Contract
49 (1994) Nr. 1
TRAC T A TENBLAD
VAN HET
K O N I N K R I J K D E R N E D E R L A N D E N
JAARGANG 1994 Nr. 268
A. TITEL
Overeenkomst inzake Partnerschap en Samenwerking waarbij een partnerschap tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeen- schappen en hun Lid-Staten, enerzijds, en de Russische Federatie, anderzijds, met bijlagen en Protocollen;
Korfoe, 24 juni 1994
B. TEKST1)
Overeenkomst inzake Partnerschap en Samenwerking waarbij een partnerschap tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun Lid-Staten, enerzijds, en de Russische
Federatie, anderzijds,
Het Koninkrijk Belgie¨,
het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, de Helleense Republiek,
het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, Ierland,
de Italiaanse Republiek,
het Groothertogdom Luxemburg, het Koninkrijk der Nederlanden, de Portugese Republiek,
het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannie¨ en Noord-Ierland, Verdragsluitende Partijen bij het Verdrag tot oprichting van de Euro-
pese Gemeenschap, het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeen- schap voor Kolen en Staal en het Verdrag tot oprichting van de Euro- pese Gemeenschap voor Atoomenergie,
hierna ,,Lid-Staten’’ te noemen, en
1) De Deense, de Duitse, de Engelse, de Franse, de Griekse, de Italiaanse, de Portugese, de Spaanse en de Oekra¨ıense tekst zijn niet afgedrukt.
de Europese Gemeenschap, de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie,
hierna ,,de Gemeenschap’’ te noemen, enerzijds, en de Russische Federatie,
hierna ,,Rusland’’ te noemen, anderzijds,
Gelet op het belang van de historische banden tussen de Gemeen- schap, haar Lid-Staten en Rusland, en hun gemeenschappelijke waarden,
Erkennende dat de Gemeenschap en Rusland deze banden wensen te verstevigen en partnerschap en samenwerking tot stand willen brengen om te komen tot verdieping en verbreding van de betrekkingen die in het verleden zijn aangeknoopt, inzonderheid bij de op 18 december 1989 ondertekende Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeen- schap en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en de Unie van Socialistische Sovjetrepublieken inzake handel en commercie¨le en eco- nomische samenwerking, hierna ,,de Overeenkomst van 1989’’ te noe- men,
Gelet op de verbintenis van de Gemeenschap en haar Lid-Staten, optredend in het kader van de Europese Unie opgericht bij het Verdrag betreffende de Europese Unie van 7 februari 1992, en van Rusland tot versterking van de politieke en economische vrijheden, die de grondslag van het partnerschap vormen,
Gelet op de verbintenis van de Partijen om de internationale vrede en veiligheid en de vreedzame oplossing van geschillen te bevorderen, en om op dit gebied samen te werken in het kader van de Verenigde Naties en de Conferentie over Veiligheid en Samenwerking in Europa, en andere fora,
Gelet op de vaste verbintenis van de Gemeenschap en haar Lid-Staten en van Rusland tot volledige uitvoering van alle beginselen en bepalin- gen van de Slotakte van de Conferentie over Veiligheid en Samenwer- king in Europa (CVSE), de slotdocumenten van de vervolgvergaderingen van Madrid en Wenen, het document van de CVSE-Conferentie van Bonn betreffende economische samenwerking, het Handvest van Parijs voor een Nieuw Europa en het CVSE-document van Helsinki 1992 ,,Uit- dagingen van het Veranderingsproces’’,
Bevestigende het grote belang dat de Gemeenschap en haar Lid-Staten en Rusland hechten aan de doelstellingen en beginselen van het Euro- pees Energiehandvest van 17 december 1991 en aan de Verklaring van de Conferentie van Luzern van april 1993,
Overtuigd van het allesoverheersende belang van de beginselen van de rechtsstaat en de eerbiediging van de mensenrechten, inzonderheid de rechten van minderheden, de totstandbrenging van een meerpartijenstel- sel met vrije en democratische verkiezingen, en economische liberalise- ring met het oog op de totstandbrenging van een markteconomie;
Van oordeel zijnde dat de voortzetting en voltooiing van de politieke en economische hervormingen in Rusland voorwaarde zijn voor de vol- ledige uitvoering van het partnerschap;
Verlangende het proces van regionale samenwerking tussen de landen van de voormalige USSR op de door deze Overeenkomst bestreken gebieden te stimuleren om welvaart en stabiliteit in deze regio te bevor- deren,
Verlangende regelmatige politieke dialoog over bilaterale en interna- tionale vraagstukken van wederzijds belang tot stand te brengen en te ontwikkelen,
Rekening houdende met het feit dat de Gemeenschap bereid is pas- sende technische bijstand te verlenen voor de uitvoering van economi- sche hervormingen in Rusland en voor de ontwikkeling van economi- sche samenwerking,
Herinnerend aan het nut van de Overeenkomst voor het bevorderen van geleidelijke toenadering tussen Rusland en een uitgestrekter samenwerkingsgebied in Europa en naburige regio’s, en de geleidelijke integratie van Rusland in het open internationaal handelssysteem,
Gelet op de verbintenis van de Partijen tot vrijmaking van de handel op grond van de beginselen die zijn vervat in de Algemene Overeen- komst betreffende Tarieven en Handel, hierna de ,,GATT’’ te noemen, als gewijzigd bij de handelsbesprekingen in het kader van de Uruguay- Ronde, en rekening houdend met de oprichting van de Wereldhandels- organisatie, hierna de ,,WTO’’ te noemen,
Erkennende dat Rusland niet langer een land met staatshandel is ; dat het nu een land met een overgangseconomie is en dat verdere vooruit- gang op de weg naar een markteconomie zal worden bevorderd door samenwerking tussen de Partijen in de vormen die in deze Overeen- komst zijn uiteengezet;
Zich bewust zijnde van de noodzaak verbetering te brengen in de voorwaarden voor bedrijfsleven en investeringen, en de voorwaarden voor, onder andere, de vestiging van ondernemingen, werknemers, het verrichten van diensten en kapitaalverkeer,
Xxxxx overtuigd zijnde dat deze Overeenkomst een nieuw klimaat zal scheppen voor de economische betrekkingen tussen de Partijen, en vooral voor de ontwikkeling van handel en investeringen, die onontbeer- lijk zijn voor economische herstructurering en technologische moderni- sering,
Verlangende nauwe samenwerking op het gebied van milieubescher- ming tot stand te brengen, gezien de onderlinge afhankelijkheid van de Partijen op dit gebied,
In gedachten houdende dat de Partijen voornemens zijn hun samen- werking op het gebied van ruimteonderzoek te ontwikkelen, gelet op het complementair karakter van hun activiteiten op dit gebied,
Verlangende culturele samenwerking te bevorderen en de doorstro- ming van informatie te verbeteren,
Zijn als volgt overeengekomen:
Artikel 1
Er wordt een partnerschap tot stand gebracht tussen de Gemeenschap en haar Lid-Staten, enerzijds, en Rusland, anderzijds. Dit partnerschap heeft ten doel:
– een passend kader voor de politieke dialoog tussen de Partijen tot stand te brengen met het oog op de bevordering van nauwe politieke betrekkingen;
– handel en investeringen en harmonische economische betrekkingen tussen de Partijen te bevorderen op grond van de beginselen van de markteconomie en aldus hun duurzame ontwikkeling te stimuleren;
– de politieke en economische vrijheden te versterken;
– de inspanningen van Rusland om zijn democratie te consolideren, zijn economie te ontwikkelen en de overgang naar een markteconomie te voltooien, te ondersteunen;
– de grondslag te leggen voor economische, sociale, financie¨le en cul- turele samenwerking die berust op de beginselen van wederzijds voor- deel, wederzijdse verantwoordelijkheid en wederzijdse steun;
– activiteiten van gemeenschappelijk belang te bevorderen;
– een passend kader voor de geleidelijke integratie tussen Rusland en een uitgestrekter samenwerkingsgebied in Europa tot stand te brengen;
– de nodige voorwaarden te scheppen om in de toekomst een vrijhan- delszone tussen de Gemeenschap en Rusland tot stand te brengen die wezenlijk alle goederenverkeer tussen beide zal omvatten, en de voor- waarden te scheppen om de vrijheid van vestiging van vennootschappen en vrij grensoverschrijdend diensten- en kapitaalverkeer tot stand te brengen.
TITEL I ALGEMENE BEGINSELEN
Artikel 2
De eerbiediging van de democratische beginselen en de mensenrech- ten, als onder meer vastgelegd in de Slotakte van Helsinki en het Hand- vest van Parijs voor een Nieuw Europa, vormen de grondslag van het binnenlands en buitenlands beleid van de Partijen en zijn een essentieel onderdeel van het partnerschap en van deze Overeenkomst.
Artikel 3
De Partijen verbinden zich ertoe, voor zover de omstandigheden het toelaten, ontwikkelingen in het kader van de desbetreffende titels van deze Overeenkomst, in het bijzonder titel III en artikel 53, te bekijken
met het oog op het tot stand brengen van een onderlinge vrijhandels- zone. De Samenwerkingsraad kan de Partijen aanbevelingen met betrek- king tot deze ontwikkelingen doen. Aan deze ontwikkelingen wordt slechts uitvoering gegeven in een overeenkomst tussen de Partijen in overeenstemming met hun onderscheiden procedures. De Partijen plegen in 1998 overleg om na te gaan of de omstandigheden van dien aard zijn dat kan worden begonnen met onderhandelingen over de totstandbren- ging van een vrijhandelszone.
Artikel 4
De Partijen verbinden zich ertoe samen, in onderlinge overeenstem- ming, na te gaan welke wijzigingen eventueel in een onderdeel van de Overeenkomst dienen te worden aangebracht in verband met gewijzigde omstandigheden, inzonderheid de situatie als gevolg van de toetreding van Rusland tot de GATT/WTO. Het eerste onderzoek vindt plaats drie jaar na de inwerkingtreding van deze Overeenkomst, of wanneer Rus- land tot de GATT/WTO toetreedt, indien dat eerder plaatsvindt.
Artikel 5
1. De krachtens deze Overeenkomst door Rusland toegekende meest- begunstigingsbehandeling gedurende een overgangsperiode die vijf jaar na de inwerkingtreding van deze Overeenkomst afloopt, is niet van toe- passing op de in bijlage 1 vermelde voordelen die Rusland heeft toege- kend aan andere landen van de voormalige USSR. Deze periode kan, zo nodig, in onderlinge overeenstemming tussen de Partijen worden ver- lengd voor bepaalde sectoren.
2. Bij meestbegunstiging krachtens titel III eindigt de in lid 1 be- doelde overgangsperiode drie jaar na de inwerkingtreding van deze Overeenkomst of, indien dat eerder plaatsvindt, wanneer Rusland tot de GATT/WTO toetreedt.
TITEL II POLITIEKE DIALOOG
Artikel 6
Er wordt een regelmatige politieke dialoog tot stand gebracht tussen de Partijen, die zal worden ontwikkeld en ge¨ıntensiveerd. Deze dialoog begeleidt en consolideert het proces waarbij de Europese Unie en Rus- land nader tot elkaar komen, ondersteunt de politieke en economische veranderingen die in Rusland aan de gang zijn en draagt bij tot de tot- standkoming van nieuwe vormen van samenwerking. De politieke dia- loog strekt ertoe
– de banden van Rusland met de Europese Unie te versterken; de eco-
nomische convergentie die door middel van deze Overeenkomst wordt bewerkstelligd, zal leiden tot hechtere politieke betrekkingen;
– de standpunten over internationale vraagstukken van wederzijds belang nader tot elkaar te brengen en aldus meer veiligheid en stabiliteit te bewerkstelligen;
– ervoor te zorgen dat de Partijen streven naar samenwerking voor aangelegenheden op het gebied van de eerbiediging van de democrati- sche beginselen en van de mensenrechten, waarbij zo nodig overleg wordt gepleegd over aangelegenheden die verband houden met de juiste toepassing ervan.
Artikel 7
1. In beginsel tweemaal per jaar heeft een bijeenkomst plaats tussen de Voorzitter van de Raad van de Europese Unie en de Voorzitter van de Europese Commissie, enerzijds, en de President van Rusland, ander- zijds.
2. Op ministerieel niveau vindt de politieke dialoog plaats in het kader van de bij artikel 90 opgerichte Samenwerkingsraad en bij andere gelegenheden, in onderlinge overeenstemming ook met de Trojka van de Europese Unie.
Artikel 8
De Partijen voorzien in andere procedures en regelingen voor poli- tieke dialoog, met name in de volgende vormen:
– halfjaarlijkse vergaderingen op het niveau van hogere ambtenaren tussen de Trojka van de Europese Unie, enerzijds, en ambtenaren van Rusland, anderzijds;
– het optimaal gebruik maken van diplomatieke kanalen;
– alle andere middelen, waaronder vergaderingen van deskundigen, die bijdragen tot het consolideren en ontwikkelen van deze dialoog.
Artikel 9
Op parlementair niveau vindt de politieke dialoog plaats in het kader van het bij artikel 95 opgerichte Parlementair Samenwerkingscomite´.
TITEL III GOEDERENVERKEER
Artikel 10
1. De Partijen passen ten aanzien van elkaar de algemene meest- begunstigingsregeling toe van artikel I, lid 1, van de GATT.
2. De bepalingen van lid 1 zijn niet van toepassing op:
a. voordelen die aan buurlanden worden toegekend ten einde het grensverkeer te vereenvoudigen;
b. voordelen die met het oog op de oprichting van een douane-unie of een vrijhandelszone of ingevolge de oprichting van een dergelijke unie of zone worden toegekend. Onder ,,douane-unie’’ en ,,vrijhandels- zone’’ worden verstaan de unies of zones die zijn omschreven in artikel XXIV van de GATT of die volgens lid 10 van dit artikel van de GATT worden ingesteld;
c. voordelen die aan bepaalde landen worden toegekend overeen- komstig de GATT en andere internationale regelingen ten gunste van ontwikkelingslanden.
Artikel 11
1. De uit het grondgebied van een Partij herkomstige produkten die op het grondgebied van de andere Partij worden ingevoerd, worden direct noch indirect onderworpen aan enige interne belastingen of andere interne heffingen die hoger zijn dan die welke direct of indirect op soort- gelijke binnenlandse produkten van toepassing zijn.
2. Voorts worden deze produkten niet minder gunstig behandeld dan soortgelijke nationale produkten ten aanzien van alle wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen en vereisten met betrekking tot hun ver- koop op de binnenlandse markt, aanbieding ten verkoop, aankoop, ver- voer, distributie of gebruik. De bepalingen van dit lid vormen geen belet- sel voor de toepassing van gedifferentieerde binnenlandse vervoer- tarieven die uitsluitend gebaseerd zijn op de economisch verantwoorde exploitatie van het vervoermiddel en niet op de nationaliteit van het pro- dukt.
3. Artikel III, leden 8, 9 en 10, van de GATT is van overeenkomstige toepassing tussen de Partijen.
Artikel 12
1. De Partijen zijn het erover eens dat het beginsel van de vrije door- voer een essentie¨le voorwaarde is voor het bereiken van de doelstellin- gen van deze Overeenkomst.
Met het oog hierop waarborgt elke Partij de vrije doorgang over zijn grondgebied van goederen die van oorsprong zijn uit of bestemd zijn voor het douanegebied van de andere Partij.
2. De in artikel V, leden 2, 3, 4 en 5, van de GATT vastgestelde regels zijn tussen de Partijen van toepassing.
Artikel 13
De hierna volgende artikelen van de GATT zijn van overeenkomstige toepassing tussen de Partijen:
1. artikel VII, leden 1, 2, 3, 4 a, b en d, en 5;
2. artikel VIII;
3. artikel IX;
4. artikel X.
Artikel 14
Onverminderd de rechten en verplichtingen die voortvloeien uit de beide Partijen bindende internationale overeenkomsten betreffende de tijdelijke invoer van goederen, verleent elke Partij de andere Partij, in de gevallen en volgens de procedures die zijn vastgesteld in enige andere voor haar bindende internationale overeenkomst op dit gebied en over- eenkomstig haar nationale wettelijke regeling ter zake, vrijstelling van invoerrechten en -heffingen op goederen die tijdelijk worden ingevoerd. Deze wettelijke bepalingen worden toegepast met inachtneming van de meestbegunstigingsregeling en, derhalve, onder voorbehoud van de in artikel 10, lid 2, van deze Overeenkomst vermelde uitzonderingen. Hier- bij wordt rekening gehouden met de voorwaarden waaronder de uit een dergelijke Overeenkomst voortvloeiende verplichtingen door de betrok- ken Partij zijn aanvaard.
Artikel 15
1. Onverminderd het bepaalde in de artikelen 17, 20 en 21 van deze Overeenkomst en in de artikelen 77, 81, 244, 249 en 280 van de Toetredingsakte van Spanje en Portugal tot de Gemeenschap worden bij de invoer in de Gemeenschap van goederen van oorsprong uit Rusland geen kwantitatieve beperkingen toegepast.
2. Onverminderd het bepaalde in de artikelen 17, 20 en 21 en in bij- lage 2 van deze Overeenkomst worden bij de invoer in Rusland van goe- deren van oorsprong uit de Gemeenschap geen kwantitatieve beperkin- gen toegepast.
Artikel 16
In afwachting dat Rusland tot de GATT/WTO toetreedt, plegen de partijen in het Samenwerkingscomite´ overleg over hun beleid op het gebied van invoerrechten, onder meer over wijzigingen in de tarief- bescherming. Meer bepaald wordt dergelijk overleg aangeboden voor een voorgenomen verhoging van de tariefbescherming.
Artikel 17
1. Wanneer een bepaald produkt op het grondgebied van een Partij wordt ingevoerd in dermate toegenomen hoeveelheden en onder voor- waarden die ernstige schade toebrengen of dreigen toe te brengen aan de eigen producenten van soortgelijke of rechtstreeks concurrerende pro- dukten, dan kan de benadeelde Partij – de Gemeenschap dan wel Rus- land – passende maatregelen nemen overeenkomstig de hierna volgende procedures en voorwaarden.
2. Vo´o´r zij maatregelen nemen, of, in de gevallen waarin lid 4 van toepassing is, zo spoedig mogelijk nadat zij maatregelen hebben geno- men, verstrekken de Gemeenschap of Rusland, al naargelang van het geval, het Samenwerkingscomite´ alle relevante informatie ten einde dit in staat te stellen een voor beide Partijen aanvaardbare oplossing te zoe- ken. De Partijen plegen onverwijld overleg in het Samenwerkingsco- mite´.
3. Indien, na dit overleg, de Partijen niet binnen 30 dagen nadat de kwestie naar het Samenwerkingscomite´ is verwezen een akkoord berei- ken over maatregelen om het probleem op te lossen, dan kan de Partij die om het overleg heeft verzocht de invoer van de betrokken produkten beperken of andere passende maatregelen nemen, in de mate en voor de tijd die nodig zijn om de schade te voorkomen of te verhelpen.
4. In hoogdringende omstandigheden, waarin uitstel moeilijk herstel- bare schade zou veroorzaken, kunnen de Partijen maatregelen nemen vo´o´r het overleg heeft plaatsgevonden, op voorwaarde dat onmiddellijk daarna een voorstel tot overleg wordt gedaan.
5. Bij de keuze van de in het kader van dit artikel toe te passen maat- regelen geven de Partijen de voorkeur aan maatregelen die het bereiken van de doelstellingen van deze Overeenkomst het minst in de weg staan.
6. Wanneer een Partij overeenkomstig dit artikel een vrijwarings- maatregel neemt, is de andere Partij ten aanzien van de eerste Partij ont- heven van haar verplichtingen uit hoofde van titel III van deze Overeen- komst met betrekking tot een grosso modo gelijkwaardig handelsverkeer. Een dergelijke maatregel wordt niet genomen voor deze andere Partij overleg heeft aangeboden, noch indien binnen 45 dagen na de datum
waarop dit overleg werd aangeboden overeenstemming wordt bereikt.
7. Het recht tot het niet nakomen van in lid 6 bedoelde verplichtin- gen wordt niet uitgeoefend gedurende de eerste drie jaar dat een vrijwaringsmaatregel van toepassing is, mits de vrijwaringsmaatregel werd genomen naar aanleiding van een toename van de invoer in abso- lute cijfers, voor een periode van ten hoogste vier jaar en overeenkom- stig de bepalingen van deze Overeenkomst.
Artikel 18
Niets in deze titel, inzonderheid in artikel 17 daarvan, staat in de weg aan of heeft gevolgen voor het nemen door een Partij van anti- dumpingmaatregelen of compenserende maatregelen overeenkomstig ar- tikel VI van de GATT, de Overeenkomst inzake de uitlegging en de toe- passing van de artikelen VI, XVI en XXIII van de GATT of aanverwante nationale wetgeving.
Elke Partij verklaart zich bereid de door de andere Partij naar voren gebrachte argumenten in verband met antidumping- of antisubsidie- procedures te onderzoeken en de betrokken belanghebbenden in kennis
te stellen van de belangrijkste feiten en overwegingen die aan de defi- nitieve beslissing ten grondslag zullen liggen. Voor definitieve anti- dumpingrechten en compenserende rechten worden ingesteld, doen de Partijen al het mogelijke om het probleem tot een constructieve oplos- sing te brengen.
Artikel 19
De Overeenkomst vormt geen beletsel voor verboden of beperkingen op de invoer, de uitvoer of de doorvoer van goederen die gerechtvaar- digd zijn uit hoofde van de bescherming van de openbare zedelijkheid, de openbare orde en veiligheid, de gezondheid en het leven van perso- nen en dieren of het behoud van planten, de bescherming van natuur- lijke hulpbronnen, de bescherming van het nationaal artistiek, historisch of archeologisch erfgoed of uit hoofde van de bescherming van de intel- lectuele, industrie¨le of commercie¨le eigendom, noch voor voorschriften betreffende goud en zilver. Deze verboden of beperkingen mogen echter geen middel tot willekeurige discriminatie, noch een verkapte beperking van de handel tussen de Partijen vormen.
Artikel 20
Deze titel laat de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Russische Federatie betreffende de handel in textiel- produkten, die op 12 juni 1993 werd geparafeerd en die met terugwer- kende kracht van toepassing is sedert 1 januari 1993, onverlet. Voorts is artikel 15 van de onderhavige Overeenkomst niet van toepassing op de handel in textielprodukten van de hoofdstukken 50 tot en met 63 van de Gecombineerde Nomenclatuur.
Artikel 21
1. De handel in produkten die onder het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal vallen, wordt geregeld bij de bepalingen
– van deze Titel, met uitzondering van artikel 15 daarvan; en
– van een overeenkomst betreffende kwantitatieve regelingen voor de handel in EGKS-staalprodukten, vanaf het tijdstip van inwerkingtreding daarvan.
2. Een Contactgroep Kolen en Staal wordt opgericht overeenkomstig Protocol 1 bij deze Overeenkomst.
Artikel 22
Handel in kernmaterialen
1. De handel in kernmaterialen is geregeld bij:
– de bepalingen van deze Overeenkomst, met uitzondering van de
artikelen 15 en 17, leden 1 tot en met 5, en lid 7;
– de bepalingen van de artikelen 6, 7, 14 en 15, leden 1, 2, 3, eerste zin, en leden 4 en 5, van de Overeenkomst van 1989;
– de aan deze Overeenkomst gehechte briefwisseling.
2. In afwijking van het bepaalde in lid 1 van dit artikel komen de Par- tijen overeen het nodige te doen om tegen 1 januari 1997 een regeling voor de handel in kernmaterialen tot stand te brengen.
3. Totdat een dergelijke regeling tot stand is gebracht, zijn de bepa- lingen van dit artikel van toepassing.
4. Het nodige zal worden gedaan om een overeenkomst inzake vei- ligheidsmaatregelen, fysieke bescherming en administratieve samenwer- king bij het vervoer van kernmaterialen te sluiten. Tot een dergelijke overeenkomst van kracht wordt zijn de respectieve wettelijke regelingen en internationale non-proliferatieverplichtingen van de partijen ten aan- zien van het vervoer van kernmaterialen van toepassing.
5. Voor de toepassing van de in lid 1 bepaalde regeling:
– wordt de uitdrukking ,,deze Overeenkomst’’ in artikel 6 en artikel 15, lid 5, van de Overeenkomst van 1989 geacht te verwijzen naar de bij lid 1 van dit artikel ingestelde regeling;
– wordt de uitdrukking ,,dit artikel’’ in artikel 17, lid 6, van deze Overeenkomst geacht te verwijzen naar artikel 15 van de Overeenkomst van 1989;
– wordt de uitdrukking ,,de Overeenkomstsluitende Partijen’’ in de artikelen 6, 7, 14 en 15 van de Overeenkomst van 1989 geacht te ver- wijzen naar de Partijen bij de onderhavige Overeenkomst;
– wordt de term ,,Gemengd Comite´’’ in artikel 15 van de Overeen- komst van 1989 geacht te verwijzen naar het Samenwerkingscomite´ als bedoeld in artikel 92 van de onderhavige Overeenkomst.
TITEL IV
BEPALINGEN INZAKE HET HANDELSVERKEER EN DE INVESTERINGEN
HOOFDSTUK I ARBEIDSVOORWAARDEN
Artikel 23
1. Met inachtneming van de in elke Lid-Staat geldende wettelijke regelingen, voorwaarden en procedures zorgen de Gemeenschap en haar Lid-Staten ervoor dat onderdanen van Rusland die wettig tewerkgesteld zijn op het grondgebied van een Lid-Staat, niet op grond van nationali- teit worden gediscrimineerd ten opzichte van de onderdanen van deze Lid-Staat wat werkomstandigheden, beloning en ontslag betreft.
2. Met inachtneming van de in Rusland geldende voorwaarden en bepalingen kent Rusland aan onderdanen van een lid-Staat die wettig tewerkgesteld zijn op zijn grondgebied, de in lid 1 bepaalde behandeling toe.
Artikel 24
Coo¨rdinatie van de sociale zekerheid
De Partijen verbinden zich ertoe overeenkomsten te sluiten met het doel:
1. onverminderd de in elke Lid-Staat geldende voorwaarden en bepa- lingen, regelingen te treffen voor de coo¨rdinatie van de stelsels van sociale zekerheid voor werknemers van Russische nationaliteit die wet- tig tewerkgesteld zijn op het grondgebied van een Lid-Staat en, in voor- komend geval, voor hun gezinsleden die er wettig verblijven. Deze bepalingen zullen er met name in voorzien dat:
– alle door deze werknemers in de onderscheidene Lid-Staten ver- vulde tijdvakken van verzekering, arbeid of wonen worden samengesteld ten behoeve van de ouderdoms-, invaliditeits- en overlevingspensioenen en de ziektekostenverzekering van deze werknemers en, in voorkomend geval, van hun gezinsleden;
– alle ouderdoms-, overlevings- en invaliditeitspensioenen en verze- keringen tegen arbeidsongevallen of beroepsziekten of daaruit voort- vloeiende invaliditeit, met uitzondering van de premievrije prestaties, vrij overdraagbaar zijn tegen de koers waarin de wetgeving van de betrokken Lid-Staat of Lid-Staten voorziet;
– de betrokken werknemers ontvangen in voorkomend geval gezins- toelagen voor hun bovengenoemde gezinsleden.
