Stichting Pensioenfonds Koninklijke Cosun
Stichting Pensioenfonds Koninklijke Cosun
PENSIOENREGLEMENT
1 januari 2021
Inhoudsopgave
Artikel 1 Begripsomschrijvingen 3
Artikel 2 Deelnemerschap 7
Artikel 3 Informatieverstrekking 8
Artikel 4 Pensioenrechten en pensioenaanspraken 10
Artikel 5 Pensioensalaris 11
Artikel 6 Franchise en grensbedrag 11
Artikel 7 Pensioengrondslag 12
Artikel 8 Deelnemersjaren 12
Artikel 9 Ouderdomspensioen 12
Artikel 10 Partnerpensioen 13
Artikel 11 Tijdelijk partnerpensioen 13
Artikel 12 Wezenpensioen 14
Artikel 13 Uitbetaling van de pensioenen 15
Artikel 14 Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 00
Artikel 15 Voortzetting pensioenopbouw bij ziekte en arbeidsongeschiktheid .16 Artikel 16 Fiscale grenzen pensioenen 18
Artikel 17 Vervroeging van de standaard pensioendatum 18
Artikel 18 Uitstel van de standaard pensioendatum 19
Artikel 19 Deeltijdpensioen 20
Artikel 20 Herschikking van pensioenaanspraken 20
Artikel 21 Variabilisering 21
Artikel 22 Beëindiging van het deelnemerschap 22
Artikel 23 Waardeoverdracht en afkoop 23
Artikel 24 Pensioenverevening 23
Artikel 25 Bijzonder partnerpensioen 25
Artikel 26 Toeslagverlening 25
Artikel 27 Financiering 27
Artikel 28 Voorbehouden van de aangesloten ondernemingen 28
Artikel 29 (her)Verzekeringen 28
Artikel 30 Uitgesloten risico’s 28
Artikel 31 Afkoop, vervreemding, zekerheidstelling 29
Artikel 32 Onvoorziene gevallen 29
Artikel 33 Overgangsbepalingen 29
Artikel 34 Inwerkingtreding en duur 33
Bijlage I. Flexibiliseringsfactoren 35
Bijlage II. Afkoopvoeten 41
Bijlage III. Omzettingsfactoren ouderdomspensioen 42
ARTIKEL 1 BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN
In dit pensioenreglement wordt verstaan onder:
aangesloten onderneming : een aangesloten onderneming als bedoeld in artikel 3 van de
statuten;
aanspraakgerechtigde : de persoon die begunstigde is voor een nog niet ingegaan
pensioen;
AOW : Algemene Ouderdomswet;
AOW-gerechtigde leeftijd : de pensioengerechtigde leeftijd als bedoeld in artikel 7a, eerste
lid van de AOW;
AOW-uitkering
voor gehuwden : het per de peildatum geldende bruto-ouderdomspensioen
krachtens de AOW voor een gehuwde persoon, zonder toeslag als omschreven in artikel 9, eerste lid, onderdeel b, en vijfde lid, onderdeel b, van de AOW, vermeerderd met de vakantieuitkering;
arbeidsongeschiktheid : arbeidsongeschiktheid in de zin van de WIA; arbeidstijd : de in de arbeidsovereenkomst vastgelegde arbeidstijd; beëindiging van het
geregistreerd partnerschap : beëindiging van het geregistreerd partnerschap xxxxxx xxx
door de dood of vermissing of omzetting in een huwelijk;
beleidsdekkingsgraad : de gemiddelde dekkingsgraad van het fonds van de 12
maanden voorafgaand aan vaststelling, met inachtneming van het bepaalde bij en krachtens de Pensioenwet;
bestuur : het bestuur van het fonds;
CAO : Collectieve arbeidsovereenkomst van Coöperatie Koninklijke Cosun U.A.;
deelnemer : de werknemer, die ingevolge artikel 2 deelneemt aan deze pensioenregeling;
deeltijdfactor : de breuk waarvan de teller gelijk is aan de contractuele arbeidstijd van de deeltijdwerker en de noemer gelijk is aan de arbeidstijd die behoort bij een volledige dienstbetrekking;
deeltijdwerker : de deelnemer voor wie de arbeidstijd minder bedraagt dan de
arbeidstijd die behoort bij een volledige dienstbetrekking;
dekkingsgraad : de verhouding tussen het vermogen inzake de bij het fonds
ondergebrachte pensioenregeling(en) en de technische voorzieningen van het fonds in de zin van de Pensioenwet;
dienstbetrekking : de dienstbetrekking krachtens arbeidsovereenkomst als
bedoeld in artikel 7:610 van het Burgerlijk Wetboek alsmede de dienstbetrekking van leden van de raad van beheer van Coöperatie Koninklijke Cosun U.A. waarbij een pensioentoezegging onderdeel is van de honorering;
ex-partner : a. de man of vrouw van wie het huwelijk met de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde is geëindigd door echtscheiding of door ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed;
b. de man of vrouw van wie het geregistreerde partnerschap met de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde is geëindigd anders dan door de dood, vermissing of omzetting in een huwelijk;
c. de man of vrouw van wie de gezamenlijke huishouding met de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde is geëindigd anders dan door overlijden dan wel het aangaan van een huwelijk of geregistreerd partnerschap met dezelfde partner als waarmee de gezamenlijke huishouding bestond;
d. de man of vrouw die gescheiden is van tafel en bed van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde in geval van verevening van pensioenen bij scheiding;
fonds : Stichting Pensioenfonds Koninklijke Cosun;
franchise : het deel van het pensioensalaris waarover geen pensioen wordt toegekend zoals omschreven in artikel 6 lid 2;
gepensioneerde : de persoon die recht heeft op een uitkering van ouderdomspensioen van het fonds;
gewezen deelnemer : degene wiens deelnemerschap anders dan door overlijden of
pensionering is geëindigd en die nog aanspraken jegens het fonds kan doen gelden;
grensbedrag : de grens voor het pensioensalaris waarboven geen verwerving van ouderdoms-, partner- en wezenpensioen plaatsvindt;
indexatiedekkingsgraad : betreft de beleidsdekkingsgraad waarbij volledige
toekomstbestendige indexatie mag worden toegekend op basis van de indexatieambitie van het pensioenfonds conform het gestelde in artikel 137 lid 2 sub b van de Pensioenwet en artikel 15 BFTK.
kind : a. het kind met wie de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde als vader of moeder in familierechtelijke betrekking staat, mits de familierechtelijke betrekking vóór de pensioendatum is ontstaan;
b. het stiefkind of pleegkind dat tot het overlijden van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde door deze (gewezen) deelnemer of gepensioneerde als eigen kind werd onderhouden en opgevoed, mits dit onderhoud en deze opvoeding zijn aangevangen vóór de pensioendatum.
Met vader of moeder wordt in dit pensioenreglement de vader of moeder in de zin van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek bedoeld.
loonindex : het percentage gelijk aan de algemene verhogingen of verlagingen waarmee de salarissen volgens de CAO in het kalenderjaar voorafgaande aan de peildatum zijn gewijzigd;
minimaal vereist vermogen : vermogen waarbij het fonds beschikt over een minimaal vereist
vermogen conform het gestelde in artikel 131 van de Pensioenwet.
nabestaande : de partner van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde op het moment van diens overlijden;
overrendement : de toevoeging aan het eigen vermogen van het fonds als
gevolg van een positief saldo op de staat van baten en lasten
partner : a. de man of de vrouw met wie de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde is gehuwd, krachtens een huwelijk dat is aangegaan vóór de pensioendatum;
b. de man of vrouw die als partner van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde is geregistreerd in de registers van de burgerlijke stand op grond van artikel 1:80a van het Burgerlijk Wetboek, krachtens een geregistreerd partnerschap dat tot stand is gekomen vóór de pensioendatum;
x. xx xxxxxxxxx man of vrouw, niet zijnde de geregistreerde partner en niet zijnde een bloed- of aanverwant in de rechte lijn, met wie de ongehuwde (gewezen) deelnemer of gepensioneerde blijkens een notarieel verleden samenlevingscontract gedurende tenminste een half jaar een gezamenlijke huishouding voert, mits de gezamenlijke huishouding tot stand is gekomen vóór de pensioendatum. Het samenlevingscontract is niet vereist indien de gezamenlijke huishouding reeds tenminste vijf jaar onafgebroken bestaat. De (gewezen) deelnemer dient de partner schriftelijk bij het bestuur aan te melden. Per (gewezen) deelnemer kan slechts sprake zijn van één partner.
Waar in dit pensioenreglement verder gezamenlijke huishouding wordt vermeld, wordt bedoeld de duurzame gezamenlijke huishouding van de (gewezen) deelnemer of de gepensioneerde en de partner met inachtneming van de in dit artikel gestelde voorwaarden;
peildatum : 1 januari;
pensioendatum : de standaard pensioendatum of de datum die in overleg met de
(gewezen) deelnemer, met inachtneming van het bepaalde in dit reglement, is vastgesteld als ingangsdatum van het ouderdomspensioen;
pensioengerechtigde : degene wiens pensioenuitkering van het fonds is ingegaan; pensioenuitvoeringskosten : zijn de kosten die worden gemaakt voor de
pensioenadministratie, communicatie, bestuur en advies en
controle.
premiedekkingsgraad : de verhouding tussen de verschuldigde premie in het jaar
(exclusief de pensioenuitvoeringskosten) en de actuarieel benodigde premie voor de inkoop van pensioenaanspraken in datzelfde jaar.
prijsindex : het percentage waarmee het door het Centraal Bureau voor de Statistiek gepubliceerde Consumenten Prijsindexcijfer, Alle huishoudens, zich over de maand oktober voorafgaande aan de peildatum ten opzichte van de maand oktober van het jaar daarvoor heeft ontwikkeld;
relatie : een huwelijk, geregistreerd partnerschap of gezamenlijke huishouding;
resterende verdiencapaciteit : het verschil tussen 100% en de mate van
arbeidsongeschiktheid;
scheiding : echtscheiding, scheiding van tafel en bed, beëindiging van geregistreerd partnerschap anders dan door overlijden, vermissing of omzetting in een huwelijk;
scheidingsdatum : a. de datum waarop de echtscheidingsbeschikking is
ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand;
b. de datum waarop de beschikking van ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed, is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand;
c. de datum waarop de rechtelijke uitspraak na de ontbinding van het geregistreerd partnerschap, is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand;
d. de datum waarop de gezamenlijke verklaring na de beëindiging van het geregistreerd partnerschap met
wederzijds goedvinden, is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand;
e. de datum waarop de partners die een gezamenlijke huishouding voerden, hun gezamenlijke huishouding hebben beëindigd;
standaard pensioendatum : de 68e verjaardag van de (gewezen) deelnemer; statuten : de statuten van het fonds;
toekenningspercentage : het percentage dat aan toeslag wordt toegekend over dat deel
van de loon- danwel prijsindex dat niet uit premie wordt gefinancierd.
vertrekregeling : een met vakorganisaties overeengekomen regeling, op grond
waarvan de arbeidsovereenkomst van de werknemer met de aangesloten onderneming wordt beëindigd met behoud van een loongerelateerde uitkering;
verzekeraar : een verzekeraar als bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet;
VEV : vereist eigen vermogen zoals bedoeld in artikel 132 van de Pensioenwet.
werknemer : - degene die krachtens een arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:610 van het Burgerlijk Wetboek aan een aangesloten onderneming is verbonden, met uitzondering van degene voor wie de arbeidsovereenkomst geldt voor bepaalde tijd met een duur van minder dan twee maanden; alsmede
- het lid van de raad van beheer van Coöperatie Koninklijke Cosun U.A. aan wie een pensioentoezegging is gedaan als onderdeel van de honorering;
WAO : Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering;
WIA : Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen;
ziekte : ziekte in de zin van artikel 7:629 van het Burgerlijk Wetboek dan wel in de zin van de Ziektewet.
ARTIKEL 2 DEELNEMERSCHAP
1 Deelnemer is de werknemer die door de aangesloten onderneming als deelnemer wordt aangewezen en door het bestuur als zodanig wordt toegelaten.
2 Het deelnemerschap vangt aan op de datum waarop de werknemer aan de voorwaarden voor opneming in deze regeling voldoet.
3 Het deelnemerschap eindigt:
a. op de datum van overlijden van de deelnemer;
b. op de pensioendatum;
c. op het tijdstip waarop een aangesloten onderneming, waarbij de deelnemer in dienst is, niet meer als aangesloten onderneming kan worden beschouwd, tenzij in een daartoe gesloten overeenkomst anders wordt bepaald;
d. op de datum waarop de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd anders dan door overlijden of het bereiken van de onder b genoemde datum.
4 In afwijking van het bepaalde in lid 3 wordt het deelnemerschap tot uiterlijk de standaard pensioendatum voortgezet indien sprake is van deelname aan een vertrekregeling waarin voortzetting van de pensioenopbouw is overeengekomen, zolang sprake is van een loongerelateerde uitkering zoals bedoeld in artikel 10a lid 1 onderdeel c Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965.
ARTIKEL 3 INFORMATIEVERSTREKKING
1 Het fonds verstrekt binnen drie maanden na aanvang van de deelneming aan deze pensioenregeling informatie die beantwoordt aan het bepaalde bij en krachtens artikel 21 van de Pensioenwet.
2 Het fonds verstrekt de deelnemer jaarlijks met inachtneming van het bepaalde bij en krachtens artikel 38 van de Pensioenwet een overzicht van zijn opgebouwde pensioenaanspraken, zijn reglementair te bereiken pensioenaanspraken, tevens in een optimistisch, een pessimistisch en een verwacht scenario, van de waardeaangroei die benodigd is voor het vaststellen van een eventuele lijfrentepremieaftrek, informatie over de toeslagverlening en informatie over vermindering van pensioenaanspraken op grond van artikel 134 Pensioenwet, alsmede informatie over de reglementaire pensioenleeftijd, informatie over de werkgevers- en werknemerspremie, informatie over garanties, informatie over de dekkingsgraad en informatie over het land waar het pensioen is ondergebracht en de toezichthouder(s) van de pensioenuitvoerder.
