Reglement van de Stichting Vrijwillig Vervroegd Uittreden Afbouw
*Bijlage 4A
Reglement van de Stichting Vrijwillig Vervroegd Uittreden Afbouw
vanaf 1 januari 2006
Artikel 1 – Definities
1. Belanghebbende: de belanghebbende die uiterlijk op 1 januari 2006 aan de voorwaarden voldoet zoals bedoeld in artikel 2 dan wel 2a dan wel 2b, dan wel 2c, niet zijnde degene die niet bijdrageplichtig is dan wel ooit niet bijdrageplichtig is geweest in de zin van artikel 52 lid 3 onder c van de CAO 2000/2001.
2. Werknemer: de werknemer als bedoeld in artikel 1 lid 3 dan wel artikel 62 lid 1 van deze CAO en hij die de functie van directeur bekleedt. Werknemer is ook degene die in de periode van 3 maanden direct voorafgaande aan de uittredingsdatum werkloos is geworden.
3. Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 0000: het in artikel 5 bedoelde gecorrigeerde pensioenloon.
4. Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 0000: het in artikel 5a bedoelde pensioenloon.
5. A&O Services: A&O Services B.V. gevestigd te Rijswijk.
6. De Stichting: de Stichting Vrijwillig Vervroegd Uittreden Afbouw.
7. Uittredingsdatum: de datum van vervroegd uittreden.
8. Vroegpensioendatum: de datum als bedoeld in artikel 3 van het reglement van de Stichting vroegpensioenfonds Afbouw.
9. Pensioendatum: de datum als bedoeld in het reglement van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid, zoals dat van kracht is vanaf 1 januari 2006.
10. CAO: XXX Xxxxxx.
Artikel 2 - Voorwaarden
Belanghebbende in de zin van deze voorwaarden is degene:
1. die op de laatste dag van de maand, liggende 4 maanden voor de uittredingsdatum, werknemer was;
en
2.1. die direct voorafgaande aan de uittredingsdatum, gedurende een periode van minimaal 10 jaar zonder onderbreking anders dan door arbeidsongeschiktheid of werkloosheid, als werknemer werkzaam is geweest. Voor de berekening van deze periode van 10 jaar wordt tevens in aanmerking genomen:
a. de periode(n) dat belanghebbende als werknemer werkzaam is geweest in de zin van de CAO-en voor:
a. het schilders- en afwerkingsbedrijf in Nederland;
b. het bouwbedrijf in Nederland;
c. het natuursteenbedrijf;
d. de bitumineuze en kunststof dakbedekkingsbedrijven;
e. de betonmortel en morteltransportondernemingen;
met dien verstande, dat de werknemer in ieder geval gedurende de laatste 2 jaar direct voorafgaande aan de uittredingsdatum zonder onderbreking anders dan door arbeidsongeschiktheid en werkloosheid werkzaam dient te zijn geweest als werknemer in de zin van artikel 1 lid 2. Deze bepaling blijft van kracht zolang de uittredingsleeftijd als genoemd in artikel 52 lid 1 van deze CAO niet meer dan 2 jaar lager is dan de vergelijkbare uittredingsleeftijd in bovengenoemde CAO-en;
en
b. de periode dat belanghebbende in het buitenland werkzaam is geweest, mits over deze periode aantoonbare premiebetaling heeft plaatsgevonden;
en
c. de periode dat belanghebbende als werknemer werkzaam is geweest bij een bedrijf dat is komen te vallen onder de werkingssfeer van de CAO, mits voor de werknemer een VUT-regeling en/of een aanvullingsregeling van toepassing was, vergelijkbaar met deze aanvullingsregeling;
of
2.2. die in de periode van 15 jaar direct voorafgaande aan de uittredingsdatum ten minste 10 jaar werkzaam is geweest (waaronder begrepen periode(n) van arbeidsongeschiktheid en werkloosheid) in een onderneming vallend onder de werkingssfeer van deze CAO als werknemer in de zin van artikel 1 lid 2. Voor de berekening van de 10 jaar wordt tevens in aanmerking genomen de periode waarin belanghebbende in het buitenland werkzaam is geweest, mits over deze periode aantoonbare premiebetaling heeft plaatsgevonden, alsmede de periode dat belanghebbende als werknemer werkzaam is geweest bij een bedrijf dat is komen te vallen onder de werkingssfeer van de CAO, mits voor de werknemer een VUT- regeling van toepassing was en de en/of een aanvullingsregeling van toepassing was, vergelijkbaar met deze aanvullingsregeling;
en
3. die op de dag, voorafgaande aan de in lid 5 bedoelde datum, zijn woonplaats in Nederland heeft;
en
4. die op de uittredingsdatum 60, 61, 62, 63 of 64 jaar is; en
5.1. wiens dienstbetrekking met ingang van de uittredingsdatum, of - indien en voor zover dat ingevolge de door hem in acht te nemen opzeggingstermijn, dan wel in verband met arbeidsongeschiktheid noodzakelijk is - met ingang van een latere datum is geëindigd;
of
5.2. wiens dienstbetrekking in het kader van deeltijd-uitkering met ingang van de uittredingsdatum, voor wat betreft de arbeidsduur, voor dat percentage is geëindigd dat gebruik wordt gemaakt om vervroegd uit te treden. Dat percentage is 20% of 40%, in overleg met de werkgever;
en
6. die bij het bereiken van de 60-jarige leeftijd recht heeft op vroegpensioen, waarbij vanaf en voor zover de 60-jarige leeftijd is bereikt de vroegpensioenuitkering op basis van gelijke deeltijd wordt uitgekeerd als de uitkering op basis van deze regeling.
en
7. die uiterlijk op 1 januari 2006 aan de in dit artikel gestelde voorwaarden voldoet.