2. onverminderd de voorwaarden en bepalingen welke in Rusland van toepassing zijn, de nodige bepalingen vast te stellen opdat werknemers die onderdaan zijn van een Lid-Staat en die wettig tewerkgesteld zijn in Rusland, alsmede hun gezinsleden die er wettig verblijven, een soortge- lijke behandeling krijgen als deze bepaald onder het tweede en derde streepje van lid 1.
Artikel 25
De overeenkomstig artikel 24 van deze Overeenkomst te nemen maat- regelen laten de uit bilaterale overeenkomsten tussen de Lid-Staten en Rusland voortvloeiende rechten en verplichtingen onverlet wanneer deze overeenkomsten in een gunstiger behandeling van onderdanen van de Lid-Staten of Rusland voorzien.
Artikel 26
De Samenwerkingsraad gaat na welke verbeteringen kunnen worden aangebracht in de werkomstandigheden van zakenlieden, rekening hou- dende met de internationale verbintenissen van de Partijen, met inbegrip van die welke in het document van de Conferentie van Bonn van de CVSE zijn neergelegd.
Artikel 27
De Samenwerkingsraad doet aanbevelingen voor de tenuitvoerlegging van de artikelen 23 en 26 van deze Overeenkomst.
HOOFDSTUK II
BEPALINGEN INZAKE DE VESTIGING EN DE WERKING VAN VENNOOTSCHAPPEN
Artikel 28
1. De Gemeenschap en haar Lid-Staten, enerzijds, en Rusland, ander- zijds, kennen elkaar, wat de voorwaarden voor de vestiging van vennoot- schappen op hun grondgebied betreft, geen minder gunstige behandeling toe dan die welke zij aan enig derde land toekennen, overeenkomstig hun respectieve wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen.
2. Onverminderd de in bijlage 3 genoemde voorbehouden kennen de Gemeenschap en haar Lid-Staten de op hun grondgebied gevestigde dochterondernemingen van Russische vennootschappen, wat de werking daarvan betreft, geen minder gunstige behandeling toe dan de meest voordelige behandeling die zij toekennen aan andere vennootschappen uit de Gemeenschap of aan vennootschappen uit de Gemeenschap die dochterondernemingen zijn van een vennootschap uit enig derde land, overeenkomstig hun wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen.
3. Onverminderd de in bijlage 4 genoemde voorbehouden kent Rus- land aan de in Rusland gevestigde dochterondernemingen van vennoot- schappen uit de Gemeenschap, wat de werking daarvan betreft, geen minder gunstige behandeling toe dan de meest voordelige behandeling die het toekent aan andere Russische vennootschappen of aan Russische vennootschappen die dochterondernemingen zijn van een vennootschap uit enig derde land, overeenkomstig zijn wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen.
4. De Gemeenschap en haar Lid-Staten, enerzijds, en Rusland, ander- zijds, kennen aan filialen van Russische vennootschappen respectievelijk vennootschappen uit de Gemeenschap, wat de werking daarvan betreft,
geen minder gunstige behandeling toe dan die welke zij aan filialen van vennootschappen uit enig derde land toekennen, overeenkomstig hun wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen.
5. De bepalingen van de leden 2 en 3 mogen door de op het grond- gebied van een Partij gevestigde dochterondernemingen van vennoot- schappen uit de andere Partij niet worden gebruikt om de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de eerste Partij in verband met de toegang tot specifieke sectoren of activiteiten te omzeilen.
De in de leden 2 en 3 bedoelde behandeling wordt aan vennootschap- pen die op de datum van inwerkingtreding van deze Overeenkomst in de Gemeenschap of Rusland gevestigd zijn, toegekend met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze Overeenkomst, en aan vennoot- schappen die zich na deze datum in de Gemeenschap of Rusland vesti- gen met ingang van de datum van vestiging.
Artikel 29
De bepalingen van artikel 28 van deze Overeenkomst, junctis de navolgende bepalingen, zijn van toepassing ten aanzien van de in bijlage 6 bedoelde bancaire en verzekeringsdiensten.
1. Wat de in bijlage 6, deel B, bedoelde bancaire diensten betreft, is de aard van de door Rusland overeenkomstig artikel 28, lid 1, toege- kende behandeling in geval van vestiging uitsluitend via dochteronder- nemingen en de overeenkomstig artikel 28, lid 3, toegekende behande- ling omschreven in bijlage 7, deel A.
Wat de in bijlage 6, deel A, punten 1 en 2, bedoelde verzekerings- diensten betreft, is de aard van de door Rusland overeenkomstig artikel 28, lid 1, toegekende behandeling omschreven in bijlage 7, deel B.
2. Geen enkele bepaling van deze Overeenkomst verzet zich ertegen dat een Partij prudentie¨le regels vaststelt, met name ter bescherming van investeerders, depositogevers, polishouders of personen die een fidu- ciaire rechtsverhouding hebben met een financie¨le dienstverlener of ter bescherming van de integriteit en de stabiliteit van het financie¨le sy- steem. Deze maatregelen mogen door een Partij niet worden aangewend om zich aan de uit de Overeenkomst voortvloeiende verplichtingen te onttrekken.
Geen enkele bepaling van deze Overeenkomst wordt derwijze uitge- legd dat zij een Partij ertoe verplicht informatie betreffende de zakelijke transacties en de financie¨le situatie van individuele klanten of vertrou- welijke of geo¨ctrooieerde informatie die in het bezit is van overheids- instanties vrij te geven.
3. Onverminderd het bepaalde in deel A, lid 1, onder d en e, van bij- lage 7 verbinden de Gemeenschap en de Lid-Staten, enerzijds, en Rus- land, anderzijds, zich ertoe geen nieuwe voorschriften vast te stellen of maatregelen te nemen waardoor, in vergelijking met de situatie op de
datum van ondertekening van de Overeenkomst, discriminatie ten aan- zien van nationale vennootschappen ontstaat of bestaande discriminatie wordt versterkt, wat de voorwaarden voor de vestiging van vennoot- schappen van de andere Partij op hun respectieve grondgebieden betreft. De Partijen komen overeen dat het zinsdeel ,,bestaande discriminatie wordt versterkt’’ onder meer de verslechtering van discriminerende voor- waarden of de uitbreiding of de wederinvoering daarvan na de huidige
toepassingsperiode omvat.
4. Voor de toepassing van deze Overeenkomst met betrekking tot de bankactiviteiten wordt een vennootschap geacht een Russische dochter- onderneming van een vennootschap uit de Gemeenschap te zijn, wan- neer meer dan vijftig procent (50 %) van het aandelenkapitaal in het bezit is van de vennootschap uit de Gemeenschap.
Artikel 30
Voor de toepassing van deze Overeenkomst wordt verstaan onder:
a. ,,Vestiging’’: het recht van vennootschappen uit de Gemeenschap respectievelijk Russische vennootschappen als bedoeld onder h van dit artikel om economische activiteiten uit te oefenen door de oprichting van dochterondernemingen en filialen in Rusland respectievelijk de Gemeenschap.
Wat de in artikel 29 bedoelde financie¨le diensten betreft, wordt onder
,,vestiging’’ verstaan het recht van vennootschappen uit de Gemeenschap respectievelijk Russische vennootschappen als bedoeld onder h van dit artikel om economische activiteiten uit te oefenen door de oprichting van dochterondernemingen en filialen in Rusland respectievelijk de Gemeenschap, nadat zij daartoe van de bevoegde autoriteiten overeen- komstig de wetgeving en voorschriften van elke Partij vergunning heb- ben verkregen.
b. ,,Dochteronderneming’’: een vennootschap waarover een andere vennootschap zeggenschap heeft.
c. ,,Economische activiteiten’’: activiteiten met een industrieel of commercieel karakter of activiteiten van personen die een vrij beroep uitoefenen, met inbegrip van financie¨le diensten.
d. ,,Xxxxxxx’’ van een vennootschap: een handelsvestiging zonder rechtspersoonlijkheid die kennelijk een permanent karakter bezit – zoals een agentschap van een moedervennootschap – een eigen management heeft en over de nodige materie¨le voorzieningen beschikt om zaken te doen met derden, in dier voege dat laatstgenoemden, hoewel zij ervan op de hoogte zijn dat indien nodig er een rechtsverhouding zal bestaan met de moedervennootschap waarvan het hoofdkantoor zich in het bui- tenland bevindt, geen rechtstreeks contact dienen te hebben met deze moedervennootschap doch hun transacties kunnen afhandelen met de genoemde handelsvestiging die het vorengenoemde agentschap vormt.
e. ,,Dochteronderneming uit de Gemeenschap’’ of ,,Russische doch- teronderneming’’: een ,,vennootschap uit de Gemeenschap’’ respectieve-
xxxx een ,,Russische vennootschap’’ zoals hierna omschreven, die tevens een dochteronderneming is van een Russische vennootschap respectie- velijk een vennootschap uit de Gemeenschap.
f. Onderdaan van een Lid-Staat of van Rusland: een natuurlijke per- soon die een onderdaan is van een van de Lid-Staten respectievelijk Rus- land, overeenkomstig de wetgeving van de Gemeenschap respectievelijk Rusland.
g. ,,Transacties’’: het verrichten van economische activiteiten.
Voor de in artikel 29 bedoelde financie¨le diensten wordt onder ,,trans- acties’’ verstaan het verrichten van alle economische activiteiten waar- voor de vennootschap van de bevoegde autoriteiten een vergunning heeft ontvangen overeenkomstig de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalin- gen van elke Partij.
h. ,,Vennootschap uit de Gemeenschap’’ of ,,Russische vennoot- schap’’: een overeenkomstig het recht van een Lid-Staat respectievelijk Rusland opgerichte vennootschap die haar statutaire zetel, hoofdbestuur of hoofdvestiging op het grondgebied van de Gemeenschap respectieve- lijk Rusland heeft. Indien een overeenkomstig het recht van een Lid- Staat respectievelijk Rusland opgerichte vennootschap enkel haar statu- taire zetel op het grondgebied van de Gemeenschap respectievelijk Rusland heeft, wordt deze vennootschap als een vennootschap uit de Gemeenschap respectievelijk een Russische vennootschap beschouwd, indien uit haar transacties een werkelijke en permanente band met de economie van een Lid-Staat respectievelijk Rusland naar voren treedt.
Wat het internationale vervoer over zee betreft zijn de bepalingen van dit hoofdstuk en van hoofdstuk III eveneens van toepassing op buiten de Gemeenschap of Rusland gevestigde scheepvaartmaatschappijen waar- over onderdanen van de Gemeenschap respectievelijk Rusland zeggen- schap hebben, indien de vaartuigen van deze scheepvaartmaatschappijen in die Lid-Staat respectievelijk in Rusland geregistreerd zijn overeen- komstig de respectieve wettelijke regelingen van de Gemeenschap en Rusland.
Voor de toepassing van deze bepaling wordt onder internationaal ver- voer over zee onder meer verstaan het intermodale vervoer dat ten dele over zee plaatsvindt, onverminderd de nationale bepalingen betreffende het vervoer van goederen en passagiers met andere wijzen van vervoer.
i. Wat de in bijlage 6, deel B, bedoelde bancaire diensten betreft, wordt voor de toepassing van artikel 29 en bijlage 7 onder ,,dochteron- derneming uit de Gemeenschap’’ of ,,Russische dochteronderneming’’, als omschreven onder e, verstaan een dochteronderneming die een bank is in de zin van de ter zake geldende wetgeving van een Lid-Staat res- pectievelijk Rusland.
Wat de in bijlage 6, deel B, bedoelde bancaire diensten betreft, wordt voor de toepassing van artikel 29 en bijlage 7 onder ,,vennootschap uit de Gemeenschap’’ of ,,Russische vennootschap’’, als omschreven onder h, verstaan een vennootschap die een bank is in de zin van de ter zake geldende wetgeving van een Lid-Staat respectievelijk Rusland.
Artikel 31
In afwijking van artikel 100 beletten de bepalingen van deze titel een Partij niet de maatregelen te nemen die zij noodzakelijk acht om te voor- komen dat de door haar genomen maatregelen in verband met de toe- gang van derde landen tot haar markten door middel van deze Overeen- komst worden omzeild.
Artikel 32
1. In afwijking van het bepaalde in hoofdstuk I heeft een op het grondgebied van Rusland respectievelijk de Gemeenschap gevestigde vennootschap uit de Gemeenschap respectievelijk Rusland het recht, met inachtneming van de wetgeving van het gastland van vestiging, op het grondgebied van de Gemeenschap respectievelijk Rusland werknemers die onderdaan zijn van een Lid-Staat respectievelijk Rusland in dienst te nemen of deze door een van haar dochterondernemingen, filialen of joint ventures in dienst te laten nemen, mits deze werknemers een sleutelpo- sitie in de zin van lid 2 van dit artikel bekleden en zij uitsluitend door vennootschappen, dochterondernemingen, filialen of joint ventures te- werkgesteld worden. De verblijfs- en werkvergunningen van deze werk- nemers dekken slechts de tijd van die tewerkstelling.
2. Werknemers met een sleutelpositie die in dienst zijn van de boven- genoemde vennootschappen, hierna ,,organisaties’’ genoemd, zijn ,,bin- nen de onderneming overgeplaatste personen’’ als omschreven onder c van de hierna volgende categoriee¨n, met dien verstande dat de organisa- tie een rechtspersoon is en de betrokkenen gedurende tenminste het onmiddellijk aan de overplaatsing voorafgaande jaar in dienst waren van deze organisatie of daarin partners (doch geen aandeelhouders met een meerderheidsparticipatie) waren:
a. leden van het hogere kader van een organisatie die in de eerste plaats verantwoordelijk zijn voor het management van de vestiging (fili- aal, dochteronderneming of joint venture) onder het algemene toezicht en de leiding van de raad van bestuur of de aandeelhouders of daarmee gelijkgestelde personen. Hun taken omvatten:
– de leiding van de vestiging of een afdeling of onderafdeling daar- van;
– toezicht en controle op de werkzaamheden van andere toezichthou- dende, hooggespecialiseerde of leidinggevende werknemers;
– de persoonlijke bevoegdheid werknemers in dienst te nemen en te ontslaan of de indienstneming of het ontslag van werknemers of andere maatregelen in het kader van het personeelsbeleid aan te bevelen;
b. binnen een organisatie werkzame personen die beschikken over bijzondere kennis die van wezenlijk belang is voor de dienstverlening van de vestiging, de onderzoeksuitrusting, de technische werkzaamhe- den of het management. Afgezien van de voor het functioneren van de betrokken vestiging vereiste specifieke kennis, kan deze kennis bestaan
in een hoog bekwaamheidsniveau voor de uitvoering van bepaalde werk- zaamheden of het uitoefenen van een bepaald beroep waarvoor speci- fieke technische vaardigheden vereist zijn, met inbegrip van, in voorko- mend geval, het lidmaatschap van een erkende beroepsgroep;
c. een ,,binnen de onderneming overgeplaatste persoon’’ is een na- tuurlijke persoon die voor een organisatie op het grondgebied van een Partij werkzaam is en die tijdelijk wordt overgeplaatst in het kader van economische activiteiten op het grondgebied van de andere Partij. De hoofdvestiging van de betrokken organisatie dient op het grondgebied van een Partij te zijn gevestigd en de overplaatsing dient te geschieden naar een vestiging van deze organisatie die op het grondgebied van de andere Partij daadwerkelijk soortgelijke economische activiteiten verricht.
Artikel 33
Wat de vestiging en, voor zover deze overeenkomst hierin niet voor- ziet, de werking van elkaars vennootschappen op hun grondgebied betreft, erkennen de Partijen dat het belangrijk is elkaar de nationale behandeling toe te kennen en komen zij overeen de mogelijkheid te onderzoeken om op een voor beide Partijen aanvaardbare grondslag en met inachtneming van de aanbevelingen van de Samenwerkingsraad daartoe strekkende maatregelen te nemen.
Artikel 34
1. De Partijen vermijden in zoverre mogelijk het nemen van maatre- gelen of het ontplooien van activiteiten die de voorwaarden voor de ves- tiging en de werking van vennootschappen uit de andere Partij restric- tiever maken dan op de dag voorafgaande aan de datum van ondertekening van deze Overeenkomst het geval was.
2. Uiterlijk aan het einde van het derde jaar na de ondertekening van deze Overeenkomst en vervolgens eenmaal per jaar onderzoeken de par- tijen in het kader van de Samenwerkingsraad:
– de door elke Partij sedert de datum van ondertekening van deze Overeenkomst genomen maatregelen die gevolgen hebben voor de ves- tiging of de werking van vennootschappen van een Partij op het grond- gebied van de andere Partij en waarop de in artikel 28 bedoelde verbin- tenissen betrekking hebben; en
– of het voor de Partijen mogelijk is:
= de verbintenis op te nemen geen maatregelen te nemen of acties te ondernemen die de voorwaarden voor de vestiging en de wer- king van elkaars vennootschappen restrictiever kunnen maken dan ten tijde van dit onderzoek het geval was, voor zover deze Overeenkomst daarin niet reeds voorziet, of
= andere verbintenissen aan te gaan die hun vrijheid van handelen beperken
op gebieden die tussen de Partijen zijn overeengekomen op grond van de in artikel 28 genoemde verbintenissen.
Indien een Partij na een dergelijk onderzoek van mening is dat de andere Partij sedert de ondertekening van deze Overeenkomst maatrege- len heeft genomen die tot een situatie hebben geleid die, wat de vesti- ging of de werking van vennootschappen van de eerste Partij op het grondgebied van de andere Partij betreft aanmerkelijk restrictiever is dan de situatie op de datum van ondertekening van deze Overeenkomst, kan deze Partij de andere Partij verzoeken met haar in overleg te treden. In dat geval zijn de bepalingen van deel A van bijlage 8 van toepassing.
3. Ter bevordering van de doelstellingen van dit artikel worden maat- regelen genomen als bedoeld in deel B van bijlage 8.
4. De bepalingen van dit artikel laten die van artikel 51 onverlet. De omstandigheden waarop artikel 51 van toepassing is, worden uitsluitend beheerst door de bepalingen van dat artikel, met uitsluiting van elk ander artikel.
Artikel 35
1. Artikel 28 is niet van toepassing op het vervoer door de lucht, over binnenwateren en over zee.
2. Wat evenwel de hierna opgesomde activiteiten van scheepvaart- ondernemingen op het gebied van diensten aan het internationale ver- voer over zee betreft, met inbegrip van het intermodale vervoer dat ten dele over zee plaatsvindt, biedt elke Partij aan vennootschappen van de andere Partij de mogelijkheid op haar grondgebied een handelsvertegen- woordiging in de vorm van dochterondernemingen of filialen te hebben, onder voorwaarden, wat de vestiging en de werking betreft, die niet min- der gunstig zijn dan de meest voordelige voorwaarden die zij aan haar eigen vennootschappen of aan dochterondernemingen of filialen van vennootschappen uit enig derde land toekent, een en ander in overeen- stemming met de desbetreffende wettelijke en bestuursrechtelijke bepa- lingen van elke Partij.
3. Deze activiteiten omvatten onder meer:
a. het op de markt brengen en de verkoop van maritieme vervoer- diensten en aanverwante diensten door rechtstreekse contacten met klan- ten, van prijsopgave tot facturering;
b. aankoop en wederverkoop van alle vervoerdiensten en aanver- wante diensten, met inbegrip van diensten met betrekking tot het vervoer over binnenwateren, die voor een intermodale dienstverlening vereist zijn;
c. voorbereiding van documentatie betreffende vervoersdocumenten, douanedocumenten of andere documenten in verband met de oorsprong en de aard van de vervoerde goederen;
d. het verschaffen van handelsinformatie, op enigerlei wijze, onder meer door middel van geautomatiseerde informatiesystemen en syste-
men voor elektronische gegevensuitwisseling (onverminderd alle niet- discriminerende beperkingen op het telecommunicatieverkeer);
e. het sluiten van enigerlei handelsovereenkomst met andere scheepvaartmaatschappijen;
f. optreden namens ondernemingen, onder meer voor het organise- ren van de afroep van aanvragen om scheepsruimte of, indien nodig, het overnemen van vracht.
HOOFDSTUK III GRENSOVERSCHRIJDEND DIENSTENVERKEER
Artikel 36
Voor de in bijlage 5 bij deze Overeenkomst vermelde sectoren verle- nen de Partijen elkaar een behandeling welke niet minder gunstig is dan die welke zij aan om het even welk derde land toekennen ten aanzien van de voorwaarden voor de grensoverschrijdende dienstverlening door vennootschappen uit de Gemeenschap respectievelijk Russische ven- nootschappen op het grondgebied van Rusland respectievelijk de Ge- meenschap, in overeenstemming met de op het grondgebied van de res- pectieve Partijen toepasselijke wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen.
Artikel 37
Behoudens het bepaalde in artikel 48 van deze Overeenkomst staan de Partijen voor de in bijlage 5 bij deze Overeenkomst vermelde secto- ren het tijdelijke verkeer toe van natuurlijke personen die een vennoot- schap uit de Gemeenschap of een Russische vennootschap vertegen- woordigen en om tijdelijke toegang verzoeken voor onderhandelingen over de verkoop van grensoverschrijdende diensten of voor het sluiten van overeenkomsten betreffende de verkoop van grensoverschrijdende diensten voor die vennootschap, onder de voorwaarde dat die vertegen- woordigers niet zelf betrokken zijn bij de rechtstreekse verkoop aan de gewone afnemer of bij het verstrekken van diensten.
Artikel 38
1. Voor de in bijlage 5 vermelde sectoren kan elke Partij de voorwaar- den vaststellen voor het grensoverschrijdend dienstenverkeer naar haar grondgebied. Voor zover de desbetreffende voorschriften algemeen toe- passelijk zijn, worden zij op billijke, objectieve en onpartijdige wijze toegepast.
2. Lid 1 laat het bepaalde in artikel 36 en artikel 50 onverlet.
3. Uiterlijk tegen het einde van het derde jaar na de ondertekening van deze Overeenkomst onderzoeken de Partijen in het kader van de Samenwerkingsraad:
– de door de Partijen sedert de ondertekening van de Overeenkomst genomen maatregelen die gevolgen hebben voor het grensoverschrijdend dienstenverkeer waarop artikel 36 betrekking heeft; en
– of het voor de Partijen mogelijk is:
= de verplichting op zich te nemen geen maatregelen te treffen of acties op te zetten die de voorwaarden voor het grens- overschrijdend dienstenverkeer waarop artikel 36 betrekking heeft restrictiever kunnen maken dan zij zijn in de op het ogen- blik van het onderzoek bestaande situatie;
= andere verplichtingen op zich te nemen die hun vrijheid van han- delen kunnen beperken op de met betrekking tot de in het kader van artikel 36 aangegane verbintenissen door de Partijen over- eengekomen gebieden.
Indien een Partij naar aanleiding van een dergelijk onderzoek van mening is dat door de andere Partij sedert de ondertekening van de Over- eenkomst genomen maatregelen een situatie tot gevolg hebben die met betrekking tot het grensoverschrijdend dienstenverkeer waarop artikel 36 betrekking heeft, veel restrictiever is dan die welke op de datum van ondertekening van deze Overeenkomst bestond, kan de eerste Partij de andere Partij verzoeken overleg te plegen. In dat geval zijn de bepalin- gen van deel A van bijlage 8 van toepassing.
4. Ter verwezenlijking van de doelstellingen van dit artikel worden maatregelen zoals omschreven in deel B van bijlage 8 genomen.
5. De bepalingen van dit artikel laten het bepaalde in artikel 51 onver- let. Met betrekking tot de in artikel 51 bedoelde situaties zijn alleen de bepalingen van dat artikel, met uitsluiting van alle andere, van toepas- sing.
Artikel 39
1. De Partijen verbinden zich ertoe het beginsel van onbeperkte toe- gang tot de internationale markt en het internationaal vervoer op com- mercie¨le basis daadwerkelijk toe te passen ten aanzien van het zee- vervoer.
a. Deze bepaling laat onverlet de rechten en verplichtingen die voort- vloeien uit de Gedragscode van de Verenigde Naties voor Lijnvaart- conferences die voor de Partijen bij deze Overeenkomst van toepassing zijn. De niet bij conferences aangesloten lijnvaartmaatschappijen kunnen vrij met een conference concurreren zolang zij zich aan het beginsel van eerlijke concurrentie op commercie¨le basis houden.
b. De Partijen bevestigen dat zij de vrije concurrentie fundamenteel achten voor het handelsverkeer in droge en vloeibare bulkgoederen.
2. De Partijen verbinden zich ertoe bij de toepassing van de beginse- len van lid 1:
a. vanaf de inwerkingtreding van deze Overeenkomst in hun weder- zijdse handelsrelaties geen bepalingen inzake vrachtverdeling van bila- terale overeenkomsten tussen een Lid-Staat en de voormalige USSR toe te passen;
b. geen bepalingen inzake vrachtverdeling op te nemen in toekom- stige bilaterale overeenkomsten met derde landen betreffende het han- delsverkeer in droge en vloeibare bulkgoederen en betreffende het lijn- verkeer. Dit sluit evenwel niet uit dat dergelijke bepalingen worden vastgesteld met betrekking tot het lijnvrachtverkeer in die uitzonderlijke gevallen waarin de lijnvaartmaatschappijen van een Partij bij deze Over- eenkomst anders geen ree¨le kans zouden krijgen om aan het handelsver- keer van en naar het betrokken derde land deel te nemen;
c. bij het in werking treden van deze Overeenkomst alle unilaterale maatregelen en administratieve, technische en andere belemmeringen op te heffen die een verkapte beperking zouden kunnen vormen op of dis- criminerende gevolgen zouden kunnen hebben voor de vrije dienstver- richting in het internationaal maritiem vervoer.
Elke Partij verleent aan de schepen die worden gebruikt voor het ver- voer van goederen, passagiers of beide, en die de vlag van de andere Partij voeren, inter alia geen minder gunstige behandeling dan die welke zij aan haar eigen schepen verleent ten aanzien van de toegang tot de voor buitenlandse vaartuigen toegankelijke havens, het gebruik van de infrastructuur en van de maritieme hulpdiensten van die havens, evenals de daarmee verband houdende vergoedingen en kosten, de douane- faciliteiten en de toewijzing van aanlegplaatsen en installaties voor het laden en lossen.
3. De partijen komen overeen dat zij, na de inwerkingtreding van deze Overeenkomst en niet later dan 31 december 1996, onderhandelin- gen zullen voeren over het in opeenvolgende fasen openstellen van hun binnenwateren voor de onderdanen en scheepvaartmaatschappijen van de andere Partij, met het oog op de vrijmaking van de op het internatio- nale zeevervoer aansluitende diensten op de binnenwateren.
