Ambitieakkoord Wonen
Xxxxxxxxxxxxxx Xxxxx
Jeugdhulp, segment 2, wonen
Inhoudsopgave
1. Inleiding 2
2. Ambitie 3
3. Ambitieakkoord 5
4. Overwegingen 7
5. Probleemdefinitie 9
6. Doelstellingen 10
7. Monitoring 11
8. Afspraken, verantwoordelijkheden en acties 12
9. Duur en ingang ambitieakkoord 17
10. Ondertekening 18
1. Inleiding
De drie inkooporganisaties Dommelvallei+, Helmond en Peelgemeenten hebben in 2019 een nieuwe inkoopstrategie ontwikkeld. Vervolgens hebben zij zich verenigd in een inkoopsamenwerking ‘Een 10 voor de jeugd’. De gemeente Veldhoven heeft zich in 2020 aangesloten bij de regionale inkoop. De beschrijving van het proces dat de regio en de aanbieders hebben doorlopen om tot het ambitieakkoord te komen is opgenomen in een considerans (zie bijlage 1).
Voor verschillende soorten jeugdhulp geldt dat verschillende doelen centraal staan. Dat vraagt ook dat er op verschillende manieren moet worden ingekocht. Vanuit die gedachte is het jeugdzorglandschap verdeeld in vijf segmenten:
Segment 1 - Complex, weinig voorkomend Segment 2 - Wonen
Segment 3 - Dagbehandeling, dagbesteding Segment 4 - Specialistisch, veel voorkomend
Segment 5 - Crisis
Dit ambitieakkoord gaat specifiek over de gezamenlijke ambities en doelstellingen van gemeenten en jeugdhulpaanbieders voor segment 2 en de daarvoor noodzakelijke activiteiten. Dit akkoord en de verdere uitwerking van de vijf segmenten uit de inkoopstrategie zijn inhoudelijk onlosmakelijk met elkaar verbonden.
Het gaat in de praktijk niet zozeer om segmentering, maar vooral om de verbinding tussen die segmenten die vanuit de concrete hulpvraag van het kind, de jongere en zijn of haar hulpvraag noodzakelijk en best passend is. Het is belangrijk om op te merken dat een segmentering altijd een versimpeling van de werkelijkheid betreft. Het gaat om een inkoopwerkelijkheid die af zal wijken van de zorgwerkelijkheid. De segmentering zorgt voor een pragmatisch onderscheid in het huidige aanbod. Deze verdeling is niet geheel dekkend. De intentie is om het voor circa 80% van het aanbod dekkend te laten zijn. De overige 20% van de cliënten zal om een maatwerkoplossing vragen. Het is ingewikkeld en tijdrovend om dit op voorhand uit te splitsen. Het betreft in hoge mate learning by doing. Dit vraagt om flexibiliteit en een open blik van gemeentelijke toegang, GI, aanbieder en gemeente.
Zorgaanbieders hebben duidelijk gemaakt dat er een grote overlap bestaat tussen de doelgroep die gebruikmaakt van jeugdhulp uit segment 1 en 2. Door deze overlap is het wenselijk om de benodigde flexibiliteit tussen de verschillende zorgvormen uit deze segmenten (aard, duur en omvang) en de verbinding tussen beide segmenten te organiseren. Denk hierbij aan het inzetten of bij elkaar brengen van expertise uit
verschillende sectoren. De regio ziet in dat deze flexibiliteit kan bijdragen aan de kwaliteit van zorg. Tegelijkertijd ziet de regio ook dat de huidige werkwijze in de toegang (werken met beschikkingen) de gewenste flexibiliteit alleen maar in de weg zit.
Het is van belang om te voorkomen dat deze segmentering als nieuwe schotten tussen jeugdhulpvormen worden ervaren door jeugdige en ouders. Het dient te worden gezien als een hulpmiddel om gedifferentieerd beleid toe te passen op de diverse vormen van jeugdhulp. We praten over inkoopwerkelijkheid die ruimte moet bieden aan de zorg- en ondersteuningswerkelijkheid.
2. Onze ambitie: wij maken het verschil voor jeugdigen en gezinnen Met de decentralisatie van de jeugdzorg per 1 januari 2015 is een grote
veranderbeweging in gang gezet. Aanbieders en gemeenten hebben in de afgelopen jaren grote inspanningen verricht om deze transitie te realiseren.
Zo hebben aanbieders in de afgelopen jaren een groot deel van het ‘verblijfsaanbod’ afgebouwd. Daarnaast wordt er door aanbieders steeds meer systeemgericht gewerkt. De gemeente heeft een grote verandering in de toegang doorgemaakt. Zo is men in staat om in een eerder stadium te signaleren dat er hulp nodig is. De ambitie is om steeds vaker de juiste zorg op het juiste moment in te zetten. Doordat de lokale voorzieningen dicht tegen de leefwereld van de jeugdige aan zitten, is men ook steeds beter in staat om preventief te werken. Hierdoor wordt de ondersteuning van een goed opvoedingsklimaat in het gezin van de jeugdige versterkt. Beide ontwikkelingen zijn in volle gang en zijn nog niet voltooid. Bovendien bieden kansen voor verdere verbetering door samenwerking.