Artikel 2a – Voorwaarden uittreding vanaf 57 jaar
In afwijking van artikel 2 is belanghebbende in de zin van deze voorwaarden degene:
1. die op de laatste dag van de maand, liggende 4 maanden vóór de uittredingsdatum, werknemer was;
en
2.a. die direct voorafgaande aan de uittredingsdatum minstens 40 jaar binnen de Europese Gemeenschap werknemer ingevolge artikel 7:610 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek is geweest;
en
b. daarvan gedurende 30 jaar actief deelnemer is geweest in het Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid en/of een daarmee in het kader van de vrijstellingsregeling gelijkgestelde pensioenverzekering;
en
c. gedurende de laatste 4 jaar direct voorafgaande aan de uittredingsdatum, zonder onderbreking anders dan door arbeidsongeschiktheid of werkloosheid werkzaam is geweest als werknemer in de zin van artikel 1 lid 2;
waarbij ten aanzien van de bij b. en c. bedoelde termijnen geldt dat de periode, die belanghebbende werkzaam is geweest bij een bedrijf dat is komen te vallen onder de werkingssfeer van de CAO, mede in aanmerking wordt genomen, mits voor de werknemer een vergelijkbare VUT-regeling van toepassing was dan wel voor de werknemer een aanvullingsregeling van toepassing was vergelijkbaar met deze aanvullingsregeling;
en
3. die op de dag, voorafgaande aan de in lid 5 bedoelde datum, zijn woonplaats in Nederland heeft;
en
4. die op de uittredingsdatum 57 jaar of ouder is; en
5.1. wiens dienstbetrekking met ingang van de uittredingsdatum of indien - en voor zover dat ingevolge de door hem in acht te nemen opzeggingstermijn, dan wel in verband met arbeidsongeschiktheid noodzakelijk is - met ingang van een latere datum is geëindigd;
of
5.2. wiens dienstbetrekking in het kader van een deeltijd-uitkering op grond van deze regeling met ingang van de uittredingsdatum, voor wat betreft de arbeidsduur, voor dat percentage is geëindigd dat gebruik wordt gemaakt om vervroegd uit te treden. Dat percentage is 20% of 40%, in overleg met de werkgever;
en
6. die bij het bereiken van de 60-jarige leeftijd recht heeft op vroegpensioen, waarbij vanaf en voor zover de 60-jarige leeftijd is bereikt de vroegpensioenuitkering op basis van gelijke deeltijd wordt uitgekeerd als de uitkering op basis van deze regeling;
en
7. die in zijn werkzame leven niet langer dan 5 jaar (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt is geweest in de zin van de AAW/WAO/WAZ/WIA.
en
8. die uiterlijk op 1 januari 2006 voldoet aan de in dit artikel gestelde voorwaarden.
Artikel 2b – Voorwaarden uittreden vanaf 59 jaar
In afwijking van artikel 2 en artikel 2a is belanghebbende in de zin van deze voorwaarden degene:
1. die op 1 januari 2006 56 jaar of ouder is. en
2. die op 1 januari 2006 werknemer is in de zin van artikel 1 lid 2 en dat ook in de tweede helft van 2005 is geweest.
en
3. die na 1-1-2006, doch uiterlijk vóór de 65-jarige leeftijd, gaat voldoen aan de voorwaarden zoals gesteld in artikel 2a lid 1 t/m 3 en lid 5 t/m 7.
en
4. die op de uittredingsdatum 59 jaar of ouder is. en
5. die direct aansluitend op de uitkering bij uittreden vanaf 59 jaar een ouderdomspensioenuitkering ontvangt van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid.
Artikel 2c – Voorwaarden uittreden vanaf 60 jaar
In afwijking van artikel 2 en artikel 2a is belanghebbende in de zin van deze voorwaarden degene:
1. degene die op 1 januari 2006 56 jaar of ouder is en:
2. die op 1 januari 2006 werknemer is in de zin van artikel 1 lid 2 en dat ook in de tweede helft van 2005 is geweest.
en
3. die na 1 januari 2006, doch uiterlijk vóór de 65-jarige leeftijd, gaat voldoen aan de voorwaarden zoals gesteld in artikel 2 lid 1 t/m 6.
en
4. die direct aansluitend op de uitkering bij uittreden vanaf 60 jaar een ouderdomspensioenuitkering ontvangt van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid.
