GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING
GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING
VAN LUTHERSE WERELDFEDERATIE EN DE ROOMS-KATHOLIEKE KERK OVER DE RECHTVAARDIGINGSLEER
Ondertekend op 31 oktober 1999
Inhoud
pag. 1
pag. 9
pag. 11
pag. 12
pag. 13
De Gemeenschappelijke Verklaring (GV)
Annex: toelichtingen bij de Gemeenschappelijke Verklaring
Ondertekende tekst over bevestiging van de Gemeenschappelijke Verklaring Ook PKN en Methodische Wereldbond
Meer literatuur
Bron: xxxx://xxx.xxxxxxxx.xx/Xxxxxxxx/Xxxxxxxxx/0000%00XxxxxxxxxxxxxxxxxxXxxxxxxxxx.xxx 19-2-2010
Van de Lutherse Wereldfederatie en de [Rooms-]katholieke Kerk
Gemeenschappelijke Verklaring (GV) over de Rechtvaardigingsleer
INHOUD
Preambule
1. De bijbelse rechtvaardigingsboodschap
2. De rechtvaardigingsleer als oecumenisch probleem
3. De gemeenschappelijke opvatting over de rechtvaardiging
4. De ontvouwing van de gemeenschappelijke opvatting van de rechtvaardiging
4.1 Onvermogen en zonde van de mens met betrekking tot de rechtvaardiging
4.2 Rechtvaardiging als zondenvergeving en rechtvaardigmaking
4.3 Rechtvaardiging door geloof en uit genade
4.4 De gerechtvaardigden als zondaar
4.5 Wet en evangelie
4.6 Heilszekerheid
4.7 De goede werken van de gerechtvaardigde
5. De betekenis en draagwijdte van de bereikte overeenstemming
Preambule
1. De leer van de rechtvaardiging was voor de lutherse reformatie in de 16e eeuw van centrale betekenis. Zij werd beschouwd als het 'eerste en hoofdartikel', dat tegelijk 'bestuurder en rechter over alle christelijke leerstukken' is. Xxxx speciaal werd de rechtvaardigingsleer in haar reformatorische gestalte en haar bijzondere waarde tegenover de rooms-katholieke kerk en theologie uit die tijd aangehangen en verdedigd, die van hun kant een anders toegespitste rechtvaardigingsleer aanhingen en
verdedigden. Vanuit reformatorisch gezichtspunt lag hier de kern van alle discussies. In de lutherse belijdenisgeschriften en op bet Concilie van Trente van de rooms-katholieke kerk kwam het tot leerveroordelingen, die tot op vandaag geldig zijn en dus een kerkscheidende betekenis hebben.
2. De rechtvaardigingsleer heeft voor de lutherse traditie haar bijzondere betekenis behouden. Daarom nam deze ook vanaf het begin in de officiële luthers-katholieke dialoog een belangrijke plaats in.
3. In het bijzonder zij verwezen naar de rapporten 'Evangelie en Kerk' (1972) en 'Kerk en Rechtvaardiging' (1994) van de internationale gemeenschappelijke rooms- katholieke/evangelisch-lutherse commissie, naar het rapport 'Rechtvaardiging door het geloof' (1983) van de katholiek-lutherse dialoog in de VS en de studie 'Leerveroordelingen- kerkscheidend' (1986) van de oecumenische werkgroep van protestantse en katholieke theologen in Duitsland. Sommige van deze gespreksverslagen zijn officieel aanvaard. Een belangrijk voorbeeld is de bindende stellingname, waartoe de Verenigde Evangelisch-Lutherse Kerk van Duitsland samen met andere kerken in de Evangelische Kerk in Duitsland met de hoogst mogelijke graad van kerkelijke erkenning over de studie over de leerveroordelingen besloten heeft (1994).
4. Alle genoemde gespreksverslagen en de reacties daarop laten in hun bespreking van de rechtvaardigingsleer onderling een hoge mate aan overeenstemming qua structuur en qua beoordeling zien. Daarom is de tijd rijp om de balans op te maken en de resultaten van de gesprekken over de rechtvaardiging op zo'n manier samen te vatten, dat onze kerken met de nodige precisie en bondigheid over het totale resultaat van deze dialoog worden geïnformeerd en daardoor in staat worden gesteld daarover bindende uitspraken te doen.
5. Dat is het oogmerk van deze Gemeenschappelijke Verklaring. Zij wil namelijk aantonen dat op grond van hun gesprekken de lutherse kerken die haar ondertekenen en de rooms-katholieke kerk nu in staat zijn een gemeenschappelijke opvatting van onze rechtvaardiging door Gods genade door het geloof in Christus uit te spreken. Deze bevat niet alles wat in elk van de kerken over de rechtvaardiging wordt geleerd, maar zij omvat een overeenstemming in de grondwaarheden van de rechtvaardigingsleer en laat zien dat de blijvende verschillen in haar ontvouwing niet langer aanleiding geven tot leerveroordelingen.
6. Onze Verklaring is geen nieuwe en
zelfstandige beschrijving naast de dialoograpporten en documenten tot nu toe, laat staan de vervanging daarvan. Zij verwijst juist - zoals het aanhangsel over de bronnen duidelijk maakt - naar de genoemde teksten en hun argumentatie.
7. Evenals de gesprekken zelf wordt ook deze Gemeenschappelijke Verklaring door de overtuiging gedragen dat de overwinning van controversiële punten en vroegere leerveroordelingen noch de scheidingen en veroordelingen gemakkelijk opvat noch het eigen
kerkelijk verleden afvalt. Zij wordt
echter door de overtuiging gesteund dat onze kerken in hun geschiedenis
nieuwe inzichten aangereikt hebben gekregen en dat zich ontwikkelingen hebben voltrokken, die het de kerken niet alleen mogelijk maken, maar
tevens van hen eisen de scheidende
vragen en veroordelingen te toetsen en in een nieuw licht te zien.