De context waarbinnen de transitie heeft plaatsgevonden heeft ook voor veel frictie gezorgd. Zo werden gemeenten door het Rijk geconfronteerd met een krimpend jeugdhulpbudget, kregen systeemaanbieders te maken met grote kortingen op het tarief en bleek het passend onderwijs nog helemaal niet passend te zijn. Dit zijn slechts enkele voorbeelden waardoor de gewenste zorginhoudelijke transformatie in de afgelopen jaren onvoldoende tot stand is gekomen. De praktijk leert dat jeugdigen met complexe problematiek nog te vaak nog tussen wal en schip vallen. Ze worden van de ene naar de andere hulpverlener doorverwezen of krijgen te laat de zorg die ze nodig hebben. Ook komen nog te veel jongeren herhaaldelijk in de crisiszorg of gesloten jeugdhulp terecht.
Segment 2 – Wonen
Dit segment gaat over het woonaanbod voor kinderen/jongeren die tijdelijk of langdurig niet thuis kunnen wonen. Wanneer de thuissituatie geen veilige woonomgeving voor het kind/jongere vormt moet er een alternatieve woonvorm gevonden worden. Bij aanbod kan gedacht worden aan pleegzorg, gezinshuizen, begeleid wonen en kamertrainingen (begeleiding naar zelfstandig wonen). Wonen is primair een vorm van verblijf. Het onderscheid met segment 1 is, dat in dat segment de aard en intensiteit van specialistische behandeling de reden van vervangend
wonen is. Dit sluit niet uit dat kinderen en jongeren niet óók ‘n aanvullende behandelvraag/behoefte kunnen hebben.
Bij woonvormen zoals pleegzorg gaat het er juist om dat, zolang de thuissituatie het niet toelaat, er een liefdevolle en veilige omgeving voor het kind beschikbaar is, zo nodig met passende aanvullende hulp op de ingezette ondersteuning voor het kind of voor het pleeg- of biologische gezin.
Als gemeenten en aanbieders willen én kunnen wij gezamenlijk niet zozeer meer, maar het vooral beter doen voor deze kinderen en jongeren. Een verregaande open en transparante samenwerking en partnerschap tussen een beperkt aantal aanbieders en de elf gemeenten zien we daarbij als een vereiste. Alleen gezamenlijk zijn wij in staat om samen te gaan voor ‘een 10 voor de jeugd’.
Daarom slaan ‘Een 10 voor de jeugd’ en de ondergetekende aanbieders de handen ineen. Samen gaan wij het verschil maken voor jeugdigen en gezinnen.
Voor de onderstaande beleidsuitgangspunten staan we gezamenlijk aan de lat:
1. Passende hulp: De hulp is afgestemd op wat de jeugdige nodig heeft. De hulp is zo licht en gewoon mogelijk, maar ook direct intensief waar nodig. We streven een transformatie van stepped care naar matched care na, van een estafette naar een teammodel. De verschillende specialismen en sectoren worden goed benut en hulp wordt in samenhang aangeboden. Er wordt een verbinding gemaakt met "het gewone leven". Een combinatie van informele hulp, vrij toegankelijke zorg en vormen van gespecialiseerde jeugdhulp is wenselijk.
2. Tijdigheid: Het is belangrijk dat jeugdigen zo veel als mogelijk in een ‘normale’ omgeving opgroeien. Voor een kind is het van groot belang om in een stabiele en liefdevolle omgeving op te groeien. De thuissituatie, onderwijs en andere voorzieningen leveren hier een grote bijdrage aan. Omstandigheden tijdens het opgroeien kunnen ertoe lijden de problematiek niet door de directe omgeving opgelost kan worden. Hierbij is het van belang dat passende hulp tijdig beschikbaar is zodat het perspectief op de normale omgeving zo snel mogelijk weer in zicht komt.
3. Kwaliteit: De kwaliteit van de jeugdhulp is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van gemeenten en zorgaanbieders. Als opdrachtgever is het aan de gemeenten om de kwaliteit te monitoren. Kwaliteit van zorg betekent voor gemeenten en zorgaanbieders:
- de juiste zorg in de juiste hoeveelheid tegen de juiste prijs
- duurzaamheid: de jeugdhulp leidt tot een structurele verbetering in het leven van de jeugdige en/of het gezin, waardoor men weer verder kan
- cliënttevredenheid: de jeugdige en ouders zijn als cliënt een belangrijke bron voor het beoordelen van de kwaliteit van zorgaanbieders
- de zorg wordt zo dichtbij mogelijk georganiseerd, verder weg als het nodig is;
- integraal werken, waaronder het principe één gezin - één plan - één regisseur
- innovatie die bijdraagt aan de transformatie
4. Betaalbaarheid: Goede zorg kost geld. Bij het verbeteren van de jeugdhulp voor jeugdigen en gezinnen, houden we rekening met de realiteit van de financiële tekorten bij gemeenten en de financiële druk bij aanbieders. De elf gemeenten hebben een problematisch tekort op het jeugdhulpbudget. Het is daarom van belang om naast de inhoudelijke doelstellingen, ook de betaalbaarheid, waaronder de administratieve lasten, van het systeem mee te wegen. Gemeenten en zorgaanbieders maken hiervoor in gezamenlijkheid slimme keuzes om te voorkomen dat de problematische tekorten van de gemeenten een problematisch effect hebben op de bedrijfsvoering van de zorgaanbieder.
