet aan een beheersvennootschap of collectieve beheerorganisatie hebben opgedragen, wordt de be- heersvennootschap of collectieve beheerorganisatie die rechten van dezelfde categorie beheert, geacht met het beheer van hun rechten te zijn belast.
Indien de rechten van die categorie door meer dan één beheersvennootschap of collectieve beheerorganisatie worden beheerd, staat het de auteur of de houders van naburige rechten vrij te kiezen welke van die beheersvennootschappen of collectieve beheerorganisaties geacht wordt hun rechten te beheren. Voor hen gelden dezelfde rechten en plichten uit de overeenkomst tussen de kabelmaatschappij en de beheersvennootschap of collectieve beheerorganisatie als voor de rechthebbenden die het beheer van hun rechten aan deze beheersvennootschap of collectieve beheersorganisatie hebben opgedragen. Zij kunnen die rechten doen gelden binnen een termijn van drie jaar te rekenen van de datum van doorgifte via de kabel van hun werk of van hun prestatie.
§ 3. De paragrafen 1 en 2 zijn niet van toepassing op de rechten die een omroeporganisatie in het kader van haar eigen uitzendingen uitoefent.
⯏ ⯏ ⯏
Art. XI.224. § 1er. Le droit de l’auteur et des titulaires de droit voisins d’autoriser ou d’interdire la retransmission par câble ne peut être exercé que par des sociétés de gestion et/ou organismes de gestion collective qui en Belgique gèrent le droit de retransmission par câble.
§ 2. Lorsque l’auteur ou les titulaires de droits voisins n’ont pas confié la gestion de leurs droits à une société de gestion ou un organisme de gestion collective, la société de gestion ou l’organisme de gestion collective qui gère des droits de la même catégorie est réputé être chargé de gérer leurs droits.
Lorsque plusieurs sociétés de gestion ou plusieurs organismes de gestion collective gèrent des droits de cette catégorie, l’auteur ou les titulaires de droits voisins peuvent désigner eux-mêmes quelle société de gestion ou quel organisme de gestion collective sera réputé être chargé de la gestion de leurs droits. Ils ont les mêmes droits et les mêmes obligations résultant du contrat conclu entre le câblodistributeur et la société de gestion ou l’organisme de gestion collective que les titulaires de droits qui ont chargé cette société de gestion ou cet organisme de gestion collec- tive de défendre leurs droits. Ils peuvent faire valoir leurs droits dans un délai de trois ans à compter de la date de retransmission par câble de leur œuvre ou de leur prestation.
§ 3. Les paragraphes 1er et 2 ne sont pas applicables aux droits exercés par un organisme de radiodiffusion à l’égard de ses propres émissions.
⯎ ⯎ ⯎
Xxxxx Xxxxxx
Afdeling 1
Verplicht collectief beheer
§ 1. Uitoefening kabelrechten door beheersvennootschappen
I. Uitsluitend door beheersvennootschappen
Zoals bij de bespreking van artikel XI.220 opgemerkt, maakte de SatKab-Richt- lijn een einde aan de mogelijkheid om wettelijke of dwanglicenties te hanteren voor kabeldoorgifte. Om evenwel tegemoet te komen aan de bezorgdheid van kabelmaatschappijen, legde de richtlijn een systeem van verplicht collectief beheer op (art. 9). De bedoeling is te voorkomen dat van de talrijke rechthebbenden die hun toestemming moeten verlenen en aanspraak kunnen maken op vergoeding bij kabeldoorgifte1, één enkel individu de doorgifte zou kunnen verhinderen of onre- delijke eisen zou kunnen stellen2.
Artikel XI.224 (oud art. 53 Auteurswet) zet artikel 9 van deze richtlijn om en bepaalt bijgevolg eveneens dat het doorgifterecht (d.i. het recht van de auteur en van de houders van naburige rechten om de doorgifte via de kabel toe te staan of te verbieden) uitsluitend kan worden uitgeoefend door beheersvennootschappen en/of collectieve beheerorganisaties3. Op die manier wordt het aantal partijen bij de onderhandelingen over kabelrechten beperkt (aangezien enkel beheersven- nootschappen en geen individuele houders dat exclusieve recht kunnen uitoefe- nen) en kunnen de onderhandelingen in principe vlotter verlopen.
