Bergingsovereenkomst 2016 - 2019
Bergingsovereenkomst 2016 - 2019
Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 2016 – 2019 150522/IWW/iww
’s-Gravenhage, 22 mei 2015
Xxxxxxxxxxx 0 • 0000 XX ‘s Gravenhage • Telefoon 000 000 00 00 • Fax 000 000 00 00
X. xxx Xxxxxxxx Bankiers Amsterdam 63 26 97 245 • K.v.K. Amsterdam 33 302 701
Inhoudsopgave
Partijen 3
Overwegingen 3
1. Definities 4
2. Incidenten en bergingsopdrachten 6
3. Rayons 7
4. Bereikbaarheid en beschikbaarheid 7
5. Uitvoering van werkzaamheden 8
6. Typen bergingsopdrachten 10
7. Aanrijdtijden 12
8. Kwaliteitseisen 15
9. Tarieven 16
10. Facturering en betaling 18
11. Duur van de overeenkomst 20
12. Overige bepalingen 21
Bijlage 1. Offerte bergingsonderneming 22
Bijlage 2. Definitief gunningsbesluit Stichting IMN 23
Partijen:
1. Stichting Incident Management Nederland, hierna te noemen: "Stichting IMN", en
2. De bergingsonderneming genoemd in bijlagen 1 en 2, hierna te noemen: "de bergingsonderneming",
overwegende:
(I) dat Stichting IMN verantwoordelijk is voor de afhandeling van incidenten met per- sonenvoertuigen op de wegen in Nederland waarop incident management van toe- passing is, waarbij Stichting IMN optreedt (mede) namens de participerende alarm- centrales, te weten Allianz Global Assistance, ANWB, Eurocross Assistance, SOS International, VHD Alarmcentrale en ZLM Verzekeringen,
(II) dat Stichting IMN de bergingsonderneming op basis van een aanbesteding heeft geselecteerd om gedurende de looptijd van deze overeenkomst bergingsdiensten te verlenen bij een incident met personenvoertuigen op een IM-weg binnen het aan de bergingsonderneming toegewezen rayon, telkens wanneer daartoe door Stichting IMN een opdracht wordt verstrekt,
(III) dat Stichting IMN deze overeenkomst (mede) sluit namens de eerder genoemde alarmcentrales en dat aldus (ook) een overeenkomst tot stand komt tussen de ber- gingsonderneming en de betrokken alarmcentrales, welke rechtsverhouding door de inhoud van deze overeenkomst wordt beheerst,
verklaren te zijn overeengekomen als volgt:
1. Definities
In deze overeenkomst wordt een aantal voor de overeenkomst specifieke begrippen gehan- teerd. Een overzicht van die begrippen en hun betekenis is opgenomen in dit artikel.
1.1. Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx
Xx Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 0000 - 0000 ('x-Xxxxxxxxxx, 22 mei 2015) voor uitvoe- ring van de aanbesteding van werkzaamheden in het kader van de berging van per- sonenvoertuigen op IM-wegen.
1.2. Landelijk Centraal Meldpunt (“LCM”)
De door Stichting IMN ingerichte alarmcentrale voor de afhandeling van incident- meldingen op IM-wegen.
1.3. Alarmcentrale
Een in Stichting IMN participerende alarmcentrale, zoals genoemd in deze over- eenkomst of middels later bericht aan de bergingsonderneming bekend gemaakt.
1.4. Incident
Een gebeurtenis waarbij één of meer personenvoertuigen op een IM-weg zijn be- trokken en die vraagt om uitvoering van een berging. Een pechgeval is geen inci- dent, behalve wanneer wegbeheerder, politie of pechhulpverlener anders besluiten.
1.5. Berging
Het vrijmaken van de weg en afvoeren naar een veilige plaats van een bij een inci- dent betrokken voertuig.
1.6. Pechverplaatsing
De verplaatsing van een door pech gestrand voertuig naar de dichtstbijzijnde locatie waar door een derde, verantwoordelijke pechhulpverlener op een veilige manier hulp verleend kan worden.
1.7. Beveiliging
De inzet van een voertuig voor het beveiligen van de incidentlocatie waarop een berging moet worden uitgevoerd.
1.8. Loze rit
Een melding van het LCM op grond waarvan de bergingsonderneming is uitgere- den, maar waarbij geen berging behoeft plaats te vinden en ook niet plaatsvindt.
1.9. Xxxxxxxxxxxx opdracht
Een melding van het LCM die wordt herroepen voordat het in te zetten bergings- voertuig de vestiging van de bergingsonderneming heeft verlaten.
1.10. Doortransport
Het door een derde naar de eindbestemming afvoeren van een ingevolge deze over- eenkomst geborgen personenvoertuig.
1.11. IM-wegen
Wegen die door de verantwoordelijke wegbeheerder zijn aangewezen als wegen waarop incident management in samenwerking met Stichting IMN wordt toegepast.
1.12. Rayon
Het aan de bergingsonderneming gegunde werkgebied voor de uitvoering van ber- gingswerkzaamheden, gedefinieerd in termen van een lijst van wegvakken en aan- geduid met een unieke code.
1.13. Personenvoertuig of voertuig
Ieder gekentekend motorvoertuig met een Toegestane Maximum Massa ("TMM") van 3.500 kilogram.
1.14. Veilige plaats
De vestiging van de bergingsonderneming ofwel een door het LCM, de betrokken alarmcentrale of de politie opgegeven andere bestemming die zich over de weg ge- meten op minder dan 25 kilometer bevindt van de plaats van de berging.
1.15. Vestiging
Een bij Stichting IMN bekend bedrijfspand annex -terrein van de bergingsonderne- ming dat voldoet aan de door Stichting IMN gestelde Kwaliteitseisen.