3. Ambitieakkoord
Met dit ambitieakkoord laten we zien dat wij het op deze onderdelen écht anders willen gaan doen en vooral met steeds betere resultaten als gevolg. Gemeenten en zorgaanbieders slagen er alleen sámen in om het jeugdhulpveld binnen onze regio succesvol te transformeren. Voortgaande ontwikkeling vraagt volharding, aandacht en respect voor elkaars belangen, transparantie en doorzettingsvermogen. Alle gemeenten en de ondergetekende zorgaanbieders willen het belang van ónze jeugdigen vooropstellen, samen de schouders eronder zetten. Daarom ondertekenen wij dit ambitieakkoord.
Het kost een aantal jaren om met elkaar de gewenste samenhang tussen verschillende velden te creëren en een dergelijke transformatie écht van de grond te krijgen. Gezamenlijk geloven wij erin dat de voordelen die jeugdigen en gezinnen hiervan op langere termijn gaan ondervinden aanzienlijk zijn. Bovendien zal deze inhoudelijke transformatie op termijn ook kostenbesparend zijn. Samen houden wij de gedeelde stip op de horizon scherp en stellen wij deze bij waar nodig, in overleg met elkaar.
Met het tekenen van het ambitieakkoord ‘wonen’ geven we als partners aan bereid te zijn om te doen wat nodig is om het hierop volgende ten uitvoer te brengen. De partijen:
Combinatie Jeugdzorg, vertegenwoordigd door Xxxxx Xxxxxxxxxx (Raad van Bestuur)
Bijzonder Jeugdwerk, vertegenwoordigd door Xxxxxxx Xxxxxxx (Voorzitter Raad van Bestuur Bijzonder Jeugdwerk)
Xxxxxxx Xxxxxxxxx Xxxxxxxxxxxx, vertegenwoordigd door Xxxxxx xxx Xxxxxx (directeur)
En de jeugdhulpregio ‘Een 10 voor de jeugd’, bestaand uit de elf gemeenten, te weten Asten, Deurne, Geldrop-Mierlo, Gemert-Bakel, Helmond, Laarbeek, Nuenen, Someren, Son en Breugel, Veldhoven en Waalre, vertegenwoordigd door Xxxx Xxxx (Wethouder Jeugd Someren); vanaf hier ‘de regio’
4. Overwegingen:
1. Wonen: een complexe opgave
Woonvormen voor jeugdigen voor wie de thuissituatie geen veilige omgeving biedt vormen een complex vraagstuk voor gemeenten en jeugdhulpaanbieders. Het gaat hier in de regel om kwetsbare kinderen. Een uithuisplaatsing alleen al is voor veel jeugdigen een traumatische ervaring. Het is daarom van groot belang dat deze jeugdigen hulp en ondersteuning krijgen, zodat ze de kans krijgen om in een veilige, stabiele en bovenal liefdevolle omgeving op te groeien. Een vaste woonplek die als thuis bestempeld en ervaren wordt is hierin een vereiste. Bij het realiseren hiervan spelen echter een aantal structurele knelpunten voor gemeenten en aanbieders. Zo is er in den lande een structureel tekort aan gezinsgerichte woonvormen (zoals pleeggezinnen en gezinshuizen), zit het huidige gecontracteerde aanbod vol en moeten verwijzers regelmatig uitwijken naar een suboptimale plaatsing van een jeugdige in een woonvorm, waardoor de kans op een structurele woonoplossing kleiner wordt. Dit staat vervolgens een optimale ontwikkeling van de jeugdige en eventueel herstel in de weg.
Ook de financiële druk op gemeenten en aanbieders is in de afgelopen jaren flink toegenomen. Aan de ene kant is het voor wethouders jeugd steeds ingewikkelder om jaar na jaar aan de gemeenteraad uit te leggen dat de kosten voor de jeugdhulp weer zijn gestegen. Beheersmaatregelen en strakke financieel georiënteerde regie liggen hierdoor op de loer. Aan de andere kant kunnen aanbieders door contractonzekerheid en concurrentie minder snel investeringen voor de lange termijn aan gaan, omdat de risico’s te groot zijn. Hierdoor komen gewenste ontwikkelingen en innovaties in te beperkte mate tot stand. De verwachting is dat door de maatschappelijke en economische gevolgen van COVID-19, deze druk in de komende jaar zal toenemen.