Artikel 40
Ten einde gunstige voorwaarden voor het spoorwegvervoer tussen de Partijen tot stand te brengen is tussen de Partijen overeengekomen dat zij in het kader van deze Overeenkomst en via geschikte bilaterale en multilaterale regelingen het volgende zullen bevorderen:
– de vereenvoudiging van de douane- en andere grensformaliteiten voor vracht en voor rollend materieel;
– de samenwerking voor het ontwerpen van geschikt rollend materi- eel dat aan de eisen van het internationaal verkeer beantwoordt;
– de onderlinge aanpassing van de voorschriften en procedures voor het internationale vervoer;
– de beveiliging en uitbreiding van het internationaal personenver- voer tussen de Lid-Staten en Rusland.
Artikel 41
In het kader van de samenwerking worden er met betrekking tot lan- ceringen en transport in de ruimte eerlijke, evenwichtige, op de concur- rentie gerichte en op gezonde economische beginselen steunende voor- waarden gehanteerd en worden er met name stappen ondernomen om te komen tot onderhandelingen over en de tenuitvoerlegging van multila- terale regels betreffende de internationale handel in op lanceringen en transport in de ruimte betrekking hebbende diensten.
Tijdens de tot het jaar 2000 lopende overgangsperiode worden voor- waarden overeengekomen voor de op ruimtelanceringen betrekking heb- bende dienstverlening.
Artikel 42
De Partijen streven ernaar elkaar alle mogelijke bijstand te verlenen met betrekking tot maatregelen die de grensoverschrijdende handel in mobiele satellietcommunicatiemiddelen op hun respectieve grondgebie- den bevorderen, in overeenstemming met de respectieve wetgevingen, procedures en voorwaarden van elke Partij. De Partijen komen in 1996 bijeen ter overweging van de mogelijkheid om elkaar met betrekking tot mobiele satellietdiensten een meestbegunstigingsbehandeling te verle- nen.
Artikel 43
Met het oog op een gecoo¨rdineerde en aan hun commercie¨le behoef- ten aangepaste ontwikkeling van het vervoer tussen de Partijen kunnen deze na de inwerkingtreding van deze Overeenkomst bijzondere over- eenkomsten sluiten met betrekking tot de voorwaarden voor de weder- zijdse toegang tot elkaars markten en het verlenen van diensten in de vervoerssector, voor zover bedoelde voorwaarden nog niet in deze Over- eenkomst zijn vastgelegd. Deze overeenkomsten kunnen op meer dan e´e´n of op slechts e´e´n enkele vervoertak betrekking hebben.
HOOFDSTUK IV ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 44
Voor de toepassing van de hoofdstukken II en III en van Titel V wordt geen rekening gehouden met de behandeling die door de Gemeenschap, haar Lid-Staten of Rusland wordt toegekend op grond van de verbinte- nissen welke in het kader van overeenkomsten inzake economische inte- gratie zijn aangegaan.
Artikel 45
Vennootschappen waarover de zeggenschap berust bij en die de exclu- sieve eigendom zijn van vennootschappen uit de Gemeenschap en Rus- sische vennootschappen gezamenlijk, komen eveneens in aanmerking voor de bepalingen van de hoofdstukken II en III van deze titel en van titel V.
Artikel 46
1. De bepalingen van deze titel worden toegepast behoudens beper- kingen die gerechtvaardigd zijn uit hoofde van de openbare orde, de openbare veiligheid en de volksgezondheid.
2. Zij zijn niet van toepassing op de werkzaamheden die op het grondgebied van elke partij, zij het slechts occasioneel, verband houden met de uitoefening van het openbare gezag.
Artikel 47
De Samenwerkingsraad doet aanbevelingen met betrekking tot de ver- dere liberalisering van het dienstenverkeer, rekening houdende met de ontwikkeling van de dienstensectoren van de Partijen en met de andere door de Partijen aangegane internationale verbintenissen, vooral in het licht van de eindresultaten van de onderhandelingen betreffende de Algemene Overeenkomst inzake de Handel in Diensten, hierna de
,,GATS’’ te noemen.
Artikel 48
Voor de toepassing van deze titel belet geen enkele bepaling van deze Overeenkomst de Partijen hun wettelijke en bestuursrechtelijke bepalin- gen betreffende toelating en verblijf, het verrichten van werk, arbeids- voorwaarden, de vestiging van natuurlijke personen en het verrichten van diensten toe te passen, mits zij dat niet op zodanige wijze doen dat de voor een Partij uit een specifieke bepaling van deze Overeenkomst voortvloeiende voordelen teniet worden gedaan of beperkt. Deze bepa- ling laat de toepassing van artikel 46 onverlet.
Artikel 49
1. De overeenkomstig de bepalingen van deze titel of titel V toege- kende meestbegunstigingsbehandeling is niet van toepassing op de be- lastingvoordelen waarin de Partijen voorzien of in de toekomst zullen voorzien in het kader van overeenkomsten ter voorkoming van dubbele belasting of andere fiscale regelingen.
2. Niets in deze titel of in titel V kan worden uitgelegd als een belet- sel voor het vaststellen of doen naleven door de Partijen van maatrege- len ter voorkoming van belastingvermijding of -ontduiking overeenkom- stig de bepalingen van overeenkomsten ter voorkoming van dubbele belasting en andere fiscale regelingen, of de nationale fiscale wetgeving.
3. Niets in deze titel of in titel V kan worden uitgelegd als een belet- sel voor de Lid-Staten of Rusland om bij de toepassing van de desbe- treffende bepalingen van hun fiscaal recht een onderscheid te maken tus- sen belastingplichtigen die zich niet in identieke situaties bevinden, inzonderheid met betrekking tot hun woonplaats.
Artikel 50
Onverminderd de artikelen 32 en 37 kan geen enkele bepaling van de hoofdstukken II, III en IV worden uitgelegd als zou zij het recht verle- nen:
– aan onderdanen van de Lid-Staten respectievelijk Rusland zich op het grondgebied van Rusland respectievelijk de Gemeenschap te bege- ven of aldaar te verblijven in ongeacht welke hoedanigheid en met name als aandeelhouder of partner, beheerder of werknemer van een vennoot- schap dan wel als verstrekker of ontvanger van diensten;
– aan dochterondernemingen of filialen van Russische vennootschap- pen in de Gemeenschap tot het op het grondgebied van de Gemeenschap in dienst nemen of hebben van onderdanen van Rusland;
– aan dochterondernemingen of filialen van vennootschappen uit de Gemeenschap in Rusland tot het op het grondgebied van Rusland in dienst nemen of hebben van onderdanen van de Lid-Staten;
– aan Russische vennootschappen dan wel dochterondernemingen of filialen van Russische vennootschappen in de Gemeenschap tot het voor- zien in arbeidskrachten die onderdaan zijn van Rusland en die namens of onder het toezicht van andere personen optreden in het kader van tij- delijke arbeidsovereenkomsten;
– aan vennootschappen uit de Gemeenschap dan wel dochteronderne- mingen of filialen van vennootschappen uit de Gemeenschap in Rusland tot het voorzien in arbeidskrachten die onderdanen van Lid-Staten zijn en die namens of onder het toezicht van andere personen optreden in het kader van tijdelijke arbeidsovereenkomsten.
Artikel 51
1. De in het kader van deze Overeenkomst door een Partij aan de andere toegekende behandeling is met ingang van de termijn van een maand vo´o´r het in werking treden van de daarop betrekking hebbende voorschriften van de GATS, met betrekking tot de sectoren of maatre- gelen waarop de GATS betrekking heeft, in geen enkel geval gunstiger dan die welke door de eerste Partij in het kader van de GATS en met betrekking tot om het even welke dienstensector, dienstensubsector en wijze van dienstverlening wordt toegekend.
2. Onverminderd het automatisch karakter van het bepaalde in lid 1, stelt de Partij die in het kader van de GATS verplichtingen op zich heeft genomen, de andere Partij in kennis van de desbetreffende bepalingen en de daaruit voor deze Overeenkomst voortvloeiende aanpassingen.
3. Binnen een maand nadat zij van de Partij die in het kader van de GATS verplichtingen op zich heeft genomen, de in lid 2 bedoelde infor- matie heeft ontvangen, kan de andere Partij aan de eerste Partij kennis- geving doen van haar voornemen haar verplichtingen in het kader van deze titel aan te passen en die aanpassingen op de volgende wijze tot stand brengen:
– indien een dienstensector, dienstensubsector of wijze van dienstver- lening op grond van lid 1 van deze Overeenkomst wordt uitgesloten dan wel aan beperkingen of aan de vervulling van voorwaarden wordt onder- worpen, kan dezelfde sector, subsector of wijze van dienstverlening wor- den uitgesloten dan wel aan dezelfde beperkingen of de vervulling van identieke of gelijkaardige voorwaarden worden onderworpen.
4. Deze aanpassingen door de andere Partij moeten tot gevolg hebben dat het evenwicht tussen de verplichtingen van de Partijen wordt her- steld.
5. Indien een Partij van oordeel is dat de op grond van lid 3 gemaakte aanpassingen niet hebben geleid tot een herstel van het evenwicht tus- sen de verplichtingen van de Partijen, kan die Partij de andere Partij ver- zoeken binnen 30 dagen overleg te plegen ten einde tot een bevredi- gende oplossing te komen door middel van om het even welke geschikte aanpassing van haar verplichtingen in het kader van deze titel.
6. Indien binnen 30 dagen na het aanvatten van dat overleg geen bevredigende oplossing is gevonden, zijn, indien een Partij daarom ver- zoekt, de procedures van artikel 101 van toepassing.
TITEL V
BETALINGS- EN KAPITAALVERKEER
Artikel 52
1. De Partijen verbinden zich ertoe machtiging te verlenen tot alle betaalverrichtingen op de lopende rekening van de betalingsbalans in vrij convertibele valuta tussen inwoners van de Gemeenschap en van Rusland voor zover deze verrichtingen betrekking hebben op het verkeer van goederen, diensten of personen in overeenstemming met de bepalin- gen van deze Overeenkomst.
2. Het vrije kapitaalverkeer tussen inwoners van de Gemeenschap en van Rusland in de vorm van directe investeringen in vennootschappen die in overeenstemming met de wetten van het gastland zijn opgericht, en directe investeringen in overeenstemming met hoofdstuk II van titel IV, alsook de overmaking naar het buitenland van deze investeringen met inbegrip van alle compensatie-uitkeringen naar aanleiding van maat- regelen zoals bijvoorbeeld onteigeningsbesluiten, nationalisatie of maat- regelen van gelijke strekking, en van alle opbrengsten daarvan, worden gegarandeerd.
3. Het bepaalde in lid 2 belet Rusland niet beperkingen op te leggen op directe investeringen in het buitenland door inwoners van Rusland. Vijf jaar na de inwerkingtreding van deze Overeenkomst plegen de Par- tijen, met inachtneming van alle relevante monetaire, fiscale en finan- cie¨le overwegingen, overleg over het in stand houden van deze beper- kingen.
4. De kapitaalovermakingen waarop lid 2 betrekking heeft, hebben plaats tegen dezelfde wisselkoersvoorwaarden als die voor de lopende transacties.
5. Onverminderd de leden 6 en 7 stellen de Partijen, na het verstrij- ken van een overgangsperiode van 5 jaar na de inwerkingtreding van deze Overeenkomst, geen nieuwe beperkingen in op het kapitaalverkeer en de daarmee verband houdende lopende betalingen tussen inwoners van de Gemeenschap en van Rusland, en stellen zij geen meer restric- tieve regelingen dan de bestaande vast. De invoering van beperkingen in de loop van de overgangsperiode bedoeld in de eeste zin van dit lid, laat evenwel de rechten en verplichtingen van de Partijen op grond van de leden 2, 3, 4 en 9 van dit artikel onverlet.
6. Nadat het in lid 5 bedoelde verbod van kracht is geworden en onverminderd de leden 1 en 2 kunnen de Gemeenschap en Rusland in uitzonderlijke omstandigheden, wanneer kapitaalverkeer tussen inwo- ners van de Gemeenschap en van Rusland oorzaak is of dreigt te zijn van ernstige moeilijkheden voor de toepassing van het wisselkoersbeleid of het monetaire beleid in de Gemeenschap of in Rusland, elk voor zich vrijwaringsmaatregelen nemen met betrekking tot het kapitaalverkeer tussen de Gemeenschap en Rusland voor een periode van niet meer dan zes maanden, indien het volstrekt nodig is dergelijke maatregelen te nemen.
7. In het kader van dit artikel kan Rusland, in afwachting van een vol- ledige convertibiliteit van de munteenheid van Rusland in de zin van artikel VIII van de Overeenkomst betreffende het Internationaal Mone- tair Fonds (IMF), deviezenbeperkingen in verband met het verlenen of opnemen van financieel krediet op korte en middellange termijn toepas- sen, voor zover deze beperkingen aan Rusland voor het verlenen van dergelijke kredieten worden opgelegd en op grond van de IMF-status van Rusland zijn toegestaan.
Rusland past deze beperkingen op niet-discriminerende wijze toe. Zij dienen zodanig te worden toegepast dat zij de uitvoering van deze Over- eenkomst zo weinig mogelijk verstoren. Rusland doet aan de Samenwerkingsraad onverwijld mededeling van de invoering en van alle wijzigingen van dergelijke maatregelen.
8. De Partijen plegen overleg met het oog op de vergemakkelijking van het kapitaalverkeer tussen de Gemeenschap en Rusland ten einde de verwezenlijking van de doelstellingen van deze Overeenkomst te bevor- deren. De Partijen streven in het bijzonder de verdere liberalisering na
van kapitaalverkeer dat betrekking heeft op portefeuillebeleggingen en handelskrediet, en kapitaalverkeer dat betrekking heeft op financie¨le leningen en krediet van inwoners van de Gemeenschap aan inwoners van Rusland. De Samenwerkingsraad doet binnen de eerste vijf jaar na de inwerkingtreding van deze Overeenkomst de daarmee verband hou- dende aanbevelingen.
9. De Partijen verlenen elkaar met betrekking tot de vrijheid van de lopende betalingen en kapitaalverrichtingen en met betrekking tot de betaalmethoden een meestbegunstigingsbehandeling.
TITEL VI
MEDEDINGING, BESCHERMING VAN INTELLECTUELE, INDUSTRIËLE EN COMMERCIËLE EIGENDOM, SAMENWER- KING OP HET GEBIED VAN DE WETGEVING
Artikel 53
Mededinging
1. De Partijen komen overeen, door de toepassing van hun mededingingsvoorschriften of anderszins, te bewerkstelligen dat beper- kingen van de mededinging door ondernemingen of ten gevolge van overheidsmaatregelen, voor zover zij de handel tussen de Gemeenschap en Rusland ongunstig kunnen be¨ınvloeden, ongedaan worden gemaakt of worden opgeheven.
2. Met het oog op de verwezenlijking van de in lid 1 genoemde doel- stellingen:
2.1. zorgen de Partijen ervoor dat zij over wetgeving beschikken ter bestrijding van mededingingsbeperkingen door de onder hun rechtsbe- voegdheid vallende ondernemingen en op de naleving ervan toezien;
2.2. zien de partijen af van het verlenen van steun voor de uitvoer ter begunstiging van bepaalde ondernemingen of van de vervaardiging van produkten welke geen basisprodukten zijn. De Partijen verklaren zich bovendien bereid met ingang van het derde jaar na de datum van inwer- kingtreding van deze Overeenkomst met betrekking tot andere steun- maatregelen die de mededinging vervalsen of dreigen te vervalsen en voor zover zij de handel tussen de Gemeenschap en Rusland ongunstig be¨ınvloeden, strenge voorschriften in te voeren, met inbegrip van een volledig verbod op bepaalde steunmaatregelen. Zij definie¨ren gezamen- lijk deze verschillende categoriee¨n steunmaatregelen en de op ieder daarvan toepasselijke voorschriften binnen een termijn van drie jaar na de inwerkingtreding van deze Overeenkomst.
De ene Partij verstrekt de andere op haar verzoek informatie over haar steunprogramma’s of over bepaalde afzonderlijke gevallen van staats- steun;
2.3. kan Rusland gedurende een overgangsperiode die vijf jaar na de inwerkingtreding van de Overeenkomst afloopt, maatregelen nemen die in strijd zijn met de tweede zin van lid 2, punt 2, op voorwaarde dat deze maatregelen worden ingevoerd en toegepast in de in bijlage 9 bedoelde omstandigheden;
2.4. verklaren de Partijen zich met betrekking tot de staatsmonopolies van commercie¨le aard bereid vanaf het derde jaar na de inwerkingtre- ding van deze Overeenkomst erop toe te zien dat niet wordt gediscrimi- neerd tussen onderdanen en vennootschappen van de Partijen met be- trekking tot de voorwaarden waaronder goederen worden aangeschaft of verkocht;
verklaren de Partijen zich met betrekking tot de overheids- ondernemingen of ondernemingen waaraan de Lid-Staten of Rusland exclusieve rechten toekennen, bereid vanaf het derde jaar na de inwer- kingtreding van deze Overeenkomst erop toe te zien dat geen maatrege- len worden vastgesteld of gehandhaafd die voor de respectieve belangen van de Partijen nadelige distorsies van de handel tussen de Gemeen- schap en Rusland tot gevolg hebben ; deze bepaling vormt geen juridi- sche of feitelijke belemmering voor de vervulling van de aan bedoelde ondernemingen opgedragen bijzondere taken;
2.5. kan de in lid 2, punten 2 en 4, genoemde termijn in onderlinge overeenstemming tussen de Partijen worden verlengd.
3. Op verzoek van de Gemeenschap of Rusland kan binnen het Samenwerkingscomite´ overleg plaatshebben over de in leden 1 en 2 bedoelde beperkingen of vervalsing van de mededinging en over het doen naleven van de mededingingsvoorschriften, met inachtneming van de wettelijke beperkingen betreffende de bekendmaking van gegevens, de vertrouwelijkheid van informatie en het bedrijfsgeheim. Het overleg kan eveneens betrekking hebben op problemen in verband met de uit- legging van de leden 1 en 2.
4. De Partij met ervaring op het gebied van de toepassing van mededingingsvoorschriften stelt alles in het werk om de andere Partij, op haar verzoek en binnen de grenzen van de beschikbare middelen, technische bijstand te verlenen met betrekking tot de uitwerking en ten- uitvoerlegging van mededingingsvoorschriften.
5. Bovenstaande bepalingen doen op geen enkele wijze afbreuk aan de rechten van een Partij om afdoende maatregelen, en met name die bedoeld in artikel 18, te nemen met betrekking tot distorsies van de han- del.
Artikel 54
Bescherming van intellectuele, industrie¨le en commercie¨le eigendom
1. In overeenstemming met de bepalingen van dit artikel en van bij- lage 10 bevestigen de Partijen het belang dat zij hechten aan een toerei-
kende en doeltreffende bescherming en eerbiediging van de intellectuele, industrie¨le en commercie¨le eigendomsrechten.
2. De Partijen bevestigen het belang dat zij hechten aan de verplich- tingen welke voortvloeien uit de volgende multilaterale overeenkomsten:
– het Verdrag van Parijs tot bescherming van de industrie¨le eigendom (Akte van Stockholm, 1967, gewijzigd in 1979);
– de Schikking van Madrid betreffende de internationale inschrijving van merken (Akte van Stockholm, 1967, gewijzigd in 1979);
– de Overeenkomst van Nice betreffende de internationale classifica- tie van de waren en diensten ten behoeve van de inschrijving van mer- ken (Gene`ve 1977, gewijzigd in 1979);
– het Verdrag van Boedapest inzake de internationale erkenning van het depot van micro-organismen ten dienste van de octrooiverlening (1977, gewijzigd in 1980);
– het Verdrag tot samenwerking inzake octrooien (Washington 1970, aangepast en gewijzigd in 1979 en 1984);
– het Protocol bij de Schikking van Madrid inzake de internationale inschrijving van merken (Madrid, 1989).
3. De Partijen bespreken in overeenstemming met artikel 90 geregeld de tenuitvoerlegging van dit artikel en van bijlage 10. Indien op het gebied van de intellectuele, industrie¨le en commercie¨le eigendom er zich problemen voordoen welke de handelsvoorwaarden be¨ınvloeden, wordt op verzoek van om het even welke van de Partijen dringend overleg gepleegd ten einde tot wederzijds bevredigende oplossingen te komen.
Artikel 55
Samenwerking op het gebied van wetgeving
1. De Partijen erkennen dat een voorname voorwaarde voor het ver- sterken van de economische banden tussen Rusland en de Gemeenschap de aanpassing van de wetgeving van Rusland aan die van de Gemeen- schap is. Rusland doet het nodige om ervoor te zorgen dat zijn wetge- ving geleidelijk in overeenstemming met die van de Gemeenschap wordt gebracht.
2. De aanpassing van de wetgeving omvat in het bijzonder de vol- gende terreinen: vennootschapsrecht, bankrecht, boekhoudkundige re- gels voor vennootschappen, vennootschapsbelastingen, bescherming van werknemers op de arbeidsplaats, financie¨le diensten, mededingingsregels, overheidsopdrachten, bescherming van de gezondheid en het leven van personen, dieren en planten, milieu, consumentenbescherming, indirecte belastingen, douanewetgeving, technische voorschriften en normen, wet- telijke en bestuursrechtelijke voorschriften inzake kernenergie, vervoer.
TITEL VII ECONOMISCHE SAMENWERKING
Artikel 56
1. De Gemeenschap en Rusland bestrijken in hun bevordering van de samenwerking op economisch gebied een breed spectrum, ten einde aldus bij te dragen tot de ontwikkeling van hun respectieve economiee¨n, de totstandbrenging van een gunstig internationaal economisch klimaat en de integratie van Rusland en een ruimer Europees samenwerkings- gebied. Deze samenwerking versterkt en ontwikkelt de economische banden ten voordele van beide Partijen.
2. Het beleid en de andere maatregelen van de Partijen met betrek- king tot deze titel dienen met name gericht te zijn op de totstandbren- ging van economische en sociale hervormingen en herstructurering in Rusland, en gaan uit van de eisen van duurzame en harmonische sociale ontwikkeling; ook de milieu-aspecten dienen volledig in die maatrege- len te worden ge¨ıntegreerd.
3. De samenwerking heeft, inter alia, betrekking op:
– de ontwikkeling van hun respectieve industrie¨le sectoren en ver- voerssectoren;
– het opsporen van nieuwe voorzieningsbronnen en nieuwe markten;
– het stimuleren van technologische en wetenschappelijke vooruit- gang;
– het bevorderen van een gestadige sociale ontwikkeling en ontwik- keling van het menselijk potentieel en van de lokale werkgelegenheid;
– het bevorderen van de regionale samenwerking met het oog op een harmonische en duurzame ontwikkeling ervan.
4. De Partijen beschouwen het als noodzakelijk dat zij, tegelijk met de totstandbrenging van partnerschapsbetrekkingen en onderlinge sa- menwerking, de samenwerking met andere Europese Staten en met andere landen van de voormalige USSR in stand houden en ontwikke- len met het oog op een harmonische ontwikkeling van de regio, en stel- len alles in het werk om dit proces aan te moedigen.
5. In voorkomend geval kunnen de economische samenwerking en de andere vormen van samenwerking waarin deze Overeenkomst voorziet, worden ondersteund door de Gemeenschap op basis van de verordenin- gen van de Raad van de Europese Unie met betrekking tot technische bijstand aan de landen van de voormalige USSR, met inachtneming van de door de Partijen overeengekomen prioriteiten. Er kan eveneens steun worden verleend via de andere eventueel beschikbare communautaire instrumenten.
Speciale aandacht wordt door de Partijen verleend aan maatregelen welke de samenwerking met de andere landen van de voormalige USSR kunnen bevorderen.
6. De bepalingen van deze titel laten de handhaving van de mededingingsregels van de Partijen en van de bijzondere mededingings- voorschriften voor ondernemingen van deze Overeenkomst onverlet.
Artikel 57
Industrie¨le samenwerking
1. Bij de samenwerking wordt in het bijzonder de bevordering nage- streefd van:
– de ontwikkeling van commercie¨le banden tussen bedrijven met inbegrip van kleine en middelgrote ondernemingen;
– de verbetering van de bedrijfsvoering op ondernemingsniveau;
– het privatiseringsproces in de context van een economische her- structurering en versterking van de particuliere sector;
– maatregelen in zowel de overheidssector als in de particuliere sec- tor om de industrie te herstructureren en te moderniseren gedurende een overgangsperiode die moet leiden naar een markteconomie en onder voorwaarden die gericht zijn op de bescherming van het milieu en op een duurzame ontwikkeling;
– de omschakeling van de defensie-industrie;
– de uitwerking van de nodige op de marktmechanismen afgestemde commercie¨le regels en handelwijzen evenals de overdracht van know- how.
2. Initiatieven op het gebied van de industrie¨le samenwerking worden genomen met inachtneming van de door de Gemeenschap en Rusland vastgestelde prioriteiten. De initiatieven dienen in het bijzonder gericht te zijn op het opzetten van geschikte structuren voor ondernemingen, de verbetering van de know-how op het gebied van de bedrijfsvoering en de bevordering van doorzichtigheid met betrekking zowel tot de mark- ten als tot de voorwaarden voor ondernemingen.
Artikel 58
Bevordering en bescherming van investeringen
1. Met inachtneming van de respectieve bevoegdheden van de Ge- meenschap en de Lid-Staten is de samenwerking gericht op het cree¨ren van een gunstig klimaat voor binnen- en buitenlandse investeringen, met name door betere voorwaarden voor de bescherming van investeringen, en door de mogelijkheid van kapitaalovermakingen en de uitwisseling van informatie over investeringsmogelijkheden.
2. De samenwerking is in het bijzonder gericht op de volgende doel- stellingen:
– de sluiting, waar nodig, van overeenkomsten tussen de Lid-Staten en Rusland voor de bevordering en bescherming van investeringen;
– de sluiting, waar nodig, van overeenkomsten ter voorkoming van dubbele belasting tussen de Lid-Staten en Rusland;
– de uitwisseling van informatie over investeringsmogelijkheden in de vorm van onder andere handelsbeurzen, tentoonstellingen, handels- weken en andere manifestaties;
– de uitwisseling van informatie over de wettelijke en bestuurs- rechtelijke regelingen en de administratieve praktijk op het gebied van investeringen.
Artikel 59
Overheidsopdrachten
De Partijen werken samen met het oog op de vaststelling van voor- waarden voor de gunning via openbare en op mededinging gebaseerde procedures van contracten, met name door middel van aanbestedingen.
Artikel 60
Normen en overeenstemmingsbeoordeling; consumentenbescherming
1. De Partijen treffen binnen de grenzen van hun bevoegdheid en in overeenstemming met hun wetgeving maatregelen om de verschillen die tussen de Partijen bestaan op het gebied van de metrologie, de normali- satie en de certificatie te reduceren door aanmoediging van het gebruik van internationaal erkende instrumenten op die gebieden.
De Partijen werken op bovengenoemde gebieden nauw samen met de bevoegde Europese en andere internationale organisaties.
De Partijen stimuleren in het bijzonder de nuttige interactieve contac- ten tussen hun respectieve organisaties met de bedoeling te komen tot onderhandelingen over overeenkomsten inzake wederzijdse erkenning op het gebied van werkzaamheden in verband met de overeenstemmings- beoordeling.