De wet bepaalt niet welke beheersvennootschap de toestemming moet geven. Aangezien artikel XI.224 niet belet dat auteurs of uitvoerende kunstenaars hun kabeldoorgifterecht aan een producent overdragen4, zijn het niet noodzakelijk ‘hun’ beheersvennootschappen die dit recht uitoefenen5. Dit recht kan “heel goed worden uitgeoefend door een vennootschap voor het collectief beheer van de rechten van de producenten, waardoor aldus het doel van de wetgever bereikt
1 Omroepuitzendingen bevatten doorgaans grote aantallen beschermde werken (audiovisuele producties, film, muziek, kunstvoorwerpen of gebouwen die worden gefilmd…).
2 Zie overweging 28 SatKab-Richtlijn.
3 De rechtenhouders blijven wel meester van hun morele rechten en kunnen dus kabeldoorgifte verbieden als dit afbreuk zou doen aan hun morele rechten.
4 Zoals het Hof van Justitie verduidelijkte in Uradex v. RTD kan deze overdracht zowel op basis van een overeenkomst plaatsvinden, als op basis van een wettelijk vermoeden (HJEU 1 juni 2006, C-169/05, Uradex v. RTD en Brutélé, ECLI:EU:C:2006:365, r.o. 24, aangehaald infra voetnoot 20). Het komt dus aan de beheersvennootschappen van auteurs en uitvoerende kunstenaars toe om de vermoedens van overdracht ten voordele van de producent uit art. XI.182 en XI.206 (oud art. 18, resp. 36 Auteurswet) te weerleggen door het overmaken van een andersluidend contract. Het feit dat de uitvoerende kunste- naar zich bij een vennootschap voor het beheer van de rechten had aangesloten vóór hij de overeenkomst van audiovisuele productie heeft gesloten, levert op zich niet dergelijke andersluidende overeenkomst op; Cass. 14 juni 2010, Uradex v. RTD, IRDI 2011, 156-161, noot K. ROOX, “Het vermoeden van overdracht van auteurs- en naburige rechten en de verhouding met de verplichte tussenkomst van beheersvennootschappen inzake kabeldoorgifterechten”.
5 Zij kunnen immers enkel die rechten beheren waarvan de auteurs of houders van naburige rechten nog
titularis zijn.
wordt”6. Sinds 2014 geldt dit niet langer voor het vergoedingsrecht van auteurs en uitvoerende kunstenaars bij kabeldoorgifte. Het (nieuwe) artikel XI.225 maakt dit vergoedingsrecht immers onoverdraagbaar, en verduidelijkt dat het alleen door de ‘eigen’ beheersvennootschappen kan worden beheerd7.
Het feit dat de beheersvennootschappen en/of collectieve beheerorganisaties op grond van de wet belast zijn met het beheer van de rechten, betekent nog niet dat zij verplicht zijn om in alle gevallen toestemming te verlenen tot heruitzending via de kabel (het gaat immers niet om een dwanglicentie). Het collectieve beheer sluit het risico op ‘black outs’ of ‘outsiders’ voor de kabelmaatschappijen dus niet vol- ledig uit, maar reduceert het aanzienlijk door het aantal gesprekspartners te beperken (het zorgt met andere woorden voor een centralisering van de contrac- tuele verwerving van rechten). Daarenboven kunnen beheersvennootschappen niet willekeurig hun toestemming weigeren. Artikel 12 SatKab-Richtlijn8 wijst erop dat de lidstaten er via civiel- of administratiefrechtelijke bepalingen voor moeten zorgen dat de betrokkenen te goeder trouw onderhandelen over kabeldoorgifte en deze doorgifte niet zonder geldige reden mogen verhinderen of belemmeren. Deze bepaling werd niet as such overgenomen in de Auteurswet. Wel geldt sinds de wet van 19 april 2014 een algemene verplichting voor beheers- vennootschappen én gebruikers om te goeder trouw te onderhandelen over licen- ties, inning en tarifering (art. XI.261 WER9). De Controledienst van de beheers- vennootschappen oefent toezicht uit op de naleving van de regels door de beheers- vennootschappen (art. XI.279), maar heeft slechts beperkte bevoegdheden om sancties op te leggen10. De Dienst Regulering die binnen de FOD Economie zou worden opgericht met controle-, advies- en bemiddelingsbevoegdheid, en die waarschuwingen zou kunnen uitdelen en het hof van beroep in Brussel vatten, is inmiddels terug afgeschaft11.
