PENSIOENREGLEMENT UITKERINGSOVEREENKOMST
Stichting Pensioenfonds PGB
PENSIOENREGLEMENT UITKERINGSOVEREENKOMST
Ingevolge artikel 23 van de statuten laatstelijk vastgesteld in de bestuursvergadering van 23 december 2021.
Inhoudsopgave
HOOFDSTUK III Informatieverstrekking 7
Artikel 8a Extra partnerpensioen op risicobasis 7
Artikel 9 Bijzonder partnerpensioen 8
Artikel 10 Verevening van ouderdomspensioen bij scheiding 8
Artikel 12 Uitsluiting partner- en wezenpensioen 9
HOOFDSTUK V Flexibele pensionering 9
Artikel 14 Uitruil partnerpensioen in ouderdomspensioen 9
Artikel 15 Uitruil ouderdomspensioen in partnerpensioen 10
Artikel 16 Vervroeging en uitstel pensioendatum 10
Artikel 17 Tijdelijk ouderdomspensioen 11
Artikel 17a Voorwaarden bij toepassing deeltijdpensioen op grond van artikel 16 11
Artikel 18 Getrapt pensioen 11
Artikel 19 Gelijk overlevingspensioen 11
Artikel 20 Beperking mogelijkheden flexibele pensionering 12
HOOFDSTUK VI Uitbetaling en terugvordering 12
Artikel 21 Uitbetaling van de pensioenen 12
Artikel 22 Herziening onjuiste pensioenuitkering en verjaring 13
HOOFDSTUK VII Aanspraken na beëindiging van de deelname 13
Artikel 23 Rechten na beëindiging van de deelname 13
Artikel 24 Waardeoverdracht van pensioenaanspraken 13
Artikel 24a Automatische waardeoverdracht klein pensioen 13
Artikel 25 Afkoop en vervallen van hele kleine pensioenaanspraken 13
HOOFDSTUK VIII Vrijstellingen 14
Artikel 26 Vrijstelling wegens gemoedsbezwaren 14
HOOFDSTUK IX Vrijwillige verzekeringen 14
Artikel 27 Vrijwillige voortzetting 14
Artikel 28 Individuele ANW Plus verzekering 15
Artikel 28a Individuele Partnerpensioen Plus verzekering 15
Artikel 29 PGB Pensioen Plus 16
Artikel 29a PGB Ouderdomspensioen Plus 17
HOOFDSTUK X Waardeovername van pensioenaanspraken 18
Artikel 30 Individuele waardeoverdracht 18
Artikel 30a Inkomende waardeoverdracht klein pensioen 18
HOOFDSTUK XII Wijziging pensioenaanspraken en pensioenrechten 18
Artikel 32 Korting en wijziging in de pensioenaanspraken en pensioenrechten 18
HOOFDSTUK XIII Geschillen- en klachtenprocedure 19
Artikel 33 Geschillen- en klachtenprocedure 19
HOOFDSTUK XIV Overgangs- en slotbepalingen 19
Artikel 34 Overgangsbepalingen 19
Artikel 34a Overgangsbepaling overgenomen arbeidsongeschiktheidspensioen 19
Artikel 34b Overgangsbepaling mogelijkheid uitruil prepensioen in levenslang ouderdomspensioen 20
Artikel 34c Overgangsbepaling nabestaandenoverbruggingspensioen 20
Artikel 34d Overgangsbepaling ouderschapsverlof 20
Artikel 35 Algemene bepaling 21
Deel I Basisregeling
HOOFDSTUK I Definities Artikel 1 Definities
Dit reglement is het Pensioenreglement van het Pensioenfonds PGB zoals vermeld in artikel 23 van de Statuten.
In dit reglement wordt verstaan onder:
a. Werkgever : werkgever in de zin van de statuten;
b. Werknemer : werknemer in de zin van de statuten, met uitzondering van de directeur-
grootaandeelhouder in de zin van artikel 1 van de Pensioenwet;
c. Deelnemer : werknemer of gewezen werknemer, die pensioenaanspraken verwerft jegens het
fonds conform dit pensioenreglement;
d. Parttime deelnemer : werknemer, die krachtens een arbeidsovereenkomst minder uren arbeid verricht
dan bij die werkgever, in geval van volledig dienstverband, gebruikelijk is;
e. Gewezen deelnemer : de (gewezen) werknemer door wie op grond van een pensioenovereenkomst geen
pensioen meer wordt verworven en die bij beëindiging van de deelname een pensioenaanspraak heeft behouden jegens het fonds;
f. Gewezen partner : de partner van wie het huwelijk dan wel het geregistreerde partnerschap dan wel de
relatie in de zin van artikel 1 sub j onder III van dit pensioenreglement is beëindigd;
g. Aanspraakgerechtigde : de (gewezen) deelnemer en de gewezen partner, die begunstigde is voor het nog
niet ingegane pensioen;
h. Gepensioneerde : de pensioengerechtigde voor wie het ouderdomspensioen is ingegaan;
i. Pensioengerechtigde : de persoon voor wie op grond van de pensioenovereenkomst het pensioen is
ingegaan;
j. Partner : I. de echtgenoot van de (gewezen) deelnemer of de pensioengerechtigde;
II. de ongehuwde persoon met wie de ongehuwde (gewezen) deelnemer of de pensioengerechtigde een geregistreerd partnerschap is aangegaan als bedoeld in titel 5A van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;
III. de ongehuwde persoon met wie de ongehuwde (gewezen) deelnemer of de pensioengerechtigde gedurende ten minste een half jaar onafgebroken een gezamenlijke huishouding heeft gevoerd.
Hierbij gelden de volgende voorwaarden:
- de gezamenlijke huishouding moet met een door het fonds beschikbaar gesteld aanmeldingsformulier zijn aangemeld bij het fonds;
- beide partners moeten op hetzelfde adres zijn ingeschreven in het bevolkingsregister; en
- er is sprake van twee personen waartussen geen bloed- of aanverwantschap in de rechte lijn bestaat.
Voor de toepassing van dit pensioenreglement kan een (gewezen) deelnemer of gepensioneerde op enig moment slechts één partner hebben. Het partnerpensioen wordt toegekend aan de partner die als eerste partner van de (gewezen) deelnemer of pensioengerechtigde kan worden aangemerkt.
Een huwelijk of geregistreerd partnerschap aangegaan buiten Nederland wordt slechts na registratie in de Basisregistratie Personen of na toezending van een gewaarmerkt kopie van de buitenlandse huwelijksakte aan het fonds aangemerkt als huwelijk.
k. Franchise : het gedeelte van het pensioengevend loon waarover krachtens artikel 18a lid 7 van
de Wet op de loonbelasting 1964 geen pensioenaanspraken worden verworven. De hoogte van de franchise wordt met inachtneming van de fiscale grenzen bepaald in artikel 5 deel II van dit pensioenreglement;
l. Pensioengevend loon : het loon in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964 waarover
pensioenaanspraken kunnen worden verworven met uitzondering van de waarde van het privégebruik van de auto van de zaak, en zoals dit door de werkgever op een door het bestuur te bepalen wijze is opgegeven aan het fonds en is opgenomen in deel II van dit pensioenreglement, met inachtneming van de fiscale grenzen zoals deze zijn vastgelegd in hoofdstuk IIB van de Wet op de loonbelasting 1964;
m. Pensioenaanspraken : het recht op een nog niet ingegaan ouderdoms-, (bijzonder) partner- of
wezenpensioen;
n. Pensioendatum : de eerste van de maand waarin de (gewezen) deelnemer recht krijgt op een AOW-
uitkering;
o. Pensioeningangsdatum : de pensioendatum, dan wel de datum waarop door vervroeging of uitstel het
pensioen daadwerkelijk geheel of gedeeltelijk is ingegaan;
p. Pensioenrichtleeftijd: de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de leeftijd van 68 jaar
bereikt;
q. Pensioenrechten : het recht op een ingegaan ouderdoms-, (bijzonder) partner- of wezenpensioen,
uitgezonderd de voorwaardelijke toeslagverlening;
r. Xxxxxxxxx : echtscheiding of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed, of
beëindiging van het geregistreerd partnerschap anders dan door de dood of vermissing dan wel door een huwelijk met de vroegere geregistreerde partner; of beëindiging van de bij het fonds aangemelde gezamenlijke huishouding;
s. Ouderschapsverlof : periode als bedoeld in artikel 6.2 van de Wet arbeid en zorg;
t. Zorgverlof/educatief verlof : een, met instandhouding van de arbeidsovereenkomst, gehele of gedeeltelijke
onderbreking van de arbeid ten behoeve van zorg of educatie waaronder mede wordt verstaan het vergroten van arbeidskwalificatie;
u. Onbetaald verlof : een, met instandhouding van de arbeidsovereenkomst, tussen werkgever en
werknemer overeengekomen verlof met betrekking tot gehele of gedeeltelijke onderbreking van de arbeid zonder loondoorbetaling, waaronder mede wordt verstaan het aanvullend geboorteverlof genoemd in artikel 4.2a Wet arbeid en zorg;
v. Sector : een (deel van een) bedrijfstak zoals omschreven in artikel 3 en volgende van de Statuten;
w. Sectorbepalingen : de onderdelen van de pensioenregeling van een sector die afwijken van deel I
Basisregeling van het fonds van dit pensioenreglement en welke zijn omschreven in deel II van dit pensioenreglement;
y. Arbeidsongeschiktheids- : Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), respectievelijk Wet werk en wetgeving inkomen naar arbeidsvermogen (WIA);
aa. Arbeidsongeschiktheid : de eerste dag van toekenning van een WAO- respectievelijk een WIA-uitkering; ab. Fonds : Stichting Pensioenfonds PGB;
ac. Bestuur : het bestuur van het fonds;
ad. Uitvoeringsorganisatie : PGB Pensioendiensten B.V., de administrateur van het fonds;
ae. Beleidsdekkingsgraad : het gemiddelde van de dekkingsgraden van het fonds ultimo van de maand van
vaststelling en van de elf maanden daaraan voorafgaand;
af. Dekkingsgraad : de verhouding tussen het aanwezige pensioenvermogen en de contante waarde van
de pensioenaanspraken en de pensioenrechten, uitgedrukt in een percentage;
ag. Partnerpensioen op risicobasis : het partnerpensioen op basis van een verzekerd partnerpensioen, dat wil zeggen dat
er geen sprake is van opbouw van partnerpensioen. Een deelnemer heeft alleen recht op het verzekerde partnerpensioen wanneer er sprake is van diens deelname aan de pensioenregeling;
ah. Wachttijd : de wachttijd in de zin van Hoofdstuk 3 van de Wet werk en inkomen naar
arbeidsvermogen (WIA)
ai. Maximum pensioengevend : het maximum pensioengevend loon zoals genoemd in artikel 18ga van de Wet op de loon loonbelasting 1964;
aj. Werktijdvermindering : het in verband met aanvaarden van een deeltijdfunctie of demotie binnen 10 jaar
voorafgaand aan de AOW-gerechtigde leeftijd bij dezelfde of een andere aangesloten werkgever een nieuwe dienstverhouding aanvaarden met een lager salaris, dan geldt het inkomen vóór het aanvaarden van het lagere salaris als zijn pensioengevend inkomen;
ak. Legalisatie: het laten verklaren door een ambtenaar van de gemeente, een advocaat of een
notaris dat een handtekening daadwerkelijk geplaatst is door de “ondergetekende”.
al. Prijsindex : de prijsontwikkeling volgens de consumentenprijsindex (CPI) zoals vastgesteld en
bekendgemaakt door het Centraal Bureau voor de Statistiek.
am.Oproepkracht : werknemer die werkzaam is op basis van een oproepovereenkomst in de zin van
artikel 628a van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;
an. Loontijdvak : het tijdvak waarover werkgever het loon aan de werknemer periodiek voldoet
bestaande uit een periode van vier weken of één maand;
ao. Statuten : de statuten van het fonds.
HOOFDSTUK II Deelname
Artikel 2 Aanvang en einde van de deelname
(1) De deelname vangt aan op de eerste dag waarop de deelnemer in het kader van zijn dienstbetrekking bij een werkgever pensioenaanspraken verwerft jegens het fonds, conform dit pensioenreglement.
(2) De deelname eindigt bij:
a. het bereiken van de pensioendatum;
b. beëindiging van de status van werknemer behalve in het geval de deelnemer in aanmerking komt voor premievrije pensioenopbouw als bedoeld in artikel 4 van dit pensioenreglement of de deelnemer de pensioenregeling vrijwillig voortzet als bedoeld in artikel 27 van dit pensioenreglement;
c. beëindiging van de premievrije pensioenopbouw wegens arbeidsongeschiktheid;
d. overlijden van de deelnemer.
(3) De deelname wordt, gedurende de periode dat de werknemer zijn arbeid geheel of gedeeltelijk onderbreekt in verband met zorgverlof/educatief verlof, ouderschapsverlof of onbetaald verlof, naar de mate van deze onderbreking opgeschort, tenzij anders bepaald in de sectorspecifieke bepalingen in deel II van dit pensioenreglement.
(4) Het fonds administreert de deelnemersjaren van de deelnemers.
Artikel 3 Aanspraken
(1) Het karakter van de in dit pensioenreglement opgenomen pensioenregeling is een uitkeringsovereenkomst in de zin van artikel 10 van de Pensioenwet, tenzij anders bepaald. Dit reglement verleent aanspraak op ouderdomspensioen, partnerpensioen, bijzonder partnerpensioen en wezenpensioen.
(2) Aanspraak op ouderdomspensioen komt toe aan deelnemers en gewezen deelnemers.
(3) De aanspraak op partnerpensioen komt, behoudens het bepaalde in artikel 12 van dit pensioenreglement toe aan de partner van:
a. een deelnemer, die de pensioendatum nog niet heeft bereikt;
b. een aanspraak van een gewezen deelnemer, die de pensioendatum nog niet bereikt heeft en waarbij sprake is van een opgebouwd partnerpensioen op grond van deel II van dit pensioenreglement;
c. een gepensioneerde, die niet heeft gekozen voor uitruil van het partnerpensioen als bedoeld in artikel 14 van dit pensioenreglement en waarbij sprake is van een opgebouwd partnerpensioen op grond van deel II van dit pensioenreglement.
(4) De gewezen deelnemer die, aansluitend aan het einde van de deelname en na onvrijwillig ontslag zoals bedoeld in artikel 10a lid 1 onderdeel c van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965, recht heeft op een inkomensvervangende, loongerelateerde uitkering op grond van de Werkloosheidwet, behoudt gedurende de periode dat hij de uitkering ontvangt, naast een eventuele aanspraak op het opgebouwde partnerpensioen, eveneens aanspraak op het ten tijde van de beëindiging van de deelname bestaande verzekerde maar niet opgebouwde deel van het partnerpensioen. De hoogte van het partnerpensioen wordt vastgesteld alsof hetzelfde pensioen op opbouwbasis overeen zou zijn gekomen conform artikel 3 van deel II van dit pensioenreglement. Tevens wordt rekening gehouden met een uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen conform artikel 15 van dit pensioenreglement.
(5) De aanspraak op bijzonder partnerpensioen komt, behoudens het bepaalde in artikel 12 van dit pensioenreglement, toe aan de gewezen partner van een (gewezen) deelnemer of gepensioneerde.
(6) De aanspraak op wezenpensioen komt, behoudens het bepaalde in artikel 12 van dit pensioenreglement, toe aan elk eigen kind beneden de leeftijd van 18 jaar, dat tot de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde in familierechtelijke betrekking staat in de zin van het Burgerlijk Wetboek, met inachtneming van artikel 18, eerste lid sub a ten derde van de Wet op de loonbelasting 1964.
Met kinderen in de vorige volzin bedoeld worden gelijkgesteld pleeg- of stiefkinderen van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde, die door de aanspraakgerechtigde of gepensioneerde als een eigen kind worden onderhouden met inachtneming van artikel 18, eerste lid sub a ten derde van de Wet op de loonbelasting 1964.
Met kinderen beneden de leeftijd van 18 jaar worden gelijkgesteld kinderen van 18 tot 27 jaar, die door middel van een studieverklaring van de onderwijsinstelling aantonen dat de voor werkzaamheden beschikbare tijd voor minimaal 18 uur per week in beslag wordt genomen door het volgen van onderwijs of een beroepsopleiding. Uitkering van het wezenpensioen vindt plaats tot en met de maand voorafgaande aan de maand waarin het kind de 27-jarige leeftijd bereikt.
(7) Indien de werknemer gedurende de periode van onbetaald verlof arbeidsongeschikt wordt of overlijdt, dan behoudt hij dezelfde aanspraken krachtens het pensioenreglement als ware de deelname niet geheel of gedeeltelijk opgeschort, tenzij in het geval van arbeidsongeschiktheid na onvrijwillig ontslag zoals bedoeld in artikel 10a lid 1 onderdeel c van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965, geen loongerelateerde uitkering wordt ontvangen.