3 Het fonds verstrekt de gewezen deelnemer bij het einde van het deelnemerschap en vervolgens jaarlijks met inachtneming van het bepaalde bij en krachtens artikel 39 en 40 van de Pensioenwet een overzicht van zijn opgebouwde aanspraken, informatie over de toeslagverlening en informatie over vermindering van pensioenaanspraken op grond van artikel 134 Pensioenwet alsmede informatie over de reglementaire pensioenleeftijd, informatie over garanties, informatie over de dekkingsgraad en informatie over het land waar het pensioen is ondergebracht en de toezichthouder(s) van de pensioenuitvoerder. Daarnaast verstrekt het fonds bij het einde van het deelnemerschap informatie over zijn recht op waardeoverdracht, een eventuele afkoopmogelijkheid, de gevolgen voor het partner- en wezenpensioen, de gevolgen van arbeidsongeschiktheid en het eventueel van toepassing zijn van een herstelplan.
4 Het fonds verstrekt degene die ex-partner wordt een overzicht van de opgebouwde aanspraak op bijzonder partnerpensioen, informatie over de toeslagverlening en informatie over vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten op grond van artikel 134 Pensioenwet en verstrekt deze opgave vervolgens eens in de vijf jaar. Daarnaast verstrekt het fonds degene die ex-partner wordt informatie over een eventuele afkoopmogelijkheid en het eventueel van toepassing zijn van een herstelplan.
5 Het fonds verstrekt een pensioengerechtigde bij ingang van het pensioen en vervolgens jaarlijks met inachtneming van het bepaalde bij en krachtens artikel 43 en 44 van de Pensioenwet een overzicht van de opgebouwde aanspraken, informatie over de toeslagverlening en informatie over vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten op grond van artikel 134 Pensioenwet, alsmede informatie over garanties en informatie over het land waar het pensioen is ondergebracht en de toezichthouder(s) van de pensioenuitvoerder. Daarnaast verstrekt het fonds bij ingang van het pensioen informatie over een eventuele afkoopmogelijkheid en het eventueel van toepassing zijn van een herstelplan.
6 Het fonds informeert een gewezen deelnemer, pensioengerechtigde of ex-partner die aanspraak heeft op bijzonder partnerpensioen binnen drie maanden na een voor hem/haar relevante wijziging in het pensioenreglement over die wijziging en de mogelijkheid om het gewijzigde pensioenreglement bij het fonds op te vragen.
7 Het fonds stelt met inachtneming van het bepaalde bij en krachtens artikel 46a van de Pensioenwet op zijn website voor de deelnemer, gewezen deelnemer, ex- partner of pensioengerechtigde onder meer beschikbaar:
a. informatie over de pensioenregeling zoals bedoeld in artikel 21 van de Pensioenwet;
b. informatie over de gevolgen van partnerpensioen op risicobasis;
c. informatie over de uitvoeringskosten;
d. een verklaring inzake beleggingsbeginselen;
e. informatie over de gevolgen van significante wijzigingen in de technische voorzieningen;
f. informatie over het financieel crisisplan;
g. informatie over het herstelplan of geactualiseerd herstelplan;
h. informatie over op welke wijze in het beleggingsbeleid rekening wordt gehouden met milieu en klimaat, mensenrechten en sociale verhoudingen;
i. het pensioenreglement;
j. de uitvoeringsovereenkomst;
x. het bestuursverslag en jaarrekening van het fonds.
8 Het fonds verstrekt de (gewezen) deelnemer, de ex-partner en de pensioengerechtigde met inachtneming van het bepaalde bij en krachtens artikel 46 van de Pensioenwet op verzoek onder meer:
a. een opgave van zijn opgebouwde pensioenaanspraken, reglementair te bereiken pensioenaanspraken respectievelijk pensioenrechten weergegeven op basis van een pessimistisch scenario, een verwacht scenario en een optimistisch scenario;
b. informatie over de gehanteerde aannamen bij de weergave van ouderdomspensioen op basis van een pessimistisch scenario, een verwacht scenario en een optimistisch scenario;
c. de voor hem relevante informatie over beleggingen;
d. informatie over de consequenties van xxxxxxx xxx xxxxxxxx;
e. andere informatie die op grond van artikel 9 en 9a van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling moet worden verstrekt.
9 Het fonds kan voor de verstrekking van informatie als bedoeld in lid 8 een vergoeding vragen met inachtneming van de regels die daartoe bij en krachtens de Pensioenwet zijn gesteld.
10 Iedere (gewezen) deelnemer en gepensioneerde is verplicht het fonds in kennis te stellen van wijzigingen in zijn burgerlijke staat, relatie met zijn aanspraakgerechtigde partner,
gezinssamenstelling of mate van arbeidsongeschiktheid. Tevens dient iedere (gewezen) deelnemer en pensioengerechtigde het fonds in kennis te stellen van wijzigingen in zijn adres.
11 Indien de (gewezen) deelnemer een partner als begunstigde van het partnerpensioen aanmeldt, dient hij aannemelijk te maken dat aan alle hieraan gestelde voorwaarden is voldaan. Toekenning van het partnerpensioen geschiedt eerst na goedkeuring van het fonds. Het fonds verstrekt alsdan aan de (gewezen) deelnemer een bevestiging van de aanmelding.
12 Voor zover door het geven van onjuiste inlichtingen of ten gevolge van nalatigheid in het geven van inlichtingen door de belanghebbende de uit dit reglement voor het fonds voortvloeiende verplichtingen niet door verzekeringen zijn gedekt, kan aan dit pensioenreglement geen recht op pensioen worden ontleend.
ARTIKEL 4 PENSIOENRECHTEN EN PENSIOENAANSPRAKEN
1 Deze regeling betreft de uitvoering van een uitkeringsovereenkomst in de zin van artikel 1 van de Pensioenwet.
2 Met inachtneming van de bepalingen van dit reglement geeft het deelnemerschap recht op:
a. een levenslang ouderdomspensioen ten behoeve van de (gewezen) deelnemer;
b. een levenslang partnerpensioen ten behoeve van de partner van de (gewezen) deelnemer en de gepensioneerde;
c. een tijdelijk partnerpensioen ten behoeve van de partner van de deelnemer;
d. een wezenpensioen ten behoeve van de kinderen van de (gewezen) deelnemer;
e. een arbeidsongeschiktheidspensioen ten behoeve van de deelnemer.
3 Het fonds kan verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten verminderen indien:
a. het fonds gezien de beleidsdekkingsgraad niet voldoet aan de bij of krachtens artikel 131 Pensioenwet gestelde eisen ten aanzien van het minimaal vereist eigen vermogen of de bij of krachtens artikel 132 Pensioenwet gestelde eisen ten aanzien van het vereist eigen vermogen; en
b. het fonds niet in staat is binnen een redelijke termijn de onder sub a genoemde dekking te herstellen, zonder dat de belangen van (gewezen) deelnemers, pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden of de aangesloten ondernemingen onevenredig worden geschaad; en
c. alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet in het herstelplan, bedoeld in artikel 138 of 139 van de Pensioenwet.
4 Het fonds informeert de deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden onverwijld schriftelijk over een besluit tot korting. De vermindering bedoeld in lid 3, kan op zijn vroegst gerealiseerd worden een maand nadat de deelnemers, gewezen deelnemers, aangesloten ondernemingen en toezichthouder hierover zijn geïnformeerd. Voor pensioengerechtigden geldt hiervoor een periode van minimaal drie maanden.
5 Een toegepaste korting kan in de toekomst gecompenseerd worden als de financiële positie van het fonds dit toelaat. Het bestuur besluit jaarlijks of het mogelijk is om een toegepaste korting te compenseren. Er kunnen geen rechten worden ontleend aan compensatie van de toegepaste korting.
ARTIKEL 5 PENSIOENSALARIS
1 Voor de toepassing van het bepaalde in dit reglement wordt per de datum van aanvang van het deelnemerschap en vervolgens op iedere peildatum het pensioensalaris van de deelnemer vastgesteld.
2 Het pensioensalaris is gelijk aan het in het voorafgaande kalenderjaar bij de aangesloten onderneming verdiende jaarinkomen, inclusief de daarop betrekking hebbende eventuele salarisgaranties, vakantietoeslag, eindejaarsuitkering, toeslag voor het werken in ploegen, afbouwregeling ploegentoeslag, toeslag voor werk onder zeer bezwaarlijke omstandigheden en de vaste toeslag.
Variabele inkomensbestanddelen zoals variabele toeslagen inzake overwerk, werk op verschoven uren, sprongtoeslag en dergelijke behoren niet tot het pensioensalaris.
Verder behoren niet tot het pensioensalaris het voordeel van een door de aangesloten onderneming beschikbaar gestelde auto en onkostenvergoedingen.
3 Ingeval van aanvang van het deelnemerschap na de peildatum is, in afwijking van lid 2, gedurende het kalenderjaar waarin de start van het deelnemerschap valt het pensioensalaris gelijk aan het vaste naar tijdsruimte overeengekomen jaarinkomen. Tevens wordt dan in het kalenderjaar direct volgend op de aanvang van het deelnemerschap het conform lid 2 vastgestelde pensioensalaris herrekend naar het pensioensalaris dat zou hebben gegolden bij aanvang van het deelnemerschap per 1 januari van enig jaar, doch uitsluitend voor zover dat het vaste naar tijdsruimte overeengekomen jaarinkomen betreft.
4 Voor deelnemers voor wie het deelnemerschap wordt voortgezet op grond van deelname aan een vertrekregeling wordt het pensioensalaris bepaald op basis van rekenregels die door de aangesloten onderneming zijn vastgesteld, met inachtneming van het bepaalde bij en krachtens Hoofdstuk IIB van de Wet op de loonbelasting 1964.
5 Voor een deeltijdwerker wordt voor toepassing van dit reglement het pensioensalaris herrekend naar het pensioensalaris dat bij de volledige arbeidstijd zou hebben gegolden.
6. Het pensioensalaris bedraagt op jaarbasis evenwel niet meer dan het grensbedrag genoemd in artikel 6 lid 3.
ARTIKEL 6 FRANCHISE EN GRENSBEDRAG
1 Voor de toepassing van dit reglement wordt per de peildatum een franchise en een grensbedrag vastgesteld.
2 De franchise is per 1 januari 2019 gelijk aan € 15.355,-. De franchise wordt vervolgens jaarlijks per de peildatum aangepast met de loonindex. De franchise is ten minste gelijk aan 100/75e van de op de peildatum geldende AOW-uitkering voor gehuwden.
3 Het grensbedrag is gelijk aan het op de peildatum geldende maximale pensioengevende loon in de zin van artikel 18 ga Wet op de loonbelasting 1964.
ARTIKEL 7 PENSIOENGRONDSLAG
1 Voor de toepassing van dit reglement wordt voor iedere deelnemer per de datum van aanvang van het deelnemerschap en vervolgens jaarlijks op de peildatum een pensioengrondslag vastgesteld.
2 De pensioengrondslag is gelijk aan het pensioensalaris verminderd met de franchise.
3 Negatieve pensioengrondslagen worden op nul gesteld.
ARTIKEL 8 DEELNEMERSJAREN
1 Als deelnemersjaren tellen mee alle dienstjaren die de werknemer krachtens ononderbroken arbeidsovereenkomst bij de aangesloten onderneming(en) heeft doorgebracht vanaf 1 januari 2014 of de latere datum van opneming in de pensioenregeling tot aan de standaard pensioendatum. Tevens tellen mee alle extra deelnemersjaren die op of na 1 januari 2014 aan de deelnemer zijn toegekend op grond van artikel 23 lid 2.
2 Het aantal deelnemersjaren wordt bepaald in maanden nauwkeurig. Hierbij zal een aantal dagen, minder dan 15, worden verwaarloosd terwijl 15 dagen of meer voor een volle maand worden gerekend waarbij een maand op 30 dagen wordt gesteld.
3 Indien een deelnemer in enige periode minder dan de volledige arbeidstijd werkzaam is bij de aangesloten onderneming, wordt voor de vaststelling van het aantal deelnemersjaren die periode slechts in aanmerking genomen naar rato van de geldende deeltijdfactor.
4 Indien de deelnemer gebruik maakt van een door de aangesloten onderneming geboden verlofregeling, telt de periode van verlof mee voor de vaststelling van het aantal deelnemersjaren als bedoeld in dit artikel voor zover:
a. dit is vastgelegd in de betreffende verlofreglementen; en
b. de periode van verlof kan worden aangemerkt als diensttijd in de zin van artikel 10a van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 en artikel 19 van de Wet op de loonbelasting 1964.
ARTIKEL 9 OUDERDOMSPENSIOEN
1 Het ouderdomspensioen wordt opgebouwd volgens een voorwaardelijk geïndexeerd middelloonsysteem. Voor een deelnemersjaar is het opgebouwde ouderdomspensioen gelijk aan 1,875% van de voor dat deelnemersjaar vastgestelde pensioengrondslag.
2 Het ouderdomspensioen gaat in op de standaard pensioendatum en wordt uitgekeerd tot en met de maand waarin de gepensioneerde overlijdt.
3 Het in dit artikel genoemde precentage wordt verlaagd conform het bepaalde in artikel 27 lid 4 onder de in dat artikel genoemde voorwaarden.
ARTIKEL 10 PARTNERPENSIOEN
1 Het jaarlijks partnerpensioen wordt opgebouwd volgens een voorwaardelijk geïndexeerd middelloonsysteem. Het opgebouwde partnerpensioen bedraagt 50% van het volgens artikel 9 opgebouwde ouderdomspensioen.