De algemene regels uit het contractenrecht (verbod van rechtsmisbruik)12 en het mededingingsrecht (verbod van machtsmisbruik)13 blijven onverkort gelden. Naast de gewone rechtbanken kan de Belgische Mededingingsautoriteit (voor 2013: de Raad voor de Mededinging) worden ingeschakeld bij klachten over mis- bruik van machtspositie in hoofde van hetzij de rechthebbenden/beheersvennoot-
6 Cass. 14 juni 2010, Uradex v. RTD (aangehaald supra voetnoot 4). Uradex beweerde dan ook ten onrechte dat zij, als enige vennootschap voor collectief beheer voor alle categorieën van uitvoerende kunstenaars, van de wetgever de bevoegdheid had verkregen het recht van toestemming voor doorgifte via de kabel uit te oefenen voor alle uitvoerende kunstenaars, zelfs voor zij die niet bij haar zijn aange- sloten.
7 Infra bespreking van art. XI.225 WER.
8 Alsook de overwegingen 30, 31, 34, 36 van de richtlijn.
9 Sinds de wet van 8 juni 2017 tot omzetting in Belgisch recht van de richtlijn 2014/26/EU van het Euro- pees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het collectieve beheer van auteursrechten en naburige rechten en de multiterritoriale licentieverlening van rechten inzake muziekwerken voor het online gebruik ervan op de interne markt, BS 27 juni 2017; vroeger art. XI.272 WER.
10 Zie hierover meer bij de bespreking van art. XI.279 e.v.
11 Art. 25 wet 29 juni 2016 houdende diverse bepalingen inzake Economie, BS 6 juli 2016 nr. 585/1.
12 In kabelcontracten wordt gewoonlijk voorzien dat de beheersvennootschappen de kabeldoorgifte enkel in uitzonderlijke gevallen kunnen weigeren.
13 Voor een kritische reflectie evenwel over de verhouding tussen het auteursrecht en het mededingings- recht, zie: X. XXXXXX, “Droit d’auteur et droit de la concurrence: amours impossibles?”, AM 2004, 553- 556.
schappen, hetzij de kabelmaatschappijen14. Bij de voorzitter van de Mededin- gingsautoriteit kunnen voorlopige maatregelen worden gevraagd15.
II. Niet-weerlegbaar vermoeden van vertegenwoordiging
In artikel XI.224, § 2 wordt zelfs een (niet-weerlegbaar) vermoeden gecreëerd dat de betrokken beheersvennootschap kan optreden voor alle rechthebbenden van dezelfde categorie. Wanneer een auteur of houder van naburige rechten het beheer van zijn rechten niet vrijwillig heeft overgedragen aan een beheersvennootschap, wordt de organisatie die de rechten van dezelfde categorie beheert, toch geacht belast te zijn met het beheer. De wet preciseert dat – wanneer er meerdere ven- nootschappen instaan voor het rechtenbeheer van een bepaalde categorie – de auteur of houder van naburige rechten vrij kan kiezen tot welke vennootschap hij zich wendt om zijn rechten te doen gelden (lees: om zijn aandeel in de vergoeding op te eisen). Hij heeft daarvoor drie jaar de tijd, vanaf het ogenblik waarop zijn werk of prestatie via kabeldoorgifte openbaar is gemaakt en staat daarbij op dezelfde voet als de rechthebbenden die wel vrijwillig het beheer van hun rechten hebben overgedragen (“voor hen gelden dezelfde rechten en plichten uit de over- eenkomst tussen de kabelmaatschappij en de vennootschap voor het beheer van de rechten als voor de rechthebbenden die het beheer van hun rechten aan deze vennootschap hebben opgedragen”).