(8) Opname van onbetaald verlof tot een maximum van 18 maanden door de deelnemer is niet van invloed op de aanspraken uit hoofde van partner- en wezenpensioen krachtens dit reglement.
(9) Opname van ouderschapsverlof is niet van invloed op de aanspraken uit hoofde van partner- en wezenpensioen krachtens dit reglement.
(10) Bij toepassing van hetgeen bepaald is in de leden 7 en 8 van dit artikel, geldt als pensioengevend loon het pensioengevend loon dat direct voorafgaande aan de periode van verlof door de deelnemer is genoten, met inachtneming van het maximum pensioengevend loon en de overige fiscale grenzen zoals deze zijn vastgelegd in hoofdstuk IIB van de Wet op de loonbelasting 1964. Bij toepassing van hetgeen is bepaald in de leden 7 en 8 gelden tevens de voorwaarden opgenomen in artikel 10a van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 en aanverwante regelgeving.
(11) Indien een deelnemer met zijn werkgever afspraken heeft gemaakt over werktijdvermindering, dan kan het fonds onder de navolgende voorwaarden in dit lid meewerken aan toepassing tot een maximum van 100% voortzetting van de pensioenopbouw. In afwijking van artikel 4 van deel II van dit pensioenreglement wordt in dat geval uitgegaan van het loon, zoals dat gold direct voorafgaand aan de werktijdvermindering. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:
a. de afspraken inzake werktijdvermindering zijn opgenomen in de pensioenovereenkomst of de cao zoals die van toepassing is op de werknemer;
b. de werktijdvermindering is aanvaard in de periode die aanvangt 10 jaar direct voorafgaande aan de pensioendatum;
c. de deelnemer behoudt na de werktijdvermindering ten minste 50% van zijn loon direct voorafgaand aan de werktijdvermindering;
d. bij toepassing van hetgeen is bepaald in dit artikellid gelden de voorwaarden zoals opgenomen in artikel 10a en 10b lid 3 van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 en aanverwante regelgeving.
(12) Tenzij anders bepaald verwerft een oproepkracht pensioenaanspraken als een (parttime) deelnemer waarvan het parttimepercentage en het pensioengevend loon ieder loontijdvak opnieuw wordt vastgesteld aan de hand van het aantal verloonde uren in het betreffende loontijdvak.
Artikel 4 Premievrije pensioenopbouw
(1) De aanspraak op (gedeeltelijke) premievrije pensioenopbouw ten behoeve van een deelnemer ontstaat zodra de deelnemer arbeidsongeschikt is in de zin van de arbeidsongeschiktheidswetgeving en wordt voortgezet zolang de arbeidsongeschiktheid voortduurt doch uiterlijk tot de pensioeningangsdatum van de deelnemer.
(2) Om voor premievrije pensioenopbouw in aanmerking te komen, moet de deelnemer op de dag voorafgaand aan de wachttijd als bedoeld in de arbeidsongeschiktheidswetgeving deelnemer in het fonds zijn en aansluitend aan de wachttijd dan wel binnen vier weken na deze wachttijd recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering toegekend krijgen.
(3) De deelnemer die arbeidsongeschikt is, komt voor toepassing van dit artikel voor premievrije pensioenopbouw in aanmerking naar de mate van zijn arbeidsongeschiktheid. Indien de deelnemer op het moment dat de deelneming aanvangt reeds gedeeltelijk arbeidsongeschikt is in de zin van de arbeidsongeschiktheidswetgeving, wordt premievrije pensioenopbouw uitsluitend verleend indien en voor zover er sprake is van toename van de arbeidsongeschiktheid tijdens de deelneming.
(4) Na beëindiging van de status van werknemer kan de mate van premievrije pensioenopbouw niet meer verder toenemen. Wanneer de arbeidsongeschiktheid van de gewezen werknemer, na een eerdere beëindiging van de arbeidsongeschiktheidsuitkering, binnen vier weken herleeft, wordt de premievrije pensioenopbouw opnieuw voortgezet. De premievrije pensioenopbouw wordt in dat geval maximaal gebaseerd op de mate van arbeidsongeschiktheid zoals deze gold op het moment van de eerdere beëindiging van de arbeidsongeschiktheidsuitkering.
(5) De mate van premievrije pensioenopbouw is bepaald in artikel 7 van deel II van dit pensioenreglement.
(6) Om in aanmerking te komen voor premievrije pensioenopbouw dient de deelnemer zich daarvoor bij het fonds aan te melden.
(7) Voor een deelnemer die pensioen opbouwt uit premiebetaling over loon en tegelijkertijd in aanmerking komt voor (gedeeltelijke) premievrije pensioenopbouw als bedoeld in de vorige leden zal de totale pensioenopbouw over de betreffende periode nimmer meer bedragen dan de pensioenopbouw die een arbeidsgeschikte deelnemer over dezelfde periode uit premiebetaling maximaal kan verwerven. Dit wordt als volgt bepaald: de pensioenopbouw uit premiebetaling over loon wordt zodanig aangevuld vanuit de premievrije pensioenopbouw zodat de totale pensioenopbouw gelijk is aan de opbouw over loon als bedoeld in artikel 4 lid 2 van deel II van dit pensioenreglement. Deze pensioenopbouw zal daardoor gelijk zijn aan de pensioenopbouw van een niet arbeidsongeschikte deelnemer.
(8) Indien de deelnemer naast de premievrije pensioenopbouw bij PGB bij een andere pensioenuitvoerder pensioen opbouwt, dan is de deelnemer verplicht dit aan het fonds te melden. Het bestuur is bevoegd deze aanspraken in mindering te brengen op de aanspraken die op grond van premievrije deelneming worden verworven.
(9) De aanspraken en pensioenen, waarop de premievrije pensioenopbouw recht geeft, worden vastgesteld op basis van het pensioengevend loon zoals genoemd in deel II van dit pensioenreglement. Het pensioengevend loon wordt vastgesteld op basis van het loon dat gold in het jaar voorafgaand aan de eerste ziektedag dan wel de dag voorafgaand aan de opname van het ouderschapsverlof. Als in dit jaar diensttijd ontbreekt wordt het loon naar jaarbasis herrekend. En als in dit jaar nog geen sprake was van deelname in de zin van artikel 2 lid 1 van dit pensioenreglement dan wordt uitgegaan van het loon in het jaar van de eerste ziektedag. Dit pensioengevend loon wordt jaarlijks per 1 januari verhoogd met de prijsindex.
Bij strijdigheid met de fiscale grenzen vindt aanpassing plaats van de pensioengrondslag aan de fiscale grenzen zoals deze zijn vastgelegd in hoofdstuk IIB van de Wet op de loonbelasting 1964.
(10) Gedurende de arbeidsongeschiktheid van de deelnemer zijn de wijzigingen in dit pensioenreglement van dienovereenkomstige toepassing op de arbeidsongeschikte deelnemer, met uitzondering van uitbreidingen en/of verbeteringen van de verzekerde pensioenaanspraken van dit pensioenreglement.
HOOFDSTUK III Informatieverstrekking Artikel 5 Opgaven en inlichtingen
(1) Aanspraakgerechtigden, wezen of pensioengerechtigden zijn verplicht op de tijdstippen en over de tijdvakken als door het bestuur bepaald aan het fonds of diens gemachtigde alle inlichtingen en opgaven te verstrekken, die het bestuur voor de uitvoering van dit reglement noodzakelijk acht.
(2) Het bestuur kan de toepassing van het in dit reglement bepaalde afhankelijk stellen van het naleven door de aanspraakgerechtigde of pensioengerechtigde van de in dit artikel bedoelde verplichtingen.
(3) Indien de aanspraakgerechtigde of gepensioneerde op enig moment er subjectief mee bekend wordt of objectief geacht kan worden er mee bekend te zijn dat aanmelding bij het fonds niet heeft plaatsgevonden en hij zich alsnog bij het fonds aanmeldt, dan zal in het kader van de opbouw van rechten in het Pensioen- respectievelijk Uitvoeringsreglement PGB zijn deelnameperiode, teruggerekend, worden vastgesteld op de periode vanaf het tijdstip van aanmelding tot aan het tijdstip waarop de aanmelding had moeten plaatsvinden.
Artikel 6 <vervallen> HOOFDSTUK IV Uitkeringen
Artikel 7 Ouderdomspensioen
(1) Jaarlijks verkrijgt de deelnemer een aanspraak op ouderdomspensioen over de voor de deelnemer voor dat jaar geldende pensioengrondslag. De hoogte van de pensioengrondslag en het daarvoor geldende opbouwpercentage is bepaald in deel II van dit pensioenreglement.
(2) Op 1 januari 2020 worden de tot 1 januari 2013 verworven aanspraken, met een pensioenrichtleeftijd van 65, en de vanaf 1 januari 2013 tot 1 januari 2018 verworven aanspraken, met een pensioenrichtleeftijd van 67, herrekend naar aanspraken met een pensioenrichtleeftijd van 68 jaar. Vanaf 1 januari 2018 worden pensioenaanspraken verworven met een pensioenrichtleeftijd van 68 jaar. Vervolgens worden op pensioeningangsdatum de pensioenaanspraken herrekend naar deze datum. Daarbij worden de tarieven toegepast conform de tabel in Bijlage IV.
Artikel 8 Partnerpensioen
(1) Voor de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde is een partnerpensioen verzekerd conform de bepalingen in artikel 3 van deel II van dit pensioenreglement.
(2) In geval van overlijden van de deelnemer wordt voor de berekening van het ouderdomspensioen dat verworven zou kunnen worden vanaf de overlijdensdatum tot de pensioendatum van de deelnemer in aanmerking genomen het pensioengevend loon over het laatste volle kalenderjaar, direct voorafgaande aan het jaar van overlijden van de deelnemer. Als in dit jaar diensttijd ontbreekt wordt het loon naar jaarbasis herrekend. En als in dit jaar nog geen sprake was van deelname in de zin van artikel 2 lid 1 van dit pensioenreglement dan wordt uitgegaan van het loon in het jaar van overlijden.
(3) Bij overlijden van een (gewezen) deelnemer of gepensioneerde, uit hoofde van wiens verzekering aan een gewezen partner een bijzonder partnerpensioen is toegekend, wordt het aan de partner toe te kennen pensioen verminderd met die aanspraak respectievelijk aanspraken op bijzonder partnerpensioen.
Artikel 8a Extra partnerpensioen op risicobasis
(1) Het partnerpensioen op risicobasis genoemd in artikel 8 Deel I van dit pensioenreglement wordt verhoogd met het partnerpensioen op risicobasis in een eerdere periode van deelname in een vorige, bij het fonds ondergebrachte, pensioenregeling met partnerpensioen op risicobasis.
(2) Er bestaat slechts recht op dit partnerpensioen op risicobasis
a. binnen de kaders van Hoofdstuk IIB van de Wet op de loonbelasting 1964 alsmede de daarop gebaseerde lagere regelgeving voor een fiscaal zuivere pensioenregeling, en
b. slechts in de situatie dat de deelnemer voor de pensioendatum én gedurende een deelnameperiode aan het fonds overlijdt.
Artikel 9 Bijzonder partnerpensioen
(1) Een aanspraak op bijzonder partnerpensioen komt, behoudens het bepaalde in artikel 12 van dit pensioenreglement, toe aan de gewezen partner van een:
a. (gewezen) deelnemer of gepensioneerde wiens huwelijk met die partner na 9 mei 1973 is beëindigd door echtscheiding;
x. xxxxxxxxx (gewezen) deelnemer of gepensioneerde wiens geregistreerde partnerschap na 1 januari 1998 is beëindigd;
x. xxxxxxxxx (gewezen) deelnemer of gepensioneerde die voor de verzekering van partnerpensioen door het bestuur, na aanmelding, was toegelaten en wiens gezamenlijke huishouding met die partner nadien niet meer aan de door het bestuur gestelde voorwaarden voldoet doordat de inschrijving op hetzelfde adres is beëindigd.
De hoogte van het bijzonder partnerpensioen is de aanspraak op partnerpensioen die is verworven:
a. in het geval van scheiding: op de datum waarop het einde van het huwelijk dan wel op de datum waarop de beëindiging van het geregistreerd partnerschap wordt ingeschreven in de registers van de Burgerlijke Stand;
b. in het geval het een gezamenlijke huishouding als bedoeld in artikel 1 sub j onder III van dit pensioenreglement betreft: op de datum waarop niet meer aan de door het bestuur gestelde voorwaarden wordt voldaan.
Een aan (een) eventuele andere gewezen partner(s) toekomende aanspraak op bijzonder partnerpensioen wordt op het volgens dit lid vastgestelde bijzonder partnerpensioen in mindering gebracht.
(2) De gewezen partner ontvangt een opgave van de in het vorige lid bedoelde aanspraak en informatie over de toeslagverlening.
(3) Het bepaalde in dit artikel vindt geen toepassing indien de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde en de (gewezen) partner, op een door het fonds voorgeschreven wijze anders overeenkomen of de rechter bij de beschikking inzake scheiding op hun gemeenschappelijk verzoek anders heeft beslist, een en ander mits het bestuur zich vooraf bereid heeft verklaard een uit die afwijking voortvloeiend pensioenrisico te dekken.
(4) Het bijzonder partnerpensioen gaat, na overlijden van de gewezen partner voor de pensioeningangsdatum, weer onderdeel uitmaken van de pensioenaanspraken van de (gewezen) deelnemer. Bij overlijden van de gewezen partner ná de pensioeningangsdatum vervalt de aanspraak op bijzonder partnerpensioen aan het fonds.
Artikel 10 Verevening van ouderdomspensioen bij scheiding
(1) Indien het huwelijk dan wel het geregistreerde partnerschap van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde geëindigd is door scheiding of bij een scheiding van tafel en bed, heeft de gewezen partner van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde een rechtstreekse aanspraak op uitbetaling jegens het fonds op een deel van het aan die gewezen partner toekomende ouderdomspensioen waaronder begrepen het ouderdomspensioen welke zou kunnen voortvloeien uit het bepaalde in artikelen 29 lid 6 en 29a lid 6 van dit pensioenreglement, mits binnen twee jaar na inschrijving van de scheidingsdatum in de registers van de Burgerlijke Stand of het Huwelijksgoederenregister door één van beide gewezen echtgenoten aan het fonds mededeling is gedaan door middel van een wettelijk voorgeschreven meldingsformulier. Dit deel is gelijk aan de helft van het ouderdomspensioen dat zou gelden indien:
a. de tot verevening verplichte (gewezen) deelnemer uitsluitend zou hebben deelgenomen gedurende de deelnemersjaren gelegen tussen de datum van huwelijk dan wel het geregistreerde partnerschap en het tijdstip van respectievelijk de scheiding of de scheiding van tafel en bed en
b. hij op het tijdstip van scheiding of de scheiding van tafel en bed zijn deelname zou hebben beëindigd anders dan door pensionering of overlijden.
Indien het tijdstip van de beëindiging van de deelname ligt vóór het tijdstip van respectievelijk de scheiding of scheiding van tafel en bed heeft de gewezen partner van de (gewezen) deelnemer een rechtstreekse aanspraak op uitbetaling jegens het fonds op de helft van het ouderdomspensioen, dat zou gelden indien de tot verevening verplichte (gewezen) deelnemer uitsluitend zou hebben deelgenomen gedurende de deelnemersjaren gelegen tussen de datum van huwelijk en het tijdstip van beëindiging van de deelname. Hierbij geldt tevens de voorwaarde van tijdige melding, zoals hiervoor is omschreven.
(2) De aanspraak op verevening van het ouderdomspensioen geldt niet of vindt plaats volgens een andere dan de in lid 1 bedoelde verdeling, indien de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde en de gewezen partner dit bij schriftelijke overeenkomst in verband met de scheiding zijn overeengekomen of dit reeds bij huwelijkse voorwaarden waren overeengekomen. Ten bewijze hiervan dient een gewaarmerkt afschrift of uittreksel van de afwijkende overeenkomst aan het fonds te worden overgelegd.
(3) Zolang de uitkering aan de gewezen partner toekomt wordt deze in mindering gebracht op het ouderdomspensioen van de gepensioneerde.
De uitkering van het aan de gewezen partner toegerekende ouderdomspensioen vervalt op de laatste dag van de maand waarin de gepensioneerde overlijdt, dan wel indien eerder, op de dag waarop de gewezen partner overlijdt.
(4) Met inachtneming van het in de wet ter zake bepaalde kunnen het in het voorgaande lid 1 van dit artikel bedoelde ouderdomspensioen en het in artikel 9 van dit pensioenreglement bedoelde bijzonder partnerpensioen worden omgezet in ouderdomspensioen uitsluitend op het leven van de gewezen partner. Zowel de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde als de gewezen partner, alsook het fonds dienen hiermee in te stemmen.
