Uitvoeringsovereenkomst versneld onderwerken graanresten 2018-2022 Partijen:
Uitvoeringsovereenkomst versneld onderwerken graanresten 2018-2022 Partijen:
1. De Staat der Nederlanden, waarvan de zetel gevestigd is te Den Haag, te dezen vertegenwoordigd door de Minister van Infrastructuur en Milieu, namens deze, de Directeur Luchtvaart, de xxxx X. Xxxxxxx (hierna te noemen: het ministerie van I&M)
en
2. De ondergetekende agrarische ondernemer (hierna te noemen: de agrarische ondernemer) Hierna gezamenlijk te noemen: partijen
Overwegende dat:
▪ de “overeenkomst versneld onderwerken graanresten” over de afgelopen periode is geëvalueerd en daaruit is gebleken dat continuering van de onderwerkregeling wenselijk is;
▪ de onderhavige overeenkomst in overwegende mate een voortzetting inhoudt van de vorige “overeenkomst versneld onderwerken graanresten”;
▪ het wenselijk is het risico van aanvaringen tussen ganzen en vliegtuigen in het gebied op en rond de luchthaven Schiphol te beperken;
▪ op geoogste graanpercelen foeragerende overzomerende ganzen, met hun vliegbewegingen door de vliegroutes van vliegtuigen, de kans op een aanvaring vergroten en daarom een risico vormen voor de veiligheid van het luchtverkeer;
▪ deze graanpercelen voor ganzen minder aantrekkelijk gemaakt kunnen worden door graanresten kort na de oogst onder te werken;
▪ in het algemeen belang subsidie wordt verstrekt aan agrarische ondernemers om de kosten van het onderwerken te dekken;
▪ deze overeenkomst een uitvoeringsovereenkomst is bij de Subsidieregeling onderwerken graanresten 2018-2022 en aan alle verplichtingen in deze overeenkomst voldaan moet worden om in aanmerking te komen voor de subsidie uit hoofde van die regeling.
Komen het volgende overeen:
Artikel 1. Werkingsgebied
De overeenkomst heeft betrekking op alle agrarische percelen binnen de Haarlemmermeer ten noordoosten van de Venneperweg, zoals op de kaart in bijlage 1 is aangegeven, die in eigendom zijn of op basis van reguliere of kortdurende pachtcontracten worden geëxploiteerd door de agrarische ondernemer.
Artikel 2. Hakselen en onderwerken
De agrarische ondernemer is verplicht om:
a. op elk perceel als bedoeld in artikel 1, voor zover hij daarop graangewassen zoals tarwe, rogge, haver, spelt of gierst teelt, bij de oogst daarvan het stro te hakselen en de graanresten (graanstoppel, gehakseld stro en gevallen graankorrels) binnen 48 uur na de afronding van de oogst van een perceel onder te werken, zodanig dat nagenoeg alle op de aarde liggende graanresten onder de aarde worden gewerkt en dus zijn afgedekt met aarde waardoor het perceel niet meer aantrekkelijk is voor op graanresten foeragerende ganzen;
b. in afwijking van onderdeel a, op elk perceel als bedoeld in artikel 1, waarop hij het graangewas gerst teelt, bij de oogst daarvan het stro te hakselen en de graanresten (graanstoppel, gehakseld stro en gevallen graankorrels) binnen 48 uur na de afronding van de oogst van een perceel met een ploeg of stoppelploeg onder te werken, zodanig dat nagenoeg alle op de aarde
liggende graanresten onder de aarde worden gewerkt en dus zijn afgedekt met aarde waardoor het perceel niet meer aantrekkelijk is voor op graanresten foeragerende ganzen;
c. indien het door weersomstandigheden niet mogelijk is of was om de werkzaamheden binnen de termijn, bedoeld in onderdeel a en b, te verrichten, deze op zo kort mogelijke termijn alsnog te verrichten;
d. het eventuele gebruik van een groenbemester na de oogst zodanig vorm te geven dat deze niet aantrekkelijk is voor op graanresten foeragerende ganzen. Daartoe wordt een groenbemester gebruikt die door het ministerie van I&M is aangemerkt als een geschikte groenbemester. Het ministerie van I&M stuurt een lijst met groenbemesters die geschikt zijn ieder jaar voor 1 mei in dat jaar naar de agrarische ondernemer.