III. Discussie over precieze draagwijdte
Over de precieze draagwijdte van de bevoegdheid van de beheersvennootschap om op te treden voor rechtenhouders die niet vrijwillig het beheer van hun rech- ten hebben opgedragen aan de vennootschap (de zogenaamde outsiders), heerste onduidelijkheid: blijft dit beheer beperkt tot de financiële aspecten (d.i. is het enkel van pecuniaire aard – zoals het hof van beroep van Brussel in 1998 oor- deelde in het kader van een geschil tussen Uradex enerzijds en RTD en Brutélé anderzijds16), of omvat het eveneens het exclusieve recht om de heruitzending via kabel toe te laten of te verbieden (zoals dit het geval is voor de rechthebbenden die zich wel vrijwillig hebben aangesloten bij een beheersvennootschap – wat de visie was van Uradex). In antwoord op de prejudiciële vraag17 die het Hof van Cassatie in april 2005 stelde in het kader van net genoemd geschil tussen Uradex en RTD18, antwoordde het Hof van Justitie als volgt:
14 Zo stelde het Brusselse hof van beroep in het kader van een prejudiciële vraag vanwege de rechtbank van eerste aanleg van Brussel – weliswaar buiten de sfeer van kabeldistributie – machtsmisbruik vast in hoofde van SABAM omwille van “le fait d’organiser un système de tarification différenciée non transpa- rent (…)”; Brussel 3 november 2005, Sabam v. Productions & Marketing, AM 2006, 50-54; http:// xx.xxxxxx.xx/xxxx/xxxxxxxxxxx/xxxxxxxxx/xxxxxxxx_xxxxxx/xxxxx_0000_000_xx.xxx.
15 Zie bv. de tussenkomst van de (voorzitter van de) Raad voor de Mededinging in de zaken SAT 1, Euro- sport en Canal+, besproken in X. XXXXXX, o.c., 700-718. Zie ook C. DOUTRELEPONT, “La libre retrans- mission par câble des émissions de télévision”, JT 1995, (619) 617-623 (bespreking van SAT 1).
16 Brussel 25 juni 1998, Uradex v. RTD en Brutélé, IRDI 1998, 332 en AM 1999, 212-221.
17 Gepubliceerd in Pb.C. 11 juni 2005, afl. 143, 28.
18 Cass. 4 april 2005, Uradex v. RTD en Brutélé, AM 2005, 404-414, noot G. DE FOESTRAETS, “Télédis- tribution et droits voisins: vers une clarification des rôles”.
420 WETBOEK ECONOMISCH RECHT
“Artikel 9, lid 2 Richtlijn 93/83/EEG van de Raad van 27 september 1993 tot coördinatie van bepaalde voorschriften betreffende het auteursrecht en naburige rechten op het gebied van de satellietomroep en de doorgifte via de kabel, moet aldus worden uitgelegd dat wanneer een maatschappij voor collectieve belangenbehartiging wordt geacht te zijn belast met het beheer van de rechten van een auteursrechthebbende of houder van naburige rech- ten die het beheer van zijn rechten niet aan een maatschappij voor collec- tieve belangenbehartiging heeft opgedragen, die maatschappij het recht van deze rechthebbende om een kabelmaatschappij de doorgifte via de kabel van een uitzending toe te staan of te verbieden, mag uitoefenen, en bijgevolg het beheer van de rechten van de rechthebbende door die maat- schappij niet beperkt is tot de financiële aspecten van deze rechten.” (eigen onderlijning)19
In navolging van dit arrest vernietigde het Hof van Cassatie in juni 2010 het arrest van het hof van beroep in Brussel van 1998 op dit punt20: Uradex kan niet alleen de financiële aspecten van het kabeldoorgifterecht behandelen, maar ook weigeren om de toestemming te verlenen voor de kabeldoorgifte (althans voor de rechten die Uradex nog in beheer heeft en die niet overgedragen zijn aan de pro- ducenten van audiovisuele producties; supra)21.
Afdeling 2
Uitzondering voor omroepen
§ 1. Uitoefening kabelrechten door omroepen
De verplichting tot collectieve rechtenuitoefening geldt niet voor de omroeporga- nisaties. Artikel XI.224, § 3 voorziet in een uitzondering voor “de rechten die een omroeporganisatie in het kader van haar eigen uitzendingen uitoefent”. Dit bete- kent concreet dat de omroeporganisaties voor hun eigen uitzendingen recht- streeks met de kabelmaatschappijen over de doorgifte onderhandelen en niet ver- plicht zijn om een beroep te doen op een beheersvennootschap (wat niet weg- neemt dat zij vrijwillig voor collectief beheer kunnen opteren).
Deze bijzondere situatie van omroeporganisaties vindt haar oorsprong in artikel 10 SatKab-Richtlijn, waarbij als motivering gegeven werd dat het aantal omroe- porganisaties bij de sluiting van een overeenkomst over kabeldoorgifte overzien- baar is, en elke kabelmaatschappij weet welk programma zij in haar net xxxxxxx00.