1. De bijbelse
rechtvaardigingsboodschap
8. Onze gemeenschappelijke wijze van
luisteren naar het Woord van God in de Heilige Schrift heeft tot deze nieuwe
inzichten geleid. Gezamenlijk horen wij het evangelie, dat 'God de wereld zozeer heeft liefgehad dat Hij zijn
eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet
verloren ga, maar het eeuwige leven hebbe' (Joh. 3:16). Deze blijde
boodschap wordt in de Heilige Schrift op verschillende manieren uitgedrukt. In het Oude Testament horen wij het
Woord van God over de zondigheid van de mens (Ps. 51:1-5; Dan. 9:5v.; Pred. 8:9v; Esra 9:6v) en over menselijke
ongehoorzaamheid (Gen. 3:1-19; Neh. 9:16v, 26), evenals over Gods
gerechtigheid (Jes. 46:13; 51:5-8; 56:1; [vgl. 53:11]; Jer. 9:24) en het gericht
van God (Pred. 12:14; Ps. 9:4v.; 76:7- 9).
9. In het Nieuwe Testament worden bij
Xxxxxxxx (5:10; 6:33; 21:32), Xxxxxxxx (16:8-11), in de brief aan de Hebreeën
(5:13; 10:37v.) en in de brief van Xxxxxxx (2:14-26) die thema's 'gerechtigheid' en 'rechtvaardiging' op onderscheiden wijze behandeld. Ook in de paulinische brieven
wordt de gave van het heil op verschillende wijze beschreven, onder andere als
'bevrijding tot vrijheid' (Gal. 5:1-13; vgl. Rom. 6:7), als 'verzoening met God' (2
Cor. 5:18-21; vgl. Rom 5:11), als 'vrede met God' (Rom. 5:1), als 'nieuwe
schepping' (2 Cor. 5:17), als 'leven voor God in Christus Jezus' (Rom. 6:11,23), of
als 'heiliging in Christus Jezus' (vgl. 1 Cor. 1:2; 1:30; 2 Cor. 1:1). Onder deze
aanduidingen is de beschrijving
'rechtvaardiging' van de zondaar door Gods genade in het geloof (Rom. 3:23-25)
prominent, en wordt in de Reformatie benadrukt.
10. Xxxxxx beschrijft het evangelie als een
kracht van God tot redding van de mens, die in de macht van de zonde gevallen is; als boodschap die de 'gerechtigheid Gods uit geloof tot geloof' (Rom. 1:16)
verkondigt en de 'rechtvaardiging' (Rom. 3:21-31) schenkt. Hij verkondigt Christus als 'onze gerechtigheid' (1 Cor. 1:30),
wanneer hij op de opgestane Heer toepast wat Xxxxxxx over God zelf verkondigd
heeft (Jer. 23:6). In de dood en opstanding van Christus zijn alle dimensies van zijn
verlossingswerk geworteld, want hij is
'onze Heer, die is overgeleverd om onze overtredingen en opgewekt om onze
rechtvaardiging' (Rom. 4:25). Alle mensen hebben Gods gerechtigheid nodig, want
'allen hebben gezondigd en derven de
heerlijkheid Gods' (Rom. 3:23; vgl. Rom. 1:18-3:20; 11:32; Gal. 3:22). In de brief
aan de Galaten (3:6) en aan de Romeinen
(4:3-9) vat Xxxxxx het geloof van Xxxxxxx (Gen. 15:6) op als het geloof in die God,
die de zondaar rechtvaardigt (Rom. 4:5) en beroept zich op het getuigenis van het
Oude Testament om zijn evangelie te
onderstrepen dat die gerechtigheid allen wordt toegerekend die, evenals Xxxxxxx, op Gods belofte vertrouwen. De 'uit het
geloof rechtvaardige zal leven' (Hab. 2:4; vgl. Gal. 3:11; Rom. 1:17). In de brieven van Xxxxxx is Gods gerechtigheid tevens 'de kracht van God voor een ieder die
gelooft' (Rom. 1:16). In Christus laat hij
deze gerechtigheid de onze zijn (2 Cor. 5:21). Wij krijgen deel aan de
rechtvaardiging door Christus Xxxxx, 'die God ertoe heeft bestemd om
verzoening tot stand te brengen met
zijn bloed, verzoening die werkzaam is door het geloof' (Rom. 3:25; vgl. 3:21- 28). Want 'uit genade bent u door het
geloof gered, niet uit eigen kracht - God heeft het geschonken -, niet op grond van uw werken' (Ef. 2:8v.).
11. Rechtvaardiging is zondenvergeving (Rom. 3:23-25; Hand. 13:39; Luc. 18:14), bevrijding van de
onderdrukkende macht van de zonde en van de dood (Rom. 5:12-21) en van de vloek van de wet (Gal. 3:10-14). Zij is opneming in de gemeenschap met God; nu reeds, maar eens op volkomen wijze in Gods komend rijk (Rom. 5:1v.). Zij verenigt met Xxxxxxxx en met zijn dood en zijn opstanding (Rom. 6:5). Zij vindt plaats in het ontvangen van de Heilige Geest in de doop als een inlijving in het ene lichaam (Rom. 8:1v., 9v.; 1 Cor.
12:12). Dat alles komt alleen van God omwille van Christus uit genade door het geloof in het 'evangelie van de
Zoon van God' (Rom. 1:1-3).
12. De gerechtvaardigden leven uit het
geloof, dat uit het woord van Christus komt (Rom. 10:17) en dat in de liefde werkt (Gal. 5:6), die vrucht van de
Geest is (Gal. 5:22v.). Maar omdat machten en begeerten die
gerechtvaardigden uiterlijk en innerlijk aanvechten (Rom. 8:35-39; Gal. 5:16- 21) en zij in zonde vallen (1 Joh.
1:8,10), moeten zij de beloften van God steeds opnieuw horen, hun zonden
belijden (1 Joh. 1:9), aan het lichaam en bloed van Christus deelhebben en vermaand worden om in
overeenstemming met de wil van God rechtvaardig te leven. Daarom zegt de apostel tegen de gerechtvaardigden: 'spant u met vrees en beven in voor uw heil! Want God is het, die in u het
willen en volbrengen bewerkt, nog
boven uw goede wil uit' (Phil. 2:12v.). De blijde boodschap echter blijft: 'Nu is er geen veroordeling meer voor
diegenen die in Christus Jezus zijn' (Rom. 8:1) en in wie Christus leeft (Gal. 2:20). Door de rechtvaardige daad van Christus zal het 'voor alle mensen tot een
rechtvaardiging ten leven komen' (Rom. 5:18).