2. De Partijen werken nauw samen om compatibiliteit van hun consumentenbeschermingssystemen te bereiken.
Deze samenwerking is in het bijzonder gericht op de opzet van per- manente systemen voor wederzijdse voorlichting betreffende gevaarlijke produkten, de verbetering van de aan de consument verstrekte informa- tie inzonderheid betreffende de prijzen, de kenmerken van aangeboden produkten en diensten, de ontwikkeling van contacten tussen vertegen- woordigers van de consumentenbelangen, en een toenemende overeen- stemming van het beleid inzake consumentenbescherming.
Artikel 61
Mijnbouw en grondstoffen
1. De partijen werken samen met het oog op de ontwikkeling van de sectoren mijnbouw en grondstoffen. Daarbij wordt speciale aandacht besteed aan de samenwerking in de sector non-ferrometalen.
2. De samenwerking heeft vooral betrekking op:
– de uitwisseling van informatie over alle aangelegenheden welke voor de Partijen met betrekking tot de sectoren mijnbouw en grondstof- fen van belang zijn, met inbegrip van commercie¨le aangelegenheden;
– de vaststelling en tenuitvoerlegging van milieuwetgeving;
– de opleiding.
3. Deze samenwerking wordt door de partijen geregeld besproken in het kader van een speciaal comite´ of orgaan dat in overeenstemming met artikel 93 wordt opgericht.
4. Dit artikel laat de in het bijzonder op grondstoffen betrekking heb- bende artikelen, met name de artikelen 21, 65 en 66, onverlet.
Artikel 62
Wetenschappen en technologie
1. De Partijen bevorderen de bilaterale samenwerking op het gebied van civiel wetenschappelijk onderzoek en technologische ontwikkeling (O & TO) op basis van het wederzijdse voordeel daarvan, en met inacht- neming van de omvang van de beschikbare middelen, van de nodige toe- gankelijkheid van hun respectieve programma’s en van een passend beschermingsniveau van de intellectuele, industrie¨le en commercie¨le eigendomsrechten (IER).
2. De samenwerking op het gebied van wetenschappen en technolo- gie heeft betrekking op:
– de uitwisseling van wetenschappelijke en technische informatie;
– gezamenlijke O & TO-activiteiten;
– opleidingsactiviteiten en programma’s ter bevordering van de mobi- liteit ten behoeve van aan beide zijden bij O & TO betrokken weten- schappers, onderzoekers en technici.
Voor activiteiten in het kader van deze samenwerking die betrekking hebben op onderwijs en/of opleiding, dienen de bepalingen van artikel 63 te worden inachtgenomen.
Bij de uitvoering van deze samenwerkingsactiviteiten wordt bijzon- dere aandacht besteed aan de tewerkstelling elders van wetenschappers, ingenieurs, onderzoekers en technici die zich bezig hebben gehouden met onderzoek naar en/of de produktie van massavernietigingswapens.
3. Deze samenwerking wordt ten uitvoer gelegd via afzonderlijke akkoorden waarvoor de onderhandelingen en de sluiting verlopen over- eenkomstig de door elke Partij vastgestelde procedures en waarin onder andere de passende IER-bepalingen worden opgenomen.
Artikel 63
Onderwijs en opleiding
1. De Partijen werken samen voor het optrekken van het peil van het algemene onderwijs en de beroepskwalificaties, zowel in de openbare als in de particuliere sector.
2. De samenwerking wordt in het bijzonder gericht op de volgende terreinen:
– de modernisering van het hoger onderwijs en de opleidingsstelsels in Rusland;
– de opleiding van leidinggevend personeel in de openbare en de par- ticuliere sector alsook van hogere ambtenaren op vast te stellen priori- taire terreinen;
– de samenwerking tussen universiteiten onderling en tussen univer- siteiten en ondernemingen;
– de mobiliteit van het onderwijzend personeel, afgestudeerden, jonge wetenschappers en onderzoekers, administratief personeel en jongeren in het algemeen;
– de bevordering van het onderwijs op het gebied van Europese stu- dies in de relevante instellingen;
– het aanleren van talen van de Gemeenschap en van Rusland;
– de postuniversitaire opleiding van conferentietolken;
– de opleiding van journalisten;
– de uitwisseling van opleidingsmethoden en de bevordering van het gebruik van moderne opleidingsprogramma’s en technische faciliteiten;
– de ontwikkeling van het afstandsonderwijs en van nieuwe opleidingstechnieken;
– de opleiding van opleiders.
3. De deelneming van een Partij aan de respectieve programma’s op onderwijs- en opleidingsgebied van de andere Partij zou kunnen worden overwogen in overeenstemming met hun respectieve procedures, en eventueel kunnen institutionele kaders en samenwerkingsprojecten wor- den opgezet in aansluiting op de deelneming van Rusland aan het TEMPUS-programma van de Gemeenschap.
Artikel 64
Landbouw en de agro-industrie¨le sector
De samenwerking op dit terrein is gericht op de modernisering, her- structurering en privatisering van de landbouw en van de agro-industrie¨le sector in Rusland onder voorwaarden welke de bescherming van het milieu waarborgen. Zij heeft met name betrekking op de ontwikkeling van het particuliere landbouwbedrijf en de distributiekanalen, de opslag- methoden, de afzet en de bedrijfsvoering, de modernisering van de
plattelandsinfrastructuur en de verbetering van de landinrichting in de landbouw, de verbetering van de produktiviteit, van de kwaliteit en van de doeltreffendheid, en de overdracht van technologie en know-how. De partijen streven ernaar hun respectieve sanitaire en fytosanitaire normen verenigbaar te maken.
Artikel 65
Energie
1. De samenwerking vindt plaats met inachtneming van de beginse- len van de markteconomie en het Europese Energiehandvest tegen de achtergrond van de geleidelijke integratie van de energiemarkten in Europa.
2. De samenwerking strekt zich onder meer over de volgende terrei- nen uit:
– verbetering van de kwaliteit en de continu¨ıteit van de energievoor- ziening, op een wijze die uit economisch en milieuoogpunt verantwoord is;
– de uitstippeling van het energiebeleid;
– verbetering van het beheer en de regulering van de energiesector in overeenstemming met de eisen van een markteconomie;
– de totstandbrenging van de institutionele, wettelijke, fiscale en andere voorwaarden die nodig zijn om verhoogde handel en investerin- gen in energie te stimuleren;
– de bevordering van energiebesparing en een efficie¨nt energiegebruik;
– de modernisering van de energie-infrastructuur, met inbegrip van het op elkaar aansluiten van de gasvoorziening en de elektriciteitsnetten;
– het milieu-effect van energieproduktie, -voorziening en -verbruik ten einde milieuschade als gevolg van deze activiteiten te voorkomen of tot een minimum te beperken;
– verbetering van de technologiee¨n bij de levering en het eind- verbruik van de verschillende vormen van energie;
– het beheer en de technische opleiding in de energiesector.
Artikel 66
Kernenergiesector
Met inachtneming van de respectieve bevoegdheden van de Gemeen- schap en haar Lid-Staten vindt civiele samenwerking in de kernenergie- sector onder meer plaats via de tenuitvoerlegging van twee tussen de Partijen te sluiten overeenkomsten betreffende kernversmelting en nucle- aire veiligheid.
Artikel 67
Ruimte
Onverminderd artikel 41 bevorderen de Partijen in voorkomend geval de samenwerking op lange termijn wat betreft onderzoek, ontwikkeling en commercie¨le toepassingen op het gebied van de civiele ruimte. Zij besteden bijzondere aandacht aan initiatieven die in hun beider voordeel de complementariteit van hun respectieve activiteiten ten volle benutten.
Artikel 68
Bouw
Partijen werken samen op het gebied van de bouwnijverheid, met name op de onder de artikelen 55, 57, 60, 62, 63 en 77 van deze Over- eenkomst vallende terreinen.
Deze samenwerking beoogt onder meer de modernisering en herstruc- turering van de bouwsector in Rusland overeenkomstig de beginselen van een markteconomie en met inachtneming van de met de bouw ver- band houdende gezondheids-, veiligheids- en milieu-aspecten.
Artikel 69
Milieu
1. Met inachtneming van het Europese Energiehandvest en de Verkla- ring van de Conferentie van Luzern van 1993 ontwikkelen en versterken Partijen hun samenwerking op het gebied van het milieu en de volksge- zondheid.
2. De samenwerking beoogt bestrijding van het milieubederf en met name:
– daadwerkelijke controle van de verontreinigingsniveaus en beoor- deling van het milieu; informatiesysteem met betrekking tot de toestand van het milieu;
– bestrijding van lokale, regionale en grensoverschrijdende lucht- en waterverontreiniging;
– ecologisch herstel;
– duurzame, doeltreffende en uit milieuoogpunt doelmatige energie- produktie en -gebruik; de veiligheid van industrie¨le installaties;
– de classificatie en veilige behandeling van chemische produkten;
– verbetering van de kwaliteit van het water;
– beperking, recycling en veilige verwijdering van afval ; tenuitvoer- legging van het Verdrag van Bazel;
– onderzoek van de milieu-effecten van de landbouw, bodemerosie en chemische verontreiniging;
– de bescherming van bossen;
– de instandhouding van de biodiversiteit, beschermde gebieden en duurzaam gebruik en beheer van biologische rijkdommen;
– planning van het landgebruik, met inbegrip van nieuwbouwplanning en stadsplanning;
– aanwending van economische en fiscale instrumenten;
– onderzoek van klimaatsveranderingen op wereldniveau;
– milieu-opvoeding en -bewustmaking;
– tenuitvoerlegging van het Verdrag van Espoo inzake milieu- effectrapportage in grensoverschrijdend verband.
3. De samenwerking vindt met name plaats via:
– de opstelling van plannen voor rampen en andere noodsituaties;
– uitwisseling van informatie en deskundigen, onder meer op het gebied van de overdracht van schone technologiee¨n en het veilige en uit milieuoogpunt verantwoorde gebruik van biotechnologiee¨n;
– gezamenlijke onderzoeksactiviteiten;
– verbeteringen van wetgeving om deze meer in overeenstemming te brengen met de communautaire normen;
– samenwerking in regionaal verband, met inbegrip van samenwer- king in het kader van het door de Gemeenschap opgerichte Europees Milieubureau en op internationaal niveau;
– uitstippeling van strategiee¨n, vooral in verband met wereldomvat- tende en klimatologische kwesties en tevens met het oog op de totstand- brenging van duurzame ontwikkeling;
– milieu-effectstudies.
Artikel 70
Vervoer
De Partijen ontwikkelen en versterken hun samenwerking op vervoer- gebied.
De samenwerking beoogt onder meer de herstructurering en moderni- sering van de vervoersystemen en -netwerken in Rusland en de ontwik- keling en verzekering, in voorkomend geval, van de compatibiliteit van de vervoersystemen in het kader van de verwezenlijking van een meer ge¨ıntegreerd vervoerstelsel.
De samenwerking omvat onder meer:
– de modernisering van het beheer en de exploitatie van het wegver- voer, de spoorwegen, havens en luchthavens;
– de modernisering en ontwikkeling van de spoorweg-, waterweg-, weg-, haven-, luchthaven- en luchtvaartinfrastructuur, inclusief de mo- dernisering van de belangrijkste verbindingen van gemeenschappelijk belang en de transeuropese verbindingen voor voornoemde vervoer- takken;
– de bevordering en ontwikkeling van het multimodale vervoer;
– de bevordering van gezamenlijke onderzoeks- en ontwikkelings- programma’s;
– de totstandbrenging van het wettelijk en institutioneel kader voor beleidsontwikkeling en -uitvoering, inclusief privatisering van de vervoersector.
Artikel 71
Post en telecommunicatie
1. De Partijen verruimen en versterken hun samenwerking op dit ter- rein met het oog op de geleidelijke integratie op technisch niveau van hun respectieve telecommunicatie- en postnetwerken. Daartoe zetten zij met name de volgende acties op:
– de uitwisseling van informatie inzake telecommunicatie- en post- diensten en het TV- en omroepbeleid;
– de uitwisseling van technische en andere informatie, het uitvoeren van opleidings- en adviesverleningsacties;
– de overdracht van technologie en know-how;
– de uitwerking en uitvoering van gezamenlijke projecten door de ter zake bevoegde organen van beide Partijen;
– de bevordering van nieuwe communicatievoorzieningen, in de eer- ste plaats ten behoeve van commercie¨le en openbare instellingen;
– de bevordering van Europese technische normen, certificatiesyste- men en regelgevingsmethoden;
– samenwerking bij het veiligstellen van de communicatie in kritieke omstandigheden, onderlinge raadpleging over de uitwerking van richt- snoeren voor samenwerking tussen het bedienend personeel in geval van rampen, enz.
2. Deze activiteiten worden onder meer op de volgende prioritaire ter- reinen toegespitst:
– de ontwikkeling en modernisering in het kader van de markt- hervormingen van een ge¨ıntegreerde telecommunicatiesector in Rusland en de totstandbrenging van een passende regelgevingsbasis;
– de modernisering van het Russische telecommunicatienetwerk en de technische integratie daarvan in het Europees en het wereld- omspannende netwerk;
– samenwerking bij de ontwikkeling van systemen van informatie- uitwisseling en datatransmissie tussen organisaties van de Gemeenschap en Rusland;
– de integratie op technisch niveau van transeuropese telecommuni- catienetwerken;
– de modernisering van de Russische post- en omroepdiensten, met inbegrip van de juridische en regelgevingsaspecten daarvan;
– het beheer van de telecommunicatie-, post-, TV- en omroepdiensten in de veranderende economiee¨n van beide Partijen, omvattend onder meer de organisatiestructuren, de strategie en planning, het tariefbeleid en de aankoopbeginselen.
Artikel 72
Financie¨le diensten
De Partijen werken samen met het oog op de totstandbrenging en ont- wikkeling van een passend kader voor het bank- en verzekeringswezen en de verdere financie¨le dienstensector in Rusland dat is aangepast aan de behoeften van een markteconomie.
De samenwerking heeft voornamelijk betrekking op:
– de ontwikkeling van boekhoudkundige normen die bij een markt- economie passen en verenigbaar zijn met de door de Lid-Staten gehan- teerde normen;
– de herstructurering van het bank-, het verzekerings- en het finan- cie¨le stelsel;
– de verbetering van het toezicht op en de reglementering van de bank-, de verzekerings- en de financie¨le dienstensector;
– de ontwikkeling van compatibele financie¨le controlesystemen;
– de uitwisseling van informatie over de respectieve geldende of in voorbereiding zijnde wetten;
– de modernisering van de infrastructuur van handels- en particuliere banken.
Artikel 73
Regionale ontwikkeling
De Partijen versterken hun onderlinge samenwerking op het gebied van regionale ontwikkeling en ruimtelijke ordening.
Zij stimuleren tevens de uitwisseling door de nationale, regionale en plaatselijke overheden van informatie over beleid inzake regionale plan- ning en ruimtelijke ordening en over methoden voor het uitstippelen van regionaal beleid met speciale aandacht voor de ontwikkeling van pro- bleemgebieden.
Zij moedigen tevens directe contacten aan tussen de respectieve regio’s en openbare organisaties die verantwoordelijk zijn voor de planning van de regionale ontwikkeling ten einde onder meer methoden en wijzen van stimulering van regionale ontwikkeling uit te wisselen.
Artikel 74
Sociale samenwerking
1. De Partijen ontwikkelen hun samenwerking op het gebied van de gezondheid en veiligheid met het oog op de verbetering van het beschermings- en veiligheidsniveau van de werknemers.
De samenwerking omvat met name:
– vorming en opleiding op het gebied van gezondheids- en veiligheids-
zaken waarbij specifieke aandacht wordt besteed aan de bedrijfssectoren met grote risico’s;
– de ontwikkeling en bevordering van preventieve maatregelen ter bestrijding van beroepsziekten en andere met het beroep samenhangende aandoeningen;
– de voorkoming van risico’s voor ernstige ongevallen en het beheer van giftige chemische stoffen;
– onderzoek ter ontwikkeling van fundamentele kennis omtrent de werkomgeving en de gezondheid en veiligheid van werknemers.
2. Op het gebied van de werkgelegenheid omvat de samenwerking met name technische bijstand met het oog op:
– optimalisering van de arbeidsmarkt;
– modernisering van de arbeidsbemiddelings- en adviseringsdiensten;
– planning en beheer van de herstructureringsprogramma’s;
– stimulering van de ontwikkeling van lokale werkgelegenheid;
– uitwisseling van informatie over programma’s inzake soepele te- werkstelling, inclusief programma’s die het oprichten van eigen onder- nemingen bevorderen.
3. De Partijen besteden bijzondere aandacht aan samenwerking op het gebied van de sociale bescherming, die onder meer samenwerking bij het plannen en ten uitvoer leggen van hervormingen op het gebied van de sociale bescherming in Rusland omvat.
Deze hervormingen beogen de ontwikkeling in Rusland van aan markteconomiee¨n inherente beschermingsmethoden en omvatten alle terreinen van de sociale zekerheidsactiviteiten.
De samenwerking omvat eveneens technische bijstand voor de ont- wikkeling van sociale verzekeringsinstellingen met het oog op de bevor- dering van een geleidelijke overgang naar een stelsel dat een combinatie is van niet-premievrije vormen van bescherming en sociale bijstand als- mede respectieve niet-gouvernementele organisaties die sociale diensten verlenen.
Artikel 75
Toerisme
De Partijen versterken en ontwikkelen hun samenwerking met name door de volgende maatregelen:
– vergemakkelijking van het toerisme;
– samenwerking tussen officie¨le vreemdelingenverkeersorganen;
– verhoging van de informatiestroom;
– overdracht van know-how;
– bestudering van de mogelijkheden voor gezamenlijke acties.
Artikel 76
Midden- en kleinbedrijf
1. De Partijen streven ernaar het midden- en kleinbedrijf (KMO’s) te ontwikkelen en te versterken en de samenwerking tussen KMO’s in de Gemeenschap en Rusland te bevorderen.
2. De Partijen moedigen de uitwisseling van informatie en know-how aan onder meer op de volgende terreinen:
– het cree¨ren van de vereiste juridische, administratieve, technische, fiscale, financie¨le en andere voorwaarden voor de ontwikkeling en uit- breiding van KMO’s en voor grensoverschrijdende samenwerking;
– het verstrekken van de speciale diensten waaraan de KMO’s be- hoefte hebben, zoals management- en marketingopleiding, boekhouding, kwaliteitscontrole en de oprichting en versterking van de organen die dergelijke diensten verlenen;
– het aanknopen van duurzame banden tussen de Gemeenschap en Russische ondernemers ten einde de informatiestroom naar KMO’s te verbeteren en grensoverschrijdende samenwerking te bevorderen, onder meer via het verlenen van toegang tot en het doen functioneren van het BC-net, de EG-adviescentra voor ondernemingen, mits aan de voor deze netwerken noodzakelijke voorwaarden wordt voldaan.
De Partijen werken nauw samen om te verzekeren dat aan de nood- zakelijke voorwaarden voor toegang tot de netwerken wordt voldaan.
Artikel 77
Communicatie-, informatica- en informatie-infrastructuur
1. De Partijen steunen de ontwikkeling van moderne methoden van informatiebeheersing, met inbegrip van de media, en doen het nodige om de daadwerkelijke onderlinge uitwisseling van informatie te stimu- leren. Er wordt prioriteit verleend aan programma’s die het grote publiek basisinformatie over de Gemeenschap verstrekken en beroeps-, met name handelskringen, van gespecialiseerde informatie voorzien.
2. De Partijen doen het nodige om de samenwerking uit te breiden en te versterken met het oog op de totstandbrenging van een passende informatie-infrastructuur. Daartoe voeren zij met name de volgende acties uit:
– de uitwisseling van informatie over beleid voor de totstandbrenging van informatie-infrastructuur, inclusief regelgevingsbeleid;
– onderzoek van de mogelijkheid voor gezamenlijke projecten inzake onderzoek en ontwikkeling op het gebied van informatie- en communicatietechnologiee¨n en inzake de totstandbrenging van een informatie-infrastructuur die is afgestemd op de behoeften van een markteconomie met inachtneming van het omschakelingspotentieel van Russische bedrijven en de Russische belangstelling voor informatisering en de interoperabiliteit met communautaire informatiestructuren;
– de ontwikkeling van gezamenlijke programma’s betreffende de op- leiding van specialisten op het gebied van de informatietechnologiee¨n en informatiediensten;
– bevordering van Europese technische normen, certificatiesystemen en regelgevingsaanpak.
Artikel 78
Douane
1. Het doel van de samenwerking is compatibiliteit tussen de douane- systemen van de Partijen.
2. De samenwerking omvat in het bijzonder de volgende elementen:
– uitwisseling van informatie;
– verbetering van de werkmethoden;
– harmonisatie en vereenvoudiging van de douaneprocedures voor de door Partijen verhandelde goederen;
– onderlinge aansluiting van de doorvoersystemen van de Gemeen- schap en Rusland;
– steun bij de invoering en het beheer van moderne douane- informatiesystemen, inclusief computergestuurde systemen op de douanecontroleposten;
– onderlinge bijstand en gezamenlijke acties met betrekking tot voor twee doelen inzetbare goederen en goederen waarvoor niet-tarifaire beperkingen gelden;
– de organisatie van studiebijeenkomsten en opleidingsperioden. Waar nodig wordt technische bijstand verleend.
3. Onverminderd de overige in deze Overeenkomst en met name in de artikelen 82 en 84 overeengekomen samenwerking vindt de weder- zijdse bijstand tussen de administratieve autoriteiten in douanezaken van Partijen plaats overeenkomstig het bepaalde in Protocol 2.
Artikel 79
Statistische samenwerking
1. De samenwerking beoogt de verdere ontwikkeling van efficie¨nte statistische systemen, en informatie- en programma-technologische com- patibiliteit van de statistische gegevens om mettertijd betrouwbare sta- tistieken te leveren die nodig zijn om de economische samenwerking tussen de Partijen en het proces van economische hervormingen in Rus- land te ondersteunen en te controleren en bij te dragen aan de ontwik- keling van het particulier ondernemerschap in Rusland.
2. De samenwerking tussen Partijen is in het bijzonder gericht op:
– versterking van de ontwikkeling van een efficie¨nt statistisch sys- teem in Rusland, met name om een passend institutioneel kader op te zetten;
– verbetering van de opleidingsnormen en het beroepsniveau van het statistisch personeel;
– harmonisatie met internationale, en met name communautaire me- thoden, normen en classificaties;
– het ter beschikking stellen van de nodige macro- en micro- economische gegevens aan ondernemingen in de particuliere en de open- bare sector;
– het waarborgen van de vertrouwelijkheid van gegevens;
– de uitwisseling van statistische informatie en met het oog daarop het samenstellen en/of een beroep doen op databanken.
Artikel 80
Economie
1. De Partijen vergemakkelijken het proces van economische hervor- ming en de coo¨rdinatie van hun economisch beleid door hun samenwer- king die gericht is op het verkrijgen van een beter inzicht in de grond- slagen van hun respectieve economiee¨n en de uitstippeling en tenuitvoerlegging van economisch beleid in markteconomiee¨n.
Partijen zullen met oog daarop:
– informatie uitwisselen over macro-economische prestaties en voor- uitzichten en over ontwikkelingsstrategiee¨n;
– economische kwesties van wederzijds belang analyseren, met inbe- grip van het plannen van een economisch beleid en de instrumenten voor de tenuitvoerlegging daarvan;
– uitgebreide samenwerking tussen economen en hoge ambtenaren aanmoedigen ten einde de overdracht van informatie en know-how voor de uitstippeling van economisch beleid te bespoedigen en te zorgen voor ruime verspreiding van de resultaten van onderzoek dat voor het beleid van belang kan zijn.
Artikel 81
Het witwassen van geld
1. De Partijen zijn het eens over de noodzaak al het nodige te doen en samen te werken ten einde te voorkomen dat hun financie¨le systemen worden gebruikt voor het witwassen van inkomsten uit criminele activi- teiten in het algemeen en drugsmisdrijven in het bijzonder.
2. De samenwerking op dit gebied omvat administratieve en techni- sche bijstand met het oog op de vaststelling van passende normen ter voorkoming van het witwassen van geld die gelijkwaardig zijn aan de in deze door de Gemeenschap en internationale fora, in het bijzonder de Financial Action Task Force (FATF), gehanteerde.
Artikel 82
Verdovende middelen
De Partijen werken samen voor grotere efficie¨ntie van het beleid en de maatregelen om de illegale produktie en levering van en de in handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen, inclusief voorkoming van het oneigenlijk gebruik van precursoren, tegen te gaan, alsmede voor de bevordering van de preventie en terugdringing van de vraag naar verdovende middelen. De Samenwerking op dit gebied is gebaseerd op onderling overleg en nauwe coo¨rdinatie tussen Partijen over de doelstel- lingen en maatregelen op de verschillende met verdovende middelen verband houdende terreinen en voorziet onder meer in de uitwisseling van opleidingsprogramma’s en omvat technische bijstand van de Ge- meenschap wanneer deze voorhanden is.
Artikel 83
Samenwerking op het gebied van de reglementering van het kapitaal- verkeer en betalingen in Rusland
Onverminderd artikel 52 werken de Partijen, die de noodzaak van een stabiele werking en ontwikkeling van de Russische binnenlandse valu- tamarkt erkennen, samen aan de totstandbrenging van een doeltreffend systeem van reglementering van het kapitaalverkeer en betalingen in Rusland.
Gezien de ervaring, deskundigheid en respectieve mogelijkheden van de Lid-Staten en de Gemeenschap omvat samenwerking op dit gebied, ondersteund door technische bijstand van de Gemeenschap, onder meer:
– het aanknopen van banden tussen de bevoegde instanties van de Gemeenschap en haar Lid-Staten en van Rusland;
– de regelmatige uitwisseling van informatie;
– het helpen ontwikkelen van passende voorschriften.
Ten einde optimale benutting van de beschikbare middelen te verze- keren, zorgen de Partijen voor nauwe coo¨rdinatie met de door andere landen en internationale organisaties getroffen maatregelen.
TITEL VIII
SAMENWERKING OP HET GEBIED VAN VOORKOMING VAN ILLEGALE ACTIVITEITEN
Artikel 84
De Partijen brengen samenwerking tot stand ter voorkoming van ille- gale activiteiten, zoals:
– illegale immigratie en illegale aanwezigheid van natuurlijke perso-
nen van hun nationaliteit op hun respectieve grondgebieden, met inacht- neming van het beginsel en de praktijk van wedertoelating;
– illegale economische activiteiten, met inbegrip van corruptie;
– illegale transacties in verschillende goederen, inclusief industrie¨le afvalprodukten;
– vervalsingen;
– de illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen. De samenwerking op bovengenoemde terreinen zal zijn gebaseerd op wederzijds overleg en nauwe coo¨rdinatie en zal voorzien in technische
en administratieve bijstand, omvattende:
– het ontwerpen van nationale wetgeving op het terrein van voorko- ming van illegale activiteiten;
– de oprichting van voorlichtingscentra;
– de verhoging van de doeltreffendheid van de instellingen die zich met het voorkomen van illegale activiteiten bezighouden;
– de opleiding van personeel en de ontwikkeling van onderzoeks- infrastructuur;
– de uitwerking van over en weer aanvaardbare maatregelen die ille- gale activiteiten verhinderen.