(5) De kosten verband houdende met een verzoek voor een berekening van de verdeling van de pensioenaanspraken of –
rechten bij scheiding worden door het fonds bij de verzoeker in rekening gebracht.
(6) Indien het ouderdomspensioen na verevening wordt verlaagd of verhoogd vanwege vervroeging of uitstel, conform artikel 16 van dit pensioenreglement, dan wordt het verevend ouderdomspensioen op overeenkomstige wijze verlaagd of verhoogd.
Artikel 11 Wezenpensioen
(1) Bij overlijden van een (gewezen) deelnemer of gepensioneerde wordt aan elk kind als bedoeld in artikel 3 lid 6 van dit pensioenreglement een wezenpensioen toegekend van 14% van het opgebouwde ouderdomspensioen. In geval van overlijden van de deelnemer wordt dit wezenpensioen verhoogd met 14% van het ouderdomspensioen dat verworven zou kunnen worden vanaf de overlijdensdatum tot de pensioendatum van de deelnemer. Hierbij wordt het pensioengevend loon over het laatste volle kalenderjaar, direct voorafgaande aan het jaar van overlijden van de deelnemer, in aanmerking genomen. Als in dit jaar diensttijd ontbreekt wordt het loon naar jaarbasis herrekend. En als in dit jaar nog geen sprake was van deelname in de zin van dit pensioenreglement dan wordt uitgegaan van het loon in het jaar van overlijden.
(2) Wezenpensioen dat wordt uitgekeerd aan volle wezen wordt verdubbeld. Volle wezen zijn kinderen waarvan beide ouders zijn overleden.
(3) Het recht op wezenpensioen vervalt indien het kind:
a. overlijdt;
b. niet meer voldoet aan het bepaalde in artikel 3 lid 6 van dit pensioenreglement.
Artikel 12 Uitsluiting partner- en wezenpensioen
Aanspraak op partnerpensioen bestaat slechts voor de partner met wie de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde voor de pensioeningangsdatum in het huwelijk is getreden, een geregistreerd partnerschap is aangegaan of een gezamenlijke huishouding is gaan voeren.
In geval van overlijden van een gepensioneerde na de pensioeningangsdatum bestaat slechts aanspraak op wezenpensioen voor kinderen geboren uit een voor de pensioeningangsdatum aangegane relatie.
Artikel 13 Toeslagverlening
(1) Op de pensioenrechten en pensioenaanspraken wordt jaarlijks een toeslag verleend van maximaal 2%. Het bestuur beslist in januari van enig jaar, aan de hand van de beleidsdekkingsgraad per 31 december van het voorafgaand jaar, of en in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast.
Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen bestemmingsreserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit beleggingsrendement gefinancierd.
(2) Als de beleidsdekkingsgraad het toelaat kan het bestuur besluiten, in aanvulling op de toeslag als bedoeld in lid 1 van dit artikel, een extra toeslag te verlenen van maximaal 1%.
(3) Bij de besluitvorming als bedoeld in lid 1 en lid 2 van dit artikel hanteert het bestuur de in de Bijlage II opgenomen Xxxxxxxxx beleidsdekkingsgraad en ontwikkeling pensioen en de in of krachtens de Pensioenwet gestelde voorwaarden voor toeslagverlening.
(4) Indien het bestuur besloten heeft een toeslag te verlenen, wordt deze toeslag op 1 januari verleend op:
a. de per 31 december van het voorgaande kalenderjaar opgebouwde pensioenaanspraken van de deelnemers;
b. de ingegane pensioenen van pensioengerechtigden en de pensioenaanspraken van de gewezen deelnemers. Toeslagen op aanspraken op bijzonder partnerpensioen, verevend ouderdomspensioen en voorwaardelijk pensioen worden op dezelfde wijze verleend.
(5) Het bestuur is te allen tijde bevoegd het toeslagbeleid en de hierbij gehanteerde voorwaarden aan te passen ten aanzien van (gewezen) deelnemers, gewezen partners en pensioengerechtigden.
(6) Bij wijziging van het toeslagbeleid worden (gewezen) deelnemers, gewezen partners en pensioengerechtigden binnen drie maanden na wijziging daarover geïnformeerd.
HOOFDSTUK V Flexibele pensionering
Artikel 14 Uitruil partnerpensioen in ouderdomspensioen
(1) De (gewezen) deelnemer heeft éénmalig, direct voorafgaande aan de pensioeningangsdatum van zijn volledige pensioen, de keuze het opgebouwde partnerpensioen te doen vervangen door ophoging van het ouderdomspensioen. Het ouderdomspensioen wordt verhoogd conform de tabel in Bijlage IV.
(2) Een aanspraak op bijzonder partnerpensioen blijft bij de keuze genoemd in lid 1 buiten beschouwing.
(3) Aanvaarding van het verzoek kan slechts met schriftelijke instemming van de partner die begunstigde is voor het partnerpensioen. De partner dient hiervoor een door het fonds opgesteld formulier in te vullen en te ondertekenen.
Hierbij geldt als voorwaarde dat legalisatie van de handtekening van de Partner dient plaats te vinden door een ambtenaar van de gemeente, een advocaat of een notaris, tenzij het partnerpensioen minder dan € 100,00 per jaar bedraagt.
(4) In tegenstelling tot het bepaalde in artikel 20 lid 1 heeft een (gewezen) deelnemer het recht om zijn partnerpensioen uit te ruilen in ouderdomspensioen op de pensioeningangsdatum als de aanspraak op het ouderdomspensioen, berekend naar het moment van de pensioeningangsdatum, lager is dan het afkoopbedrag uit Bijlage I bedraagt en de (gewezen) deelnemer ervoor kiest zijn pensioen periodiek te laten betalen conform de bepalingen van artikel 21 van dit pensioenreglement. Lid 3 is hierbij van overeenkomstige toepassing.
Artikel 15 Uitruil ouderdomspensioen in partnerpensioen
(1) Het fonds biedt bij het einde van de deelname en in het jaar voorafgaande aan de pensioeningangsdatum de (gewezen) deelnemer de keuze zijn aanspraken op een deel van het ouderdomspensioen uit te ruilen voor een verhoging van het partnerpensioen aan. Bij deze uitruil wordt het partnerpensioen ten koste van het ouderdomspensioen verhoogd naar 70% van het verlaagde ouderdomspensioen conform de factoren genoemd in Bijlage IV.
De keuze voor uitruil van ouderdomspensioen dient ten minste drie maanden voor de beoogde pensioeningangsdatum schriftelijk bij het fonds te worden ingediend.
(2) De uitruilmogelijkheid bedoeld in het eerste lid heeft geen betrekking op het deel van het verevend ouderdomspensioen waarop een recht op uitbetaling rust als bedoeld in artikel 10 van dit pensioenreglement.
(3) Indien de (gewezen) deelnemer niet binnen twee maanden op de keuzemogelijkheid uit het eerste lid reageert of binnen die periode komt te overlijden, gaat het fonds over tot het uitruilen van ouderdomspensioen in partnerpensioen:
a. voor dat deel van het partnerpensioen dat op risicobasis is verzekerd en waarover geen partnerpensioen is opgebouwd en
b. voor zover sprake is van een partner in de zin van artikel 1 sub j van dit pensioenreglement.
(4) Aan de (gewezen) deelnemer wordt schriftelijk mededeling gedaan van de verhouding tussen het ouderdoms- en partnerpensioen na uitruil als bedoeld in lid 3.
(5) Na uitruil kan het ouderdomspensioen nooit minder bedragen dan het in Bijlage I vermelde afkoopbedrag.
Artikel 16 Vervroeging en uitstel pensioendatum
(1) De (gewezen) deelnemer kan op vrijwillige basis zijn aanspraken op ouderdomspensioen aanwenden ten behoeve van een geheel of gedeeltelijk vervroegd pensioen, met inachtneming van de voorwaarden in lid 2. Het ouderdomspensioen wordt dan berekend conform het bepaalde in artikel 7 lid 2 van dit pensioenreglement. Het vervroegde gedeelte van het ouderdomspensioen wordt verlaagd conform de tabel in Bijlage IV van dit pensioenreglement, met inachtneming van algemeen aanvaarde actuariële grondslagen conform artikel 18a lid 6 van de Wet op de loonbelasting 1964.
De vroegste pensioeningangsdatum is de datum waarop de (gewezen) deelnemer de leeftijd van 55 jaar heeft bereikt.
(2) Ingeval de pensioeningangsdatum is gelegen in een periode die meer dan vijf jaar vóór de pensioendatum ligt, dient de (gewezen) deelnemer zijn arbeidzame leven op de pensioeningangsdatum voor het gedeelte dat het ouderdomspensioen ingaat te beëindigen. Indien er sprake is van een dienstverband met een werkgever dient de (gewezen) deelnemer dit door een schriftelijke verklaring van de werkgever kenbaar te maken aan het fonds. Tevens dient de werknemer hierin te verklaren dat hij niet de intentie heeft de (beëindigde) arbeid weer te hervatten. In alle andere gevallen dient de (gewezen) deelnemer dit zelf te verklaren. De (gewezen) deelnemer is voorts verplicht elke wijziging in het arbeidzame leven en de beëindiging daarvan voor zover dit plaatsvindt meer dan vijf jaar vóór de pensioendatum direct schriftelijk aan het fonds te melden.
(3) Het vervroegde ouderdomspensioen kan getrapt worden uitbetaald conform het bepaalde in artikel 18 van dit pensioenreglement en daarnaast is het mogelijk een deel van het pensioen aan te wenden voor een tijdelijk pensioen zoals geregeld in artikel 17 van dit pensioenreglement.
(4) De (gewezen) deelnemer kan kiezen voor geheel of gedeeltelijk uitstel van de pensioendatum tot uiterlijk 5 jaar na de pensioendatum. Het uitgestelde gedeelte van het ouderdomspensioen wordt dan verhoogd conform de tabel in Bijlage
IV. Daarbij worden de factoren toegepast die gelden op de pensioeningangsdatum.
(5) Ten minste drie maanden voor de beoogde pensioeningangsdatum dient de aanvraag bij het fonds te worden ingediend.
(6) De deelnemer die recht heeft op (gedeeltelijke) premievrije opbouw wegens arbeidsongeschiktheid, kan voor dat premievrije deel geen gebruik maken van het uitstellen van de pensioendatum.
(7) De deelnemer die recht heeft op (gedeeltelijke) premievrije opbouw wegens arbeidsongeschiktheid, kan voor dat premievrije deel geen gebruik maken het recht op uitstel van de pensioendatum en alleen gebruikmaken van het recht op vervroegen voor zover de pensioeningangsdatum binnen vijf jaar voor de pensioendatum gelegen is.
Artikel 17 Tijdelijk ouderdomspensioen
(1) De (gewezen) deelnemer die de pensioeningangsdatum heeft vervroegd, kan op het moment dat zijn pensioen volledig ingaat naast het vervroegen een deel van zijn aanspraken op ouderdomspensioen aanwenden ten behoeve van een tijdelijk ouderdomspensioen. Het tijdelijke ouderdomspensioen is maximaal gelijk aan tweemaal de AOW- uitkering voor een gehuwde.
(2) Ingeval de pensioeningangsdatum is gelegen in een periode die meer dan vijf jaar vóór de pensioendatum ligt geldt dat vervroeging van het tijdelijk ouderdomspensioen slechts mogelijk is indien en voor zover het arbeidzame leven wordt beëindigd. Het tijdelijk ouderdomspensioen eindigt op de eerste dag van de maand waarop de pensioendatum bereikt wordt.
(3) De aanvraag voor tijdelijk ouderdomspensioen dient ten minste drie maanden voor de beoogde pensioeningangsdatum bij het fonds te worden ingediend.
Artikel 17a Voorwaarden bij toepassing deeltijdpensioen op grond van artikel 16
(1) Een (gewezen) deelnemer heeft op grond van artikel 16 de mogelijkheid om zijn ouderdomspensioen gedeeltelijk te vervroegen of uit te stellen. Ten minste drie maanden voor de beoogde gedeeltelijke pensioeningangsdatum dient de aanvraag voor vervroeging of uitstel bij het fonds te worden ingediend.
(2) Deeltijdpensioen is mogelijk voor ten minste 20%, 40%, 50%, 60% of 80% van het opgebouwde ouderdomspensioen van de (gewezen) deelnemer.
(3) De (gewezen) deelnemer kan maximaal eenmaal per jaar het percentage voor deeltijdpensioen verhogen. Verlagen van het percentage van deeltijdpensioen is niet mogelijk.
(4) Gedeeltelijke vervroeging van het ouderdomspensioen kan uitsluitend plaatsvinden indien en voor zover de keuze van (de gewezen) deelnemer niet leidt tot een lager pensioen dan het bij of krachtens de Pensioenwet vastgestelde bedrag van afkoop.
(5) In geval gedeeltelijke vervroeging van ouderdomspensioen naar een datum die ligt vijf jaar voor de pensioendatum geldt onverkort artikel 16 lid 2.
(6) Een nog niet ingegaan deel van het ouderdomspensioen gaat uiterlijk vijf jaar na de pensioendatum in.
(7) Artikel 15 is onverkort van toepassing bij de keuze voor deeltijdpensioen.
(8) De keuze(s) die een (gewezen) deelnemer maakt op grond van dit artikel zijn onherroepelijk.
Artikel 18 Getrapt pensioen
(1) De (gewezen) deelnemer heeft op de pensioeningangsdatum van het ingaan van het volledig ouderdomspensioen de mogelijkheid de aanspraken op ouderdomspensioen te herschikken en te kiezen voor een zogenaamd getrapt pensioen.
(2) Deze herschikking kan geschieden door variatie in de hoogte en periode van de uitkering van het ouderdomspensioen aan te brengen. De eerste periode is minimaal vijf jaar. Er kan maximaal voor twee verschillende perioden worden gekozen.
Bij de herschikking dient bovendien rekening gehouden te worden met de volgende beperkingen:
- de laagste uitkering van het ouderdomspensioen is ten minste 75% van de hoogste uitkering van het ouderdomspensioen en
- een stap is minimaal 5% of een veelvoud daarvan.
De (gewezen) deelnemer kan zijn ouderdomspensioen als volgt herschikken:
- gedurende 5 jaar een hogere uitkering, waarna de uitkering daalt naar 75% van de hogere uitkering;
- gedurende 10 jaar een hogere uitkering, waarna de uitkering daalt naar 75% van de hogere uitkering;
- gedurende 5 jaar een hogere uitkering, waarna de uitkering daalt naar 90% van de hogere uitkering;
- gedurende 10 jaar een hogere uitkering, waarna de uitkering daalt naar 90% van de hogere uitkering;
- gedurende 5 jaar een lagere uitkering van 90% van de daarop volgende hogere uitkering;
- gedurende 5 jaar een lagere uitkering van 75% van de daarop volgende hogere uitkering.
(3) Bij overlijden van de aanspraakgerechtigde of gepensioneerde komt aan de (gewezen)partner van de aanspraakgerechtigde of gepensioneerde een zelfstandig recht op herschikking van het (bijzonder) partnerpensioen toe, overeenkomstig het tweede lid. Een aanvraag tot herschikken van (bijzonder) partnerpensioen dient uiterlijk drie maanden na de overlijdensdatum van de aanspraakgerechtigde of gepensioneerde bij het fonds te zijn ingediend.
(4) Een aanvraag tot herschikken dient drie maanden voor de pensioeningangsdatum bij het fonds te zijn ingediend.
(5) Het herschikken van pensioenaanspraken vindt plaats op basis van de tarieven zoals opgenomen in Bijlage IV.
Artikel 19 Gelijk overlevingspensioen
(1) De (gewezen) deelnemer kan op de laatste pensioeningangsdatum kiezen voor een gelijk overlevingspensioen, hetgeen inhoudt dat bij zijn overlijden of dat van zijn partner de hoogte van de pensioenuitkering actuarieel neutraal wordt verlaagd tot een vast te stellen percentage van het ouderdomspensioen conform de tabel in Bijlage IV en met inachtneming van artikel 18d lid 1 en lid 2 van de Wet op de loonbelasting 1964. Voor de berekening van dit
percentage wordt het ouderdomspensioen eerst zodanig verlaagd dat daardoor de verhouding 100% ouderdomspensioen met 70% partnerpensioen is hersteld, rekeninghoudend met een diensttijd evenredige inbouw van de AOW-uitkering voor een gehuwd persoon inclusief vakantietoeslag zoals bepaald in artikel 18a lid 7 van de Wet op de loonbelasting 1964. Omzetting vindt plaats met inachtneming van algemeen aanvaarde actuariële grondslagen conform hoofdstuk IIb van de Wet op de loonbelasting 1964.
(2) Bij overlijden van de gepensioneerde wordt een eventueel verzekerd bijzonder partnerpensioen in mindering gebracht op het aan de partner van de gepensioneerde toe te kennen gelijk overlevingspensioen.
(3) Aan de (gewezen) deelnemer wordt schriftelijk mededeling gedaan van de wijziging van de aanspraken als gevolg van de uitruil van het ouderdomspensioen.
(4) Een aanvraag voor gelijk overlevingspensioen dient drie maanden voor de pensioeningangsdatum bij het fonds te zijn ingediend.
Artikel 20 Beperking mogelijkheden flexibele pensionering
(1) Om gebruik te kunnen maken van de mogelijkheden van flexibele pensionering als in dit hoofdstuk aangegeven, dient de aanspraak op ouderdomspensioen, berekend naar het moment van de pensioeningangsdatum, ten minste het afkoopbedrag uit Bijlage I te bedragen, met uitzondering van het bepaalde in artikel 14 lid 4.
(2) Bij de diverse mogelijkheden voor flexibele pensionering wordt na toepassing van artikel 7 lid 2 van dit pensioenreglement, de pensioeningangsdatum vastgesteld en vervolgens onderstaande volgorde aangehouden:
1. uitruil partnerpensioen in ouderdomspensioen conform artikel 14 van dit pensioenreglement;
2. uitruil ouderdomspensioen in partnerpensioen conform artikel 15 van dit pensioenreglement;
3. gelijk overlevingspensioen conform artikel 19 van dit pensioenreglement;
4. aanwending ouderdomspensioen voor een tijdelijk ouderdomspensioen conform artikel 17 van dit pensioenreglement;
5. herschikking uitkeringshoogte middels getrapt pensioen conform artikel 18 van dit pensioenreglement;
(3) Indien gekozen wordt voor deeltijdpensioen zoals bedoeld in artikel 17a zijn de flexibiliseringsmogelijkheden in de artikelen 14, 17, 18 en 19 niet van toepassing.
(4) Als gekozen wordt voor getrapt pensioen of voor een tijdelijk ouderdomspensioen kan daarnaast niet gekozen worden voor gelijk overlevingspensioen.
(5) Door vervroeging van de pensioendatum en aanwending van ouderdomspensioen voor een tijdelijk ouderdomspensioen wordt het pensioen dat op pensioendatum zou worden uitgekeerd verlaagd. Het pensioen vanaf de pensioendatum dat daardoor resteert moet minimaal 50% van de oorspronkelijke aanspraak op ouderdomspensioen bedragen.
Ook als, naast vervroeging, gekozen wordt voor getrapt pensioen mag de laagste pensioenuitkering nimmer minder bedragen dan 50% van de oorspronkelijke aanspraak op ouderdomspensioen op de pensioendatum.
(6) Een eenmaal gemaakte keuze voor flexibele pensionering op grond van dit hoofdstuk is onherroepelijk op de pensioeningangsdatum en kan daarna niet meer worden gewijzigd.
(7) In afwijking van lid 6 mag een (gewezen) deelnemer of pensioengerechtigde bij een onverwachte wijziging van de AOW-leeftijd de keuze genoemd in artikelen 17 en 18 herzien tot uiterlijk de nieuwe AOW-leeftijd.
HOOFDSTUK VI Uitbetaling en terugvordering Artikel 21 Uitbetaling van de pensioenen
(1) Een ouderdoms-, (bijzonder) partner- en/of wezenpensioen wordt voor de eerste maal uitgekeerd over de maand waarin het recht daarop is ontstaan, met dien verstande dat geen (bijzonder) partner-, en/of wezenpensioen wordt uitgekeerd over maanden waarin recht op ouderdomspensioen bestaat.
Degene die voor de eerste maal een uitkering ontvangt, ontvangt een opgave van zijn pensioenrechten en, voor zover van toepassing, tevens een opgave van de opgebouwde aanspraken op partnerpensioen. Tevens wordt informatie over de toeslagverlening gegeven. Daarna wordt deze opgave en informatie jaarlijks verstrekt.
(2) Indien een wezenpensioen wordt verdubbeld ten gevolge van het beëindigen van een (bijzonder) partnerpensioen gaat die verdubbeling in op de eerste dag van de maand volgend op die waarover het (bijzonder) partnerpensioen voor het laatst wordt uitbetaald. De verdubbeling vindt plaats voor een kind waarvan beide ouders zijn overleden. Onder ouder wordt in dit verband verstaan de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde en degene die als vader of moeder tot het kind in familierechtelijke betrekking stond. Bij pleeg- of stiefkinderen wordt onder ouder mede begrepen degene die samen met de (gewezen) deelnemer of pensioengerechtigde het pleeg- of stiefkind als eigen kind onderhield en opvoedde.
(3) Een ouderdoms-, (bijzonder) partner- en/of wezenpensioen wordt voor het laatst uitgekeerd over de maand waarin de rechthebbende op het pensioen is overleden.
(4) De uitbetaling van de in dit artikel vermelde pensioenen geschiedt in termijnen van een maand, telkens voor het einde van die maand.
(5) De plaats en wijze van uitbetaling worden door het bestuur bepaald.
Artikel 22 Herziening onjuiste pensioenuitkering en verjaring
(1) Een onjuiste pensioenuitkering kan door of namens het fonds worden herzien. De herziening kan plaatsvinden met terugwerkende kracht.
(2) Indien een pensioenuitkering in het nadeel van de pensioengerechtigde wordt herzien dan vordert het fonds het onverschuldigd betaalde pensioen terug. Het terugvorderingsrecht van het fonds verjaart door het verloop van vijf jaren na afloop van het jaar waarin de geheel of ten dele onjuiste uitkeringen zijn gedaan.
(3) Indien een pensioenuitkering in het voordeel van de pensioengerechtigde wordt herzien, dan wordt door het fonds het te weinig betaalde pensioen nabetaald. Een vergoeding tot vertragingsschade kan slechts worden toegekend voor zover deze niet op grond van artikelen 308 of 310 van boek 3 het Burgerlijk Wetboek is verjaard.
HOOFDSTUK VII Aanspraken na beëindiging van de deelname Artikel 23 Rechten na beëindiging van de deelname
(1) Bij beëindiging van de deelname anders dan door overlijden behoudt de gewezen deelnemer:
a. een aanspraak op ouderdomspensioen;
b. een aanspraak op partnerpensioen en/of bijzonder partnerpensioen volgens het bepaalde in artikel 8 respectievelijk artikel 9 van dit pensioenreglement of op grond van de uitruil zoals vermeld in artikel 15 lid 3 en gebaseerd op het onder a bedoelde ouderdomspensioen van dit pensioenreglement;
c. een aanspraak op wezenpensioen volgens het bepaalde in artikel 11 en gebaseerd op het onder a bedoelde ouderdomspensioen van dit pensioenreglement.
(2) Het fonds verstrekt de gewezen deelnemer bij beëindiging van de deelname een opgave bevattende de hoogte van de opgebouwde premievrije aanspraken op ouderdoms-, partner- en wezenpensioen en informatie over de toeslagverlening. Daarnaast wordt informatie verstrekt die voor de deelnemer specifiek in het kader van de beëindiging relevant is en over de omstandigheden die betrekking hebben op het functioneren van het fonds.
(3) Ten minste eens in de vijf jaar ontvangt de gewezen deelnemer de in lid 2 eerste volzin bedoelde opgave en informatie.
(4) Bij vaststelling van de aanspraken op grond van lid 1 van dit artikel, houdt het fonds rekening met eventuele aanspraken die voortvloeien uit deel II van dit pensioenreglement.
Artikel 24 Waardeoverdracht van pensioenaanspraken
Bij de berekening van de overdrachtswaarde zullen ten minste de regels worden gehanteerd, die zijn neergelegd in de artikelen 71, 75 en 76 van de Pensioenwet.
Artikel 24a Automatische waardeoverdracht klein pensioen
(1) Na beëindiging van deelname anders dan door het overlijden van de deelnemer kan het fonds de pensioenaanspraken zonder toestemming van de gewezen deelnemer overdragen aan de nieuwe pensioenuitvoerder van de gewezen deelnemer, indien het ouderdomspensioen op de pensioendatum minder bedraagt dan het afkoopbedrag genoemd in Bijlage I.
(2) De waarde van de premievrije aanspraken worden overeenkomstig artikel 24 berekend en overgedragen aan de pensioenuitvoerder waar de gewezen deelnemer is gaan deelnemen.
(3) Voor de waardeoverdracht in de zin van dit artikel worden geen kosten in rekening gebracht.
Artikel 25 Afkoop en vervallen van hele kleine pensioenaanspraken
(1) Bij ingang van het pensioen kan het fonds een ouderdomspensioen, dat het afkoopbedrag genoemd in Bijlage I niet te boven gaat doen vervangen door een eenmalige uitkering indien de pensioengerechtigde daarmee instemt. Afkoop van partner- en wezenpensioen kan zonder toestemming van de begunstigde plaatsvinden op de ingangsdatum binnen zes maanden na die ingangsdatum. Afkoop van bijzonder partnerpensioen kan zonder toestemming van de gewezen partner plaatsvinden binnen zes maanden na melding van de scheiding. De hoogte van de eenmalige uitkering wordt met behulp van de tabel in Bijlage V berekend.
(2) In andere situaties dan beschreven in lid 1 is afkoop van (bijzonder) partner- of wezenpensioen op de ingangsdatum, met inachtneming van de wettelijke bepalingen, mogelijk met toestemming van de begunstigde. Na de toestemming van de begunstigde kan de afkoop niet meer worden herzien.
(3) Indien een aanspraakgerechtigde en/of een pensioengerechtigde een keuze maakt op grond van het aanbod van het fonds om het pensioen al dan niet af te kopen, dan is deze keuze onherroepelijk.
(4) De uitbetaling van eenmalige uitkering vindt plaats nadat de door het fonds verlangde bescheiden en bewijsstukken voor het vaststellen van het recht daarop en de berekening van het bedrag van de uitkering zijn overlegd. In geval van afkoop van ouderdomspensioen, vindt de uitbetaling van de eenmalige uitkering plaats in de maand waarin de (gewezen) deelnemer recht krijgt op een AOW-uitkering of op verzoek van de (gewezen) deelnemer één maand later.
(5) Door toekenning van de eenmalige uitkering vervallen alle (pensioen)aanspraken krachtens dit pensioenreglement.
(6) Bij beëindiging van de deelname op of na 1 januari 2019 vervalt een aanspraak op ouderdomspensioen dat het
bedrag van € 2,- bruto per jaar niet te boven gaat aan het fonds.
HOOFDSTUK VIII Vrijstellingen
Artikel 26 Vrijstelling wegens gemoedsbezwaren
Vrijstelling van de verplichting tot deelname in het fonds wegens overwegende gemoedsbezwaren tegen iedere vorm van verzekering kan op verzoek van een werknemer door het bestuur worden verleend in de gevallen en onder de voorwaarden als bepaald in het Reglement voor vrijstelling wegens Gemoedsbezwaren en met inachtneming van de fiscale voorwaarden zoals opgenomen in artikel 19d van de Wet op de loonbelasting en in het besluit van 11 december 2018, nr. 2018-28514, onderdeel 8.7.
HOOFDSTUK IX Vrijwillige verzekeringen Artikel 27 Vrijwillige voortzetting
(1) De deelnemer die een inkomensvervangende, loongerelateerde uitkering ontvangt na onvrijwillig ontslag kan, gedurende de periode dat hij de deze uitkering ontvangt, direct na beëindiging van de dienstbetrekking de deelname voor een periode van maximaal drie jaar voortzetten vanaf de beëindiging van de dienstbetrekking tot uiterlijk de pensioendatum.
(2) In andere gevallen dan in het eerste lid genoemd kan de deelnemer onder de navolgende voorwaarden direct na beëindiging van de dienstbetrekking de deelname voor een periode van maximaal drie jaar voortzetten vanaf de beëindiging van de dienstbetrekking tot de pensioendatum:
a) Verbetering van de pensioenregeling tijdens de vrijwillige voortzetting is slechts toegestaan voor zover het een collectieve verbetering betreft primair bedoeld voor de actieve werknemers van de voormalige werkgever.
b) De vrijwillige voortzetting kan slechts plaatsvinden voor zover geen cumulatie plaatsvindt met opbouw in een pensioenregeling van een eventuele andere werkgever, de vorming van een oudedagsreserve als bedoeld in artikel
3.67 van de Wet inkomstenbelasting 2001 of opbouw in een beroeps- of bedrijfstakpensioenregeling.
c) De voortzetting mag niet aanvangen in de periode van drie jaren voorafgaande aan de pensioendatum. Deze beperking is niet van toepassing als de deelnemer daadwerkelijk inkomen uit tegenwoordige arbeid geniet of als hij aannemelijk maakt dat hij om medische redenen niet in staat is inkomen uit tegenwoordige arbeid te genereren
d) Het pensioengevend loon voor de vrijwillige voortzetting als bedoeld in artikel 10a lid 1 onderdeel c van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965, is gemaximeerd op het laatstverdiende loon.
(3) Na de, in het eerste lid, genoemde periode van drie jaar kan de vrijwillige voortzetting worden voortgezet indien en voor zo lang er na onvrijwillig ontslag een loongerelateerde uitkering wordt ontvangen in het kader van een arbeidsongeschiktheidsuitkering of een afvloeiingsregeling uit een sociaal plan tussen de deelnemer en de voormalige werkgever.
(4) Een verzoek voor vrijwillige voortzetting moet binnen negen maanden na het beëindigen van de dienstbetrekking bij het fonds zijn ingediend.
(5) De vrijwillige voortzetting eindigt:
a. per de eerste dag van de tweede maand volgend op de maand waarin de vrijwillige voortzetting is opgezegd door de deelnemer;
b. van rechtswege als de daarvoor verschuldigde premie niet op de vervaldag aan het fonds is voldaan;
c. als de deelnemer behoort tot de kring van personen, die hetzij krachtens de wet, hetzij krachtens enige bepaling van een collectieve arbeidsovereenkomst en andere arbeidsvoorwaarden of een ondernemingspensioenregeling verplicht zijn tot deelneming in het fonds of in een andere pensioenregeling;
d. door overlijden van de deelnemer;
e. door het ingaan van het ouderdomspensioen doch uiterlijk op de pensioendatum.
Artikel 28 Individuele ANW Plus verzekering
(1) De deelnemer kan ten behoeve van zijn partner een ANW Plus verzekering bij het fonds afsluiten op zijn leven ter grootte van het maximum zoals vastgelegd in Bijlage I en met inachtneming van artikel 18f van de Wet op de loonbelasting 1964. Deze aanspraak wordt jaarlijks op 1 januari aangepast met het percentage waarmee de uitkeringen ingevolge de Algemene Nabestaandenwet (ANW) per die datum worden aangepast ten opzichte van 1 januari daaraan voorafgaand, waarbij de aanspraak nimmer meer zal bedragen dan de toegestane fiscale maxima voor een nabestaandenoverbruggingsuitkering in de zin van artikel 18f van de Wet op de loonbelasting 1964.
(2) Het bestuur is bevoegd de lopende ANW Plus verzekering bij het fonds tussentijds te beëindigen of de hoogte van de ANW Plus uitkering aan te passen. Dat is het geval indien de deelnemer een ander nabestaandenoverbruggingspensioen heeft verzekerd waarbij het totale verzekerde bedrag het maximaal te verzekeren bedrag daardoor overschrijdt.
(3) Het recht op een ANW Plus uitkering gaat in op de eerste dag van de maand:
- volgend op de maand waarin de deelnemer overlijdt, en/of
- na het overlijden van de deelnemer, waarin het kind, zoals vermeld op de verzekeringsopgave, de leeftijd van 18 jaar bereikt.
De uitbetaling van de ANW Plus verzekering eindigt op de eerste dag van de maand volgend op de maand van het overlijden van de partner, maar in ieder geval op de AOW-gerechtigde leeftijd van de begunstigde partner.
(4) De deelnemer dient zich voor verzekering van de ANW Plus verzekering bij het fonds aan te melden.
Voor de acceptatie van de verzekering kunnen in bepaalde gevallen door het fonds medische waarborgen worden verlangd:
- als de aanmelding voor de ANW Plus verzekering van een deelnemer niet binnen drie maanden na aanvang van de deelname wordt ontvangen; of
- als de aanmelding voor de ANW Plus verzekering van een deelnemer niet binnen drie maanden na aanvang van een huwelijk of een geregistreerd partnerschap of aanmelding van een gezamenlijke huishouding door het fonds wordt ontvangen; en/of
- als het verzekerde bedrag (per verzekeringsonderdeel) per jaar met meer dan 30% wordt verhoogd en de wijziging een toename van het risico van het fonds betekent.
Deze verzekering wordt vastgelegd in een overeenkomst met het fonds onder de volgende voorwaarden en bepalingen:
- dat de verzekering is gebaseerd op de opgaven die voor het sluiten van de ANW Plus verzekering door de deelnemer en de partner zijn verstrekt zoals:
• de gegevens van het jongste kind;
• het te verzekeren bedrag per jaar;
• de ingangsdatum van de ANW Plus verzekering;
- dat het risico uit de ANW Plus verzekering aanvangt zodra het desbetreffende verzekeringsbewijs aan de deelnemer is verstrekt en tevens premie is voldaan;
- dat de verzekering wordt beëindigd wanneer de verschuldigde premie op de vervaldatum niet is voldaan;
- dat wijzigingen in het verzekerde bedrag ingaan op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin het verzoek tot wijziging is ontvangen; overige wijzigingen gaan onmiddellijk na ontvangst in.
(5) Het bestuur stelt het tarief vast voor de ANW Plus verzekering. Bij arbeidsongeschiktheid geldt geen vrijstelling van premiebetaling.
(6) Het bepaalde over de voorwaardelijke toeslagverlening conform artikel 13 van dit pensioenreglement is van overeenkomstige toepassing op de uitkering uit hoofde van de ANW Plus verzekering.
Ook de overige bepalingen van het reglement zijn van toepassing, voor zover daarvan in dit artikel niet is afgeweken.
(7) De verzekering eindigt:
a. indien de deelnemer of gepensioneerde overlijdt;
b. per de datum waarop, xxxxxx dan door overlijden, de status van werknemer voor de deelnemer eindigt en tevens de deelname aan het fonds eindigt, tenzij de verzekering door de gewezen deelnemer of de gepensioneerde binnen negen maanden wordt voortgezet;
c. per de eerste dag van de maand volgend op die waarin de partner recht op een AOW uitkering krijgt ;
d. per de datum waarop het huwelijk, het geregistreerd partnerschap dan wel de gezamenlijke huishouding met de partner wordt beëindigd;
e. per de eerste dag van de tweede maand volgend op de kalendermaand waarin de schriftelijke opzegging van de verzekering door het fonds is ontvangen.
Artikel 28a Individuele Partnerpensioen Plus verzekering
(1) Een deelnemer, wiens werkgever geen collectieve overeenkomst Partnerpensioen Plus heeft afgesloten, kan het fonds verzoeken aanvullende partnerpensioenaanspraken te verzekeren en sluit daartoe een contract met het fonds.
(2) Voor de ingangsdatum van het contract kan gekozen worden uit de volgende momenten:
- de aanvang van de deelname;
- het moment waarop de deelnemer in het huwelijk treedt; of
- op schriftelijk verzoek van de deelnemer per de eerste dag van een kalendermaand in het huidige jaar. Met een huwelijk wordt gelijk gesteld een geregistreerd partnerschap of een aangemelde en geaccepteerde gezamenlijke huishouding.
(3) Door deelname aan Partnerpensioen Plus wordt het op te bouwen partnerpensioen verhoogd met 35% tot maximaal 70% van het jaarlijks op te bouwen ouderdomspensioen.
(4) De aanvullende premie wordt jaarlijks door het bestuur vastgesteld. Het fonds brengt de premie in rekening bij de werkgever. Werkgever en werknemer kunnen nadere afspraken maken over de premieverdeling.
(5) De verzekering eindigt:
a. bij overlijden van de deelnemer;
b. per de datum waarop, xxxxxx dan door overlijden, de status van werknemer voor de deelnemer eindigt en tevens de deelname aan het fonds eindigt, tenzij de verzekering door de gewezen deelnemer of de gepensioneerde wordt voortgezet;
c. op de eerste dag van de kalendermaand volgend op de schriftelijke opzegging van de deelnemer met inachtneming van een opzegtermijn van één maand.
Artikel 29 PGB Pensioen Plus
(1) De werknemer kan extra premie inleggen voor de opbouw van pensioenkapitaal ten behoeve van de inkoop van een uitkering in aanvulling op het ouderdomspensioen conform de hierna volgende bepalingen. Extra premie-inleg is slechts mogelijk voor zover dit past binnen de Pensioenwet en voor zover als toegestaan binnen de in de Wet op de loonbelasting 1964 opgenomen grenzen voor een fiscaal zuivere pensioenregeling. Het fonds bepaalt de maximum hoogte van de extra premie-inleg op basis van een adequate administratie. Het karakter van het PGB Pensioen Plus is een premieovereenkomst in de zin van artikel 10 van de Pensioenwet.
(2) De werknemer bepaalt zelf de hoogte van de inleg. Hierbij wordt rekening gehouden met hetgeen in lid 1 is bepaald.
(3) Daarnaast is het mogelijk om éénmalig, bij aanvang van de deelname aan deze pensioenregeling en binnen de in lid 1 genoemde grenzen, een extra bedrag te storten om een in het verleden opgelopen pensioentekort te repareren. Voor zover de hierbij bepaalde premieruimte niet (geheel) wordt benut in het jaar van aanvang, mag deze in een later jaar alsnog worden gebruikt. Voor het bepalen van de premieruimte gelden de voorwaarden genoemd in de
‘Handreiking inhaal en inkoop van pensioen’ (versie 4 juni 2019) van de Belastingdienst.
(4) De inleg rendeert op basis van het rendement van het fonds. Het fonds belegt op basis van het prudent person beginsel. Jaarlijks wordt het pensioenkapitaal verhoogd met het fondsrendement, nadat dit met 1 procentpunt is verlaagd ten behoeve van de dekking van de kosten. Het fondsrendement is inclusief de interest rate swaps.
(5) Eenmaal per jaar ontvangt de deelnemer een overzicht van het opgebouwde pensioenkapitaal en het daarop verkregen rendement.
(6) Bij beëindiging van de deelname wordt het beschikbare pensioenkapitaal omgezet in ouderdomspensioen, tenzij de deelname binnen twee maanden wordt hervat.
(7) Op de pensioeningangsdatum, doch uiterlijk op de pensioendatum, wordt het dan opgebouwde pensioenkapitaal omgezet in een periodieke aanvulling op het ouderdomspensioen. De keuzemogelijkheden zoals omschreven in Hoofdstuk V van dit pensioenreglement zijn ook op deze periodieke aanvulling van toepassing. De (gewezen) deelnemer heeft niet de bevoegdheid om het opgebouwde pensioenkapitaal aan te wenden bij een andere pensioenuitvoerder.
(8) Bij overlijden vóór de pensioendatum wordt de som van het pensioenkapitaal omgezet in een periodieke aanvulling op het partnerpensioen. Indien er geen partner bij het fonds bekend is, dan wordt de som van het pensioenkapitaal omgezet in een periodieke aanvulling op het wezenpensioen. Is bij het fonds tevens geen kind in de zin van artikel 3 lid 6 van dit pensioenreglement bekend, dan vervalt het saldo aan het fonds.
(9) Bij de omzetting van kapitaal in pensioenaanspraken, zoals bedoeld in de leden 6, 7 en 8, zal het voor omzetting bedoelde kapitaal ten minste gelijk zijn aan de som van de ingelegde bedragen.
(10) Op verzoek van de deelnemer kan het opgebouwde pensioenkapitaal op enig tijdstip vóór de pensioeningangsdatum worden omgezet in een aanspraak op ouderdomspensioen. De in het vorige lid bedoelde garantiebepaling is in dat geval niet van toepassing.
(11) Indien op het moment van omzetting als bedoeld in de leden 6 tot en met 10, het fondsrendement over de periode voor omzetting nog niet definitief is vastgesteld, zal een rendement berekend worden ter hoogte van het laatstelijk berekende voorlopige fondsrendement, inclusief de interest rate swaps en onder aftrek van 1% kosten.
(12) De in de leden 6 tot en met 10 bedoelde omzetting van het opgebouwde pensioenkapitaal in (een aanspraak op) ouderdomspensioen geschiedt op basis van de op het moment van omzetting vastgestelde tarieven zoals vermeld in Bijlage III.
(13) Op de pensioenaanspraak of periodieke aanvulling op pensioen is het bepaalde over de voorwaardelijke toeslagverlening conform artikel 13 van dit pensioenreglement van toepassing. In de tarieven die worden toegepast bij de omzetting van het kapitaal wordt hier rekening mee gehouden. Ook de overige bepalingen van dit reglement zijn van toepassing, voor zover daarvan in dit artikel niet is afgeweken.
(14) In geval van extra premie-inleg door een werknemer op grond van dit artikel is het bepaalde in artikel 4 van dit pensioenreglement inzake premievrije pensioenopbouw niet van toepassing.
(15) Indien het opgebouwde kapitaal op de pensioeningangsdatum meer bedraagt dan € 10.000 dan heeft de deelnemer tot 1 januari 2017 de mogelijkheid om een deel van het kapitaal om te laten zetten in een direct ingaande tijdelijke uitkering, onder de volgende voorwaarden:
- de duur van de tijdelijke uitkering is maximaal 2 jaar;
- de hoogte van de tijdelijke uitkering is gelijk aan de hoogte die een levenslange uitkering op de pensioeningangsdatum zou hebben;
- op verzoek van de deelnemer wordt het resterende kapitaal omgezet in een levenslange uitkering die direct aansluit op de tijdelijke uitkering;
- de keuzemogelijkheden van hoofdstuk V van het Pensioenreglement zijn bij omzetting in een levenslange uitkering niet van toepassing.
(16) In afwijking van het eerste lid is het voor een werknemer die deelneemt aan een pensioenregeling die op of na 1 januari 2020 is ondergebracht bij het fonds niet mogelijk om gebruik te maken van de in dit artikel genoemde aanvullende regeling (PGB Pensioen Plus).
Artikel 29a PGB Ouderdomspensioen Plus
(1) De werknemer kan extra premie inleggen voor de opbouw van pensioenkapitaal ten behoeve van de inkoop van een uitkering in aanvulling op het ouderdomspensioen conform de hierna volgende bepalingen. Extra premie-inleg is slechts mogelijk voor zover dit past binnen de Pensioenwet en Hoofdstuk IIB van de Wet op de loonbelasting 1964. Voorts wordt de extra premie-inleg gemaximeerd op de fiscaal maximale ouderdomspensioen dat in enig jaar mag worden opgebouwd. Het fonds bepaalt de maximum hoogte van de extra premie-inleg op basis van een adequate administratie. Het karakter van het PGB Ouderdomspensioen Plus is een premieovereenkomst in de zin van artikel 10 van de Pensioenwet.
(2) De werknemer bepaalt zelf de hoogte van de inleg. Hierbij wordt rekening gehouden met hetgeen in lid 1 is bepaald.
(3) Daarnaast is het mogelijk om éénmalig, bij aanvang van de deelname aan deze pensioenregeling en binnen de in lid 1 genoemde grenzen, een extra bedrag te storten om een in het verleden opgelopen pensioentekort te repareren. Voor zover de hierbij bepaalde premieruimte niet (geheel) wordt benut in het jaar van aanvang, mag deze in een later jaar alsnog worden gebruikt. Voor het bepalen van de premieruimte gelden de voorwaarden genoemd in de
‘Handreiking inhaal en inkoop van pensioen’ (versie 4 juni 2019) van de Belastingdienst.
(4) Het fonds belegt op basis van het prudent person beginsel. Jaarlijks wordt het pensioenkapitaal verhoogd met het fondsrendement, nadat dit met 0,5 procentpunt is verlaagd ten behoeve van de dekking van de kosten. Het fondsrendement is inclusief de interest rate swaps.
(5) Eenmaal per jaar ontvangt de deelnemer een overzicht van het opgebouwde pensioenkapitaal en het daarop verkregen rendement.
(6) Bij beëindiging van de deelname wordt het opgebouwde pensioenkapitaal omgezet in ouderdomspensioen, tenzij de deelname binnen twee maanden wordt hervat.
(7) 10 jaar voorafgaand aan de pensioenrichtleeftijd wendt het fonds jaarlijks een deel van het opgebouwde pensioenkapitaal aan voor de aankoop van een aanspraak op ouderdomspensioen.
De aanwending vindt jaarlijks plaats per 1 januari en conform onderstaand schema: 10 jaar voor pensioenrichtleeftijd -> 10% van het aanwezige pensioenkapitaal
9 jaar voor pensioenrichtleeftijd -> 11,1% van het aanwezige pensioenkapitaal 8 jaar voor pensioenrichtleeftijd -> 12,5% van het aanwezige pensioenkapitaal 7 jaar voor pensioenrichtleeftijd -> 14,3% van het aanwezige pensioenkapitaal 6 jaar voor pensioenrichtleeftijd -> 16,7% van het aanwezige pensioenkapitaal 5 jaar voor pensioenrichtleeftijd -> 20% van het aanwezige pensioenkapitaal
4 jaar voor pensioenrichtleeftijd -> 25% van het aanwezige pensioenkapitaal
3 jaar voor pensioenrichtleeftijd -> 33,3% van het aanwezige pensioenkapitaal 2 jaar voor pensioenrichtleeftijd -> 50% van het aanwezige pensioenkapitaal
1 jaar voor pensioenrichtleeftijd -> 100% van het aanwezige pensioenkapitaal.
(8) Op de pensioeningangsdatum, doch uiterlijk op de pensioendatum, wordt het dan opgebouwde pensioenkapitaal omgezet in een periodieke aanvulling op het ouderdomspensioen. De keuzemogelijkheden zoals omschreven in Hoofdstuk V van dit pensioenreglement zijn ook op deze periodieke aanvulling van toepassing. De (gewezen) deelnemer heeft niet de bevoegdheid om het opgebouwde pensioenkapitaal aan te wenden bij een andere pensioenuitvoerder.
(9) Bij overlijden vóór de pensioendatum wordt de som van het pensioenkapitaal omgezet in een periodieke aanvulling op het partnerpensioen. Indien er geen partner bij het fonds bekend is, dan wordt de som van het pensioenkapitaal omgezet in een periodieke aanvulling op het wezenpensioen. Is bij het fonds tevens geen kind in de zin van artikel 3 lid 6 van dit pensioenreglement bekend, dan vervalt het saldo aan het fonds.
(10) Op verzoek van de deelnemer kan het opgebouwde pensioenkapitaal op enig tijdstip vóór de pensioeningangsdatum worden omgezet in een aanspraak op ouderdomspensioen.
(11) Indien op het moment van omzetting als bedoeld in de leden 6 tot en met 10, het fondsrendement over de periode voor omzetting nog niet definitief is vastgesteld, zal een rendement berekend worden ter hoogte van het laatstelijk berekende voorlopige fondsrendement, inclusief de interest rate swaps en onder aftrek van 0,5% kosten.
(12) De in de leden 6 tot en met 10 bedoelde omzetting van het opgebouwde pensioenkapitaal in (een aanspraak op) ouderdomspensioen geschiedt op basis van de op het moment van omzetting vastgestelde tarieven zoals vermeld in Bijlage III.
(13) Op de pensioenaanspraak of periodieke aanvulling op pensioen is het bepaalde over de voorwaardelijke toeslagverlening conform artikel 13 van dit pensioenreglement van toepassing. In de tarieven die worden toegepast bij de omzetting van het kapitaal wordt hier rekening mee gehouden. Ook de overige bepalingen van dit reglement zijn van toepassing, voor zover daarvan in dit artikel niet is afgeweken.
(14) In geval van extra premie-inleg door een werknemer op grond van dit artikel is het bepaalde in artikel 4 van dit pensioenreglement inzake premievrije pensioenopbouw niet van toepassing.
(15) Het is niet mogelijk tegelijk deel te nemen aan de regeling PGB Pensioen Plus zoals bedoeld in het voorgaande artikel én PGB Pensioenplus zoals bedoeld in dit artikel.
HOOFDSTUK X Waardeovername van pensioenaanspraken Artikel 30 Individuele waardeoverdracht
Op verzoek van een deelnemer zal de waarde van zijn pensioenaanspraken, die de deelnemer tijdens de deelname aan een andere pensioenregeling heeft verworven, bij het fonds worden aangewend tot inkoop van ouderdomspensioen volgens artikel 7 en voor zover van toepassing partnerpensioen volgens artikel 8 van dit pensioenreglement. De waarde van zijn pensioenaanspraken, die gebruikt wordt voor de inkoop van ouderdomspensioen wordt vanaf 1 januari 2021 meegenomen bij de vaststelling van een op risicobasis verzekerd partnerpensioen.
Bij de berekening van de over te dragen waarde zullen ten minste de regels worden gehanteerd, die zijn neergelegd in het Besluit uitvoering Pensioenwet, Wet verplichte beroepspensioenregeling, Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling en artikel 10a lid 1, onderdeel f van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965.
Artikel 30a Inkomende waardeoverdracht klein pensioen
Het fonds zal bij een waardeoverdracht, die is verkregen van een andere pensioenuitvoerder die gebruik maakt van het recht op automatische waardeoverdracht klein pensioen, de overgedragen waarde van pensioenaanspraken aanwenden voor het verwerven van pensioenaanspraken bij het fonds, overeenkomstig artikel 70a van de Pensioenwet en artikelen 7 en 8 van Deel I Basisregeling van dit pensioenreglement. De waarde van de pensioenaanspraken wordt berekend volgens de krachtens de Pensioenwet en het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling vastgestelde procedures en rekenregels.
HOOFDSTUK XI Vervallen Artikel 31 Vervallen
HOOFDSTUK XII Wijziging pensioenaanspraken en pensioenrechten
Artikel 32 Korting en wijziging in de pensioenaanspraken en pensioenrechten
(1) Indien
a. het fonds, uitgaande van de beleidsdekkingsgraad, niet voldoet aan de in de Pensioenwet aan het minimaal vereist eigen vermogen en/of het vereist eigen vermogen gestelde eisen;
b. het fonds niet in staat is binnen een redelijke termijn te voldoen aan de in de Pensioenwet aan het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen gestelde eisen zonder dat de belangen van (gewezen) deelnemers, gewezen partners, pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden of de werkgever onevenredig worden geschaad; en
c. alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet zoals uitgewerkt in het herstelplan, kan het bestuur, gehoord de actuaris, verworven aanspraken en pensioenrechten van de (gewezen) deelnemers, gewezen partners en pensioengerechtigden verminderen. Deze korting wordt voor een ieder bepaald naar evenredigheid van hun aanspraken en pensioenrechten. De korting zal niet meer bedragen dan noodzakelijk is om het financiële evenwicht van het pensioenfonds te herstellen. De noodzakelijke korting wordt in beginsel evenredig gespreid in tien jaar tijd. Ieder jaar wordt opnieuw beoordeeld of het noodzakelijk is de nog resterende
korting door te voeren. Indien bijzondere omstandigheden naar het oordeel van het bestuur daartoe dwingen, kan het bestuur besluiten een korting in een kortere periode door te voeren.
(2) Indien de beleidsdekkingsgraad vijf achtereenvolgende jaren onder het minimaal vereist eigen vermogen ligt, is het bestuur verplicht een onvoorwaardelijke korting door te voeren, zodanig dat direct wordt voldaan aan de eisen die de Pensioenwet stelt aan het minimaal vereist eigen vermogen. De noodzakelijke korting wordt evenredig gespreid in tien jaar tijd.
(3) Indien naar het oordeel van het bestuur de financiële positie van het fonds het toelaat, zal de in leden 1 en 2 van dit artikel vermelde korting zo veel als mogelijk voor alle (gewezen) deelnemers, gewezen partners en pensioengerechtigden ongedaan worden gemaakt.
(4) (Gewezen) deelnemers, gewezen partners, pensioengerechtigden en werkgevers worden schriftelijk over het besluit tot korting van pensioenaanspraken en pensioenrechten geïnformeerd.
(5) De korting vindt op zijn vroegst plaats een maand nadat aan de in lid 4 van dit artikel bedoelde verplichting is voldaan en de toezichthouder hierover is geïnformeerd.
(6) Het fonds heeft het recht om de in dit reglement opgenomen pensioenregeling vóór het van kracht worden daarvan of voor het van kracht worden van een wijziging daarin ter beoordeling van de fiscale toelaatbaarheid voor te leggen aan de bevoegde inspecteur en daarop desgewenst een voor beroep vatbare beschikking te vragen (artikel 19c, lid 1 van de Wet op de loonbelasting 1964). Het fonds heeft het recht zich neer te leggen bij deze beschikking en het reglement en daarmee de daarin opgenomen pensioenregeling – indien noodzakelijk met terugwerkende kracht – te wijzigen om daarmee het reglement en de daarin opgenomen pensioenregeling alsnog binnen de bepalingen en begrenzingen in de Wet op de loonbelasting 1964 ten aanzien van een zuivere pensioenregeling te brengen. Aanspraakgerechtigden en pensioengerechtigden zijn aan de wijziging als bedoeld in de vorige volzin gebonden.
HOOFDSTUK XIII Geschillen- en klachtenprocedure Artikel 33 Geschillen- en klachtenprocedure
Voor geschillen is er een geschillenprocedure en voor klachten is er een klachtenprocedure bij het fonds.
Onder geschil wordt verstaan: de situatie waarin een belanghebbende zich niet kan verenigen met een door het fonds ten aanzien van hem schriftelijk genomen besluit over de toepassing van de statuten of reglementen van het fonds.
Onder klacht wordt verstaan: Iedere schriftelijke of mondelinge uiting van ongenoegen over de vermeende incorrecte bejegening door de uitvoeringsorganisatie, waarbij de rechtspositie van deelnemer of werkgever ten opzichte van het fonds niet is geschaad.
Voor het volgen van de geschillenprocedure kan een belanghebbende zich in eerste instantie wenden tot de uitvoeringsorganisatie. De uitvoeringsorganisatie reageert binnen zes weken schriftelijk en gemotiveerd op het standpunt van betrokkene en geeft daarbij aan dat als betrokkene het niet eens is met de reactie, betrokkene binnen zes weken gemotiveerd bezwaar kan maken bij het bestuur. Het bestuur neemt vervolgens in beginsel binnen twee maanden een besluit en maakt dit schriftelijk kenbaar aan betrokkene. Daarbij wordt gewezen op de mogelijkheid om binnen zes weken na dagtekening van het bestuursbesluit bezwaar te maken bij de Commissie van Bezwaar. De Commissie van Bezwaar oordeelt en beslist bij bindend advies.
Een klacht kan in eerste instantie worden ingediend bij de uitvoeringsorganisatie. De uitvoeringsorganisatie reageert binnen twee weken schriftelijk en gemotiveerd op de klacht en geeft daarbij aan dat als betrokkene het niet eens is met de reactie, betrokkene binnen twee maanden de klacht kan indienen bij de Klachtencommissie.
Voor de indiening bij de Commissie van Bezwaar respectievelijk de Klachtencommissie gelden bepaalde voorwaarden, die nader geregeld zijn in het Reglement voor de Commissie van Bezwaar respectievelijk het Reglement voor de Klachtencommissie.
HOOFDSTUK XIV Overgangs- en slotbepalingen Artikel 34 Overgangsbepalingen
De op 31 december 1992 verworven pensioenaanspraken en ingegane pensioenen worden beheerst door het tot en met die datum van kracht zijnde pensioenreglement.
Artikel 34a Overgangsbepaling overgenomen arbeidsongeschiktheidspensioen
(1) Voor een (gewezen)deelnemer die arbeidsongeschikt is en waarvoor op grond van in het verleden gemaakte afspraken een arbeidsongeschiktheidspensioen is ingegaan, geldt het bepaalde in de volgende leden van dit artikel.
(2) Recht op arbeidsongeschiktheidspensioen bestaat naar de mate van arbeidsongeschiktheid van de (gewezen) deelnemer voor zover recht bestaat op een uitkering ingevolge de WIA en uiterlijk tot de pensioeningangsdatum. Een wijziging in de hoogte van de mate van arbeidsongeschiktheid heeft tot direct gevolg dat de uitkering van het
arbeidsongeschiktheidspensioen wordt aangepast, indien deze wijziging leidt tot indeling in een andere arbeidsongeschiktheidsklasse.
(3) Wijziging van de mate van arbeidsongeschiktheid wordt in aanmerking genomen voor zover dit leidt tot indeling door het UWV in een andere uitkeringsklasse of tot beëindiging van de arbeidsongeschiktheidsuitkering. Aanpassing vindt plaats conform de tabel zoals opgenomen onder lid 5 van dit artikel.
(4) Wanneer de arbeidsongeschiktheid van de (gewezen) deelnemer, na een eerdere beëindiging van de arbeidsongeschiktheidsuitkering, binnen vier weken herleeft, wordt de uitkering van het arbeidsongeschiktheidspensioen hervat.
(5) Tabel toekenning arbeidsongeschiktheidspensioen
a. In geval van een WIA-uitkering:
Mate van AO: | Uitkeringspercentage: |
Minder dan 35% | 0% |
35% tot 45% | 40% |
45% tot 55% | 50% |
55% tot 65% | 60% |
65% tot 80% | 72,5% |
80% tot 100% | 100% |
b. In geval van een WAO-uitkering:
Mate van AO: | Uitkeringspercentage: |
Minder dan 15% | 0% |
15% tot 25% | 20% |
25% tot 35% | 30% |
35% tot 45% | 40% |
45% tot 55% | 50% |
55% tot 65% | 60% |
65% tot 80% | 72,5% |
80% tot 100% | 100% |
Artikel 34b Overgangsbepaling mogelijkheid uitruil prepensioen in levenslang ouderdomspensioen
(1) De (gewezen) deelnemer met een aanspraak op prepensioen heeft éénmalig, en uiterlijk direct voorafgaande aan de laatste pensioeningangsdatum, de keuze zijn opgebouwde prepensioen te doen vervangen door ophoging van het ouderdomspensioen.
(2) Het ouderdomspensioen wordt verhoogd met inachtneming van collectieve actuariële grondslagen.
(3) Op het ontstane pensioen zijn de overige bepalingen van dit pensioenreglement van toepassing.
Artikel 34c Overgangsbepaling nabestaandenoverbruggingspensioen
(1) De pensioengerechtigde voor wie op grond van in het verleden gemaakte afspraken een nabestaandenoverbruggingspensioen is ingegaan, geldt het bepaalde in de volgende leden van dit artikel.
(2) De uitbetaling van het nabestaandenoverbruggingspensioen eindigt op de eerste dag van de maand volgend op de maand van het overlijden van de pensioengerechtigde, maar in ieder geval op de AOW-gerechtigde leeftijd.
(3) Het bepaalde over de voorwaardelijke toeslagverlening conform artikel 13 van dit pensioenreglement is van overeenkomstige toepassing op de uitkering uit hoofde van het nabestaandenoverbruggingspensioen.
Artikel 34d Overgangsbepaling ouderschapsverlof
In afwijking van artikel 2 derde lid van dit pensioenreglement wordt de deelname aan de pensioenregeling, inclusief eventuele deelname aan de Individuele Partnerpensioen Plus verzekering, bij een op 1 april 2022 reeds ingegaan ouderschapsverlof tot 1 januari 2023 niet opgeschort. Ten behoeve van deze deelnemer bestaat tot 1 januari 2023 of zoveel eerder als het ouderschapsverlof eindigt recht op premievrije pensioenopbouw zolang en naar de mate waarin de deelnemer wegens ouderschapsverlof niet werkzaam is. De aanspraken en pensioenen, waarop de premievrije pensioenopbouw recht geeft, worden vastgesteld op basis van het pensioengevend loon zoals genoemd in deel II van dit pensioenreglement. Het pensioengevend loon wordt vastgesteld op basis van het loon dat gold in het jaar voorafgaand aan de opname van het ouderschapsverlof.
Artikel 35 Algemene bepaling
(1) Het bestuur is bevoegd ten behoeve van een individuele (gewezen) deelnemer, gewezen partner of pensioengerechtigde een van dit reglement afwijkende regeling te treffen indien een strikte toepassing van dit reglement naar het oordeel van het bestuur tot onbillijkheden van overwegende aard zou voeren.
(2) De pensioenaanspraken en pensioenrechten kunnen niet worden afgekocht, vervreemd of prijsgegeven, dan wel formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid worden gesteld, anders dan in de gevallen voorzien bij of krachtens de Pensioenwet. Afkoop, vervreemding of elke andere handeling, waardoor de aanspraakgerechtigde of de pensioengerechtigde enig recht op zijn pensioenaanspraken of pensioenrechten prijsgeeft is nietig, behoudens in gevallen bij of krachtens de Pensioenwet voorzien.
(3) Bij de vaststelling van pensioenaanspraken en pensioenrechten worden de in de Wet op de loonbelasting 1964 en het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 opgenomen bepalingen en begrenzingen ten aanzien van een zuivere pensioenregeling in aanmerking genomen.
Artikel 36 Slotbepaling
(1) Dit reglement is op 1 januari 1993 in werking getreden en laatstelijk gewijzigd op 23 december 2021 .
(2) De laatstelijk in dit reglement aangebrachte wijzigingen treden in werking op 1 januari 2022.
(3) Dit reglement kan worden aangehaald als “Pensioenreglement Uitkeringsovereenkomst PGB”.
Deel II Sectorspecifieke bepalingen Sector Bedrijfstak Reisbranche
Voor deze bedrijfstak geldt de PGB Deel I Basisregeling. Per 1 januari 2022 gelden de volgende aanvullende bepalingen:
1. Deelnemers
Deelnemers zijn de werknemers die krachtens arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht arbeid verrichten bij een werkgever die activiteiten verricht die worden gerekend tot de bedrijfstak Reisbranche zoals omschreven in het verplichtstellingsbesluit (Staatscourant 2020, nr. 67 755), alsmede de werknemers die op vrijwillige basis door de werkgever zijn aangemeld.
2. Ouderdomspensioen
De hoogte van de door de deelnemer op te bouwen aanspraak op ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 7 van Deel I Basisregeling van dit pensioenreglement bedraagt 1,51% (2022) van de voor de deelnemer geldende pensioengrondslag.
3. Partnerpensioen
1. Het jaarlijks op te bouwen partnerpensioen, als bedoeld in artikel 8 van Deel I Basisregeling, bedraagt 70% van het bij het fonds jaarlijks opgebouwde ouderdomspensioen, als bedoeld in artikel 2 van Deel II van dit pensioenreglement.
2. Bij overlijden van een deelnemer wordt aan de partner het partnerpensioen zoals bedoeld in het eerste lid toegekend vermeerderd met:
a. 70% van het ouderdomspensioen dat vanaf de overlijdensdatum tot aan de pensioendatum zou zijn verworven; en
b. het partnerpensioen dat de deelnemer heeft verworven in verband met een individuele dan wel collectieve waardeoverdracht naar PGB.
3. Bij overlijden van een gewezen deelnemer of gepensioneerde wordt aan de partner het opgebouwde partnerpensioen toegekend.
4. Loon
1. Grondslag voor de pensioenopbouw het pensioengevend salaris en wordt primo vastgesteld als zijnde: twaalf maal het met de deelnemer overeengekomen vaste bruto maandsalaris, vermeerderd met vakantietoeslag. De vergoeding voor extraterritoriale kosten volgens de 30%-regeling, voor de werknemer die als expat vanuit het buitenland werkzaam is; wordt aangemerkt als onderdeel van het pensioengevende salaris. Gratificaties, tantièmes, vergoeding voor overwerk, uitbetalen van vakantie-uren en andere door de werkgever nader aan te geven emolumenten, blijven buiten beschouwing.
2. Per 1 januari 2022 bedraagt het maximum pensioengevend salaris: € 50.556.
3. Ten aanzien van een parttime deelnemer wordt het maximum pensioengevend salaris voor de vaststelling van de pensioengrondslag vermenigvuldigd met het door die deelnemer gewerkte aantal uren en gedeeld door het aantal uren dat bij de werkgever in geval van volledig dienstverband gebruikelijk is.
5. Franchise
1. De franchise is per 1 januari 2022 bepaald op € 15.935. De jaarlijkse vaststelling van de franchise is onderwerp van overleg tussen sociale partners.
2. Ten aanzien van een parttime deelnemer wordt de franchise voor de vaststelling van de pensioengrondslag vermenigvuldigd met het door die deelnemer gewerkte aantal uren en gedeeld door het aantal uren dat bij de werkgever in geval van volledig dienstverband gebruikelijk is.
6. Pensioengrondslag
De pensioengrondslag is het pensioengevend salaris verminderd met de franchise.
7. Premievrij opbouw bij arbeidsongeschiktheid
Bij (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid wordt de pensioenopbouw premievrij (PV) voortgezet, afhankelijk van de mate van arbeidsongeschiktheid volgens de volgende tabel:
klasse mate van ao mate van pv 1 15-25% 0%
2 25-35% 0%
3 35-45% 40%
4 45-55% 50%
5 55-65% 60%
6 65-80% 72,5%
7 80-100% 100%
8. Premie
1. De premie per 1 januari 2022 is 25,30% van de pensioengrondslag. Werkgeversdeel: 12,65%
Werknemersdeel (maximaal): 12,65%
Bijlagen
Bijlage I Bedragen 2022
Maximum ANW Plus verzekering : € 18.515,00 per jaar
Afkoopbedrag : € 520,35 per jaar
Bijlage II Richtlijn beleidsdekkingsgraad en ontwikkeling pensioen
De richtlijn, als bedoeld in artikel 13 van dit reglement, voor de besluitvorming over de ontwikkeling van pensioenen ziet er vanaf 1 januari 2022 als volgt uit:
Bij een dekkingsgraad van: | Kunnen de pensioenen zich als volgt ontwikkelen: |
Onder de 104,1*% | geen toeslag, wel (voorwaardelijke) korting mogelijk als het vereiste eigen vermogen niet binnen 10 jaar kan worden bereikt en verplichte onvoorwaardelijke korting als 5 jaar onder 104,1*% |
104,1*% tot 110% | geen toeslag, wel (voorwaardelijke) korting mogelijk als het vereiste eigen vermogen niet binnen 10 jaar kan worden bereikt |
110% tot 123**% | pro rata toeslag (percentage van 2%) |
123**% en hoger | toeslag van 2%, plus eventueel: 1. ongedaan maken van een doorgevoerde korting en/of 2. een extra toeslag van maximaal 1%*** |
* Het minimaal vereist eigen vermogen van het fonds per 31 december 2020.
**Dit percentage betreft de toeslagdekkingsgraad per 31 december 2020. De toeslagdekkingsgraad is de dekkingsgraad waarbij wordt voldaan aan de eis dat naar verwachting de volledige toeslag van 2% in de toekomst gerealiseerd kan worden.
***Vanaf 1 maart 2015 kent het fonds niet meer de mogelijkheid een inhaaltoeslag te verlenen. De mogelijkheid van een extra toeslag is hiervoor in de plaats gekomen.
De genoemde percentages * en ** worden conform de wettelijke voorschriften periodiek opnieuw vastgesteld.
Pensioenrichtleeftijd 68 | ||||||||
Inkooptarieven voor Ouderdomspensioen 682 (OP68) en partnerpensioen (PP) | ||||||||
Leeftijd3 | OP68 | Latent | Ingegaan | Leeftijd | OP68 | Latent | Ingegaan | |
PP | PP | PP | PP | |||||
16 | 13,970 | 4,324 | 65,883 | 42 | 17,400 | 6,690 | 46,471 | |
17 | 14,108 | 4,409 | 65,260 | 43 | 17,511 | 6,777 | 45,594 | |
18 | 14,247 | 4,495 | 64,630 | 44 | 17,619 | 6,863 | 44,709 | |
19 | 14,387 | 4,582 | 63,989 | 45 | 17,725 | 6,946 | 43,817 | |
20 | 14,526 | 4,670 | 63,340 | 46 | 17,829 | 7,029 | 42,917 | |
21 | 14,666 | 4,760 | 62,681 | 47 | 17,929 | 7,108 | 42,014 | |
22 | 14,806 | 4,851 | 62,011 | 48 | 18,025 | 7,184 | 41,103 | |
23 | 14,945 | 4,942 | 61,332 | 49 | 18,121 | 7,256 | 40,187 | |
24 | 15,084 | 5,034 | 60,642 | 50 | 18,215 | 7,324 | 39,264 | |
25 | 15,223 | 5,126 | 59,940 | 51 | 18,310 | 7,388 | 38,335 | |
26 | 15,362 | 5,218 | 59,230 | 52 | 18,406 | 7,446 | 37,404 | |
27 | 15,499 | 5,311 | 58,508 | 53 | 18,505 | 7,499 | 36,468 | |
28 | 15,636 | 5,403 | 57,777 | 54 | 18,607 | 7,543 | 35,528 | |
29 | 15,772 | 5,495 | 57,035 | 55 | 18,713 | 7,582 | 34,583 | |
30 | 15,907 | 5,587 | 56,283 | 56 | 18,824 | 7,613 | 33,636 | |
31 | 16,041 | 5,680 | 55,521 | 57 | 18,941 | 7,637 | 32,685 | |
32 | 16,173 | 5,772 | 54,747 | 58 | 19,066 | 7,650 | 31,733 | |
33 | 16,305 | 5,865 | 53,963 | 59 | 19,199 | 7,655 | 30,779 | |
34 | 16,434 | 5,958 | 53,170 | 60 | 19,340 | 7,651 | 29,822 | |
35 | 16,562 | 6,050 | 52,366 | 61 | 19,490 | 7,636 | 28,868 | |
36 | 16,689 | 6,143 | 51,553 | 62 | 19,649 | 7,612 | 27,913 | |
37 | 16,813 | 6,235 | 50,729 | 63 | 19,816 | 7,575 | 26,957 | |
38 | 16,934 | 6,328 | 49,896 | 64 | 19,994 | 7,525 | 26,000 | |
39 | 17,054 | 6,419 | 49,053 | 65 | 20,181 | 7,466 | 25,044 | |
40 | 17,171 | 6,511 | 48,201 | 66 | 20,379 | 7,380 | 24,089 | |
41 | 17,287 | 6,601 | 47,340 | 67 | 20,589 | 7,265 | 23,136 | |
68 | 20,811 | 7,136 | 22,185 |
Bijlage III Inkooptarieven1 voor ouderdomspensioen en partnerpensioen Geldend vanaf 1 januari 2022
1 Inkoopsommen gefinancierd met externe middelen worden met 2% ten behoeve van incassokosten verhoogd.
2 OP68 = Aanspraken op ouderdomspensioen die gericht zijn op pensioenleeftijd 68 jaar.
3 Dit is de leeftijd van de deelnemer op het moment van inkoop van het OP, dan wel de leeftijd van de partner op het moment van inkoop van PP.
Voorbeelden
- Inkoop van € 1 OP68 kost een 54-jarige deelnemer eenmalig € 1 x 18,607 = € 18,61
- Inkoop van € 1.200 OP68 kost een 28-jarige deelnemer eenmalig € 1.200 x 15,636 = € 18.763,20
- Inkoop van € 1 latent partnerpensioen kost een 55-jarige deelnemer eenmalig € 1 x 7,582 = € 7,58
- Inkoop van € 100 OP68 in combinatie met 70% (= € 70) latent partnerpensioen
kost een 41-jarige deelnemer eenmalig € 100 x 17,287 + € 70 x 6,601 = € 2.190,77
- Inkoop van € 1 ingegaan partnerpensioen kost een 55-jarige partner eenmalig € 1 x 34,583 = € 34,58
Bijlage IV Factoren bij Hoofdstuk V Flexibele pensionering
Schema bij artikel 14: uitruil van partnerpensioen (PP) voor extra ouderdomspensioen (OP)
Geldend vanaf 1 januari 2022 | |
Pensioenrichtleeftijd 68 | |
Factoren voor het uitruilen van € 1 PP voor extra OP681 | |
Leeftijd | Extra OP68 |
55 | 0,357 |
56 | 0,356 |
57 | 0,355 |
58 | 0,353 |
59 | 0,350 |
60 | 0,347 |
61 | 0,344 |
62 | 0,340 |
63 | 0,335 |
64 | 0,330 |
65 | 0,324 |
66 | 0,317 |
67 | 0,308 |
68 | 0,299 |
1 OP68 = Aanspraken op ouderdomspensioen die gericht zijn op pensioenleeftijd 68 jaar. | |
Voorbeeld | |
- Uitruil op 68-jarige leeftijd van € 200 PP geeft een OP van 200 x 0,299 = € 59,80 |
Schema bij artikel 15: uitruil van ouderdomspensioen (OP) voor extra partnerpensioen (PP)
Geldend vanaf 1 januari 2022
Pensioenrichtleeftijd 68 | ||||
Factoren voor het uitruilen van € 1 OP681 voor extra PP | ||||
Leeftijd | OP68 dat | Leeftijd | OP68 dat | |
wordt | wordt | |||
uitgeruild | uitgeruild | |||
16 | 3,157 | 41 | 2,559 | |
17 | 3,128 | 42 | 2,541 | |
18 | 3,098 | 43 | 2,524 | |
19 | 3,069 | 44 | 2,507 | |
20 | 3,040 | 45 | 2,492 | |
21 | 3,012 | 46 | 2,476 | |
22 | 2,984 | 47 | 2,462 | |
23 | 2,956 | 48 | 2,449 | |
24 | 2,929 | 49 | 2,436 | |
25 | 2,903 | 50 | 2,426 | |
26 | 2,878 | 51 | 2,417 | |
27 | 2,854 | 52 | 2,410 | |
28 | 2,830 | 53 | 2,405 | |
29 | 2,806 | 54 | 2,403 | |
30 | 2,784 | 55 | 2,404 | |
31 | 2,761 | 56 | 2,408 | |
32 | 2,739 | 57 | 2,414 | |
33 | 2,718 | 58 | 2,425 | |
34 | 2,697 | 59 | 2,440 | |
35 | 2,676 | 60 | 2,459 | |
36 | 2,656 | 61 | 2,482 | |
37 | 2,636 | 62 | 2,510 | |
38 | 2,616 | 63 | 2,543 | |
39 | 2,596 | 64 | 2,582 | |
40 | 2,577 | 65 | 2,627 | |
66 | 2,682 | |||
67 | 2,752 | |||
68 | 2,831 |
1 OP68 = Aanspraken op ouderdomspensioen die gericht zijn op pensioenleeftijd 68 jaar. |
Voorbeeld |
- Uitruil op 68-jarige leeftijd van € 200 OP geeft een PP van 200 x 2,831 = € 566,20 |
Schema bij artikel 16 en 17a: vervroeging en uitstel van ouderdomspensioen
Geldend vanaf 1 januari 2022
Pensioenrichtleeftijd 68 | |
Percentages voor het vervroegen en uitstellen van OP681 | |
Leeftijd waarnaar wordt vervroegd of uitgesteld | Percentage waarmee het OP68 wordt aangepast |
55 | -42,6% |
56 | -40,5% |
57 | -38,3% |
58 | -36,0% |
59 | -33,4% |
60 | -30,8% |
61 | -27,9% |
62 | -24,8% |
63 | -21,4% |
64 | -17,8% |
65 | -13,9% |
66 | -9,7% |
67 | -5,0% |
68 | 0,0% |
69 | 5,6% |
70 | 11,8% |
71 | 18,8% |
1 OP68 = Aanspraken op ouderdomspensioen die gericht zijn op pensioenleeftijd 68 jaar. |
Voorbeelden van vervroeging |
- € 1.000 OP68 geeft vanaf leeftijd 60 een ouderdomspensioen van [€ 1.000] - [30,8% van € 1.000] = € 1.000 - € 308 = € 692 |
Voorbeelden van uitstel |
- € 1.000 OP68 geeft vanaf leeftijd 70 een ouderdomspensioen van [€ 1.000] + [11,8% van € 1.000] = € 1.000 + € 118 = € 1.118 |
Schema bij artikel 17: Tijdelijk ouderdomspensioen (TOP)
Geldend vanaf 1 januari 2022
Tijdelijk ouderdomspensioen tot AOW (TPA) | ||||||||||||
Factoren voor het uitruilen van 1 euro direct ingaand ouderdomspensioen voor een TPA | ||||||||||||
Leeftijd | 1-1- 2022 | 1-2- 2022 | 1-3- 2022 | 1-4- 2022 | 1-5- 2022 | 1-6- 2022 | 1-7- 2022 | 1-8- 2022 | 1-9- 2022 | 1-10- 2022 | 1-11- 2022 | 1-12- 2022 |
55 | 2,448 | 2,448 | 2,448 | 2,448 | 2,448 | 2,448 | 2,448 | 2,448 | 2,448 | 2,448 | 2,448 | 2,448 |
56 | 2,585 | 2,585 | 2,585 | 2,585 | 2,585 | 2,585 | 2,585 | 2,585 | 2,585 | 2,585 | 2,585 | 2,585 |
57 | 2,750 | 2,750 | 2,750 | 2,750 | 2,750 | 2,750 | 2,750 | 2,750 | 2,750 | 2,750 | 2,750 | 2,750 |
58 | 2,952 | 2,952 | 2,952 | 2,952 | 2,952 | 2,952 | 2,952 | 2,952 | 2,952 | 2,952 | 2,952 | 2,952 |
59 | 3,207 | 3,207 | 3,207 | 3,207 | 3,207 | 3,207 | 3,207 | 3,207 | 3,207 | 3,207 | 3,207 | 3,207 |
60 | 3,535 | 3,535 | 3,535 | 3,535 | 3,535 | 3,535 | 3,535 | 3,535 | 3,535 | 3,535 | 3,535 | 3,535 |
61 | 3,974 | 3,974 | 3,974 | 3,974 | 3,974 | 3,974 | 3,974 | 3,974 | 3,974 | 3,974 | 3,974 | 3,974 |
62 | 4,590 | 4,590 | 4,590 | 4,590 | 4,590 | 4,590 | 4,590 | 4,590 | 4,590 | 4,590 | 4,590 | 4,590 |
63 | 5,517 | 5,517 | 5,517 | 5,517 | 5,517 | 5,517 | 5,517 | 5,517 | 5,517 | 5,517 | 5,517 | 5,517 |
63 + 1 maand | 5,615 | 5,615 | 5,615 | 5,615 | 5,615 | 5,615 | 5,615 | 5,615 | 5,615 | 5,615 | 5,615 | 5,615 |
63 + 2 maanden | 5,718 | 5,718 | 5,718 | 5,718 | 5,718 | 5,718 | 5,718 | 5,718 | 5,718 | 5,718 | 5,718 | 5,718 |
63 + 3 maanden | 5,826 | 5,826 | 5,826 | 5,826 | 5,826 | 5,826 | 5,826 | 5,826 | 5,826 | 5,826 | 5,826 | 5,826 |
63 + 4 maanden | 5,938 | 5,938 | 5,938 | 5,938 | 5,938 | 5,938 | 5,938 | 5,938 | 5,938 | 5,938 | 5,938 | 5,938 |
63 + 5 maanden | 6,056 | 6,056 | 6,056 | 6,056 | 6,056 | 6,056 | 6,056 | 6,056 | 6,056 | 6,056 | 6,056 | 6,056 |
63 + 6 maanden | 6,179 | 6,179 | 6,179 | 6,179 | 6,179 | 6,179 | 6,179 | 6,179 | 6,179 | 6,179 | 6,179 | 6,179 |
63 + 7 maanden | 6,309 | 6,309 | 6,309 | 6,309 | 6,309 | 6,309 | 6,309 | 6,309 | 6,309 | 6,309 | 6,309 | 6,309 |
63 + 8 maanden | 6,445 | 6,445 | 6,445 | 6,445 | 6,445 | 6,445 | 6,445 | 6,445 | 6,445 | 6,445 | 6,445 | 6,445 |
63 + 9 maanden | 6,587 | 6,587 | 6,587 | 6,587 | 6,587 | 6,587 | 6,587 | 6,587 | 6,587 | 6,587 | 6,587 | 6,587 |
63 + 10 maanden | 6,738 | 6,738 | 6,738 | 6,738 | 6,738 | 6,738 | 6,738 | 6,738 | 6,738 | 6,738 | 6,738 | 6,738 |
63 + 11 maanden | 6,897 | 6,897 | 6,897 | 6,897 | 6,897 | 6,897 | 6,897 | 6,897 | 6,897 | 6,897 | 6,897 | 6,897 |
64 | 7,064 | 7,064 | 7,064 | 7,064 | 7,064 | 7,064 | 7,064 | 7,064 | 7,064 | 7,064 | 7,064 | 7,064 |
64 + 1 maand | 7,241 | 7,241 | 7,241 | 7,241 | 7,241 | 7,241 | 7,241 | 7,241 | 7,241 | 7,241 | 7,241 | 7,241 |
64 + 2 maanden | 7,428 | 7,428 | 7,428 | 7,428 | 7,428 | 7,428 | 7,428 | 7,428 | 7,428 | 7,428 | 7,428 | 7,428 |
64 + 3 maanden | 7,627 | 7,627 | 7,627 | 7,627 | 7,627 | 7,627 | 7,627 | 7,627 | 7,627 | 7,627 | 7,627 | 7,627 |
64 + 4 maanden | 7,838 | 7,838 | 7,838 | 7,838 | 7,838 | 7,838 | 7,838 | 7,838 | 7,838 | 7,838 | 7,838 | 7,838 |
64 + 5 maanden | 8,063 | 8,063 | 8,063 | 8,063 | 8,063 | 8,063 | 8,063 | 8,063 | 8,063 | 8,063 | 8,063 | 8,063 |
64 + 6 maanden | 8,303 | 8,303 | 8,303 | 8,303 | 8,303 | 8,303 | 8,303 | 8,303 | 8,303 | 8,303 | 8,303 | 8,303 |
64 + 7 maanden | 8,560 | 8,560 | 8,560 | 8,560 | 8,560 | 8,560 | 8,560 | 8,560 | 8,560 | 8,560 | 8,560 | 8,560 |
64 + 8 maanden | 8,834 | 8,834 | 8,834 | 8,834 | 8,834 | 8,834 | 8,834 | 8,834 | 8,834 | 8,834 | 8,834 | 8,834 |
64 + 9 maanden | 9,129 | 9,129 | 9,129 | 9,129 | 9,129 | 9,129 | 9,129 | 9,129 | 9,129 | 9,129 | 9,129 | 9,129 |
64 + 10 maanden | 9,447 | 9,447 | 9,447 | 9,447 | 9,447 | 9,447 | 9,447 | 9,447 | 9,447 | 9,447 | 9,447 | 9,447 |
64 + 11 maanden | 10,637 | 9,791 | 9,791 | 9,791 | 9,791 | 9,791 | 9,791 | 9,791 | 9,791 | 9,791 | 9,791 | 9,791 |
65 | 11,082 | 11,082 | 10,163 | 10,163 | 10,163 | 10,163 | 10,163 | 10,163 | 10,163 | 10,163 | 10,163 | 10,163 |
65 + 1 maand | 11,568 | 11,568 | 11,568 | 10,567 | 10,567 | 10,567 | 10,567 | 10,567 | 10,567 | 10,567 | 10,567 | 10,567 |
65 + 2 maanden | 12,104 | 12,104 | 12,104 | 12,104 | 11,008 | 11,008 | 11,008 | 11,008 | 11,008 | 11,008 | 11,008 | 11,008 |
65 + 3 maanden | 12,695 | 12,695 | 12,695 | 12,695 | 12,695 | 11,491 | 11,491 | 11,491 | 11,491 | 11,491 | 11,491 | 11,491 |