De jeugdhulpregio gelooft erin dat er op een aantal cruciale thema’s structurele aanvullende samenwerking tussen gemeenten en aanbieders nodig is om een antwoord te bieden op de bovengenoemde knelpunten. Samenwerking vindt plaats op basis van de volgende strategische uitgangspunten:
2. Wonen doe je zo thuis mogelijk
Wonen doe je thuis. Onder thuis wordt verstaan dat je als kind in principe bij beide of in ieder geval bij één van je biologische ouders woont. In sommige gevallen draagt de thuissituatie niet bij aan de ontwikkeling van het kind en/of is er sprake van kindfactoren waardoor opgroeien in de thuissituatie moeizaam gaat. Wanneer de situatie vraagt om specialistische jeugdhulp of gezinsondersteuning is deze in de eerste plaatst gericht op het behoud van de thuissituatie. Gezinsondersteuning in de vorm van systeemgerichte ambulante hulp heeft zoveel als mogelijk de voorkeur boven een uithuisplaatsing. De regio heeft daarom als doel om in te zetten op snellere signalering en betere gezinsgerichte behandelingen om uithuisplaatsingen
daar waar mogelijk in de toekomst te voorkomen. Mocht een uithuisplaatsing echter niet voorkomen kunnen worden dan is het in de meeste gevallen een sterke wens van de ouders of jeugdige om na een uithuisplaatsing weer thuis te gaan wonen. Als de situatie dit niet toelaat moet er een passende en duurzame woonvorm gevonden te worden
Het woonaanbod is er wanneer thuis wonen niet meer tot de mogelijkheden behoort. Als dit het geval is gaat de voorkeur uit naar een woonvorm die het beste past bij de omstandigheden van de jeugdige en die zo dicht mogelijk bij de leefomgeving van de jeugdige ligt. Dit kan netwerkpleegzorg (bij familie of bij een gezin in de eigen wijk of in de nabije omgeving) zijn, maar dit kan ook specialistisch woonaanbod zijn.
Om te zorgen dat het contact met het eigen netwerk en school zo veel mogelijk in stand blijft, hanteert de regio ook hier het uitgangspunt dat de woonvorm zo dicht mogelijk bij de leefomgeving van de jeugdige gerealiseerd moet worden. Als de biologische ouders dicht bij de nieuwe woonomgeving van de jeugdige wonen is dit bevorderend voor de betrokkenheid van de ouders. Wij vullen daarom het uitgangspunt ‘zo dichtbij mogelijk’ in dat de woonomgeving binnen een bereik van 45 minuten van de thuissituatie ligt.
Specifieke situaties waarbij bijvoorbeeld de veiligheid van het kind in het geding is of waarin de bestaande omgeving de ontwikkeling van het kind belemmert, is het uitgangspunt ‘wonen doe je zo huiselijk mogelijk’ niet van toepassing.
3. Matched care, duurzaam perspectief
Jeugdigen worden bij de passende woonvoorziening geplaatst (matched care). De woonsituatie moet een duurzaam (langdurig) perspectief kunnen bieden. Dit betekent dat jeugdigen zo min mogelijk van woonplek naar woonplek worden overgeplaatst.
Om dit waar te kunnen maken is er veel aandacht nodig voor de matching van de woonvorm (pleegouders, gezinshuis, begeleiding) en het kind. Aspecten als culturele achtergrond, religie en taal worden hierin meegenomen. Verder betekent dit ook dat, wanneer nodig, er snel de juiste (ambulante) ondersteuning van de ouders/verzorgers beschikbaar moet zijn. Het duurzame perspectief vertaalt zich ook in continuïteit van personeel dat door aanbieders voor dit type aanbod ingezet wordt. Om de continuïteit langdurig te waarborgen kan er worden gewerkt met een door Jouw Ingebrachte Mentor (XXX) of met een vergelijkbare werkwijze die als duurzame (informele) ondersteuning kan dienen en een versterkend effect heeft op het eigen netwerk.
Om het bovenstaande te laten slagen is eerdere en nauwe samenwerking en afstemming met zorgaanbieder en toegang van belang. Fysieke intakes met de jeugdige en kennis van het aanbod van aanbieders is voor de toegang én aanbieders essentieel.
4. Maatwerk en perspectief centraal
Onze jeugdige krijgt een op maat gemaakt perspectiefplan en om dit mogelijk te maken wordt aan de voorkant de noodzakelijke expertise georganiseerd. Het plan wordt regelmatig getoetst en bijgesteld in overleg met de jeugdige en zijn leefomgeving: Wie is in welke fase waarvoor verantwoordelijk en wat is ervoor nodig om geformuleerde doelen te realiseren? Deze resultaatgerichte focus neemt niet weg dat een deel van onze jeugd langdurig afhankelijk zal zijn van (passend) woonaanbod (en zorg), waarvoor langlopende indicaties noodzakelijk zijn.