2 Bij overlijden van de deelnemer vóór de pensioendatum bedraagt het in lid 1 genoemde percentage 70 en wordt het ouderdomspensioen voor de toepassing van lid 1 vastgesteld in de veronderstelling dat de deelnemer vanaf de datum van overlijden tot de standaard pensioendatum zou hebben deelgenomen met de laatstelijk voor hem geldende pensioengrondslag en de laatstelijk voor hem geldende deeltijdfactor . Voor het geval dat deze pensioengrondslag door de campagne gerelateerde toeslag(en) meer dan 5% hoger of lager is dan de pensioengrondslag in het voorgaande kalenderjaar, wordt verondersteld dat voor de toekomstige deelnemersjaren de pensioengrondslag gelijk is aan het gemiddelde van de grondslagen van de laatste vijf kalenderjaren, of indien een kortere periode dan vijf kalenderjaren van toepassing is het gemiddelde van de grondslagen over die kortere periode.
3 Indien op grond van artikel 25 een bijzonder partnerpensioen is toegekend, wordt dit bijzonder partnerpensioen met inbegrip van hierover toegekende toeslagen als bedoeld in artikel 26, op het volgens lid 1 vastgestelde partnerpensioen in mindering gebracht. Deze vermindering wordt ongedaan gemaakt met ingang van de eerste dag volgend op de maand waarin de ex-partner die aanspraak heeft op het betreffende bijzonder partnerpensioen overlijdt.
4 Het partnerpensioen gaat in op de dag volgend op die van het overlijden van de (gewezen) deelnemer. Indien het overlijden een gepensioneerde betreft gaat het partnerpensioen in afwijking van het voorgaande in op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de gepensioneerde overlijdt. Het partnerpensioen wordt uitbetaald tot en met de maand waarin de nabestaande overlijdt.
5 Het opnemen van onbetaald verlof tot een maximum van achttien maanden door de deelnemer is niet van invloed op de dekking uit hoofde van het partnerpensioen.
6 Indien een nabestaande een nieuwe relatie aangaat wordt het ingegane partnerpensioen vanaf het moment dat de nieuwe relatie wordt aangegaan gereduceerd tot het tijdsevenredige partnerpensioen dat voor de deelnemer ten tijde van zijn overlijden binnen het fonds was opgebouwd, vermeerderd met eventuele verhogingen als bedoeld in artikel 26 voor zover toegekend in de periode tussen de datum waarop de deelnemer is overleden en de datum waarop de nabestaande een nieuwe relatie aangaat.
ARTIKEL 11 TIJDELIJK PARTNERPENSIOEN
1 Het jaarlijks tijdelijk partnerpensioen bedraagt 30% van het volgens artikel 9 vastgestelde ouderdomspensioen, doch niet meer dan het maximale nabestaandenoverbruggingspensioen in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964 zoals bedoeld in artikel 16.
2 Voor de toepassing van lid 1 wordt het ouderdomspensioen vastgesteld in de veronderstelling dat de deelnemer tot de standaard pensioendatum zou hebben deelgenomen met de laatstelijk voor hem geldende pensioengrondslag en de laatstelijk voor hem geldende deeltijdfactor. Voor het geval dat deze pensioengrondslag door de campagne gerelateerde toeslag(en) meer dan
5% hoger of lager is dan de pensioengrondslag in het voorgaande kalenderjaar, wordt verondersteld dat voor de toekomstige deelnemersjaren de pensioengrondslag gelijk is aan het gemiddelde van de grondslagen van de laatste vijf kalenderjaren, of indien een kortere periode dan vijf kalenderjaren van toepassing is het gemiddelde van de grondslagen over die kortere periode.
3 Het tijdelijk partnerpensioen gaat in op de dag volgend op die van het overlijden van de deelnemer en wordt uitbetaald tot en met de maand waarin de nabestaande overlijdt doch uiterlijk tot de vroegste van de volgende data:
a. de dag waarop de nabestaande de leeftijd van 68 jaar bereikt,
b. de AOW-gerechtigde leeftijd van de nabestaande.
ARTIKEL 12 WEZENPENSIOEN
1 Het jaarlijks wezenpensioen wordt opgebouwd volgens een voorwaardelijk geïndexeerd middelloonsysteem. Het opgebouwde wezenpensioen bedraagt voor ieder daarvoor in aanmerking komend kind 14% van het volgens artikel 9 opgebouwde ouderdomspensioen.
2 Bij overlijden van de deelnemer voor de pensioendatum wordt het ouderdomspensioen voor de toepassing van lid 1 vastgesteld in de veronderstelling dat de deelnemer tot de standaard pensioendatum zou hebben deelgenomen met de laatstelijk voor hem geldende pensioengrondslag en de laatstelijk voor hem geldende deeltijdfactor. Voor het geval dat deze pensioengrondslag door de campagne gerelateerde toeslag(en) meer dan 5% hoger of lager is dan de pensioengrondslag in het voorgaande kalenderjaar, wordt verondersteld dat voor de toekomstige deelnemersjaren de pensioengrondslag gelijk is aan het gemiddelde van de grondslagen van de laatste vijf kalenderjaren, of indien een kortere periode dan vijf kalenderjaren van toepassing is het gemiddelde van de grondslagen over die kortere periode.
3 Het wezenpensioen wordt verdubbeld voor een kind van wie beide ouders zijn overleden. Onder ouder wordt in dit verband verstaan de (gewezen) deelnemer en degene die als vader of moeder tot het kind in familierechtelijke betrekking stond. Bij pleegkinderen wordt onder ouder mede begrepen degene die samen met de (gewezen) deelnemer het pleegkind als eigen kind onderhield en opvoedde.
4 Het wezenpensioen gaat in op de dag volgend op die van het overlijden van de
(gewezen) deelnemer en wordt uitbetaald tot en met de maand waarin het kind de 18-jarige leeftijd bereikt of waarin het kind voordien overlijdt.
In afwijking van de vorige volzin wordt de uitkering van het wezenpensioen voortgezet indien en zolang het kind een studie of opleiding volgt die vijf dagdelen of meer per week in beslag neemt of als gevolg van ziekte of gebrek niet in staat is om 55% te verdienen van hetgeen lichamelijk en geestelijk gezonde kinderen, die overigens in gelijke omstandigheden verkeren, kunnen verdienen, doch uiterlijk tot de eerste dag van de maand waarin het kind de leeftijd van 27 jaar bereikt.
Het bestuur kan in bepaalde gevallen afwijkingen van het bovenstaande toestaan, indien gronden van redelijkheid of billijkheid naar zijn oordeel aanleiding geven een in het belang van betrokkene afwijkende regeling te treffen, rekening houdend met de belangen van de overige rechthebbenden.
ARTIKEL 13 UITBETALING VAN DE PENSIOENEN
1 De pensioenen worden uitbetaald in gelijke maandelijkse termijnen, telkens aan het einde van de maand. Heeft de eerste termijn niet betrekking op een volle kalendermaand, dan zal die termijn naar evenredigheid met het aantal kalenderdagen waarop die termijn betrekking heeft worden uitbetaald.
2 De pensioenen worden uitbetaald aan de volgende pensioengerechtigden:
a. het ouderdomspensioen aan de gepensioneerde, met dien verstande dat ingeval van pensioenverevening het aan de ex-partner toekomende deel van het ouderdomspensioen wordt uitbetaald aan de ex-partner;
b. het arbeidsongeschiktheidspensioen aan de deelnemer;
c. het (tijdelijk) partnerpensioen aan de nabestaande;
d. het bijzonder partnerpensioen aan de ex-partner;
e. het wezenpensioen aan de pensioengerechtigde kinderen, met dien verstande dat gedurende de minderjarigheid van de kinderen het wezenpensioen wordt uitbetaald aan de wettelijk vertegenwoordiger van de kinderen, dan wel aan de daadwerkelijk verzorger van de kinderen, met inachtneming van de door de wet gestelde regels.
3 Het fonds kan de pensioengerechtigde verplichten een bewijs van in leven zijn te overleggen. Tevens dienen alle andere stukken die door het fonds of de verzekeraar verlangd worden, door de pensioengerechtigde te worden overgelegd.
4 De uitkeringen worden verminderd met die belastingen en heffingen, die het fonds gerechtigd is in te houden en verplicht is af te dragen ingevolge de op het tijdstip van uitkering van kracht zijnde wetten of besluiten.
5 Overmakingstransacties aan de zich binnen de Europese Unie bevindende betalingsdienstaanbieders van de rechthebbende(n), geschieden zonder kosten voor de rechthebbende(n). Overmakingstransacties aan de zich buiten de Europese Unie bevindende betalingsdienstaanbieders van de rechthebbende(n), geschiedt onder inhouding van de daaraan verbonden kosten.
6 Alle uitkeringen geschieden in de in Nederland geldende valuta.
ARTIKEL 14 ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSPENSIOEN
1 Er bestaat uitsluitend recht op arbeidsongeschiktheidspensioen voor tijdens het deelnemerschap ingetreden arbeidsongeschiktheid. Xxxxx bij aanvang van het deelnemerschap bestaande arbeidsongeschiktheid en toename daarvan die hieruit voortvloeit en/of hiermee verband houdt geeft geen recht op dit pensioen.
2 Het jaarlijks arbeidsongeschiktheidspensioen is gelijk aan het product van een uitkeringspercentage en het verschil tussen de onder sub a en b genoemde bedragen, mits dit verschil (a minus b) positief is:
a. het pensioensalaris, waarbij het bepaalde in artikel 5 lid 6 niet van toepassing is;
b. het maximale loon op jaarbasis waarover de uitkering ingevolge de WIA wordt berekend.
Voor de vaststelling van het pensioen wordt uitgegaan van de betreffende bedragen per de peildatum direct volgend op de aanvangsdatum van de uitkering ingevolge de WIA.
Voor het geval dat de pensioengrondslag door de campagne gerelateerde toeslag(en) meer dan 5% hoger of lager is dan de grondslag in het voorgaande kalenderjaar, wordt verondersteld dat voor de toekomstige deelnemersjaren de pensioengrondslag gelijk is aan het gemiddelde van de grondslagen van de laatste vijf kalenderjaren, of indien een kortere periode dan vijf kalenderjaren van toepassing is het gemiddelde van de grondslagen over die kortere periode.
3 Het uitkeringspercentage als bedoeld in lid 2 is afhankelijk van de graad van arbeidsongeschiktheid volgens onderstaande tabel:
Graad van arbeids- ongeschiktheid | Uitkerings- percentage |
0 tot 35% | 0% |
35 tot 45% | 28% |
45 tot 55% | 35% |
55 tot 65% | 42% |
65 tot 80% | 50,75% |
80 tot 100% | 70% |
Bij herziening van het uitkeringspercentage als gevolg van een wijziging in de graad van arbeidsongeschiktheid wordt het arbeidsongeschiktheidspensioen dienovereenkomstig aangepast. De deelnemer is verplicht het fonds onmiddellijk in kennis te stellen van elke herziening van het in dit lid bedoeldegraad van arbeidsongeschiktheid.
4 Het jaarlijks arbeidsongeschiktheidspensioen gaat in één jaar na de datum waarop het recht op uitkering ingevolge de WIA is ingegaan en wordt uitgekeerd zolang de arbeidsongeschiktheid voortduurt.
Als het recht op een uitkering ingevolge de WIA herleeft binnen vier weken nadat de uitkering is ingetrokken, dan herleven de rechten op grond van dit artikel per dezelfde datum als het recht op een WIA-uitkering.
5 Indien de deelnemer voor minder dan de volledige arbeidstijd werkzaam was ten tijde van het intreden van de arbeidsongeschiktheid dan wel ten tijde van een wijziging van de graad van arbeidsongeschiktheid, wordt voor de toepassing van dit artikel uitgegaan van het volgens lid 2 vastgestelde pensioen vermenigvuldigd met de deeltijdfactor.
ARTIKEL 15 VOORTZETTING PENSIOENOPBOUW BIJ ZIEKTE EN ARBEIDSONGESCHIKTHEID
1 Er bestaat alleen recht op voortzetting pensioenopbouw op grond van dit artikel voor arbeidsongeschiktheid die is ontstaan tijdens het deelnemerschap. Xxxxx bij aanvang van het deelnemerschap bestaande arbeidsongeschiktheid geeft geen recht op voortzetting. Toename van reeds bij aanvang van het deelnemerschap bestaande arbeidsongeschiktheid geeft wel recht op voortzetting met inachtneming van de voorwaarden van dit artikel.
2 De gewezen deelnemer heeft ter zake van de in lid 1 genoemde arbeidsongeschiktheid en met inachtneming van het bepaalde in dit artikel recht op voortzetting van het deelnemerschap
nadat zijn deelnemerschap gedurende ziekte of arbeidsongeschiktheid anders dan door overlijden of pensionering is beëindigd. Het voortgezette deelnemerschap eindigt zodra de deelnemer niet langer arbeidsongeschikt is, doch uiterlijk op de pensioendatum.
3 Gedurende de periode waarin de deelnemer recht heeft op loondoorbetaling bij ziekte dan wel op een uitkering bij ziekte wordt de pensioenopbouw en verzekering van (tijdelijk) partnerpensioen en wezenpensioen voortgezet op basis van de pensioengrondslag. Het pensioensalaris wordt gedurende deze periode vastgesteld conform artikel 5. Daarbij wordt een verlaging van het pensioensalaris in verband met de duur van de ziekte buiten beschouwing gelaten.
4 Gedurende de periode waarin de deelnemer recht heeft op een uitkering ingevolge de WIA wordt de pensioenopbouw en verzekering van (tijdelijk) partnerpensioen en wezenpensioen voortgezet zolang en voor zover de deelnemer arbeidsongeschikt is, op basis van de laatstelijk voorafgaand aan de in lid 2 genoemde ziekte vastgestelde pensioengrondslag.
Voor het geval dat deze pensioengrondslag door de campagne gerelateerde toeslag(en) meer dan 5% hoger of lager is dan de pensioengrondslag in het voorgaande kalenderjaar, wordt verondersteld dat voor de toekomstige deelnemersjaren de pensioengrondslag gelijk is aan het gemiddelde van de grondslagen van de laatste vijf kalenderjaren, of indien een kortere periode dan vijf kalenderjaren van toepassing is het gemiddelde van de grondslagen over die kortere periode.
De pensioengrondslag wordt gedurende de periode van voortzetting jaarlijks op de peildatum met hetzelfde percentage verhoogd als de aanspraken van gewezen deelnemers.