19 HJEU 1 juni 2006, Uradex v. RTD en Brutélé, C-169/05, ECLI:EU:C:2006:365, Pb.C. 29 juli 2006, afl. 178, 8, AM 2007, 245, AMI 2006 (weergave), afl. 5, 195 en JT dr.eur. 2007, afl. 136, 49.
20 Cass. 14 juni 2010, Uradex v. RTD (aangehaald supra voetnoot 4).
21 Voor meer details over de praktische gevolgen van het arrest, zie K. ROOX, “Het vermoeden van over- dracht van auteurs- en naburige rechten en de verhouding met de verplichte tussenkomst van beheers- vennootschappen inzake kabeldoorgifterechten” (noot onder Xxxx. 14 juni 2010), Uradex v. RTD, IRDI 2011, (160) 156-161.
22 Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot coördinatie van bepaalde voorschriften betreffende het auteursrecht en verwante rechten op het gebied van de satellietomroep en de doorgifte via de kabel, COM(91)276 def. – SYN 358, 11 september 1991, p. 44 (beschikbaar via xxxx://xxx-xxx.xxxxxx.xx/).
ART. XI.224 WER/CDE • XXXXX XXXXXX 421
In dit geval werd een collectief beheer dan ook niet noodzakelijk geacht om de onderhandelingen over kabeldoorgifte vlotter te laten verlopen.
Artikel 10 SatKab-Richtlijn specificeert dat het bij eigen uitzendingen zowel gaat om “de eigen rechten van die organisatie” als om “rechten die haar door andere auteursrechthebbenden en/of houders van naburige rechten zijn overgedragen”. Het feit dat deze zinsnede niet werd overgenomen in de Belgische wetgeving leidde tot uiteenlopende interpretaties over de draagwijdte van de uitzondering in artikel XI.224, § 3 (het vroegere art. 53, § 3 Auteurswet).
Volgens een restrictieve interpretatie slaat “in het kader van haar eigen uitzendin- gen” enkel op de eigen programma’s, dus die programma’s waarvan de omroe- porganisatie zelf producent is (in tegenstelling tot aangekochte producties, films en series). Deze interpretatie wordt aangehangen door beheersvennootschappen23 om alsnog een beroep te kunnen doen op het verplicht collectief beheer (en aldus bijkomende inkomsten te genereren).
In een ruimere interpretatie omvatten de “eigen uitzendingen” ook de pro- gramma’s die omroepen aankopen of waarvoor zij een uitzendlicentie verkrijgen. Deze interpretatie is het meest richtlijnconform. In het verslag van de Europese Commissie over de toepassing van de SatKab-Richtlijn wordt immers verduide- lijkt dat artikel 10 beoogde rekening te houden met de bijzondere situatie van de omroeporganisatie die tegelijkertijd houder is van exclusieve rechten op haar eigen programma’s en verkrijger van rechten voor het primair uitzenden van de door haar verworven programma’s. De omroeporganisatie moest kunnen onder- handelen over het verkrijgen van de rechten voor het doorgeven van programma’s zonder dat de rechthebbenden verplicht vertegenwoordigd zijn door een beheers- vennootschap. “Het concrete gevolg hiervan is dat de omroeporganisatie alle rechten voor de doorgifte via de kabel kan verkrijgen en op die manier de enige gesprekspartner wordt voor de kabelmaatschappij.”24 Met andere woorden, de omroeporganisatie kan in dat geval als “uniek loket” optreden. Deze interpretatie lijkt door de Belgische wetgever te zijn bevestigd bij het aannemen van het Wet- boek van Economisch Recht25.
23 Bv. door Xxxxx, Agicoa, Uradex en andere in het geschil met Telenet over directe injectie (in detail behandeld bij de bespreking van art. I.16, 3° WER). Volgens hen slaan de overgedragen rechten waarvan sprake in art. 10 SatKab-Richtlijn op de rechten die acteurs, scenaristen, en dergelijke overdragen aan de omroepen wanneer deze laatste eigen producties maken.
24 Verslag van de Europese Commissie over de toepassing van richtlijn 93/83/EEG van de Raad van 27 september 1993 tot coördinatie van bepaalde voorschriften betreffende het auteursrecht en naburige rechten op het gebied van de satellietomroep en de doorgifte via de kabel, COM(2002)430def., 26 juli 2002, 5.
25 Hoewel de wettekst gelijk gebleven is, stelt de Memorie van Toelichting dat de artikelen betreffende de doorgifte via de kabel overeenkomstig art. 10 SatKab-Richtlijn moeten worden uitgelegd; Xxxx.Xx. Kamer 2013-14, nr. 53K3391/1 en 53K3392/1, 41.
422 WETBOEK ECONOMISCH RECHT
§ 2. Omroepen als uniek loket?
I. ARI-overeenkomsten
De praktijk waarbij omroepen en kabelmaatschappijen zogenaamde ARI- of all rights included-overeenkomsten afsluiten is de laatste jaren steeds meer ingebur- gerd. In dergelijke ARI-overeenkomsten garanderen de omroepen dat zij alle auteurs- en naburige rechten hebben afgedekt, hetzij met de beheersvennoot- schappen, hetzij met de rechthebbenden rechtstreeks, zodat hun omroeppro- gramma’s rechtenvrij aan de kabelmaatschappijen (of andere distributeurs) wor- den aangeleverd26.
Kabelmaatschappijen zijn al lang voorstander van een dergelijk systeem van all rights included27. Voor de omroepen ligt het voordeel in de verwerving van de volledige controle op verdere exploitatie van hun omroepprogramma (en afgelei- den28); nadeel is dan weer dat het hun rekening en investeringsrisico verhoogt. Voor de beheersvennootschappen blijft het uiteraard aantrekkelijker om een dub- bel aanspreekpunt te behouden, zijnde de omroepen én de distributeurs.
Op de vraag of dergelijke ARI-overeenkomsten rechtsgeldig kunnen worden afge- sloten, dient een onderscheid te worden gemaakt naargelang de distributiewijze.
II. Kabeldoorgifte
In het geval van kabeldoorgifte bestond er discussie over de verenigbaarheid van ARI-overeenkomsten met het verplicht collectief beheer van kabeldoorgifterech- ten, en de draagwijdte van de uitzondering daarop voor omroeporganisaties (zoals hierboven weergegeven). In het geschil tussen Telenet en 11 collectieve beheersorganisaties, waaronder AGICOA en Sabam, was de rechtbank van eerste aanleg te Mechelen van mening “dat het systeem van het verplicht collectief beheer niet uitsluit dat de omroepen overeenkomsten met de rechthebbenden kunnen afsluiten, zodat hun programma’s rechtenvrij aan een kabelmaatschappij kunnen worden aangeleverd.”29 Deze opvatting werd evenwel tegengesproken door het hof van beroep in Antwerpen, dat wees op de discrepantie tussen artikel 53, § 3 van de Auteurswet (nu art. XI.224, § 3 WER) en artikel 10 SatKab-Richt- lijn. Het Hof leidde daaruit af dat de uitzondering op de verplichte tussenkomst
26 Cf. K. ROOX, “Het vermoeden van overdracht van auteurs- en naburige rechten en de verhouding met de verplichte tussenkomst van beheersvennootschappen inzake kabeldoorgifterechten” (noot onder Xxxx. 14 juni 2010), Uradex v. RTD, IRDI 2011, (161) 156-161.
27 En dit in combinatie met een centraal licentiesysteem waarbij omroepen en inhoudsleveranciers kunnen kiezen bij welke beheersvennootschap in de Europese Unie zij de rechten regelen voor de landen waarin zij hun programma’s willen (laten) verspreiden; Solon, Economic Impact of Copyright for Cable Opera- tors in Europe, Study sponsored by Cable Europe, Liberty Global, Kabel Deutschland, VECAI and Telenet, 2006, xxx.xxxxxxxxxxx.xx/xxxxxxx/xxxxxxxx/0000_00_00_xxxxx_xxxxx_xxxxx.xxx.
28 Dezelfde discussie over wie welke rechten moet regelen en welke vergoedingen moet betalen, doet zich voor bij meer recente vormen van co-exploitatie, zoals diensten op aanvraag via digitale televisieplat- forms (denk aan Net Gemist en Ooit gemist van VRT, iWatch van Medialaan, C-More van SBS, enz.).
29 Rb. Mechelen 12 april 2011, Telenet v. Agicoa e.a., AM 2011, afl. 3, 343-356 en IRDI 2011, afl. 3, 238, noot G. DE FOESTRAETS. De rechtbank gaf een ruime interpretatie aan het begrip “eigen uitzendingen” van de omroeporganisatie in het toenmalige art. 53, § 3 Auteurswet (nu art. XI.224, § 3) en wees erop dat deze bepaling gelezen moet worden in overeenstemming met art. 10 SatKab-Richtlijn.