1.16. Kwaliteitseisen
De Kwaliteitseisen 2016 - 2019 (’s-Gravenhage, 22 mei 2015).
2. Incidenten en bergingsopdrachten
2.1. Stichting IMN ontvangt van politie, wegbeheerders, ANWB en andere erkende par- tijen meldingen van incidenten die zich voordoen op IM-wegen. Stichting IMN zal de aan haar gemelde incidenten in het rayon aan de bergingsonderneming doorge- ven. Stichting IMN spant zich in om als centraal meldpunt op te treden voor inci- denten op IM-wegen. Stichting IMN kan echter niet garanderen dat incidenten ook daadwerkelijk bij haar worden gemeld. Incidenten in het rayon die niet bij Stichting IMN of een in Stichting IMN participerende alarmcentrale worden gemeld, vallen buiten de werkingssfeer van deze overeenkomst.
2.2. Incidenten in het rayon die aan een in Stichting IMN participerende alarmcentrale worden gemeld, maar niet aan het LCM, worden door de betrokken alarmcentrale aan de bergingsonderneming doorgegeven. Zij vallen binnen de werkingssfeer van deze overeenkomst. Voor deze meldingen vindt geen automatische registratie plaats van aanrijdtijden (zie artikel 7).
2.3. De bergingsonderneming kan bij het zelf waarnemen van een incident op een IM- weg in het rayon contact leggen met de Regionale Verkeerscentrale van Rijkswater- staat. Uitvoering van een berging is daarbij alleen toegestaan nadat de Verkeerscen- trale daartoe opdracht heeft gegeven. Betaling van de opdracht zal alleen geschie- den als de Verkeerscentrale de melding doorgeeft aan het LCM en het LCM vervol- gens opdracht verleent aan de bergingsonderneming.
2.4. Stichting IMN behoudt zich het recht voor om in uitzonderlijke gevallen een ander bergingsbedrijf dan de bergingsonderneming in te schakelen, mits dit bedrijf vol- doet aan de kwaliteitseisen van Stichting IMN.
2.5. Op de uit deze overeenkomst voortvloeiende opdrachten of nadere overeenkomsten zijn de Algemene Bergings- en Vervoerscondities Gestrande Voertuigen ("ABVV") van toepassing zoals deze gelden bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst. Waar de ABVV afwijken van de condities van deze overeenkomst, prevaleert deze overeenkomst.
3. Rayons
3.1. De overeenkomst heeft betrekking op het rayon dat is genoemd in het definitieve gunningsbesluit (Bijlage 2), hierna aangeduid als "het rayon". De wegvakken waar dit rayon uit bestaat zijn beschreven in het document Xxxxxxxxxx Xxxxxxxxxxxxx 0000 - 0000 ('x-Xxxxxxxxxx 22 mei 2015, hierna "de Rayonindeling"). De Rayonin- deling kan na 22 mei 2015 worden aangepast ingevolge het bepaalde in artikel 3.3. Wijzigingen worden door Stichting IMN tijdig bekend gemaakt in een nieuwe ver- sie van de Rayonindeling.
3.2. Voor het beoordelen van de vraag of een incident zich voordoet op een IM-weg in het rayon, laat Stichting IMN zich leiden door de locatie die zij bij ontvangst van de melding van de meldende instantie doorkrijgt.
3.3. Wegbeheerders kunnen besluiten tot het opheffen van bestaande of aanwijzen van nieuwe IM-wegen. Dit kan ertoe leiden dat de lijst van wegvakken waaruit het ray- on bestaat na de startdatum van de overeenkomst wordt aangepast. Dit kan ook ge- beuren als gevolg van de aanleg of reconstructie van wegen. De bergingsonderne- ming zal dergelijke aanpassingen accepteren. Stichting IMN is vrij om nieuwe IM- wegen naar eigen inzicht in rayons in te delen.
4. Bereikbaarheid en beschikbaarheid
4.1. De bergingsonderneming draagt zorg voor bereikbaarheid en beschikbaarheid gedu- rende 365 dagen per jaar en 24 uur per dag. Het is de bergingsonderneming alleen toegestaan om de uit de opdrachten voortvloeiende werkzaamheden door een andere partij te laten verrichten als deze partij aan de Kwaliteitseisen voldoet en vooraf schriftelijk als vervanger bij Stichting IMN is aangemeld. De bergingsonderneming mag maximaal twee vervangende bergers voor het rayon aanwijzen. De bergings- onderneming mag niet meer dan 20% van het totaal aantal opdrachten in elk kwar- taal door de vervanger (s) laten uitvoeren. De bergingsonderneming draagt de ver- antwoordelijkheid voor bergingen die door de vervanger worden uitgevoerd.
4.2. De bergingsonderneming dient per telefoon en email bereikbaar te zijn. De ber- gingsonderneming dient Stichting IMN op de hoogte te stellen van de betrokken contactgegevens en eventuele wijzigingen tijdig door te geven.
5. Uitvoering van de werkzaamheden
5.1. Opdrachtverlening
5.1.1. Opdrachten aan de bergingsonderneming in het kader van deze overeenkomst wor- den door Stichting IMN of de alarmcentrales gegeven. Opdrachten van andere par- tijen, behoudens politie-opdrachten zoals beschreven in 6.5, vallen buiten de wer- kingssfeer van deze overeenkomst.
5.1.2. Bij het verstrekken van de opdracht zal het LCM, voor zover mogelijk, de omvang van de opdracht alsmede de beschikbare gegevens welke het voertuig en de verze- kerde identificeren, vermelden. De bergingsonderneming zal uitrukken met één bergingsvoertuig, behalve wanneer het LCM uitdrukkelijk om de inzet van meer voertuigen vraagt.