5. Probleemdefinitie
Er is een aantal regionale en/of landelijke problemen met betrekking tot het segment wonen geïnventariseerd:
- Tekort aan diversiteit en capaciteit in het woonaanbod
- Uitval van pleeggezinnen1
- Scheiding tussen wonen en intramurale behandeling
- Hoge caseload toegang (gemeente en GI)
- Gebrek aan passend (schaars) aanbod
- Knelpunt in de keten: crisiszorg
- Discontinuïteit in het personeel
- Overgang jeugdwet naar volwassenheid
Deze problemen leiden tot de volgende knelpunten:
- De huidige gecontracteerde wooncapaciteit vol
- Er zijn wachtlijsten voor verschillende vormen van woonaanbod
- Er is een tekort aan pleegouders
- Door onvoldoende ambulante ondersteuning vallen te veel pleeggezinnen uit waardoor een plaatsing in een zwaardere woonvorm realiteit wordt
- Er is een tekort aan (kwalitatief verantwoorde) gezinshuizen
- Er is een tekort aan woonvormen voor jeugdigen met complexe LVB problematiek of autisme
- Door een gebrek aan passende woonvormen wordt er gekozen voor:
• een buitenregionale plaatsing
• een suboptimale match tussen vraag en aanbod
• een zwaardere oplossing omdat lichter aanbod ontbreekt
- Deze factoren dragen bij aan een hoge doorstroom binnen dit segment (jongeren worden van woonvorm naar woonvorm overgeplaatst)
- Jeugdigen in een intramurale behandelsetting zitten daar geregeld langer dan nodig, doordat er geen passende woonvorm beschikbaar is
1 Hier gedefinieerd als breakdown, vroegtijdige uitval pleeggezinnen door onvoldoende of niet tijdige ambulante gezinsondersteuning
- Er is een gebrek aan vaste medewerkers rondom jongeren die in een woonvorm verblijven
- Er zijn te weinig passende (beschermd) wonen plekken
- Er is te weinig ruimte ten aanzien van het flexibel inzetten van zorg
Deze knelpunten hebben een hoge mate van onderlinge afhankelijkheid, dit maakt dat het vraagstuk in hoge mate complex is. Om een antwoord te bieden op dit vraagstuk is het volgens de regio noodzakelijk om een intensieve, open en transparante samenwerking met een beperkt aantal aanbieders aan te gaan om in de komende jaren een kwalitatieve slag te maken voor de kwetsbare jeugdigen uit de regio die noodgedwongen te maken krijgen met een woonvorm.
6. Ambities en doelstellingen
De partijen spreken de volgende ambities uit:
- Jeugdigen worden voorzien in een woon- en zorgaanbod die passend is bij de omstandigheden van die jeugdige
- De woonvoorziening voorziet zo nodig in een duurzaam (langdurig) perspectief. Dit betekent dat de jeugdige daar kan blijven wonen totdat de jeugdige zelfstandig (eventueel begeleid) kan wonen
- De woonvoorziening is zo dicht mogelijk bij de leefomgeving van de jeugdige. Dat wil zeggen dat de woonvoorziening binnen een bereik van 45 minuten vanaf de oorspronkelijke thuissituatie te bereiken is
- De partijen voorzien in een flexibel samenwerkend netwerk om deze zorg mogelijk te maken. Deze flexibiliteit heeft betrekking op het structureel voorzien in voldoende formatie, noodzakelijke kennis, (plaatsing)capaciteit en financiering zodat de kwaliteit, veiligheid, efficiëntie en effectiviteit van de zorg optimaal is
- Jeugdigen in een woonvoorziening verdienen een vast en vertrouwd gezicht om zich heen, daarom faciliteren aanbieders zoveel als mogelijk vaste medewerkers
Om de ambities te realiseren streven de partijen de volgende doelstellingen binnen het woonsegment na:
- Wegwerken van wachtlijsten voor woonvoorzieningen
- Realiseren en organiseren van voldoende en passend aanbod aan gezinsvormen (zoals pleegzorg, opvoedondersteuning en gezinshuiszorg)
- Realiseren van een toename van het aantal pleeg- of gezinshuisouders door effectieve gezamenlijke werving en ondersteuning
- Reduceren van uitval van pleeggezinnen en/of gezinsouders
- Reduceren van het gemiddelde aantal gedwongen overplaatsingen van woonvoorziening naar woonvoorziening
- Vervangen buitenregionale plaatsingen door passend woonaanbod in onze regio dan wel een aangrenzende regio
- Realiseren van flexibele wooncapaciteit
- Verruimen van de keuzemogelijkheden van gezinsachtige woonvormen
- Realiseren van een soepele overgang van jeugd naar volwassenheid (18-/18+)
- Realiseren van de mogelijkheid om benodigd aanbod aanvullend op wonen flexibel op- en af te schalen
De doelstellingen binnen het woonaanbod kunnen niet los worden gezien van een aantal doelstellingen in andere segmenten. Het realiseren van voldoende passend woonaanbod draagt bij aan de volgende doelstellingen die deels ook in andere segmenten worden nagestreefd:
- Verminderen aantal gedwongen uithuisplaatsingen naar woonvorm door inzet gezinsgericht-, preventief gericht- of dagbehandelingsaanbod
- Faciliteren van uitstroom van intramurale voorzieningen naar wonen
- Reduceren gemiddelde duur crisisopname door beschikbaarheid passend woonaanbod
7. Monitoring
Voor aanbieders en gemeente is het van groot belang dat administratieve lasten zo veel als mogelijk worden beperkt. Daarentegen is het belangrijk om over een helder beeld te beschikken waaruit de voortgang op de ambities blijkt. Daarom is het van wezenlijk belang om in overleg met elkaar te bepalen hoe de monitoring rondom de bovengenoemde afspraken zo goed mogelijk kan worden ingeregeld. Het doel is hier om de juiste informatie uit te wisselen, waarbij de administratieve lasten zo veel als mogelijk worden beperkt.