Artikel 2d – Inperking van rechten na langdurige werkloosheid
Voor belanghebbenden die in de 12 maanden direct voorafgaand aan de uittredingsdatum langer dan 3 maanden werkloos zijn geweest, geldt als extra voorwaarde dat zij in een periode van 2 jaar direct voorafgaande aan de uittredingsdatum minimaal 18 maanden moeten hebben gewerkt bij een werkgever als bedoeld in artikel 1 lid 1 en lid 2 van deze CAO.
Artikel 2e – Inperking van rechten na langdurige arbeidsongeschiktheid
Voor belanghebbenden die in de 12 maanden direct voorafgaand aan de uittredingsdatum langer dan 3 maanden arbeidsongeschikt zijn geweest, geldt als extra voorwaarde dat zij in de periode van 2 jaar direct voorafgaande aan de uittredingsdatum minimaal 18 maanden moeten hebben gewerkt bij een werkgever als bedoeld in artikel 1 lid 1 en lid 2 van de CAO.
Daarnaast geldt dat de belanghebbende die gedurende een langere periode dan 5 jaar aaneengesloten een uitkering krachtens de WIA/WAO heeft ontvangen niet in aanmerking komt voor een uitkering op grond van artikel 2a van dit reglement.
Artikel 3 – Uitkering op grond van artikel 2 dan wel 2a, dan wel 2b dan wel 2c
1. Aan de belanghebbende wordt op zijn verzoek door de Stichting een uitkering in de zin van deze regeling toegekend met ingang van de in artikel 2 onder 4 dan wel 2a onder 4, dan wel 2b onder 4, dan wel 2c onder 3 bedoelde datum.
2.1. De belanghebbende krijgt de beschikking over een uitkeringsbudget.
Dit budget is bestemd voor de periode vanaf de uittredingsdatum tot het einde van de vroegpensioenuitkering, doch ten hoogste tot de maand waarin belanghebbende 65 jaar wordt.
Als uittredingsdatum ingevolge dit artikel wordt bedoeld de vroegst mogelijke uittredingsdatum, zoals bedoeld in artikel 2 dan wel 2a, dan wel 2b dan wel 2c. Later uittreden, omdat niet eerder aan de uittredingsvoorwaarden werd voldaan, levert een uitkeringsbudget naar rato op.
2.2. De maximale hoogte van dit uitkeringsbudget bedraagt voor de belanghebbende die vanaf 1 juli 1995 kan uittreden op basis van de voorwaarde zoals bedoeld in artikel 2: 375% van de vroegpensioengrondslag zoals bedoeld in artikel 5.
2.3. De maximale hoogte van dit uitkeringsbudget bedraagt voor de belanghebbende die kan uittreden op basis van de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 2a in 2001 500% van de vroegpensioengrondslag als bedoeld in artikel 5. In 2002 wordt voornoemd percentage 475% en vanaf 2003 450%.
2.4 De maximale hoogte van dit uitkeringsbudget bedraagt voor de belanghebbende die kan uittreden vanaf 1 januari 2006 zoals bedoeld in artikel 2b: 420% van de pensioengrondslag als bedoeld in artikel 5A.
2.5 De maximale hoogte van dit uitkeringsbudget bedraagt voor de belanghebbende die kan uittreden vanaf 1 januari 2006 zoals bedoeld in artikel 2c: 350% van de pensioengrondslag als bedoeld in artikel 5A.
2.6 Het uitkeringsbudget dat op grond van artikel 2 dan wel 2a op de vroegst mogelijke uittredingsdatum is toegekend, wordt evenredig verdeeld over het aantal vroegpensioenjaren gelegen tussen de uittredingsdatum en het moment waarop de belanghebbende 65 jaar wordt met een maximum van 100% van het laatst verdiende loon en met inachtneming van hetgeen is gesteld in lid 2.8 van dit artikel.
2.7 Het uitkeringsbudget dat op grond van artikel 2b dan wel 2c op de vroegst mogelijke uittredingsdatum is toegekend, wordt evenredig verdeeld over het aantal vroegpensioenjaren gelegen tussen de uittredingsdatum en het moment waarop de belanghebbende 65 jaar wordt met een maximum van 100% van het pensioenloon conform artikel 5A en met inachtneming van hetgeen is gesteld in lid 2.8 van dit artikel.
2.8. Indien een belanghebbende naast een uitkering als bedoeld in artikel 52 van de CAO 2000/2001 een uitkering krachtens een (eerder ingegane) ouderdomspensioenregeling ontvangt zal een aanvulling op grond van artikel 2 dan wel 2a niet leiden tot een totaal inkomen hoger dan 100% van het laatst verdiende loon conform artikel 5 en een aanvulling op grond van artikel 2b en 2c niet leiden tot een totaal inkomen hoger dan 100% van het pensioenloon conform artikel 5A.
2.9 De resterende uitkering uit lid 2.6 en 2.7 wordt omgezet in extra ouderdomspensioen, met in achtneming van hetgeen is gesteld in lid 2.10.
2.10. De uitkering per dag bedraagt bij volledig uittreden - één en ander met inachtneming van het bepaalde in lid 1 van artikel 3a - maximaal 100% van de vroegpensioengrondslag zoals genoemd in artikel 5.
