Pensioenovereenkomst
Pensioenovereenkomst
Voor voetbaloefenmeesters
Inhoudsopgave
Algemene Bepalingen
Artikel 1. | Begripsomschrijvingen | 1 |
Artikel 2. | Karakter van de pensioenregeling | 2 |
Artikel 3. | Deelnemerschap | 3 |
Artikel 4. | Pensioenaanspraken | 3 |
Artikel 5. | Algemene begrenzing van verwerving van pensioenaanspraken | 3 |
Artikel 6. | Pensioengrondslag | 4 |
Artikel 7. | Levenslang ouderdomspensioen | 4 |
Artikel 8. | Levenslang partnerpensioen | 4 |
Artikel 9. | Aanvullend levenslang partnerpensioen | 5 |
Artikel 10. | Tijdelijk partnerpensioen | 5 |
Artikel 11. | Wezenpensioen | 6 |
Artikel 12. | Aanvullend wezenpensioen | 6 |
Artikel 13. | Deeltijdarbeid | 7 |
Artikel 14. | Voortzetting tijdens onbetaald verlof | 7 |
Artikel 15. | Toeslagen op pensioenen | 8 |
Arbeidsongeschiktheid
Artikel 16. Premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid 9
Scheiding
Artikel 17. Gevolgen van scheiding voor het ouderdomspensioen 10
Artikel 18. Gevolgen van scheiding voor het partnerpensioen 10
Einde dienstbetrekking
Artikel 19. Einde van de dienstbetrekking anders dan door pensionering 11
Artikel 20. Vrijwillige voortzetting 11
Artikel 21. Waardeoverdracht 12
Uitruil van pensioenen
Artikel 22. Uitruil van levenslang ouderdomspensioen in levenslang
partnerpensioen 13
Artikel 23. Uitruil van levenslang partnerpensioen in levenslang
ouderdomspensioen 13
Kosten en verzekeringen
Artikel 24. Kosten van de pensioenregeling 14
Artikel 25. Verzekeringen 14
Pensioenbetalingen
Artikel 26. Uitbetaling van de pensioenen 15
Artikel 27. Pensioeningangsdatum 15
Artikel 28. Deeltijdpensioen 15
Artikel 29. Variatie in pensioenuitkeringen 16
Artikel 30. Fiscale maxima 17
Artikel 31. Afkoop, vervreemden, prijsgeven en zekerstellen van
pensioenaanspraken 17
Artikel 32. Verplichting tot medewerking 18
Artikel 33. Medische waarborgen 18
Artikel 34. Aanpassing van de pensioenaanspraken 18
Artikel 35. Onvoorziene gevallen. Beslechting van geschillen 19
Artikel 36. Fiscale goedkeuring 19
Artikel 37. Overgangsbepaling 19
Artikel 38. Datum inwerkingtreding 20
Bijlage Percentages en bedragen
Algemene Bepalingen
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
In deze pensioenovereenkomst wordt verstaan onder:
a. aanspraakgerechtigde: de persoon die begunstigde is voor een nog niet ingegaan pensioen;
b. Anw: Algemene nabestaandenwet;
c. XXX: XXX Xxxxxxx/Coaches Xxxxxxx Xxxxxxx;
x. xxxxxxxxx: de (gewezen) werknemer die op grond van een pensioenovereenkomst
pensioenaanspraken verwerft tegenover de werkgever, die een uitvoeringsovereenkomst heeft gesloten met de verzekeraar;
e. dienstbetrekking: de rechtsbetrekking tussen werkgever en werknemer;
f. FBO: De Nederlandse Federatie van Betaald voetbal Organisaties te Utrecht;
g. gepensioneerde: de pensioengerechtigde voor wie het ouderdomspensioen is ingegaan;
x. xxxxxxx deelnemer: de (gewezen) werknemer die op grond van deze pensioenovereenkomst
bij beëindiging van de deelneming een pensioenaanspraak heeft behouden tegenover de verzekeraar;
i. jaar van deelneming: een periode van één jaar dat loopt van 1 juli tot en met 30 juni
daaropvolgend;
j. kind: een kind tot wie de (gewezen) deelnemer voor de pensioeningangsdatum
als ouder in familierechterlijke betrekking stond of het stief- of pleegkind van de (gewezen) deelnemer dat door deze als eigen kind wordt onderhouden en opgevoed, mits dit onderhoud en deze opvoeding zijn aangevangen voor de pensioeningangsdatum;
k. partner: de persoon die voor de pensioeningangsdatum gehuwd is met de
(gewezen) deelnemer, voor de pensioeningangsdatum een geregistreerd partnerschap is aangegaan met de (gewezen) deelnemer of de ongehuwde persoon, die geen bloed- of aanverwant in de rechte lijn van de ongehuwde (gewezen) deelnemer is en bij diens overlijden met deze samenwoont krachtens een voor de pensioeningangsdatum aangegaan partnerschap;
l. partnerschap: de gezamenlijke huishouding die de ongehuwde (gewezen) deelnemer
met de partner blijkens een notarieel verleden samenlevingscontract gedurende ten minste een half jaar voert; in dit contract dienen enige vermogensrechtelijke aangelegenheden te worden geregeld; het contract is niet vereist indien de deelnemer en de partner gezamenlijk verklaren dat ten minste vijf jaar onafgebroken een gezamenlijke huishouding wordt gevoerd en een uittreksel uit het bevolkingsregister wordt overgelegd waaruit blijkt dat men gedurende ten minste vijf jaar onafgebroken op hetzelfde adres woont;
m. pensioenaanspraak: het recht op een nog niet ingegaan pensioen, uitgezonderd een
overeengekomen voorwaardelijke toeslagverlening;
n. pensioengerechtigde: de persoon voor wie op grond van deze pensioenovereenkomst het
pensioen is ingegaan;
o. pensioeningangsdatum: de datum waarop het ouderdomspensioen daadwerkelijk ingaat;
p. pensioenrecht: het recht op een ingegaan pensioen, uitgezonderd voorwaardelijke
toeslagen;
x. xxxxxxxxxxxxxxxx: hetgeen tussen werkgever en werknemer is overeengekomen betreffende pensioen en is vastgelegd in deze pensioenovereenkomst;
r. pensioenverplichting: de verplichtingen van de verzekeraar uit hoofde van pensioenaanspraken
en pensioenrechten;
x. xxxxxxxxx: - echtscheiding anders dan echtscheiding direct aansluitend gevolgd
door (geregistreerd) partnerschap met dezelfde partner;
- ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed;
- beëindiging van een (geregistreerd) partnerschap anders dan door overlijden, vermissing of door direct aansluitend huwelijk of (geregistreerd) partnerschap met dezelfde partner;
x. xxxxxxxxxxxxxxx: de datum waarop de scheiding- of ontbindingsbeschikking is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Voor de beëindiging van het partnerschap is dit de datum waarop de (gewezen) deelnemer en de gewezen partner een schriftelijke verklaring ondertekenen;
u. | standaard pensioendatum: | de eerste van de maand waarin de (gewezen) deelnemer 65 jaar wordt; |
v. toeslag: een verhoging van:
- een pensioenrecht;
- een pensioenaanspraak van een gewezen deelnemer;
- een pensioenaanspraak van een deelnemer die geen verband houdt met een verhoging van de pensioengrondslag, de toename van het in aanmerking te nemen aantal jaren of een wijziging van deze pensioenovereenkomst;
- een pensioenaanspraak van een gepensioneerde ten behoeve van de partner;
w. | verzekeraar: | AEGON Levensverzekering N.V., gevestigd te Den Haag; |
x. | werkgever: | een bij de Nederlandse Voetbalbond (K.N.V.B.) aangesloten voetbalvereniging alsmede de Nederlandse Voetbalbond (K.N.V.B.), die een uitvoeringsovereenkomst is aangegaan met de verzekeraar; |
y. | werknemer: | degene die krachtens arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht arbeid verricht voor de werkgever. |
Artikel 2. Karakter van de pensioenregeling
Deze pensioenovereenkomst is een uitkeringsovereenkomst en voorziet in een vastgestelde pensioenuitkering. Deze pensioenovereenkomst maakt deel uit van de tussen de werkgever en werknemer afgesloten arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht. De werknemer kan deze pensioenovereenkomst niet los van de overige onderdelen van deze arbeidsovereenkomst accepteren of verwerpen.
Artikel 3. Deelnemerschap
1. Toetreding tot de pensioenregeling is verplicht, zolang deelname op grond van de CAO verplicht is, voor de voetbaloefenmeester, die:
a. in dienst is van de werkgever, uitkomend in de competitie betaald voetbal van de K.N.V.B.;
b. in dienst is van de werkgever als (assistent-)bondscoach van het Nederlands (Senioren Xxxxx) Xxxxxx.
Toetreding tot de pensioenregeling is op vrijwillige basis mogelijk voor de voetbaloefenmeester, die het beroep van voetbaloefenmeester uitoefent en in dienst is van de werkgever, uitkomend in de competitie amateurvoetbal van de K.N.V.B. Indien de werkgever en werknemer overeenkomen dat de werknemer toe zal treden tot deze pensioenregeling.
2. Het deelnemerschap eindigt door beëindiging van de dienstbetrekking, tenzij op basis van deze pensioenovereenkomst nog pensioen wordt verworven, maar uiterlijk op de pensioeningangsdatum.