5.1.3. Bergingsopdrachten worden verstrekt met behulp van het Elektronisch Meldsys- teem Incident Management ("EMI"). EMI is een applicatie die kan worden geïnstal- leerd op desktopcomputers en op de mobiele platforms iOS en Android. Het sys- teem is eigendom van Stichting IMN en wordt aan de bergingsonderneming ter be- schikking gesteld. De bergingsonderneming dient EMI in haar bedrijfsvoering op te nemen en bekend te zijn met de werking van het systeem. Een gebruikershandlei- ding van EMI wordt aan de bergingsonderneming ter beschikking gesteld.
5.1.4. Een opdracht dient door de berger in EMI te worden geopend om te kunnen worden gelezen. Vervolgens dient de opdracht te worden geaccepteerd om de goede ont- vangst aan het LCM te bevestigen. Als de opdracht niet binnen dertig seconden na verzending door het LCM wordt geaccepteerd, wordt de bergingsonderneming ge- beld zodat de opdracht telefonisch kan worden doorgegeven.
5.1.5. De bergingsonderneming zal tenminste 75% van de in elk kwartaal ontvangen op- drachten in EMI accepteren, zodat deze meldingen door het LCM niet telefonisch doorgegeven hoeven te worden.
5.2. Nadere instructies
5.2.1. De bergingsonderneming is gehouden om de instructies op te volgen die door Stich- ting IMN en de bij een bergingsopdracht betrokken alarmcentrale worden gegeven.
5.2.2. De bergingsonderneming zal bij uitvoering van de bergingswerkzaamheden de aanwijzingen van politie en wegbeheerder opvolgen, voor zover deze niet in strijd zijn met deze overeenkomst en de door Stichting IMN gegeven instructies.
5.3. Werkzaamheden
5.3.1. De bergingsonderneming is gehouden om de bergingswerkzaamheden snel en vak- kundig uit te voeren. Zij zal de werkzaamheden verrichten op een wijze waarbij ad- ditionele schade aan het betrokken voertuig wordt voorkomen en zo min mogelijk gevaar voor andere weggebruikers ontstaat.
5.3.2. De bergingsonderneming is verplicht de voor bergingsbedrijven ontworpen vracht- brief op basis van de ABVV in te vullen vóór aanvang of direct na voltooiing van de bergingswerkzaamheden. De medewerker van de bergingsonderneming ziet er op toe dat de vrachtbrief uiterlijk bij het lossen van het voertuig wordt ondertekend door de bestuurder, de ontvanger of de eigenaar van het voertuig.
5.3.3. De medewerkers van de bergingsonderneming moeten tijdens het uitvoeren van bergingswerkzaamheden oranje bergingskleding met CE-normering dragen (NEN- EN 471 Rijkswaterstaat normklasse 3).
5.3.4. Alvorens de plaats van het incident te verlaten, dient de bergingsonderneming voorwerpen en stoffen op het wegdek, die de doorstroming van het verkeer belem- meren, op te ruimen voor zover zij daarvoor is toegerust.
5.3.5. Binnen een uur na afloop van de berging meldt de bergingsonderneming aan het LCM het kenteken van elk geborgen voertuig en het type berging: ongeval, pech- verplaatsing, onbeheerd achtergelaten voertuig of loze rit. Afmelding dient bij voorkeur via EMI of email plaats te vinden. Telefonisch afmelden is ook mogelijk.
5.4. Stalling
Als het voertuig naar het terrein van de bergingsonderneming wordt vervoerd, draagt de bergingsonderneming zorg voor stalling van het voertuig en beveiliging van de autosleutels. De bergingsonderneming spant zich in om het aantal stallings- dagen te beperken. Daartoe zal de bergingsonderneming het LCM én, als het om een verzekerd voertuig gaat, de betrokken alarmcentrale binnen 4 uur na de berging op de hoogte brengen van een stalling.
5.5. Doortransport
5.5.1. De bergingsonderneming maakt geen aanspraak op uitvoering van het doortransport van de in het kader van een incident geborgen voertuigen.
5.5.2. De bergingsonderneming verleent medewerking aan het laden van het voertuig door de transporteur. Onder medewerking wordt verstaan het door de week tijdens kan- tooruren (08.00 - 18.00 uur) en op zaterdag overdag (09.00 - 15.00 uur) aanbieden van het voertuig. Bij afgifte van het voertuig wordt aan de transporteur een onderte- kend exemplaar van de vrachtbrief verstrekt.
5.5.3. De kosten van de medewerking aan het doortransport maken deel uit van het ber- gingstarief. Aan de transporteur worden geen kosten in rekening gebracht.
6. Typen bergingsopdrachten
6.1. Berging schadevoertuig
De bergingsonderneming dient een in het verband van een ongeval gestrand voer- tuig en de betrokken personen van de plaats van het ongeval te vervoeren naar de veilige plaats als omschreven in artikel 1.14. Indien het ingezette bergingsvoertuig over onvoldoende zitplaatsen beschikt om alle betrokkenen te vervoeren, dient de bergingsonderneming in overleg met het LCM voor een passende oplossing te zor- gen. Als het voertuig naar het terrein van de bergingsonderneming wordt gebracht, zal de bergingsonderneming de inzittenden behulpzaam zijn bij het bellen van een taxi of het regelen van vervangend vervoer.