2. De rechtvaardigingsleer als oecumenisch probleem
13. De tegengestelde uitleg en toepassing van de bijbelse boodschap van de
rechtvaardiging was in de 16e eeuw een van de belangrijkste redenen voor de
scheiding binnen de westerse kerk en heeft ook geleid tot leerveroordelingen. Voor de overwinning van de kerkscheiding is
daarom een gemeenschappelijke opvatting van de rechtvaardiging fundamenteel en
onmisbaar. Onder aanvaarding van
bijbelwetenschappelijke, theologie- en
dogmenhistorische inzichten heeft zich in de oecumenische dialoog sinds het Tweede Vaticaans Concilie een duidelijke
toenadering met betrekking tot de
rechtvaardigingsleer gemanifesteerd, zodat in deze Gemeenschappelijke Verklaring
een overeenstemming in de grondwaarheden van de
rechtvaardigingsleer geformuleerd kan worden. In het licht van die consensus
raken de desbetreffende leerveroordelingen van de 16e eeuw de huidige partner niet meer.
3. De gemeenschappelijke opvatting over de rechtvaardiging
14. Het gemeenschappelijk luisteren naar de in de Heilige Schrift verkondigde blijde
boodschap en niet het minst de
theologische gesprekken van de laatste jaren tussen de lutherse kerken en de
rooms-katholieke kerk hebben tot een gemeenschappelijke opvatting van de
rechtvaardiging geleid. Deze omvat een overeenstemming in de grondwaarheden waarmee de onderscheiden uitleg in
afzonderlijke uitspraken verenigbaar is.
15. Het is ons gemeenschappelijk geloof, dat de rechtvaardiging het werk van de drie-enige God is. De Vader heeft zijn Zoon tot heil
van de zondaar in de wereld gezonden. De
menswording, de dood en de
opstanding van Christus zijn de grond en voorwaarde van de rechtvaardiging. Daarom betekent rechtvaardiging dat Xxxxxxxx zelf onze gerechtigheid is,
waaraan wij naar de wil van de Vader door de Heilige Geest deel krijgen.
Gemeenschappelijk belijden wij: alleen uit genade in het geloof in de heilsdaad van Christus, niet op grond van enige
verdienste van onze kant worden wij door God aangenomen en ontvangen wij de Heilige Geest, die onze harten vernieuwt en ons in staat stelt en
oproept tot goede werken.
16. Alle mensen zijn door God tot het heil in Christus geroepen. Alleen door
Christus worden wij gerechtvaardigd wanneer wij in geloof dit heil
ontvangen. Het geloof zelf is op zijn beurt geschenk van God door de
Heilige Geest, die door woord en
sacramenten in de gemeenschap van gelovigen werkt en die tevens de
gelovigen tot die vernieuwing van hun leven leidt die God in het eeuwige
leven zal voltooien.
17. Wij zijn er ook samen van overtuigd dat de boodschap van de rechtvaardiging ons op een bijzondere manier wijst op het midden van het nieuwtestamentisch getuigenis van Gods heilshandelen in Christus: zij zegt ons dat wij zondaars ons nieuwe leven alleen aan de vergevende en herscheppende barmhartigheid van God te danken hebben, die wij ons slechts kunnen laten schenken en in het geloof ontvangen, maar nooit - in welke vorm ook - kunnen verdienen.
18. Daarom is de leer van de rechtvaardiging, die deze boodschap opneemt en ontvouwt, meer dan een deel van de christelijke geloofsleer. Zij staat in een wezenlijke betrekking tot alle geloofswaarheden, die in innerlijke samenhang met elkaar gezien moeten worden. Zij is een onmisbaar criterium, dat ertoe dient de gehele leer en praxis van de kerk onophoudelijk op Christus te oriënteren. Wanneer lutheranen de unieke betekenis van dit criterium benadrukken, ontkennen zij niet
4. De ontvouwing van de gemeenschappelijke opvatting van de rechtvaardiging
4.1 Onvermogen en zonde van de mens met betrekking tot de rechtvaardiging
19. Wij belijden gezamenlijk dat de mens voor zijn heil volledig op de reddende genade van God is aangewezen. De vrijheid die hij te- genover de mensen en de dingen van de wereld bezit, is geen vrijheid met het oog op zijn heil. Want als zondaar staat hij onder het gericht van God en is hij niet in staat zich uit zichzelf om redding naar God te wenden of zijn rechtvaardiging voor God te verdienen of op eigen kracht zijn heil te bereiken. Rechtvaardiging geschiedt alleen uit genade. Omdat katholieken en lutheranen dat gemeen- schappelijk belijden, daarom geldt:
20. Als katholieken zeggen dat de mens bij de voorbereiding op de rechtvaardiging en haar aanvaarding door zijn toestemming met Gods rechtvaardigend handelen 'meewerkt', dan zien zij in zo'n persoonlijke toestemming zelf een werking van de genade en geen verrichting van de mens uit eigen kracht.
21. Naar lutherse opvatting is de mens niet in staat bij zijn redding mee te werken omdat hij zich als zondaar actief tegen God en Zijn reddend handelen verzet. Lutheranen ontkennen niet dat de mens de werking van de genade kan afwijzen. Wanneer zij benadrukken dat de mens de rechtvaardiging slechts ontvangen kan (mere passive), dan bedoelen ze daarmee iedere mogelijkheid van een eigen bijdrage van de mens tot zijn rechtvaardiging uit te sluiten, maar zij ontkennen niet dat de gelovige persoonlijk volledig is betrokken in het geloof dat door
het Woord van God zelf wordt bewerkt [vgl. bronnen bij hoofdstuk 4.1].
4.2 Rechtvaardiging als zondenvergeving en rechtvaardigmaking
22. Wij belijden gezamenlijk dat God uit genade de mens de zonde vergeeft en hem tegelijk in zijn leven van de knechtende macht van de zonde bevrijdt en hem het nieuwe leven in Christus schenkt. Wanneer de mens in het geloof aan Xxxxxxxx deel heeft, rekent God hem zijn zonde niet toe en brengt in hem werkzame liefde tot stand door de Heilige Geest. Beide aspecten van het genadehandelen van God mogen niet van elkaar gescheiden worden, want de gelovigen worden met Christus verenigd, die in zijn persoon onze gerechtigheid is (1 Cor. 1:30): zowel de vergeving van zonden als ook de heiligende aanwezigheid van God Zelf. Omdat katholieken en lutheranen dat gemeenschappelijk belijden,
daarom geldt:
23. Wanneer lutheranen beklemtonen dat de gerechtigheid van Christus onze
gerechtigheid is, willen zij er vooral aan vasthouden dat aan de zondaar, doordat hem de vergeving wordt
toegezegd, de gerechtigheid voor God in Christus wordt geschonken en zijn leven slechts in vereniging met
Christus wordt vernieuwd. Wanneer zij benadrukken dat Gods genade
vergevende liefde ('gunst van God') is, ontkennen zij daarmee niet de
vernieuwing van het leven van de christen. Maar zij willen tot
uitdrukking brengen dat de
rechtvaardiging vrij blijft van
menselijke medewerking en ook niet van de levensvernieuwende werking van de genade in de mens afhangt.