5 De voortzetting is gerelateerd aan de graad van arbeidsongeschiktheid conform de WIA. De mate waarin voortzetting van pensioenopbouw plaatsvindt wordt vastgesteld volgens onderstaande tabel:
Graad van arbeids- ongeschiktheid | Mate van voortzetting van pensioenopbouw |
0 tot 35% | 0% |
35 tot 45% | 40% |
45 tot 55% | 50% |
55 tot 65% | 60% |
65 tot 80% | 72,5% |
80 tot 100% | 100% |
Voor de deelnemer die al arbeidsongeschikt was bij aanvang van het deelnemerschap wordt de mate van voortzetting bepaald door eerst de mate van voortzetting volgens bovengenoemde tabel vast te stellen en deze vervolgens te verminderen met de mate van voortzetting vastgesteld volgens diezelfde tabel op basis van zijn arbeidongeschiktheid bij aanvang van het deelnemerschap.
De voortzetting vindt voorts plaats op basis van de arbeidstijd zoals die tussen de aangesloten onderneming en deelnemer was overeengekomen onmiddellijk voorafgaand aan de ziekte als bedoeld in lid 2.
De financiering van de voortzetting in verband met arbeidsongeschiktheid komt volledig voor rekening van het fonds.
6 Zolang de arbeidsovereenkomst van de deelnemer met de aangesloten onderneming bestaat, zijn op het deel van de pensioenaanspraken waarop premievrije voortzetting bij arbeidsongeschiktheid niet van toepassing is, de bepalingen met betrekking tot de deeltijdwerker van toepassing en geldt dit lid voor wijzigingen in de mate van arbeidsongeschiktheid.
Indien en zodra de mate van arbeidsongeschiktheid wijzigt tijdens deze periode, wijzigt de mate van premievrije voortzetting van de verzekeringen dienovereenkomstig.
7 Zodra de arbeidsovereenkomst van de deelnemer met de aangesloten onderneming wordt beëindigd, is op het in de eerste zin van lid 5 bedoelde deel van de pensioenaanspraken het bepaalde in artikel 22 van toepassing.
Indien en zodra de mate van arbeidsongeschiktheid wordt verlaagd tijdens deze periode, wijzigt de mate van premievrije voortzetting dienovereenkomstig. Indien en zodra de mate van arbeidsongeschiktheid wordt verhoogd blijft de mate van premievrije voortzetting ongewijzigd. Als het recht op een uitkering ingevolge de WIA herleeft binnen vier weken nadat de uitkering is ingetrokken, dan herleven de rechten op grond van dit artikel per dezelfde datum als het recht op een WIA-uitkering.
8 Voor zover en zolang de deelnemer zijn resterende verdiencapaciteit bij de aangesloten onderneming benut, wordt voor dat deel de pensioengrondslagvastgesteld op basis van het pensioensalaris waarop de deelnemer terzake van die resterende verdiencapaciteit recht heeft, met dien verstande dat de pensioenopbouw niet kan uitgaan boven 100% van de opbouw waarop de deelnemer recht zou hebben als hij niet arbeidsongeschikt zou zijn geweest, uitgaande van het pensioensalaris dat voor hem was vastgesteld per de peildatum direct voorafgaande aan de aanvangsdatum van de ziekte waaruit de arbeidsongeschiktheid is ontstaan.
9 Indien de in dit pensioenreglement vastgelegde pensioenregeling wordt gewijzigd voor deelnemers aan die pensioenregeling, verkrijgt degene die recht heeft op voortzetting van de pensioenopbouw op grond van dit artikel, recht op voortzetting van de pensioenopbouw conform het gewijzigde pensioenreglement.
ARTIKEL 16 FISCALE GRENZEN PENSIOENEN
Een pensioen ingevolge deze pensioenregeling gaat niet uit boven de grenzen voor dat betreffende pensioen zoals deze gelden voor een pensioenregeling in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964.
ARTIKEL 17 VERVROEGING VAN DE STANDAARD PENSIOENDATUM
1 De (gewezen) deelnemer kan ervoor kiezen om het ouderdomspensioen op een eerder tijdstip dan de standaard pensioendatum te laten ingaan. Het pensioen kan echter niet eerder ingaan dan de eerste dag van de maand waarin de 55-jarige leeftijd van de (gewezen) deelnemer valt.
2 Indien de ingangsdatum meer dan vijf jaar vóór de AOW-gerechtigde leeftijd van de (gewezen) deelnemer ligt, is de keuze voor een vervroegde pensioendatum alleen mogelijk indien de (gewezen) deelnemer geen dienstbetrekking meer heeft en mits na vervroeging sprake blijft van een pensioenregeling in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964.
3 Het op de vervroegde pensioendatum opgebouwde ouderdomspensioen wordt verlaagd op basis van de door het bestuur vastgestelde rekenregels. Deze rekenregels en de geldigheidsduur daarvan zijn opgenomen in bijlage I bij dit reglement.
De vervroeging heeft geen invloed op de hoogte van het partnerpensioen en het wezenpensioen. Deze pensioenen worden premievrij gemaakt.
4 Indien de (gewezen) deelnemer de ingangsdatum van het ouderdomspensioen wil vervroegen dient hij dit minimaal zes maanden voor de gewenste pensioendatum schriftelijk kenbaar te maken aan het fonds.
De definitieve keuze voor vervroeging van de ingangsdatum van het ouderdomspensioen dient uiterlijk drie maanden voor de gewenste pensioendatum te worden gemaakt en is daarna onherroepelijk.
5 De (gewezen) deelnemer kan tot uiterlijk drie maanden voor de gewenste pensioendatum zijn keuze maximaal één keer herzien, zonder dat hiervoor kosten in rekening worden gebracht. Voor verzoeken die dit aantal te boven gaan, worden kosten bij de (gewezen) deelnemer in rekening gebracht.
ARTIKEL 18 UITSTEL VAN DE STANDAARD PENSIOENDATUM
1 De deelnemer kan ervoor kiezen het ouderdomspensioen op een later tijdstip dan de standaard pensioendatum te laten ingaan. Uitstel van de pensioendatum is evenwel alleen mogelijk met instemming van de aangesloten onderneming.
2 Uitstel van de pensioendatum is uitsluitend mogelijk tot uiterlijk de dag waarop de deelnemer de leeftijd die vijf jaar hoger is dan de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt.
3 De periode gelegen tussen de standaard pensioendatum en de uitgestelde pensioendatum wordt, in afwijking van het bepaalde in artikel 8, in aanmerking genomen voor de vaststelling van het aantal deelnemersjaren in de zin van dit pensioenreglement.
4 Het ouderdomspensioen wordt verhoogd ten opzichte van het ouderdomspensioen op de standaard pensioendatum, op basis van door het bestuur vastgestelde rekenregels. De rekenregels en geldigheidsduur daarvan zijn opgenomen in bijlage I bij dit reglement.
5 Indien de deelnemer de ingangsdatum van het ouderdomspensioen wil uitstellen dient hij dit minimaal zes maanden voor de standaard pensioendatum schriftelijk kenbaar te maken aan het fonds.
De definitieve keuze voor uitstel van de ingangsdatum van het ouderdomspensioen dient uiterlijk drie maanden voor de standaard pensioendatum te worden gemaakt en is daarna onherroepelijk.
6 De (gewezen) deelnemer kan tot uiterlijk drie maanden voor de gewenste pensioendatum zijn keuze maximaal één keer herzien, zonder dat hiervoor kosten in rekening worden gebracht. Voor verzoeken die dit aantal te boven gaan, worden kosten bij de (gewezen) deelnemer in rekening gebracht.
ARTIKEL 19 DEELTIJDPENSIOEN
1 De deelnemer heeft de mogelijkheid het ouderdomspensioen gedeeltelijk vóór en/of na de standaard pensioendatum te laten ingaan. Aldus onstaat een deeltijdpensioen.
2 Het deeltijdpensioen dient minimaal 20%, of dit percentage verhoogd met een veelvoud van 10%-punt, te bedragen van het ouderdomspensioen waarop de deelnemer en/of gepensioneerde aanspraak en recht heeft op grond van deze regeling. Hierna wordt het aldus gekozen percentage aangeduid met deeltijdpensioenpercentage.
Zodra het nog niet ingegane deel van het ouderdomspensioen minder bedraagt dan 20% van het ouderdomspensioen waarop de deelnemer en/of gepensioneerde aanspraak en recht heeft op grond van deze regeling, gaat dat deel van het ouderdomspensioen in.
3 Gedeeltelijke ingang van het ouderdomspensioen op een datum gelegen meer dan 5 jaar vóór de AOW-gerechtigde leeftijd van de deelnemer, is uitsluitend mogelijk indien de deelnemer voor minimaal het gekozen deeltijdpensioenpercentage zijn dienstbetrekking met de aangesloten onderneming heeft beëindigd en er na deeltijdpensionering sprake blijft van een pensioenregeling in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964.
4 Gedeeltelijk uitstel van het ouderdomspensioen na de standaard pensioendatum is alleen mogelijk voor zover er na deeltijdpensionering sprake blijft van een pensioenregeling in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964. Zodra hiervan geen sprake meer is, gaat het nog niet- ingegane deel van het ouderdomspensioen onmiddellijk in. Artikel 18 lid 2 is van overeenkomstige toepassing.
5 Het deeltijdpensioen wordt actuarieel herrekend. Bij ingang van het deeltijdpensioen vóór de standaard pensioendatum geschiedt dit conform artikel 17 lid 3. Bij ingang van het deeltijdpensioen na de standaard pensioendatum gebeurt dit conform artikel 18 lid 4.
6 Indien de deelnemer gebruik wil maken van deeltijdpensioen dient hij dit ten minste zes maanden vóór de gewenste pensioendatum of de eerdere standaard pensioendatum schriftelijk kenbaar te maken aan het fonds. De keuze voor gebruikmaking van deeltijdpensioen of een wijziging in het deeltijdpensioenpercentage kan eenmaal per kalenderjaar naar boven worden bijgesteld. Een eenmaal gemaakte keuze kan niet naar beneden worden bijgesteld.
De definitieve keuze voor gebruikmaking van deeltijdpensioen dient uiterlijk drie maanden voor de gewenste pensioendatum of de eerdere standaard pensioendatum te worden gemaakt.
7 De (gewezen) deelnemer kan bij gebruikmaking van deeltijdpensioen c.q. een wijziging in het deeltijdpensioenpercentage tot uiterlijk drie maanden voor de gewenste pensioendatum zijn keuze maximaal één keer herzien zonder dat hiervoor kosten in rekening worden gebracht. Voor verzoeken die dit aantal te boven gaan, worden kosten bij de deelnemer in rekening gebracht die minimaal kostendekkend zijn voor de extra uit te voeren werkzaamheden.
ARTIKEL 20 HERSCHIKKING VAN PENSIOENAANSPRAKEN
1 De (gewezen) deelnemer heeft op de pensioendatum, na schriftelijke toestemming van zijn partner, de mogelijkheid om zijn pensioenaanspraken te herschikken. De (gewezen) deelnemer heeft hierbij de volgende opties:
a. geheel of gedeeltelijk afstand doen van het partnerpensioen ter verhoging van de aanspraak op ouderdomspensioen;
b. geheel of gedeeltelijk afstand doen van het ouderdomspensioen ter verhoging van de aanspraak op partnerpensioen;
2 Ten aanzien van herschikking van het partnerpensioen gelden de volgende bepalingen:
a. het partnerpensioen, met inbegrip van aanspraken op bijzonder partnerpensioen, kan na omzetting niet meer bedragen dan 70% van het ouderdomspensioen.
b. indien de keuze van de (gewezen) deelnemer er toe leidt dat het partnerpensioen wordt verminderd en de (gewezen) deelnemer heeft een partner, dan dient een schriftelijk bewijs overgelegd te worden waaruit blijkt dat de (gewezen) deelnemer en diens partner instemmen met de vermindering van het partnerpensioen. Een verlies aan partnerpensioen dat door herschikking is ontstaan, kan nadien niet worden gecompenseerd.
c. voor de (gewezen) deelnemer die op de pensioendatum geen partner heeft, wordt de omzetting van het partnerpensioen in extra ouderdomspensioen automatisch toegepast. Indien de (gewezen) deelnemer geen partner heeft, dient hij ten bewijze hiervan een recent uittreksel uit het bevolkingsregister te overleggen.
3 Ten aanzien van de mogelijkheid tot herschikking als bedoeld in lid 1 sub b gelden de volgende bepalingen:
a. De mogelijkheid tot uitruil van ouderdomspensioen voor extra partnerpensioen wordt de (gewezen) deelnemer tevens geboden op de datum waarop het deelnemerschap wordt beëindigd op de wijze als bedoeld in artikel 2 lid 3 sub d.
b. De mogelijkheid tot uitruil van ouderdomspensioen voor extra partnerpensioen geldt niet voor het deel van een ouderdomspensioen waarop een recht op uitbetaling rust als bedoeld in artikel 2 van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding.
4 Herschikking geschiedt op basis van door het bestuur vastgestelde rekenregels. De rekenregels en geldigheidsduur daarvan zijn opgenomen in bijlage I bij dit reglement.
5 Indien de (gewezen) deelnemer zijn pensioenaanspraken wil herschikken dient hij dit minimaal zes maanden voor de gewenste pensioendatum schriftelijk kenbaar te maken aan het fonds. De definitieve keuze voor herschikking dient uiterlijk drie maanden voor de gewenste pensioendatum te worden gemaakt en is daarna onherroepelijk.
6 De (gewezen) deelnemer kan tot uiterlijk drie maanden voor de gewenste pensioendatum zijn keuze maximaal één keer herzien, zonder dat hiervoor kosten in rekening worden gebracht. Voor verzoeken die dit aantal te boven gaan, worden kosten bij de (gewezen) deelnemer in rekening gebracht.
ARTIKEL 21 VARIABILISERING
1 De (gewezen) deelnemer kan op diens verzoek op de pensioendatum het op dat moment tot uitkering komende ouderdomspensioen omzetten in een ouderdomspensioen dat in de periode tussen de pensioendatum en de op de pensioendatum geldende AOW-gerechtigde leeftijd hoger is dan de oorspronkelijke uitkering en dat na afloop van die periode lager is dan de oorspronkelijke uitkering. De verhouding tussen de hogere en de lagere pensioenuitkering bedraagt ten hoogste 100:75. Voor het toetsen van deze verhouding kan een bedrag gelijk aan
maximaal tweemaal de laatst vastgestelde AOW-uitkering voor gehuwden buiten beschouwing worden gelaten.
2 Indien de (gewezen) deelnemer kiest voor een variatie in de hoogte van het ouderdoms- pensioen zal de waarde van de aanspraken op ouderdomspensioen na de actuariële herrekening gelijk zijn aan de waarde voor de herrekening. De herrekening geschiedt op basis van door het bestuur vastgestelde rekenregels. De rekenregels en de geldigheidsduur daarvan zijn opgenomen in bijlage I bij dit reglement.
3 De variatie in de hoogte van het ouderdomspensioen als bedoeld in lid 1 heeft geen gevolgen voor het meeverzekerde partnerpensioen en wezenpensioen.
4 Indien de (gewezen) deelnemer zijn pensioenaanspraken wil herschikken dient hij dit minimaal zes maanden voor de gewenste pensioendatum schriftelijk kenbaar te maken aan het fonds. De definitieve keuze voor herschikking dient uiterlijk drie maanden voor de gewenste pensioendatum te worden gemaakt en is daarna onherroepelijk.
5 De (gewezen) deelnemer kan tot uiterlijk drie maanden voor de gewenste pensioendatum zijn keuze maximaal één keer herzien, zonder dat hiervoor kosten in rekening worden gebracht. Voor verzoeken die dit aantal te boven gaan, worden kosten bij de (gewezen) deelnemer in rekening gebracht.
6 Indien de AOW-gerechtigde leeftijd van een gepensioneerde in de periode gelegen tussen de pensioendatum en de AOW-gerechtigde leeftijd wordt verhoogd, wordt de gepensioneerde de mogelijkheid geboden om de duur van zijn hogere pensioenuitkering te verlengen naar de nieuw vastgestelde AOW-gerechtigde leeftijd. De keus dient uiterlijk gemaakt te zijn bij het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd van de gepensioneerde die gold voordat de AOW- gerechtigde-leeftijd van de gepensioneerde werd verhoogd. Hierbij zal de eerder vastgestelde levenslange lagere pensioenuitkering verder worden verlaagd.
Lid 2 is daarbij van overeenkomstige toepassing.
ARTIKEL 22 BEËINDIGING VAN HET DEELNEMERSCHAP
1 Bij beëindiging van het deelnemerschap voordat de deelnemer de pensioendatum heeft bereikt en anders dan als gevolg van zijn overlijden, vervallen de aanspraken op arbeidsongeschiktheidspensioen en tijdelijk partnerpensioen.
2 Bij beëindiging van het deelnemerschap behoudt de gewezen deelnemer minimaal aanspraken op een premievrij ouderdomspensioen, premievrij partnerpensioen, alsmede een premievrij wezenpensioen. De grootte van deze premievrije aanspraken wordt berekend op basis van de bepalingen van dit reglement met dien verstande dat alleen de deelnemersjaren tot de datum van beëindiging van het deelnemerschap in aanmerking worden genomen. In afwijking hiervan vervallen de pensioenaanspraken van de gewezen deelnemer indien op basis van de tot het tijdstip van beëindiging opgebouwde aanspraak op ouderdomspensioen de uitkering van ouderdomspensioen op jaarbasis op de standaard pensioendatum niet meer zal bedragen dan
€ 2,– per jaar. De voorgaande zin is niet van toepassing indien de gewezen deelnemer verhuist naar een andere lidstaat in de zin van artikel 1 van de Pensioenwet en hij het fonds daarover bij beëindiging van de deelneming heeft geïnformeerd.
ARTIKEL 23 WAARDEOVERDRACHT EN AFKOOP
1 De gewezen deelnemer heeft het recht de waarde van de in artikel 22 bedoelde premievrije aanspraken te doen overdragen naar de instelling waar de onderneming waaraan hij verbonden is de toezegging omtrent pensioen ter uitvoering heeft ondergebracht. Overdracht is uitsluitend mogelijk als wordt voldaan aan de voorwaarden gesteld bij en krachtens de Pensioenwet.
2 Een waarde die het fonds ontvangt op grond van een waardeoverdracht in de zin van artikel 1 van de Pensioenwet, wordt aangewend ter verwerving van extra aanspraken op ouderdomspensioen, partnerpensioen en wezenpensioen in een verhouding 100:70:14.
3 Het fonds heeft met inachtneming van het bepaalde bij en krachtens artikel 70a en 220b van de Pensioenwet het recht de waarde van de aanspraak op pensioen van een gewezen deelnemer over te dragen aan de pensioenuitvoerder van de nieuwe werkgever van de gewezen deelnemer als de aanspraak op ouderdomspensioen op jaarbasis niet uitgaat boven het bedrag als genoemd in artikel 66 van de Pensioenwet. Het bestuur kan hiervoor beleid vaststellen.
4 Het fonds heeft onder de in artikel 66 tot en met 68 van de Pensioenwet genoemde voorwaarden het recht een pensioenrecht of pensioenaanspraak af te kopen indien dit niet uitgaat boven het bedrag als genoemd in artikel 66 van de Pensioenwet.
Het fonds betaalt de uitkering op de dag dat de pensioenaanspraken of pensioenrechten vervallen in verband met de afkoop.
5 Een afkoopwaarde als bedoeld in lid 3 wordt vastgesteld op basis van door het bestuur vastgestelde rekenregels. De rekenregels en de geldigheidsduur daarvan zijn opgenomen in bijlage II bij dit pensioenreglement.
ARTIKEL 24 PENSIOENVEREVENING
1 Xxxxxxx xxx xxxxxxxxx, heeft de ex-partner van een (gewezen) deelnemer of gepensioneerde recht op uitbetaling van een deel van het aan de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde toekomende ouderdomspensioen. Dit deel is gelijk aan 50% van het ouderdomspensioen dat zou gelden indien:
a. de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde uitsluitend zou hebben deelgenomen aan de pensioenregeling gedurende de deelnemersjaren, met inbegrip van de periode dat pensioenopbouw wordt voortgezet in verband met (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid, gelegen tussen de datum van huwelijk respectievelijk aanvang van het geregistreerd partnerschap en het tijdstip van scheiding;
b. op het tijdstip van scheiding het deelnemerschap zou zijn geëindigd anders dan door pensionering of overlijden.
2 Het bepaalde in lid 1 is niet van toepassing als het geregistreerd partnerschap eindigt door overlijden, vermissing of door omzetting in een huwelijk.
3 Indien het tijdstip van beëindiging van het deelnemerschap ligt vóór het tijdstip van de scheiding, heeft de ex-partner recht op uitbetaling van 50% van het ouderdomspensioen, dat zou gelden indien de tot verevening verplichte (gewezen) deelnemer of gepensioneerde
uitsluitend zou hebben deelgenomen gedurende de deelnemersjaren gelegen tussen de datum van huwelijk respectievelijk het aangaan van het geregistreerd partnerschap en het tijdstip van beëindiging van het deelnemerschap.
4 Indien het ouderdomspensioen van een (gewezen) deelnemer of gepensioneerde als genoemd in lid 1 of 3 wordt verhoogd of verlaagd, wordt het bedrag dat voor de ex-partner is vastgesteld op basis van lid 1 of 3 verhoogd of verlaagd met een evenredig deel van de verhoging of verlaging van het pensioen. Met verhoging van het ouderdomspensioen wordt een verhoging op basis van een toeslag bedoeld. Met een verlaging wordt een vermindering op grond van artikel 134 van de Pensioenwet bedoeld.
5 In afwijking van het onder lid 1 en lid 3 bepaalde wordt bij de verevening rekening gehouden met een ander percentage en/of een andere periode indien de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde en de ex-partner dit bij schriftelijke overeenkomst in verband met de scheiding zijn overeengekomen. Ten bewijze hiervan dient een gewaarmerkt afschrift of uittreksel van de overeenkomst aan het fonds te worden overgelegd.
6 De uitbetaling aan de ex-partner geschiedt onder de in dit reglement vastgelegde voorwaarden. De uitbetaling gaat in op het tijdstip waarop volgens de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding recht op uitbetaling bestaat.
7 Het recht op uitbetaling van de ex-partner sluit, zolang dit recht bestaat, uitbetaling van de ter zake van die uitbetaling vastgestelde bedragen inclusief eventuele verhogingen aan de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde uit.
8 Met inachtneming van het in de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding ter zake bepaalde kan het in de voorafgaande leden van dit artikel bedoelde deel van het ouderdomspensioen en het toegekende bijzonder partnerpensioen worden omgezet in een (eigen) aanspraak op ouderdomspensioen voor de ex-partner, mits dit bij huwelijkse voorwaarden respectievelijk voorwaarden van een geregistreerd partnerschap of bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding is overeengekomen. De overeenkomst is slechts geldig indien aan de overeenkomst een verklaring van het fonds is gehecht dat het instemt met bedoelde omzetting.
9 Bij de toepassing van dit artikel zullen de bepalingen van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding in acht worden genomen.
10 Het recht op verevening kan alleen dan rechtstreeks jegens het fonds worden uitgeoefend, indien de scheiding binnen twee jaar na het tijdstip van de scheiding op de in de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding voorgeschreven wijze aan het fonds is gemeld.
11 Het fonds is bevoegd de kosten van een verevening aan de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde en de ex-partner ieder voor de helft in rekening te brengen dan wel in mindering te brengen op de aan hen uit te betalen bedragen.
12 Een pensioen wordt niet verevend, indien op het tijdstip van scheiding in de zin van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding, het deel van het pensioen waarop recht op uitbetaling ontstaat, het in artikel 66 eerste lid van de Pensioenwet genoemde bedrag niet te boven gaat.
ARTIKEL 25 BIJZONDER PARTNERPENSIOEN
1 De ex-partner van de deelnemer krijgt op de scheidingsdatum aanspraak op een bijzonder partnerpensioen dat gelijk is aan partnerpensioen dat de deelnemer zou hebben verkregen indien op de scheidingsdatum het deelnemerschap zou worden beëindigd anders dan door overlijden of het bereiken van de pensioendatum.
2 Indien op de scheidingsdatum het deelnemerschap reeds is beëindigd verkrijgt de ex-partner aanspraak op een bijzonder partnerpensioen dat gelijk is aan het partnerpensioen dat is vastgesteld op de dag van beëindiging van het deelnemerschap, vermeerderd met de eventueel nadien toegekende toeslagen als bedoeld in artikel 26.
3 Het bijzonder partnerpensioen gaat in op de dag volgend op die van het overlijden van de (gewezen) deelnemer. Indien het overlijden een gepensioneerde betreft gaat het bijzonder partnerpensioen in afwijking van het voorgaande in op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de gepensioneerde overlijdt. Het bijzonder partnerpensioen wordt uitbetaald tot en met de maand waarin de ex-partner overlijdt.
4 Het bepaalde in lid 1 en 2 is niet van toepassing als:
x. het geregistreerd partnerschap eindigt door overlijden, vermissing of door omzetting in een huwelijk;
b. de gezamenlijke huishouding eindigt door overlijden of het aangaan van een huwelijk of geregistreerd partnerschap met dezelfde partner als waarmee de gezamenlijke huishouding werd gevoerd;
x. xx (gewezen) deelnemer of gepensioneerde en de partner dit bij huwelijkse voorwaarden, voorwaarden van geregistreerd partnerschap of in de notariële akte in verband met de gezamenlijke huishouding of een geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding, beëindiging van het geregistreerd partnerschap dan wel beëindiging van de gezamenlijke huishouding, anders overeenkomen. De overeenkomst is slechts geldig indien aan de overeenkomst een verklaring van het fonds is gehecht dat zij bereid is een uit de afwijking voortvloeiend risico te dekken.
5 De ex-partner heeft het recht een aanspraak op bijzonder partnerpensioen te vervreemden aan een andere (ex-)partner van de overleden (gewezen) deelnemer of gepensioneerde, mits:
a. het fonds bereid is een eventueel uit die overdracht voortvloeiende wijziging van het risico te dekken;
b. de vervreemding onherroepelijk is; en
c. dit wordt overeengekomen bij notarieel verleden akte.
ARTIKEL 26 TOESLAGVERLENING
1 Het bestuur kan jaarlijks besluiten om op de peildatum een toeslag te verlenen op de opgebouwde aanspraken van deelnemers, met uitzondering van de deelnemers die recht hebben op premievrije voortzetting wegens arbeidsongeschiktheid, van maximaal de loonindex. Voor deze toeslagverlening is geen reserve gevormd. Deze toeslagverlening wordt tot 2024 achtereenvolgens uit premie en uit overrendement gefinancierd. Vanaf 2024 wordt de toeslagverlening uitsluitend uit het overrendement gefinancierd. De toeslagverlening
gefinancierd uit het overrendement is voorwaardelijk, er kunnen geen rechten aan worden ontleend.
2 De in lid 1 genoemde premie betreft de premie ten behoeve van de toeslaggarantie ter grootte van 1,2%, dan wel – indien de loonindex voor dat jaar lager uitvalt – ter grootte van de loonindex voor dat jaar, over de opgebouwde aanspraken van de deelnemers en geldt uitsluitend voor de toeslagverlening in de jaren 2020 tot en met 2023.
3 Het bestuur kan jaarlijks besluiten om op de peildatum een toeslag te verlenen op de pensioenrechten van pensioengerechtigden en de pensioenaanspraken van gewezen deelnemers, ex-partners en deelnemers met recht op premievrije voortzetting bij arbeidsongeschiktheid van maximaal de prijsindex. Deze toeslagverlening bedraagt over drie jaar gemeten niet meer dan de over die periode gemeten gemiddelde toeslag van de deelnemers. De toeslagverlening is voorwaardelijk, er kunnen geen rechten aan worden ontleend. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en hiervoor is geen premie verschuldigd. De toeslagverlening wordt gefinancierd uit overrendement.