6.2. Pechverplaatsing
Pechgevallen op IM-wegen kunnen als incident bij Stichting IMN worden gemeld. De bergingsonderneming dient deze voertuigen af te voeren naar de dichtstbijzijnde plek waar op een veilige manier pechhulp verleend kan worden. Dit kan een par- keerterrein of carpoolplaats zijn, maar ook het terrein van de bergingsonderneming. Als de bergingsonderneming, bij ontvangst van de melding, voor de locatie waarop de pechverplaatsing moet worden uitgevoerd, al een opdracht van derden heeft ge- kregen voor het verrichten van pechhulp, dient zij dit aan het LCM te melden. Het LCM kan dan besluiten om beveiliging aan te vragen of om de IM-melding te annu- leren.
6.3. Berging onbeheerd achtergelaten voertuig
De berging van een onbeheerd achtergelaten voertuig dient door de bergingsonder- neming zo snel mogelijk te worden gemeld bij het LCM. Vanaf dat moment gaat de verantwoordelijkheid voor het beheer van het voertuig over op het LCM, die daarbij optreedt namens de wegbeheerder.
6.4. Beveiliging
De bergingsonderneming kan van het LCM opdracht krijgen om te zorgen voor beveiliging van een incident. Dit betekent dat de bergingsonderneming dient uit te rukken met een extra voertuig. Dit kan een bergingsvoertuig zijn of een beveili- gingsvoertuig. De eisen die worden gesteld aan een beveiligingsvoertuig zijn opge- nomen in artikel 3I van de Kwaliteitseisen. Het extra voertuig dient de incidentloca- tie te beveiligen. De beveiliging dient te worden uitgevoerd in overeenstemming met de Richtlijn Eerste Veiligheidsmaatregelen bij Incidenten. Als de beveiliging wordt uitgevoerd met een beveiligingsvoertuig, blijft de aankomsttijd van dit voer- tuig buiten beschouwing bij bepaling van de aanrijdtijd (zie artikel 7).
6.5. Veiligstelling in opdracht van de politie
De politie kan de bergingsonderneming bij de uitvoering van een IM-opdracht op- dragen een voertuig veilig te stellen op een door de politie te bepalen locatie. Als die locatie zich op minder dan 25 kilometer afstand bevindt van de plek van het in- cident, komen de bergingskosten volgens de overeengekomen tarieven voor reke- ning van de verantwoordelijke alarmcentrale. Als de politie de bergingsonderne- ming opdraagt het voertuig naar een plek te brengen op meer dan 25 kilometer af- stand van de plaats van het incident, komen de meerkosten voor rekening van de politie. Ook de kosten voor stalling gedurende meer dan drie dagen op de vestiging van de bergingsonderneming komen bij veiligstelling voor rekening van de politie.
6.6. Xxxxxxx-werkzaamheden
6.6.1. Het is mogelijk dat een wegbeheerder of een door deze ingeschakelde aannemer besluit om in (een deel van) het rayon op bepaalde tijdstippen van de dag een ber- gingsonderneming standby te laten staan. Dit betekent dat op een door de wegbe- heerder opgegeven wachtplaats een gecertificeerd bergingsvoertuig wordt opgesteld dat tot taak heeft om op een vastgesteld wegvak bij incidenten onmiddellijk uit te rukken. De wegbeheerder kan ook vragen om het standby-voertuig op een nader te bepalen traject te laten patrouilleren.
6.6.2. De wegbeheerder kan besluiten, maar is daartoe niet verplicht, om standby- werkzaamheden onder de werkingssfeer van deze overeenkomst te brengen. Daar-
toe zal hij, al dan niet met bemiddeling van de Stichting IMN, tijdig afspraken ma- ken met de bergingsonderneming. Bij de toewijzing van standby-werkzaamheden aan een bepaald rayon is niet de opstelplaats van het standby-voertuig bepalend, maar het wegvak waarop de standby-werkzaamheden verricht moeten worden.
6.6.3. De door het standby-voertuig verrichte bergingswerkzaamheden kunnen volgens de normale tarieven (zie artikel 9) in rekening worden gebracht. Inkomstenderving als gevolg van standby-werkzaamheden die door een andere partij dan de bergingson- derneming worden verricht, wordt door de opdrachtgever van de standby- werkzaamheden aan de bergingsonderneming gecompenseerd.
7. Aanrijdtijden
7.1. Bergingen dienen te worden uitgevoerd met een bergingsvoertuig dat is uitgerust met een goed werkende GPS-unit van het type "Momo" zoals beschreven in artikel 3J van de Kwaliteitseisen. De Momo verschaft het LCM gegevens over de bewe- ging van bergingsvoertuigen. De Stichting IMN mag deze gegevens gebruiken voor het bepalen van aanrijdtijden of voor het analyseren van het verloop van de afhan- deling van incidenten met personenvoertuigen op IM-wegen. De bergingsonderne- ming draagt zelf verantwoordelijkheid voor het goede functioneren van de Momo.
7.2. Het LCM dient voor elk door de bergingsonderneming in te zetten gecertificeerd bergingsvoertuig te beschikken over de identificatiecode van de in dat voertuig in- gebouwde Momo. Mutaties door verkoop en aanschaf van bergingsvoertuigen of door het overplaatsen van Momo's naar andere voertuigen dienen tijdig aan het LCM te worden doorgegeven (zie ook artikel 8.7).