TITEL IX CULTURELE SAMENWERKING
Artikel 85
1. De Partijen verbinden zich ertoe de culturele samenwerking te bevorderen ten einde de bestaande banden tussen hun volkeren te ver- sterken en de wederzijdse kennis van hun respectieve talen en culturen aan te moedigen onder eerbiediging van creatieve vrijheid en de toegang over en weer tot culturele waarden.
2. De samenwerking omvat met name:
– de uitwisseling van informatie en ervaringen op het gebied van het conserveren en beschermen van monumenten en plaatsen (architectoraal erfgoed);
– culturele uitwisselingen tussen instituten, kunstenaars en andere in de culturele sector werkzame personen;
– de vertaling van literaire werken.
3. De Samenwerkingsraad kan aanbevelingen voor de tenuitvoerleg- ging van dit artikel doen.
TITEL X FINANCIËLE SAMENWERKING
Artikel 86
Met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen van deze Overeenkomst, met name de titels VI en VII, en in overeenstemming met de artikelen 87, 88 en 89 komt Rusland in aanmerking voor tijde-
lijke financie¨le steun van de Gemeenschap die de vorm aanneemt van technische bijstand in de vorm van subsidies ten einde de economische hervorming van Rusland te bespoedigen.
Artikel 87
Deze financie¨le steun wordt geleverd in het kader van het Tacis- programma, zoals in de desbetreffende verordening van de Raad van de Europese Unie bepaald.
Artikel 88
De doelstellingen en terreinen van de financie¨le steun van de Gemeen- schap worden vastgesteld in een indicatief programma dat een afspiege- ling vormt van de door de Partijen vast te stellen prioriteiten, waarbij rekening wordt gehouden met de behoeften van Rusland, zijn sectorie¨le opnemingscapaciteiten en de met de hervorming geboekte voortgang. De Partijen stellen de Samenwerkingsraad van een en ander in kennis.
Artikel 89
Om optimaal profijt te kunnen trekken uit de beschikbare middelen zorgen de Partijen ervoor dat de technische bijstandsbijdragen van de Gemeenschap worden toegekend in nauwe coo¨rdinatie met die uit an- dere financieringsbronnen, zoals de Lid-Staten, andere landen en inter- nationale organisaties, zoals de Internationale Bank voor Herstel en Ont- wikkeling en de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling.
TITEL XI
INSTITUTIONELE, ALGEMENE EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 90
Hierbij wordt een Samenwerkingsraad opgericht, die toeziet op de tenuitvoerlegging van deze Overeenkomst. Deze Samenwerkingsraad komt eens per jaar of telkens wanneer de omstandigheden zulks verei- sen op Ministersniveau bijeen. Hij behandelt alle belangrijke vraagstuk- ken die zich in het kader van deze Overeenkomst voordoen, en alle andere, bilaterale of internationale vraagstukken van gemeenschappelijk belang om de doelstellingen van deze Overeenkomst te bereiken. De Samenwerkingsraad kan tevens passende aanbevelingen doen in onder- linge overeenstemming tussen de vertegenwoordigers van de Partijen in de Samenwerkingsraad.
Artikel 91
1. De Samenwerkingsraad bestaat uit de leden van de Raad van de Europese Unie en leden van de Commissie van de Europese Gemeen- schappen, enerzijds, en uit leden van de Regering van de Russische Federatie, anderzijds.
2. De Samenwerkingsraad stelt zijn reglement van orde vast.
3. De Samenwerkingsraad wordt beurtelings voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Gemeenschap en door een lid van de Rege- ring van de Russische Federatie.
Artikel 92
1. De Samenwerkingsraad wordt bij de vervulling van zijn taken bij- gestaan door een Samenwerkingscomite´, bestaande uit vertegenwoordi- gers van de leden van de Raad van de Europese Unie en vertegenwoor- digers van de Commissie van de Europese Gemeenschappen, enerzijds, en uit vertegenwoordigers van de Regering van de Russische Federatie, anderzijds. In beginsel zullen dit hogere ambtenaren zijn. Het Samen- werkingscomite´ wordt beurtelings voorgezeten door een vertegenwoor- diger van de Gemeenschap en een vertegenwoordiger van de Regering van de Russische Federatie.
De Samenwerkingsraad bepaalt in zijn reglement van orde de taken van het Samenwerkingscomite´. Deze omvatten onder meer de voorbe- reiding van de vergaderingen van de Samenwerkingsraad, de taken als bepaald in de artikelen 16, 17 en 53 en in bijlage 2 en de vaststelling van de werkwijze van het Comite´.
2. De Samenwerkingsraad mag ongeacht welke van zijn bevoegdhe- den aan het Samenwerkingscomite´ delegeren, dat voor de continu¨ıteit zal zorgen tussen de vergaderingen van de Samenwerkingsraad.
Artikel 93
De Samenwerkingsraad kan tot de oprichting besluiten van ieder ander speciaal comite´ of lichaam dat hem bij de uitvoering van zijn taken kan bijstaan en bepaalt de samenstelling en taken van deze comite´s of lichamen alsmede hun werkwijze.
Artikel 94
Bij het onderzoek van ongeacht welke kwestie die zich voordoet in het kader van deze Overeenkomst met betrekking tot een bepaling betreffende een artikel van de GATT houdt de Samenwerkingsraad zoveel mogelijk rekening met de algemeen gebruikelijke interpretatie van het artikel van de GATT in kwestie door de overeenkomstsluitende Partijen bij de GATT.
Artikel 95
Er wordt een Parlementair Samenwerkingscomite´ opgericht. Dit komt met door hem zelf te bepalen tussenpozen bijeen.
Artikel 96
1. Het Parlementair Samenwerkingscomite´ bestaat uit leden van het Europees Parlement, enerzijds, en uit leden van het Federale Parlement van de Russische Federatie, anderzijds.
2. Het Parlementair Samenwerkingscomite´ stelt zijn reglement van orde vast.
3. Het Parlementair Samenwerkingscomite´ wordt bij toerbeurt door een lid van het Europees Parlement en door een lid van het Federale Par- lement van de Russische Federatie voorgezeten, volgens de in zijn regle- ment van orde op te nemen bepalingen.
Artikel 97
Het Parlementair Samenwerkingscomite´ kan de Samenwerkingsraad om ter zake doende inlichtingen over de tenuitvoerlegging van deze Overeenkomst verzoeken. De Samenwerkingsraad verstrekt het Samen- werkingscomite´ de verlangde informatie.
Het Parlementair Samenwerkingscomite´ wordt ingelicht over de aan- bevelingen van de Samenwerkingsraad.
Het Parlementair Samenwerkingscomite´ kan aanbevelingen doen aan de Samenwerkingsraad.
Artikel 98
1. Binnen het toepassingsgebied van deze Overeenkomst verbindt elk van de Partijen zich ertoe erop toe te zien dat natuurlijke personen en rechtspersonen van de andere Partij, zonder discriminatie ten opzichte van de eigen onderdanen, toegang hebben tot de ter zake bevoegde rech- terlijke en administratieve instanties van de Partijen ter bescherming van hun persoonlijkheids- en eigendomsrechten, waaronder ook die betref- fende intellectuele, industrie¨le en commercie¨le eigendom.
2. Binnen de grenzen van hun respectieve bevoegdheden zetten beide Partijen zich in om:
– arbitrage aan te moedigen bij geschillen die voortkomen uit handels- en samenwerkingsovereenkomsten tussen ondernemers van de Gemeen- schap en van Rusland;
– overeen te komen dat wanneer een geschil ter arbitrage wordt voor- gelegd, elke Partij bij het geschil, behalve wanneer de regels van de arbitrage-instantie die door de Partijen is gekozen anders bepalen, haar eigen scheidsrechter kiest ongeacht diens nationaliteit en dat de voorzit- tende derde scheidsrechter of de enige scheidsrechter een ingezetene van een derde Staat mag zijn;
– hun ondernemers aan te bevelen in onderling overleg het recht te kiezen dat op hun contracten van toepassing is;
– aan te moedigen dat een beroep wordt gedaan op de arbitrage- voorschriften die zijn uitgewerkt door de Commissie van de Verenigde Naties inzake Internationaal Handelsrecht (Uncitral) en arbitrage door een instantie van een Staat die het Verdrag over de erkenning en tenuit- voerlegging van buitenlandse arbitrale uitspraken dat op 10 juni 1958 in New York werd gesloten, heeft ondertekend.
Artikel 99
Niets in deze Overeenkomst belet een Partij maatregelen te nemen:
1. die zij nodig acht voor de bescherming van haar vitale veiligheids- belangen:
a. om de bekendmaking te beletten van informatie die haar vitale veiligheidsbelangen in gevaar brengt;
b. die verband houden met splijtstoffen of het materiaal waaruit deze geproduceerd worden;
c. die verband houden met de produktie van of de handel in wapens, munitie of oorlogsmateriaal of met onderzoek, ontwikkeling of produk- tie die absoluut vereist zijn voor defensiedoeleinden, mits deze maatre- gelen niet de mededingingsvoorwaarden wijzigen voor produkten die niet voor specifiek militaire doeleinden bestemd zijn;
d. in geval van ernstige binnenlandse beroeringen die de openbare orde in gevaar brengen, in tijden van oorlog of ernstige internationale spanningen die een oorlogsdreiging inhouden of om verplichtingen na te komen die zij voor de instandhouding van de vrede en de internationale veiligheid is aangegaan ; of
2. die zij nodig acht om haar internationale verplichtingen en verbin- tenissen of autonome maatregelen in overeenstemming met dergelijke algemeen aanvaarde internationale verplichtingen en verbintenissen na te komen met betrekking tot de controle op het tweeledig gebruik van industrie¨le goederen en technologiee¨n.
Artikel 100
1. Op de door deze Overeenkomst bestreken terreinen en onvermin- derd eventuele bijzondere bepalingen daarvan, zullen
– de regelingen die Rusland ten opzichte van de Gemeenschap toe- past geen aanleiding geven tot discriminatie tussen de Lid-Staten, hun onderdanen dan wel hun vennootschappen;
– de regelingen die de Gemeenschap ten opzichte van Rusland toe- past geen aanleiding geven tot discriminatie tussen onderdanen of ven- nootschappen van Rusland.
2. Het bepaalde in lid 1 doet geen afbreuk aan het recht van de Par- tijen om de ter zake doende bepalingen van hun belastingwetgeving toe te passen op belastingplichtigen die niet in dezelfde situatie verkeren met name ten aanzien van hun woonplaats.
Artikel 101
1. Elk van de Partijen mag ieder geschil dat verband houdt met de toepassing of de uitlegging van deze Overeenkomst aan de Samen- werkingsraad voorleggen.
2. De Samenwerkingsraad kan het geschil bij aanbeveling beslechten.
3. Indien het geschil niet overeenkomstig lid 2 kan worden beslecht, mag de meest gerede Partij de andere van de benoeming van een bemid- delaar in kennis stellen ; de andere Partij moet dan binnen twee maan- den een tweede bemiddelaar benoemen. Voor de toepassing van deze procedure worden de Gemeenschap en haar Lid-Staten geacht e´e´n Partij bij het geschil te zijn.
De Samenwerkingsraad benoemt een derde bemiddelaar.
De aanbevelingen van de bemiddelaars worden met meerderheid van stemmen genomen. Deze aanbevelingen zijn niet bindend voor de Par- tijen.
4. De Samenwerkingsraad kan procedureregels voor de regeling van geschillen vaststellen.
Artikel 102
De Partijen komen overeen op verzoek van elk van de Partijen onmid- dellijk overleg te plegen via passende kanalen om kwesties met betrek- king tot de uitlegging of tenuitvoerlegging van deze Overeenkomst en andere relevante aspecten van de betrekkingen tussen de Partijen te bespreken.
De bepalingen van dit artikel doen geen afbreuk aan en gelden onder voorbehoud van de artikelen 17, 18, 101 en 107.
Artikel 103
De bij deze Overeenkomst aan Rusland toegekende behandeling zal niet gunstiger zijn dan die welke de Lid-Staten onderling toepassen.
Artikel 104
In de Overeenkomst wordt onder de term ,,Partijen’’ verstaan de Gemeenschap, of de Lid-Staten, of de Gemeenschap en haar Lid-Staten, overeenkomstig hun respectieve bevoegdheden, enerzijds, en Rusland, anderzijds.
Artikel 105
Het Verdrag inzake het Energiehandvest en de protocollen daarvan zijn vanaf de inwerkingtreding van deze Overeenkomst van toepassing op zaken die ook onder deze Overeenkomst ressorteren in de mate waarin het Verdrag in die toepassing voorziet.
Artikel 106
Deze Overeenkomst wordt gesloten voor een aanvankelijke periode van tien jaar. Zij wordt automatisch telkens met een jaar verlengd tenzij e´e´n van beide Partijen de andere Partij ten minste zes maanden voor het verstrijken ervan schriftelijk ervan in kennis stelt dat zij deze Overeen- komst opzegt.
Artikel 107
1. De Partijen treffen alle algemene en bijzondere maatregelen die vereist zijn om aan hun verplichtingen krachtens deze Overeenkomst te voldoen. Zij zullen erop toezien dat de in deze Overeenkomst aangege- ven doelstellingen worden bereikt.
2. Indien een van beide Partijen van mening is dat de andere Partij een verplichting krachtens deze Overeenkomst niet is nagekomen, kan zij passende maatregelen treffen. Alvorens dit te doen, verstrekt zij, behalve in bijzonder dringende gevallen, de Samenwerkingsraad alle ter zake doende informatie die nodig is voor een grondig onderzoek van de situatie, ten einde een voor de Partijen aanvaardbare oplossing te vin- den.
Bij voorrang moeten die maatregelen worden gekozen die de goede werking van deze Overeenkomst het minst verstoren. Deze maatregelen worden onmiddellijk ter kennis van de Samenwerkingsraad gebracht ; op verzoek van de andere Partij wordt daaromtrent in de Samenwerkings- raad overleg gepleegd.
Artikel 108
De bijlagen 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 en 10 en de Protocollen 1 en 2 vormen een integrerend bestanddeel van deze Overeenkomst.
Artikel 109
Zolang onder deze Overeenkomst geen gelijkwaardige rechten voor personen en ondernemers zijn verwezenlijkt, zal deze Overeenkomst geen afbreuk doen aan de rechten die hun worden verzekerd door bestaande overeenkomsten, welke bindend zijn voor e´e´n of meer Lid- Staten, enerzijds, en voor Rusland, anderzijds, met uitzondering van gebieden die tot de bevoegdheid van de Gemeenschap behoren en zon- der afbreuk te doen aan de verplichtingen van de Lid-Staten die voort- vloeien uit deze Overeenkomst op gebieden die tot hun bevoegdheid behoren.
Artikel 110
Deze Overeenkomst is van toepassing, enerzijds, op de gebieden waar de Verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschap, de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie van toepassing zijn en onder de in die Verdragen neerge- legde voorwaarden en, anderzijds, op het grondgebied van Rusland.
Artikel 111
Deze Overeenkomst is opgesteld in twee exemplaren in de Deense, de Duitse, de Engelse, de Franse, de Griekse, de Italiaanse, de Nederlandse, de Portugese, de Spaanse en de Russische taal, zijnde alle teksten gelij- kelijk authentiek.
Artikel 112
Deze Overeenkomst wordt door de Partijen volgens hun eigen proce- dures goedgekeurd.
Deze Overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand volgende op de dag waarop de Partijen elkaar kennisgeving doen van het feit dat de in de eerste alinea bedoelde procedures zijn voltooid.
Bij haar inwerkingtreding vervangt deze Overeenkomst wat de betrek- kingen tussen Rusland en de Gemeenschap betreft, onder voorbehoud van artikel 22, leden 1, 3 en 5, de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Europese Gemeenschap voor Atoom- energie en de Unie van Socialistische Sovjetrepublieken inzake handel en commercie¨le en economische samenwerking, die op 18 december 1989 in Brussel werd ondertekend.
GEDAAN te Korfoe, de vierentwintigste juni negentienhonderd vierennegentig.
De Overeenkomst is op 24 juni 1994 ondertekend voor: Belgie¨
Denemarken Duitsland Frankrijk Griekenland Ierland
Italie¨
het Koninkrijk der Nederlanden
Luxemburg Portugal Spanje
het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannie¨ en Noord-Ierland de Europese Gemeenschappen
de Russische Federatie
Lijst van bijlagen
Bijlage 1 Indicatieve lijst van voordelen die Rusland aan de landen van de voormalige USSR toekent op gebieden waarop deze Overeenkomst van toepassing is (met ingang van januari 1994)
Xxxxxxx 0 Xxxxxxxxxxx van artikel 15 (kwantitatieve beperkin- gen)
Bijlage 3 Voorbehouden van de Gemeenschap overeenkomstig artikel 28, lid 2
Bijlage 4 Voorbehoud van Rusland overeenkomstig artikel 28, lid 3
Bijlage 5 Grensoverschrijdende dienstverlening
Diensten waarvoor de partijen elkaar meest- begunstiging toekennen
Bijlage 6 Definities betreffende financie¨le diensten Bijlage 7 Financie¨le diensten
Bijlage 8 Bepalingen in verband met de artikelen 34 en 38 Bijlage 9 Overgangsperiode voor de mededingingsbepalingen en
de invoering van kwantitatieve beperkingen
Bijlage 10 Bescherming van intellectuele, industrie¨le en commer- cie¨le eigendom, bedoeld in artikel 54
Lijst van protocollen
Protocol 1 betreffende de oprichting van een Contactgroep Kolen en Staal
Protocol 2 betreffende wederzijdse administratieve bijstand voor de correcte toepassing van de douanewetgeving
Bijlage 1
Indicatieve lijst van voordelen die Rusland aan de landen van de voormalige USSR toekent op gebieden waarop deze Overeenkomst van toepassing is (met ingang van januari 1994)
De hierna volgende voordelen worden bilateraal door middel van overeenkomsten toegekend of zijn in de praktijk reeds van toepassing. Zij omvatten onder meer:
1. Belastingen bij invoer en bij uitvoer Er worden geen invoerrechten geheven.
Er worden geen uitvoerrechten geheven van goederen die in het kader van de jaarlijkse bilaterale handels- en samenwerkingsovereenkomsten tussen de staten worden geleverd in de hoeveelheden en volgens de
nomenclatuur die in deze overeenkomsten zijn genoemd en die worden aangemerkt als ,,uitvoer ten behoeve van de federatie’’ als omschreven in de desbetreffende Russische wetgeving.
Er wordt geen BTW bij invoer geheven. Er wordt geen accijns bij invoer geheven.
2. Toewijzing van contingenten en procedures voor de afgifte van vergunningen
De uitvoercontingenten voor de levering van Russische produkten in het kader van de jaarlijkse bilaterale handels- en samenwerkings- overeenkomsten tussen de staten worden op dezelfde wijze geopend als de contingenten voor ,,leveranties ten behoeve van de federatie’’.
3. Bijzondere voorwaarden voor alle soorten bankactiviteiten en voor de financie¨le sector (met inbegrip van de vestiging en de werking), het kapitaalverkeer en de lopende betalingen, de beschikbaarheid van effec- ten enz.
4. Het prijssysteem voor de Russische uitvoer van bepaalde soorten grondstoffen en halffabrikaten (steenkool, ruwe aardolie, aardgas, geraf- fineerde aardolieprodukten)
De prijzen worden vastgesteld op basis van de overeenkomstige gemiddelde wereldprijzen, omgerekend in roebels of in de betreffende nationale valuta, tegen de koers die door de centrale bank van Rusland wordt vastgesteld op de 15de van de maand voorafgaande aan de maand van uitvoer.
5. Voorwaarden voor het vervoer en de doorvoer
Ten aanzien van de landen van het Gemenebest van Onafhankelijke Staten die partij zijn bij de multilaterale Overeenkomst inzake de begin- selen en voorwaarden van de betrekkingen in de sector van het vervoer, en/of op grond van bilaterale overeenkomsten betreffende het vervoer en de doorvoer, worden geen rechten en heffingen op basis van reciproci- teit toegepast op het vervoer en de douaneafhandeling van goederen (met inbegrip van goederen in doorvoer) en de doorvoer van voertuigen.
6. Diensten op het gebied van de communicatie, met inbegrip van postdiensten, koerierdiensten, telecommunicatiediensten, audiovisuele diensten en andere diensten
7. Toegang tot informatiesystemen en databanken
Bijlage 2
Afwijkingen van artikel 15 (kwantitatieve beperkingen)
1. Rusland is gemachtigd, in afwijking van artikel 15, uitzonderings- maatregelen te nemen in de vorm van niet-discriminerende kwantitatieve beperkingen als bedoeld in artikel XIII van de GATT. Dergelijke maat- regelen mogen uitsluitend worden genomen aan het einde van het eerste kalenderjaar volgende op de ondertekening van de Overeenkomst.
2. De genoemde maatregelen mogen uitsluitend worden genomen in de omstandigheden bedoeld in bijlage 9.
3. De totale waarde van de invoer waarop deze maatregelen van toe- passing zijn, mag niet meer bedragen dan de hiernavolgende percenta- ges van de totale invoer uit de Gemeenschap:
– 10% in het tweede en het derde kalenderjaar volgende op de onder- tekening van de Overeenkomst;
– 5% in het vierde en vijfde kalenderjaar volgende op de onderteke- ning van de Overeenkomst;
– 3% in de daaropvolgende jaren, in afwachting van de toetreding van Rusland tot de GATT/WTO.
De vorengenoemde percentages worden vastgesteld met inachtneming van de waarde van de invoer in Rusland uit de Gemeenschap gedurende het laatste jaar voorafgaande aan de invoering van kwantitatieve beper- kingen waarvoor statistische gegevens beschikbaar zijn.
Deze bepalingen mogen niet worden ontdoken door een verhoging van de tariefbescherming op de betrokken invoer.
4. Deze maatregelen mogen na de toetreding van Rusland tot de GATT/WTO niet meer worden toegepast, tenzij anders bepaald in het Protocol betreffende de toetreding van Rusland tot de GATT/WTO.
5. Rusland stelt het Samenwerkingscomite´ in kennis van alle maatre- gelen die het voornemens is te treffen in het kader van de onderhavige bijlage. Vo´o´r deze maatregelen worden genomen vindt op verzoek van de Gemeenschap overleg plaats in het Samenwerkingscomite´, onder meer over de sectoren waarop zij van toepassing zijn.
Bijlage 3
Voorbehouden van de Gemeenschap overeenkomstig artikel 28, lid 2
Mijnbouw
In sommige Lid-Staten kan een vergunning vereist zijn voor de ont- ginning van ertsen door vennootschappen waarover de zeggenschap berust bij personen van buiten de Gemeenschap.
Visserij
Tenzij anders bepaald is de toegang tot en het gebruik van natuurlijke hulpbronnen en visserijgronden die zich bevinden in maritieme wateren die onder de soevereiniteit of de jurisdictie van Lid-Staten vallen, be- perkt tot vissersvaartuigen die de vlag van een Lid-Staat voeren en die op het grondgebied van de Gemeenschap geregistreerd zijn.
Aankoop van onroerend goed
In sommige Lid-Staten is de aankoop van onroerend goed aan beper- kingen onderworpen.
Audiovisuele diensten met inbegrip van de radio-omroep
Wat produktie en distributie betreft, met inbegrip van het uitzenden en andere vormen van transmissie aan het publiek, kan de nationale behandeling beperkt zijn tot audiovisuele werken die aan bepaalde cri- teria ten aanzien van de oorsprong voldoen.
Telecommunicatiediensten, met inbegrip van mobiele diensten en satellietverbindingen
Gereserveerde diensten
In sommige Lid-Staten is de markttoegang voor complementaire dien- sten en infrastructuur beperkt.
Professionele diensten
Beperkt tot natuurlijke personen die onderdaan zijn van een Lid-Staat. Onder bepaalde voorwaarden kan aan deze personen toestemming tot het oprichten van een vennootschap worden verleend.
Landbouw
In bepaalde Lid-Staten wordt de nationale behandeling niet toegekend aan vennootschappen die een landbouwbedrijf wensen op te richten en waarover de zeggenschap berust bij personen van buiten de Gemeen- schap. De aankoop van wijngaarden door dergelijke vennootschappen is afhankelijk gesteld van een kennisgeving of, in voorkomend geval, een vergunning.
Persagentschappen
In sommige Lid-Staten is de deelneming van buitenlanders in uitge- verijen en omroeporganisaties aan beperkingen onderworpen.
Bijlage 4
Voorbehoud van Rusland overeenkomstig artikel 28, lid 3
Gebruik van de ondergrond en natuurlijke hulpbronnen, met inbegrip van de mijnbouw
1. Voor vennootschappen waarover de zeggenschap bij niet-Russische personen berust kan voor het delven van bepaalde ertsen en metalen een concessie vereist zijn.
2. Bepaalde speciale veilingen voor het gebruik van de ondergrond en natuurlijke hulpbronnen door kleine bedrijven of defensie-onderne- mingen die zich in het omschakelingsproces bevinden zijn soms niet toe- gankelijk voor niet-Russische ondernemingen.
Visvangst
Voor de visvangst is een vergunning van de desbetreffende overheids- instantie vereist.
Aankoop van onroerend goed en makelaardij
a. Het is niet-Russische ondernemingen niet toegestaan grond aan te kopen. Deze ondernemingen kunnen echter wel grond pachten voor een periode van maximaal 49 jaar.
b. In afwijking van punt a kunnen niet-Russische ondernemingen grond verwerven wanneer zij als kopers zijn erkend overeenkomstig de Russische Wet Privatisering van staats- en gemeenteondernemingen in de Russische Federatie en andere wet- en regelgeving ter zake, met inbe- grip van de vereisten van privatiseringsprogramma’s:
– in het kader van de privatisering van staats- en gemeente- ondernemingen via aanbestedingen en veilingen voor commercie¨le in- vesteringen;
– in het kader van de uitbreiding, ook wat bedrijfshuisvesting betreft, van ondernemingen via aanbestedingen en veilingen voor commercie¨le investeringen.
Telecommunicatie
Telecommunicatiediensten, met inbegrip van mobiele en satelliet- telefonie, aanleg, installatie, exploitatie en onderhoud van communica- tieapparatuur, zijn aan beperkingen onderhevig.
Mediadiensten
Er zijn enkele beperkingen ten aanzien van buitenlandse deelneming in mediaondernemingen.
Professionele activiteiten
Voor de beroepsmatige uitoefening van bepaalde activiteiten door natuurlijke personen die geen Russisch staatsburger zijn, gelden verbo- den, beperkingen of bijzondere voorwaarden.
Huur van federale eigendommen
Voor de huur door vennootschappen met buitenlandse deelneming van federale eigendommen waarvan de waarde meer dan 100 miljoen roebel bedraagt is de toestemming vereist van de overheidsinstantie die met het
beheer van deze eigendommen belast is. Dit maximumbedrag wordt nog verhoogd; het wordt uitgedrukt in converteerbare valuta.
Bijlage 5 Grensoverschrijdende dienstverlening
Diensten waarvoor de Partijen elkaar meestbegunstiging toekennen
a. Sectoren volgens de Central Product Classification (CPC) van de Verenigde Naties:
Advies inzake beoordeling van de boekhouding: onderdeel van CPC 86212 anders dan accountantscontrole
Advies op het gebied van boekhouddiensten CPC 86220 Diensten van ingenieurs CPC 8672
Ge¨ıntegreerde diensten van ingenieurs CPC 8673
Diensten van architecten: advies en voorontwerp CPC 86711 Diensten van architecten: bouwkundig ontwerp CPC 86712
Diensten in verband met stedebouw en landschapsarchitectuur CPC 8674
Diensten in verband met computers:
Advies met betrekking tot de installatie van computerapparatuur CPC 841
Installatie van programmatuur CPC 842 Databanken CPC 844
Reclame CPC 871
Markt- en opinieonderzoek CPC 864 Managementadvies CPC 866
Technische beproeving en analyse CPC 8676
Advies en consultancy inzake landbouw, jacht en bosbouw Advies en consultancy inzake visserij
Advies en consultancy inzake mijnbouw Drukkerij en uitgeverij CPC 88442 Congresdienstverlening
Vertalingen CPC 87905
Interieurarchitectuur CPC 87907 Telecommunicatie:
Diensten met toegevoegde waarde, met inbegrip van, echter niet beperkt tot: elektronische post, voice mail, on-line raadpleging van databases en andere informatiebronnen, gegevensverwerking, EDI, code- en protocolconversie
Pakketgeschakelde en circuitgeschakelde datadiensten Bouwwerkzaamheden en gerelateerde technische werkzaamheden: on-
derzoek van bouwterreinen CPC 5111 Franchising CPC 8929
Volwasseneneducatie: schriftelijk onderwijs (onderdeel van CPC 924) Persagentschappen CPC 962
Verhuur en leasing van auto’s en andere vervoermiddelen zonder chauffeur (CPC 83101 personenauto’s, CPC 83102 voertuigen voor goederenvervoer, CPC 83105); van overige machines, apparatuur en werktuigen zonder bedieningspersoneel (CPC 83106, 83107, 83108,
83109)
Handelsbemiddeling en groothandel met betrekking tot de in- en uit- voerhandel (onderdeel van CPC 621 en CPC 622)
Onderzoek en ontwikkeling op het gebied van computerprogramma- tuur
Herverzekering en retrocessie, alsmede ondersteunende diensten op verzekeringsgebied, zoals advies, actuarie¨le diensten, risicobeoordeling en schaderegeling
Verzekering van risico’s met betrekking tot:
i. zeevaart, commercie¨le luchtvaart en ruimtelanceringen plus la- ding (met inbegrip van satellieten), alsmede verzekering van: ver- voerde personen, ingevoerde of uitgevoerde goederen, het voer- tuig waarmee de goederen vervoerd worden en elke aansprakelijkheid die hieruit voortvloeit;
ii. goederen in het internationaal vervoer;
iii. ongevallen en ziekte; aansprakelijkheid voor automobilisten bij grensoverschrijdend verkeer.
b. Gegevensverwerking CPC 843
Verstrekking en doorzending van financie¨le informatie; verwerking van financie¨le gegevens (zie de punten B.11 en B.12 van bijlage 6)
Voor de onder b. genoemde diensten wordt meestbegunstiging toege- kend, overeenkomstig artikel 38, zonder toepassing van deel A van bij- lage 8.
Bijlage 6
Definities betreffende financie¨le diensten
Een financie¨le dienst is een dienst van financie¨le aard die door een financie¨le dienstverlener van een van de Partijen wordt aangeboden. Financie¨le diensten omvatten de volgende activiteiten:
A. Alle verzekeringsdiensten en daarmee verband houdende diensten
1. Directe verzekering (met inbegrip van co-assurantie)
i. levensverzekering
ii. niet-levensverzekering
2. Herverzekering en retrocessie
3. Verzekeringsbemiddeling zoals diensten van makelaars en agenten
4. Nevendiensten van het verzekeringsbedrijf, zoals diensten op het gebied van advisering, actuariaat, risicobeoordeling en schaderegeling
B. Bancaire en andere financie¨le diensten (verzekeringen niet inbe- grepen)
1. In ontvangst nemen van deposito’s en andere terugbetaalbare gel- den van het publiek
2. Verstrekken van leningen, met inbegrip van met name consumentenkrediet, hypothecair krediet, factoring en financiering van handelstransacties
3. Financie¨le leasing
4. Alle betalings- en geldovermakingsdiensten, met inbegrip van krediet- en betaalkaarten, reischeques en kredietbrieven
5. Verlenen van garanties en stellen van borgtochten
6. Transacties voor eigen rekening of voor rekening van clie¨nten, het- zij ter beurze, hetzij op een markt buiten de beurs, hetzij anderszins, met betrekking tot:
a. geldmarktinstrumenten (cheques, wissels, depositocertificaten enz.)
b. vreemde valuta’s
c. afgeleide produkten, zoals bij voorbeeld futures en opties
d. wisselkoers- en rente-instrumenten, met inbegrip van produkten zoals swaps, rentetermijncontracten enz.
e. effecten
f. andere waardepapieren en financie¨le activa, met inbegrip van ongemunt goud en zilver
7. Deelneming aan emissies van diverse soorten effecten, met inbe- grip van het overnemen en plaatsen van emissies als agent (openbaar of particulier) en het verlenen van daarmee verband houdende diensten
8. Bemiddeling op de interbankmarkten
9. Beheer van activa, bij voorbeeld geld- of vermogensbeheer, alle vormen van beheer van collectieve belegging, beheer van pensioenfond- sen alsmede bewaar-, deposito- en trustdiensten
10. Vereffenings- en verrekeningsdiensten voor financie¨le activa met inbegrip van effecten, afgeleide produkten en andere waardepapieren
11. Verstrekken en overdragen van financie¨le informatie, financie¨le gegevensverwerking en bijbehorende software door verleners van andere financie¨le diensten
12. Advisering en andere financie¨le nevendiensten in verband met de in de punten 1 tot 11 genoemde activiteiten, met inbegrip van krediet- referenties en -analyse, onderzoek en advies in verband met beleggingen en portefeuillesamenstelling, alsmede advies over overnames en over bedrijfsreorganisatie en -strategie
De volgende activiteiten zijn van de definitie van financie¨le diensten uitgesloten:
a. activiteiten van centrale banken of andere overheidsinstellingen voor de tenuitvoerlegging van het monetair beleid of het wisselkoers- beleid
b. activiteiten die voor rekening of met garantie van de Staat worden verricht door centrale banken, overheidsinstanties of -organisaties of openbare instellingen, behalve wanneer die activiteiten door financie¨le dienstverleners in concurrentie met die overheidslichamen mogen wor- den uitgevoerd
c. activiteiten die deel uitmaken van een wettelijk stelsel van sociale zekerheid of van wettelijke pensioenregelingen, behalve wanneer die activiteiten door financie¨le dienstverleners in concurrentie met overheids- lichamen of particuliere instellingen mogen worden uitgevoerd.
Bijlage 7 Financie¨le diensten
A. Wat de in bijlage 6, deel B, vermelde bancaire diensten betreft, betekent de door Rusland krachtens artikel 28, lid 1, toegekende meest- begunstigingsbehandeling ten aanzien van vestiging door middel van de oprichting van uitsluitend een dochteronderneming (en dus niet vesti- ging door middel van de oprichting van een filiaal) en de door Rusland krachtens artikel 28, lid 3, toegekende nationale behandeling, een behan- deling die niet minder gunstig is dan de door Rusland aan zijn eigen ven- nootschappen toegekende behandeling; hierop zijn de volgende uitzon- deringen:
1. Rusland behoudt zich het recht voor om:
a. op Russische dochterondernemingen en filialen van vennootschap- pen uit de Gemeenschap het maximum te blijven toepassen dat het totale aandeel van buitenlands kapitaal in het Russische bankstelsel dat op de datum van ondertekening van de Overeenkomst geldt, beperkt;
b. voor Russische dochterondernemingen van vennootschappen uit de Gemeenschap een verplicht minimumvermogen te doen gelden dat hoger is dan het voor zijn nationale vennootschappen geldende, mits dit verplicht minimumvermogen niet wordt verhoogd ten opzichte van het vermogen dat geldt op de datum van ondertekening van de Overeen- komst voordat nationale behandeling ten aanzien van het verplicht minimumvermogen wordt toegepast;
c. het aantal filialen van Russische dochterondernemingen van ven- nootschappen uit de Gemeenschap te beperken;
d. een minimumniveau vast te stellen dat niet hoger is dan 55.000 ecu voor saldo’s op rekeningen van ieder natuurlijk persoon in dienst bij Russische dochterondernemingen van vennootschappen uit de Gemeen- schap;
e. Russische dochterondernemingen van vennootschappen uit de Ge- meenschap te verbieden transacties uit te voeren met aandelen en instru- menten die converteerbaar zijn in aandelen van Russische vennootschap- pen op aandelen;
f. Russische dochterondernemingen van vennootschappen uit de Ge- meenschap te verbieden transacties met Russische ingezetenen uit te voeren.
2. De in punt 1 vermelde uitzonderingen zijn slechts onder de vol- gende voorwaarden van toepassing :
i. mits zij worden toegepast op dochterondernemingen van vennoot- schappen van elk land en
ii. voor de in punt 1, sub c, d en e, vermelde uitzonderingen,
a. tot ten hoogste vijf jaar na de ondertekening van de Overeenkomst voor de sub c en d vermelde uitzonderingen en drie jaar voor de sub e vermelde uitzondering en
b. wanneer het aandeel in het aandelenkapitaal van de Russische dochteronderneming van de vennootschap uit de Gemeenschap dat in handen is van Russische onderdanen of vennootschappen de vijftig pro- cent (50 %) niet overschrijdt, en
c. op Russische dochterondernemingen van na de inwerkingtreding van deze uitzonderingen gevestigde vennootschappen uit de Gemeen- schap;
iii. voor de in punt 1, sub f, vermelde uitzondering tot 1 januari 1996 en slechts op Russische dochterondernemingen van vennootschap- pen uit de Gemeenschap die na 15 november 1993 zijn gevestigd of die hun activiteiten met Russische ingezetenen niet vo´o´r 15 november 1993 begonnen.
3. a. Na het verstrijken van vijf jaar vanaf de datum van onderteke- ning van de Overeenkomst beziet Rusland de mogelijkheid van:
i. verhoging van het in punt 1, sub a, vermelde maximum dat het totale aandeel van buitenlands kapitaal in het Russische bank- stelsel dat op de datum van ondertekening van deze Overeen- komst geldt, beperkt, met inachtneming van alle ter zake doende monetaire, fiscale, financie¨le en betalingsbalansoverwegingen en de toestand van het bankstelsel in Rusland;
ii. verlaging van het in punt 1, sub b, vermelde verplichte minimum- vermogen, met inachtneming van alle ter zake doende monetaire, fiscale, financie¨le en betalingsbalansoverwegingen en de staat van het bankstelsel in Rusland.
b. Na het verstrijken van drie jaar vanaf de datum van ondertekening van deze Overeenkomst zal Rusland verzachting van de in punt 1, sub c en d, vermelde beperkingen overwegen, met inachtneming van alle ter zake doende monetaire, fiscale, financie¨le en betalingsbalans- overwegingen en de staat van het bankstelsel in Rusland.
B. Ten aanzien van de in bijlage 6, deel A, punten 1 en 2, vermelde verzekeringsdiensten wordt de meestbegunstigingsbehandeling die
krachtens artikel 28, lid 1, wordt toegekend aan vestiging door middel van de oprichting van uitsluitend een dochteronderneming aan welke verzekeringsactiviteiten zijn toegestaan, uiteengezet in de op de dag van vestiging in Rusland geldende wetgeving en voorschriften, met inacht- neming van de volgende voorwaarden :
1. na ten hoogste vijf jaar na de ondertekening van de Overeenkomst schaft Rusland de maximumgrens van buitenlands aandeelhouderschap van 49 % in vermogen van vennootschappen af;
2. tijdens de overgangsperiode van vijf jaar weerhoudt de afschaffing van de maximumgrens voor buitenlands aandeelhouderschap Rusland niet van het invoeren van maatregelen voor het verlenen van vergunnin- gen aan vennootschappen uit de Gemeenschap voor enkele soorten ver- zekeringen. Deze maatregelen kunnen slechts worden genomen op het gebied van verplichte verzekeringsstelsels in de sociale zekerheid of voor overheidsaankopen of om de in artikel 29, lid 2, beschreven rede- nen en mogen de gevolgen van de afschaffing van de maximumgrens van buitenlands aandeelhouderschap van 49 % niet tenietdoen of ernstig schaden.
Bijlage 8
Bepalingen in verband met de artikelen 34 en 38
Deel A
Het overleg vangt binnen dertig dagen aan na het verzoek daartoe door de eerste partij. Het wordt gehouden om overeenstemming te berei- ken over:
– de intrekking door de andere partij van de maatregelen die tot een aanmerkelijk restrictievere situatie hebben geleid; of
– aanpassingen van de verplichtingen van beide partijen; of
– aanpassingen door de eerste partij ter compensatie van de meer res- trictieve situatie die door toedoen van de andere partij is ontstaan.
Indien binnen zestig dagen na het verzoek om overleg door de eerste partij geen overeenstemming is bereikt, mag deze partij zijn verplichtin- gen aanpassen, in de mate en voor zolang dit nodig is om de aanmerke- lijk restrictievere situatie te compenseren die door toedoen van de andere partij is ontstaan. Prioriteit moet worden gegeven aan die maatregelen die de werking van de overeenkomst het minst verstoren. Deze aanpas- singen mogen geen afbreuk doen aan de rechten die ondernemingen ten tijde van deze aanpassingen op grond van de overeenkomst hebben ver- worven.
Deel B
1. Tijdens de overgangsperiode van drie jaar die op de ondertekening van de overeenkomst volgt, stelt de Regering van Rusland, in een geest van partnerschap en samenwerking, de Gemeenschap van haar voorne- men in kennis nieuwe wetten in te voeren of nieuwe voorschriften goed te keuren die beperkingen kunnen inhouden van de voorwaarden voor de vestiging of werking van Russische filialen of dochterondernemingen van ondernemingen van de Gemeenschap ten opzichte van de situatie op de dag voorafgaande aan de datum van ondertekening van de overeen- komst. De Gemeenschap kan Rusland verzoeken haar de ontwerp-teksten van deze wetten of voorschriften mede te delen en overleg te houden over deze teksten.
2. Indien nieuwe wetten of voorschriften die tijdens de in lid 1 bedoelde overgangsperiode in Rusland worden ingevoerd ertoe leiden dat de voorwaarden voor de werking van Russische filialen en dochter- ondernemingen van ondernemingen van de Gemeenschap restrictiever worden ten opzichte van de situatie op de dag voorafgaande aan de datum van ondertekening van de overeenkomst, dan zijn deze wetten of voorschriften gedurende drie jaar vanaf hun inwerkingtreding niet van toepassing op die filialen en dochterondernemingen die bij de inwerking- treding van bedoelde besluiten reeds in Rusland waren gevestigd.
Bijlage 9
Overgangsperiode voor de mededingingsbepalingen en de invoering van kwantitatieve beperkingen
De in artikel 53, lid 2.3, en bijlage 2, lid 2, genoemde omstandighe- den gelden ten aanzien van de sectoren van de Russische economie:
– die worden geherstructureerd, of
– die ernstige moeilijkheden ondervinden, met name wanneer deze ernstige sociale problemen in Rusland met zich brengen, of
– die geconfronteerd worden met de verdwijning of een drastische inkrimping van het totale marktaandeel van Russische bedrijven of onderdanen in een bepaalde sector of bedrijfstak in Rusland, of
– die nieuw opkomende bedrijfstakken in Rusland zijn.
Bijlage 10
Bescherming van intellectuele, industrie¨le en commercie¨le eigendom
1. Rusland legt zich verder toe op het verbeteren van de bescherming van de intellectuele, industrie¨le en commercie¨le eigendomsrechten, ten einde tegen het einde van het vijfde jaar na de vankrachtwording van de Overeenkomst te kunnen voorzien in een mate van bescherming welke overeenstemt met de in de Gemeenschap verleende bescherming, met inbegrip van doeltreffende middelen om de eerbiediging van die rechten af te dwingen.
2. Tegen het einde van het vijfde jaar na de vankrachtwording van de Overeenkomst treedt Rusland toe tot de multilaterale overeenkomsten inzake intellectuele, industrie¨le en commercie¨le eigendomsrechten waar- bij de Lid-Staten partij zijn of welke de facto door de Lid-Staten in over- eenstemming met de desbetreffende bepalingen van die overeenkomsten worden toegepast; het gaat daarbij om :
– de Berner-conventie voor de bescherming van werken van letter- kunde en kunst (Akte van Parijs, 1971);
– het Internationaal Verdrag inzake de bescherming van uitvoerende kunstenaars, producenten van fonogrammen en omroeporganisaties (Rome, 1961);
– het Internationaal Verdrag tot bescherming van kweekprodukten (UPOV) (Akte van Gene`ve, 1978).
3. De Samenwerkingsraad kan aanbevelen dat punt 2 van deze bijlage wordt toegepast op andere multilaterale overeenkomsten.
4. Met ingang van de datum van de vankrachtwording van deze Over- eenkomst kent Rusland aan ondernemingen en onderdanen van de Ge- meenschap wat de erkenning en de bescherming van intellectuele, indus- trie¨le en commercie¨le eigendom betreft, een behandeling toe die niet minder gunstig is dan die welke dit land uit hoofde van bilaterale over- eenkomsten aan om het even welk derde land toekent.
5. Punt 4 is niet van toepassing op de voordelen die Rusland op een daadwerkelijke grondslag van reciprociteit aan om het even welk derde land toekent of op de voordelen welke Rusland aan een ander land van de voormalige USSR toekent.
Protocol 1 betreffende de oprichting van een Contactgroep Kolen en Staal
1. De partijen richten een Contactgroep op, die is samengesteld uit vertegenwoordigers van de Gemeenschap en van Rusland.
2. De Contactgroep wisselt informatie uit over de situatie van de kolen- en staalindustrie op hun grondgebied en over de handel in kolen en staal, in het bijzonder met het doel de problemen te onderkennen die zich mochten voordoen.
3. De Contactgroep onderzoekt tevens de situatie van de kolen- en staalindustrie op wereldniveau, met inbegrip van de ontwikkelingen in de internationale handel.
4. De Contactgroep wisselt alle nuttige informatie uit over de struc- tuur van de betrokken bedrijfstakken, de ontwikkeling van hun produk- tiecapaciteit, de vooruitgang van wetenschap en onderzoek op de betrok- ken gebieden en de ontwikkelingen van de werkgelegenheid. De Groep onderzoekt tevens vervuiling en de milieuproblematiek.
5. De Contactgroep onderzoekt tevens de vooruitgang op het gebied van de technische bijstand tussen partijen, waaronder hulp bij de finan- cie¨le, commercie¨le en technische bedrijfsvoering.
6. De Contactgroep wisselt alle relevante informatie uit over de standpunten die in internationale organisaties en fora zijn of moeten worden ingenomen.
7. Indien partijen overeenkomen dat de aanwezigheid en/of deelname van vertegenwoordigers van de bedrijfstakken wenselijk is, wordt de Contactgroep met deze vertegenwoordigers uitgebreid.
8. De Contactgroep komt tweemaal per jaar, beurtelings op het grond- gebied van de ene en van de andere partij, bijeen.
9. Het voorzitterschap van de Contactgroep wordt beurtelings waar- genomen door een vertegenwoordiger van de Commissie van de Euro- pese Gemeenschappen en een vertegenwoordiger van de Regering van de Russische Federatie.
Protocol 2 betreffende wederzijdse administratieve bijstand voor de correcte toepassing van de douanewetgeving
Artikel 1
Definities
Voor de toepassing van dit protocol wordt verstaan onder:
a. douanewetgeving: de op het grondgebied van de Partijen geldende voorschriften betreffende de invoer, de uitvoer en de doorvoer van goe- deren en de plaatsing van goederen onder een douaneregeling, met inbe- grip van de door Partijen ingestelde verboden, beperkingen en controle- maatregelen;
b. douanerechten: alle rechten, belastingen, vergoedingen en andere heffingen die ter uitvoering van de douanewetgeving op het grondgebied
van de Partijen worden toegepast en ingevorderd, met uitzondering van de vergoedingen en heffingen waarvan het bedrag bij benadering gelijk is aan de kosten van de verleende diensten;
c. verzoekende autoriteit: een bevoegde administratieve autoriteit die hiertoe door een Partij is aangewezen en die een verzoek om administra- tieve bijstand in douanezaken indient;
d. aangezochte autoriteit: een bevoegde administratieve autoriteit die hiertoe door een Partij is aangewezen en die een verzoek om administra- tieve bijstand in douanezaken ontvangt;
e. overtreding: elke inbreuk op de douanewetgeving en elke poging daartoe.
Artikel 2
Werkingssfeer
1. De Partijen verlenen elkaar, binnen hun bevoegdheden, bijstand, op de wijze en onder de voorwaarden vastgesteld in dit protocol, met het oog op de correcte toepassing van de douanewetgeving, in het bijzonder wat de preventie, de opsporing en het onderzoek van overtredingen van deze wetgeving betreft.
2. De bijstand in douanezaken waarin dit protocol voorziet, geldt voor elke administratieve autoriteit van de Partijen die bevoegd is voor de toepassing van dit protocol. De bijstand in douanezaken doet geen afbreuk aan de regels betreffende de wederzijdse bijstand in strafzaken en geldt niet voor informatie, met inbegrip van documenten, die is ver- kregen krachtens bevoegdheden die op verzoek van de rechterlijke auto- riteiten worden uitgeoefend, tenzij deze autoriteiten hiermee instemmen.
Artikel 3
Bijstand op verzoek
1. Op aanvraag van de verzoekende autoriteit verschaft de aange- zochte autoriteit eerstgenoemde alle ter zake dienende informatie die deze nodig heeft voor de correcte toepassing van de douanewetgeving, met inbegrip van informatie betreffende vastgestelde of voorgenomen transacties die op deze wetgeving inbreuk maken, lijken te maken of zouden maken.
2. Op aanvraag van de verzoekende autoriteit deelt de aangezochte autoriteit haar mede of goederen die uit het grondgebied van een der Par- tijen zijn uitgevoerd, op regelmatige wijze in de andere Partij zijn inge- voerd, onder vermelding, in voorkomend geval, van de douaneregeling waaronder deze goederen zijn geplaatst.
3. Op aanvraag van de verzoekende autoriteit zorgt de aangezochte autoriteit ervoor dat toezicht wordt gehouden op:
a. natuurlijke personen of rechtspersonen ten aanzien waarvan een gegrond vermoeden bestaat dat zij de douanewetgeving overtreden of overtreden hebben;
b. plaatsen waar voorraden goederen zo zijn samengebracht dat er redenen zijn om aan te nemen dat zij bedoeld zijn voor leveranties ten behoeve van transacties die in strijd zijn met de douanewetgeving van de andere partij;
c. goederenbewegingen waarover wordt medegedeeld dat zij aanlei- ding kunnen geven tot overtredingen van de douanewetgeving;
d. vervoermiddelen ten aanzien waarvan een gegrond vermoeden bestaat dat zij voor het plegen van inbreuken op de douanewetgeving werden gebruikt, worden gebruikt of kunnen worden gebruikt.
Artikel 4
Bijstand op eigen initiatief
De Partijen verlenen elkaar bijstand zonder voorafgaande aanvraag en binnen hun bevoegdheid, indien zij dit noodzakelijk achten voor de cor- recte toepassing van de douanewetgeving, in het bijzonder bij het ver- krijgen van informatie omtrent:
– vastgestelde of voorgenomen transacties die op deze wetgeving een inbreuk vormen, zouden vormen of lijken te vormen;
– nieuwe middelen of methoden die bij dergelijke transacties worden gebruikt;
– goederen waarvan bekend is dat zij het voorwerp vormen van een ernstige overtreding van de douanewetgeving inzake invoer, uitvoer, doorvoer of andere douaneprocedures.
Artikel 5
Vorm en inhoud van verzoeken om bijstand
1. Verzoeken in het kader van dit protocol worden schriftelijk gedaan en gaan vergezeld van de bescheiden die voor de behandeling ervan noodzakelijk zijn. In spoedeisende gevallen kunnen verzoeken monde- ling worden gedaan, mits zij onmiddellijk schriftelijk worden bevestigd.
2. De overeenkomstig het bepaalde in lid 1 ingediende verzoeken bevatten de hierna volgende gegevens:
a. de naam van de verzoekende autoriteit;
b. de gevraagde maatregel;
c. het onderwerp en de reden van het verzoek;
d. de relevante wetten, regels en andere rechtsvoorschriften;
e. zo nauwkeurig en volledig mogelijke informatie betreffende de natuurlijke personen of rechtspersonen waarop het onderzoek betrekking heeft;
f. een overzicht van de relevante feiten.
3. De verzoeken worden ingediend in een officie¨le taal van de aange- zochte autoriteit of in een voor deze aanvaardbare taal.
4. Indien een verzoek niet in de juiste vorm wordt gedaan, kan om correctie of aanvulling worden verzocht. Er kunnen echter reeds conser- vatoire maatregelen worden genomen.
Artikel 6
Behandeling van verzoeken
1. Verzoeken om bijstand worden behandeld overeenkomstig de wet- ten, regels en andere rechtsvoorschriften van de aangezochte Partij.
2. De aangezochte autoriteit behandelt verzoeken om bijstand, binnen de grenzen van haar bevoegdheden en de haar beschikbare middelen, alsof zij voor eigen rekening of in opdracht van een andere autoriteit van dezelfde Partij handelde, met name door reeds beschikbare informatie te verstrekken en het nodige onderzoek te verrichten of te doen verrichten.
3. Gemachtigde ambtenaren van een Partij kunnen met instemming van de andere betrokken Partij en onder de voorwaarden die laatstge- noemde stelt, van de diensten van de aangezochte autoriteit of van een andere autoriteit die onder de aangezochte autoriteit ressorteert, informa- tie over inbreuken op de douanewetgeving verkrijgen die de verzoe- kende autoriteit nodig heeft ter uitvoering van het bepaalde in dit proto- col.
4. Ambtenaren van een Partij kunnen, in bijzondere gevallen, met instemming van de andere betrokken Partij en onder de voorwaarden die laatstgenoemde stelt, aanwezig zijn bij onderzoek dat op het grondge- bied van laatstgenoemde wordt verricht.
5. Ambtenaren van een partij die onder de in dit Protocol voorziene omstandigheden aanwezig zijn bij onderzoek dat op het grondgebied van de andere partij wordt verricht, moeten zich steeds kunnen legitimeren. Zij mogen geen uniform dragen of wapens bij zich hebben.