4 Het bestuur stelt beleid vast voor de verlening van toeslagen op grond van lid 1 en 3, hierbij rekening houdend met het bepaalde in lid 2. Uitgangspunt bij dat beleid is - onverminderd het bepaalde in lid 1 en lid 3 - dat het toekenningspercentage van de prijsindex dat in dat jaar wordt toegekend aan de in lid 3 genoemde pensioen- en aanspraakgerechtigden, maximaal gelijk is aan het toekenningspercentage van het verschil tussen de loonindex en de toeslag die in dat jaar ingevolge de toeslaggarantie (loonindex met maximum van 1,2% tot 2024) wordt toegekend.
Het bestuur beslist jaarlijks in hoeverre de in lid 1 respectievelijk lid 3 genoemde opgebouwde aanspraken respectievelijk pensioenrechten worden aangepast, met inachtneming van het bepaalde bij en krachtens de Pensioenwet. Bij een beleidsdekkingsgraad van minder dan 110% worden geen toeslagen verstrekt. Bij een beleidsdekkingsgraad van 110% of meer worden er niet meer toeslagen verstrekt dan naar verwachting in de toekomst te realiseren zijn.
5. Op het moment dat een feitelijke toeslag wordt verleend, kan het bestuur gemotiveerd afwijken van de richtlijn ten aanzien van het toeslagbeleid, indien hiertoe gegronde redenen zijn en mits dit in overeenstemming is met het bepaalde bij en krachtens de Pensioenwet.
6. Indien in enig jaar de toeslag niet volledig wordt toegekend en een achterstand is ontstaan in het toekennen van toeslagen, bestaat geen recht op het inhalen van deze achterstand in latere jaren. Niettemin kan het bestuur als de vermogenspositie dat toelaat besluiten een inhaaltoeslag te verlenen aan de deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden die een achterstand hebben opgelopen in de toeslagtoekenning. Deze inhaaltoeslag wordt in beginsel niet eerder verleend dan dat de compensatie van kortingen op basis van artikel 4 lid 5 volledig is doorgevoerd. Het inhaalpercentage wordt op individueel niveau gemaximeerd op de vanaf 1 januari 2014 gemiste gecumuleerde toeslag.
7. Nadat een toeslag is verleend maakt de toeslag deel uit van de pensioenaanspraak of het pensioenrecht. Het bestuur is te allen tijde bevoegd het toeslagbeleid en de hierbij gehanteerde voorwaarden aan gewijzigde omstandigheden aan te passen.’
ARTIKEL 27 FINANCIERING
1 De interne financiering van de reglementaire periodiek te verwerven pensioenaanspraken, met uitzondering van de aanspraken op arbeidsongeschiktheidspensioen, geschiedt door middel van een jaarlijks vast te stellen gedempte kostendekkende premie op basis van maximaal verwacht rendement die wordt vastgesteld volgens de uitvoeringsovereenkomst tussen de aangesloten onderneming en het fonds en bestaat uit:
a. de nominale koopsom benodigd voor de in het betreffende deelnemersjaar te verkrijgen pensioengedeelten;
b. de risicopremies voor het (tijdelijk) partner- en wezenpensioen, alsmede voor de dekking van voortzetting van de pensioenopbouw bij ziekte en arbeidsongeschiktheid;
c. Een opslag op de actuariële tarieven ter dekking van toekomstige uitvoeringskosten.
d. Een opslag ter dekking van kosten ter grootte van de in enig jaar door het fonds verwachte Pensioenuitvoeringskosten onder aftrek van de uit de Technische Voorziening vrijvallende opslag toekomstige uitvoeringskosten uit uitkeringen;
e. Tot 2024 een bedrag ter dekking van de toeslagverlening ter hoogte van de loonindex met een maximum van 1,2%.
f. Een toeslagopslag op de uitkomsten van de elementen van a, b, c en e om aan de toeslagambitie van het fonds te kunnen voldoen. De toeslagopslag is bepaald als de actuariële premie vastgesteld op basis van reëel rendement minus de actuariële premie vastgesteld op basis van nominaal rendement. Deze opslag is minimaal gelijk aan de hoogte van de solvabiliteitsopslag gelijk aan het VEV op de uitkomsten van de elementen van a, b, c en e.
2 De aangesloten onderneming is voor de in lid 1 genoemde pensioenaanspraken jaarlijks een vaste jaarpremie verschuldigd, die als volgt wordt vastgesteld..
a. Voor iedere deelnemer wordt een premie berekend op basis van 28% van het per 1 januari vastgestelde pensioensalaris gedeeld door twaalf en vervolgens vermenigvuldigd met het aantal maanden waarop het deelnemerschap gedurende het betreffende jaar heeft bestaan. Hierbij wordt de deelnemerstijd bepaald in maanden conform de methodiek zoals bepaald in artikel 8 lid 2.
b. Voor een deelnemer die minder dan de volledige arbeidstijd bij de aangesloten onderneming werkzaam is gedurende het betreffende jaar, wordt de bijdrage naar rato van de volgens het Pensioenreglement vastgestelde deeltijdfactor bepaald.
3 Tot 2024 zal de aangesloten onderneming jaarlijks te allen tijde minimaal de gedempte kostendekkende premie betalen conform het bepaalde in de uitvoeringsovereenkomst. Afhankelijk van de beleidsdekkingsgraad is een in de uitvoeringsovereenkomst omschreven opslag verschuldigd.
4 Indien op een peildatum gelegen op of na 1 januari 2024 blijkt dat de onder lid 1 genoemde gedempte kostendekkende premie hoger is dan de in lid 2 genoemde premie, worden de opbouwpercentages voor het ouderdomspensioen zodanig evenredig verlaagd dat de gedempte kostendekkende premie gelijk is aan de volgens lid 2 bepaalde premie. Indien de beleidsdekkingsgraad lager is dan de indexatiedekkingsgraad is de premie zoals bepaald in lid 1 minimaal gelijk aan de premie behorend bij een premiedekkingsgraad van 100% en bij een beleidsdekkingsgraad lager dan het minimaal vereist vermogen minimaal gelijk aan de premie behorend bij een premiedekkingsgraad van 105%.
5 Lid 1 tot en met 4 hebben geen betrekking op de (financiering van de) aanspraken op arbeidsongeschiktheidspensioen en de aanspraken genoemd in artikel 33A, lid 3b en lid 4 en
33E, lid 2 en lid 3. Deze aanspraken worden gefinancierd conform het bepaalde in de uitvoeringsovereenkomst.
6 De deelnemer is een bijdrage verschuldigd zoals hij met de aangesloten onderneming is overeengekomen. Indien een deelnemersbijdrage verschuldigd is, zal deze door de aangesloten onderneming op het salaris worden ingehouden en is inbegrepen in de in lid 2 genoemde premie.
ARTIKEL 28 VOORBEHOUDEN VAN DE AANGESLOTEN ONDERNEMINGEN
1 De aangesloten ondernemingen hebben zich het recht voorbehouden deze pensioenregeling eenzijdig te wijzigen of te beëindigen. De aangesloten ondernemingen kunnen uitsluitend gebruik maken van dit voorbehoud indien zij daarbij een zodanig zwaarwichtig belang hebben dat het belang van de deelnemer dat door de wijziging zou worden geschaad daarvoor naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet wijken.
2 De aangesloten ondernemingen hebben zich het recht voorbehouden de bijdrage aan de pensioenregeling geheel of gedeeltelijk te beëindigen en de pensioenregeling te beperken of te beëindigen in geval van een ingrijpende wijziging van omstandigheden.
3 Wanneer de aangesloten ondernemingen het voornemen hebben van het in lid 1 of 2 genoemde recht gebruik te maken delen zij dit onverwijld schriftelijk mee aan het fonds en aan degenen wier aanspraak op pensioen of recht op pensioen daardoor wordt getroffen. Het bestuur zal het pensioenreglement vervolgens aanpassen aan de gewijzigde omstandigheden.
ARTIKEL 29 (HER)VERZEKERINGEN
1 Het fonds kan ter dekking van de pensioenverplichtingen verzekeringen sluiten bij een verzekeraar of herverzekeringen bij een herverzekeraar, in welk geval het fonds als bevoordeelde zal worden aangewezen. Het bestuur heeft echter het recht de pensioengerechtigde als bevoordeelde aan te wijzen.
2 Voor zover het fonds de verplichtingen heeft gedekt door het sluiten van overeenkomsten met een of meerdere (her)verzekeraars gelden ten aanzien van de uitgesloten risico’s de polisvoorwaarden van deze maatschappijen.
3 Dwingendrechterlijke bepalingen bij of krachtens de Pensioenwet zijn op de (her)verzekeringen van toepassing.
ARTIKEL 30 UITGESLOTEN RISICO’S
1 Het recht op (tijdelijk) (bijzonder) partnerpensioen en wezenpensioen vervalt voor die belanghebbende(n), door wiens (wier) opzettelijk toedoen of grove schuld de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde overlijdt.
2 Er bestaat geen recht op (tijdelijk) partnerpensioen indien blijkt dat het overlijden van de (gewezen) deelnemer bij het aangaan van dat partnerschap op korte termijn was te verwachten.
Bij overlijden van de (gewezen) deelnemer binnen één jaar na aanvang van het partnerschap wordt vermoed dat dit het geval is, behoudens tegenbewijs door de partner, tenzij het overlijden het gevolg is van een ongeval.
3 Ingeval van terrorisme in de zin van het Clausuleblad terrorismedekking van de Nederlandse Herverzekeringsmaatschappij voor Terrorismeschaden N.V. kunnen de aanspraken en of uitkeringen uit hoofde van de pensioenregeling(en) van het fonds worden beperkt in een nader bij besluit van het bestuur aan te geven mate en wijze.
ARTIKEL 31 AFKOOP, VERVREEMDING, ZEKERHEIDSTELLING
Aanspraken ingevolge deze pensioenregeling kunnen niet worden afgekocht, vervreemd of prijsgegeven, dan wel formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid worden, anders dan in de gevallen voorzien bij of krachtens de Pensioenwet.
ARTIKEL 32 ONVOORZIENE GEVALLEN
In alle in dit pensioenreglement niet voorziene gevallen neemt het bestuur een beslissing.
ARTIKEL 33 OVERGANGSBEPALINGEN
A. OVERGANGSBEPALINGEN REGLEMENTSWIJZIGING 2014 (deelnemers en gewezen deelnemers geboren na 31 december 1949)
1 De waarde van de aanspraken op ouderdoms-, partner- en wezenpensioen die de deelnemer tot en met 31 december 2013 heeft opgebouwd op basis van het voor de deelnemer toepasselijke pensioenreglement van het fonds wordt aangewend voor verwerving van aanspraken op ouderdoms-, partner- en wezenpensioen voor de deelnemer in deze vanaf 1 januari 2014 geldende pensioenregeling. De waardeoverdracht vindt zodanig plaats dat er geen wijziging wordt aangebracht in de hoogte van het partner- en wezenpensioen. Ten aanzien van het partnerpensioen geldt dat ten aanzien van het partnerpensioen dat vóór 1 januari 2002 is opgebouwd het bepaalde in dit pensioenreglement ten aanzien van ruil van dit pensioen in ouderdomspensioen niet van toepassing is.
Deze pensioenen worden jaarlijks verhoogd conform artikel 26.
2 De deelnemer die op grond van het voor de deelnemer op 31 december 2013 toepasselijke pensioenreglement van het fonds recht had op voortzetting bij arbeidsongeschiktheid en op 1 januari 2014 nog arbeidsongeschikt is in de zin van dat pensioenreglement, wordt geacht onder dit (vanaf 1 januari 2014 geldende) pensioenreglement arbeidsongeschikt te zijn geworden.
3 Ten aanzien van degene die op 31 december 2013 deelnemer of gewezen deelnemer was in de zin van het Pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds Koninklijke Cosun en voor wie op 30 juni 2018 de beschikbare premieregeling nog van toepassing was:
a. is het per 30 juni 2018 opgebouwde pensioenkapitaal per 1 juli 2018 omgezet in extra aanspraken ouderdoms- en partnerpensioen in de verhouding 100:70 met inachtneming van het bepaalde bij en krachtens de Pensioenwet;
b. blijft voor de deelnemer de overgangsregeling van toepassing zoals opgenomen in artikel 12 van Hoofdstuk II (Collectief pensioensparen) van dat pensioenreglement, met dien verstande dat:
i onder pensioendatum wordt verstaan de pensioendatum in de zin van dit (vanaf 1 januari 2014 geldende) pensioenreglement; en
ii het op grond van lid 7 van dat artikel verworven pensioenkapitaal, in afwijking van dat lid, op de datum van verwerving van dat pensioenkapitaal wordt aangewend voor de verwerving van een aanspraak op ouderdoms- en partnerpensioen in de verhouding 100:70, ter verhoging van het ouderdoms- en partnerpensioen waarop de deelnemer uit hoofde van dit (vanaf 1 januari 2014 geldende) pensioenreglement aanspraak heeft.
c. vindt de verwerving van de onder b sub ii omschreven aanspraak of recht op ouderdomspensioen tezamen met een aanspraak op partnerpensioen plaats op basis van de door het fonds vast te stellen collectieve en geslachtsonafhankelijke inkooptarieven;
d. zijn op het op basis van dit artikel verworven ouderdoms- en partnerpensioen de bepalingen van dit (vanaf 1 januari 2014 geldende) pensioenreglement met betrekking tot die pensioenen van overeenkomstige toepassing;
e. gaat het op basis van onderdeel b en c verworven ouderdoms- en partnerpensioen niet uit boven nog niet benutte fiscale ruimte als omschreven in artikel 12 lid 5 van Hoofdstuk II (Collectief pensioensparen) van het in de aanhef van dit lid genoemde pensioenreglement.