7.3. De bergingsonderneming dient in ieder kwartaal tenminste 90,00% van alle ber- gingsopdrachten binnen de normtijd uit te voeren. Deze verplichting geldt voor de gehele contractperiode en ongeacht het eventuele optreden van (tijdelijke) wijzigin- gen in de structuur en beschikbaarheid van het wegennet in het rayon. Onder kwar- taal wordt in het verband van deze overeenkomst verstaan iedere periode van drie maanden die begint op 1 januari, 1 april, 1 juli of 1 oktober. Voor bergingsopdrach- ten die worden verstrekt in de dagelijkse periode van 05:00:00 tot en met 22.59:59 uur ligt de normtijd op 20:00 minuten. Voor bergingsopdrachten die worden ver- strekt in de nachtelijke uren van 23:00:00 tot en met 04:59:59 ligt de normtijd op
25:00 minuten. Als tijdstip van opdrachtverlening geldt de starttijd van de melding zoals gedefinieerd in artikel 7.4.
7.4. Stichting IMN stelt vast of de bergingsonderneming aan deze eis voldoet op basis van een objectieve registratie van de gerealiseerde aanrijdtijd voor iedere regi- streerbare berging (zie artikel 7.9). Aanrijdtijden worden vastgesteld door verwer- king van de locatie- en tijdgegevens die door de bergingsonderneming aan Stichting IMN worden aangeleverd. Daarbij is de starttijd gedefinieerd als het tijdstip dat ligt op 15 seconden na het moment van openen1 van een via EMI ontvangen melding of, als de elektronische melding niet geopend wordt, het moment van beëindiging van het telefoongesprek waarin de opdracht wordt verstrekt. Het moment waarop het eerste gecertificeerde bergingsvoertuig op de plaats van het incident arriveert voor het uitvoeren van de bergingswerkzaamheden geldt als eindtijd. De aanrijdtijd is ge- lijk aan de tijdsperiode tussen starttijd en eindtijd.
7.5. Het door Stichting IMN beheerde computersysteem dat aanrijdtijden registreert, heeft de naam Aanrijdtijdensysteem Incident Management "("AIM").
7.6. Als de bergingsonderneming bij het bereiken van het incident wordt gehinderd door files of stremmingen op A-wegen en N-wegen, zal de opgetreden vertraging door Stichting IMN worden vastgesteld en in mindering worden gebracht op de gemeten aanrijdtijd. Met stremmingen op het onderliggend wegennet wordt geen rekening gehouden. Als Stichting IMN door nalatigheid van de kant van de bergingsonder- neming voor een bepaalde berging geen locatie- en tijdgegevens van het ingezette bergingsvoertuig ontvangt, zal voor de betrokken berging een aanrijdtijd worden geregistreerd die gelijk is aan de normtijd plus één seconde.
7.7. De performance van de bergingsonderneming in het rayon wordt één keer per kwar- taal vastgesteld op basis van gegevens die het LCM ontleent aan het AIM. Als zich in een kwartaal minder dan tien registreerbare opdrachten voordoen, wordt de be- oordeling van de prestaties opgeschort. De performance van het bedrijf wordt dan bepaald over de eerste opeenvolgende reeks van kwartalen waarin wel minstens tien registreerbare opdrachten voorkomen.
7.8. De bergingsonderneming ontvangt na elk kwartaal (of reeks van kwartalen, zie 7.7) een overzicht van de behaalde aanrijdtijden. Als de bergingsonderneming van me-
1 De melding wordt geopend door op het elektronisch verzonden meldnummer te klikken waarna de gegevens van de melding gelezen kunnen worden. Het tijdstip waarop de melding wordt aangeklikt, wordt door het LCM automatisch geregistreerd.
ning is dat dit rapport geen juist beeld geeft van de geleverde prestaties, dient zij dit binnen drie weken na ontvangst van het rapport schriftelijk aan Stichting IMN be- kend te maken. Stichting IMN zal de geplaatste kanttekeningen onderzoeken en zo nodig overgaan tot vaststelling en toezending van een aangepast rapport, dat de eer- der verzonden versie vervangt. Als de bergingsonderneming niet binnen drie weken op het overzicht van de aanrijdtijden reageert, krijgt dit overzicht automatisch een definitieve status.
7.9. Een bergingsopdracht is registreerbaar (zie artikel 7.4) als aan de volgende voor- waarden wordt voldaan:
• de opdracht is verstrekt door het LCM en niet door een andere alarmcentrale
• er is geen sprake van een zogenaamde achterafmelding, ofwel een melding die de berger meer dan zestig minuten na de start van de bergingswerkzaam- heden van het LCM ontvangt
• de berging wordt verricht op de door het LCM opgegeven locatie en op niet meer dan twee kilometer afstand daar vandaan
• de opdracht leidt tot een berging en niet tot een loze rit of een annulering
• de opdracht wordt verstrekt op een tijdstip waarop het AIM normaal functi- oneert en niet tijdelijk buiten gebruik is
• de opdracht heeft betrekking op een locatie die door het AIM kan worden geïdentificeerd (bij aanpassing van wegen of ingebruikneming van nieuwe wegen is identificatie van de locatie soms tijdelijk niet mogelijk).
7.10. Als de bergingsonderneming in een kwartaal niet aan de in artikel 7.3. genoemde eis voldoet, dan kan Stichting IMN binnen twee maanden na afloop van het kwar- taal de bergingsonderneming per gewone post en per email een waarschuwing stu- ren. Als desondanks ook in een volgend kwartaal de gestelde eis niet wordt gehaald, heeft Stichting IMN het recht om de overeenkomst met onmiddellijke ingang en zonder ingebrekestelling te beëindigen.