3. Indien de deelnemer door zijn dienstbetrekking met een andere werkgever aan de vereisten voor het deelnemerschap, als bepaald in dit artikel, blijft voldoen, blijft het deelnemerschap onverkort van kracht.
Artikel 4. Pensioenaanspraken
1. De deelnemer heeft aanspraak op:
- levenslang ouderdomspensioen;
- (aanvullend) levenslang partnerpensioen;
- tijdelijk partnerpensioen;
- (aanvullend) wezenpensioen.
2. De (gewezen) deelnemer of gepensioneerde met een partner heeft op elk moment slechts aanspraak op partnerpensioen voor één partner.
3. De aanspraken worden door de werkgever verzekerd door middel van een uitvoeringsovereen- komst met de verzekeraar. De uitvoeringsovereenkomst komt tot stand onder de opschortende voorwaarde dat de verzekeraar tegenover de werkgever verklaart dat de tussen werkgever en werknemer overeengekomen pensioenovereenkomst in administratie kan en zal worden genomen. De aanspraken zijn van kracht zodra de betrokken verzekering of verhoging van de verzekering door de verzekeraar is aanvaard.
4. De omschreven hoogte van de toegekende pensioenen geldt uitsluitend bij deelneming tot de standaard pensioendatum of tot eerder overlijden.
5. De pensioenaanspraken volgens deze pensioenovereenkomst worden ook beheerst door:
- de uitvoeringsovereenkomst tussen de werkgever en de verzekeraar en
- de daarbij behorende verzekeringsvoorwaarden en aanvullende voorwaarden en
- wettelijke voorschriften.
Dit betekent dat de pensioenaanspraken volgens deze pensioenovereenkomst in voorkomende gevallen een vermindering kunnen ondergaan in die gevallen zoals bepaald in deze pensioenovereenkomst en de uitvoeringsovereenkomst met bijbehorende verzekeringsvoorwaarden en aanvullende voorwaarden.
Genoemde uitvoeringsovereenkomst, verzekeringsvoorwaarden en aanvullende voorwaarden liggen bij de werkgever ter inzage.
Artikel 5. Algemene begrenzing van verwerving van pensioenaanspraken
De pensioenaanspraken worden gebaseerd op een pensioengevend salaris dat niet hoger is dan
€ 293.699,-. Dit bedrag (vastgesteld per 1 juli 2010) wordt jaarlijks aangepast aan de ontwikkeling van het loon- en het consumentenprijsindexcijfer, volgens hetgeen tussen de werkgever en de verzekeraar is overeengekomen.
Artikel 6. Pensioengrondslag
1. Op de dag van opneming en vervolgens jaarlijks op 1 juli wordt voor elke deelnemer de pensioengrondslag vastgesteld.
2. De pensioengrondslag is gelijk aan het pensioengevend salaris verminderd met een franchise.
3. Onder pensioengevend salaris wordt verstaan het met de werkgever overeengekomen bruto salaris voor het jaar van deelneming, inclusief de vakantietoeslag.
4. Het pensioengevend salaris is gemaximeerd op het bedrag dat als maximum loon voor de premieberekening voor de WIA in acht wordt genomen. Met het maximum loon voor de premieberekening voor de WIA wordt dan bedoeld het maximum loon voor de premieberekening voor de WIA zoals vastgesteld op 1 januari van enig kalenderjaar.
Het maximum pensioengevend salaris bedraagt voor 2010 € 48.716,-.
5. De franchise is gelijk aan 10/7 maal het op 1 januari bekende jaarlijkse pensioen volgens de Algemene Ouderdomswet (AOW) voor een samenwonende inclusief de vakantietoeslag.
De franchise bedraagt voor 2010 € 12.673,-.
6. In geval van een verlaging van de pensioengrondslag worden de tot het tijdstip van de verlaging opgebouwde pensioenaanspraken niet gewijzigd.
7. In geval van arbeidsongeschiktheid is het bepaalde in het artikel 'Premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid' van toepassing.
Artikel 7. Levenslang ouderdomspensioen
1. Het levenslange ouderdomspensioen gaat in op de standaard pensioendatum en wordt uitgekeerd tot en met de dag van overlijden van de gepensioneerde.
2. Het jaarlijkse levenslange ouderdomspensioen is gelijk aan 1,4% van de voor de deelnemer op 1 juli 2010 dan wel de latere aanvangsdatum van het deelnemerschap vastgestelde
pensioengrondslag, vermenigvuldigd met het aantal jaren gelegen tussen 1 juli 2010, dan wel de latere aanvangsdatum van het deelnemerschap en de standaard pensioendatum.
In geval van verhoging of verlaging van de pensioengrondslag wordt het ouderdomspensioen verhoogd of verlaagd met 1,4% van de verhoging of de verlaging, vermenigvuldigd met het aantal jaren gelegen tussen de datum van wijziging van de pensioengrondslag en de standaard pensioendatum.
3. De jaren worden in jaren en maanden bepaald, waarbij een gedeelte van een maand wordt verwaarloosd.
4. De opgebouwde aanspraken op levenslang ouderdomspensioen worden jaarlijks per 1 april verhoogd zoals omschreven in het artikel 'Toeslagen op pensioenen'.
Artikel 8. Levenslang partnerpensioen
1. Het levenslange partnerpensioen gaat in op de dag van overlijden van de (gewezen) deelnemer of de gepensioneerde en het wordt uitgekeerd tot en met de dag van overlijden van de partner.
2. Het jaarlijkse levenslange partnerpensioen is gelijk aan 0,98% van de voor de deelnemer op 1 juli 2010 dan wel de latere aanvangsdatum van het deelnemerschap vastgestelde
pensioengrondslag, vermenigvuldigd met het aantal jaren gelegen tussen 1 juli 2010, dan wel de latere aanvangsdatum van het deelnemerschap en de standaard pensioendatum.
In geval van verhoging of verlaging van de pensioengrondslag wordt het partnerpensioen verhoogd of verlaagd met 0,98% van de verhoging of de verlaging, vermenigvuldigd met het aantal jaren gelegen tussen de datum van wijziging van de pensioengrondslag en de standaard pensioendatum.
3. De jaren worden in jaren en maanden bepaald, waarbij een gedeelte van een maand wordt verwaarloosd.
4. De opgebouwde aanspraken op levenslang partnerpensioen worden tijdens het deelnemerschap jaarlijks per 1 april verhoogd zoals omschreven in het artikel 'Toeslagen op pensioenen'.
Artikel 9. Aanvullend levenslang partnerpensioen
1. Het aanvullende levenslange partnerpensioen gaat in op de dag van overlijden van de deelnemer, indien dit overlijden plaatsvindt voor de pensioeningangsdatum. Het aanvullende levenslang partnerpensioen wordt uitgekeerd tot en met de dag van overlijden van de partner.
2. Het jaarlijkse aanvullende levenslange partnerpensioen is gelijk aan 0,58% van de voor de deelnemer op 1 juli 2010 dan wel de latere aanvangsdatum van het deelnemerschap vastgestelde pensioengrondslag, vermenigvuldigd met het aantal jaren gelegen tussen 1 juli 2010, dan wel de latere aanvangsdatum van het deelnemerschap en de standaard pensioendatum.
In geval van verhoging of verlaging van de pensioengrondslag wordt het partnerpensioen verhoogd of verlaagd met 0,58% van de verhoging of de verlaging, vermenigvuldigd met het aantal jaren gelegen tussen de datum van wijziging van de pensioengrondslag en de standaard pensioendatum.
3. De jaren worden in jaren en maanden bepaald, waarbij een gedeelte van een maand wordt verwaarloosd.
4. De aanspraak op aanvullend levenslang partnerpensioen is op risicobasis verzekerd tot de pensioeningangsdatum. Dit betekent dat de aanspraak op aanvullend levenslang partnerpensioen zonder waarde vervalt bij:
- beëindiging van het deelnemerschap anders dan door overlijden;
- scheiding;
- het bereiken van de pensioeningangsdatum.
Artikel 10. Tijdelijk partnerpensioen
1. Het tijdelijke partnerpensioen gaat in op de eerste dag de maand waarin de deelnemer overlijdt.
2. Het tijdelijke partnerpensioen wordt uitgekeerd tot de eerste dag van de maand waarin de partner de leeftijd van 65 jaar bereikt, doch uiterlijk tot het einde van de maand waarin de partner voordien overlijdt.
3. Het jaarlijks tijdelijke partnerpensioen is gelijk aan € 13.879,92. Dit bedrag is vastgesteld op 1 juli 2010 en wordt, tot het overlijden van de deelnemer, ieder jaar op 1 juli herzien aan de hand van de ontwikkeling van de Anw-uitkering per 1 januari van elk jaar.
4. Indien de voor de verzekering van het tijdelijke partnerpensioen verschuldigde premies tot de standaard pensioendatum worden voldaan, zal bij overlijden van de gepensioneerde, indien de partner dan jonger is dan 65 jaar, het tijdelijk partnerpensioen alsnog ingaan.
5. Voor de deelnemer die minder dan de volledige arbeidstijd werkt, wordt het tijdelijk partnerpensioen zoals genoemd in lid 3 van dit artikel vermenigvuldigd met een deeltijdpercentage vastgesteld naar de verhouding tussen feitelijke en volledige arbeidstijd.
