Artikel 16 Wijziging pensioenreglement
Artikel 16 Wijziging pensioenreglement
1. Op voorstel van de vennootschap, zoals vastgelegd in de uitvoeringsovereenkomst, kunnen wijzigingen in de pensioenovereenkomst in dit reglement worden vastgelegd. Het bestuur is daarnaast zelfstandig bevoegd tot het aanpassen van dit reglement, indien en voor zover deze aanpassing de pensioenovereenkomst niet wijzigt. Alle wijzigingen vinden plaats volgens de in de statuten van de stichting vastgelegde procedure. In geval van wijziging van dit reglement worden de voor de aanspraakgerechtigden tot het tijdstip van wijziging opgebouwde aanspraken niet gewijzigd, behoudens het bepaalde in de artikelen 76, 78, 83 en 134 Pensioenwet.
2. Indien bij of ingevolge wettelijke bepalingen regelen worden gesteld, waarvan afwijking niet is geoorloofd, wordt het pensioenreglement door het bestuur zo nodig hierop aangepast, tenzij deze wettelijke bepalingen de pensioenovereenkomst aantasten. In dat geval dient de vennootschap eerst in overleg met het daarvoor bestemde gremium de pensioenovereenkomst te wijzigen. Het pensioenreglement wordt conform de in de statuten van de stichting vastgelegde procedure aangepast.
Artikel 17 Bijzonder partnerpensioen
1. In geval van scheiding ontstaat voor de gewezen partner een recht op bijzonder partnerpensioen onder aftrek van een eventueel al eerder toegekend bijzonder partnerpensioen. Indien de eerdere gewezen partner reeds is overleden of overlijdt vóórdat de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde overlijdt, vindt de vermindering niet plaats c.q. wordt de vermindering ongedaan gemaakt.
2. De gewezen partner krijgt een zodanige aanspraak op een premievrij levenslang partnerpensioen als de deelnemer ten behoeve van die gewezen partner zou hebben verkregen, indien op het tijdstip van scheiding de deelneming zou zijn beëindigd anders dan door overlijden of het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd.
3. Indien de scheiding plaatsvindt na de beëindiging van het deelnemerschap van de werknemer dan wel op of na de pensioendatum van de gepensioneerde, verkrijgt de gewezen partner een zodanige aanspraak op een premievrij levenslang partnerpensioen als de gewezen deelnemer of gepensioneerde ten behoeve van die gewezen partner heeft verkregen bij het eindigen van die deelneming dan wel op de pensioendatum. De stichting verstrekt aan de gewezen partner van de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde een bewijs van diens aanspraak.
4. Het bepaalde in het eerste en tweede lid van dit artikel vindt geen toepassing indien de partners bij huwelijkse voorwaarden of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding anders overeenkomen. De overeenkomst is slechts geldig indien aan de overeenkomst een verklaring van de stichting is gehecht dat het bereid is een uit de afwijking voortvloeiend pensioenrisico te dekken. De stichting kan in een dergelijk geval een afwijkende premie en/of afwijkende voorwaarden vaststellen.
De eventuele extra premie wordt door de stichting in rekening gebracht aan de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde.
Artikel 18 Verevening van ouderdomspensioen
1. In geval van echtscheiding, scheiding van tafel en bed of beëindiging van een geregistreerd partnerschap, heeft de (gewezen) echtgenoot of partner overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding recht op pensioenverevening. Het recht op pensioenverevening bestaat voor zover de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde tussen de huwelijkssluiting respectievelijk de aanvang van het geregistreerd partnerschap en de datum van de scheiding ouderdomspensioen en/of een saldo op de pensioenbestemmingsrekening heeft opgebouwd. Tegenover de stichting ontstaat alleen een recht op uitbetaling van een deel van elk van de uit te betalen pensioentermijnen overeenkomstig de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding, als de scheiding binnen een termijn van twee jaar na de scheiding bij de stichting is gemeld.
De melding dient daarbij te hebben plaatsgevonden door het indienen van een volledig ingevuld meldingsformulier, waarvan het model is vastgesteld door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
2. Het bepaalde in lid 1 vindt geen toepassing, indien de gewezen partners bij huwelijkse voorwaarden, bij voorwaarden van geregistreerd partnerschap dan wel bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding anders overeenkomen. De huwelijkse voorwaarden of de voorwaarden van geregistreerd partnerschap zijn respectievelijk de overeenkomst is slechts geldig indien hieraan een verklaring van de stichting is gehecht, dat het bereid is een uit de afwijking voortvloeiend pensioenrisico te dekken. De stichting kan in een dergelijk geval een afwijkende premie en/of afwijkende voorwaarden vaststellen. De kosten van verevening en de eventuele extra premie wordt door de stichting in gelijke delen in rekening gebracht aan de beide gewezen partners.
3. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op ongehuwd samenwonende partners die in een notarieel verleden samenlevingsovereenkomst dan wel in een overeenkomst met het oog op de beëindiging van de samenleving hebben verklaard uitvoering aan de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding te willen geven.