24. Wanneer katholieken benadrukken dat aan de gelovige de vernieuwing van de innerlijke mens door de ontvangst van de genade wordt geschonken, dan
willen zij eraan vasthouden dat de vergevende genade van God altijd
vergezeld gaat van het geschenk van
een nieuw leven dat in de Heilige Geest
in werkzame liefde effectief wordt. Zij ontkennen daarmee echter niet dat Gods genadegave in de rechtvaardiging
onafhankelijk blijft van menselijke medewerking [vgl. de bronnen 4.2].
4.3 Rechtvaardiging door geloof en uit genade
25. Wij belijden samen dat de zondaar door het geloof in het heilshandelen van God in
Xxxxxxxx gerechtvaardigd wordt; dit heil wordt hem door de Heilige Geest als
fundament van heel zijn christelijk ]even in de doop geschonken. De mens vertrouwt in het rechtvaardigend geloof op Gods
genadige belofte, dat de hoop op God en de liefde tot Hem insluit. Dit geloof is in de
liefde werkzaam; daarom kan en mag de christen niet zonder werken blijven. Maar alles wat in de mens aan het gratis
geschenk van het geloof voorafgaat of daarop volgt, is niet grond van de
rechtvaardiging en verdient haar niet.
26. Naar lutherse opvatting rechtvaardigt God de zondaar alleen in het geloof (sola fide). In het geloof vertrouwt de mens volledig op zijn Schepper en Verlosser en verkeert zo in gemeenschap met Hem. God Zelf
bewerkt het geloof, wanneer hij door Zijn scheppend woord dat vertrouwen doet
ontstaan. Omdat deze daad van God een nieuwe schepping is, betreft zij alle
dimensies van de persoon en leidt tot een
leven in hoop en liefde. Zo wordt in de leer van de 'rechtvaardiging door het geloof
alleen' de vernieuwing van de
levenswandel die noodzakelijk uit de rechtvaardiging volgt en zonder welke
geen geloof kan zijn, weliswaar van de rechtvaardiging onderscheiden, maar er niet van gescheiden. Veelmeer wordt
daarmee de grond aangegeven waaruit zo'n vernieuwing ontstaat. Uit de liefde van
God, die aan de mens in de rechtvaardiging wordt geschonken, vloeit de vernieuwing
van het leven voort. Rechtvaardiging en vernieuwing zijn door de in het geloof
aanwezige Xxxxxxxx met elkaar verbonden.
27. Ook naar katholieke opvatting is het geloof voor de rechtvaardiging fundamenteel,
want zonder geloof kan er geen
rechtvaardiging plaatsvinden. De mens wordt als hoorder van het Woord en
gelovige door de doop gerechtvaardigd.
De rechtvaardiging van de zondaar is zondenvergeving en
rechtvaardigmaking door de
rechtvaardigings-genade die ons tot kinderen van God maakt. In de
rechtvaardiging ontvangen de
gerechtvaardigden van Xxxxxxxx geloof, hoop en liefde en worden aldus in de
gemeenschap met Hem opgenomen. Deze nieuwe persoonlijke verhouding tot God is geheel en al op de genade
van God gebaseerd en blijft steeds van het heilscheppend werken van de
genadige God afhankelijk, Die trouw blijft aan Xxxxxxxx en op Wie de mens
daarom kan vertrouwen. Daarom wordt de rechtvaardigingsgenade nooit bezit van de mens waarop hij zich tegenover God zou kunnen beroepen. Wanneer
naar katholieke opvatting de
vernieuwing van het leven door de rechtvaardigingsgenade wordt
onderstreept, dan is deze vernieuwing
in geloof, hoop en liefde altijd op Gods grondeloze genade aangewezen en
levert geen bijdrage aan de
rechtvaardiging waarop wij ons voor God zouden kunnen beroemen (Rom. 3:27) [vgl. de bronnen bij hoofdstuk 4.3].
4.4 De gerechtvaardigden als zondaar
28. Wij belijden gezamenlijk dat de Heilige Geest in de doop de mens met Christus verenigt, rechtvaardigt en hem
werkelijk vernieuwt. En toch blijft de gerechtvaardigde zolang hij leeft
voortdurend op de onvoorwaardelijk rechtvaardigende genade van God
aangewezen. Ook is hij niet onttrokken aan de altijd nog aandringende macht
en de greep van de zonde (vgl. Rom. 6:12-14) noch ontheven aan de
levenslange strijd tegen de tegen God gerichte zelfzuchtige begeerten van de oude mens (vgl. Gal. 5:16; Rom.
7:7,10). Ook de gerechtvaardigde moet zoals in het Onze Vader dagelijks God om vergeving bidden (Matth. 6:12; 1
Joh. 1:9). Hij is steeds opnieuw tot
omkeer en boete geroepen en hem wordt steeds de vergeving verleend.
29. Dat vatten lutheranen in die zin op dat de christen 'tegelijk zondaar en rechtvaardige' is. Hij is volledig rechtvaardig omdat God hem door Xxxxx en sacrament zijn zonde vergeeft en hem de gerechtigheid van
Xxxxxxxx toekent die hem in het geloof
eigen wordt en hem in Christus voor God tot rechtvaardige maakt. Ziend op zichzelf echter weet hij door de wet dat hij tevens
geheel en al zondaar blijft. De zonde woont nog altijd in hem (1 Joh. 1:8; Rom.
7:17,20), want hij vertrouwt steeds op afgoden en bemint God niet met die
ongedeelde liefde die God als zijn
Schepper van hem eist (Deut. 6:5; Matth.