6. De aanspraak op jaarlijks tijdelijk partnerpensioen is op risicobasis verzekerd tot de standaard pensioendatum of eerdere pensioeningangsdatum. Dit betekent dat de aanspraak op tijdelijk partnerpensioen zonder waarde vervalt bij:
- beëindiging van het deelnemerschap anders dan door overlijden;
- scheiding;
- het bereiken van de standaard pensioendatum dan wel de eerdere pensioeningangsdatum.
Artikel 11. Wezenpensioen
1. Na overlijden van de (gewezen) deelnemer of de gepensioneerde gaat voor ieder van de aanspraakgerechtigde kinderen een wezenpensioen in.
Aanspraakgerechtigd zijn de kinderen die
x. xxxxxx zijn dan 21 jaar;
b. 21 jaar of ouder, maar nog geen 27 jaar zijn, zolang:
- of hun voor werkzaamheden beschikbare tijd voor 5 dagdelen of meer in beslag wordt genomen door of in verband met het volgen van onderwijs of een opleiding voor een beroep,
- of zij ten gevolge van ziekte of gebreken niet in staat zijn om 55% te verdienen van hetgeen lichamelijk en geestelijk gezonde kinderen, die overigens in gelijke omstandigheden verkeren, kunnen verdienen en daartoe ook, hetzij in het afgelopen jaar niet in staat zijn geweest, hetzij vermoedelijk in het eerstkomende jaar niet in staat zullen zijn.
2. Elk wezenpensioen gaat in op de dag van overlijden van de (gewezen) deelnemer of de gepensioneerde maar niet eerder dan op de dag waarop het kind pensioengerechtigd wordt. Het wezenpensioen wordt uitgekeerd tot en met de dag waarop het kind niet meer voldoet aan de in het voorgaande lid vermelde voorwaarden of overlijdt.
3. Elk wezenpensioen bedraagt 20% van het jaarlijkse levenslange partnerpensioen.
4. Het wezenpensioen wordt verdubbeld indien er geen partner (meer) is die aanspraak heeft op partnerpensioen.
Artikel 12. Aanvullend wezenpensioen
1. Na overlijden van de deelnemer voor de pensioeningangsdatum gaat voor ieder van de aanspraakgerechtigde kinderen een wezenpensioen in.
Aanspraakgerechtigd zijn de kinderen die
x. xxxxxx zijn dan 21 jaar;
b. 21 jaar of ouder, maar nog geen 27 jaar zijn, zolang:
- of hun voor werkzaamheden beschikbare tijd voor 5 dagdelen of meer in beslag wordt genomen door of in verband met het volgen van onderwijs of een opleiding voor een beroep,
- of zij ten gevolge van ziekte of gebreken niet in staat zijn om 55% te verdienen van hetgeen lichamelijk en geestelijk gezonde kinderen, die overigens in gelijke omstandigheden verkeren, kunnen verdienen en daartoe ook, hetzij in het afgelopen jaar niet in staat zijn geweest, hetzij vermoedelijk in het eerstkomende jaar niet in staat zullen zijn.
2. Elk wezenpensioen gaat in op de eerste van de maand waarin de deelnemer overlijdt maar niet eerder dan op de eerste van de maand waarin het kind pensioengerechtigd wordt. Het wezenpensioen wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin het kind niet meer voldoet aan de in het voorgaande lid vermelde voorwaarden of overlijdt.
3. Elk wezenpensioen bedraagt 20% van het jaarlijkse aanvullende levenslange partnerpensioen.
4. Het wezenpensioen wordt verdubbeld indien er geen partner (meer) is die aanspraak heeft op partnerpensioen.
5. De aanspraak op wezenpensioen is verzekerd op risicobasis tot de pensioeningangsdatum. Dit betekent dat de aanspraak op wezenpensioen zonder waarde vervalt bij:
- beëindiging van het deelnemerschap anders dan door overlijden;
- het bereiken van de pensioeningangsdatum.
Artikel 13. Deeltijdarbeid
1. Voor de deelnemer die minder dan de volledige arbeidstijd werkt of heeft gewerkt, geldt het navolgende:
a. Voor de vaststelling van de pensioengrondslag wordt uitgegaan van het pensioengevend salaris dat op 1 juli van het desbetreffende jaar bij een volledige arbeidstijd gegolden zou hebben.
b. Het levenslange ouderdomspensioen en het (aanvullende) levenslange partnerpensioen worden van de sub a bedoelde pensioengrondslag afgeleid waarna het wordt vermenigvuldigd met een deeltijdpercentage vastgesteld naar de verhouding tussen feitelijke en volledige arbeidstijd.
Het van het (aanvullende) levenslange partnerpensioen afgeleide (aanvullende) wezenpensioen wordt berekend op basis van het aldus verminderde (aanvullende) levenslange partnerpensioen.
2. Bij de overgang van een onvolledige naar een volledige arbeidstijd - of omgekeerd - en bij wijziging van de mate van onvolledigheid, wordt het deeltijdpercentage opnieuw vastgesteld. Hierbij wordt er voor de toekomstige diensttijd steeds van uitgegaan dat de mate van (on)volledigheid van de arbeidstijd onveranderd blijft.
Bij de vaststelling van het levenslange ouderdomspensioen en het (aanvullende) levenslange partnerpensioen worden de deeltijdpercentages die in de afzonderlijke perioden hebben gegolden, alsmede de duur van de perioden waarin deze van kracht zijn geweest, in aanmerking genomen.
Het in vorenstaande zin bepaalde geldt bij aanvang van deze regeling op overeenkomstige wijze voor de dan reeds vervulde diensttijd.
Artikel 14. Voortzetting tijdens onbetaald verlof
1. Gedurende een periode van onbetaald verlof wordt de verwerving van pensioenaanspraken voortgezet volgens de bepalingen van deze pensioenovereenkomst.
2. Werkgever en werknemer kunnen anders overeenkomen in een verlofreglement. In dat geval geldt voor het eventueel verzekerde (aanvullende) levenslange partnerpensioen, tijdelijk partnerpensioen en (aanvullende) wezenpensioen ten minste het volgende:
a. de verwerving van aanspraken op (aanvullend) levenslang partnerpensioen, tijdelijk partnerpensioen en (aanvullend) wezenpensioen bij overlijden voor de pensioeningangsdatum wordt gedurende maximaal de fiscaal toegestane periode, maar uiterlijk tot 18 maanden of tot eerder einde van de dienstbetrekking, voortgezet op basis van de het laatst voor ingang van het verlof vastgestelde pensioengrondslag en deeltijdpercentage;
b. de hierboven vermelde maximale periode heeft betrekking op de totale periode van voortzetting gedurende de gehele periode van deelnemerschap;
c. de voortzetting van de verwerving van deze aanspraken gebeurt op risicobasis.
De verzekeringen van deze aanspraken hebben geen premievrije of afkoopwaarde. Ze vervallen indien zich tijdens het verlof één van de volgende situaties voordoet:
- beëindiging van het deelnemerschap anders dan door overlijden;
- scheiding;
- het bereiken van de pensioeningangsdatum.
3. De werknemerspremie gedurende onbetaald verlof wordt nader tussen de werkgever en de deelnemer overeengekomen. De werknemerspremie wordt uitgedrukt in een voor alle deelnemers gelijk percentage van de pensioengrondslag.
Artikel 15. Toeslagen op pensioenen
1. Het saldo van het toeslagendepot zal jaarlijks op 1 april met inachtneming van het in de volgende leden bepaalde volledig worden gebruikt voor de financiering van een gelijke procentuele verhoging van:
a. het opgebouwde ouderdomspensioen, (bijzonder) partnerpensioen en wezenpensioen, zolang de deelnemer ouderdomspensioen, partnerpensioen en wezenpensioen opbouwt;
b. de reeds ingegane ouderdomspensioenen, (bijzonder) (tijdelijk) (aanvullend) partnerpensioenen en (aanvullend) wezenpensioenen;
c. de nog niet ingegane (bijzonder) partnerpensioenen en wezenpensioenen behorende bij reeds ingegane ouderdomspensioenen;
d. de na ontslag vastgestelde, nog niet ingegane pensioenen van gewezen deelnemers voor wie geen overdracht van pensioenaanspraken en de waarde daarvan naar de pensioenuitvoerder van de nieuwe werkgever van de gewezen deelnemer heeft plaatsgevonden.
2. De toeslagen zullen nooit hoger zijn dan 3 procent.
Het bestuur van FBO kan, indien het bestuur daartoe redenen aanwezig acht, de wijze waarop de toeslag wordt vastgesteld, aanpassen.
Deze aanpassing geldt dan zowel voor aanspraakgerechtigden als voor pensioengerechtigden.
3. De middelen voor de toeslagen bestaan uit het saldo van het toeslagendepot op 1 april van dat jaar. Het toeslagendepot wordt gevormd door:
- het eventueel aanwezige saldo uit het voorgaande jaar;
- de door de verzekeraar op grond van de uitvoeringsovereenkomst ter beschikking gestelde overrente (hierna winstdeling).
Indien het saldo van het toeslagendepot in enig jaar een toeslag van minder dan 0,5 procent mogelijk zou maken, wordt geen toeslag toegekend. De eventueel in enig jaar niet aangewende middelen worden ingezet ten behoeve van toeslagen in een volgend jaar.