B. OVERGANGSBEPALINGEN REGLEMENTSWIJZIGING 2014 (gewezen deelnemers en pensioengerechtigden)
De waarde van de rechten en/of aanspraken op ouderdoms-, partner- en wezenpensioen waarop de pensioengerechtigde en/of aanspraakgerechtigde die geen deelnemer is op 1 januari 2014, aanspraak en/of recht heeft op 31 december 2013 op basis van het voor hem toepasselijke pensioenreglement van het fonds, wordt aangewend voor verwerving van aanspraken en/of rechten op ouderdoms-, partner- en wezenpensioen voor de pensioen- en/of aanspraakgerechtigde in deze vanaf 1 januari 2014 geldende pensioenregeling. De waardeoverdracht vindt zodanig plaats dat er geen wijziging wordt aangebracht in de hoogte van het partner- en wezenpensioen. Ten aanzien van het partnerpensioen geldt dat voor het partnerpensioen dat vóór 1 januari 2002 is opgebouwd het bepaalde in dit pensioenreglement ten aanzien van ruil van dit pensioen in ouderdomspensioen, niet van toepassing is.
Deze pensioenen worden jaarlijks verhoogd conform artikel 26.
C. OVERGANGSBEPALINGEN OVERBRUGGINGSREGELING/SUPPLEMENT/FLEXIBELE OVERBRUGGINGSREGELING
(deelnemers op wie artikel 32A of 32B van het per 31 december 2013 geldende pensioenreglement van Stichting Pensioenfonds Koninklijke Cosun van toepassing was c.q. Hoofdstuk 3 van het per 31 december 2013 geldende pensioenreglement van de voormalige Stichting Pensioenfonds Suiker 2007)
1 Ten aanzien van de aanspraken op prepensioen die de deelnemer jegens het fonds heeft behouden, blijft het pensioenreglement van toepassing waaronder die aanspraken zijn opgebouwd. Deze aanspraken worden evenwel jaarlijks verhoogd conform het bepaalde in dit (vanaf 1 januari 2014 geldende) pensioenreglement. Voor de toeslagverlening is het op 31 december 2013 geldende pensioenreglement dus niet meer van toepassing.
2 De deelnemer heeft het recht de waarde van aanspraken op prepensioen die hij jegens het fonds heeft behouden over te dragen naar deze pensioenregeling ter verwerving van extra ouderdomspensioen en een extra partnerpensioen. Dat extra partnerpensioen bedraagt 70% van het extra ouderdomspensioen dat zou worden verkregen bij een standaard pensioendatum gelijk aan de de datum waarop de (gewezen) deelnemer de 65-jarige leeftijd bereikt. Na die interne waardeoverdracht kunnen voor deze aanspraken geen rechten meer worden ontleend aan het pensioenreglement waarin de aanspraken zijn opgebouwd en vervalt lid 1 vanaf de datum van interne waardeoverdracht.
Dit extra ouderdomspensioen en partnerpensioen worden jaarlijks verhoogd conform artikel 26.
D. OVERGANGSBEPALING LOPENDE UITKERINGEN
1 Een per 31 december 2013 reeds ingegaan tijdelijk partnerpensioen uit hoofde van artikel 11 van het per 31 december 2013 geldende pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds Koninklijke Cosun dan wel Hoofdstuk I, artikel 8 respectievelijk Hoofdstuk II, artikel 8 van het per 31 december 2013 geldende pensioenreglement van de voormalige Stichting Pensioenfonds Suiker 2007 wordt, in afwijking van artikel 11, lid 3 van dit (vanaf 1 januari 2014 in werking getreden) pensioenreglement,uiterlijk uitbetaald tot de dag waarop de nabestaande de leeftijd van 65 jaar bereikt.
2 Een per 31 december 2013 reeds ingegaan arbeidsongeschiktheidspensioen uit hoofde van artikel 14 van het per deze datum geldende pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds Koninklijke Cosun wordt, in afwijking van artikel 14, lid 4 van dit (vanaf 1 januari 2014 geldende) pensioenreglement, uiterlijk uitbetaald tot de dag waarop de pensioengerechtigde de leeftijd van 65 jaar bereikt.
3 Een tussen 31 december 2013 en 1 januari 2018 ingegaan tijdelijk partnerpensioen uit hoofde van artikel 11 van het per 31 december 2017 geldende pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds Koninklijke Cosun wordt, in afwijking van artikel 11, lid 3 van het (vanaf 1 januari 2018 in werking getreden) pensioenreglement, uitgekeerd tot en met de maand waarin de nabestaande overlijdt, doch uiterlijk tot de vroegste van de volgende data:
a. tot de AOW-gerechtigde leeftijd van de nabestaande
b. de dag waarop de nabestaande de leeftijd van 67 jaar bereikt.
4 Indien de AOW-gerechtigde leeftijd van de pensioengerechtigde met een recht op tijdelijk partnerpensioen in de periode gelegen tussen de ingangsdatum en de AOW-gerechtigde leeftijd wordt verhoogd, wordt de pensioengerechtigde de mogelijkheid geboden om zijn levenslange partnerpensioen om te zetten in een levenslang partnerpensioen waarvan de uitkering tussen de AOW-gerechtigde leeftijd die gold voor de verhoging van die leeftijd en de nieuwe AOW- gerechtigde leeftijd hoger is en na die nieuwe AOW-gerechtigde leeftijd lager. Hiermee wordt het tijdelijk partnerpensioen verlengd tot de nieuwe AOW-gerechtigde leeftijd.
Het verschil tussen het levenslange partnerpensioen vóór en na de nieuwe AOW-gerechtigde leeftijd is gelijk aan het tijdelijk partnerpensioen voorafgaand aan de verhoging van de AOW- gerechtigde leeftijd.
De keus dient uiterlijk gemaakt te zijn bij het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd van de pensioengerechtigde die gold voordat de AOW-gerechtigde-leeftijd van de pensioenerechtigde werd verhoogd.
Indien de pensioengerechtigde kiest voor een variatie in de hoogte van het levenslange partnerpensioen zal de waarde van het recht op levenslang partnerpensioen na de actuariële
herrekening gelijk zijn aan de waarde voor de herrekening. De herrekening geschiedt op basis van door het bestuur vastgestelde rekenregels. De rekenregels en de geldigheidsduur daarvan zijn opgenomen in bijlage I bij dit reglement.
E. OVERGANGSBEPALINGEN ALGEMEEN
1 De maximale pensioenen ingevolge dit pensioenreglement omvatten de aanspraken die de deelnemer op 31 december 2014 heeft behouden jegens het fonds dan wel heeft verworven in deze pensioenregeling, met inachtneming van de geldende (overgangs)bepalingen van de Wet op de loonbelasting 1964.
2 Voor de deelnemer die in de zin van de WAO arbeidsongeschikt is of wordt en op wie per 31 december 2005 artikel 10 van het per deze datum geldende pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds Koninklijke Cosun van toepassing was, blijft dat pensioenreglement van toepassing voor de vaststelling en de toekenning van arbeidsongeschiktheidspensioen.
F. OVERGANGSBEPALINGEN REGLEMENTSWIJZIGING 2018
1. Voor degenen die op 31 december 2017 (gewezen) deelnemer waren in de zin van het op 31 december 2017 geldende Pensioenreglement is de waarde van het voor het op die datum opgebouwde ouderdomspensioen aangewend voor de verwerving van een aanspraak op ouderdomspensioen op basis van dit vanaf 1 januari 2018 geldende Pensioenreglement. Daartoe wordt het op 31 december 2017 opgebouwde ouderdomspensioen op basis van dit vanaf 1 januari 2018 geldende Pensioenreglement, verhoogd op collectief actuarieel gelijkwaardige wijze met een sekseneutrale conversiefactor die is vastgelegd in bijlage III bij dit Pensioenreglement.
2. Het wezenpensioen zoals vastgesteld conform artikel 12 van het pensioenreglement zoals geldt op 31 december 2017, wordt per 1 januari 2018 verhoogd met 14% van de verhoging zoals bepaald in lid 1.
3. Degene die op 31 december 2013 deelnemer was in de zin van het Pensioenreglement voormalige Stichting Pensioenfonds Suiker 2007, blijft vanaf 1 januari 2014 aanspraken verwerven uit hoofde van Hoofdstuk IV artikel 1 van dat pensioenreglement. De in die bepaling genoemde overgangsaanspraak is per 1 januari 2014 op basis van collectieve actuariële gelijkwaardigheid omgezet naar een pensioen met een standaard pensioendatum die gelijk is aan de 67ste verjaardag van de (gewezen) deelnemer, zonder dat dit consequenties heeft voor het bijbehorende partnerpensioen. Deze aanspraken zijn jaarlijks verhoogd conform het bepaalde in dit (vanaf 1 januari 2014 geldende) pensioenreglement. Voor de toeslagverlening is het op 31 december 2013 geldende pensioenreglement dus niet meer van toepassing.
De per 1 januari 2018 vastgestelde overgangsaanspraak wordt per deze datum op basis van collectieve actuariële gelijkwaardigheid omgezet naar een pensioen met een standaard pensioendatum van 68 jaar, zonder dat dit consequenties heeft voor het bijbehorende partnerpensioen.
De wijzigingen in de financiering vanaf 1 januari 2017 gelden voor de vanaf 2017 te verwerven aanspraken op pensioen en voor de vanaf die datum te verlenen toeslagen.
G. OVERGANGSBEPALINGEN REGLEMENTSWIJZIGING 2019
Indien de deelneming is geëindigd voor 1 januari 2019 vervallen de pensioenaanspraken van een gewezen deelnemer indien op basis van de tot het tijdstip van beëindiging opgebouwde aanspraak op ouderdomspensioen de uitkering van het ouderdomspensioen op jaarbasis op de standaard pensioendatum niet meer zal bedragen dan € 2,– per jaar. Het fonds informeert de betreffende gewezen deelnemers hierover.
ARTIKEL 34 INWERKINGTREDING EN DUUR
Dit pensioenreglement is in werking getreden op 1 januari 2014 en is laatstelijk gewijzigd op 1 januari 2021.
Ter toelichting
Op hoofdlijnen zijn de volgende onderwerpen sinds de inwerkingtreding van dit pensioenreglement aangepast vanaf
1 januari 2015:
- Opname fiscale maximering van het pensioensalaris;
- Wijziging opbouwpercentage van 2,15% naar 1,875%; en
- Deels (20%) verzekeren van partnerpensioen op risicobasis.
- Wijzigingen i.v.m. nFTK en aanpassingen Wet Pensioencommunicatie per 1 januari 2015
december 2015: Wijziging definiëring toeslagambitie
1 januari 2017: Wijziging premieberekeningssystematiek m.b.t. de verschuldigde premie door de aangesloten onderneming
1 januari 2018: Wijziging standaard pensioendatum naar de leeftijd waarop de (gewezen) deelnemer 68 jaar wordt en omzetting van de op 31 december 2017 opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen naar aanspraken op ouderdomspensioen met een standaard pensioendatum van de leeftijd waarop de (gewezen) deelnemer 68 jaar wordt.
1 juli 2018: Omzetting naar pensioenaanspraken van het per 30 juni 2018 opgebouwde pensioenkapitaal in de in artikel 33 A lid 3 bedoelde beschikbare premieregeling.
1 januari 2019: Mogelijkheid bieden om de looptijd van tijdelijke pensioenuitkeringen te verlengen indien de AOW-leeftijd opschuift.
1 januari 2020: Wijziging van premiesystematiek o.b.v. ongedempte kostendekkende premie naar gedempte kostendekkende premie.
Wijziging financieringssystematiek toeslagverlening aan deelnemers waarbij een eventuele premiemarge op de verschuldigde premie vrijvalt aan de algemende reserve van het fonds.
1 januari 2021: Vastlegging eventuele compensatie toegepaste kortingen in de toekomst.
Breda, 16 februari 2021
X.X.X. xxx Xxxxxxxxx L.L. Gastelaars
Voorzitter Secretaris
BIJLAGE I. FLEXIBILISERINGSFACTOREN
Deze bijlage bevat de rekenregels, in de vorm van tabellen met factoren, waarmee het bestuur van het fonds uitvoering geeft aan de diverse keuzemogelijkheden uit het pensioenreglement.
Bij het opstellen van de rekenregels zijn de fondsgrondslagen gebruikt conform hetgeen is vastgelegd in de ABtN.
In deze bijlage zijn de factoren voor de volgende flexibiliseringsmogelijkheden opgenomen:
1. Vervroeging en uitstel van de pensioendatum;
2. Uitruil ouderdomspensioen in extra partnerpensioen;
3. Uitruil partnerpensioen in extra ouderdomspensioen;
4. Variëren van de hoogte van het ouderdomspensioen.
5. Aanwending van het in artikel 33A, lid 3, sub b. genoemde overgangskapitaal. Hierbij is alleen rekening gehouden met de opslag voor toekomstige uitvoeringskosten. De solvabiliteitsopslag is buiten beschouwing gelaten1;
Indien de (gewezen) deelnemer van meer dan één flexibiliseringsmogelijkheid gebruik wenst te maken, vindt de herrekening van de pensioenaanspraken stap voor stap plaats in de volgorde waarin de verschillende mogelijkheden in deze bijlage worden besproken.
In de navolgende tabellen zijn de factoren weergegeven voor een aantal leeftijden. Bij tussengelegen leeftijden dient lineair geïnterpoleerd te worden.
1 Hiervoor heeft het bestuur zijn motivatie weergegeven in de actuariële en bedrijfstechnische nota van het fonds.
1. Vervroeging en uitstel van de pensioendatum
De (gewezen) deelnemer heeft onder voorwaarden als gesteld in artikel 17 en 18 van het reglement de mogelijkheid om het ouderdomspensioen eerder of later dan de standaard pensioendatum te laten ingaan. De pensioendatum dient hierbij te liggen tussen de dag waarop de (gewezen) deelnemer 55 jaar wordt en de dag waarop de deelnemer de leeftijd die vijf jaar hoger is dan de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt.