22:36-40 xxxx.). Deze afkeer van God is als zodanig werkelijk zonde. Niettemin is de
knechtende macht van de zonde op grond van de verdienste van Christus gebroken: zij is niet langer een zonde die de christen 'beheerst', omdat zij 'beheerst' wordt door Christus met wie de gerechtvaardigde in
het geloof verbonden is. Zo kan de
christen, zolang hij op aarde leeft, in elk geval deels een leven in gerechtigheid
leiden. Ondanks de zonde is de christen
niet meer van God gescheiden, omdat hem, die door de doop en de Heilige Geest
wedergeboren is, in dagelijkse terugkeer naar de doop de zonde vergeven wordt. Dus veroordeelt zijn zonde hem niet en brengt hem niet langer de eeuwige dood.
Wanneer dus lutheranen zeggen dat de gerechtvaardigde ook zondaar en zijn opstand tegen God werkelijk zonde is,
ontkennen zij niet dat hij ondanks de zonde in Christus niet van God gescheiden is en
dat zijn zonde 'beheerste' zonde is. Over het laatste zijn zij het met de rooms-
katholieken eens ondanks verschillen van opvatting over de zonde van de
gerechtvaardigde.
30. De katholieken zijn van mening dat de
genade van Xxxxx Xxxxxxxx die in de doop wordt verleend alles wat 'werkelijk' zonde, wat 'veroordelenswaardig' is, delgt (Rom. 8:1). Er blijft echter een uit de zonde
afkomstige en tot zonde aanzettende neiging (concupiscentia) in de mens aanwezig. Omdat naar katholieke
overtuiging bij het totstandkomen van menselijke zonden een persoonlijk ele- ment in het geding is, beschouwen zij bij afwezigheid daarvan de tegen God gerichte neiging niet als zonde in
eigenlijk zin. Daarmee willen zij niet loochenen dat deze neiging niet in
overeenstemming is met het
oorspronkelijke plan van God met de mensheid noch dat zij objectief afkeer van God en onderwerp van een
levenslange strijd is. Dankbaar voor de verlossing door Xxxxxxxx willen zij
benadrukken dat de tegen God gerichte neiging niet de straf van de eeuwige
dood verdient en de gerechtvaardigde niet van God scheidt. Maar wanneer de gerechtvaardigde zich echter
opzettelijk van God afzondert, is het
niet voldoende om zich opnieuw aan de geboden te houden, maar moet hij in
het sacrament der verzoening vergeving en vrede ontvangen door het ver-
gevingswoord dat hem krachtens het verzoeningswerk van God in Christus wordt toegezegd [vgl. de bronnen bij hoofdstuk 4.4].
4.5 Wet en evangelie
31. Wij belijden tezamen dat de mens in het geloof in het evangelie 'zonder de werken der wet' (Rom. 3:28) gerechtvaardigd wordt. Xxxxxxxx heeft de wet vervuld en door zijn dood en opstanding als xxxxxxxx xxxxxxxxxx. Wij belijden ook dat de geboden van God voor de gerechtvaardigde van waarde blijven en dat Christus in zijn onderwijs en voorbeeld de wil van God, die ook voor de gerechtvaardigde richtsnoer van zijn handelen is, tot uitdrukking brengt.
32. De lutheranen wijzen erop dat de onderscheiding en juiste verhouding van wet en evangelie wezenlijk is voor de opvatting van de rechtvaardiging. De wet is in zijn theologische gebruik eis en aanklacht waaronder ieder mens - ook de christen - voorzover hij zondaar is, levenslang staat en die zijn zonde aantoont opdat hij in het geloof in het evangelie zich volledig wendt tot Gods barmhartigheid in Christus, die alleen
rechtvaardigt.
33. Omdat de wet als heilsweg door het evangelie vervuld en overwonnen is, kunnen katholieken zeggen dat Christus geen wetgever in de zin van Mozes is. Wanneer katholieken benadrukken dat de gerechtvaardigde tot inachtneming van de geboden van God gehouden is, dan ontkennen zij daarmee niet dat God uit erbarmen de genade van het eeuwige leven door Xxxxx Xxxxxxxx aan Zijn kinderen heeft beloofd [vgl. de bronnen bij hoofdstuk 4.5].
4.6 Xxxxxxxxxxxxxx
00. Wij belijden gezamenlijk dat de gelovigen op de barmhartigheid en de beloften van God kunnen vertrouwen. Ook met het oog op hun eigen zwakheid en veelvuldige bedreigingen van hun geloof kunnen zij krachtens de dood en de opstanding van Christus bouwen op de effectieve toezegging van Gods genade in woord en sacrament en dus van deze genade zeker zijn.
35. Dit is op bijzondere manier door de reformatoren benadrukt: in de aanvechting moet de gelovige niet op zich zelf, maar volledig op Christus zien en alleen hem vertrouwen. Zo is hij in het vertrouwen op Gods beloften van zijn heil verzekerd, maar hij is nooit zeker wanneer hij ziet op zichzelf.
36. Katholieken kunnen de inzet van de reformatoren delen om het geloof te funderen op de objectieve werkelijkheid van de belofte van Christus, van eigen ervaringen af te zien en alleen op het beloftewoord van Christus te vertrouwen (vgl. Matth. 16:19; 18:18). Met het Tweede Vaticaans Concilie zeggen katholieken: geloven betekent zich volledig aan God toevertrouwen, die ons uit de duis- ternis van de zonde en van de dood bevrijdt en tot het eeuwige leven opwekt. In die zin kan men niet in God geloven en tegelijk Zijn beloftewoord voor onzeker houden. Niemand mag aan Gods barmhartigheid en aan de verdienste van Christus twijfelen. Maar ieder kan zich zorgen maken om zijn heil wanneer hij let op zijn eigen zwakheid en gebreken. Bij de erkenning van zijn eigen falen mag de gelovige er echter zeker van zijn dat God zijn heil op het oog heeft [vgl. de bronnen bij
hoofdstuk 4.6].
4.7 De goede werken van de gerechtvaardigde
37. Wij belijden samen dat goede werken - een christelijk leven in geloof, hoop en liefde - de rechtvaardiging volgen en de vruchten daarvan zijn. Wanneer de gerechtvaardigde in Christus leeft en werkzaam is in de ontvangen genade, draagt hij - bijbels gesproken - goede vrucht. Omdat christenen hun hele leven lang tegen de zonde strijden, is dit gevolg van de rechtvaardiging voor hen een plicht die zij moeten vervullen. Daarom vermanen Xxxxx en de geschriften van de apostelen de christen werken der liefde te volbrengen.