8. Afspraken, verantwoordelijkheden en acties
Aanbieders en de regio zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor het realiseren van voldoende wooncapaciteit en verscheidenheid in dit type aanbod. Iedere partij heeft hierin een aantal taken en verantwoordelijkheden. De volgende contouren hiervan zijn bedacht in de hier onderstaande taakverdeling:
Verantwoordelijkheid voor voldoende aanbod
- Aanbieders zijn in de uitvoering van de plannen verantwoordelijk voor het organiseren en realiseren van de beschikbaarheid van voldoende hulp (waaronder: werving van pleegouders, werving van gezinshuisouders; zorgen voor acceptabele wachtlijsten, etc.)
- De gemeenten zijn verantwoordelijk voor het contracteren van de basiscapaciteit van woonvormen; hiervoor worden ook andere jeugdhulpaanbieders gecontracteerd
- De gemeenten zorgen voor adequate verantwoorde reële tariefstelling
- Daar waar het gaat om uitbreiden van de wooncapaciteit in dit segment gaan de gemeenten aan de slag met het uitwerken van een constructie waarbij het vastgoed voor bijvoorbeeld gezinshuizen door een woningcorporatie geleverd wordt
- Aanbieders geven in juni 2021 een inschatting van de noodzakelijke wooncapaciteit voor pleegzorg en gezinshuizen voor de komende jaren
- Aanbieders geven daarbij aan voor welk type aanbod groei en/of krimp van het aanbod noodzakelijk is
- Aanbieders leveren in juni 2021 een plan op hoe zij de uitval van pleeggezinnen en/of gezinshuisouders willen reduceren
- Aanbieders gaan samen met de regio aan de slag met het valideren van de cijfers, zoals opgenomen in de raming toekomstige situatie en leveren dit in mei 2021 aan de regio op
- De regio inventariseert hoeveel buitenregionale plaatsingen er zijn en in hoeverre deze (op termijn) binnen onze regio of een aangrenzende regio terecht kunnen komen
- Aanbieders en de regio maken afspraken over het structureel inzichtelijk maken van de wachttijden
1.A. Actie
- De gemeenten werken in overleg met woningbouwverenigingen en aanbieders een constructie uit waarin de woningbouwvereniging het vastgoed voor woonvormen zoals gezinshuizen en kamertrainingen faciliteert en levert dit in mei 2021 op
1.B. Actie
- Aanbieders werken samen met de regio een plan uit ter bevordering van de inzet van flexibele zorg en ondersteuning voor jeugdigen in een woonvorm
- Aanbieders en de regio werken gezamenlijk een werkwijze uit waarop de passende matching vormgegeven kan worden
1.C. Actie
Realiseren van flexibele capaciteit
Flexibele wooncapaciteit betreft strategische beschikbaarheid van een nader te bepalen aantal woonplekken per woonvorm.
De partijen komen het volgende overeen:
- Aanbieders zijn in het kader van flexibele capaciteit verantwoordelijk voor het leveren van de zorg
- De regio is in het kader van flexibele capaciteit verantwoordelijk voor het faciliteren van het vastgoed
- De regio komt jaarlijks een percentage / aantal plekken per woonvorm overeen van flexibele capaciteit die voor het komende jaar gefinancierd zal worden
- De strategische leegstand wordt door de regio tegen een nader te bepalen percentage van de totale jaarlijkse kosten gefinancierd
- Partijen monitoren de bezetting van de flexibele capaciteit
- Jaarlijks vindt er een evaluatie plaats waarin afspraken worden gemaakt over het percentage strategische leegstand voor het daaropvolgende kalenderjaar
- Aanbieders geven in mei 2021 een inschatting van de benodigde flexibele capaciteit die nodig is om doorstroom te verbeteren
- Aanbieders geven in mei 2021 een inschatting van de benodigde flexibele capaciteit die nodig is om de keuzemogelijkheden in gezinsachtige woonvormen te verbeteren
- Aanbieders leveren in mei 2021 een plan op waarin de werkwijze rondom de flexibele capaciteit is uitgewerkt
- De regio stelt per maart 2021 een kosten / batenanalyse op
2. Actie
Uitstroom / doorstroom 18-/18+
Partijen komen het volgende overeen:
- De partijen inventariseren voor april 2021 de toekomstige uitstroom vanuit de jeugdwet naar Beschermd Wonen
- De regio agendeert dit vraagstuk in Q1 2021 bij de twee centrumgemeenten voor Beschermd Wonen
- De regio borgt een structurele verbinding tussen de domeinen jeugd (regio en aanbieders), Wmo (centrumgemeente en aanbieders) en huisvesting
- De regio werkt voor april 2021 samenwerking met de centrumgemeenten een proces uit voor de overgang van woonvorm van de jeugdwet naar Beschermd Wonen
3. Actie
Overkoepelende thema’s
Naast de bovengenoemde afspraken hebben de partijen een aantal thema’s geïnventariseerd waarbij het wenselijk is om gezamenlijk op te trekken. Deze thema’s hebben een overkoepelend karakter waarbij een raakvlak met wonen wordt gezien. Het gaat in de meeste gevallen om grotere landelijke knelpunten. Hierdoor is de maakbaarheid op jeugdhulpregio niveau beperkt. Partijen geven echter aan dat het wenselijk is om bij deze thema’s in de toekomst meer gezamenlijk op te trekken.