7.11. Stichting IMN is gehouden om het systeem waarmee de aanrijdtijden worden vast- gesteld jaarlijks te laten keuren door een onafhankelijke en daartoe gekwalificeerde partij. Als het AIM in enig kwartaal gedurende maximaal tweeënzeventig uur zoda- nig buiten gebruik raakt dat geen aanrijdtijden kunnen worden bepaald, worden kwartaalscores berekend met weglating van de gegevens uit de betrokken periode. Als het systeem in enig kwartaal gedurende een langere periode buiten gebruik raakt, verliest artikel 7.10. gedurende dat kwartaal zijn werkingskracht. Dit betekent dat Stichting IMN geen sancties kan verbinden aan de gemeten performance in dat
kwartaal. Het buiten gebruik zijn van het aanrijdtijdensysteem brengt geen verande- ring in de verplichtingen uit hoofde van artikel 7.3.
8. Kwaliteitseisen
8.1. De bergingsonderneming dient gedurende de gehele looptijd van de overeenkomst te voldoen aan de door Stichting IMN gestelde kwaliteitseisen. De eisen zijn vastge- legd in het document Kwaliteitseisen 2016 - 2019. Bijlage bij de Bergingsovereen- komst Stichting IMN 2016 - 2019 ('s-Gravenhage, 22 mei 2015, hierna "de Kwali- teitseisen"). De bergingsonderneming dient gedurende de gehele looptijd van de overeenkomst te beschikken over een geldig kwaliteitscertificaat. De eisen waar het certificaat aan moet voldoen, zijn beschreven in Hoofdstuk 5 van de Kwaliteitsei- sen. Ook certificaten volgens de Kwaliteitseisen voor Bergingsondernemingen. Bij- lage bij de Bergingsovereenkomst Stichting IMN 2013 - 2016 ('s-Gravenhage, 1 april 2012) die zijn afgegeven vóór 1 mei 2015 en waarvan de looptijd niet is ver- streken worden door Stichting IMN als geldig geaccepteerd.
8.2. De bergingsonderneming dient gedurende de looptijd van de overeenkomst te be- schikken over een bedrijfsvestiging die voldoet aan de Kwaliteitseisen en die is ge- legen op een afstand van niet meer dan dertig kilometer van het meest afgelegen punt op de IM-wegen in het rayon waarop de overeenkomst betrekking heeft. Als een bedrijf over meer dan één gekwalificeerde vestiging beschikt, worden alle ves- tigingen bij deze beoordeling in beschouwing genomen. De afstand van de vesti- ging(-en) tot het meest afgelegen punt op de IM-wegen in het rayon wordt vastge- steld op basis van de locatie van de op het kwaliteitscertificaat vermelde vestiging(- en) en de kortste route die kan worden gevonden in de online routeplanner Google Maps (xxxx.xxxxxx.xx), uitgaande van de configuratie van het wegennet op 1 de- cember 2015 of, als de overeenkomst in werking treedt na 1 april 2016, op de in- gangsdatum van de overeenkomst.
8.3. Als de bergingsonderneming gedurende de looptijd van deze overeenkomst haar vestigingsplaats of bedrijfsnaam verandert, een vestiging sluit of als om andere re- denen verandering komt in de op het certificaat vermelde gegevens, is zij gehouden Stichting IMN hierover tijdig te informeren. In de genoemde gevallen dient uiterlijk dertig dagen na inwerkingtreding van de mutatie een nieuw certificaat te worden aangeboden dat de nieuwe situatie documenteert.
8.4. Stichting IMN heeft het recht de bergingsonderneming aan een keuring te onder- werpen. Aan deze keuring zal de bergingsonderneming medewerking verlenen.
8.5. Als wordt vastgesteld dat de bergingsonderneming op enig moment niet voldoet aan de Kwaliteitseisen en/of als het kwaliteitscertificaat dat aan de bergingsonderne- ming is verstrekt op enig moment wordt ingetrokken, heeft de bergingsonderneming maximaal dertig dagen de tijd om te zorgen dat zij opnieuw aan de eisen voldoet én over een geldig kwaliteitscertificaat beschikt.
8.6. Bergingswerkzaamheden mogen uitsluitend worden uitgevoerd door medewerkers die voldoen aan de opleidingseisen (Hoofdstuk 2 van de Kwaliteitseisen). De be- trokken medewerkers dienen op verzoek van Stichting IMN of haar vertegenwoor- diger binnen 24 uur hun rijbewijs en bergingsdiploma te tonen.
8.7. Bergingswerkzaamheden mogen uitsluitend worden uitgevoerd met bergingsvoer- tuigen en -materialen die aan de door Stichting IMN gestelde kwaliteitseisen vol- doen (Hoofdstuk 3 van de Kwaliteitseisen). De kentekens van bergingsvoertuigen die worden ingezet voor de uitvoering van bergingswerkzaamheden dienen te zijn vermeld op het meest recente kwaliteitscertificaat dat aan Stichting IMN is overge- legd. Mutaties in de vloot van bergingsvoertuigen dienen onverwijld aan Stichting IMN te worden gemeld door het overleggen van een kopie van een actueel kwali- teitscertificaat. Keuringsrapporten van deze voertuigen dienen binnen de bergings- onderneming aanwezig te zijn en bij navraag aan Stichting IMN of haar vertegen- woordiger getoond te worden.
8.8. Het opvangen van automobilisten en het opslaan van geborgen voertuigen dient plaats te vinden op een bedrijfsvestiging zoals beschreven in artikel 8.2. Bergings- voertuigen hoeven niet op deze vestiging gestationeerd te worden. De bergingson- derneming kan bergingsvoertuigen vanuit een willekeurige locatie laten vertrekken.
9. Tarieven
9.1. Standaardtarieven
Voor de uitvoering van bergingswerkzaamheden gelden de tarieven die zijn ver- meld in Bijlage 1. Deze tarieven zijn van toepassing op alle bergingen behalve op zogenaamde bijzondere bergingen zoals beschreven in artikel 9.2.