38. Naar katholieke opvatting dragen de goede werken, die mogelijk zijn gemaakt door de genade en de werking van de Heilige Geest, tot een groei in de genade bij, zodat de van God ontvangen gerech- tigheid bewaard en de gemeenschap met Christus verdiept worden. Wanneer katholieken aan het 'verdienstelijk' karakter van de goede werken vasthouden, dan willen zij zeggen dat voor deze werken naar het bijbels getuigenis een loon in de hemel is beloofd. Het is hun bedoeling de verantwoordelijkheid van de mens voor zijn handelen te benadrukken, maar niet het geschenkkarakter van de goede werken te bestrijden, laat staan te ontkennen dat de rechtvaardiging zelf steeds een onverdiend genadegeschenk blijft.
39. Ook bij de lutheranen is de gedachte van een bewaren van de genade en een groei in genade en geloof aanwezig. Zij beklemtonen evenwel dat de gerechtigheid als aanvaarding door God en als deelname aan de gerechtigheid van Christus altijd volledig is. Maar zij zeggen tegelijk dat de uitwerking daarvan in het christelijk leven groeien kan. Wanneer zij de goede werken van de christen als 'vruchten' en 'tekenen' van de rechtvaardiging en niet als eigen verdienste beschouwen, dan vatten zij
niettemin het eeuwige leven overeenkomstig het Nieuwe Testament op als onverdiend 'loon' in de zin van vervulling van Gods belofte aan de gelovigen [vgl. de bronnen 4.7].
5. De betekenis en draagwijdte van de bereikte overeenstemming
40. De in deze verklaring gepresenteerde opvatting van de rechtvaardigingsleer laat zien dat tussen katholieken en lutheranen een overeenstemming in de grondwaarheden van de rechtvaardigingsleer bestaat. In het licht van deze overeenstemming zijn de in nr. 18- 39 beschreven, blijvende verschillen in taal, theologische vormgeving en de accentuering van de rechtvaardigingsopvatting aanvaard- baar. Daarom zijn de lutherse en de rooms- katholieke ontvouwingen van het rechtvaardigingsgeloof in hun verscheidenheid open voor elkaar en heffen de overeenstemming in de grondwaarheden niet weer op.
41. Daarmee verschijnen ook de leerveroordelingen van de 16e eeuw, voorzover ze op de leer van de rechtvaardiging betrekking hebben, in een nieuw licht: de in deze verklaring voorgelegde leer van de lutherse kerken valt niet onder de veroordelingen van het Concilie van Trente. De verwerpingen in de lutherse belijdenisgeschriften hebben geen betrekking op de in deze verklaring voorgelegde leer van de rooms-katholieke kerk.
42. Daarmee wordt niets afgedaan aan de ernst van de veroordelingen die op de rechtvaardigingsleer betrekking hebben. Sommige waren niet eenvoudig ongegrond;
zij behouden voor ons 'de betekenis van heilzame waarschuwingen' waarop wij in leer en leven moeten letten.
43. Onze overeenstemming in de grondwaarheden van de rechtvaardi- gingsleer moet zich in het leven en in het onderwijs van de kerken effectueren en bewijzen. In dit verband zijn er nog vragen van verschillend gewicht die verdere opheldering behoeven. Ze hebben onder andere betrekking op de verhouding tussen Xxxxx van God en kerkelijke leer, en op de leer van de kerk, op het kerkelijk gezag, op kerkelijke eenheid, op het ambt en op de sacramenten en tenslotte op de relatie tussen rechtvaardiging en sociale ethiek. Wij zijn ervan overtuigd dat de bereikte overeenstemming een draag- krachtige basis voor deze opheldering biedt. De lutherse kerken en de rooms- katholieke kerk zullen zich verder inspannen om de gemeenschappelijke opvatting van de rechtvaardiging te verdiepen en deze in de kerkelijke leer en in de kerkelijke praktijk vruchtbaar te laten worden.
44. Wij zeggen de Heer dank voor deze beslissende stap ter overwinning van de kerkscheiding. Wij vragen de Heilige Geest ons verder te leiden naar die zichtbare eenheid die volgens de wil van Christus is.
Vertaald door X. Xxxxxxxx.
Gepubliceerd op internet (xxx.xxxxxxxx.xx) met toestemming van de Stichting Lutherse Uitgeverij en Boekhandel, Den Haag.
ANNEX
Toelichtingen bij de officiële Gemeenschappelijke Verklaring
1. De volgende toelichtingen onderstrepen de consensus, die is bereikt in de Gemeenschappelijke Verklaring over de rechtvaardigingsleer (GV) met betrekking tot de grondwaarheden van de rechtvaardiging; zo wordt duidelijk, dat de wederzijdse veroordelingen van vroeger tijden niet van toepassing zijn op de [Rooms-]katholieke en Lutherse leerstellingen van de rechtvaardiging, zoals die zijn weergegeven in de Gemeenschappelijke Verklaring.
2. “Samen belijden wij: door de genade alleen, in het geloof in het verlossend werk van Xxxxxxxx en niet vanwege enige verdienste van onze kant, zijn wij door God aangenomen en ontvangen wij de heilige Geest, die onze harten vernieuwt, terwijl hij ons toerust en roept tot goede werken” (GV 15).
A) “Wij belijden samen, dat God zonde vergeeft door genade en tegelijkertijd mensen bevrijdt van de macht van de zonde, die mensen tot slaven maakt …” (GV 22). Rechtvaardiging is vergeving van zonden en rechtvaardig gemaakt worden, waardoor God “de gave van het nieuwe leven in Christus verleent” (GV 22). “Omdat we gerechtvaardigd zijn door het geloof, hebben we vrede met God” (Rom 5:1). Wij worden “kinderen van God genoemd; en dat zijn wij ook” (1 Joh 3:1). Wij zijn werkelijk en innerlijk vernieuwd door het handelen van de heilige Geest, terwijl wij altijd afhankelijk blijven van Zijn werk in ons. “Zo is dus wie in Christus is, een nieuwe schepping; al het oude is voorbij, zie, alles is nieuw geworden!” (2 Cor 5:17). De gerechtvaardigden blijven geen zondaars in deze zin.