2.11. De belanghebbende die gebruik maakt van de deeltijd-uitkering op grond van deze regeling en zijn werkzaamheden voor 80% respectievelijk 60%, zoals bedoeld in artikel 2.5.2 of 2a.5.2. voortzet, geldt een uitkering voor iedere dag dat wordt deelgenomen aan deze regeling.
3. Aan de belanghebbende wordt naast de uitkering een vakantietoeslag ter hoogte van 8% van de uitkering toegekend.
Artikel 3a. – Pensioenregelingen
1. Ten behoeve van de belanghebbende wordt aan de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Bouwnijverheid (Bpf-bouw) de pensioenpremie betaald die voor hem in de laatste dienstbetrekking krachtens de CAO verschuldigd was, met inachtneming van de verhogingen die deze premie zou hebben ondergaan indien de belanghebbende niet vervroegd zou zijn uitgetreden.
2. Voor regelingen van ouderdoms-, weduwe-, weduwnaars- en wezenpensioen in de plaats van de BPF-voorziening - ingeval van vrijstelling van de verplichte deelneming aan de loonafhankelijke pensioenregeling, dan wel in het geval betrokkene niet valt onder voornoemde verplichte deelneming - zal, bij gehele of gedeeltelijke voortzetting van deze pensioenregeling met premiebetaling, telkenmale na getoond bewijs van premiebetaling, tot de pensioendatum aan belanghebbende of diens werkgever een bijdrage worden vergoed ter grootte van het werkgeversaandeel in de pensioenpremie tot maximaal het bedrag dat voor rekening zou komen bij deelneming aan de loonafhankelijke pensioenregeling, mits sprake is van een pensioenvoorziening bij een ander bedrijfspensioenfonds, een ondernemingspensioenfonds of een verzekeringsmaatschappij.
Zulks geschiedt onder voorwaarde, dat:
a. de premie voor belanghebbende individueel moet zijn vast te stellen; en
b. na uittreding de belanghebbende zijn gebruikelijke evenredig aandeel in de premie, bij continuatie van de verzekering door de werkgever, aan deze werkgever blijft afdragen.
3. Indien op enig kalenderjaar vanaf het kalenderjaar 1987 betrekking hebbende bewijzen van premiebetaling niet binnen 6 maanden na afloop van dat kalenderjaar zijn getoond, vervallen over dat kalenderjaar aanspraken op de in het tweede lid bedoelde vergoedingen.
Artikel 4 – Wijze van verzoeken
1. De belanghebbende die voor de uitkering op grond van deze regeling in aanmerking wenst te komen dient minimaal 3 maanden vóór de gewenste uittredingsdatum een daartoe strekkend verzoek in. Het verzoek kan worden ingediend bij A&O Services.
2. Het verzoek wordt ingediend met gebruikmaking van het daartoe bestemde formulier, dat volledig en naar waarheid wordt ingevuld en ondertekend. Op het formulier wordt tevens aangegeven voor welke varianten als bedoeld in lid 3 wordt gekozen, alsmede de periode waarin de gekozen variant wordt geëffectueerd. Deeltijd-uitkering kan alleen worden toegepast indien tussen de werkgever en de werknemer consensus bestaat over de wijze
waarop de 20% of 40% deeltijd-uitkering wordt ingevuld (werktijd en uittreden) en de wijze van invulling wordt medegedeeld aan A&O Services.
3. Indien gekozen wordt voor deeltijd-uitkering, zoals bedoeld in artikel 2.5.2 dan wel 2a.5.2, dan wel 2b.3 dan wel 2c.3 bestaan de volgende varianten:
a. 4 dagen werken, uittreden voor 1 dag;
b. 3 dagen werken, uittreden voor 2 dagen.
Bij een deeltijduitkering op grond van artikel 2a. 5.2 dient op gelijke wijze gebruik te worden gemaakt van het vroegpensioen, vanaf en voor zover de 60-jarige leeftijd is bereikt.
4. Indien de belanghebbende in overleg met zijn werkgever besluit om de eerder aangegeven periode van deeltijd-uittreden en/of de gekozen variant te wijzigen, dient hij dit minimaal 1 maand voorafgaande aan de ingangsdatum van deze wijziging schriftelijk bij A&O Services te melden.
5. Indien een belanghebbende gebruik wenst te maken van de garantieregeling zoals bedoeld in artikel 14, dan dient hij dit uitdrukkelijk op het aanvraagformulier aan te geven.
Artikel 5 – Vroegpensioengrondslag 2001
1. De uitkering op grond van artikel 2 dan wel 2a wordt berekend op basis van het gecorrigeerd pensioenloon.
2. Het gecorrigeerd pensioenloon:
het gecorrigeerd pensioenloon wordt halfjaarlijks per 1 januari en per 1 juli vastgesteld en is afhankelijk van de leeftijd van de deelnemer:
a. tot en met de halfjaarperiode vanaf 1 januari tot 1 juli c.q. 1 juli tot 1 januari, waarin de deelnemer de 50ste verjaardag bereikt, gelijk aan het conform lid 3 sub c van dit artikel bepaalde gemiddeld pensioenloon;
b. na de in sub a van dit lid bedoelde halfjaarperiode en tot de halfjaarperiode waarin de deelnemer de 55ste verjaardag bereikt is het gecorrigeerd pensioenloon ten minste gelijk aan het laatstelijk vastgestelde gecorrigeerd pensioenloon na verhoging met de loontrend over de sedert die eerdere vaststelling verstreken periode.