9.1.1. Berging
Tarief A geldt voor de berging van één schadevoertuig van de incidentlocatie naar het terrein van de bergingsonderneming of naar een door politie of de verantwoor- delijke alarmcentrale opgegeven andere locatie op een afstand van minder dan 25 kilometer van de incidentlocatie. Ook bergingen van onbeheerd achtergelaten voer- tuigen vallen in deze categorie. In het tarief zijn de volgende kosten inbegrepen:
- de kosten voor de uitvoering van de bergingswerkzaamheden, uitgaande van een maximale totale tijdsbesteding van 1,5 uur
- de kosten voor het gedurende maximaal 72 uur stallen van het voertuig. Het tarief kan voor elk geborgen voertuig in rekening worden gebracht.
9.1.2. Pechverplaatsing en beveiliging
Tarief B geldt voor de uitvoering van een pechverplaatsing of beveiligingsopdracht. In het tarief voor dit type berging zijn de volgende kosten inbegrepen:
- de kosten voor de uitvoering van de bergings- of beveiligingswerkzaamhe- den, uitgaande van een maximale totale tijdsbesteding van 1,5 uur.
Het tarief kan bij pechverplaatsingen voor elk verplaatst voertuig in rekening wor- den gebracht. Bij beveiligingsopdrachten kan dit tarief voor elk op verzoek van het LCM ingezet beveiligingsvoertuig in rekening worden gebracht.
9.1.3. Loze rit
Tarief C geldt voor de vergoeding van een loze rit. Dit tarief kan voor elk tevergeefs uitgerukt bergingsvoertuig dat in opdracht van het LCM is uitgereden in rekening worden gebracht.
9.1.4. Stalling
Tarief D geldt voor de stalling van een geborgen voertuig gedurende 24 uur (of een deel daarvan), voor zover de stalling een tijdsduur van 72 uur te boven gaat, gere- kend vanaf het moment waarop de stalling door de bergingsonderneming aan het LCM en de betrokken alarmcentrale is gemeld.
9.1.5. Nachttarief
Voor alle bergingswerkzaamheden die vallen onder de hierboven omschreven ta- riefcategorieën zal de bergingsonderneming de standaardtarieven hanteren zoals vastgelegd in Bijlage 1. Daarbij geldt dat de in Bijlage 1 genoemde tarieven dagta- rieven zijn. Voor de tarieven A, B en C kan op werkdagen vóór 08.00 uur 's och- tends of na 18.00 uur ’s avonds alsook in het weekend of op landelijke feestdagen een nachttarief in rekening worden gebracht. Dit tarief is 25% hoger dan het dagta- rief. Als tijdstip van de melding geldt de starttijd zoals gedefinieerd in artikel 7.4.
9.2. Bijzondere bergingen
9.2.1. In de volgende gevallen is sprake van een bijzondere berging:
- berging van een geheel te water geraakt voertuig,
- berging van een voertuig dat is beklemd geraakt onder een zwaar voertuig en daardoor zwaar is beschadigd en niet rolbaar meer is,
- berging van een voertuig waarbij op de incidentlocatie meer dan drie kwar- tier wachttijd ontstaat als gevolg van technisch onderzoek door de politie of medische hulpverlening aan slachtoffers.
9.2.2. Voor de facturering van extra kosten voor een bijzondere berging dient de ber- gingsonderneming vooraf toestemming te verkrijgen van het LCM of de betrokken alarmcentrale, tenzij het spoedeisend karakter van de werkzaamheden dit niet toe- laat. De bergingsonderneming zal in alle gevallen achteraf de noodzaak van een af- wijkende berging aantonen middels een rapportage, die ook situatiefoto’s bevat.
9.3. Xxxxxxx-werkzaamheden
Voor de uitvoering van standby-werkzaamheden geldt een tarief van € 65,00 per uur ongeacht het tijdstip van de dag waarop de werkzaamheden worden verricht. Als een standby-opdracht niet tenminste drie weken vóór het moment van uitvoe- ring van de werkzaamheden wordt aangekondigd, of als het gaat om een opdracht van korte duur (minder dan 50 uur) of met onevenredig veel nachturen, kan in over- leg een hoger tarief worden vastgesteld.
9.4. De overeengekomen tarieven worden jaarlijks, te beginnen op 1 april 2017, aange- past op basis van de jaarmutatie van het prijsindexcijfer voor het "goederenvervoer over de weg" in het voorgaande jaar, zoals gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek (“CBS”). Mocht de bepaling van deze index door het CBS wor- den gestaakt, dan zal vanaf het moment van staking de indexering worden bepaald op basis van de jaarmutatie van de Dienstenprijzenindex (DPI) van het CBS.
10. Facturering en betaling
10.1. De bergingsonderneming wordt, voor zover nodig, door het LCM of door een in Stichting IMN participerende alarmcentrale binnen een uur na doorgifte van het kenteken geïnformeerd over de identiteit van de voor de berging en eventuele stal- ling verantwoordelijke opdrachtgever en het te hanteren factuuradres.
10.2. Bij de berging van verzekerde voorvallen dienen bergingswerkzaamheden en stal- lingskosten in rekening te worden gebracht bij de alarmcentrale die optreedt voor de verzekeringsmaatschappij bij wie het geborgen voertuig verzekerd is. Pechverplaat- singen, beveiligingsopdrachten, bergingen van onbeheerd achtergelaten voertuigen en loze ritten kunnen worden gefactureerd aan het LCM. Voor een geannuleerde opdracht ontvangt de bergingsonderneming geen vergoeding.
10.3. De bergingsonderneming zal zich onthouden van het sturen van rekeningen naar de eigenaar of inzittenden van de betrokken personenvoertuigen dan wel naar verzeke- raars, onverminderd het bepaalde in artikel 10.4.