Toch zouden wij ongelijk hebben als we zouden zeggen dat we zonder zonde zijn (1 Joh 1:8-10, vgl. GV 28). “Wij allen maken veel fouten (Jac 3:2). “Wie heeft weet van zijn ongeweten zonden? Zuiver mij van mijn vele verborgen fouten” (Ps 19:13). En wanneer we bidden, kunnen we slechts, zoals de tollenaar, zeggen: “God wees mij, zondaar, genadig” (Luc 18:13). Dit wordt op verschillende manieren uitgedrukt in onze liturgische vieringen. Samen horen we de aansporing: “Laat dus de zonde niet heersen in uw sterflijk lichaam, zodat u aan zijn begeerten gehoorzaamt” (Rom 6:12). Dit herinnert ons aan het voortdurende gevaar, dat uitgaat van de macht van de zonde en haar werking in christenen. In zoverre kunnen Lutheranen en [Rooms-]katholieken samen de christen verstaan als simul xxxxxx et peccator, ondanks hun verschillen in benadering op dit punt, zoals die onder woorden zijn gebracht in GV 29-30.
B) Het begrip “begeerte” wordt aan [Rooms-]katholieke en Lutherse zijde in verschillende betekenis gebruikt. In de Lutherse belijdenisgeschriften wordt
“begeerte” opgevat als menselijk verlangen, dat zichzelf zoekt, wat in het licht van de Wet, geestelijk verstaan, wordt beschouwd als zonde. In de [Rooms-]katholieke opvatting is begeerte een neiging, die in de mensen blijft zelfs na de doop, die uit zonde voortkomt en tot zonde dwingt. Ondanks de verschillen die hier optreden, kan vanuit luthers perspectief worden erkend, dat verlangen een opening kan worden waardoor de zonde aanvalt. Als gevolg van de macht van de zonde heeft heel de mens de neiging zich tegen God te verzetten. Deze neiging “komt” volgens zowel de lutherse als de [Rooms-]katholieke opvatting, “niet overeen met Gods oorspronkelijke plan voor de mensheid”(GV 30). Zonde heeft een persoonlijk karakter en leidt als zodanig tot de scheiding van God. Het is het egoïstisch verlangen van de oude mens en het gebrek aan vertrouwen in en liefde tot God.
De werkelijkheid van de verlossing in de doop en het gevaar van de macht van de zonde kan onder woorden worden gebracht op zo’n manier, dat aan de ene kant de vergeving van zonden en de vernieuwing van de mensheid in Christus door de doop wordt benadrukt en dat aan de andere kant wordt gezien dat de gerechtvaardigden ook “voortdurend worden bloot gesteld aan de macht van de zonde, die hen nog altijd met haar aanvallen bestookt (vgl. Rom 6:12-14) en die niet zijn uitgezonderd van een levenslange strijd tegen het loochenen van God (…) (GV 28)
C) Rechtvaardiging komt tot stand “alleen door genade” (GV 5 en 16), door geloof alleen wordt de mens gerechtvaardigd “los van de werken”(Rom 3:28, vgl. GV 25). “Genade schept geloof niet alleen wanneer geloof begint in een mens, maar zolang dat geloof duurt” (Xxxxxx xxx Xxxxxx, X.Xx. II/II 4,4 ad 3). De werking van Gods genade sluit menselijk handelen niet uit: God bewerkt alles, het willen en het volbrengen, daarom worden wij opgeroepen om ons in te spannen (vgl. Fil 2:12 e.v.). “Zodra de heilige Xxxxx is begonnen met zijn werk van wedergeboorte en vernieuwing in ons door het Woord en de heilige sacramenten, is het zeker, dat wij kunnen en moeten meewerken door de kracht van de heilige Geest…” (Formula Concordiae, FD SD II, 64 v.; BSLK 897,37 ev).
D) Genade als de gemeenschap van de gerechtvaardigden met God in geloof, hoop en liefde wordt altijd ontvangen van het reddend en scheppend werk van God (GV 27). Maar het is niettemin de verantwoordelijkheid van de gerechtvaardigden deze genade niet te verspillen maar in genade te leven. De aansporing om goede werken te doen is de aansporing om zich te oefenen in het geloof (vgl. BSLK 197,45). De gerechtvaardigden moeten goede werken “doen met de bedoeling hun roeping te bevestigen, dat is, opdat zij niet van hun roeping afvallen door weer te zondigen” (Apol XX, 13, BSLK 316 ,18-24; onder verwijzing naar 2 Petr 1:10. Vgl. ook FC SD IV, 33; BSLK 948,9-23). In deze zin kunnen lutheranen en [Rooms-]katholieken samen verstaan, wat is gezegd over de “bewaren van de genade” in GV 38 en 39. Zeker, “wat er ook in de gerechtvaardigden vooraf gaat aan of volgt op de vrije gave van het geloof is niet de grond van de rechtvaardiging en verdient die ook niet” (GV 25).
E) Door de rechtvaardiging worden we onvoorwaardelijk opgenomen in de gemeenschap met God. Dit sluit de belofte in van eeuwig leven; “Als we met Hem zijn verbonden in Zijn dood, zullen wij zeker met Xxx verbonden worden in Zijn opstanding” (Rom 6:5, vgl. Joh 3:36, Rom 8:17). In het laatste oordeel zullen de gerechtvaardigden ook geoordeeld worden op grond van hun werken (vgl. Matth 16:27; 25:31-46; Rom 2:16; 14:12; 1 Cor 3:8; 2 Cor 5:10 enz.). Wij aanvaarden een oordeel, waarin Gods genadig vonnis alles in ons leven en ons handelen zal aannemen, wat overeen komt met Zijn wil. Maar alles in ons leven, wat verkeerd is, zal worden blootgelegd en niet het eeuwig leven binnengaan. Ook de Formula Concordiae zegt:
“Het is Gods wil en uitdrukkelijk gebod, dat de gelovigen goede werken moeten doen, die de heilige Xxxxx in hen werkt, en God wil zich met hen verheugen omwille van Christus en Hij belooft hen een heerlijke beloning in dit en in het toekomstig leven” (FC SD IV,38; BSLK 950,18-24). Iedere beloning is een gave van genade, waarop we geen aanspraak hebben.
3. De rechtvaardigingsleer is maatstaf of toetssteen van het christelijke geloof. Geen leer mag in strijd zijn met dit criterium. In deze zin is de rechtvaardigingsleer “een onmisbaar criterium dat voortdurend heel de leer en praxis van onze kerken dient te richten op Christus” (GV 18). Als zodanig heeft zij haar waarheid en haar eigen betekenis in de alles omvattende context van de fundamentele belijdenis van het geloof in de Drieëenheid door de kerk. We “delen het doel, in alles Christus te belijden, die boven alles moet worden vertrouwd als de ene middelaar (1 Tim 2:5-6), door wie God in de heilige Xxxxx zichzelf geeft en zijn vernieuwende gaven uitstort” (GV 18).