Artikel 3. Aanleveren overzicht
De agrarische ondernemer levert vóór 16 mei van elk contractjaar bij het meldpunt, bedoeld in artikel 4, tweede lid, een overzicht aan van alle percelen waarop in dat jaar winter- of zomergraan wordt geteeld, voor zover deze binnen het in artikel 1 bedoelde werkingsgebied vallen, in de vorm van een kopie van de “Gecombineerde opgave” van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. Indien de agrarische ondernemer onverhoopt niet beschikt over een “Gecombineerde opgave”, dient hij een zo veel mogelijk vergelijkbare kaart en vergelijkbaar overzicht van de graanpercelen te verstrekken aan het meldpunt. De kaart en het overzicht dienen zodanig van kwaliteit te zijn dat de exacte ligging en het oppervlak van de percelen graan duidelijk zijn. Ten behoeve van de melding, bedoeld in artikel 4, dienen alle percelen op de kaart en het overzicht genummerd te zijn. Indien de overeenkomst wordt gesloten na 16 mei van een contractjaar, levert de agrarische ondernemer binnen een week na sluiting van de overeenkomst de desbetreffende kaart en het overzicht aan.
Artikel 4. Melden start oogst
1. De agrarische ondernemer meldt bij het meldpunt bedoeld in het tweede lid, uiterlijk twee uur, vóór de start van de oogst per email of sms dat een op de genoemde kaart aangeduid en genummerd perceel geoogst wordt. De melding is slechts compleet indien de bevestiging van het ontvangen bericht per email of per sms verkregen is.
2. Het ministerie van I&M zendt in ieder jaar dat de Subsidieregeling onderwerken graanresten 2018-2022 van kracht is, voor 1 mei in dat jaar, de gegevens van het meldpunt en een uitleg van wat aangeleverd moet worden, naar de agrarische ondernemer.
Artikel 5. Toegang verschaffen ten behoeve van controle
1. De agrarische ondernemer verschaft op de desbetreffende percelen toegang ten behoeve van de controle op het onderwerken van de graanresten in de periode van 48 uur na de oogst tot vier weken daarna.
2. Het ministerie van I&M maakt de namen van de controlerende instanties en personen tijdig bekend aan de agrarische ondernemer.
Artikel 6. Registratieformulier ten behoeve van administratieve afhandeling
1. De agrarische ondernemer registreert op het registratieformulier en geeft ter administratieve afhandeling het volgende per perceel of per deel van het perceel aan:
i. het perceelnummer;
ii. het perceeloppervlak in hectare;
iii. het gewastype;
iv. datum en tijdstip van het einde van de oogst;
v. datum en tijdstip van het einde van het onderwerken;
vi. gebruikte methode van het onderwerken;
vii. het eventuele gebruik van een groenbemester en welke soort dit betreft.
2. Het ministerie van I&M zendt in verband met de verplichting, bedoeld in het eerste lid, voor 1 mei in dat jaar een modelregistratieformulier naar de agrarische ondernemer. Dit formulier bevat invoervelden waarop de in het eerste lid bedoelde informatie kan worden ingevuld.
3. De agrarische ondernemer verstuurt het registratieformulier, bedoeld in het eerste lid, uiterlijk drie weken na volledige voltooiing van het onderwerken, ingevuld naar het meldpunt, bedoeld in artikel 4, tweede lid, retour. Indien de agrarische ondernemer het registratieformulier onverhoopt nog niet heeft ontvangen voor het moment van de voltooiing van het onderwerken, geldt hiervoor een afwijkende termijn van twee weken na het moment van ontvangst van het registratieformulier.
Artikel 7. Vergoeding
1. Het ministerie van I&M verstrekt voor het voldoen aan de verplichtingen in deze overeenkomst aan de agrarische ondernemer een vergoeding in de vorm van een subsidie op grond van de Subsidieregeling onderwerken graanresten 2018-2022.
2. De vergoeding, bedoeld in het eerste lid, wordt alleen verstrekt voor percelen of delen van percelen waarop het graangewas een aaneengesloten oppervlak heeft van 0,5 hectare of meer.
3. De hoogte van de vergoeding, bedoeld in het eerste lid, bedraagt € 787,- per hectare indien het onderwerken binnen 48 uur na afronding van de oogst heeft plaatsgevonden.
4. De hoogte van de vergoeding, bedoeld in het eerste lid, bedraagt € 656,- per hectare indien het onderwerken later dan 48 uur na afronding van de oogst heeft plaatsgevonden.
5. De betaling van de vergoeding vindt in één keer plaats op het moment dat bij de beschikking tot vaststelling van de subsidie, bedoeld in artikel 8 van de Subsidieregeling onderwerken graanresten 2018-2022, wordt genoemd.
6. Indien niet aan de verplichtingen in deze overeenkomst wordt voldaan, kan het ministerie van I&M de vergoeding geheel of gedeeltelijk weigeren te verstrekken. De Land- en Tuinbouworganisatie (LTO) Nederland zal over een dergelijk besluit door het ministerie van IenM worden ingelicht.
Artikel 8. Evaluatie
Het ministerie van I&M evalueert tweejaarlijks of er aanpassingen wenselijk zijn om de uitvoerbaarheid van de Subsidieregeling onderwerken graanresten 2018-2022 en de onderhavige overeenkomst te verbeteren. Het ministerie van I&M zal hiertoe ook om inbreng van de Land- en Tuinbouworganisatie (LTO) Nederland vragen. Voor zover uit deze evaluatie blijkt dat aanpassing van de overeenkomst gewenst is, zal het ministerie van I&M daartoe na overleg met de Land- en Tuinbouworganisatie (LTO) Nederland een voorstel doen aan de agrarische ondernemer.
Artikel 9. Alternatieven
1. Het ministerie van I&M spant zich in om alternatieve methoden te ontwikkelen waardoor het foerageren van ganzen kan worden voorkomen.
2. Indien er andere methoden worden ontwikkeld waardoor het foerageren van ganzen op de graanresten kan worden voorkomen, kan de agrarische ondernemer een voorstel indienen bij IenM. Over dat voorstel en een eventuele vergoeding, zal overleg plaatsvinden tussen de agrarische ondernemer en IenM. IenM bepaalt uiteindelijk de aanvaardbaarheid van het alternatieve voorstel.
Artikel 10. Overdracht van verplichtingen
Het ministerie van I&M is gerechtigd om na overleg met de Land- en Tuinbouworganisatie (LTO) Nederland haar verplichtingen aan een derde over te dragen, mits deze derde:
a. handelt in het belang van de luchtvaartveiligheid;
b. voldoende solvabel is om aan de betalingsverplichtingen te voldoen.
Artikel 11. Geschillen
1. Op verzoek van één der partijen kan een arbitragecommissie worden ingesteld. Deze zal bestaan uit drie personen. Eén persoon wordt voorgedragen door de Land- en Tuinbouworganisatie (LTO) Nederland namens de agrariërs en één persoon wordt voorgedragen door het ministerie van I&M. De Land- en Tuinbouworganisatie (LTO) Nederland en het ministerie van I&M dragen tezamen een derde voor. De gezamenlijk voorgedragen derde persoon dient een jurist te zijn met voldoende kennis van het verbintenissenrecht. De kosten voor arbitrage komen voor rekening van het ministerie van I&M, tenzij daar in de uitspraak gemotiveerd van wordt afgeweken.
2. Partijen dienen bij de instelling van de arbitragecommissie aan te geven of ze de uitspraak van de arbitragecommissie als bindend zullen accepteren.
3. Partijen behouden het recht om geschillen aan de rechter in het arrondissement Den Haag voor te leggen indien ze daar niet expliciet van hebben afgezien.
4. Op deze overeenkomst is Nederlands recht van toepassing.
Artikel 12. Aanpassing en beëindiging
1. Indien nakomen van de verplichting redelijkerwijs niet kan worden verwacht, kan ontbinding worden gevorderd. Op dat moment treden partijen in overleg over de financiële gevolgen.
2. Bij gewijzigde of onvoorziene omstandigheden treden de agrarische ondernemer en het ministerie van I&M met elkaar in overleg met als inzet de overeenkomst zodanig aan te passen dat deze recht doet aan het doel van deze overeenkomst. Van een dergelijke onvoorziene of gewijzigde omstandigheid is in elk geval, doch niet uitsluitend, sprake indien zou blijken dat ten gevolge van (een wijziging van) nationale regelgeving of het Gemeenschappelijke Europese landbouwbeleid of het staatssteunrecht de overeengekomen financiële vergoeding uiteindelijk onverhoopt lager uitpakt of onvoorziene negatieve inkomenseffecten hebben voor de agrarische ondernemer, bijvoorbeeld omdat de vergoeding in mindering wordt gebracht op andere subsidies of toeslagrechten of onverhoopt moet worden teruggevorderd.
3. Voor het geval zich gewijzigde of onvoorziene omstandigheden voordoen als bedoeld in het eerste lid, spreken partijen het volgende af:
a. Inzet van het overleg zal in elk geval zijn dat de overeenkomst zodanig wordt aangepast dat de vrijwillig geleverde dienst alsnog adequaat wordt vergoed, met inachtneming van de eventuele onbedoelde negatieve inkomenseffecten.
b. Indien het overleg niet tot bevredigende resultaten leidt, kunnen partijen ontbinding van de overeenkomst vorderen. Indien één der partijen niet akkoord gaat met de ontbinding, zal aan een arbitragecommissie of een rechter worden voorgelegd of sprake is van gewijzigde of onvoorziene omstandigheden als hiervoor genoemd, in welk geval ontbinding is toegestaan.
c. Indien de overeenkomst op basis van gewijzigde of onvoorziene omstandigheden wordt ontbonden, heeft de agrarische ondernemer voor het geleden of het te lijden financiële nadeel recht op compensatie door het ministerie van I&M voor zover de ontbinding niet aan de ondernemer te wijten is en EU-recht daar niet dwingend aan in de weg staat.
Artikel 13. Looptijd
1. Deze overeenkomst vervalt met ingang van 1 januari 2023.
2. Op basis van een nieuwe evaluatie zal uiterlijk op 31 december 2021 door XxxX duidelijk worden gemaakt of een vervolg wordt gegeven aan de mogelijkheid om op basis van een overeenkomst en tegen vergoeding de agrarische bedrijfsvoering aan te passen ten behoeve van de luchtvaartveiligheid. In ieder geval drie maanden voorafgaand aan 31 december 2021 vindt overleg plaats tussen IenM en de Land- en Tuinbouworganisatie (LTO) Nederland over het al dan niet verlengen van de onderwerkregeling nadat de onderhavige regeling vervallen is. Bij de besluitvorming over het al dan niet continueren van de regeling wordt in elk geval meegewogen:
- welke financiële ruimte er bij IenM is;
- in hoeverre alternatieven succesvol zijn of op termijn een oplossing kunnen bieden en in hoeverre deze ook inpasbaar zijn in de agrarische bedrijfsvoering;
- wat het effect van de onderhavige regeling is geweest;
- of er draagvlak bestaat onder de deelnemers voor continuering van de regeling op vrijwillige basis, en
- in hoeverre vergelijkbare uitgangspunten kunnen worden gehanteerd, gelet op de voordelen van continuïteit.
Aldus overeengekomen en ondertekend:
De Staat der Nederlanden, te dezen vertegenwoordigd door de Minister van Infrastructuur en Milieu, namens deze, de Directeur Luchtvaart, xxx. X. Xxxxxxx
d.d.
Agrarische ondernemer Naam:
Straat: Postcode: Plaats:
Telefoonnummer: Email-adres: Bankrekeningnummer: BSN:
KvK nr:
d.d.
Toelichting
ALGEMEEN
Ter voorkoming van aanvaringen tussen ganzen en vliegtuigen, bestaat er een viersporenaanpak. Eén van deze sporen is het zogenoemde foerageerspoor. Door het beperken van het foerageren van ganzen in de directe nabijheid van de start- en landingsbanen kan het risico op een aanvaring tussen een gans en een vliegtuig worden beperkt.