10.4. Als blijkt dat een voertuig, geborgen na een ongeval, niet is verzekerd bij een Ne- derlandse verzekeraar, dan kan de bergingsonderneming de bergingskosten en even- tuele andere kosten verhalen op de eigenaar van het voertuig. Als dit niet lukt of als de bergingsonderneming dit niet wenselijk acht, dan kan de bergingsonderneming de kosten in rekening brengen bij het LCM.
10.5. De factuur van de bergingsonderneming met betrekking tot uitgevoerde werkzaam- heden zal mede als kenmerk het meldingsnummer dragen dat het LCM of een parti- ciperende alarmcentrale als opdrachtgever aan de bergingsonderneming heeft ver- strekt. Dit meldingsnummer dient overeen te stemmen met de opdrachtbevestiging.
10.6. Facturen worden door de bergingsonderneming niet later verzonden dan dertig da- gen na uitvoering van de werkzaamheden. Gebeurt dit niet, dan mag de alarmcen- trale op het factuurbedrag een korting van 25% in mindering te brengen.
10.7. De verantwoordelijke alarmcentrale zal bij acceptatie van de factuur uiterlijk dertig dagen na de ontvangstdatum zorgdragen voor betaling van het factuurbedrag.
10.8. Bezwaren tegen het door de bergingsonderneming berekende factuurbedrag dienen binnen dertig dagen na ontvangstdatum van de factuur door het LCM of de betrok- ken alarmcentrale aan de bergingsonderneming ter kennis te zijn gebracht.
11. Duur van de overeenkomst
11.1. De overeenkomst is van kracht van 1 januari 2016 tot en met 31 maart 2019. Gedu- rende de eerste drie maanden van de looptijd maakt de berger geen aanspraak op bergingswerkzaamheden in het gegunde rayon. De toewijzing van bergingsopdrach- ten vangt aan op 1 april 2016.
11.2. Stichting IMN heeft een eenzijdige optie om de looptijd van de overeenkomst met een jaar te verlengen en wel tot en met 31 maart 2020. Als Stichting IMN van dit recht gebruik wil maken, dient zij de bergingsonderneming hierover uiterlijk op 30 september 2018 schriftelijk te informeren.
11.3. Indien blijkt dat de bergingsonderneming haar verplichtingen ingevolge deze over- eenkomst niet nakomt, zal Stichting IMN hem hierover informeren door middel van een schriftelijke waarschuwing. Na ontvangst van deze waarschuwing dient de ber- gingsonderneming de dienstverlening binnen dertig dagen op het vereiste niveau te brengen. Indien de bergingsonderneming ook daarna niet aan haar verplichtingen voldoet, is Stichting IMN gerechtigd het contract met onmiddellijke ingang zonder nadere ingebrekestelling op te zeggen.
11.4. Onmiddellijke beëindiging van de overeenkomst is eveneens mogelijk:
• indien één van partijen onder curatele wordt gesteld, surséance van xxxxxxxx heeft gevraagd of failliet wordt verklaard,
• bij verkoop van de bergingsonderneming
• indien door dwingend opgelegde maatregelen van overheidswege of door gerechtelijke uitspraken Stichting IMN de verplichtingen uit deze overeen- komst niet meer in zijn geheel of gedeeltelijk kan nakomen
• indien de bergingsonderneming door overnames of andere expansiemaatre- gelen een aandeel verwerft in het totale aantal bergingsopdrachten van de Stichting IMN dat groter is dan 15%.
De daarvoor in aanmerking komende partij zal de andere partij op de hoogte stellen als één van genoemde omstandigheden zich voordoet.
11.5. Als Stichting IMN geen gebruik maakt van haar bevoegdheid uit hoofde van artikel 11.4, dan zal in geval van een aandelen- of activatransactie de Bergingsovereen- komst overgaan op de koper van de bergingsonderneming.
12. Overige bepalingen
12.1. Deze overeenkomst komt tot stand door het aanbod van de bergingsonderneming en de aanvaarding daarvan door Stichting IMN. Het aanbod ligt besloten in het door bergingsonderneming ondertekende offerteformulier. De aanvaarding ligt besloten in het definitieve gunningsbesluit van Stichting IMN.
12.2 Deze overeenkomst wordt met de bergingsonderneming gesloten door Stichting IMN, mede namens de participerende alarmcentrales. Bij concentraties tussen alarmcentrales dan wel bij toetreding van een nieuwe participant tot Stichting IMN wordt deze overeenkomst geacht ook te zijn gesloten met de gefuseerde alarmcen- trale of nieuwe toetreder. Over een dergelijke gebeurtenis krijgt de bergingsonder- neming bericht.
12.3. Ieder geschil dat naar aanleiding van deze overeenkomst en hieruit voortvloeiende overeenkomsten tussen partijen mocht ontstaan, zal worden voorgelegd aan de be- voegde rechter te 's-Gravenhage.
12.4. De bergingsonderneming heeft ingeval van tussentijdse beëindiging van de over- eenkomst geen recht op enige (schade-)vergoeding.
12.5. Een geschil over tussentijdse beëindiging van deze overeenkomst zal aanhangig worden gemaakt uiterlijk zes maanden na dagtekening van de brief waarbij medede- ling is gedaan van de beëindiging van de overeenkomst, op straffe van het verval van het recht om de beëindiging te bestrijden of schadevergoeding te vorderen. Een geschil is aanhangig vanaf de dag waarop de dagvaarding wordt uitgebracht.
Bijlage 1
Offerte bergingsonderneming
Bijlage 2
Definitief gunningsbesluit Stichting IMN