Het vervroegde dan wel uitgestelde ouderdomspensioen is gelijk aan het product van de bij de gekozen pensioenleeftijd behorende omrekenfactor als opgenomen in tabel 1 en het
oorspronkelijke ouderdomspensioen. Het vervroegde dan wel uitgestelde ouderdomspensioen wordt levenslang uitgekeerd vanaf de pensioendatum.
Tabel 1. Omrekenfactoren ouderdomspensioen bij vervroeging en uitstel van de pensioendatum
Leeftijd ingang OP | Factor (%) |
55 | 58,52 |
56 | 60,52 |
57 | 62,65 |
58 | 64,92 |
59 | 67,35 |
60 | 69,95 |
61 | 72,74 |
62 | 75,75 |
63 | 79,00 |
64 | 82,51 |
65 | 86,32 |
66 | 90,47 |
67 | 95,01 |
68 | 100,00 |
69 | 105,51 |
70 | 111,62 |
71 | 118,43 |
72 | 126,07 |
2. Uitruil ouderdomspensioen in extra partnerpensioen
Op de pensioendatum kan de (gewezen) deelnemer op grond van artikel 20 van het reglement het ouderdomspensioen geheel of gedeeltelijk omzetten in extra partnerpensioen. Eveneens kan op grond van artikel 20 van het reglement het ouderdomspensioen gedeeltelijk worden omgezet in extra partnerpensioen bij beëindiging van het deelnemerschap.
Voor de berekening van de aanspraak op partnerpensioen (PP) in ruil voor een aanspraak op direct ingaand of uitgesteld ouderdomspensioen (OP) gelden de factoren uit tabel 2 (bij pensionering) of tabel 2a (bij beëindiging van het deelnemerschap).
Leeftijd ingang OP | PP per € 100,- OP |
55 | 380,33 |
56 | 366,54 |
57 | 353,25 |
58 | 340,57 |
59 | 328,37 |
60 | 316,61 |
61 | 305,38 |
62 | 294,53 |
63 | 284,15 |
64 | 274,18 |
65 | 264,56 |
66 | 255,38 |
67 | 246,57 |
68 | 238,06 |
69 | 229,91 |
70 | 222,08 |
71 | 214,48 |
72 | 207,19 |
Tabel 2. Factoren voor de uitruil van direct ingaand ouderdomspensioen in partnerpensioen (bij pensionering)
Tabel 2a. Factoren voor uitruil van uitgesteld ouderdomspensioen in partnerpensioen (bij beëindiging deelnemerschap)
Leeftijd | PP per € 100,- OP | Leeftijd | PP per € 100,- OP |
21 | 283,04 | 45 | 235,79 |
22 | 280,69 | 46 | 234,01 |
23 | 278,40 | 47 | 232,24 |
24 | 276,21 | 48 | 230,49 |
25 | 274,07 | 49 | 228,79 |
26 | 271,98 | 50 | 227,15 |
27 | 269,91 | 51 | 225,59 |
28 | 267,83 | 52 | 224,15 |
29 | 265,81 | 53 | 222,85 |
30 | 263,81 | 54 | 221,75 |
31 | 261,81 | 55 | 220,81 |
32 | 259,86 | 56 | 220,10 |
33 | 257,95 | 57 | 219,60 |
34 | 256,04 | 58 | 219,42 |
35 | 254,16 | 59 | 219,51 |
36 | 252,31 | 60 | 219,89 |
37 | 250,45 | 61 | 220,63 |
38 | 248,59 | 62 | 221,70 |
39 | 246,72 | 63 | 223,19 |
40 | 244,86 | 64 | 225,12 |
41 | 243,02 | 65 | 227,48 |
42 | 241,19 | 66 | 230,41 |
43 | 239,37 | 67 | 233,92 |
44 | 237,56 | 68 | 238,06 |
3. Uitruil partnerpensioen in extra ouderdomspensioen
Op de pensioendatum kan de (gewezen) deelnemer op grond van artikel 20 van het reglement het partnerpensioen geheel of gedeeltelijk omzetten in extra ouderdomspensioen. Hiervoor is toestemming van de partner vereist.
Voor de berekening van de aanspraak op direct ingaand ouderdomspensioen (OP) in ruil voor een aanspraak op partnerpensioen (PP) gelden de factoren uit tabel 3.
Tabel 3. Factoren voor de uitruil van partnerpensioen in extra ouderdomspensioen bij pensionering
Leeftijd ingang OP | OP per € 100,- PP |
55 | 20,31 |
56 | 21,07 |
57 | 21,85 |
58 | 22,65 |
59 | 23,48 |
60 | 24,34 |
61 | 25,23 |
62 | 26,14 |
63 | 27,08 |
64 | 28,05 |
65 | 29,06 |
66 | 30,09 |
67 | 31,15 |
68 | 32,25 |
69 | 33,38 |
70 | 34,55 |
71 | 35,76 |
72 | 37,00 |
4. Variëren van de hoogte van het ouderdomspensioen
Indien sprake is van vervroeging van de pensioendatum als bedoeld in artikel 17 kan de (gewezen) deelnemer op grond van artikel 21 van het reglement besluiten om het ouderdomspensioen om te zetten in een ouderdomspensioen dat in de periode tussen de pensioendatum en de AOW- gerechtigde leeftijd hoger is dan de oorspronkelijke uitkering en dat na afloop van die periode lager is dan de oorspronkelijke uitkering. De verhouding tussen de hogere en de lagere pensioenuitkering bedraagt ten hoogste 100:75. Voor het toetsen van deze verhouding wordt een bedrag gelijk aan tweemaal de laatst vastgestelde AOW-uitkering voor gehuwden buiten beschouwing gelaten.
In tabel 4 is weergegeven met welk bedrag de tijdelijke uitkering in de periode tussen de (vervroegde) pensioendatum en de AOW-gerechtigde leeftijd van de deelnemer kan worden verhoogd als het deel van de uitkering na AOW-gerechtigde leeftijd wordt verlaagd met € 100,-.
Noot: Gezien de grote hoeveelheid tabellen die betrekking hebben op de verschillende periodes waarin van de hoog/laag constructie kan worden toegepast, is onderstaand slechts één tabel afgedrukt. De overige tabellen zijn bij de uitvoeringsorganisatie beschikbaar.
Tabel 4. Factoren voor toepassing van de hoog/laag-constructie
Leeftijd | Hoog tot … | |||||
66 jr, 4 mnd | 66 jr, 7 mnd | 66 jr, 10 mnd | 67 jr. | 67 jr, 3 mnd | 68 jr. | |
55,00 | 175,25 | 169,47 | 163,93 | 160,37 | 155,22 | 140,98 |
56,00 | 192,85 | 186,09 | 179,64 | 175,51 | 169,55 | 153,20 |
57,00 | 214,24 | 206,18 | 198,55 | 193,68 | 186,68 | 167,63 |
58,00 | 240,77 | 230,99 | 221,77 | 215,91 | 207,53 | 184,95 |
59,00 | 274,50 | 262,31 | 250,90 | 243,70 | 233,44 | 206,14 |
60,00 | 318,91 | 303,14 | 288,54 | 279,40 | 266,49 | 232,64 |
61,00 | 380,03 | 358,68 | 339,16 | 327,06 | 310,13 | 266,70 |
62,00 | 469,31 | 438,41 | 410,73 | 393,82 | 370,48 | 312,17 |
63,00 | 612,16 | 562,66 | 519,62 | 493,93 | 459,18 | 375,88 |
64,00 | 877,35 | 783,03 | 705,36 | 660,78 | 602,49 | 471,43 |
65,00 | 1.539,99 | 1.281,51 | 1.093,54 | 994,34 | 873,11 | 630,71 |
66,00 | 6.177,45 | 3.488,54 | 2.412,97 | 1.994,70 | 1.576,45 | 949,20 |
67,00 | - | - | - | - | 7.905,41 | 1.904,38 |
68,00 | - | - | - | - | - | - |
5. Aanwending van Overgangskapitaal
Op de datum waarop de deelnemer recht krijgt op het in artikel 33A, lid 3, sub b genoemde overgangskapitaal, wordt dit aangewend voor een direct ingaand ouderdomspensioen op standaard pensioenleeftijd en een partnerpensioen ter grootte van 70% van het ouderdomspensioen. De factoren die hierbij gehanteerd worden zijn opgenomen in tabel 5. Weergegeven zijn de kosten per
€ 100,- uitgesteld ouderdomspensioen in combinatie met € 70,- uitruilbaar partnerpensioen.
Tabel 5. Factoren voor de inkoop van pensioen uit Overgangskapitaal
Leeftijd | Aanwendfactor | Leeftijd | Aanwendfactor |
30 | 1.818,86 | 51 | 2.295,54 |
31 | 1.844,87 | 52 | 2.309,01 |
32 | 1.870,90 | 53 | 2.321,39 |
33 | 1.896,92 | 54 | 2.332,72 |
34 | 1.922,90 | 55 | 2.343,03 |
35 | 1.948,78 | 56 | 2.352,39 |
36 | 1.974,52 | 57 | 2.360,87 |
37 | 2.000,11 | 58 | 2.368,57 |
38 | 2.025,49 | 59 | 2.375,57 |
39 | 2.050,60 | 60 | 2.381,82 |
40 | 2.075,33 | 61 | 2.387,32 |
41 | 2.099,62 | 62 | 2.392,21 |
42 | 2.123,37 | 63 | 2.396,54 |
43 | 2.146,48 | 64 | 2.400,33 |
44 | 2.168,85 | 65 | 2.403,67 |
45 | 2.190,35 | 66 | 2.406,76 |
46 | 2.210,87 | 67 | 2.409,78 |
47 | 2.230,27 | 68 | 2.412,94 |
48 | 2.248,39 | 69 | 2.317,28 |
49 | 2.265,25 | 70 | 2.221,93 |
50 | 2.280,97 |
BIJLAGE II. AFKOOPVOETEN
Deze bijlage bevat de rekenregels, in de vorm van een tabel met afkoopvoeten voor:
- uitgesteld ouderdomspensioen ingaand op 68 jaar (OP68)
- uitgesteld (meeverzekerd) uitruilbaar partnerpensioen (PP68)
- uitgesteld (meeverzekerd) niet-uitruilbaar partnerpensioen (PP68 niet uitruilbaar) en
- ingaand partnerpensioen (Ingaand PP68)
Periodiek beoordeelt het bestuur of de rekenregels aanpassing behoeven en neemt het bestuur indien noodzakelijk een besluit tot aanpassing van de rekenregels. De in deze bijlage opgenomen factoren zijn geldig van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2021 en zijn vastgesteld op basis van de RTS per 30 september 2020 zoals gepubliceerd door DNB.
Weergegeven zijn de afkoopbedragen per € 100,- pensioen.
Tabel 6. Ouderdomspensioen ingaand op leeftijd 68 jaar (OP68), uitgesteld meeverzekerd uitruilbaar partnerpensioen (PP68), niet-uitruilbaar partnerpensioen (PP68 niet uitruilbaar) en (direct) ingaand partnerpensioen (Ingaand XX00)
XX00 | XX00 | Xxxxxxx | ||
Leeftijd | OP68 | uitruilbaar | niet uitruilbaar | PP68 |
55 | 1.812,09 | 756,61 | 693,11 | 3.306,98 |
56 | 1.818,48 | 761,59 | 697,07 | 3.216,94 |
57 | 1.824,60 | 765,73 | 700,19 | 3.126,23 |
58 | 1.830,73 | 768,77 | 702,21 | 3.034,95 |
59 | 1.836,80 | 770,83 | 703,25 | 2.943,19 |
60 | 1.842,91 | 771,87 | 703,28 | 2.850,93 |
61 | 1.849,18 | 771,70 | 702,08 | 2.758,50 |
62 | 1.855,48 | 770,44 | 699,79 | 2.665,78 |
63 | 1.862,11 | 767,89 | 696,21 | 2.572,75 |
64 | 1.869,12 | 764,05 | 691,31 | 2.479,50 |
65 | 1.876,53 | 758,97 | 685,16 | 2.386,16 |
66 | 1.884,72 | 752,48 | 677,56 | 2.292,91 |
67 | 1.893,81 | 744,63 | 668,55 | 2.199,84 |
68 | 1.903,96 | 735,49 | 660,88 | 2.106,93 |
BIJLAGE III. OMZETTINGSFACTOREN OUDERDOMSPENSIOEN
Deze bijlage bevat de factoren voor omzetting van € 100,- ouderdomspensioen ingaand op 67 jaar in ouderdomspensioen ingaand op 68 jaar.
Bij het opstellen van de rekenregels zijn de volgende uitgangspunten gebruikt:
▪ Algemeen uitgangspunt voor deze rekenregels is collectieve actuariële gelijkwaardigheid van de aanspraken voor en na een gemaakte keuze.
▪ Prognosetafel AG2016, met startjaar 2018.
▪ Sterftekanscorrectiefactoren op basis van Xxxxxx-model 2016 inkomensklasse Hoog
▪ Rekenrente: de RTS per 31 december 2017, zoals gepubliceerd door DNB.
▪ Man-Vrouw verhouding: 90% - 10%.
Leeftijd Omzetting
OP67-OP68
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
54
55
56
57
58
59
60
61
62
63
64
65
66
67
Omzettingsfactoren OP67 in OP68
▪ Voor het overige wordt uitgegaan van de actuariële grondslagen die gebruikt worden voor de vaststelling van de voorziening pensioenverplichtingen.
105,77 |
105,78 |
105,79 |
105,80 |
105,82 |
105,83 |
105,84 |
105,85 |
105,87 |
105,88 |
105,89 |
105,90 |
105,91 |
105,92 |
105,93 |
105,94 |
105,95 |
105,96 |
105,96 |
105,97 |
105,97 |
105,98 |
105,98 |
105,98 |
105,98 |
105,97 |
105,97 |
105,97 |
105,98 |
105,99 |
106,00 |
106,02 |
106,03 |
106,06 |
106,08 |
106,10 |
106,11 |
106,13 |
106,15 |
106,15 |
106,14 |
106,13 |
106,10 |
106,07 |
106,02 |
105,96 |
105,89 |