Na het oogsten van graan blijven er graankorrels achter op het land. Deze resten trekken overzomerende ganzen aan. Ganzen zijn vanwege het hoge eiwitgehalte van de graankorrels zelfs bereid om hiervoor verder te vliegen dan ze gewoonlijk doen tussen rust- en foerageergebied. De op de graanresten foeragerende ganzen in de omgeving van Schiphol kunnen hierdoor de start- en landingsbanen en de vliegpaden van naderende en vertrekkende vliegtuigen kruisen. Door de graanresten zo snel mogelijk na de oogst onder te werken, is deze voedselbron voor de ganzen niet meer beschikbaar en zullen de foerageervluchten op de graanresten afnemen. Hiervoor is het van belang dat zo veel mogelijk agrarische ondernemers, die graan verbouwen binnen het gedefinieerde gebied, de graanresten versneld onderwerken.
In het verleden is gekozen voor een aanpak op basis van vrijwilligheid. Hiertoe is destijds een subsidieregeling en een bijbehorende overeenkomst opgesteld. Voor agrarische percelen binnen de Haarlemmermeer, ten noordoosten van de Venneperweg wordt de betrokken agrarische ondernemers de mogelijkheid geboden om een overeenkomst te sluiten tegen een financiële vergoeding de graanresten op hun percelen kort na de oogst onder te werken.
In de overeenkomst was opgenomen dat indien de onderwerkregeling een succes is, deze in beginsel onder vergelijkbare voorwaarden zou worden voortgezet. Om het succes van de regeling te bepalen en voorwaarden voor een eventuele voortzetting in beeld te brengen, is een evaluatie uitgevoerd. Omdat op basis van de evaluatie bleek dat de onderwerkregeling effectief was, wordt een vervolg gegeven aan de onderwerkregeling. De voorwaarden zijn in onderling overleg aangepast om te beantwoorden aan de veranderde omstandigheden en verplichtingen in nationale en Europese regelgeving.
Uit de evaluatie bleek dat het versneld onderwerken met een cultivator voldoende werkt om geoogste graanpercelen minder aantrekkelijk te maken voor foeragerende ganzen. Dit geldt echter niet voor gerst. Na het onderwerken met een cultivator bleven de gerstpercelen aantrekkelijk voor ganzen. Uit graankorreltellingen bleek dat er te veel gerstkorrels aan het oppervlak blijven liggen. Om die reden is in deze uitvoeringsovereenkomst als aanvullende voorwaarde opgenomen dat gerstresten moeten worden ondergewerkt met een ploeg of een stoppelploeg. Dit houdt in dat na het onderwerken het perceel zwart wordt opgeleverd.
Deze overeenkomst moet in samenhang worden bezien met de Subsidieregeling onderwerken graanresten 2018-2022. In deze overeenkomst staan de verplichtingen waaraan voldaan moet worden om voor de subsidie in aanmerking te komen.
Tot slot bouwt deze overeenkomst voort op de vorige Overeenkomst versneld onderwerken graanresten. De toelichting bij die overeenkomst kan – voor zover relevant – als hier herhaald en ingelast worden beschouwd.
ARTIKELSGEWIJS
Artikel 1
In artikel 1 wordt verwezen naar de bijlage waarop is weergegeven welke percelen in aanmerking komen voor de onderwerkregeling. Voor percelen die niet binnen het weergegeven gebied vallen, kan derhalve geen subsidie worden verstrekt.
In het artikel is een onderscheid gemaakt in eigendom van het perceel en gebruik op basis van pachtcontracten. De reden hiervoor is dat niet iedere agrarische ondernemer het land dat geëxploiteerd wordt, ook in eigendom heeft. Voor de onderwerkregeling is eigendom niet vereist.
Artikel 2
In artikel 2 staan de verplichtingen ten aanzien van het hakselen en onderwerken. Het betreft niet de administratieve handelingen, die in latere artikelen zijn uitgewerkt.
In dit artikel staat de verplichting uitgewerkt om het stro te hakselen en de graanresten onder te werken. Het doel is om ervoor te zorgen dat de percelen niet langer aantrekkelijk zijn voor ganzen. Hiervoor is noodzakelijk dat nagenoeg alle graanresten zijn afgedekt met aarde.
In artikel 2, onder a, staat niet omschreven op welke wijze er ondergewerkt moet worden. Het is het resultaat dat telt. Voor het graangewas gerst is dit anders. Uit de evaluatie is gebleken dat het lastig is om in het geval van gerst goede resultaten te bereiken als niet wordt ondergewerkt met een ploeg of stoppelploeg. Daarom is voor gerst in artikel 2, onder b, in tegenstelling tot onderdeel a, ook het middel voorgeschreven waarmee ondergewerkt moet worden.
Artikelen 3 en 4
Dit artikel bevat de administratieve verplichting om bij het meldpunt een overzicht aan te leveren van alle percelen waarop in dat jaar graan wordt geteeld, voor zover de percelen binnen het werkingsgebied van de regeling vallen.
Van belang is dat dit een verplichting betreft waaraan jaarlijks moet worden voldaan.
Artikel 4 bepaalt dat in ieder jaar de start van iedere oogst vooraf gemeld worden bij het meldpunt.
Artikel 5
In artikel 5 is de verplichting opgenomen voor de agrarische ondernemer om een of meerdere controleurs toegang te verschaffen tot zijn percelen. Op deze wijze kan gecontroleerd worden of afdoende is ondergewerkt en aan de voorwaarden voor subsidieverstrekking is voldaan. De toegang moet verschaft worden vanaf 48 uur na de oogst. Dit is namelijk ook de tijd die de agrarische ondernemer heeft om de graanresten onder te werken. Vanaf dat moment (48 uur na de oogst) geldt de verplichting om toegang te verschaffen voor de duur van vier weken.
Artikel 6
Artikel 6 stelt regels aangaande het aanleveren van het registratieformulier. De posten die daarop moeten worden opgenomen staan in het artikel genoemd. In de praktijk zal het ministerie van I&M de benodigde formulieren naar de agrarische ondernemers sturen, waarop de betreffende gegevens kunnen worden ingevuld.
Artikel 7
In artikel 7 is geregeld welke vergoeding het ministerie van I&M betaalt voor het voldoen aan de verplichtingen. De vergoeding wordt op grond van de subsidieregeling uitgekeerd in de vorm van een subsidie. De hoogte van de vergoeding wordt al bepaald in de subsidieregeling, maar is voor alle volledigheid ook in deze overeenkomst opgenomen. Voor de onderbouwing van de hoogte van het bedrag wordt verwezen naar de toelichting bij de subsidieregeling. Het uitgangspunt is kostendekkendheid geweest.
In het vijfde lid is tot uitdrukking gebracht dat indien de agrarische ondernemer niet aan de verplichtingen in de overeenkomst voldoet, dat de subsidie dan geheel of gedeeltelijk geweigerd kan worden.
Artikel 9
Om het probleem van foeragerende ganzen op te lossen, is het de bedoeling om naast het onderwerken methoden te ontwikkelen die ervoor zorgen dat percelen minder aantrekkelijk worden voor ganzen. Het is wenselijk dat de agrarische ondernemers en het ministerie van I&M elkaar, ook voor wat betreft de alternatieven, kunnen vinden en op één lijn zitten. Om deze reden
is in de overeenkomst opgenomen dat partijen in overleg treden over de manier waarop en de termijn waarbinnen eventuele alternatieven kunnen worden toegepast. Dit overleg zal dan ook betrekking hebben op een eventueel te betalen vergoeding voor de toepassing van de alternatieven. Dit zal onder meer samenhangen met de vraag of de agrarische ondernemers zelf kosten moeten maken.
Artikel 13
De looptijd van de overeenkomst is, evenals de looptijd van de subsidieregeling, vijf jaar. Hiervoor is gekozen met het oog op de Comptabiliteitswet 2002. Op grond van die wet dienen subsidieregelingen te zijn voorzien van een horizonbepaling die regelt dat een subsidieregeling niet langer dan vijf jaar na de inwerkingtreding weer wordt ingetrokken.
Hiermee wordt niet alleen het budgetrecht van de Staten-Generaal gerespecteerd, maar het dwingt ook tot een periodieke afweging van nut en noodzaak.
Uiteraard is het van belang dat tijdig duidelijkheid wordt geboden over de situatie vanaf 1 januari 2023. Daarom is opgenomen dat het ministerie van I&M minstens een jaar voor het aflopen van de onderhavige onderwerkregeling, deze duidelijkheid biedt. Ook is opgenomen dat hieraan voorafgaand overleg wordt gevoerd met LTO.