65 + 4 maanden | 13,352 | 13,352 | 13,352 | 13,352 | 13,352 | 13,352 | 12,023 | 12,023 | 12,023 | 12,023 | 12,023 | 12,023 |
65 + 5 maanden | 14,087 | 14,087 | 14,087 | 14,087 | 14,087 | 14,087 | 14,087 | 12,610 | 12,610 | 12,610 | 12,610 | 12,610 |
65 + 6 maanden | 14,914 | 14,914 | 14,914 | 14,914 | 14,914 | 14,914 | 14,914 | 14,914 | 13,263 | 13,263 | 13,263 | 13,263 |
65 + 7 maanden | 15,851 | 15,851 | 15,851 | 15,851 | 15,851 | 15,851 | 15,851 | 15,851 | 15,851 | 13,992 | 13,992 | 13,992 |
65 + 8 maanden | 21,524 | 16,922 | 16,922 | 16,922 | 16,922 | 16,922 | 16,922 | 16,922 | 16,922 | 16,922 | 14,813 | 14,813 |
65 + 9 maanden | 23,591 | 23,591 | 18,157 | 18,157 | 18,157 | 18,157 | 18,157 | 18,157 | 18,157 | 18,157 | 18,157 | 15,743 |
65 + 10 maanden | 26,117 | 26,117 | 26,117 | 19,599 | 19,599 | 19,599 | 19,599 | 19,599 | 19,599 | 19,599 | 19,599 | 19,599 |
65 + 11 maanden | 29,275 | 29,275 | 29,275 | 29,275 | 21,304 | 21,304 | 21,304 | 21,304 | 21,304 | 21,304 | 21,304 | 21,304 |
66 | 33,335 | 33,335 | 33,335 | 33,335 | 33,335 | 23,349 | 23,349 | 23,349 | 23,349 | 23,349 | 23,349 | 23,349 |
66 + 1 maand | 38,748 | 38,748 | 38,748 | 38,748 | 38,748 | 38,748 | 25,848 | 25,848 | 25,848 | 25,848 | 25,848 | 25,848 |
66 + 2 maanden | 46,327 | 46,327 | 46,327 | 46,327 | 46,327 | 46,327 | 46,327 | 28,972 | 28,972 | 28,972 | 28,972 | 28,972 |
66 + 3 maanden | 57,694 | 57,694 | 57,694 | 57,694 | 57,694 | 57,694 | 57,694 | 57,694 | 32,988 | 32,988 | 32,988 | 32,988 |
66 + 4 maanden | 76,640 | 76,640 | 76,640 | 76,640 | 76,640 | 76,640 | 76,640 | 76,640 | 76,640 | 38,343 | 38,343 | 38,343 |
66 + 5 maanden | 0,000 | 114,531 | 114,531 | 114,531 | 114,531 | 114,531 | 114,531 | 114,531 | 114,531 | 114,531 | 45,840 | 45,840 |
66 + 6 maanden | 0,000 | 0,000 | 228,205 | 228,205 | 228,205 | 228,205 | 228,205 | 228,205 | 228,205 | 228,205 | 228,205 | 57,086 |
Legenda | AOW-gerechtigde leeftijd |
= | 67 jaar en 0 maanden |
= | 66 jaar en 10 maanden |
= | 66 jaar en 7 maanden |
= | 66 jaar en 4 maanden |
Voorbeelden | |
- Het omruilen van € 1.000 direct ingaand ouderdomspensioen geeft voor een deelnemer die op 1 januari 2022 | |
64 jaar is een TPA van € 1.000 x 7,064 = € 7.064 per jaar tot de AOW gerechtigde leeftijd van 67 jaar en 0 maanden. | |
- Het omruilen van € 1.000 direct ingaand ouderdomspensioen geeft voor een deelnemer die op 1 september 2022 | |
66 jaar en 3 maanden is een TPA van € 1.000 x 32,988 = € 32.988 per jaar tot de AOW gerechtigde leeftijd van 66 jaar en 10 maanden | |
Deze uitkering wordt echter maar 7 maanden uitgekeerd ad € 19.243 (= € 32.988 / 12 x 7). |
Schema bij artikel 18: Getrapt pensioen (TRAP)
Geldend vanaf 1 januari 2022 | ||||||
Trapvorm | Lengte trap | Xxxxxxxxxx- verhouding | Pensioenrichtleeftijd 65 | Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 00 | ||
Percentage van het OP651 | Percentage van het OP682 | |||||
bij TRAP vanaf leeftijd 65 | bij TRAP vanaf leeftijd 68 | |||||
TRAP-percentages | TRAP-percentages | |||||
Hoog - Laag | 5 jaar | 100 : 75 | van leeftijd 65 tot 70: | 123,3% | van leeftijd 68 tot 73: | 122,2% |
vanaf leeftijd 70: | 92,5% | vanaf leeftijd 73: | 91,7% | |||
100 : 90 | van leeftijd 65 tot 70: | 108,2% | van leeftijd 68 tot 73: | 107,8% | ||
vanaf leeftijd 70: | 97,4% | vanaf leeftijd 73: | 97,0% | |||
10 jaar | 100 : 75 | van leeftijd 65 tot 75: | 115,3% | van leeftijd 68 tot 78: | 113,6% | |
vanaf leeftijd 75: | 86,5% | vanaf leeftijd 78: | 85,2% | |||
100 : 90 | van leeftijd 65 tot 75: | 105,6% | van leeftijd 68 tot 78: | 105,0% | ||
vanaf leeftijd 75: | 95,0% | vanaf leeftijd 78: | 94,5% | |||
Laag - Hoog | 5 jaar | 75 : 100 | van leeftijd 65 tot 70: | 79,9% | van leeftijd 68 tot 73: | 80,5% |
vanaf leeftijd 70: | 106,5% | vanaf leeftijd 73: | 107,3% | |||
90 : 100 | van leeftijd 65 tot 70: | 92,2% | van leeftijd 68 tot 73: | 92,5% | ||
vanaf leeftijd 70: | 102,4% | vanaf leeftijd 73: | 102,8% |
De bovenstaande varianten van getrapt pensioen zijn mogelijk. |
De TRAP-percentages voor een TRAP die ingaat tussen 65 en 68 jaar worden berekend door interpolatie en worden niet afgerond. |
1 OP65 = Aanspraken op ouderdomspensioen die gericht zijn op pensioenleeftijd 65 jaar. |
2 OP68 = Aanspraken op ouderdomspensioen die gericht zijn op pensioenleeftijd 68 jaar. |
Voorbeeld OP |
- € 10.000 OP65 geeft bij een gewenste TRAP-verhouding van de eerste 5 jaar 100% en daarna 75%, |
vanaf leeftijd 65 een ouderdomspensioen van € 10.000 x 123,3% = € 12.330 tot leeftijd 70 |
en vanaf leeftijd 70 een ouderdomspensioen van € 10.000 x 92,5% = € 9.250 |
- € 10.000 OP68 geeft bij een gewenste TRAP-verhouding van de eerste 5 jaar 75% en daarna 100%, |
vanaf leeftijd 68 een ouderdomspensioen van € 10.000 x 80,5% = € 8.050 tot leeftijd 73 |
en vanaf leeftijd 73 een ouderdomspensioen van € 10.000 x 107,3% = € 10.730 |
Schema bij artikel 19: Gelijk overlevingspensioen (GOP)
Geldend vanaf 1 januari 2022 | |
Pensioenrichtleeftijd 68 | |
GOP-percentage bij OP683 | |
Leeftijd | GOP- percentage |
55 | |
56 | |
57 | |
58 | |
59 | |
60 | |
61 | |
62 | |
63 | 78,0% |
64 | |
65 | |
66 | |
67 | |
68 | |
69 | |
70 | |
71 | |
Bij Gelijk overlevingspensioen (GOP) wordt eerst een verhouding van 100% ouderdomspensioen en 70% partnerpensioen | |
gerealiseerd. Vervolgens wordt bij in leven zijn van zowel de gepensioneerde als de partner, 100% van het | |
ouderdomspensioen uitgekeerd. Bij overlijden van de deelnemer óf de partner, wordt het GOP-percentage uitgekeerd. | |
1 OP68 = Aanspraken op ouderdomspensioen die gericht zijn op pensioenleeftijd 68 jaar. | |
Voorbeeld | |
- Bij € 1.000 OP68 en € 700 partnerpensioen, | |
is het ouderdomspensioen € 1.000 zolang zowel de gepensioneerde als de partner in leven zijn | |
Bij overlijden van de gepensioneerde óf de partner wordt 78% van € 1.000 = € 780 uitgekeerd. |
Afkooptarieven voor Ouderdomspensioen (OP), Partnerpensioen (PP) en Ingegaan PP | ||||||||
Afkooptarief per € 1 euro aanspraak | ||||||||
Leeftijd | OP681 | PP | Ingegaan PP | Leeftijd | OP681 | PP | Ingegaan PP | |
16 | 12,198 | 3,124 | 56,607 | 41 | 15,143 | 4,782 | 40,649 | |
17 | 12,320 | 3,187 | 56,072 | 42 | 15,246 | 4,844 | 39,901 | |
18 | 12,443 | 3,250 | 55,529 | 43 | 15,347 | 4,905 | 39,146 | |
19 | 12,566 | 3,315 | 54,978 | 44 | 15,446 | 4,964 | 38,383 | |
20 | 12,689 | 3,381 | 54,419 | 45 | 15,543 | 5,020 | 37,615 | |
21 | 12,812 | 3,447 | 53,852 | 46 | 15,638 | 5,075 | 36,839 | |
22 | 12,936 | 3,514 | 53,276 | 47 | 15,731 | 5,127 | 36,061 | |
23 | 13,059 | 3,582 | 52,691 | 48 | 15,821 | 5,177 | 35,276 | |
24 | 13,182 | 3,649 | 52,097 | 49 | 15,910 | 5,223 | 34,486 | |
25 | 13,304 | 3,717 | 51,494 | 50 | 15,999 | 5,266 | 33,691 | |
26 | 13,427 | 3,785 | 50,883 | 51 | 16,088 | 5,306 | 32,891 | |
27 | 13,548 | 3,853 | 50,262 | 52 | 16,178 | 5,341 | 32,088 | |
28 | 13,669 | 3,921 | 49,632 | 53 | 16,271 | 5,371 | 31,282 | |
29 | 13,790 | 3,988 | 48,994 | 54 | 16,366 | 5,397 | 30,471 | |
30 | 13,909 | 4,055 | 48,347 | 55 | 16,464 | 5,417 | 29,658 | |
31 | 14,028 | 4,123 | 47,691 | 56 | 16,567 | 5,432 | 28,842 | |
32 | 14,146 | 4,190 | 47,025 | 57 | 16,675 | 5,442 | 28,023 | |
33 | 14,263 | 4,257 | 46,351 | 58 | 16,789 | 5,444 | 27,202 | |
34 | 14,378 | 4,325 | 45,668 | 59 | 16,910 | 5,440 | 26,381 | |
35 | 14,493 | 4,391 | 44,976 | 60 | 17,037 | 5,430 | 25,558 | |
36 | 14,605 | 4,458 | 44,276 | 61 | 17,172 | 5,412 | 24,736 | |
37 | 14,716 | 4,524 | 43,567 | 62 | 17,313 | 5,387 | 23,914 | |
38 | 14,826 | 4,590 | 42,849 | 63 | 17,461 | 5,353 | 23,092 | |
39 | 14,933 | 4,655 | 42,124 | 64 | 17,616 | 5,312 | 22,269 | |
40 | 15,039 | 4,719 | 41,390 | 65 | 17,778 | 5,263 | 21,446 | |
66 | 17,949 | 5,194 | 20,625 | |||||
67 | 18,128 | 5,100 | 19,807 | |||||
68 | 18,315 | 4,996 | 18,990 |
Bijlage V Afkooptarieven voor ouderdomspensioen (68 jaar) en (ingegaan) partnerpensioen Geldend vanaf 1 januari 2022
1 OP68 = Aanspraken op ouderdomspensioen die gericht zijn op pensioenleeftijd 68 jaar. |
Voorbeelden |
- Het afkoopbedrag van € 100 OP68 is voor een 60-jarige deelnemer € 100 x 17,037 = € 1.703,70 |
- Het afkoopbedrag van € 70 PP is voor een 65-jarige deelnemer € 70 x 5,263 = € 368,41 |
ANW-hiaat verzekering | ||||||
Tarief voor een verzekerd bedrag van € 1 = Factor deelnemer x Factor partner | ||||||
Leeftijd | Factor | Factor partner | Leeftijd | Factor | Factor partner | |
deelnemer | deelnemer | bij uitkering tot | deelnemer | deelnemer | bij uitkering tot | |
of | AOW- | of | AOW- | |||
partner | ingangsdatum | partner | ingangsdatum | |||
16 | 0,00008 | 50,710 | 41 | 0,00044 | 27,985 | |
17 | 0,00009 | 49,918 | 42 | 0,00049 | 26,964 | |
18 | 0,00011 | 49,116 | 43 | 0,00054 | 25,937 | |
19 | 0,00013 | 48,304 | 44 | 0,00061 | 24,904 | |
20 | 0,00014 | 47,483 | 45 | 0,00065 | 23,867 | |
21 | 0,00015 | 46,651 | 46 | 0,00073 | 22,825 | |
22 | 0,00015 | 45,809 | 47 | 0,00081 | 21,780 | |
23 | 0,00016 | 44,957 | 48 | 0,00091 | 20,729 | |
24 | 0,00017 | 44,094 | 49 | 0,00100 | 19,672 | |
25 | 0,00017 | 43,221 | 50 | 0,00111 | 18,608 | |
26 | 0,00018 | 42,338 | 51 | 0,00125 | 17,537 | |
27 | 0,00018 | 41,445 | 52 | 0,00140 | 16,460 | |
28 | 0,00019 | 40,543 | 53 | 0,00158 | 15,376 | |
29 | 0,00020 | 39,631 | 54 | 0,00174 | 14,283 | |
30 | 0,00020 | 38,709 | 55 | 0,00195 | 13,183 | |
31 | 0,00022 | 37,777 | 56 | 0,00215 | 12,073 | |
32 | 0,00024 | 36,836 | 57 | 0,00242 | 10,955 | |
33 | 0,00024 | 35,885 | 58 | 0,00267 | 9,829 | |
34 | 0,00026 | 34,926 | 59 | 0,00293 | 8,694 | |
35 | 0,00028 | 33,959 | 60 | 0,00327 | 7,552 | |
36 | 0,00030 | 32,983 | 61 | 0,00358 | 6,405 | |
37 | 0,00032 | 31,999 | 62 | 0,00395 | 5,251 | |
38 | 0,00034 | 31,007 | 63 | 0,00437 | 4,091 | |
39 | 0,00037 | 30,006 | 64 | 0,00478 | 2,830 | |
40 | 0,00040 | 28,999 | 65 | 0,00529 | 1,417 | |
66 | 0,00584 | 0,343 | ||||
67 | 0,00638 | 0,000 |
Bijlage VI Tarieven ANW-hiaatverzekering Geldend vanaf 1 januari 2022
Het tarief van de ANW-hiaat verzekering wordt berekend door de vermenigvuldiging van een factor voor de deelnemer met een factor voor de partner. De factor voor de partner is afhankelijk van de einddatum van de uitkering. Momenteel is de einddatum van de uitkering gesteld op de AOW-ingangsdatum van de partner.
Voorbeeld
- Voor een deelnemer van 50 jaar met een partner van 45 jaar,
is het tarief voor een verzekerd bedrag van € 1.000 bij uitkering tot de AOW-ingangsdatum van de partner (= 67 jaar en 3 maanden)
€ 1.000 x factor deelnemer 50 jaar x factor partner 45 jaar =
€ 1.000 x 0,00111 x 23,867 = € 26,49
Bij de tarieven, factoren en percentages uit bijlage III, IV, V en VI is uitgegaan van de voor pensioenfonds PGB geldende actuariële grondslagen en is rekening gehouden met collectieve actuariële gelijkwaardigheid.