4. Het Antwoord van de [Rooms-]katholieke Kerk heeft niet de bedoeling het gezag van Lutherse synoden of van de Lutherse Wereldfederatie ter discussie te stellen. De [Rooms-]katholieke Kerk en de Lutherse Wereldfederatie zijn de dialoog begonnen en hebben die gevoerd als partners met gelijke rechten (“par cum pari”). Ondanks verschillen in opvatting over gezag in de kerk respecteert elke partner de voorgeschreven werkwijze van de andere partner om leerstellige beslissingen te nemen.
Vertaald door T.H.M. Akerboom Bron: xxx.xxxxxxxx.xx
Ondertekende tekst over bevestiging van bovenstaande Gemeenschappelijke Verklaring (GV)
OFFICIËLE GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING
van de Lutherse Wereldfederatie en de [Rooms-]katholieke Kerk
1. Op basis van de overeenstemming, die is bereikt in de Gemeenschappelijke verklaring over de leer van de rechtvaardiging (GV) verklaren de Lutherse Wereldfederatie en de
[Rooms-]katholieke kerk samen: “Het verstaan van de leer van de rechtvaardiging, die in deze Verklaring is uiteengezet, toont aan, dat er een consensus bestaat ten aanzien van de
grondwaarheden van de leer van de rechtvaardiging tussen Lutheranen en [Rooms-]katholieken” (GV 40). Op basis van deze consensus verklaren de Lutherse Wereldfederatie en de [Rooms-]Katholieke
Kerk samen: “De leer van de Lutherse kerken, die wordt weergeven in de Verklaring, valt niet onder de veroordelingen van het Concilie van Trente. De veroordelingen in de Lutherse Belijdenisgeschriften zijn niet van toepassing op de leer van de Rooms-katholieke kerk, die wordt weergeven in deze Verklaring” (GV 41)
2. Met betrekking tot de resolutie over de Gemeenschappelijke verklaring door de Council van de Lutherse Wereldfederatie van 16 juni 1998 en het antwoord op de Gemeenschappelijke Verklaring door de [Rooms-]katholieke kerk van 25 juni 1998 en de vragen, die door hen beide naar voren zijn gebracht staaft de toegevoegde verklaring (“Annex”genoemd) de consensus nader, die is bereikt in de Gemeenschappelijke Verklaring; aldus wordt duidelijk, dat de wederzijdse veroordelingen van vroeger niet van toepassing zijn op de leer van de dialoogpartners, zoals die is weergeven in de Gemeenschappelijke Verklaring.
3. De twee dialoogpartners hebben zich verbonden om de studie van de bijbelse grondslagen van de leer van de rechtvaardiging voort te zetten en te verdiepen. Zij zullen
bovendien zoeken naar een uitvoeriger gemeenschappelijk verstaan van de leer van de rechtvaardiging, dat verder gaat dan datgene wat in de Gemeenschappelijke Verklaring en de aangehechte stavende verklaring is behandeld. Uitgaande van de bereikte consensus is voortzetting van de dialoog vereist in het bijzonder over de punten, die vooral zijn genoemd in de Gemeenschappelijke Verklaring zelf (GV 43) als punten die een verdere verduidelijking nodig hebben om te komen tot de volledige gemeenschap tussen de kerken, een eenheid in verscheidenheid, waarin resterende verschillen zouden worden “verzoend” en niet langer een verdeeldheid zaaiende kracht hebben.
Lutheranen en [Rooms-]katholieken zullen hun pogingen voortzetten oecumenisch in hun gemeenschappelijk getuigen de boodschap van de rechtvaardiging te vertalen in woorden, die relevant zijn voor mensen van vandaag, en verband houden met zowel de individuele als de maatschappelijke interesse van onze tijd.
Door de ondertekening bevestigen
de [Rooms-]katholieke kerk en de Lutherse Wereldfederatie
de Gemeenschappelijke Verklaring over de leer van de rechtvaardiging in haar geheel
Vertaald door T.H.M. Akerboom Bron: xxx.xxxxxxxx.xx
OOK PKN EN METHODISTISCHE WERELDBOND
Sinds het ontstaan van de Protestantse Kerk in Nederland (PKN), waarin ook de Evangelisch-Lutherse kerk in Nederland is opgegaan, is ook de PKN aanspreekbaar op bovenstaande verklaring.
Ds. B. Xxxxxx schreef mij hierover op 9 april 2010: "De Protestantse Kerk in Nederland is de voortzetting van de Nederlandse Hervormde Kerk (NHK), de Gereformeerde Kerken in Nederland (GKN) en de Evangelisch – Lutherse Kerk in het Koninkrijk der Nederlanden (ELK). Om de overgang van de afzonderlijke kerkorden naar de kerkorde van de Protestantse Kerk in Nederland goed te laten verlopen, zijn er overgangsbepalingen vastgesteld. Overgangsbepaling 47 stelt: ‘De relatie tot kerken, organisaties en instellingen die –onder welke benaming ook- voor 1 mei 2004 een relatie onderhielden met de NHK, de GKN of de ELK, dan wel met de NHK, de GKN of de ELK een overeenkomst hadden gesloten, wordt met ingang van die datum door de Protestantse Kerk in Nederland voortgezet, tenzij uitdrukkelijk anders bepaald en behoudens latere wijziging rechtens’. Zo is ook te begrijpen dat vanaf de vereniging de PKN lid is van de Lutherse Wereld Federatie. De op 31 oktober 1999 door de Lutherse Wereld Federatie ondertekende verklaring geldt mitsdien ook voor de PKN."
In 2006 heeft ook de Methodistische Wereldbond deze overeenstemming onderschreven.
Xxxx Xxxxxxxxxx, webmaster StuCom
Meer op xxx.xxxxxx.xx over het overbruggen van verschillen tussen Rome en Reformatie:
• 0141 Ratzinger - over pausdom en oecumene Dialoog met Waldenzen in 1993 - vertaling en inleiding: Xxxx Xxxxx
• 0075 De Bijbel in het licht van de oude kerkvaders De belangrijkste onderwerpen waar katholiek en protestant van mening over verschillen komen in een ander daglicht als men leest wat de kerkvaders schreven. Twaalf hoofdstukken / lessen van xxx. Xxxxxx Xxxxxxxxx.