4. Op de pensioenrechten en pensioenaanspraken worden in beginsel jaarlijks toeslagen verleend. Het bestuur van FBO beslist evenwel jaarlijks in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening heeft FBO een depot gevormd. Aan het depot wordt jaarlijks de winstdeling bij de verzekeraar toegevoegd.
Arbeidsongeschiktheid
Artikel 16. Premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid
1. Op de dag waarop voor de deelnemer de uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) aanvangt wordt met inachtneming van de desbetreffende voorwaarden van de verzekeraar gehele of gedeeltelijke vrijstelling van premiebetaling verleend;
Bij een percentage arbeidsongeschiktheid van | Bedraagt de vrijstelling | |||||
80 | % of meer | 100 | % | |||
65 | % tot | 80 | % | 72 | ,5 | % |
55 | % tot | 65 | % | 60 | % | |
45 | % tot | 55 | % | 50 | % | |
35 | % tot | 45 | % | 40 | % | |
minder dan | 35 | % | 0 | % |
Tijdens de verdere duur van de arbeidsongeschiktheid blijven de onmiddellijk voorafgaande aan dat moment voor hem/haar verzekerde reglementaire aanspraken van kracht; gedurende deze periode worden wijzigingen in de pensioengrondslag en/of deze pensioenovereenkomst alleen nog in aanmerking genomen voor zover die wijzigingen betrekking hebben op het gedeelte van het pensioen waarover geen vrijstelling van premiebetaling wordt verleend.
2. De vrijstelling betreft de premies die gelden op de dag voorafgaand aan de eerste ziektedag van de deelnemer. Salarisverhogingen binnen 104 weken na de eerste ziektedag worden hierbij nog in aanmerking genomen, indien deze naar het oordeel van de verzekeraar redelijk zijn.
3. Indien de deelnemer wordt ontslagen gedurende een periode van arbeidsongeschiktheid is het bepaalde in lid 3 van het artikel 'Einde van de dienstbetrekking anders dan door pensionering' van toepassing.
4. In geval door de verzekeraar wegens gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid van de deelnemer gehele respectievelijk gedeeltelijke vrijstelling van premiebetaling is verleend, is de deelnemer geen respectievelijk een gedeeltelijke werknemerspremie verschuldigd gedurende de periode waarin de vrijstelling van kracht is.
5. Voor de gewezen deelnemer, die aanspraak wil maken op premievrijstelling, is het noodzakelijk dat de gewezen deelnemer tot aan het moment van uitdiensttreding salaris van de werkgever in verband met ziekte ontvangt en aansluitend aan de ziekte een uitkering ingevolge de WIA ontvangt.
Scheiding
Artikel 17. Gevolgen van scheiding voor het ouderdomspensioen
In geval van scheiding heeft de (gewezen) partner van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde recht op verevening van het ouderdomspensioen volgens het bepaalde in de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding.
Deze wet bepaalt dat de (gewezen) partner recht krijgt op uitbetaling van een deel van het ouderdomspensioen.
In afwijking van de omschrijving in het artikel 'Begripsomschrijvingen' wordt in dit artikel onder 'scheiding' verstaan 'einde van het huwelijk door echtscheiding of scheiding van tafel en bed of beëindiging van het geregistreerd partnerschap'.
Daarnaast wordt in afwijking van de omschrijving in het artikel 'Begripsomschrijvingen' in dit artikel onder 'partner' verstaan 'de persoon die met de (gewezen) deelnemer gehuwd is of een geregistreerd partnerschap is aangegaan'.
Artikel 18. Gevolgen van scheiding voor het partnerpensioen
1. In het geval van scheiding heeft de gewezen partner van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde aanspraak op een bijzonder partnerpensioen.
2. Het bijzonder partnerpensioen gaat in op de dag van overlijden van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde en het wordt uitgekeerd tot en met de dag van overlijden van de gewezen partner.
3. De hoogte van het bijzonder partnerpensioen is gelijk aan het (premievrije) levenslange partner- pensioen dat de deelnemer zou hebben behouden als op de scheidingsdatum het deelnemerschap zou zijn geëindigd. In het geval van scheiding na beëindiging van het deelnemerschap, is het bijzonder partnerpensioen gelijk aan het op de datum van beëindiging van het deelnemerschap vastgestelde (premievrije) levenslange partnerpensioen.
4. Een volgende partner heeft aanspraak op een (verlaagd) partnerpensioen. Het verlaagde partner- pensioen is gelijk aan het partnerpensioen overeenkomstig het artikel 'Levenslang partner- pensioen', lid 2, verminderd met het bijzonder partnerpensioen.
5. De bij scheiding betrokken partijen doen daarvan terstond schriftelijk mededeling aan de verzekeraar onder overlegging van de benodigde bewijsstukken. De ongehuwde (gewezen) deelnemer of gepensioneerde die ook geen geregistreerd partnerschap is aangegaan, zal, indien het partnerschap tijdens respectievelijk na de dienstbetrekking eindigt, de werkgever respectievelijk de verzekeraar daarvan terstond schriftelijk mededeling doen onder overlegging van een door de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde en de gewezen partner ondertekende verklaring. De handtekening van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde volstaat indien deze aan de werkgever of de verzekeraar aantoont zich voldoende te hebben ingespannen om de handtekening van de partner te verkrijgen en deze op de betreffende bepaling in deze pensioenovereenkomst en het pensioenreglement te hebben gewezen. Noch de werkgever noch de verzekeraar is aansprakelijk voor eventuele nadelige gevolgen van te late aanmelding. De verzekeraar verstrekt aan de gewezen partner een bewijsstuk van het voor haar/hem verzekerde pensioen.
6. Het bepaalde in dit artikel vindt geen toepassing, indien de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde en diens gewezen partner met betrekking tot de scheiding anders overeenkomen. De overeenkomst is slechts geldig indien aan de overeenkomst een verklaring van de verzekeraar is gehecht, dat de verzekeraar bereid is een uit de afwijking voortvloeiend pensioenrisico te dekken dan wel het niveau van de uitkering aan te passen.
De verzekeraar brengt de kosten van de uitvoering van de afwijkende overeenkomst aan de (gewezen) partners in rekening. De (gewezen) partners betalen ieder de helft van de kosten.
Einde dienstbetrekking
Artikel 19. Einde van de dienstbetrekking anders dan door pensionering
1. In geval van beëindiging van de dienstbetrekking anders dan door pensionering heeft de gewezen deelnemer recht op de tot dat moment op grond van deze pensioenovereenkomst verworven aanspraken op pensioenen. De op het leven van de gewezen deelnemer gesloten verzekeringen worden per de datum van beëindiging van de dienstbetrekking premievrij gemaakt op basis van volledige financiering tot het moment van beëindiging.
2. De volgende pensioenaanspraken vervallen bij beëindiging van de dienstbetrekking:
- het aanvullend levenslang partnerpensioen;
- het aanvullend wezenpensioen;
- het tijdelijk partnerpensioen.
Voor het aanvullend levenslang partnerpensioen, het tijdelijk partnerpensioen en het aanvullend wezenpensioen geldt een uitzondering, indien de gewezen deelnemer een partner heeft en een uitkering volgens de Werkloosheidswet of de wetgeving over werkloosheidsuitkeringen in zijn woonland ontvangt. In dat geval behoudt de gewezen deelnemer aanspraak op aanvullend levenslang partnerpensioen, tijdelijk partnerpensioen en aanvullend wezenpensioen, zolang hij deze uitkering ontvangt.
De hoogte van het aanvullend levenslang partnerpensioen en het aanvullend wezenpensioen wordt vastgesteld volgens het bepaalde in het artikel 'Aanvullend levenslang partnerpensioen' en het artikel 'Aanvullend wezenpensioen', waarbij uitsluitend de jaren tot de datum van beëindiging van de dienstbetrekking in acht worden genomen. Dit vastgestelde aanvullend levenslang partnerpensioen wordt verminderd met de eventuele partnerpensioenen verkregen door uitruil volgens de bepalingen van deze pensioenovereenkomst.
De hoogte van het tijdelijk partnerpensioen is het volledige verzekerde bedrag zoals vermeld in het artikel 'Tijdelijk partnerpensioen' lid 3.
3. Indien op de datum van beëindiging van de dienstbetrekking wegens arbeidsongeschiktheid van de deelnemer gehele of gedeeltelijke vrijstelling van premiebetaling is verleend, vindt het bepaalde in de voorgaande leden pas toepassing op de datum waarop en in de mate waarin de premievrijstelling eindigt. In plaats van de datum van beëindiging van de dienstbetrekking wordt dan gelezen de datum waarop de gehele of gedeeltelijke premievrijstelling eindigt.
Artikel 20. Vrijwillige voortzetting
1. De kosten worden door de werkgever aan de verzekeraar voldaan en worden door de werkgever in rekening gebracht bij de gewezen werknemer.
2. De gewezen werknemer dient het verzoek tot vrijwillige voortzetting uiterlijk binnen drie maanden na beëindiging van de dienstbetrekking schriftelijk in bij de verzekeraar.
3. De gewezen werknemer stelt de verzekeraar schriftelijk op de hoogte direct nadat hij deelnemer is geworden in een pensioenregeling bij een nieuwe werkgever, in een beroepspensioenregeling of als zelfstandige een oudedagsreserve gaat vormen.
4. Wijzigingen in de pensioenregeling van de werkgever tijdens de vrijwillige voortzetting zijn van overeenkomstige toepassing voor de gewezen werknemer, tenzij de wijziging een verbetering van de pensioenaanspraken inhoudt.
5. Vrijwillige voortzetting als bedoeld in dit artikel vindt plaats voor een periode van maximaal drie jaar na beëindiging van de dienstbetrekking waarbij gedurende deze periode de pensioengrondslag niet wordt gewijzigd.
Artikel 21. Waardeoverdracht
1. Op verzoek van de gewezen deelnemer wordt de waarde van de bij beëindiging van de dienstbetrekking volgens het artikel 'Einde van de dienstbetrekking anders dan door pensionering' verkregen aanspraken overgedragen aan de pensioenuitvoerder van de nieuwe werkgever.
De overgedragen waarde wordt omgezet in aanspraken volgens de pensioenregeling van de nieuwe werkgever.
Het bepaalde in de voorgaande alinea is op overeenkomstige wijze van toepassing op een werknemer die deelnemer wordt in deze pensioenregeling.
De inkomende waarde zal, evenredig verdeeld over de diverse onderdelen van de voor de deelnemer geldende regeling, worden gebruikt ter verzekering van pensioenaanspraken.
Onder de voor de deelnemer geldende regeling wordt – indien daarvan sprake is – het geheel van de voor de deelnemer geldende pensioenregelingen bij de werkgever verstaan.
2. Overdracht vindt plaats indien het een individuele beëindiging van de dienstbetrekking anders dan door pensionering betreft, tenzij uit een verklaring van een onafhankelijk accountant blijkt dat de werkgever niet in staat is het bedrag bij te voldoen dat nodig is om de wettelijke waardeoverdracht te effectueren.
3. Een (gewezen) deelnemer die de mogelijkheid tot waardeoverdracht overweegt, moet binnen zes maanden na aanvang van de verwerving van pensioenaanspraken in de door de ontvangende pensioenuitvoerder uitgevoerde pensioenregeling een opgave hebben gevraagd van de pensioenaanspraken aan de ontvangende pensioenuitvoerder. Daarna moet de (gewezen) deelnemer het verzoek tot waardeoverdracht doen aan de ontvangende pensioenuitvoerder.
4. Overdracht van de waarde van het partnerpensioen is slechts mogelijk na schriftelijke instemming van de eventuele partner van de gewezen deelnemer.
Het eventuele levenslange bijzonder partnerpensioen kan niet worden overgedragen.
5. De wijze waarop de overdracht plaatsvindt alsmede de vaststelling van de overdrachtswaarde geschiedt overeenkomstig de ter zake geldende wettelijke voorschriften.
Uitruil van pensioenen
Artikel 22. Uitruil van levenslang ouderdomspensioen in levenslang partnerpensioen
1. Op de datum van beëindiging van de dienstbetrekking en op de pensioeningangsdatum kan een zodanig deel van de aanspraak op het levenslang ouderdomspensioen worden gebruikt, dat een aanspraak op levenslang partnerpensioen wordt verkregen ter grootte van maximaal 70% van het verlaagde levenslang ouderdomspensioen.
2. De aanspraak op het levenslange ouderdomspensioen wordt dan verlaagd op basis van een collectief actuarieel gelijkwaardige ruilvoet, die geen onderscheid maakt tussen mannen en vrouwen. De ruilvoet is vermeld in de bij deze pensioenovereenkomst behorende bijlage.
3. Het na een voorgaande scheiding op grond van het artikel 'Gevolgen van scheiding voor het ouderdomspensioen' vastgestelde gedeelte van het ouderdomspensioen dat toekomt aan de gewezen partner, wordt niet in deze ruil betrokken.
4. Het in dit artikel bedoelde levenslang partnerpensioen gaat in de op dag van overlijden van de gewezen deelnemer of gepensioneerde en wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de partner overlijdt.
5. Indien de in dit artikel omschreven uitruil is uitgevoerd en er nadien sprake is van scheiding, behoudt de gewezen partner aanspraak op het volgens dit artikel vastgestelde partnerpensioen. Indien bij scheiding gekozen wordt voor conversie - als omschreven in de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding - wordt het door uitruil verkregen partnerpensioen in de conversie betrokken.
6. Het verzoek voor uitruil van levenslang ouderdomspensioen in levenslang partnerpensioen dient ten minste zes weken voor het moment dat het levenslang ouderdomspensioen ingaat, schriftelijk door de (gewezen) deelnemer bij de werkgever te worden ingediend.
Artikel 23. Uitruil van levenslang partnerpensioen in levenslang ouderdomspensioen
1. De (gewezen) deelnemer heeft op de pensioeningangsdatum eenmalig het recht om het gehele levenslang partnerpensioen of een deel daarvan om te zetten in een hoger levenslang ouderdomspensioen.
2. Het na scheiding vastgestelde levenslange bijzonder partnerpensioen kan niet in de ruil worden betrokken.
3. De aanspraak op het levenslange partnerpensioen wordt dan verlaagd op basis van de collectief actuarieel gelijkwaardige ruilvoet, die geen onderscheid maakt tussen mannen en vrouwen. De ruilvoet is vermeld in de bij deze pensioenovereenkomst behorende bijlage.
4. Het verzoek tot uitruil dient ten minste zes weken voor de pensioeningangsdatum het moment dat het ouderdomspensioen ingaat, schriftelijk door de (gewezen) deelnemer bij de werkgever te worden ingediend. Het verzoek dient mede door de partner, zoals in deze pensioenovereenkomst gedefinieerd, van de (gewezen) deelnemer te worden ondertekend.
5. Na de uitruil vervalt de aanspraak op het uitgeruilde (deel van het) levenslang partnerpensioen.
6. Voor uitruil volgens dit artikel is toestemming van de partner vereist.
Kosten en verzekeringen
Artikel 24. Kosten van de pensioenregeling
1. De kosten van de pensioenregeling zijn geheel voor rekening van de werkgever en worden door deze aan de verzekeraar voldaan.
2. De werkgever stelt jaarlijks een werknemerspremie van de deelnemer aan onderhavige pensioenregeling vast. De werknemerspremie wordt uitgedrukt in een voor alle deelnemers gelijk percentage van de pensioengrondslag. De maximale werknemerspremie bedraagt 9,75% van de pensioengrondslag.
De werknemerspremie van de deelnemer worden door de werkgever van het salaris ingehouden in dezelfde zoveel mogelijk gelijke termijnen, als waarin het salaris wordt uitbetaald.
3. In geval van arbeidsongeschiktheid is het bepaalde in het artikel 'Premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid' van toepassing.
4. Voor deelnemers met een onvolledige arbeidstijd geldt, voor de vaststelling van de in lid 2 bedoelde werknemerspremie, dat de werknemerspremie wordt vermenigvuldigd met in het artikel 'Deeltijdarbeid' lid 1 sub b bedoelde deeltijdpercentage.
Artikel 25. Verzekeringen
1. De financiering van de verzekeringen van ouderdoms-, partner- en wezenpensioen en verhogingen daarvan gebeurt tegen periodieke stortingskoopsommen.
De financiering van de verzekering van het tijdelijke partnerpensioen, het aanvullende partnerpensioen en het aanvullende wezenpensioen gebeurt tegen risicopremies.
Nieuwe verzekeringen over reeds verstreken diensttijd en verhogingen van bestaande verzekeringen over reeds verstreken diensttijd worden gefinancierd tegen een eenmalige koopsom.
2. Voor de verzekeringen geldt de tussen de verzekeraar en de werkgever gesloten uitvoeringsovereenkomst met de daarbij behorende verzekeringsvoorwaarden en aanvullende voorwaarden.
3. Indien de werkgever tijdig de premies heeft betaald en aan zijn verplichtingen van de uitvoeringsovereenkomst heeft voldaan, is hij van zijn uit deze pensioenovereenkomst voor hem voortvloeiende pensioenverplichtingen gekweten.
Pensioenbetalingen
Artikel 26. Uitbetaling van de pensioenen
De pensioenen worden uitbetaald door de verzekeraar in maandelijkse termijnen achteraf.
In geval van uitbetaling op een bankrekening van een niet in Nederland gevestigde bank, is de verzekeraar bevoegd de bancaire kosten voor deze uitbetaling bij de pensioengerechtigde in mindering te brengen op de uitkering.
Artikel 27. Pensioeningangsdatum
1. Het levenslange ouderdomspensioen gaat in op de standaard pensioendatum. Op verzoek van de (gewezen) deelnemer kan de (gewezen) deelnemer eerder of later met pensioen gaan voor zover de dan geldende fiscale regelgeving zich hier niet tegen verzet.
2. Eerder met pensioen gaan is toegestaan vanaf de eerste van de maand waarin de (gewezen) deelnemer 55 jaar wordt. Eerder met pensioen gaan is slechts mogelijk indien de dienstbetrekking wordt beëindigd.
3. Later met pensioen gaan is mogelijk tot de 70–jarige leeftijd, mits er sprake is van een dienstbetrekking, met dien verstande dat het pensioen eerder ingaat, indien het opgebouwde ouderdomspensioen na de 65-jarige leeftijd het maximum van 100% van het pensioengevend loon bereikt, exclusief overschrijding van het maximum wegens uitruil, toeslagen, waardeoverdracht of variatie in de uitkering.
4. Indien de gewezen deelnemer later met pensioen gaat, moet de gewezen deelnemer jaarlijks aan de verzekeraar verklaren dat hij of zij doorwerkt in een tegenwoordige dienstbetrekking bij een
andere werkgever, dan omschreven in het artikel ‘Begripsomschrijvingen’ onder ‘werkgever’. Indien de verzekeraar een dergelijke verklaring niet ontvangt, zal de verzekeraar het ouderdomspensioen direct in laten gaan.
5. Bij eerder of later met pensioen gaan vindt geen verdere opbouw van pensioen meer plaats.
Bij eerder met pensioen gaan komen de aanspraken op aanvullend levenslang partnerpensioen, tijdelijk partnerpensioen en aanvullend wezenpensioen te vervallen.
6. Bij eerder of later met pensioen gaan wordt het levenslange ouderdomspensioen verlaagd respectievelijk verhoogd op basis van de collectief actuarieel gelijkwaardige ruilvoet, die geen onderscheid maakt tussen mannen en vrouwen. De ruilvoet is vermeld in de bij deze pensioenovereenkomst behorende bijlage.
7. Bij verlaging respectievelijk verhoging van het ouderdomspensioen, zoals bedoeld in het voorgaande lid, blijft de hoogte van het opgebouwde levenslange partnerpensioen ongewijzigd.
8. Eerder met pensioen gaan is uitsluitend toegestaan indien de deelnemer dit zes maanden voor de beoogde pensioeningangsdatum schriftelijk meldt aan de werkgever en de verzekeraar en indien de werkgever hiermee heeft ingestemd. Indien de gewezen deelnemer verzoekt om eerder met pensioen te gaan, is melding aan en instemming van de werkgever niet van toepassing.
9. Later met pensioen gaan is uitsluitend toegestaan indien de deelnemer dit zes weken voor de standaard pensioendatum schriftelijk meldt aan de werkgever en de verzekeraar en indien de werkgever hiermee heeft ingestemd. Indien de gewezen deelnemer verzoekt om later met pensioen te gaan, is melding aan en instemming van de werkgever niet van toepassing.
10. Voor eerder met pensioen gaan volgens dit artikel is toestemming van de partner vereist.
Artikel 28. Deeltijdpensioen
1. De deelnemer heeft de mogelijkheid om in overleg met de werkgever, met inachtneming van de dan geldende fiscale grenzen, gedeeltelijk met pensioen te gaan. De dienstbetrekking dient ten minste voor dit gedeelte te zijn beëindigd. Voor het gedeelte dat de deelnemer in dienst blijft van
de werkgever, blijft de deelnemer deelnemen aan de pensioenregeling. Voor dit gedeelte vindt pensioenopbouw plaats volgens het bepaalde in het artikel 'Deeltijdarbeid'.
2. Deeltijdpensioen is toegestaan vanaf de eerste van de maand waarin de 55-jarige leeftijd wordt bereikt.
3. De hoogte van het deeltijdpensioen wordt vastgesteld volgens het bepaalde in het artikel 'Pensioeningangsdatum'.
4. Deeltijdpensioen is uitsluitend toegestaan als de deelnemer dit minimaal zes weken voor de beoogde pensioeningangsdatum schriftelijk meldt aan de werkgever en de verzekeraar.
5. Een gewezen deelnemer heeft ook recht op deeltijdpensioen, daarbij is overleg met en melding aan de werkgever niet van toepassing.
6. Een ingegaan deeltijdpensioen is onherroepelijk. Het percentage waarmee het deeltijdpensioen ingaat kan na ingang nog slechts worden verhoogd. Dit percentage geldt voor een periode van zes maanden of een veelvoud daarvan. Voor wijzigen van het percentage is lid 4 van overeenkomstige toepassing. Het deeltijdpensioen mag na ingang niet lager zijn dan het in artikel 66 van de Pensioenwet bedoelde bedrag (€ 420,69 in 2010).
7. Het bepaalde in het artikel 'Variatie in pensioenuitkeringen' is niet van toepassing op het ingegane deeltijdpensioen.
8. Voor deeltijdpensioen is toestemming van de partner vereist.
Artikel 29. Variatie in pensioenuitkeringen
1. De (gewezen) deelnemer heeft de mogelijkheid om op de pensioeningangsdatum te kiezen voor een in aanvang hoger levenslang ouderdomspensioen. Hierbij geldt het volgende:
a. de hogere uitkering geldt voor een periode direct aansluitend op de pensioeningangsdatum. Indien het pensioen ingaat op of voor de 62-jarige leeftijd, kan de hoge uitkering uitgekeerd worden tot de eerste van de maand waarin de gepensioneerde 65 of 70 jaar wordt. Indien het pensioen ingaat na de 62-jarige leeftijd kan de hoge uitkering uitgekeerd worden tot de eerste van de maand waarin de gepensioneerde 70 of 75 jaar wordt;
b. de hogere uitkering staat in een vaste verhouding van 100:75 ten opzichte van de lagere;
c. de lagere uitkering mag niet lager zijn dan het in artikel 66 van de Pensioenwet bedoelde bedrag (€ 420,69 in 2010).
Bovendien heeft de (gewezen) deelnemer de mogelijkheid om als de pensioeningangsdatum is gelegen voor de 65-jarige leeftijd te kiezen voor een in aanvang hoger levenslang ouderdomspensioen ter grootte van maximaal het jaarlijkse gezamenlijke pensioen inclusief vakantietoeslag volgens de Algemene Ouderdomswet (AOW), waarbij zowel de man als de vrouw 65 jaar of ouder is. Hierbij geldt het volgende:
a. de hogere uitkering geldt voor een periode direct aansluitend op de pensioeningangsdatum. De hoge uitkering wordt uitgekeerd tot de eerste van de maand waarin de gepensioneerde 65 jaar wordt;
b. de minimale uitkeringsduur van de hoge uitkering bedraagt 12 maanden.
c. de lagere uitkering mag niet lager zijn dan het in artikel 66 van de Pensioenwet bedoelde bedrag (€ 420,69 in 2010).
2. Variatie in pensioenuitkeringen is uitsluitend toegestaan indien dit zes maanden voor de pensioeningangsdatum schriftelijk is gemeld aan de werkgever en de verzekeraar en de werkgever met de variatie in pensioenuitkeringen heeft ingestemd.
3. Het partnerpensioen blijft bij de herrekening van het ouderdomspensioen buiten beschouwing. Indien uitruil conform het artikel 'Uitruil van levenslang ouderdomspensioen in levenslang partnerpensioen' heeft plaatsgevonden, blijft het partnerpensioen bij de herrekening van het ouderdomspensioen buiten beschouwing.
4. De herrekening van het ouderdomspensioen vindt plaats op basis van een collectief actuarieel gelijkwaardige ruilvoet, die geen onderscheid maakt tussen mannen en vrouwen. De ruilvoet is vermeld in de bij deze pensioenovereenkomst behorende bijlage.
Artikel 30. Fiscale maxima
Op grond van de Wet op de loonbelasting 1964 mag het totaal aan pensioen inclusief eventueel elders en/of reeds eerder opgebouwde aanspraken niet meer bedragen dan de volgende maxima, behoudens overschrijding als gevolg van toeslagverlening op grond van deze regeling, waardeoverdracht, variatie in de uitkering of uitruil:
- ouderdomspensioen: 2,25% van het gemiddelde pensioengevend loon per dienstjaar,
met een maximum van 100%;
- (aanvullend) partnerpensioen: 1,58% van het gemiddelde pensioengevend loon per dienstjaar,
waarbij de jaren vanaf het moment van overlijden tot de standaard pensioendatum als dienstjaren worden meegeteld, met een maximum van 70%;
- tijdelijk partnerpensioen het in de Wet op de loonbelasting artikel 18f, letter c genoemde
maximale nabestaandenoverbruggingspensioen.
- (aanvullend) wezenpensioen: 0,32% van het gemiddelde pensioengevend loon per dienstjaar,
waarbij de jaren vanaf het moment van overlijden tot de standaard pensioendatum als dienstjaren worden meegeteld, met een maximum van 14%. Voor volle wezen geldt een verdubbeling van dit percentage.
Deze maxima (met uitzondering van het tijdelijk partnerpensioen) dienen te worden opgevat met inbegrip van een uitkering op grond van de AOW, zoals voorgeschreven in de Wet op de loonbelasting 1964.
De toeslag zoals bedoeld in het artikel 'Toeslagen op pensioenen' zal in enig jaar niet hoger zijn dan het voor dat jaar geldende fiscaal geaccepteerde maximum.
Artikel 31. Afkoop, vervreemden, prijsgeven en zekerstellen van pensioenaanspraken
1. De in deze pensioenregeling toegekende aanspraken kunnen niet worden afgekocht, vervreemd of prijsgegeven, dan wel formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid worden, anders dan in de gevallen voorzien bij of krachtens de Pensioenwet.
2. Indien na een termijn van ten minste twee jaar na beëindiging van opbouw van levenslang ouderdomspensioen het totaal van bij dezelfde werkgever opgebouwde ouderdomspensioenen van de gewezen deelnemer lager is dan het krachtens artikel 66 van de Pensioenwet bedoelde bedrag (€ 420,69 in 2010), heeft de verzekeraar het recht om de gewezen deelnemer binnen zes maanden na afloop van deze termijn een uitkering ineens ter grootte van de afkoopwaarde van de opgebouwde pensioenaanspraken onder aftrek van de wettelijk verschuldigde inhoudingen te verstrekken. Als gevolg van deze uitkering ineens komen de aanspraken op de opgebouwde pensioenen te vervallen.
3. Indien de standaard pensioendatum ligt binnen de termijn van twee jaar na beëindiging van deelneming en het totaal van bij dezelfde werkgever opgebouwde ouderdomspensioenen van de gewezen deelnemer lager is dan het in lid 2 genoemde bedrag, heeft de verzekeraar het recht om de gepensioneerde binnen zes maanden na de standaard pensioendatum een uitkering ineens ter grootte van de afkoopwaarde van het opgebouwde pensioen onder aftrek van de wettelijk verschuldigde inhoudingen te verstrekken. Als gevolg van deze uitkering ineens komt de aanspraak op het opgebouwde pensioen te vervallen.
4. Indien op het moment van ingang van het levenslang partnerpensioen of wezenpensioen de uitkering op jaarbasis lager is dan het in lid 2 genoemde bedrag, heeft de verzekeraar het recht om de gewezen partner of wezen binnen zes maanden na dat moment een uitkering ineens te verstrekken ter grootte van de afkoopwaarde van het opgebouwde partner- of wezenpensioen onder aftrek van de wettelijk verschuldigde inhoudingen. Als gevolg van deze uitkering ineens komt de aanspraak op het partner- of wezenpensioen te vervallen.
5. Indien als gevolg van scheiding een levenslang bijzonder partnerpensioen aan de gewezen partner wordt toegekend, en de uitkering op jaarbasis lager is dan het in lid 2 genoemde bedrag, heeft de verzekeraar het recht om de gewezen partner op het moment van scheiding een uitkering ineens ter grootte van de afkoopwaarde van het opgebouwde partnerpensioen onder aftrek van de wettelijk verschuldigde inhoudingen te verstrekken. Als gevolg van deze uitkering ineens komt de aanspraak op het bijzonder partnerpensioen te vervallen.
6. De afkoopwaarde wordt bepaald op basis van een collectief actuarieel gelijkwaardige afkoopvoet, die geen onderscheid maakt tussen mannen en vrouwen. De afkoopvoet is vermeld in de bij deze pensioenovereenkomst behorende bijlage.
Artikel 32. Verplichting tot medewerking
1. Ieder die op grond van deze pensioenovereenkomst pensioenaanspraken verwerft tegenover de werkgever dan wel de verzekeraar, is verplicht aan de goede uitvoering van deze pensioenovereenkomst mee te werken. Dit houdt in dat ieder alle gegevens en bewijsstukken verstrekt, die de werkgever of de verzekeraar nodig heeft.
De deelnemer is voorts verplicht de werkgever schriftelijk opgave te doen van:
a. het aangaan van een huwelijk en wel vóór de voltrekking daarvan;
b. het aangaan van een (geregistreerd) partnerschap en wel vóór de aanvang daarvan;
c. de ontbinding van het huwelijk of de beëindiging van een (geregistreerd) partnerschap en wel binnen veertien dagen daarna;
d. de kinderen die voor wezenpensioen in aanmerking komen, indien de deelnemer geen partner heeft.
2. Voor zover door het geven van onjuiste inlichtingen of ten gevolge van nalatigheid in het geven van inlichtingen de uit deze pensioenovereenkomst voor de werkgever voortvloeiende pensioenverplichtingen niet door verzekeringen zijn gedekt, kan aan deze pensioenovereenkomst terzake geen recht op pensioen tegenover de werkgever en de verzekeraar worden ontleend.
Artikel 33. Medische waarborgen
Bij aanvang van het deelnemerschap aan deze pensioenregeling worden door de verzekeraar geen medische waarborgen gesteld. Indien de deelnemer op een later tijdstip zijn eerdere keuzen herziet waardoor het risico voor de verzekeraar wordt verzwaard, kan de verzekering afhankelijk worden gesteld van de gezondheid van de werknemer of de deelnemer. Herziening van eerder gemaakte keuzen kan slechts effect hebben indien de verzekeraar het (gewijzigde) risico, eventueel onder andere voorwaarden of prijsstelling accepteert.
Artikel 34. Aanpassing van de pensioenaanspraken
1. De werkgever kan deze pensioenovereenkomst zonder instemming van de deelnemer wijzigen indien er sprake is van een zodanig zwaarwegend belang van de werkgever, dat het belang van de werknemer dat door de wijziging wordt geschaad daarvoor naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet wijken. Wordt van dit recht gebruik gemaakt, dan zullen de pensioenaanspraken en de daarmee corresponderende verzekeringen aan de gewijzigde omstandigheden worden aangepast.
2. Indien sociale wetten, fiscale wetten of verplicht gestelde pensioenvoorzieningen worden ingevoerd of gewijzigd, zal de werkgever, indien hij daartoe termen aanwezig acht, de in deze pensioenovereenkomst neergelegde pensioenregeling - met inachtneming van eventuele wettelijke voorschriften - aan de gewijzigde omstandigheden aanpassen.
3. De werkgever behoudt zich het recht voor bij het sluiten of bij het wijzigen van deze pensioenovereenkomst de premiebetaling, voor zover deze betrekking heeft op de bijdrage van de werkgever, te verminderen of beëindigen in geval van een ingrijpende wijziging van omstandigheden.
4. Indien de werkgever tot het in de voorgaande leden vermelde wenst over te gaan, stelt hij de deelnemers en de verzekeraar hiervan onmiddellijk schriftelijk in kennis.
De op grond van al gedane betalingen verworven aanspraken op pensioen zullen echter niet worden aangetast.
5. De werkgever en de verzekeraar zijn niet aansprakelijk voor een als gevolg van toepassing van wettelijke voorschriften ontstane vermindering van de pensioenen.
Artikel 35. Onvoorziene gevallen. Beslechting van geschillen
1. In gevallen waarin niet door deze pensioenovereenkomst mocht zijn voorzien, handelt de werkgever naar beste weten, in de geest van deze pensioenovereenkomst.
Voor zover het verzekeringstechnische aangelegenheden betreft beslist de werkgever in overleg met de verzekeraar.
2. Alle geschillen betreffende deze pensioenovereenkomst zullen worden onderworpen aan het oordeel van een commissie van drie personen. Haar uitspraak wordt door partijen als een hen bindend advies aanvaard.
Van deze personen wordt een benoemd door de werkgever en een door de andere partij; deze beide personen tezamen benoemen een derde. Indien zij het over de benoeming van de derde niet eens kunnen worden, geschiedt de benoeming van deze derde door de kantonrechter in wiens ressort de werkgever gevestigd is.
De leden van de commissie beslissen naar billijkheid.
De in het ongelijk gestelde partij draagt, voor zover de commissie niet anders beslist, de kosten van de procedure.
Artikel 36. Fiscale goedkeuring
Indien deze pensioenregeling voor het moment van invoering ter beoordeling wordt voorgelegd aan de belastingdienst en blijkt dat deze niet in overeenstemming is met de opvattingen van de belastingdienst en/of de belastingrechter (en dientengevolge de pensioenregeling niet of niet volledig als zodanig wordt aanvaard), zal de regeling worden vervangen door een regeling die wel in overeenstemming is met de daaraan te stellen eisen.
De werkgever is bevoegd zich neer te leggen bij de uitspraak van de belastingdienst en/of de belastingrechter. De aanpassing vindt automatisch met terugwerkende kracht plaats tot de datum van invoering of wijziging van deze pensioenregeling in het geval de aanpassing het gevolg is van een beschikking van de belastinginspecteur op de voorgelegde regeling.
Bij de aanpassing wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de toezegging die de werkgever in deze pensioenregeling heeft gedaan.
Artikel 37. Overgangsbepaling
1. De aanspraken die ontstaan uit de in deze pensioenovereenkomst omschreven pensioenregeling vervangen per de ingangsdatum van het deelnemerschap aan deze pensioenregeling de voordien door de werkgever aan de deelnemer verleende pensioenaanspraken.
2. Voor de deelnemer die op 30 juni 2010 deelnam aan de pensioenregeling van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor Voetbaloefenmeesters in Nederland en met wie de dienstbetrekking per 1 juli 2010 is gecontinueerd geldt dat:
a. de pensioenaanspraken volgens de 'Basispensioenregeling' van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor Voetbaloefenmeesters in Nederland (onder nummer 36472 en 31826) per 30 juni 2010 premievrij zijn vastgesteld als ware de deelnemer uit dienst getreden. Deze premievrije pensioenaanspraken zijn per 1 juli 2010 overgedragen aan de verzekeraar;
b. de waarde van de participaties per 1 juli 2010 uit hoofde van de 'Aanvullende pensioenregeling' van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor Voetbaloefenmeesters in Nederland (onder nummer 31826) is omgezet in premievrij pensioenaanspraken op levenslang ouderdomspensioen, uitruilbaar levenslang partnerpensioen en wezenpensioen volgens het bepaalde in deze pensioenovereenkomst;
c. op de in sub a en b omschreven pensioenen worden toeslagen verleend volgens het bepaalde in het artikel 'Toeslagen op pensioenen';
x. xx xxxxxxxxxx volgens deze op 1 juli 2010 in werking getreden pensioenovereenkomst worden verhoogd met de in sub a en b vastgestelde premievrije pensioenen;
e. het aanvullende levenslange partnerpensioen en het aanvullend wezenpensioen wordt verhoogd met het op 1 juli 2010 vastgestelde tijdsevenredige partnerpensioen op basis van de pensioenregeling van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor Voetbaloefenmeesters in Nederland verminderd met het onder sub b verworven uitruilbaar levenslang partnerpensioen en wezenpensioen. Op deze aanspraken is het bepaalde in het artikel 'Aanvullend levenslang partnerpensioen' en het artikel 'Aanvullend wezenpensioen' van toepassing.
Artikel 38. Datum inwerkingtreding
Deze pensioenovereenkomst treedt in werking op 1 juli 2010.
Bijlage Percentages en bedragen
Geldigheid en wijziging percentages en bedragen
De percentages en bedragen in deze bijlage zijn vastgesteld per 1 juli 2010 en zijn geldig tot en met 30 juni 2020. Op 1 juli 2020 kunnen de percentages en bedragen een wijziging ondergaan. Wijzigingen
gelden voor zowel deelnemers als gewezen deelnemers, met uitzondering van de ruilvoet voor uitruil van levenslang partnerpensioen in levenslang ouderdomspensioen; voor gewezen deelnemers heeft een wijziging van de ruilvoet geen gevolgen.
Uitstel van levenslang ouderdomspensioen
Uitsteljaren na standaard pensioendatum (65 jaar) | Verhoogd levenslang ouderdomspensioen |
1 | 109,27% |
2 | 119,77% |
3 | 131,72% |
4 | 145,41% |
5 | 161,13% |
Vervroeging van levenslang ouderdomspensioen
Vervroegingjaren voor standaard pensioendatum (65 jaar) | Verlaagd levenslang ouderdomspensioen |
1 | 89,96% |
2 | 81,96% |
3 | 74,86% |
4 | 68,54% |
5 | 63,56% |
6 | 59,07% |
7 | 55,01% |
8 | 51,32% |
9 | 47,96% |
10 | 44,88% |
Variatie in uitkering levenslang ouderdomspensioen (hoog/laag uitkering in verhouding 100:75) Xxxxxxxxxxxx 00 jaar voor hoge uitkering.
Pensioeningangsleeftijd | Verhoogd levenslang ouderdomspensioen tot 65 jaar |
55 | 112,88% |
56 | 113,88% |
57 | 114,99% |
58 | 116,24% |
59 | 117,65% |
60 | 119,24% |
61 | 121,06% |
62 | 123,14% |
Variatie in uitkering levenslang ouderdomspensioen (hoog/laag uitkering in verhouding 100:75).
Xxxxxxxxxxxx 00 jaar voor hoge uitkering.
Pensioeningangsleeftijd | Verhoogd levenslang ouderdomspensioen tot 70 jaar |
55 | 107,70% |
56 | 108,27% |
57 | 108,90% |
58 | 109,59% |
59 | 110,37% |
60 | 111,24% |
61 | 112,22% |
62 | 113,32% |
63 | 114,58% |
64 | 116,03% |
65 | 117,69% |
66 | 119,62% |
67 | 121,88% |
Variatie in uitkering levenslang ouderdomspensioen (hoog/laag uitkering in verhouding 100:75).
Xxxxxxxxxxxx 00 jaar voor hoge uitkering.
Pensioeningangsleeftijd | Verhoogd levenslang ouderdomspensioen tot 75 jaar |
63 | 107,77% |
64 | 108,49% |
65 | 109,30% |
66 | 110,23% |
67 | 111,30% |
68 | 112,55% |
69 | 114,00% |
70 | 115,71% |
Omzetting van levenslang ouderdomspensioen in een extra tijdelijk ouderdomspensioen van pensioeningangsdatum tot 65 jaar ter grootte van maximaal het jaarlijkse gezamenlijke pensioen inclusief vakantietoeslag volgens de Algemene Ouderdomswet (AOW), waarvan zowel de man als de vrouw 65 jaar of ouder is (AOW-pensioen) (verlaging levenslang ouderdomspensioen per € 1.000,- extra AOW-pensioen).
Pensioeningangsleeftijd | Verlaging levenslang ouderdomspensioen |
60 | € 325,00 |
61 | € 273,10 |
62 | € 215,57 |
63 | € 151,57 |
64 | € 80,10 |
Uitruil van levenslang ouderdomspensioen (per €1.000,- levenslang partnerpensioen)
Leeftijd | Verlaging levenslang ouderdomspensioen | |
15 | € | 907,00 |
16 | € | 903,00 |
17 | € | 898,00 |
18 | € | 892,00 |
19 | € | 885,00 |
20 | € | 878,00 |
21 | € | 870,00 |
22 | € | 861,00 |
23 | € | 853,00 |
24 | € | 844,00 |
25 | € | 837,00 |
26 | € | 830,00 |
27 | € | 822,00 |
28 | € | 815,00 |
29 | € | 809,00 |
Leeftijd | Verlaging levenslang ouderdomspensioen | |
30 | € | 803,00 |
31 | € | 797,00 |
32 | € | 791,00 |
33 | € | 785,00 |
34 | € | 779,00 |
35 | € | 773,00 |
36 | € | 767,00 |
37 | € | 761,00 |
38 | € | 754,00 |
39 | € | 748,00 |
40 | € | 741,00 |
41 | € | 734,00 |
42 | € | 726,00 |
43 | € | 718,00 |
44 | € | 710,00 |
45 | € | 701,00 |
46 | € | 692,00 |
47 | € | 682,00 |
48 | € | 672,00 |
49 | € | 662,00 |
50 | € | 650,00 |
51 | € | 639,00 |
52 | € | 626,00 |
53 | € | 613,00 |
54 | € | 600,00 |
55 | € | 586,00 |
56 | € | 571,00 |
57 | € | 556,00 |
58 | € | 540,00 |
59 | € | 523,00 |
60 | € | 506,00 |
61 | € | 488,00 |
62 | € | 469,00 |
63 | € | 449,00 |
64 | € | 428,00 |
65 | € | 406,00 |
Uitruil van levenslang partnerpensioen (per € 1.000,- uitruilbaar partnerpensioen)
Pensioeningangsleeftijd | Verhoging levenslang ouderdomspensioen | |
55 | € | 200,00 |
56 | € | 207,14 |
57 | € | 214,29 |
58 | € | 228,57 |
59 | € | 235,71 |
60 | € | 242,86 |
61 | € | 250,00 |
62 | € | 264,29 |
63 | € | 271,43 |
64 | € | 278,57 |
65 | € | 285,71 |
Afkoop van levenslang ouderdomspensioen en levenslang partnerpensioen (per € 1,- pensioen). De vermelde afkoopvoet is een indicatie. De uiteindelijke hoogte van de afkoopvoet wordt vastgesteld op de afkoopdatum.
Afkoopleeftijd | Afkoopvoet levenslang ouderdomspensioen | Afkoopvoet levenslang partnerpensioen |
15 | 2,5200 | 1,8230 |
16 | 2,5960 | 1,8780 |
17 | 2,6740 | 1,9350 |
18 | 2,7560 | 1,9940 |
Afkoopleeftijd | Afkoopvoet levenslang ouderdomspensioen | Afkoopvoet levenslang partnerpensioen |
19 | 2,8400 | 2,0540 |
20 | 2,9260 | 2,1140 |
21 | 3,0160 | 2,1760 |
22 | 3,1080 | 2,2380 |
23 | 3,2030 | 2,3010 |
24 | 3,3020 | 2,3640 |
25 | 3,4030 | 2,4270 |
26 | 3,5080 | 2,4920 |
27 | 3,6150 | 2,5580 |
28 | 3,7260 | 2,6260 |
29 | 3,8400 | 2,6940 |
30 | 3,9570 | 2,7640 |
31 | 4,0790 | 2,8360 |
32 | 4,2030 | 2,9080 |
33 | 4,3330 | 2,9830 |
34 | 4,4660 | 3,0580 |
35 | 4,6040 | 3,1330 |
36 | 4,7460 | 3,2100 |
37 | 4,8930 | 3,2880 |
38 | 5,0440 | 3,3680 |
39 | 5,2010 | 3,4480 |
40 | 5,3630 | 3,5300 |
41 | 5,5310 | 3,6110 |
42 | 5,7050 | 3,6930 |
43 | 5,8850 | 3,7760 |
44 | 6,0730 | 3,8580 |
45 | 6,2670 | 3,9400 |
46 | 6,4680 | 4,0220 |
47 | 6,6770 | 4,1040 |
48 | 6,8950 | 4,1860 |
49 | 7,1220 | 4,2660 |
50 | 7,3580 | 4,3450 |
51 | 7,6050 | 4,4230 |
52 | 7,8620 | 4,4990 |
53 | 8,1320 | 4,5720 |
54 | 8,4140 | 4,6440 |
55 | 8,7110 | 4,7140 |
56 | 9,0220 | 4,7790 |
57 | 9,3500 | 4,8420 |
58 | 9,6970 | 4,9010 |
59 | 10,0630 | 4,9550 |
60 | 10,4520 | 5,0040 |
61 | 10,8670 | 5,0470 |
62 | 11,3100 | 5,0820 |
63 | 11,7870 | 5,1090 |
64 | 12,3020 | 5,1260 |
65 | 12,8600 | 5,1330 |