TRANSPARANT OVER ELKE FASE
Statuten
ING CDC Pensioenfonds
2 oktober 2013
TRANSPARANT OVER ELKE FASE
Inhoudsopgave
Hoofdstuk I: Algemene bepalingen
3
Artikel 2. Naam, zetel en duur 4
Artikel 4. Middelen, inkomsten en uitgaven 4
5
Artikel 5. Samenstelling van het Bestuur 5
Artikel 6. Einde Bestuurslidmaatschap 6
Artikel 7. Taken en bevoegdheden van het Bestuur .6
Artikel 8. Vergaderingen van het Bestuur 7
Artikel 9. Besluiten buiten vergadering 9
Artikel 10. Bestuursbureau en Compliance Officer 9
Hoofdstuk III: Verantwoordingsorgaan
10
Artikel 12. Samenstelling van het
Artikel 13. Einde lidmaatschap
Artikel 14. Rechten en bevoegdheden van het Verantwoordingsorgaan 11
Artikel 15. Vergaderingen van het
12
Artikel 16. Inrichting van het interne toezicht 12
Artikel 17. Taken en bevoegdheden van de Visitatiecommissie 12
13
Artikel 19. Boekjaar, jaarverslag, jaarrekening, overige gegevens en staten 13
Artikel 20. Registeraccountant 14
Artikel 21. Waarmerkend actuaris 14
15
Artikel 22. Ontbinding van het Pensioenfonds 15
Hoofdstuk VII: Klachten en Geschillen
15
Artikel 23. Klachten- en Geschillenregeling 15
Hoofdstuk VIII: Overige bepalingen
15
Artikel 24. Wijziging van de statuten 15
Artikel 25. Hardheidsclausule 16
16
Artikel 26. Onvoorziene gevallen 16
Artikel 27. Inwerkingtreding 16
Hoofdstuk I: Algemene bepalingen
Artikel 1. Definities
In deze statuten wordt verstaan onder:
a. het Pensioenfonds:
Stichting ING CDC Pensioenfonds;
b. het Bestuur:
het Bestuur van het Pensioenfonds;
c. het Verantwoordingsorgaan:
het Verantwoordingsorgaan van het Pensioenfonds;
d. de Visitatiecommissie:
het intern toezicht van het Pensioenfonds;
e. het Pensioenreglement:
het (de) Pensioenreglement(en) van het Pensioenfonds;
f. de Werkgever:
de rechtspersoon die met het Pensioenfonds tot uitvoering van de door hem gesloten Pensioen- overeenkomst, een Uitvoeringsovereenkomst heeft gesloten en die in een groep als bedoeld in de PW is dan wel was verbonden met ING Bank N.V. Indien meer partijen met het Pensioenfonds een Uitvoeringsovereenkomst hebben gesloten, zullen zij gezamenlijk één gemachtigde aanwijzen, die de Werkgevers vertegenwoordigt en die de uit deze statuten voortvloeiende bevoegdheden namens hen zal uitoefenen en tegenover wie de uit deze statuten voortvloeiende verplichtingen zullen worden nagekomen.;
g. de GOR:
de Groepsondernemingsraad van ING Bank N.V. en de Groeps Ondernemings Raad van
ING Insurance/IM N.V.;
h. Uitvoeringsovereenkomst:
de overeenkomst tussen de Werkgever en het Pensioenfonds over de uitvoering van de Pensioenovereenkomst;
i. de Pensioenovereenkomst:
hetgeen tussen de Werkgever en de Werknemer(s) is of zal worden overeengekomen betreffende het pensioen van de Werknemer(s)
a. overeenkomstig de bij de Werkgever geldende CAO, indien en voor zover in die CAO is bepaald dat het Pensioenfonds de pensioen- uitvoerder is; of
b. waarvoor een (afzonderlijke) Uitvoerings- overeenkomst door de Werkgever en het Pensioenfonds is of wordt gesloten;
j. de Transitieperiode:
de periode van de datum van oprichting van het fonds tot en met 31 december 2014;
k. een Werknemer:
de persoon die een arbeidsovereenkomst heeft met de Werkgever en die onder de Pensioen- overeenkomst valt;
l. een Deelnemer:
de Werknemer of gewezen Werknemer die ingevolge het Pensioenreglement pensioen- aanspraken jegens het Pensioenfonds verwerft;
m. een Gewezen Deelnemer:
de Werknemer of gewezen Werknemer die geen pensioenaanspraken meer verwerft uit hoofde van het Pensioenreglement en die bij beëindiging van de deelneming een pensioenaanspraak heeft behouden jegens het Pensioenfonds;
n. een Gepensioneerde:
de persoon die jegens het Pensioenfonds recht heeft op een ingegaan ouderdomspensioen ingevolge de bepalingen van het Pensioenreglement;
o. een Pensioen:
ouderdoms-, (bijzonder) partner-, arbeids- ongeschiktheids- of, wezenpensioen in de zin van het Pensioenreglement;
p. een Pensioengerechtigde:
de persoon voor wie op grond van het Pensioen- reglement het Pensioen is ingegaan;
q. een Aanspraakgerechtigde:
de persoon die op grond van het Pensioen- reglement begunstigde is voor een nog niet ingegaan Pensioen;
r. een Gekwalificeerde meerderheid van stemmen:
ten minste twee derde van het totaal aantal stemmen in de vergadering;
s. Uitbestedingspartners:
derden aan wie werkzaamheden door het Pensioenfonds zijn uitbesteed;
t. de PW:
de Pensioenwet; en
u. DNB:
De Nederlandsche Bank N.V..
Artikel 2. Naam, zetel en duur
Het Pensioenfonds draagt de naam: Stichting ING CDC Pensioenfonds, is gevestigd te Amsterdam en is voor onbepaalde tijd opgericht.
Artikel 3. Doel
Het Pensioenfonds heeft ten doel Pensioenen en/of andere uitkeringen te verstrekken ter zake van ouderdom, arbeidsongeschiktheid en overlijden van Deelnemers of Gewezen Deelnemers, overeenkomstig de bepalingen van het Pensioenreglement. De door
het Pensioenfonds uit te voeren pensioenregelingen dienen te kwalificeren als een zogenoemde collectieve beschikbare premieregeling (CDC-regeling) waarvoor de Werkgever IFRS-accounting(IAS 19R) met DC classificatie kan toepassen.
Artikel 4. Middelen, inkomsten en uitgaven
1. De middelen en inkomsten van het Pensioen- fonds bestaan uit:
a. de krachtens de Uitvoeringsovereenkomst verschuldigde pensioenpremie en bijdragen;
b. inkomsten uit beleggingen;
c. uitkeringen uit overeenkomsten van herverzekering;
d. inkomende waardeoverdrachten; en
e. alle andere inkomsten.
2. De Werkgever is in geen enkel geval gehouden tot het storten van extra pensioenpremies of herstelbetalingen bovenop de ingevolge de Uitvoeringsovereenkomst overeengekomen re-
guliere premie, ook niet in geval van een ver- mogenstekort in het Pensioenfonds. Indien zich in enig jaar de situatie voordoet dat de door de Werkgever verschuldigde premies onvoldoende zijn om in dat jaar het voorwaardelijk ambitie- niveau voor de pensioenaanspraken volledig te financieren, worden in dat jaar overeenkomstig het Pensioenreglement slechts pensioenaan- spraken verleend tot een niveau dat met de betaalde premies gefinancierd kan worden.
3. Erfstellingen kunnen slechts onder het voor- recht van boedelbeschrijving worden aanvaard.
4. De uitgaven van het Pensioenfonds bestaan uit:
a. de te betalen Pensioenen;
b. uitgaven die verband houden met de beleg- gingen van het Pensioenfonds;
c. premies voor overeenkomsten van herverzekering;
d. de kosten ter uitvoering van beleid en pensioenregelingen;
e. uitgaande waardeoverdrachten; en
f. alle andere uitgaven welke het Pensioen- fonds ter nakoming van het doel of voor het beheer van het Pensioenfonds nodig acht.
Hoofdstuk II: Bestuur
Artikel 5. Samenstelling van het Bestuur
1. Het Pensioenfonds heeft een paritair Bestuur. Het Bestuur bestaat uit zeven personen, waar- van drie leden de Werkgever en vier leden de Werknemers vertegenwoordigen. De stem- verhouding binnen het Bestuur is vastgelegd in artikel 8 lid 4.
Zolang het aantal Pensioengerechtigden kleiner is dan 5% van het aantal Deelnemers en Pensioen- gerechtigden tezamen, hebben alleen Deelnemers zitting in het Bestuur. Wanneer het aantal Pensioengerechtigden 5% of meer bedraagt van het aantal Deelnemers en Pensioengerechtigden tezamen, zal namens de Pensioengerechtigden één bestuurslid die de Pensioengerechtigden vertegenwoordigt aan het Bestuur worden toe- gevoegd. De vertegenwoordigers van de Pensioen- gerechtigden en de Werknemers tezamen, zullen alsdan vijf zetels bezetten. De statuten zullen alsdan in lijn worden aangepast, waarbij de pariteiten van stemmen als beschreven in artikel 8 lid 4 behouden blijven. Dat wil zeggen dat (i) de Werkgeversvertegenwoordigers even- veel stemmen behouden als de vertegenwoordigers van de Werknemers en van de Pensioen-
gerechtigden tezamen en (ii) de stemverdeling tussen de op voordracht van de GOR en de op voordracht van de vakorganisaties benoemde Werknemersvertegenwoordigers gelijk blijft. Voornoemde onderlinge zetelverdeling tussen de Deelnemers en de Pensioengerechtigden zal met inachtneming van het terzake bepaalde in de PW worden aangepast indien en voor zover de onderlinge getalsverhoudingen daartoe aan- leiding geven.
2. Het Bestuur heeft zitting voor de duur van de Transitieperiode.
3. De vertegenwoordigers van de Werkgever in het Bestuur worden voorgedragen door de Werkgever. Van de vier leden van de vertegen- woordigers van de Werknemers in het Bestuur worden er twee door de GOR voorgedragen, één door De Unie en één door FNV Bondgenoten. De bestuursleden worden door het Bestuur benoemd, nadat DNB heeft ingestemd met de voorgenomen benoeming.
4. Het Bestuur benoemt uit zijn midden een voor- zitter en een vice-voorzitter en kan daarnaast uit zijn midden een secretaris benoemen.
5. De leden van het Bestuur kunnen geen lid zijn van het Verantwoordingsorgaan of de Visitatiecommissie.
6. Het Bestuur draagt er zorg voor dat het Bestuur voldoet aan de eisen van betrouwbaarheid en ge- schiktheid conform de eisen van de Pensioenwet.
7. Het Bestuur stelt een reglement op waarin in ieder geval de wijze van benoeming, de voor- dracht van bestuursleden en de regeling bij tussentijdse vacatures geregeld is.
Artikel 6. Einde Bestuurslidmaatschap
1. Het bestuurslidmaatschap eindigt:
a. na afloop van de Transitieperiode;
b. door overlijden;
c. door aftreden op eigen verzoek;
d. door (tussentijds) ontslag door het Bestuur; of
e. nadat de voordragende partij als bedoeld in artikel 5 lid 3 het Bestuur verzoekt het door hem voorgedragen bestuurslid te vervangen door een andere voorgedragen kandidaat en het Bestuur dienovereenkomstig heeft besloten en DNB met de voorgenomen benoeming heeft ingestemd.
2. Een besluit van het Bestuur over een (tussen- tijds) ontslag van een Bestuurslid kan slechts worden genomen met een Gekwalificeerde meerderheid van stemmen, waarbij het betref- fende bestuurslid van de stemming is uitgesloten.
3. Bestuursleden kunnen één maal worden herbenoemd.
4. Na afloop van hun bestuurslidmaatschap mo- gen bestuursleden geen zitting nemen in andere organen van het Pensioenfonds.
Artikel 7. Taken en bevoegdheden van het Bestuur
1. Het Bestuur is verantwoordelijk voor de uit- voering van de pensioenregeling, welke uitvoering door de Werkgever in de Uitvoeringsovereen- komst aan het Fonds is opgedragen. Het Bestuur is in dat kader belast met:
d het besturen van het Pensioenfonds;
d het nemen van een besluit over het bestuurs- model zoals dat vanaf 1 januari 2015 zou moeten gaan gelden waarbij de overwegingen uit het rapport van de Werkgroep Governance
d.d. 2013 worden meegewogen; en
d een zorgvuldige overdracht per 1 januari 2015 naar het opvolgend Bestuur.
Het Bestuur en andere personen die het beleid van het Pensioenfonds (mede) bepalen richten
zich daarbij naar de belangen van de bij het Pensioenfonds betrokken Deelnemers, Gewezen Deelnemers, andere Aanspraakgerechtigden, de Pensioengerechtigden en de Werkgever en zorgen ervoor dat dezen zich door het Bestuur op evenwichtige wijze vertegenwoordigd weten.
2. Het Pensioenfonds wordt in en buiten rechte ver- tegenwoordigd door ten minste twee gezamenlijk handelende bestuursleden, onder wie de voor- zitter. Het Bestuur kan binnen het Bestuurs- bureau als bedoeld in artikel 10 functionarissen aanstellen met vertegenwoordigingsbevoegdheid. De betreffende procuratie dient schriftelijk te worden verleend en te worden ingeschreven in het register van de Kamer van Koophandel.
3. Het Bestuur is bevoegd tot alle daden van beheer en beschikking. Ook is het Bestuur bevoegd tot het aangaan van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding of bezwaring van registergoederen.
4. Het Bestuur stelt het Pensioenreglement vast dan wel wijzigt het Pensioenreglement met inacht- neming van het bepaalde in de Pensioenovereen- komst en de Uitvoeringsovereenkomst.
Voorts is het Bestuur bevoegd om het Pensioen- reglement te wijzigen in verband met:
a. uitvoeringstechnische aspecten;
b. wet- en regelgeving, waaronder maar niet uitsluitend de PW en de Wet op de loon- belasting 1964 en de daarop gebaseerde regelgeving voor zover deze niet leiden tot aanpassing van de Pensioenovereenkomst; en
c. aanwijzingen van DNB of de Autoriteit Financiële Markten.
Indien het wijzigingen in wet- en regelgeving betreffen die leiden tot aanpassing van de in- houd van de Pensioenovereenkomst, dan zal het Bestuur met de sociale partners in overleg treden over te volgen procedure.
Het Pensioenreglement en een wijziging daarin treden in werking op een door het Bestuur vastgestelde datum. Door een wijziging van het Pensioenreglement worden de tot dat tijdstip opgebouwde pensioenaanspraken en pensioen- rechten niet gewijzigd, tenzij wijziging wel is over- eengekomen en is toegestaan volgens de PW.
5. Het Bestuur stelt een integriteitsbeleid op als bedoeld in artikel 19 van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen. Het integriteits- beleid is gebaseerd op de uitgangspunten zoals die zijn vervat in de gedragscode, de insider- regeling, de klokkenluidersregeling, de incidenten- regeling, het uitbestedingsbeleid en het belonings- beleid van het Pensioenfonds.
6. Het Bestuur stelt een noodprocedure op om in spoedeisende situaties te kunnen handelen en besluiten te kunnen nemen.
7. Het is het Pensioenfonds niet toegestaan zich borg te stellen voor derden, of leningen aan te gaan waarbij het Pensioenfonds als debiteur optreedt, tenzij de lening tijdelijk wordt aange- gaan voor liquiditeitsdoeleinden.
Artikel 8. Vergaderingen van het Bestuur
1. a. De vergaderingen van het Bestuur worden door of namens de voorzitter ten minste vijf dagen voor de datum van de vergadering bij- eengeroepen door middel van een schriftelij- ke dan wel elektronische uitnodiging, ver- meldende tijd en plaats van de vergadering en de te behandelen onderwerpen. Verga- derstukken kunnen schriftelijk dan wel elektronisch worden verstrekt. Over voor- stellen die niet bij de te behandelen onder- werpen in de uitnodiging zijn vermeld, kan niet worden besloten, tenzij alle bestuurs- leden aanwezig of vertegenwoordigd zijn in de vergadering.
b. Telefonische vergaderingen van het Bestuur kunnen op ieder moment worden georgani- seerd. Deze vergaderingen worden door of namens de voorzitter bijeengeroepen door middel van een schriftelijke dan wel elek- tronische uitnodiging, vermeldende tijd en de te behandelen onderwerpen. Vergader- stukken kunnen schriftelijk dan wel elek- tronisch worden verstrekt. Over voorstellen, die niet bij de te behandelen onderwerpen in de uitnodiging zijn vermeld, kan niet worden besloten, tenzij alle bestuursleden aanwezig of vertegenwoordigd zijn in de vergadering. Een vergadering, waarin alle bestuursleden
aanwezig of vertegenwoordigd zijn, wordt geacht op geldige wijze te zijn bijeengeroepen.
2. Een bestuurslid kan zich in een vergadering doen vertegenwoordigen en zijn stem doen uitbren- gen door een door hem daartoe schriftelijk of elektronisch gemachtigd ander bestuurslid. In de machtiging zal worden aangegeven voor welke besluiten de machtiging wordt afgegeven.
3. Een bestuurslid dat een ander bestuurslid heeft gemachtigd, wordt voor de in artikel 8 lid 4 be- schreven stemverhouding en het in artikel 8 lid 5 beschreven quorumvereiste binnen het Bestuur als ter vergadering aanwezig beschouwd. Een en ander slechts met betrekking tot de besluitvorming waarop de machtiging van toepassing is.
4. Ieder ter vergadering aanwezige vertegenwoor- diger van de Werkgever heeft één éénderde (11/3 ) stem.
Ieder ter vergadering aanwezige vertegenwoor- diger van de Werknemers heeft één (1) stem.
5. Voor zover niet uitdrukkelijk in deze Statuten anders is bepaald, kunnen besluiten van het Bestuur rechtsgeldig worden genomen als een meerderheid van de stemmen bij de vergadering aanwezig of vertegenwoordigd is.
Het Bestuur besluit bij meerderheid van stemmen van de aanwezige of vertegenwoordigde bestuurs- leden, tenzij het een besluit betreft aangaande: d inschakelen externe deskundige voor media-
tion of consultatie;
d fusie van het Pensioenfonds;
d liquidatie van het Pensioenfonds; d ontbinding van het Pensioenfonds; d ontslag van een bestuurslid;
d splitsing van het Pensioenfonds; of
d wijziging van de statuten.
Dergelijke besluiten kunnen alleen worden ge- nomen met een Gekwalificeerde meerderheid van stemmen.
Tenzij de vergadering anders beslist, vindt
stemming over zaken mondeling plaats. Stem- ming over personen geschiedt steeds schriftelijk.
Is ter vergadering geen meerderheid van stem- men aanwezig of vertegenwoordigd, dan wordt binnen een maand een nieuwe vergadering bij- eengeroepen, waarin over de onderwerpen van de agenda van de eerste vergadering rechtsgeldig kan worden besloten ongeacht het aantal ter tweede vergadering aanwezige of vertegen- woordigde bestuursleden. Dat wordt in de uit- nodiging van de tweede vergadering vermeld.
6. Bij staking van stemmen wordt een voorstel tot besluitvorming geacht te zijn verworpen. Het voorstel kan in een volgende vergadering opnieuw worden geagendeerd, voor zover nodig vergezeld van nadere toelichting of informatie.
Indien het Bestuur getracht heeft om tot besluit- vorming over een dergelijk voorstel te komen en de stemmen blijven staken, kan het Bestuur, indien de aanwezige of vertegenwoordigde be- stuursleden die een Gekwalificeerde meerderheid van stemmen vertegenwoordigen zich daarvoor hebben uitgesproken, een externe deskundige vragen om hetzij (1) te bemiddelen (mediation), hetzij (2) een advies uit te brengen voor een oplos- sing (consultatie).
Alvorens tot mediation of consultatie over te gaan, stelt het Bestuur hiertoe een probleem- omschrijving vast. Bij de vaststelling van de probleemomschrijving zal het Bestuur tevens vaststellen welke van voornoemde vormen van geschilbeslechting ter zake zal worden toegepast. Indien ook bij het vaststellen van voornoemde probleemomschrijving of bij het bepalen van de vorm van geschilbeslechting de stemmen staken dan zal (3) de kwestie bindend worden voor- gelegd aan drie externe deskundigen (arbitrage).
Deze externe deskundigen worden als volgt benoemd:
d één (1) door de vertegenwoordigers van de
Werkgever in het Bestuur;
d één (1) door de vertegenwoordigers van de Werknemers in het Bestuur; en
d één (1) door de hiervoor benoemde externe
deskundigen tezamen.
Deze laatst benoemde deskundige zal als voor- zitter van de arbitragecommissie optreden. De drie externe deskundigen zullen tezamen de te volgen procedure bepalen.
7. Het Bestuur is verplicht tot geheimhouding en dient alle gegevens betreffende de besluitvorming van het Bestuur vertrouwelijk te behandelen.
8. Van de vergaderingen van het Bestuur worden notulen gehouden, die na goedkeuring in de volgende vergadering worden vastgesteld.
Artikel 9. Besluiten buiten vergadering
1. Besluiten kunnen op ieder moment door het Bestuur buiten vergadering worden genomen mits het desbetreffende voorstel schriftelijk dan wel elektronisch aan alle leden van het Bestuur is toegezonden en er ten minste een meerder- heid van de stemmen met het besluit schriftelijk of elektronisch heeft ingestemd. In ieder geval moeten ten minste twee bestuursleden zijnde vertegenwoordigers van de Werkgever en twee bestuursleden zijnde vertegenwoordigers van de Werknemers met het voorstel instemmen.
Een besluit buiten vergadering wordt in de notulen van de volgende vergadering van het Bestuur opgenomen.
2. Ter bepaling van de in artikel 8 lid 4 bedoelde stemverhouding, wordt er bij besluitvorming buiten vergadering van uitgegaan dat iedere bestuurder ter vergadering aanwezig was.
Artikel 10. Bestuursbureau en Compliance Officer
1. Het Bestuur wordt ondersteund door een Be- stuursbureau. Het Bestuursbureau heeft tot taak om het Bestuur te ondersteunen bij de beleids- voorbereiding en de uitvoering van het beleid. Het Bestuursbureau bewaakt ten behoeve van het Bestuur of de Uitbestedingspartners volgens de afgesproken voorwaarden en mandaten werken en rapporteert daarover aan het Bestuur.
2. Het Bestuur stelt voor dit Bestuursbureau een Directeur aan. De Directeur heeft de dagelijkse leiding over het Bestuursbureau en is verantwoor- delijk voor een adequate bemensing van het Bestuursbureau. Daartoe stelt de Directeur jaar-
lijks een concept begroting op en legt deze concept begroting ter goedkeuring voor aan het Bestuur. De Directeur woont de vergaderingen van het Bestuur bij.
3. Het Bestuur benoemt een Compliance Officer die is belast met het toezicht op de naleving van toepasselijke wet- en regelgeving en de gedrags- code binnen het Pensioenfonds. De Compliance Officer is bevoegd rechtstreeks aan de Visitatie- commissie te rapporteren indien het Bestuur, naar het oordeel van de Compliance Officer, onvoldoende opvolging geeft aan de bevindingen van de Compliance Officer.
Artikel 11. Adviseurs
1. Het Bestuur is bevoegd zich door één of meer adviseurs te laten bijstaan.
2. Ieder bestuurslid is bevoegd een deskundige te raadplegen. Tevens kan ieder bestuurslid zich
krachtens een bestuursbesluit door een deskun- dige ter vergadering laten bijstaan, waarbij ten minste een kwart van het totaal aantal stemmen in de vergadering zoals bepaald in artikel 8 lid 4 zich daartoe heeft uitgesproken.
Hoofdstuk III: Verantwoordingsorgaan
Artikel 12. Samenstelling van het Verantwoordingsorgaan
1. Het Pensioenfonds kent een Verantwoordings- orgaan dat bestaat uit vier personen. Twee leden van het Verantwoordingsorgaan vertegenwoor- digen de Werkgever. Zolang het aantal Pensioen- gerechtigden kleiner is dan 5% van het totaal aantal Deelnemers en Pensioengerechtigden tezamen, zullen er naast de leden die de Werk- gever vertegenwoordigen alleen vertegenwoor- digers van de Werknemers in het Verantwoor- dingsorgaan zitting hebben. Twee leden van het Verantwoordingsorgaan vertegenwoordigen de Werknemers.
In het geval het aantal Pensioengerechtigden 5% of meer bedraagt van het aantal Deelnemers en Pensioengerechtigden tezamen, zal één Pensioengerechtigde aan het Verantwoordings- orgaan worden toegevoegd. De statuten zullen alsdan in lijn worden aangepast.
2. De leden van het Verantwoordingsorgaan die de Werknemers vertegenwoordigen, worden voorgedragen en benoemd door de GOR.
3. De leden van het Verantwoordingsorgaan die de Werkgever vertegenwoordigen, worden voorgedragen en benoemd door de Werkgever.
4. De zittingstermijn in het Verantwoordingsorgaan bedraagt vier jaar. Een lid van het Verantwoor- dingsorgaan kan één maal worden herbenoemd als vertegenwoordiger van dezelfde geleding.
5. De leden van het Verantwoordingsorgaan kunnen geen lid zijn van het Bestuur of de Visitatiecommissie.
6. Het Bestuur stelt een reglement op waarin in ieder geval de wijze van benoeming van leden van het Verantwoordingsorgaan en de regeling bij tussentijdse vacatures is geregeld.
Artikel 13. Einde lidmaatschap Verantwoordingsorgaan
1. Het lidmaatschap van het Verantwoordings- orgaan eindigt:
a. na afloop van de Transitieperiode;
b. na aftreden uit eigen beweging;
c. indien een vertegenwoordiger van de Deel- nemers, een Gewezen Deelnemer of een Pensioengerechtigde wordt;
d. door overlijden; of
e. na ontslag door de benoemende partij.
Artikel 14. Rechten en bevoegdheden van het Verantwoordingsorgaan
1. Het Verantwoordingsorgaan adviseert het Bestuur desgevraagd over voorgenomen bestuursbesluiten met betrekking tot de in de artikel 115a PW genoemde onderwerpen.
2. Het advies aan het Verantwoordingsorgaan wordt op een zodanig tijdstip gevraagd dat het van wezenlijke invloed kan zijn op de in lid 1 bedoelde voorgenomen besluiten van het Bestuur.
3. Bij het vragen van advies wordt een overzicht verstrekt van de beweegredenen voor het voorgenomen besluit en van de gevolgen die dit besluit naar verwachting voor de belang- hebbenden bij het Pensioenfonds zal hebben.
4. Het Verantwoordingsorgaan richt zijn werk- zaamheden op een zodanige wijze in dat zijn adviezen het functioneren van het Pensioen- fonds ondersteunen. Indien het Bestuur een ontvangen advies niet of niet geheel zal volgen, deelt het Bestuur dat zo spoedig mogelijk schrifte- lijk aan het Verantwoordingsorgaan mee tezamen met de overwegingen waarop deze beslissing berust. Indien een advies van het Verantwoor- dingsorgaan uitdrukking geeft aan een minder- heidsadvies, dan geldt deze bepaling onverkort indien het Bestuur geen opvolging geeft aan het uitgebrachte minderheidsadvies.
5. Het Bestuur legt verantwoording af aan het Verantwoordingsorgaan over het beleid en de wijze waarop het is uitgevoerd.
6. Het Verantwoordingsorgaan heeft aan de hand van het jaarverslag, de jaarrekening en andere informatie waaronder de bevindingen van het intern toezicht, de bevoegdheid om een oordeel te geven over het door het Bestuur uitgevoerde beleid evenals over beleidskeuzes voor de toekomst. Dit oordeel wordt samen met de re- actie van het Bestuur daarop, bekend gemaakt en in het jaarverslag opgenomen.
7. Het Verantwoordingsorgaan heeft recht op overleg met de Visitatiecommissie.
Het Verantwoordingsorgaan adviseert het Bestuur in geval sprake is van een melding van de Visitatiecommissie over het disfunctioneren van het Bestuur.
8. Als het Verantwoordingsorgaan van oordeel is dat het Bestuur niet naar behoren functioneert, kan het Verantwoordingsorgaan ingevolge het bepaalde in de PW bij de Ondernemingskamer van het Gerechtshof te Amsterdam een verzoek indienen als bedoeld in artikel 2:345 en volgende van het Burgerlijk Wetboek. Een besluit tot het indienen van een verzoek bij de Ondernemings- kamer vergt een Gekwalificeerde meerderheid van stemmen binnen het Verantwoordingsorgaan.
9. De kosten die verband houden met het indienen van een verzoek bij de Ondernemingskamer komen ten laste van het Pensioenfonds, indien en voor zover zij redelijkerwijs noodzakelijk zijn voor de vervulling van de taak van het Verant- woordingsorgaan, en het Bestuur van de te maken kosten vooraf in kennis is gesteld.
10. Het Bestuur verstrekt desgevraagd aan het Verantwoordingsorgaan tijdig alle inlichtingen en gegevens die redelijkerwijs benodigd zijn voor zijn taakvervulling.
11. Het Bestuur informeert het Verantwoordings- orgaan onverwijld schriftelijk over de in artikel 115f PW genoemde onderwerpen.
12. Na overleg met het Verantwoordingsorgaan stelt het Bestuur jaarlijks een budget aan het Verantwoordingsorgaan beschikbaar.
13. Het Verantwoordingsorgaan is bevoegd een deskundige te raadplegen indien dit redelijkerwijs noodzakelijk is voor de vervulling van zijn taak.
14. Het Bestuur draagt zorg voor scholingsmogelijk- heden ten behoeve van de leden van het Verantwoordingsorgaan.
15. De kosten voor het raadplegen van een deskun- dige door het Verantwoordingsorgaan en de kosten voor scholing komen ten laste van het Pensioenfonds, indien en voor zover het Pensioen-
fonds van de te maken kosten vooraf in kennis is gesteld en deze binnen het budget als bedoeld in lid 11 passen. Ingeval het budget van het Verantwoordingsorgaan ontoereikend is om deze kosten te financieren, zal het Verantwoor- dingsorgaan tijdig in overleg treden met het Bestuur. Het Bestuur is bevoegd om kosten die het budget overschrijden, af te wijzen.
Artikel 15. Vergaderingen van het Verantwoordingsorgaan
Het Bestuur en het Verantwoordingsorgaan of een vertegenwoordiging daarvan komen ten minste tweemaal per kalenderjaar in vergadering bijeen.
Tijdens deze vergaderingen worden de aangelegen- heden aan de orde gesteld waarover het Bestuur of het Verantwoordingsorgaan overleg wenselijk achten.
Hoofdstuk IV: Intern toezicht
Artikel 16. Inrichting van het interne toezicht
1. Het intern toezicht wordt uitgeoefend door jaarlijkse visitatie door een Visitatiecommissie. De Visitatiecommissie bestaat uit drie natuur- lijke personen. Zij zijn onafhankelijk, zijn op geen enkele andere wijze betrokken bij het functioneren van het Pensioenfonds en hebben geen dienstverband met de Werkgever. De eer- ste visitatie zal eind 2014 plaatsvinden.
2. Gewezen leden van het Bestuur of het Verant- woordingsorgaan of gewezen leden van het Bestuur of het Verantwoordingsorgaan van een ander aan de Werkgever verbonden pensioen-
fonds kunnen geen lid worden van de Visitatie- commissie. Het bepaalde in de vorige volzin is van overeenkomstige toepassing op de in artikel 10, artikel 11, artikel 20 en artikel 21 bedoelde personen.
3. Het Bestuur benoemt de leden van de Visitatie- commissie en is te allen tijde bevoegd een be- noemd lid van de Visitatiecommissie door een nieuw te benoemen lid te vervangen.
Leden van de Visitatiecommissie kunnen maximaal vier jaar deel uitmaken van de Visitatiecommissie.
Artikel 17. Taken en bevoegdheden van de Visitatiecommissie
1. De Visitatiecommissie heeft tot taak toezicht te houden op het beleid van het Bestuur en op de algemene gang van zaken in het Pensioenfonds. De Visitatiecommissie is ten minste belast met het toezien op adequate risicobeheersing en
evenwichtige belangenafweging door het Bestuur en legt verantwoording af over zijn uitvoering van de taken aan het Verantwoordingsorgaan, de Werkgever en in het jaarverslag.
2. Met het oog op zijn taakvervulling heeft de Visitatiecommissie recht op:
d overleg met het Bestuur;
d overleg met de registeraccountant als be- doeld in artikel 20;
d overleg met de waarmerkend actuaris als be-
doeld in artikel 21; en
d alle informatie die de Visitatiecommissie nodig acht voor een goede uitoefening van zijn taak.
Het Bestuursbureau verstrekt namens het Bestuur de gevraagde informatie binnen twee weken nadat het Bestuur het verzoek daartoe schrifte- lijk van de Visitatiecommissie heeft ontvangen. Mocht dit niet haalbaar zijn, dan zal de Visitatie- commissie per ommegaande met opgaaf van
redenen hierover worden geïnformeerd. Tevens wordt aangegeven binnen welke termijn de in- formatie wel kan worden verstrekt .
3. De Visitatiecommissie stelt een visitatierapport op en brengt dit tijdig uit aan het Bestuur. Het Bestuur bespreekt het visitatierapport. Het visitatierapport wordt integraal op de website van het Pensioenfonds gepubliceerd.
De Visitatiecommissie stelt tevens voor zover noodzakelijk, een samenvatting van het rap- port op ten behoeve van het jaarverslag. Het Bestuur maakt deze samenvatting, samen met de reactie van het Bestuur daarop, openbaar door publicatie in het jaarverslag.
Hoofdstuk V: Financiën
Artikel 18. Beheer
1. Het beheer van het Pensioenfonds wordt onder verantwoordelijkheid van het Bestuur gevoerd.
2. Het Pensioenfonds richt zijn organisatie zodanig in dat deze een beheerste en integere bedrijfs- voering waarborgt.
3. Het Pensioenfonds voert een prudent beleggings- beleid dat is gericht op de belangen van de bij het Pensioenfonds betrokken Deelnemers, Gewezen Deelnemers, andere Aanspraak- gerechtigden, de Pensioengerechtigden en de Werkgever. De beleggingen worden gewaar-
deerd op basis van marktwaardering. Beleggingen in de Werkgever dan wel in de ondernemingen die tot dezelfde groep als de Werkgever behoren, worden beperkt tot ten hoogste vijf procent van de portefeuille.
4. Het Pensioenfonds werkt volgens een door het Bestuur vastgestelde Actuariële en bedrijfstech- nische nota, opgesteld in overeenstemming met de PW. De Actuariële en bedrijfstechnische nota mag niet strijdig zijn met de Pensioenover- eenkomst en met het in artikel 3 beschreven doel van het Pensioenfonds.
Artikel 19. Boekjaar, jaarverslag, jaarrekening, overige gegevens en staten
1. Het boekjaar van het Pensioenfonds valt samen met het kalenderjaar. Het eerste boekjaar zal lopen vanaf de datum van oprichting tot en met 31 december 2014.
2. Het Bestuur stelt binnen zes maanden na afloop van het boekjaar een jaarverslag en een jaar- rekening vast. De jaarrekening wordt opgesteld
door het Pensioenfonds. Het jaarverslag en de jaarrekening zijn voorzien van:
d het oordeel van het Verantwoordingsorgaan
en de reactie van het Bestuur zoals bedoeld in artikel 14 lid 4;
d (een samenvatting van) het rapport van de
visitatiecommissie en de reactie van het Bestuur zoals bedoeld in artikel 17 lid 3;
d de verklaring van de registeraccountant
omtrent de getrouwheid van de jaarrekening zoals bedoeld in artikel 20 lid 2; en
d de verklaring van de waarmerkend actuaris bij de actuariële staten zoals bedoeld in artikel 21 lid 2 .
3. Het Bestuur overlegt binnen de daartoe vast- gestelde termijnen het jaarverslag, de jaarrekening en de overige gegevens alsmede de staten aan DNB. Het Pensioenfonds publiceert het jaarver- slag, de jaarrekening en de overige gegevens op de website van het Pensioenfonds. Op verzoek verstrekt het Pensioenfonds deze bescheiden tevens in schriftelijke vorm aan diegene die daarom heeft verzocht.
Artikel 20. Registeraccountant
1. Het Bestuur verleent opdracht aan een register- accountant dan wel een organisatie waarin registeraccountants samenwerken tot onder- zoek van:
d de jaarrekening zoals bedoeld in artikel 19 lid 2;
d de in artikel 147 PW bedoelde staten.
2. De registeraccountant brengt omtrent zijn onderzoek verslag uit aan het Bestuur en geeft
de uitslag van zijn onderzoek weer in een ver- klaring omtrent de getrouwheid van de jaar- rekening en een verklaring omtrent de getrouw- heid van de staten.
3. De registeraccountant is gerechtigd tot inzage van alle zakelijke gegevens en bescheiden van het Pensioenfonds.
Artikel 21. Waarmerkend actuaris
1. Het Bestuur verleent met inachtneming van het bepaalde in de PW aan een waarmerkend actuaris, dan wel aan een organisatie waarin waarmerkend actuarissen samenwerken, opdracht tot het onderzoeken van de administratieve basisgegevens van het Pensioenfonds en het waarmerken van de actuariële staten die onderdeel vormen van de staten zoals bedoeld in artikel 20 lid 1.
2. De waarmerkend actuaris brengt omtrent zijn onderzoek verslag uit aan het Bestuur en geeft de uitslag van zijn onderzoek weer in een actu- arieel verslag, voorzien van een verklaring en een verklaring bij de actuariële staten, zoals bedoeld in artikel 147 PW.
3. De waarmerkend actuaris is gerechtigd tot in- zage van alle zakelijke gegevens en bescheiden van het Pensioenfonds.
Hoofdstuk VI: Ontbinding
Artikel 22. Ontbinding van het Pensioenfonds
1. Tot ontbinding van het Pensioenfonds kan slechts door het Bestuur met een Gekwalificeerde meerderheid van stemmen worden besloten.
2. Het Pensioenfonds wordt in elk geval ontbonden zodra er geen Aanspraak- en Pensioengerech- tigden in de zin van het Pensioenreglement meer zijn.
3. Het Bestuur is met de vereffening van de zaken van het Pensioenfonds belast.
4. Bij ontbinding worden de bij het Pensioenfonds opgebouwde pensioenaanspraken en -rechten collectief overgedragen aan een andere pensioen-
uitvoerder met inachtneming van het in artikel 84 PW bepaalde.
5. Het Bestuur is verplicht bij de vereffening de belangen van de bij het Pensioenfonds betrok- ken belanghebbenden op een evenwichtige wijze te behartigen op basis van de geldende Statuten, het Pensioenreglement en de Uitvoeringsovereenkomst.
6. Indien na vereffening enig batig saldo overblijft, zal dit worden aangewend in overeenstemming met het doel van het Pensioenfonds. Het is niet toegestaan dit batig saldo geheel of gedeeltelijk aan de Werkgever uit te keren.
Hoofdstuk VII: Klachten en Geschillen
Artikel 23. Klachten- en Geschillenregeling
1. Het Pensioenfonds stelt een Klachten- en Geschillencommissie in die bestaat uit twee bestuursleden.
2. Het Bestuur stelt een Klachten- en Geschillen- regeling vast, waarin de werkwijze en bevoegd- heid van de Klachten- en Geschillencommissie worden vastgelegd.
Hoofdstuk VIII: Overige bepalingen
Artikel 24. Wijziging van de statuten
Het Bestuur kan slechts met een Gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluiten tot statutenwijziging.
Artikel 25. Hardheidsclausule
Ingeval onverkorte toepassing van enige bij of krachtens deze Statuten geldende bepaling naar het oordeel van het Bestuur in individuele gevallen leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard,
kan het Bestuur die bepaling geheel of gedeeltelijk, al dan niet tijdelijk, voor dat individuele geval buiten toepassing stellen. Aan een zodanig besluit kan het Bestuur voorwaarden verbinden.
Hoofdstuk IX: Slotbepalingen
Artikel 26. Onvoorziene gevallen
In gevallen waarin deze Statuten niet voorzien, beslist het Bestuur.
Artikel 27. Inwerkingtreding
De Stichting is opgericht bij akte de dato 2 oktober 2013. De eerste Statuten zijn in werking getreden op 2 oktober 2013.