ART. XI.224 WER/CDE • XXXXX XXXXXX 423
van beheersvennootschappen wat de verwerving van kabeldoorgifterechten betreft enkel geldt voor de eigen producten van de omroeporganisatie30. Dit arrest werd evenwel op zijn beurt vernietigd door het Hof van Cassatie (dat zich over deze kwestie niet uitsprak)31.
Inmiddels is de discussie grotendeels achterhaald, gelet op het hoger aangehaalde (nieuwe) artikel XI.225. De onoverdraagbaarheid van het vergoedingsrecht van de auteurs en uitvoerende kunstenaars bij kabeldoorgifte en het verplicht beheer ervan door de ‘eigen’ beheersvennootschappen32 staan er immers aan in de weg dat de omroeporganisatie een volledig rechtenvrij product zou kunnen aanbieden aan de kabeldistributeur.
III. Directe injectie
In het geval van directe injectie van omroepprogramma’s op de kabel hangt het antwoord af van de vraag of deze techniek kwalificeert als ‘kabeldoorgifte’. Is dat niet het geval (zoals de rechtbank van Mechelen oordeelde in Telenet v. Agicoa e.a.), dan geldt het systeem van verplicht collectief beheer uit artikel XI.224 (het vroegere art. 53 van de Auteurswet) immers niet en staat niets het afsluiten van ARI-overeenkomsten in de weg. In het tegenovergestelde geval (wat de conclusie was van het hof van beroep in Antwerpen in dezelfde zaak) gelden de observaties onder ‘II. Kabeldoorgifte’.
Nu het Hof van Cassatie onlangs de vraag of directe injectie te beschouwen is als ‘kabeldoorgifte’ negatief heeft beantwoord, geldt de bijzondere regeling voor kabeldoorgifte niet33. De omroepen kunnen dus in principe alle rechten aan de bron regelen en vervolgens hun programma’s all rights included aanbieden aan de kabelmaatschappijen met het oog op verdeling via directe injectie. In dat geval kunnen de beheersvennootschappen geen aanspraken meer laten gelden ten aan- zien van de kabelmaatschappijen. Immers, bij de overdracht door de rechtheb- benden van hun recht van doorgifte aan de omroeporganisatie zal deze laatste normaal gezien reeds de prijs voor het kabelrecht hebben betaald, aan de recht- hebbenden zelf of aan de vertegenwoordigende maatschappij voor collectieve belangenbehartiging, zonder dat laatstgenoemde nog een extra betaling kan eisen van de kabelmaatschappijen.
Zoals eerder opgemerkt, werden tijdens de discussies in het Europees Parlement over de ontwerpverordening tot vaststelling van voorschriften inzake de uitoefe-
30 Antwerpen 4 februari 2013, AM 2013, afl. 3-4, 227-233 en IRDI 2013, afl. 3, 161-185, noot G. DE FOESTRAETS. Telenet kon er zich dan ook niet tegen verzetten dat de beheersvennootschappen het bewijs vroegen dat zij auteursrechten betaalde voor uitzendingen die geen eigen uitzendingen van de omroepor- ganisatie zijn. Wel dienen de beheersvennootschappen daarbij aan te duiden voor welke uitzendingen zij betaling van rechten vragen. Indien Telenet beweert bevrijd te zijn, bv. door een ARI-overeenkomst, dient zij daarvan het bewijs te leveren.
31 Cass. 30 september 2016, AM 2016, afl. 4, 339-342 (cf. bespreking van art. I.16, 3° WER).
32 Infra bespreking van art. XI.225 WER. Merk op dat overweging 29 SatKab-Richtlijn expliciet stelt dat “de uitzonderingsbepaling in artikel 10 geen afbreuk doet aan de mogelijkheid voor rechthebbenden om hun rechten te laten uitoefenen door een maatschappij voor collectieve belangenbehartiging en zodoende een rechtstreeks aandeel te verkrijgen in de vergoeding die de kabelmaatschappij voor de doorgifte via de kabel betaalt”.