Doorstroom jeugdwet naar Wlz
Een aantal van de jeugdigen die in een woonvorm verblijft heeft te maken met een chronische zware zorgvraag. Het vermoeden bestaat dat een deel van deze populatie langdurig en in sommige gevallen zelfs gedurende de hele levensloop zorg en ondersteuning nodig blijft hebben. Door hoge toelatingscriteria bij de Wlz blijven deze jeugdigen vaak langdurig onder de gemeentelijke verantwoordelijkheid (jeugdwet en/of Wmo) vallen. Dit leidt tot druk op de financiële middelen van de gemeente. Bij aanbieders zorgt het ervoor dat plekken langdurig bezet blijven, terwijl een perspectief op behandelen/zelfstandigheid in veel gevallen niet binnen de mogelijkheden ligt. Partijen komen het volgende overeen:
- Regio en aanbieders onderzoeken de mogelijkheden om meer samen op te trekken bij het aanvragen van een Wlz-indicatie voor jeugdigen
- Regio en aanbieders spreken de ambitie uit om meer samen op te trekken bij het realiseren van doorstroom van jeugdigen richting de Wlz
4. Actie
Verkenning financiering Zvw
Jeugdhulpaanbieders bieden in veel gevallen zorg en ondersteuning aan een heel gezin. Deze systemische manier van werken komt steeds vaker in de uitvoeringspraktijk van de jeugdwet terug. Op dit moment wordt deze systemische behandeling of begeleiding volledig vanuit de jeugdwet gefinancierd. Aangezien een substantieel deel van de behandeling/begeleiding zich richt op de ouders is het logisch dat een deel van dit aanbod vanuit de Zvw gefinancierd wordt. De praktijk leert echter dat jeugdhulpaanbieders beperkte toegang tot de Zvw hebben. Partijen komen het volgende overeen:
- Regio en aanbieders onderzoeken de mogelijkheden om een deel gezinsgerichte ondersteuning (deels) vanuit de Zvw te financieren
5. Actie
Waarborgen continuïteit zorgpersoneel
De jeugdhulp wordt geconfronteerd met vraagstukken in relatie tot de instroom en behoud van de juiste professionals op de juiste plek. Op dit moment is er al sprake van een personeelstekort in de sector. Naar verwachting loopt dit tekort in de komende jaren alleen maar verder op. Er ligt voor aanbieders een grote uitdaging op het gebied van het werven van voldoende personeel en het behouden van personeel.
Verder spreken de partijen de zorg uit over het aantrekken en behouden van voldoende personeel in de jeugdzorg. Er zijn nog maar een beperkt aantal plekken personeel wordt opgeleid. Gemeenten, private ondernemingen, uitzendbureaus maken gebruiken van dezelfde personele poule maar leiden niet op. Hierdoor wordt er niet bij aan de duurzaamheid van het jeugdzorgstelsel op personeel capaciteit gebied.