Artikel 7
Vorm waarin de informatie dient te worden verstrekt
1. Partijen delen elkaar informatie mede in de vorm van bescheiden, voor echt gewaarmerkte afschriften van bescheiden, rapporten en derge- lijke onder de voorwaarden en binnen de grenzen als in dit Protocol omschreven.
2. Originele dossiers en documenten kunnen op verzoek slechts wor- den toegezonden wanneer voor echt gewaarmerkt kopiee¨n niet toerei- kend zouden zijn. Deze dossiers en documenten worden zo spoedig mogelijk teruggezonden.
3. De in lid 1 bedoelde bescheiden kunnen worden vervangen door informatie die, in ongeacht welke vorm, met behulp van systemen voor automatische gegevensverwerking voor hetzelfde doel wordt verstrekt. Alle relevante informatie voor het gebruik van het materiaal wordt op verzoek verstrekt.
Artikel 8
Gevallen waarin geen bijstand dient te worden verleend
1. De Partijen kunnen de in dit protocol bedoelde bijstand weigeren, slechts gedeeltelijk verlenen of deze van bepaalde voorwaarden of eisen afhankelijk stellen, wanneer het verlenen van bijstand:
a. hun soevereiniteit, openbare orde, veiligheid of andere wezenlijke belangen zou kunnen aantasten; of
b. de schending zou inhouden van een industrieel geheim, een handelsgeheim of een beroepsgeheim.
2. Wanneer de verzoekende autoriteit om een vorm van bijstand ver- zoekt die zij desgevraagd zelf niet zou kunnen verlenen, vermeldt zij dit in haar verzoek. De aangezochte autoriteit bepaalt zelf hoe zij op een dergelijk verzoek reageert.
3. Indien bijstand wordt geweigerd, dienen het daartoe strekkende besluit en de redenen ervan onverwijld aan de verzoekende autoriteit te worden medegedeeld.
Artikel 9
Geheimhoudingsplicht
1. Alle informatie, in welke vorm dan ook, die ter uitvoering van dit protocol is verstrekt, heeft een vertrouwelijk karakter en valt onder de geheimhoudingsplicht. Op deze informatie is de wetgeving van toepas- sing die op soortgelijke informatie van de ontvangende Partij van toe- passing is. Tevens zijn de ter zake geldende bepalingen van toepassing waaraan de communautaire autoriteiten zijn onderworpen.
2. Nominatieve gegevens worden niet verstrekt wanneer er redenen zijn om aan te nemen dat de mededeling of het gebruik ervan strijdig zou zijn met de fundamentele rechtsbeginselen van een der partijen en, in het bijzonder, indien de fundamentele mensenrechten van de betrok- kene hierdoor zouden worden geschonden. De Partij die de gegevens ontvangt, deelt de Partij die de gegevens verstrekt desgevraagd mede voor welk doel deze is gebruikt en welke resultaten ermee zijn bereikt.
3. Nominatieve gegevens mogen uitsluitend worden medegedeeld aan douane-autoriteiten en, indien vereist ten behoeve van rechtsvervolging, aan het openbaar ministerie en de gerechtelijke autoriteiten. Andere per-
sonen of autoriteiten kunnen dergelijke informatie uitsluitend verkrijgen na voorafgaande toestemming van de autoriteit die ze verstrekt.
4. De Partij die de gegevens verstrekt, controleert de juistheid daar- van. Wanneer blijkt dat verstrekte gegevens onjuist zijn of dienen te worden geannuleerd, wordt de ontvangende partij daarvan onverwijld in kennis gesteld. Laatstgenoemde is gehouden de correctie of annulatie uit te voeren.
5. Tenzij dit strijdig is met het algemeen belang, kan de betrokkene, op zijn verzoek, informatie verkrijgen omtrent opgeslagen gegevens en de redenen voor deze opslag.
Artikel 10
Gebruik van informatie
1. De verkregen informatie mag uitsluitend worden gebruikt voor de in dit protocol omschreven doeleinden. Een Partij mag deze informatie slechts voor andere doeleinden gebruiken na schriftelijke toestemming van de administratieve autoriteit die ze heeft verstrekt, op de door deze autoriteit vastgestelde voorwaarden.
2. Het bepaalde in lid 1 vormt geen beletsel voor het gebruik van informatie in gerechtelijke of administratieve procedures die achteraf worden ingesteld wegens niet-naleving van de douanewetgeving.
3. De Partijen kunnen de overeenkomstig het bepaalde in dit proto- col verkregen informatie en geraadpleegde bescheiden als bewijs- materiaal gebruiken in hun rapporten, getuigenverklaringen en in ge- rechtelijke procedures.
Artikel 11
Deskundigen en getuigen
Een onder een aangezochte autoriteit ressorterende ambtenaar kan worden gemachtigd, binnen de perken van de hem verleende machti- ging, in het rechtsgebied van een andere Partij als getuige of deskundige op te treden in gerechtelijke of administratieve procedures die betrek- king hebben op aangelegenheden waarop dit protocol van toepassing is en daarbij de voor deze procedures noodzakelijke voorwerpen, beschei- den of voor echt gewaarmerkte afschriften van bescheiden voor te leg- gen. In de convocatie dient uitdrukkelijk te worden vermeld over welk onderwerp en in welke functie of hoedanigheid de betrokken ambtenaar zal worden ondervraagd.
Artikel 12
Kosten van de bijstand
De Partijen brengen elkaar geen kosten in rekening voor uitgaven die ter uitvoering van dit protocol zijn gemaakt, met uitzondering, in voor-
komend geval, van de uitgaven voor deskundigen, getuigen, tolken en vertalers die niet in overheidsdienst zijn.
Artikel 13
Tenuitvoerlegging
1. De centrale douane-autoriteiten van Rusland, enerzijds, en de be- voegde diensten van de Commissie van de Europese Gemeenschappen en, in voorkomend geval, de douaneautoriteiten van de Lid-Staten, anderzijds, zijn belast met de uitvoering van dit Protocol. Deze instan- ties stellen alle praktische maatregelen en regelingen voor de toepassing van dit protocol vast, met inachtneming van de voorschriften op het gebied van de gegevensbescherming. Zij kunnen de Samenwerkingsraad aanbevelingen doen voor wijzigingen die huns inziens in dit protocol dienen te worden aangebracht.
2. De Partijen raadplegen elkaar en stellen elkaar vervolgens in ken- nis van alle uitvoeringsbepalingen die overeenkomstig dit artikel worden genomen.
Artikel 14
Complementariteit
1. Dit protocol vormt een aanvulling op en geen beletsel voor de toe- passing van alle overeenkomsten inzake wederzijdse bijstand die tussen een of meer Lid-Staten en Rusland gesloten zijn of kunnen worden. Het staat een ruimere wederzijdse bijstand waarin dergelijke gesloten of te sluiten overeenkomsten voorzien, niet in de weg.
2. Onverminderd het bepaalde in artikel 10 doen deze overeenkom- sten geen afbreuk aan de communautaire bepalingen betreffende de uit- wisseling, tussen de bevoegde diensten van de Commissie en de douane- autoriteiten van de Lid-Staten, van informatie over douanezaken die voor de Gemeenschap van belang kan zijn.
D. PARLEMENT
De Overeenkomst behoeft ingevolge artikel 91 van de Grondwet de goedkeuring der Staten-Generaal, alvorens het Koninkrijk aan de Over- eenkomst kan worden gebonden.
H. INWERKINGTREDING
De bepalingen van de Overeenkomst, de bijlagen en de Protocollen zullen ingevolge artikel 112, juncto artikel 108, van de Overeenkomst in werking treden op de eerste dag van de tweede maand volgende op de dag waarop de Partijen elkaar kennisgeving doen van het feit dat de Overeenkomst volgens hun eigen procedures is goedgekeurd.
J. GEGEVENS
Bij gelegenheid van de ondertekening van de onderhavige Overeen- komst werd op 24 juni 1994 te Korfoe een Slotakte ondertekend, waar- van de Nederlandse tekst als volgt luidt:
Slotakte
De gevolmachtigden van: het Koninkrijk Belgie¨,
het Koninkrijk Denemarken,
de Bondsrepubliek Duitsland, de Helleense Republiek,
het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, Ierland,
de Italiaanse Republiek,
het Groothertogdom Luxemburg, het Koninkrijk der Nederlanden, de Portugese Republiek,
het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannie¨ en Noord-Ierland, Verdragsluitende Partijen bij het Verdrag tot oprichting van de Euro-
pese Gemeenschap, het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeen- schap voor Kolen en Staal en het Verdrag tot oprichting van de Euro- pese Gemeenschap voor Atoomenergie,
hierna de ,,Lid-Staten’’ te noemen, en van
de Europese Gemeenschap, de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, hierna ,,de Gemeenschap’’ te noemen,
enerzijds, en
de gevolmachtigde van de Russische Federatie, hierna ,,Rusland’’ te noemen,
anderzijds,
bijeengekomen te Korfoe, op de vierentwintigste juni negentienhon- derd vierennegentig, voor de ondertekening van de Overeenkomst in- zake Partnerschap en Samenwerking, waarbij een partnerschap tot stand
wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun Lid-Staten, enerzijds, en de Russische Federatie, anderzijds, hierna ,,Partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst’’ te noemen, hebben de volgende tek- sten aangenomen:
De Partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst, met bijlagen, en de volgende protocollen;
Protocol 1 betreffende de oprichting van een Contactgroep Kolen en Staal,
Protocol 2 betreffende wederzijdse administratieve bijstand voor de correcte toepassing van de douanewetgeving.
De gevolmachtigden van de Lid-Staten en van de Gemeenschap en de gevolmachtigde van Rusland hebben de volgende gemeenschappelijke verklaringen aangenomen, die aan deze Slotakte zijn gehecht:
Gemeenschappelijke verklaring betreffende titel III en artikel 94 van de Overeenkomst
Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 10 van de Over- eenkomst
Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 12 van de Over- eenkomst
Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 17 van de Over- eenkomst
Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 18 van de Over- eenkomst
Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 22, lid 1, tweede streepje, van de Overeenkomst
Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 24 van de Over- eenkomst
Gemeenschappelijke verklaring betreffende de artikelen 26, 32 en 37 van de Overeenkomst
Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 28 van de Over- eenkomst
Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 29, lid 3, van de Overeenkomst
Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 30 van de Over- eenkomst
Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 30, onder a en g, van de Overeenkomst
Gemeenschappelijke verklaring betreffende het begrip ,,zeggenschap’’ in artikel 30, onder b, en artikel 45 van de Overeenkomst
Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 30, onder h, derde alinea, van de Overeenkomst
Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 31 van de Over- eenkomst Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 34, lid 1, van de Overeenkomst
Gemeenschappelijke verklaring betreffende de artikelen 34 en 38 van de Overeenkomst
Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 35 van de Over- eenkomst
Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 39, lid 2, onder c, tweede alinea, van de Overeenkomst betreffende het openstellen van havens
Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 39, lid 2, onder c, tweede alinea, van de Overeenkomst betreffende schepen die onder de vlag van een derde land varen
Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 44 van de Over- eenkomst
Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 46, lid 2, van de Overeenkomst
Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 48 van de Over- eenkomst
Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 52 van de Over- eenkomst
Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 53, lid 2.2, van de Overeenkomst
Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 54 van de Over- eenkomst
Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 99 van de Over- eenkomst
Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 101 van de Over- eenkomst
Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 107 van de Over- eenkomst
Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 107, lid 2, van de Overeenkomst
Gemeenschappelijke verklaring betreffende de artikelen 2 en 107 van de overeenkomst
Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 112 van de Over- eenkomst
Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 6 van Protocol 2.
De gevolmachtigden van de Lid-Staten en van de Gemeenschap en de gevolmachtigde van Rusland hebben tevens kennis genomen van de vol- gende briefwisselingen, die aan deze Slotakte zijn gehecht:
Briefwisseling met betrekking tot artikel 22 van de Overeenkomst Briefwisseling met betrekking tot artikel 52 van de Overeenkomst.
De gevolmachtigde van Rusland heeft kennis genomen van de vol- gende verklaringen, die aan deze Slotakte zijn gehecht:
Verklaring van de Gemeenschap betreffende artikel 36 van de Over- eenkomst
Verklaring van de Gemeenschap betreffende artikel 54 van de Over- eenkomst.
De gevolmachtigden van de Lid-Staten en van de Gemeenschap heb- ben kennis genomen van de volgende verklaringen, die aan deze Slot- akte zijn gehecht:
Verklaring van Rusland betreffende artikel 36 van de Overeenkomst.
Gemeenschappelijke verklaring betreffende titel III en artikel 94
Voor de toepassing van titel III en artikel 94 wordt onder de GATT verstaan de in 1947 in Gene`ve ondertekende Algemene Overeenkomst betreffende Tarieven en Handel, als gewijzigd, zoals toegepast op de datum van ondertekening van de onderhavige Overeenkomst, tenzij de Partijen anders overeenkomen in het kader van de bij artikel 90 inge- stelde Samenwerkingsraad.
Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 10
De Partijen komen overeen dat het bepaalde in artikel 10, lid 1, niet van toepassing is op voorwaarden voor de invoer van produkten op het grondgebied van Rusland in het kader van leningen en kredieten die zijn toegekend voor ontwikkeling en humanitaire doeleinden, technische en humanitaire bijstand en andere soortgelijke regelingen die zijn gesloten tussen Rusland en derde Staten of internationale organisaties, voor zover deze Staten of internationale organisaties een speciale behandeling voor deze invoer vereisen.
Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 12
Artikel 12 van titel III (goederenverkeer) heeft betrekking op door- voer. De Partijen zijn het erover eens dat artikel 12 uitsluitend betrek- king heeft op de vrijheid van doorvoer van goederen. Een en ander is in overeenstemming met de gewone GATT-praktijk. Het doorvoervraagstuk kan in het kader van toekomstige onderhandelingen over vervoersover- eenkomsten worden besproken zoals is aangegeven in artikel 43.
Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 17
De Gemeenschap en Rusland verklaren dat de tekst van de vrijwarings- clausule (artikel 17) geen GATT-vrijwaringsbehandeling toekent.
Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 18
Overeengekomen wordt dat de bepalingen van artikel 18 en deze van de volgende alinea niet ten doel hebben, noch tot gevolg mogen hebben dat de in de onderscheiden wettelijke regelingen van de Partijen vervatte procedures inzake anti-dumping- en subsidieonderzoek worden ver- traagd, verhinderd of belet.
Onverminderd hun wetgeving en praktijk komen de partijen overeen dat bij het vaststellen van de normale waarde terdege, over het geheel, en met inachtneming van de merites van elk geval, rekening wordt gehouden met natuurlijke comparatieve voordelen die door de betrokken fabrikanten kunnen worden aangetoond ten aanzien van factoren zoals toegang tot grondstoffen, produktieproce´de´s, nabijheid van de produktie ten opzichte van de klanten en speciale kenmerken van het produkt.
Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 22, lid 1, tweede streepje
Wat de Gemeenschap betreft, omvatten de voorschriften als bedoeld in artikel 6 van de Overeenkomst van 1989 onder meer het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en de des- betreffende uitvoeringsverordeningen, met name de in die teksten ver- vatte bepalingen waarin de rechten, bevoegdheden en verantwoordelijk- heden van het Voorzieningsagentschap van Euratom en van de Commissie van de Europese Gemeenschappen zijn vastgesteld.
Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 24
Overeengekomen wordt dat het begrip ,,hun gezinsleden’’ overeen- komstig de nationale wetgeving van het betrokken gastland wordt om- schreven.
Gemeenschappelijke verklaring betreffende de artikelen 26, 32 en 37
De Partijen zorgen ervoor dat de afgifte van visa en verblijfsvergun- ningen overeenkomstig de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de Lid-Staten respectievelijk Rusland plaatsvindt op een wijze die in overeenstemming is met de beginselen die zijn opgenomen in het Slotdocument van de CVSE-Conferentie van Bonn, ten einde met name een vlot verloop van toegang, verblijf en verkeer van zakenlieden in de Lid-Staten en in Rusland te bevorderen. Deze maatregelen gelden met name ten aanzien van de in artikel 32 bedoelde werknemers met een sleutelpositie en de in artikel 37 bedoelde verstrekkers van grens- overschrijdende diensten, en moeten ervoor zorgen dat de administra- tieve procedures de voordelen die voor een Partij uit deze artikelen van de Overeenkomst voortvloeien, niet uithollen of tenietdoen.
De Partijen komen overeen dat het tijdig sluiten van wedertoelatings- overeenkomsten tussen de Lid-Staten en Rusland een belangrijk element in dit verband is.
De stand van zaken op deze gebieden wordt regelmatig door de Samenwerkingsraad bezien.
Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 28
Onverminderd het bepaalde in de artikelen 50 en 51 komen de Par- tijen overeen dat de uitdrukking ,,overeeenkomstig ..... wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen’’ in artikel 28, leden 1en 4, betekent dat elke Partij voorschriften voor de vestiging van vennootschappen door de oprichting van dochterondernemingen en filialen als omschreven in arti- kel 30, en voor de werking van filialen mag vaststellen, op voorwaarde dat deze wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen geen voorbehouden instellen die in een minder gunstige behandeling resulteren dan die welke wordt toegekend aan vennootschappen of filialen uit enig derde land.
Onverminderd de in de bijlagen 3 en 4 genoemde voorbehouden en het bepaalde in de artikelen 50 en 51 komen de Partijen overeen dat de uitdrukking ,,overeenkomstig wettelijke en bestuursrechtelijke bepa-
lingen’’ in artikel 28, leden 2 en 3, betekent dat elke Partij voorschriften voor de werking van vennootschappen op haar grondgebied mag vast- stellen, op voorwaarde dat deze wettelijke en bestuursrechtelijke bepa- lingen, wat de werking van vennootschappen van de andere Partij betreft, geen nieuwe voorbehouden instellen die in een minder gunstige behandeling resulteren dan de gunstigste behandeling die wordt toege- kend aan eigen vennootschappen of aan dochterondernemingen van ven- nootschappen van enig derde land.
Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 29, lid 3
De Partijen bevestigen dat niets in artikel 29, lid 3, Rusland belet nieuwe voorschriften of maatregelen vast te stellen die voorzien in de invoering of verzwaring van discriminatie ten opzichte van de situatie die op de datum van ondertekening van de Overeenkomst bestaat ten aanzien van voorwaarden voor de vestiging van niet-communautaire vennootschappen op zijn grondgebied in vergelijking met zijn eigen ven- nootschappen.
Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 30
De Partijen bevestigen dat het belangrijk is ervoor te zorgen dat de afgifte van de in artikel 30, onder a en g, bedoelde vergunningen:
– berust op objectieve en transparante criteria, zoals competentie en de bekwaamheid om de dienst te verlenen;
– niet meer ongemak veroorzaakt dan noodzakelijk is om de kwali- teit van de dienstverlening te garanderen;
– als zodanig geen beperking vormt op het verlenen van de dienst.
Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 30, onder a en g
In artikel 30, onder a, tweede alinea, en onder g, tweede alinea, wordt rekening gehouden met het in het kader van de Overeenkomst overeen- gekomen specifieke karakter van de toegang tot financie¨le diensten, en genoemde bepalingen doen geen afbreuk aan de definities van ,,vesti- ging’’ en ,,werking’’ die van toepassing zijn op financie¨le diensten voor andere doeleinden dan voor het doel van de Overeenkomst.
Gemeenschappelijke verklaring betreffende het begrip ,,zeggen- schap’’ in artikel 30, onder b, en artikel 45
1. De Partijen bevestigen dat zij het onderling eens zijn dat ,,zeggen- schap’’ afhangt van de feitelijke omstandigheden van elk geval.
2. Een vennootschap wordt bijvoorbeeld geacht onder ,,zeggenschap’’ van een andere vennootschap te staan, en dus een dochteronderneming van de betrokken vennootschap te zijn, indien:
– de andere vennootschap rechtstreeks of middellijk beschikt over een meerderheid van de stemrechten, of
– de andere vennootschap het recht heeft een meerderheid van de leden van het bestuurs-, leidinggevend of toezichthoudend orgaan aan te stellen of af te zetten, en terzelfder tijd aandeelhouder of lid van de dochteronderneming is.
3. Beide partijen verklaren dat de in punt 2 vermelde criteria geen limitatieve opsomming vormen.
Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 30, onder h, derde alinea
Gelet op de beperkingen die op dit ogenblik bestaan ten aanzien van het vervoer van goederen en passagiers door takken van het overland- vervoer, komen de Partijen overeen dat, totdat deze beperkingen worden opgeheven, onder de uitdrukking ,,het intermodale vervoer dat ten dele over zee plaatsvindt’’ wordt verstaan de organisatie van dat vervoer.
Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 31
Artikel 31 stelt de Partijen in staat alle maatregelen te nemen om te voorkomen dat een vennootschap van een derde land van om het even welke door deze Overeenkomst geboden mogelijkheid gebruik maakt om de door de Partijen gestelde voorwaarden voor de vestiging van ven- nootschappen van dat derde land op hun respectieve grondgebieden te omzeilen.
Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 34, lid 1
Mede naar aanleiding van de door Rusland aan de Gemeenschap ver- strekte toelichting over het feit dat in bepaalde opzichten en voor een aantal sectoren de aan Russische dochterondernemingen en filialen van vennootschappen uit de Gemeenschap verleende behandeling beter is dan de nationale behandeling van Russische vennootschappen in het algemeen, zijn de Partijen het erover eens dat indien Rusland maatrege- len zou nemen om de behandeling van Russische dochterondernemingen en filialen van buitenlandse vennootschappen op e´e´n lijn te brengen met de nationale behandeling, dat niet kan worden beschouwd als een in- breuk op de in artikel 34, lid 1, vervatte verplichting van Rusland.
Gemeenschappelijke verklaring betreffende de artikelen 34 en 38
De Partijen komen overeen dat indien een Partij van mening zou zijn dat de andere Partij het ,,restrictiever’’ karakter waarvan sprake is in arti- kel 34, lid 2, en in artikel 38, lid 3, niet op de juiste wijze heeft ge¨ın- terpreteerd, die Partij gebruik kan maken van de procedures van artikel 101.
Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 35
De Partijen komen overeen dat de in artikel 35, lid 3, onder a en b, bedoelde activiteiten niet het zelf verrichten van vervoer omvatten.
Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 39, lid 2, onder c, tweede alinea, met betrekking tot het openstellen van havens
Op basis van de door Rusland verstrekte informatie over de voor bui- tenlandse vaartuigen toegankelijke Russische havens neemt de Gemeen- schap er nota van dat Rusland van plan is nog maatregelen te nemen om het aantal voor buitenlandse vaartuigen toegankelijke havens te vergro- ten. Rusland neemt er eveneens nota van dat de Gemeenschap als beleid heeft alle voor het internationaal handelsverkeer beschikbare havens voor buitenlandse vaartuigen open te houden. De Partijen zijn van oor- deel dat de mate waarin de havens toegankelijk zijn voor buitenlandse vaartuigen, zeer belangrijk is als indicatie in hoeverre is voldaan aan de noodzakelijke voorwaarden voor het vrije dienstenverkeer in het inter- nationaal maritiem vervoer. Zij verbinden zich derhalve ertoe de situatie met betrekking tot de voor buitenlandse vaartuigen toegankelijke havens ten minste om de twee jaar opnieuw te bezien in het kader van overleg binnen de Samenwerkingsraad. Indien er ernstige problemen rijzen in verband met het openhouden van een haven voor buitenlandse vaartui- gen, brengt de Partij op wiens grondgebied die haven zich bevindt, de andere Partij hiervan op de hoogte. Op verzoek van laatstgenoemde Par-
tij wordt overleg gepleegd om te garanderen dat alle maatregelen welke worden genomen, de vrije dienstverrichting in de internationale mari- tieme sector zo weinig mogelijk aantasten.
Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 39, lid 2, onder c, tweede alinea, met betrekking tot schepen die onder de vlag van een derde land varen
De Partijen komen overeen dat zij vijf jaar na de inwerkingtreding van de Overeenkomst de mogelijkheid zullen onderzoeken om artikel 39, lid 2, onder c, tweede alinea, toepasselijk te maken op onder de vlag van een derde land varende schepen die worden gee¨xploiteerd door scheepvaartmaatschappijen of onderdanen van een Lid-Staat of van Rus- land.
Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 44
Voor de toepassing van de Overeenkomst is een overeenkomst inzake economische integratie een overeenkomst conform de beginselen van artikel V van de Algemene Overeenkomst inzake de Handel in Diensten. Met betrekking tot de aspecten van de Overeenkomst die activiteiten buiten de dienstensector bestrijken, is een overeenkomst inzake econo- mische integratie een overeenkomst conform de beginselen van artikel XXIV van de GATT betreffende de instelling van vrijhandelszones of douane-unies.
Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 46, lid 2
De Partijen zijn het erover eens dat het antwoord op de vraag of werk- zaamheden, zij het slechts occasioneel, verband houden met de uitoefe- ning van het openbaar gezag op hun respectieve grondgebieden, afhan- kelijk is van de omstandigheden in elk afzonderlijk geval. Tot het antwoord op deze vraag kan worden bijgedragen door voor elk afzon- derlijk geval het verband na te gaan tussen die activiteiten en:
– het recht fysieke dwangmaatregelen te gebruiken; of
– de uitoefening van gerechtelijke functies; of
– het recht bindende voorschriften unilateraal vast te stellen.
Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 48
Het feit dat een visum wordt vereist voor natuurlijke personen van bepaalde Partijen en niet voor die van andere, wordt niet op zich geacht uit een specifieke verbintenis voortvloeiende voordelen teniet te doen of daaraan afbreuk te doen.
Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 52 (definities)
,,Lopende betalingen’’
,,Lopende betalingen’’ zijn in verband met het verkeer van goederen, diensten en personen en overeenkomstig de normale internationale handelspraktijk verrichte betalingen, met uitsluiting van die regelingen die eigenlijk een combinatie van een lopende betaling en een kapitaal- transactie vormen, zoals bijvoorbeeld uitstel van betaling en voorschot- ten, die tot doel heeft de respectieve wetgevingen van de Partijen op dit gebied te omzeilen.
Deze definitie sluit niet uit dat Rusland wettelijke voorschriften toe- past of uitvaardigt waarbij dergelijke betalingen moeten plaatshebben via de Russische banken die van de Centrale Bank van de Russische Federatie de vergunningen hebben ontvangen voor het in vrij converti- bele valuta uitvoeren van de desbetreffende verrichtingen.
,,Directe investeringen’’
,,Directe investeringen’’ zijn investeringen die tot doel hebben duur- zame economische relaties met een onderneming tot stand te brengen, zoals bijvoorbeeld de investeringen in het betrokken land door niet- inwoners of in het buitenland door inwoners, welke de mogelijkheid met zich brengen invloed uit te oefenen op het bestuur van die onderneming doordat zij betrekking hebben op:
1. de oprichting of uitbreiding van een onderneming in volledige eigendom, een dochteronderneming of een filiaal dan wel het voor 100% verwerven van een bestaande onderneming;
2. het nemen van een participatie in een nieuwe of bestaande onder- neming;
3. een lening met een looptijd van vijf jaar of meer.
,,Vrij convertibele valuta’’
,,Een vrij convertibele valuta’’ is een valuta welke als zodanig wordt beschouwd door het Internationaal Monetair Fonds.
Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 53, lid 2.2
,,Basisprodukten’’ zijn die welke als zodanig worden omschreven in de GATT.
Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 54
De Partijen komen overeen dat voor de toepassing van de Overeen- komst de intellectuele, industrie¨le en commercie¨le eigendom mede be- trekking heeft op met name het auteursrecht met inbegrip van het copy-
right voor computerprogramma’s en naburige rechten, octrooien, indu- strie¨le ontwerpen, geografische aanduidingen met inbegrip van benamin- gen van oorsprong, warenmerken en dienstmerken, topografiee¨n van ge¨ıntegreerde schakelingen alsook de bescherming tegen oneerlijke me- dedinging zoals bedoeld in artikel 10 bis van het Verdrag van Parijs tot bescherming van de industrie¨le eigendom, en de bescherming van ge- heime informatie inzake know-how.
Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 99
De Partijen zijn het erover eens dat de in artikel 99 bedoelde maatre- gelen niet mogen worden genomen met het doel om de mededingings- voorwaarden op de desbetreffende markten te verstoren en zo bescher- ming te verlenen aan de binnenlandse produktie.
Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 101
De Partijen verzoeken de Samenwerkingsraad onverwijld na te gaan welke procedureregels kunnen worden gehanteerd voor de regeling van geschillen in het kader van de Overeenkomst.
Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 107
De Partijen zijn het erover eens dat voor de correcte interpretatie en de praktische toepassing ervan, onder de uitdrukking ,,bijzonder drin- gende gevallen’’ in artikel 107 van de Overeenkomst die gevallen moe- ten worden verstaan waarin de Overeenkomst wezenlijk geschonden wordt door een van de Partijen. Een wezenlijke schending van de Over- eenkomst bestaat in
a. niet door de algemene regels van het internationaal recht toege- stane afwijzing van de Overeenkomst
of
b. schending van de elementen die ingevolge artikel 2 een essentieel onderdeel van de Overeenkomst zijn.
Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 107, lid 2
De partijen zijn het erover eens dat de in artikel 107, lid 2, bedoelde
,,passende maatregelen’’ worden genomen in overeenstemming met het internationaal recht.
Indien een Partij een maatregel neemt in een in artikel 107, lid 2, bedoeld ,,bijzonder dringend geval’’ kan de andere Partij gebruik maken van de in artikel 101 bedoelde procedure.
Gemeenschappelijke verklaring betreffende de artikelen 2 en 107
De Partijen verklaren dat de opneming in de Overeenkomst van de eerbiediging van de mensenrechten als een essentieel onderdeel van de Overeenkomst en van het begrip bijzonder dringende gevallen voort- vloeit uit:
– het beleid van de Gemeenschap op het gebied van de mensenrech- ten, overeenkomstig de Verklaring van de Raad van 11 mei 1992 waarin bepaald wordt dat deze verwijzing moet worden opgenomen in samenwerkings- of associatieovereenkomsten tussen de Gemeenschap en haar CVSE-partners, alsmede
– het beleid van Rusland op dit gebied en
– het belang dat beide Partijen hechten aan de verplichtingen ter zake, die met name voortvloeien uit de Slotakte van Helsinki en het Handvest van Parijs voor een Nieuw Europa.
Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 112
De Partijen bevestigen dat hoewel de huidige Overeenkomst wat hun onderlinge betrekkingen aangaat in de plaats komt van de Overeenkomst van 18 december 1989, de huidige Overeenkomst geen afbreuk doet aan maatregelen die genomen zijn dan wel overeenkomsten die tussen de Partijen gesloten zijn vo´o´r de inwerkingtreding van de huidige Overeen- komst in overeenstemming met de Overeenkomst van 1989, noch be- doelde maatregelen of overeenkomsten op andere wijze aantast, en dit onder de voorwaarden en voor de toepassingsperiode die voor die maat- regelen of overeenkomsten gelden.
Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 6 van protocol 2
1. De Partijen stemmen ermee in voor het volgende goederenverkeer onverwijld de nodige maatregelen te nemen om elkaar bij te staan zoals bepaald in dit Protocol:
a. verkeer van wapens, ammunitie, explosieven en explosieve mid- delen;
b. verkeer van kunst- en antieke voorwerpen, die voor e´e´n van de Partijen van aanzienlijke historische, culturele of archeologische waarde zijn;
c. verkeer van giftige produkten alsmede van stoffen die gevaarlijk zijn voor het milieu en de volksgezondheid;
d. verkeer van gevoelige en strategische goederen die onderworpen zijn aan niet-tarifaire beperkingen in overeenstemming met de door de Partijen overeengekomen lijsten.
2. De Partijen stemmen ermee in, indien zulks volgens de beginselen van hun respectieve rechtsstelsels is toegestaan, de nodige maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat een correct gebruik kan worden
gemaakt van het systeem van gecontrolleerde levering op basis van door hen in overeenstemming met de procedures van dit Protocol onderling overeengekomen toepassingsbepalingen.
3. De partijen stemmen ermee in om, in overeenstemming met hun respectieve wetgevingen, alle nodige maatregelen te nemen, om alle onder dit Protocol ressorterende
– documenten af te leveren,
– besluiten mede te delen,
aan geadresseerden die hun woonplaats hebben of gevestigd zijn in hun respectieve grondgebieden, op basis van door hen onderling over- eengekomen toepassingsbepalingen die zij hebben vastgesteld in over- eenstemming met de procedures van dit Protocol. In dat geval is artikel 5, lid 3, van toepassing.
4. De Partijen komen overeen dat een autoriteit bij wie een verzoek is ingediend waaraan deze zelf geen gevolg kan geven, dit verzoek richt aan een administratieve afdeling die onder dezelfde voorwaarden te werk gaat als die welke van toepassing zijn op de autoriteit tot wie het verzoek gericht is.
Briefwisseling met betrekking tot artikel 22
A. Brief van Rusland Xxxxxxxx,
In deze brief bevestig ik u dat wij met betrekking tot de handel in kernmaterialen als bedoeld in artikel 22 van de heden ondertekende Overeenkomst inzake Partnerschap en Samenwerking het volgende zijn overeengekomen:
Rusland is voornemens als solide, betrouwbare en op lange termijn handelende leverancier van kernmaterialen aan de Gemeenschap op te treden en de Gemeenschap erkent dit voornemen. De Russische Rege- ring neemt er nota van dat de Gemeenschap Rusland vooral in het kader van haar voorzieningsbeleid op nucleair gebied beschouwt als afzonder- lijke leverancier die zich van andere leveranciers onderscheidt.
Om moeilijkheden in het handelsverkeer te voorkomen zal op gezette tijden of op een daartoe strekkend verzoek overleg worden gepleegd over ontwikkelingen op het gebied van de handel in kernmaterialen tus- sen Rusland en de Gemeenschap. Bij dit overleg kan onder meer een permanente en regelmatige dialoog over marktontwikkelingen en
-prognoses worden gevoerd.
Dit overleg zal plaatsvinden in het kader van artikel 92. Zoals in arti- kel 13 van de Overeenkomst inzake Partnerschap en Samenwerking is bepaald, zullen de in artikel 6 van de Overeenkomst van 1989 bedoelde voorschriften op uniforme, onpartijdige en billijke wijze worden uitge- voerd.
Ik verwijs naar onze gemeenschappelijke wens om er met alle bruik- bare middelen voor te zorgen dat de nucleaire ontwapening die aan de gang is, wordt vergemakkelijkt. Wij zijn overeengekomen alle nodige maatregelen te treffen om overleg met alle betrokken landen te voeren als blijkt dat de uitvoering van de respectieve bilaterale en multilaterale overeenkomsten de installaties van de Partijen ernstig schaadt of dreigt te schaden.
Ik stel voor dat deze brief en uw antwoord een formele overeenkomst tussen ons tot stand brengen.
Gelieve, Mijnheer, de verzekering van mijn bijzondere hoogachting te aanvaarden.
B. Brief van de Gemeenschap Mijnheer,
Voor de Regering van de Russische Federatie
Ik heb de eer U de ontvangst te bevestigen van uw brief van heden, die als volgt luidt:
,,In deze brief bevestig ik u dat wij met betrekking tot de handel in kernmateriaal als bedoeld in artikel 22 van de heden onderte- kende Partnerschaps en Samenwerkingsovereenkomst het volgende zijn overeengekomen:
Rusland is voornemens als solide, betrouwbare en op lange termijn handelende leverancier van kernmateriaal aan de Gemeenschap op te treden en de Gemeenschap erkent dit voornemen. De Russische regering neemt er nota van dat de Gemeenschap Rusland vooral in het kader van haar voorzieningsbeleid op nucleair gebied be- schouwt als afzonderlijke leverancier die zich van andere leveran- ciers onderscheidt.
Om moeilijkheden in het handelsverkeer te voorkomen zal regel- matig overleg ter zake worden gepleegd of, op een daartoe strek- kend verzoek, over ontwikkelingen op het gebied van de handel in kernmaterialen tussen Rusland en de Gemeenschap. Bij dit overleg kan onder meer een permanente en regelmatige dialoog over markt- ontwikkelingen en -prognoses worden gevoerd.
Dit overleg zal plaatsvinden in het kader van artikel 92.
Zoals in artikel 13 van de Overeenkomst inzake Partnerschap en Samenwerking is bepaald, zullen de in artikel 6 van de Overeen- komst van 1989 bedoelde voorschriften op uniforme, onpartijdige en billijke wijze worden uitgevoerd.
Ik verwijs naar onze gemeenschappelijke wens om er met alle bruikbare middelen voor te zorgen dat de nucleaire ontwapening die aan de gang is, wordt vergemakkelijkt. Wij zijn overeengeko- men alle nodige maatregelen te treffen om overleg met alle betrok- ken landen te voeren als blijkt dat de uitvoering van de respectieve bilaterale en multilaterale overeenkomsten de installaties van de Partijen ernstig schaadt of dreigt te schaden.
Ik stel voor dat deze brief en uw antwoord een formele overeen- komst tussen ons tot stand brengen.’’.
Ik heb de eer u te bevestigen dat uw brief en de onderhavige een for- mele overeenkomst tussen ons vormen.
Gelieve, Mijnheer, de verzekering van mijn bijzondere hoogachting te aanvaarden.
Namens de
Europese Gemeenschappen
Briefwisseling met betrekking tot artikel 52
a. Brief van Rusland Xxxxxxxx,
Met betrekking tot artikel 52 van de Overeenkomst inzake Partner- schap en Samenwerking bevestig ik hierbij dat niets in dit artikel kan worden uitgelegd als een beperking op het overmaken naar het buiten- land door inwoners van de Gemeenschap van de door inwoners van de Gemeenschap in Rusland gedane investeringen met inbegrip van alle compensatie-uitkeringen naar aanleiding van bijvoorbeeld onteigenings- maatregelen, nationalisatie of maatregelen van gelijke strekking, en van alle opbrengsten daarvan.
Ik stel voor aan de hand van deze brief en uw antwoord tot een for- mele overeenkomst te komen.
Gelieve, Mijnheer, de verzekering van mijn bijzondere hoogachting te aanvaarden.
Voor de Regering van de Russische Federatie
B. Brief van de Gemeenschap Mijnheer,
Ik heb de eer u de ontvangst te bevestigen van uw brief van heden, die als volgt luidt:
,,Met betrekking tot artikel 52 van de Overeenkomst inzake Part- nerschap en Samenwerking bevestig ik hierbij dat niets in dit arti- kel kan worden uitgelegd als een beperking op het overmaken naar het buitenland door inwoners van de Gemeenschap van de door inwoners van de Gemeenschap in Rusland gedane investeringen met inbegrip van alle compensatie-uitkeringen naar aanleiding van bijvoorbeeld onteigeningsmaatregelen, nationalisatie of maatrege- len van gelijke strekking, en van alle opbrengsten daarvan.
Ik stel voor aan de hand van deze brief en uw antwoord tot een formele overeenkomst te komen.’’.
Ik heb de eer u te bevestigen dat uw brief en de onderhavige een for- mele overeenkomst tussen ons vormen.
Gelieve, Mijnheer, de verzekering van mijn bijzondere hoogachting te aanvaarden.
Namens de
Europese Gemeenschappen
Verklaring van de Gemeenschap betreffende artikel 36
De Gemeenschap verklaart dat grensoverschrijdende diensten als be- doeld in artikel 36 geen verplaatsing impliceren van de dienstverlener naar het grondgebied van het land waarvoor hij de dienst verstrekt, en evenmin van de ontvanger van de diensten naar het grondgebied van het land waar de dienstprestaties vandaan komen.
Verklaring van de Gemeenschap betreffende artikel 54
De bepalingen van de Overeenkomst laten de bevoegdheden van de Europese Gemeenschap en haar Lid-Staten voor aangelegenheden met betrekking tot de intellectuele, industrie¨le en commercie¨le eigendom onverlet.
Verklaring van Rusland betreffende artikel 36
Rusland verklaart dat onder de dienstverleners bedoeld in de verkla- ring van de Gemeenschap betreffende artikel 36 niet kunnen worden ver- staan de natuurlijke personen die een vennootschap uit de Gemeenschap of een Russische vennootschap vertegenwoordigen en tijdelijke toegang
verlangen voor onderhandelingen over de verkoop van grensover- schrijdende diensten of voor het sluiten van overeenkomsten betreffende de verkoop van grensoverschrijdende diensten voor die vennootschap.
GEDAAN te Korfoe, de vierentwintigste juni negentienhonderd vierennegentig.
De Slotakte is op 24 juni 1994 ondertekend voor: Belgie¨
Denemarken Duitsland Frankrijk Griekenland Ierland
Italie¨
het Koninkrijk der Nederlanden
Luxemburg Portugal Spanje
het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannie¨ en Noord-Ierland de Europese Gemeenschappen
de Russische Federatie
Buiten het kader van de overeenkomst Briefwisseling met betrekking tot de gevolgen van de uitbreiding
A. Brief van de Gemeenschap Mijnheer,
Onder verwijzing naar de vandaag ondertekende Overeenkomst in- zake Partnerschap en Samenwerking bevestig ik u dat indien wijzigin- gen in deze Overeenkomst nodig mochten blijken als gevolg van een uit- breiding van de Gemeenschap, hierover overeenkomstig artikel 90 overleg zou worden gepleegd tussen de Partijen en in dit verband zoveel mogelijk rekening zou worden gehouden met het karakter van de bila- terale handels- en economische betrekkingen tussen Rusland en de toe- tredende Staten.
Ik moge u verzoeken mij te willen bevestigen dat Rusland met de inhoud van dit schrijven instemt.
Gelieve, Mijnheer, de verzekering van mijn bijzondere hoogachting te aanvaarden.
Namens de
Europese Gemeenschappen
(w.g.) XXXX XXXXXXX
XXXX XXX XXX XXXXX
(w.g.) XXXXXXX
CHOKIN
Briefwisseling met betrekking tot de Uruguay-ronde
A. Brief van de Gemeenschap Mijnheer,
Onder verwijzing naar de vandaag ondertekende Overeenkomst in- zake Partnerschap en Samenwerking bevestig ik dat wij het erover eens zijn dat de situatie die ontstaat na de inwerkingtreding van de multila- terale overeenkomsten in het kader van de Uruguay-Ronde en het vast- stellen van amendementen in de GATT, de codes en andere overeenkom- sten in verband met de GATT, zou kunnen worden beschouwd als een verandering van omstandigheden in de zin van artikel 4 van de Over- eenkomst, waarbij het passend zou zijn na te gaan of de Overeenkomst moet worden gewijzigd.
Ik moge u verzoeken mij te willen bevestigen dat Rusland met de inhoud van dit schrijven instemt.
Gelieve, Mijnheer, de verzekering van mijn bijzondere hoogachting te aanvaarden.
Namens de
Europese Gemeenschappen
(w.g.) XXXX XXXXXXX
XXXX XXX XXX XXXXX
(w.g.) XXXXXXX
CHOKIN
Briefwisseling met betrekking tot onder de EGKS vallende staalprodukten1)
A. Letter from the Community Dear Xxx,
I refer to the Agreement on Partnership and Cooperation signed today and in particular Article 21 thereof.
I confirm our understanding that the Community and the Russian Fed- eration will use their best endeavours to ensure that the agreement on quantitative arrangements concerning exchanges of ECSC steel products between them shall be concluded as rapidly as possible having due regard to all factors they agree are relevant including in particular the steel production of the Russian Federation relative to that of the major steel producing States of the former Soviet Union.
The operation of the agreement on ECSC products by way, inter alia, of a system of double licensing together with control of origin should ensure predictable trade in these products.
I further confirm our understanding that appropriate account will be taken in the agreement of the accession of new Member States to the European Union as from the date of their accession.
I would be obliged if you could confirm the agreement of the Russian Federation to the contents of this letter.
Please accept, Sir, the assurance of my highest consideration.
On behalf of the European Communities
(sd.) XXXX XXXXXXX
XXXX XXX XXX XXXXX
1) De Overeenkomstsluitende partijen zijn overeengekomen dat deze briefwis- seling alleen in het Engels en het Russisch zal worden ondertekend.
(w.g.) XXXXXXX
CHOKIN
Van het op 18 april 1951 te Parijs tot stand gekomen Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, waarnaar onder meer wordt verwezen in de preambule tot de onderhavige Over- eenkomst, zijn de Franse tekst, alsmede de Nederlandse vertaling, ge- plaatst in Trb. 1951, 82; zie ook, laatstelijk, Trb. 1990, 151.
Van het op 25 maart 1957 te Rome tot stand gekomen Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, waarnaar wordt verwezen in de preambule tot de onderhavige Overeenkomst, is de Franse tekst geplaatst in Trb. 1957, 75 en de Nederlandse tekst in Trb. 1957, 92; zie ook, laatstelijk, Trb. 1987, 117.
De Europese Gemeenschap, waarnaar wordt verwezen in de pream- bule tot de onderhavige Overeenkomst, is opgericht bij het op 7 februari 1992 te Maastricht tot stand gekomen Verdrag betreffende de Europese Unie. Van dat Verdrag is de Nederlandse tekst geplaatst in Trb. 1992, 74; zie ook, laatstelijk, Trb. 1994, 28.
Xxx xx xx 00 xxxxxxxx 0000 xx Xxxxxxx tot stand gekomen Overeen- komst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en de Unie van Socialistische Sov- jetrepublieken inzake handel en commercie¨le en economische samen- werking, waarnaar onder meer wordt verwezen in de preambule tot de onderhavige Overeenkomst, is de Nederlandse tekst geplaatst in Pb. EG L 68/90.
De Organisatie van de Verenigde Naties, waarnaar onder meer wordt verwezen in de preambule tot de onderhavige Overeenkomst, is opge- richt bij het op 26 juni 1945 te San Francisco tot stand gekomen Hand- vest van de Verenigde Naties. Van dat Handvest zijn de gewijzigde Engelse en Franse tekst geplaatst in Trb. 1979, 37 en is de herziene ver- taling in het Nederlands geplaatst in Trb. 1987, 113; zie ook, laatstelijk, Trb. 1993, 168.
Van de op 15 april 1994 te Marrakesh tot stand gekomen Algemene Overeenkomst betreffende Tarieven en Handel, als gewijzigd bij de Uruguay-Ronde, waarnaar onder meer wordt verwezen in de preambule tot de onderhavige Overeenkomst, is de Engelse tekst geplaatst in Trb. 1994, 235 (blz. 16 e.v.).
Van de op 12 juni 1985 te Lissabon/Madrid tot stand gekomen Akte van Toetreding van Spanje en Portugal tot de Gemeenschap, waarnaar wordt verwezen in artikel 15 van de onderhavige Overeenkomst, is de Nederlandse tekst geplaatst in Trb. 1985, 135; zie ook, laatstelijk, Trb. 1988, 158.
Van de op 15 april 1994 te Marrakesh tot stand gekomen Algemene Overeenkomst inzake de Handel in Diensten (GATS), waarnaar onder meer wordt verwezen in artikel 47 van de onderhavige Overeenkomst, is de Engelse tekst geplaatst in Trb. 1994 (blz. 304 e.v.).
Van de op 27 december 1945 te Washington tot stand gekomen Over- eenkomst betreffende het Internationale Monetaire Fonds (IMF), waar- naar wordt verwezen in artikel 52, zevende lid, van de onderhavige Overeenkomst, zijn de Engelse en de vertaling in het Nederlands ge-
plaatst in Stb. 278, respectievelijk blz. 4–106 en blz. 5–107; zie ook, laatstelijk, Trb. 1991, 70.
Van het op 14 juli 1967 te Stockholm tot stand gekomen Herziene Verdrag van Parijs tot bescherming van de industrie¨le eigendom, waar- naar onder meer wordt verwezen in artikel 54, tweede lid, van de onder- havige Overeenkomst, is de Franse tekst geplaatst in Trb. 1969, 144 en de vertaling in het Nederlands in Trb. 1970, 187; zie ook, laatstelijk, Trb. 1988, 22.
Van de op 14 juli 1967 te Stockholm tot stand gekomen Herziene Schikking van Madrid betreffende de internationale inschrijving van merken, waarnaar wordt verwezen in artikel 54, tweede lid, van de onderhavige Overeenkomst, is de Franse tekst geplaatst in Trb. 1969, 143 en de vertaling in het Nederlands in Trb. 1970, 186; zie ook, laat- stelijk, Trb. 1989, 54.
Van de op 13 mei 1977 te Gene`ve tot stand gekomen Herziene Over- eenkomst van Nice van 15 juni 1957 betreffende de internationale clas- sificatie van de waren en diensten ten behoeve van de inschrijving van merken, waarnaar wordt verwezen in artikel 54, tweede lid, van de onderhavige Overeenkomst, zijn de Franse en de Engelse tekst, alsmede de vertaling in het Nederlands, geplaatst in Trb. 1978, 60; zie ook, laat- stelijk, Trb. 1989, 55.
Van het op 28 april 1977 te Boedapest tot stand gekomen Verdrag inzake de internationale erkenning van het depot van micro-organismen ten dienste van de octrooiverlening, waarnaar wordt verwezen in artikel 54, tweede lid, van de onderhavige Overeenkomst, zijn de Engelse en de Franse tekst, alsmede de vertaling in het Nederlands, geplaatst in Trb. 1978, 90; zie ook, laatstelijk, Trb. 1987, 62.
Van het op 19 juni 1970 te Washington tot stand gekomen Verdrag tot samenwerking inzake octrooien, waarnaar wordt verwezen in artikel 54, tweede lid, van de onderhavige Overeenkomst, zijn de Engelse en de Franse tekst, alsmede de vertaling in het Nederlands, geplaatst in Trb. 1973, 20; zie ook, laatstelijk, Trb. 1993, 198.
Van het op 28 juni 1989 te Madrid tot stand gekomen Protocol bij de Schikking van Madrid betreffende de internationale inschrijving van merken, waarnaar wordt verwezen in artikel 54, tweede lid, van de onderhavige Overeenkomst, zijn de Franse en de Engelse tekst, alsmede de vertaling in het Nederlands, geplaatst in Trb. 1994, 40.
Van het op 22 maart 1989 te Bazel tot stand gekomen Verdrag van Bazel inzake de beheersing van de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen en de verwijdering ervan, waarnaar wordt verwezen in artikel 69, tweede lid, van de onderhavige Overeenkomst, zijn de Engelse en de Franse tekst, alsmede de vertaling in het Neder- lands, geplaatst in Trb. 1990, 12; zie ook Trb. 1993, 72.
Van het op 25 februari 1991 te Espoo tot stand gekomen Verdrag inzake milieu-effectrapportage in grensoverschrijdend verband, waarnaar wordt verwezen in artikel 69, tweede lid, van de onderhavige Overeen-
komst, zijn de Engelse en de Franse tekst geplaatst in Trb. 1991, 104 en de vertaling in het Nederlands in Trb. 1991, 174.
De Internationale Bank voor Herstel en Ontwikkeling, waarnaar wordt verwezen in artikel 89 van de onderhavige Overeenkomst, is opgericht bij de op 27 december 1945 te Washington tot stand gekomen Overeen- komst betreffende de Internationale Bank voor Herstel en Ontwikkeling. Van dat Verdrag zijn de Engelse tekst en de vertaling in het Nederlands geplaatst in Stb. G278, respectievelijk blz. 108–182 en 109–183; zie ook, laatstelijk, Trb. 1989, 121.
De Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling, waarnaar wordt verwezen in artikel 89 van de onderhavige Overeenkomst, is opgericht bij de op 29 mei 1990 te Parijs tot stand gekomen Overeen- komst tot oprichting van de Europese Bank voor Wederopbouw en Ont- wikkeling. Van die Overeenkomst zijn de Engelse en de Franse tekst, alsmede de vertaling in het Nederlands geplaatst in Trb. 1990, 143; zie ook Trb. 1991, 81.
Van het op 10 juni 1958 te New York tot stand gekomen Verdrag over de erkenning en tenuitvoerlegging van buitenlandse arbitrale uitspraken, waarnaar wordt verwezen in artikel 98, tweede lid, van de onderhavige Overeenkomst, zijn de Engelse en de Franse tekst geplaatst in Trb. 1958, 145 en de vertaling in het Nederlands in Trb. 1959, 58; zie ook, laatste- lijk, Trb. 1980, 27.
Het Verdrag inzake het Europees Energiehandvest, waarnaar wordt verwezen in artikel 105 van de onderhavige Overeenkomst, is nog niet tot stand gekomen.
Van de op 24 juli 1971 te Parijs tot stand gekomen Herziene Berner Conventie van 9 september 1886 voor de bescherming van werken van letterkunde en kunst, waarnaar wordt verwezen in Bijlage 10, tweede punt, bij de onderhavige Overeenkomst, zijn de Engelse en de Franse tekst, alsmede de vertaling in het Nederlands geplaatst in Trb. 1972, 157; zie ook, laatstelijk, Trb. 1985, 151.
Van het op 26 oktober 1961 te Rome tot stand gekomen Internationaal Verdrag inzake de bescherming van uitvoerende kunstenaars, producen- ten van fonogrammen en omroeporganisaties, waarnaar wordt verwezen in Bijlage 10, tweede lid, bij de onderhavige Overeenkomst, zijn de Engelse en de Franse tekst, alsmede de vertaling in het Nederlands geplaatst in Trb. 1986, 182; zie ook Trb. 1993, 133.
Van de op 23 oktober 1978 te Gene`ve tot stand gekomen Herziene Akte houdende wijziging van het Internationaal Verdrag tot bescherming van kweekprodukten, waarnaar onder meer wordt verwezen in Bijlage 10, tweede punt, bij de onderhavige Overeenkomst, zijn de Franse en de Engelse tekst geplaatst in Trb. 1979, 75 en de Nederlandse tekst in Trb. 1981, 205; zie ook, laatstelijk, Trb. 1986, 143. Deze akte is herzien
bij de Akte van 19 maart 1991 (Tekst van die herziening in Trb. 1992, 52, vertaling in Trb. 1993, 153).
Uitgegeven de twaalfde december 1994.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
H. A. F. M. O. VAN MIERLO
417750F
ISSN 0920 - 2218
Sdu Uitgeverij Plantijnstraat ’s-Gravenhage 1994