33 Cass. 30 september 2016, AM 2016, afl. 4, 339-342 (cf. bespreking van art. I.16, 3° WER).
424 WETBOEK ECONOMISCH RECHT
ning van auteursrechten en naburige rechten die van toepassing zijn op bepaalde online-uitzendingen van omroeporganisaties en doorgifte van televisie- en radio- programma’s34 amendementen voorgesteld om bij directe injectie een gedeelde aansprakelijkheid in hoofde van de omroeporganisaties en distributeurs te instal- leren35. Het valt af te wachten of, en in welke mate, deze bepalingen een impact kunnen hebben op de rechtsgeldigheid van ARI-overeenkomsten.
IV. Andere distributiewijzen
Het systeem van verplicht collectief beheer werd door de SatKab-Richtlijn enkel ingevoerd voor kabeldoorgifte en niet voor satellietomroep. In het geschil tussen TV Vlaanderen en Agicoa liet het Hof van Justitie de mogelijkheid van ARI-over- eenkomsten dan ook overeind. Het oordeelde immers dat de aanbieder van een satellietpakket voor zijn interventie in de mededeling per satelliet de toestemming van de betrokken rechthebbenden niet moet verkrijgen wanneer deze rechtheb- benden met de betrokken omroeporganisatie reeds zijn overeengekomen dat de beschermde werken ook via deze aanbieder aan het publiek worden meege- deeld36. Het hof van beroep in Brussel aanvaardde dat TV Vlaanderen het bestaan van dergelijke toestemming aantoonde aan de hand van haar eigen over- eenkomsten met de omroeporganisaties, waarin deze garanderen dat zij van de rechthebbenden alle nodige toestemmingen hebben verkregen en zullen behou- den, en TV Vlaanderen hiervoor vrijwaren37.
Verplicht collectief beheer geldt evenmin bij de verdeling van programma’s via IPTV, digitale ether, mobiele netwerken, enz. Met de hogervermelde ontwerpver- ordening tot vaststelling van voorschriften inzake de uitoefening van auteursrech- ten en naburige rechten die van toepassing zijn op bepaalde online-uitzendingen van omroeporganisaties en doorgifte van televisie- en radioprogramma’s komt hierin in de toekomst verandering. Artikel 3 van de ontwerpverordening breidt het systeem van verplicht collectief beheer bij kabeldoorgifte uit de SatKab-richt- lijn (met inbegrip van de uitzondering voor de eigen uitzendingen van omroepor- ganisaties) uit tot de gelijktijdige, ongewijzigde en integrale doorgifte van televi- sie- en radioprogramma’s door een andere partij dan de omroeporganisatie via ‘gesloten’ netwerken. Beoogd worden de exploitanten van via satelliet, digitale ether, IP-netwerken met gesloten circuits, mobiele en soortgelijke netwerken aan- geboden doorgiftediensten, die – aldus overweging 12 van de ontwerpverorde- ning – diensten verstrekken die gelijkwaardig zijn met die welke door exploitan- ten van kabeldoorgiftediensten worden verstrekt. Zij moeten bijgevolg eveneens
34 Voorstel van verordening, COM(2016)594.
35 Supra bespreking van art. XI.220 WER.
36 HJEU 13 oktober 2011, C-431/09 en C-432/09, Airfield en Canal Digitaal v. Sabam/Agicoa, ECLI:EU:C:2011:648, AM 2012, afl. 1, r.o. 61, noot P. DE GRAUWE en JDE 2011 (samenvatting), afl. 183, 278.
37 Brussel 9 juni 2015, Eviso (TV Vlaanderen) v. Agicoa, AM 2015, afl. 3-4, 296. Zie hierover meer bij de bespreking van art. XI.222 WER, in het bijzonder ook de verwijzing naar de conclusie van advocaat- generaal N. Jääskinen van 17 maart 2011, C-431/09 en C-432/09, Airfield en Canal Digitaal v. Sabam, ECLI:EU:C:2011:157, die weliswaar de mogelijkheid open liet dat omroepen alle rechten konden hebben verworven, maar meende dat dit in deze zaak niet het geval was.
ART. XI.224 WER/CDE • XXXXX XXXXXX 425
gebruik kunnen maken van het mechanisme van collectief beheer van rechten. Onlinedoorgifte blijft uitgesloten; doorgiftediensten die op het open internet wor- den aangeboden vertonen immers andere kenmerken (in vergelijking met bijvoor- beeld de kabel of gesloten IP-netwerken kunnen zij slechts in beperkte mate een gecontroleerde omgeving garanderen).