Indien echter uit de berekening van de formule:
{(GL) + (LGPi * N)} / (N + 1) = GP waarin:
GL | = | gemiddeld pensioenloon als bedoeld in lid 3 sub c van dit artikel |
LGPi | = | het met de loontrend verhoogde gecorrigeerd pensioenloon als |
bedoeld in de eerste volzin van dit sub | ||
N | = | het aantal perioden van een halfjaar dat sedert de in sub a van dit lid |
bedoelde periode is verstreken, met uitzondering van perioden waarin | ||
niet is deelgenomen | ||
GP | = | de uitkomst |
een hogere uitkomst voortvloeit, wordt het gecorrigeerd pensioenloon op deze hogere uitkomst vastgesteld;
c. vanaf de halfjaarperiode waarin de deelnemer de 55ste verjaardag bereikt tot de vroegpensioendatum het laatstelijk vastgestelde gecorrigeerd pensioenloon na verhoging met de loontrend over de sedert die eerdere vaststelling verstreken periode;
d. bij gebreke van een in sub b van dit lid respectievelijk sub c van dit lid bedoelde eerdere vaststelling als gevolg van toetreding of hertoetreding vanaf de 50ste respectievelijk 55ste verjaardag van de deelnemer wordt het gecorrigeerd
pensioenloon de eerste maal na de (her)toetreding vastgesteld op het conform lid 3 sub c bepaalde gemiddeld pensioenloon;
3. Het pensioenloon:
a. voor de werknemer in de zin van deze CAO:
het in enig kalenderjaar overeengekomen vast loon (exclusief vakantietoeslag) volgens deze CAO. Overuren en reisuren buiten de normale werktijd behoren niet tot het overeengekomen vast loon. Mede in aanmerking wordt genomen een met de werkgever schriftelijk overeengekomen vaste jaarlijkse uitkering onder welke benaming dan ook, zoals een dertiende maand, een vaste eindejaarsuitkering, gegarandeerde tantième e.d.;
b. het maximum pensioenloon bedraagt maximaal 1,5 maal de premiegrens zoals aangegeven in artikel 9 eerste lid van de Coördinatiewet Sociale Verzekeringen;
c. gemiddeld pensioenloon:
het gemiddeld pensioenloon van de werknemer in de zin van deze CAO wordt per 1 januari en per 1 juli van enig jaar bepaald als het gemiddelde per loonbetalingstijdvak van het overeengekomen vast loon in de daaraanvolgende periode van 1 januari tot 1 juli respectievelijk van 1 juli tot 1 januari.
4. Vroegpensioengrondslag:
is gelijk aan het gecorrigeerd pensioenloon; De vroegpensioengrondslag wordt vastgesteld bij aanvang van de toetreding tot de CAO en zolang deze voortduurt telkens op 1 januari en 1 juli van de jaren daarop volgend.
5. Onder loon in de zin van dit artikel wordt mede begrepen de uitkeringen, zoals bedoeld onder artikel 6 lid 3 sub a.
6. Aan de belanghebbende wordt in het kader van de Zorgverzekeringswet door de Stichting een vergoeding verstrekt van 4,4% van de vroegpensioenuitkering (voor 2006 bedraagt het maximum belastbaar loon € 30.015,-).
Artikel 5a – Vroegpensioengrondslag 2006
1. De uitkering op grond van artikel 2b dan wel 2c wordt berekend op basis van het pensioenloon, conform de pensioenregeling van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid, zoals dit geldt vanaf 1 januari 2006.
2. Hetgeen is gesteld in artikel 5 lid 6 van dit reglement is overeenkomstig van toepassing.
Artikel 6 – Kortingen op de uitkeringen
1a. Het is verboden om tijdens de looptijd van de uitkering op grond van deze regeling binnen de bedrijfstak bouwnijverheid werkzaamheden, van wat voor aard dan ook en tegen welke voorwaarden of beloning dan ook, te verrichten. Dit verbod is uitdrukkelijk ook van toepassing op het verrichten van werkzaamheden 'om niet' of tegen een onkostenvergoeding.
b. Het in artikel 6.1.a bedoelde verbod is niet van toepassing voor zover er sprake is van gedeeltelijke voortzetting van het dienstverband in relatie met een deeltijd-uitkering en voorts voldaan is aan alle voorwaarden die in dit reglement of door het bestuur van de Stichting aan de uitvoering van deeltijd-uitkering gesteld worden.
Het is niet toegestaan structureel overwerk in de zin van artikel 14 van de CAO te verrichten tijdens de periode dat een deeltijd-uitkering genoten wordt.
c. Het bestuur van de Stichting kan, onverminderd het bepaalde in artikel 8.2, schriftelijk ontheffing verlenen van het in artikel 6.1.a opgenomen verbod.
Het bestuur kan aan de ontheffing nadere voorwaarden verbinden.
d. Het is toegestaan om, onverminderd het bepaalde in artikel 8.2, met toestemming van het bestuur van de Stichting werkzaamheden te verrichten buiten de bedrijfstak bouwnijverheid. Het bestuur kan aan de toestemming nadere voorwaarden verbinden.
e. Werkzaamheden binnen de bedrijfstak bouwnijverheid, niet zijnde vanwege het dienstverband van waaruit vervroegd wordt uitgetreden, die reeds verricht werden voor de ingangsdatum van de uitkering op grond van deze regeling, mogen, onverminderd het bepaalde in artikel 8.2, tijdens de uitkeringsperiode op grond van deze regeling worden voortgezet, mits die werkzaamheden reeds vijf jaar voor de uittredingsdatum een aanvang hebben genomen. De daaruit voortvloeiende inkomsten mogen tijdens de uitkeringsperiode op grond van deze regeling jaarlijks niet meer bedragen dan het bedrag dat gevonden wordt door het totale bedrag van de hier bedoelde neveninkomsten over de vijf jaar, voorafgaande aan de uittredingsdatum, te delen door vijf.
Uitbreiding van de werkzaamheden tijdens de uitkeringsperiode op grond van deze regeling vallen onder het verbod van artikel 6.1.a.
f. Het bestuur van de Stichting is bevoegd om bij overtreding van een in artikel 6.1 opgenomen verbod of bij het niet of niet volledig nakomen van een op grond van artikel 6.1 gestelde voorwaarde een sanctie, als bedoeld in artikel 10, op te leggen.
2a. Op de voltijd-uitkering op grond van deze regeling worden, onverminderd het in artikel 8.2 bepaalde, in mindering gebracht de inkomsten, waaronder begrepen beloningen in natura en het bovenmatig deel van onkostenvergoedingen, die voortvloeien uit werkzaamheden buiten de bedrijfstak bouwnijverheid, voor zover die inkomsten meer bedragen dan het verschil tussen de door belanghebbende ontvangen uitkering en het op basis van artikel 5 of 5A (gecorrigeerd) pensioenloon,vermeerderd met tot uitkering komende (vroeg)pensioenuitkeringen.
b. Op de deeltijduitkering op grond van deze regeling worden, onverminderd het in artikel 8.2 bepaalde, in mindering gebracht inkomsten, waaronder begrepen beloningen in natura en het bovenmatig deel van onkostenvergoedingen, die voortvloeien uit werkzaamheden buiten de bedrijfstak bouwnijverheid, voor zover die inkomsten meer bedragen dan het verschil tussen de door belanghebbende ontvangen deeltijd-uitkering, vermeerderd met de inkomsten uit de voortgezette dienstbetrekking, en het gecorrigeerd pensioenloon op basis van deze regeling, vermeerderd met tot uitkering komende (vroeg)pensioenuitkeringen.
c. De inkomsten uit werkzaamheden buiten de bedrijfstak bouwnijverheid, zoals bedoeld in de artikelen 6.2.a en 6.2.b, worden geacht betrekking te hebben op het kwartaal waarin deze werkzaamheden hebben plaatsgevonden.
d. Inkomsten uit werkzaamheden buiten de bedrijfstak bouwnijverheid komen, onverminderd het bepaalde in artikel 8.2, niet in aanmerking voor verrekening met de uitkering op grond van deze regeling, voor zover die werkzaamheden al gedurende ten minste vijf jaren voor de uittredingsdatum plaatsvonden en tijdens de uitkeringsperiode op grond van deze regeling geen uitbreiding aan die werkzaamheden wordt gegeven.
De vrij te stellen inkomsten tijdens de uitkeringsperiode op grond van deze regeling worden berekend door de totale neveninkomsten over de vijf jaar, voorafgaande aan de uittredingsdatum, te delen door vijf.
3a. Op de uitkering van de belanghebbende wordt eveneens in mindering gebracht de uitkering bij arbeidsongeschiktheid krachtens de Ziektewet en/of AAW/WIA/WAO/WAZ, met dien verstande dat ingevolge artikel 2 dan wel 2.a. dan wel 2b dan wel 2c uittreding niet mogelijk is indien en zolang er sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid.
b. Voor de toepassing van het bepaalde onder a. van dit lid wordt belanghebbende geacht een uitkering wegens arbeidsongeschiktheid te genieten indien belanghebbende vrijwillig van het recht hierop afstand doet, met dien verstande dat de uitkering geheel wordt ingehouden indien
de uitkering wegens arbeidsongeschiktheid naar een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80% of meer zou zijn berekend.
4. Op de uitkering wordt ingehouden hetgeen de belanghebbende verschuldigd is aan:
a. premie ingevolge de Zorgverzekeringswet.
b. loonbelasting/premie volksverzekeringen;
c. pensioenpremie.
5. Zolang belanghebbende recht heeft op een uitkering als bedoeld in artikel 52 van deze CAO, vervallen de opgebouwde aanspraken, krachtens de per 1 januari 2001 geldende vroegpensioenregeling Afbouw en/of uitkeringen op basis van voorzieningen in de plaats van voornoemde vroegpensioenregeling dan wel enig andere (vroeg)pensioenuitkering, aan de stichting.
Artikel 7 – Uitbetaling
De uitkering op grond van deze regeling wordt maandelijks door A&O Services aan de belanghebbende uitbetaald. De vakantiebijslag wordt aan de belanghebbende in de maand mei betaald.
Artikel 8 – Einde van de uitkering
1. Het recht op uitkering op grond van deze regeling eindigt op de eerste dag van de maand, waarin de belanghebbende de leeftijd van 65 jaar bereikt, dan wel op de datum waarop enige voor betrokkene geldende vroegpensioenuitkering eindigt indien dat is voordat belanghebbende de leeftijd van 65 jaar bereikt.
2. Het recht op uitkering eindigt voor de in de eerste lid bedoelde datum indien de belanghebbende in of buiten de bouwnijverheid opnieuw een dienstbetrekking aanvaardt en wel met ingang van de eerste dag waarop hij in die dienstbetrekking werkzaam is.
3. Het voorgaande lid is niet van toepassing indien, in het geval van een deeltijd-uitkering, een nieuwe dienstbetrekking wordt aanvaard voor dat deel dat geen gebruik wordt gemaakt van deze uittredingsregeling.
Artikel 9 – Plicht tot verstrekken van inlichtingen
1. De belanghebbende verstrekt desgevraagd of uit eigen beweging aan de functionarissen, die door A&O Services met het toezicht zijn belast, alle inlichtingen die voor de beoordeling van het recht op uitkering en van de hoogte daarvan van belang kunnen zijn.
2. De belanghebbende doet elk kwartaal opgave aan A&O Services van de inkomsten uit arbeid, verricht in de periode waarover hij uitkering ontvangt, met gebruikmaking van het daartoe bestemde formulier, dat volledig en naar waarheid wordt ingevuld en ondertekend.
3. De werkgevers verstrekken aan A&O Services de benodigde informatie met betrekking tot het loon en de arbeid van degenen die een aanvraag tot vervroegd uittreden hebben ingediend.
Artikel 10 – Intrekking en wijziging van een besluit tot uitkering
1. Indien de belanghebbende de, op grond van deze regeling, gevraagde of uit eigen beweging te verstrekken inlichtingen niet of onjuist verstrekt, kan het bestuur een besluit tot toekomstige uitkering, dan wel tot een reeds lopende uitkering, intrekken en tevens betrokkene uitsluiten voor iedere toekomstige uitkering vanwege de stichting. Belanghebbende wordt in het kader van dit lid geacht de bedoelde inlichtingen niet te hebben verstrekt, indien binnen twee maanden, na ontvangst van de eerst oproep daartoe of het uit eigen beweging te melden feit
bekend is bij belanghebbende, de stichting de inlichtingen nog niet heeft ontvangen. Belanghebbende wordt in het kader van dit lid geacht de inlichtingen onjuist te hebben verstrekt, indien de stichting daarbij voor meer dan € 3.403,35 is benadeeld.
2. Indien de belanghebbende de, op grond van deze regeling, gevraagde of uit eigen beweging te verstrekken inlichtingen niet tijdig of onjuist verstrekt, kan een uitkering worden verlaagd. De verlaging bedraagt maximaal 30% en duurt maximaal 12 maanden, naar gelang de xxxxx van de overtreding, blijkende uit recidive. Belanghebbende wordt geacht de bedoelde inlichtingen niet tijdig te hebben verstrekt, indien na het verstrijken van de daarvoor gegeven termijn in de eerste oproep daartoe, dan wel na twee weken het uit eigen beweging te melden feit bekend is bij belanghebbende, de stichting de bedoelde inlichtingen nog niet heeft ontvangen. Belanghebbende wordt in het kader van dit lid geacht inlichtingen onjuist te hebben verstrekt, indien de stichting daarbij voor ten minste € 22,69 en voor maximaal € 3.403,35 is benadeeld. Het bestuur van de stichting heeft de mogelijkheid om de sanctiemogelijkheden van lid 1 mede toe te passen in het geval belanghebbende voor de derde maal onjuiste inlichtingen heeft verstrekt ingevolge dit lid.
3. Indien belanghebbende niet voldoet aan enig in deze regeling gestelde voorwaarde, kan een waarschuwing worden gegeven.
4. Het bestuur is bevoegd de sancties, zoals genoemd in lid 2 en lid 3, te combineren.
5. De stichting is bevoegd de door de stichting opgelopen schade als gevolg van door belanghebbende niet, niet tijdig of onjuist verstrekte inlichtingen of anderszins niet voldoen aan de in deze regeling gestelde voorwaarden, al dan niet bestaand uit teveel betaalde uitkeringen, sociale lasten en rente, te verhalen op belanghebbende. Daarbij behoudt de stichting zich het recht voor verhaal te halen door middel van vermindering van de lopende uitkering.
6. Het bestuur is bevoegd aangifte te doen bij de daarvoor bedoelde instelling in het geval het bestuur een gerechtvaardigd vermoeden heeft dat betrokkene zich heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit. Dat laat onverlet de mogelijkheid om in civiel rechtelijke procedures of anderszins eventuele schade, al dan niet in de vorm van onverschuldigde betalingen, op betrokkene te verhalen.
7. De vorige leden zijn niet van toepassing, indien de belanghebbende van een gedraging als daar bedoeld redelijkerwijs geen verwijt kan worden gemaakt, waarvan is uitgesloten een beroep op het niet kennen van de inhoud van deze regeling.
8. In alle gevallen, waarin een sanctie wordt opgelegd, wordt daarvan schriftelijk melding gedaan aan betrokkene. Tevens wordt aan betrokkene gemeld wat de sanctie inhoudt en waarom en op grond waarvan deze is opgelegd. Verder wordt melding gemaakt van de mogelijkheden voor beroep of bezwaar.
9. Alle baten en/of opbrengsten, die voortvloeien uit op grond van deze regeling opgelegde sancties, zullen worden gebruikt in overeenstemming met het doel van de stichting.
Artikel 11 – Beslissingsbevoegdheid
Op verzoeken om toekenning van een uitkering wordt door het bestuur van de stichting beslist.
Artikel 12 – Verblijf in het buitenland
De belanghebbende behoeft, voor een verblijf in het buitenland voor een aaneengesloten tijdvak van langer dan 4 weken gedurende de periode waarover hij uitkering ontvangt, vooraf schriftelijk toestemming van het bestuur van de stichting. Verzoeken voor deze toestemming dienen een maand voor de voorgenomen vertrekdatum te worden ingediend. Van een voorgenomen verblijf in het buitenland voor een tijdvak van kortere duur stelt hij A&O Services tevoren schriftelijk in kennis.
Artikel 13 – Uitvoering
1. A&O Services is belast met de uitvoering van deze regeling. De uitvoering van deze regeling geschiedt onder verantwoordelijkheid, toezicht en in opdracht van het bestuur van de Stichting, waarin zitting hebben vertegenwoordigers van de organisaties, partij bij deze CAO.
2. De organisaties bedoeld in artikel 7 van de CAO zijn bevoegd dispensatie te verlenen met betrekking tot onderbrekingen van korte duur in het in artikel 2 lid 2 en artikel 2a lid 2 bedoelde arbeidsverleden en voorts in alle gevallen, waarin dit aangewezen is om een uitvoering van deze voorwaarden overeenkomstig hun strekking en naar redelijkheid te verwezenlijken.
De organisaties zijn bevoegd deze taak te delegeren aan het bestuur van de Stichting.
3. In geval van een geschil omtrent de uitvoering van deze voorwaarden wordt, op een daartoe strekkend schriftelijk verzoek van een belanghebbende, een beslissing genomen door het bestuur van de in lid 1 genoemde Stichting. De in dit lid bedoelde behandeling van geschillen laat de uit andere hoofde aan de belanghebbende toekomende rechtsmiddelen onverlet.
Artikel 14 – Garantiebepaling
1. Indien een belanghebbende besluit om na het bereiken van de leeftijd, waarop van deze regeling gebruik kan worden gemaakt en ook aan de uittredingsvoorwaarden wordt voldaan, vooralsnog geen gebruik te maken van zijn recht om vervroegd uit te treden, wordt het recht op uittreding onder de voorwaarden zoals geldend op het moment van het bereiken van voornoemde leeftijd gehandhaafd, mits een daartoe strekkende aanvraag daartoe tijdig is ingediend (zie artikel 4 lid 1).
2. Indien belanghebbende, die een beroep heeft gedaan op dit artikel in de periode tussen het ontstaan van het recht en het moment van voorgenomen uittreding arbeidsongeschikt wordt, zal uittreding (in tegenstelling tot artikel 6.3) ook bij volledig arbeidsongeschiktheid mogelijk zijn, waarbij eveneens de in artikel 6.3 genoemde uitkeringen en aanvullingen op de uitkering in mindering worden gebracht op de uitkering op grond van deze regeling. De belanghebbende dient binnen een halfjaar na de aanvang van de arbeidsongeschiktheid aan te geven of hij al dan niet kiest voor instroom in deze regeling, hetgeen direct na dit halfjaar dient te geschieden.
3. Na beëindiging van deze CAO zullen de aanspraken en rechten van deze overeenkomst blijven gelden en zullen de daaruit voortvloeiende lasten worden afgefinancierd.
Artikel 15 – Bijdrage
De werkgever is een bijdrage verschuldigd voor de financiering van de uitvoering van de regeling van de Stichting Vrijwillig Vervroegd Uittreden Afbouw.
Rijswijk, 17 mei 0000 Xxxxxxxx, 17 mei 2006
Mevrouw X.X. xxx Xxxxxxxxxx De heer X.X. xxx Xxxxxxxx
Werknemersvoorzitter Werkgeversvoorzitter