Regio en aanbieders realiseren zich dat deze problematiek verder reikt dan de eigen sfeer van invloed. Desalniettemin hebben beide de ambitie om de jeugdhulpregio te worden met meest aantrekkelijke omstandigheden voor mensen die in de jeugdzorg werken. Partijen komen het volgende overeen:
- Regio en aanbieders werken een plan uit hoe beide vanuit hun eigen rol een bijdrage kunnen leveren aan de problematiek rondom het opleiden, aantrekken en behouden van personeel in de jeugdzorg
6. Actie
Borging voortgang / periodiek overleg
Aanbieders en de regio vinden het belangrijk om de voortgang van de afspraken uit dit ambitieakkoord te borgen. Om deze reden wordt gedurende de geldigheid van deze overeenkomst een periodiek bestuurlijk overleg tussen de partijen georganiseerd. Het overleg:
- Vindt iedere twee maanden plaats
- Wordt ambtelijk gezamenlijk voorbereid
- Vindt roulerend op een locatie van een aanbieder plaats
- Wordt gecombineerd met het bespreken van een inhoudelijke casus
- Regio en aanbieders nemen deel aan een tweemaandelijks bestuurlijk overleg waarin de voortgang van de acties en ambities uit het hoofdlijnenakkoord worden besproken
- Regio en aanbieders herijken de inhoud van dit akkoord jaarlijks op kwalitatief en kwantitatief gebied
7. Actie
Onderzoek
Monitoring van de beoogde doelstellingen is cruciaal om te kunnen bepalen of de afspraken in positieve zin bijdragen aan de leefwereld van jeugdigen. De monitoring kan eventueel worden ondersteund door wetenschappelijk onderzoek. Partijen komen het volgende overeen:
- Regio en aanbieders initiëren en ondersteunen onderzoek naar de beoogde resultaten zoals genoemd in dit ambitieakkoord
- Regio stellen in samenwerking met de aanbieders KPI’s op die leidend zijn voor de monitoring van de doelstellingen zoals genoemd in dit ambitieakkoord
- De monitoring is onderdeel van het periodieke gesprek tussen de regio en de aanbieders
8. Actie
Randvoorwaarden
Het uitvoeren van dit woonplan betekent naar waarschijnlijkheid een substantiële stijging in de kosten voor woonvormen. Dit komt voornamelijk doordat de huidige capaciteit tekortschiet ten opzichte van de vraag. De betaalbaarheid van het plan hangt samen met het realiseren van de volgende randvoorwaardelijkheden:
- Inzetten op het voorkomen van uithuisplaatsen;
- Inzetten op diagnostiek ter verbetering van de matching
- Inzetten op het reduceren van uitval van pleegouders of gezinshuisouders
- Inzetten op het verkorten van de crisisduur door snellere plaatsing in een woonvorm
- Realiseren van strategische capaciteit
- Afbouwen van intramurale capaciteit d.m.v. doorstroom naar segment wonen
Wanneer er niet actief op de bovenstaande criteria gestuurd wordt, zal de vraag naar jeugdhulp in de komende jaren alleen maar verder toenemen.
9. Duur en Ingang ambitieakkoord
Het ambitieakkoord gaat in vanaf het moment van tekenen. De beweging zoals omschreven in dit akkoord is er een van meerdere jaren. Het akkoord vormt de onderlegger voor de inhoudelijke koers voor woonvormen voor jeugdigen.
De inhoud van het stuk is niet statisch: op basis van voortschrijdend inzicht wordt er jaarlijks kwalitatief en kwantitatief gekeken naar de inhoud van het akkoord. Daarbij is er ruimte voor bijstelling. Op het moment dat de inhoudelijke onderlegger niet meer passend zou zijn voor een of meer van de deelnemers, spreken partijen dit tijdig, expliciet en schriftelijk naar elkaar uit.
Disclaimer
Als aanbestedende partij zijn wij als gemeenten vanzelfsprekend gehouden aan de aanbestedingswet. Met het ambitieakkoord geven we enerzijds erkenning aan een aantal aanbieders in de rol als ontwikkelpartner. Uit het gelijkheidsbeginsel in de aanbestedingswet vloeit voort dat de gemeente open dient te staan voor meer aanbieders van jeugdhulp. Dit is een realiteit waar de gemeente zich aan dient te houden. Dit betekent dat het tekenen van het ambitieakkoord geen garantie geeft voor enige toekomstige aanbesteding.
Volgende toekomstige situaties kunnen zich voordoen:
In het geval er geen aanbesteding plaatsvindt en/of dit segment geen onderdeel van de aanbesteding uitmaakt, zijn de afspraken uit het hoofdlijnenakkoord voor een periode van vijf jaar vanaf het moment van tekenen van toepassing.
In het geval een of meerdere aanbieders in de aanbesteding niet geselecteerd worden dan vervallen deze afspraken voor de partij(en) die niet geselecteerd is/zijn.
Indien de afspraken uit het hoofdlijnenakkoord in de aanbesteding overgenomen worden en ook de betrokken partijen in de aanbesteding geselecteerd worden, dan vervangt het contract voortvloeiend uit de aanbesteding dit akkoord.
In het geval de afspraken in aanbesteding niet alle afspraken afdekken zoals in het ambitieakkoord wonen zijn gemaakt en partijen wel geselecteerd zijn, dan maken partijen met elkaar afspraken in een nieuwe overeenkomst ter vervanging van deze afspraken, waarmee dit akkoord ophoudt te bestaan.
Indien een aanbesteding in een ander segment aantoonbaar invloed heeft op de uitvoering en de uitgangspunten van dit ambitieakkoord dan gaan we hierover met elkaar het gesprek aan, met als doel om de afspraken in lijn te brengen met de nieuwe realiteit.
10. Ondertekening
Onderstaande partijen verklaren zich akkoord met hetgeen is opgesteld in het ambitieakkoord wonen.
Getekend te Helmond, 22 februari 2021.
Een 10 voor de Jeugd, vertegenwoordigd door: