STATUTEN
STATUTEN
Naam en zetel.
Artikel 1.
De stichting draagt de naam: Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Houtverwerkende Industrie en Jachtbouw.
Zij is gevestigd in Utrecht.
Naast alle rechten en verplichtingen, welke de stichting voor een januari negentienhonderdvijfennegentig onder de naam "Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Emballage-, Pallet- en Klompenindustrie" heeft verkregen respectievelijk is aangegaan, zijn in de stichting opgenomen alle rechten en verplichtingen per een oktober negentienhonderdvijfennegentig van de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Houtwaren- en Borstelindustrie.
Begripsomschrijvingen.
Artikel 2.
In deze statuten wordt verstaan onder:
- de stichting: de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Houtverwerkende Industrie en Jachtbouw;
- Houtverwerkende Industrie:
A. Ondernemingen waarin het bedrijf wordt uitgeoefend van de vervaardiging, assemblage, import en groothandel van artikelen van hout of kunststof dan wel hetgeen binnen het kader van deze ondernemingen ter vervanging van deze grondstof dient, waaronder begrepen:
1. huishoudelijke artikelen (met uitzondering van groothandel);
2. speelgoederen; waaronder educatieve materialen;
3. sportartikelen;
4. gereedschappen en onderdelen daarvan;
5. technische artikelen ten behoeve van industrie, ambacht, bedrijf, beroep en instellingen;
6. gebogen en gedraaide, gekartelde, geperste, gelijmde en geverfde producten;
7. looprekken, kinderstoelen, lectuurbakken;
8. naaidozen, etagères, thermometers, barometers, borstelhangers, eenvoudige boekenplanken, etensdragers, dienbladen, souvenirartikelen, sigarenkisten, sierdozen en andere houten kleinverpakkingen;
9. lucifers en potloden;
10. decoratieve producten voor de particuliere tuin;
11. fineer;
12. andere producten van hout of hetgeen ter vervanging daarvan dient, met uitzondering van:
a. meubelen en onderdelen daarvan;
b. producten voor de bouwnijverheid (timmerwerk);
c. triplex en meubelplaat;
x. xxxxxx- en hardhoutvloeren;
e. houtvezelplaten;
f. producten van de ondernemingen die zijn aangesloten bij het Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie.
Met uitzondering van de volgende ondernemingen:
- ondernemingen vallend onder de werkingssfeer van de algemeen verbindend verklaarde CAO in de Metalektro 2010/2011, besluit de dato vijfentwintig mei tweeduizendtien, bijvoegsel Staatscourant 2010, nummer 8109 en/of de algemeen
verbindend verklaarde XXX voor het Hoger Personeel in de Metalektro 2010/2011, besluit de dato vijfentwintig mei tweeduizendtien, bijvoegsel Staatscourant 2010, nummer 8114;
- ondernemingen vallend onder de werkingssfeer van de algemeen verbindend verklaarde CAO voor het Metaalbewerkingsbedrijf 2011/2013, besluit de dato negenentwintig augustus tweeduizend elf, bijvoegsel Staatscourant 2011, nummer 11220.
B. 1. Ondernemingen waarin het bedrijf wordt uitgeoefend van de vervaardiging, het herstellen, assemblage, import en groothandel van emballage en pallets van hout of van kunststof, dan wel van hetgeen binnen het kader van deze ondernemingen tot vervanging van hout of kunststof als grondstof dient, met uitzondering van de volgende ondernemingen:
- ondernemingen waarin hoofdzakelijk het bedrijf wordt uitgeoefend van de grafkistenindustrie;
- ondernemingen vallend onder de werkingssfeer van de algemeen verbindend verklaarde CAO voor het Kartonnage- en Flexibele Verpakkingenbedrijf 2011/2012, besluit de dato achttien maart tweeduizend elf, bijvoegsel Staatscourant 2011, nummer 3054;
- ondernemingen die zijn aangesloten bij het Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie;
- ondernemingen vallend onder de werkingssfeer van de algemeen verbindend verklaarde CAO in de Metalektro 2010/2011, besluit de dato vijfentwintig mei tweeduizendtien, bijvoegsel Staatscourant 2010, nummer 8109 en/of de algemeen verbindend verklaarde XXX voor het Hoger Personeel in de Metalektro 2010/2011, besluit de dato xxxxxxxxxxxxx mei tweeduizendtien, bijvoegsel Staatscourant 2010, nummer 8114;
- ondernemingen vallend onder de werkingssfeer van de algemeen verbindend verklaarde CAO voor het Metaalbewerkingsbedrijf 2011/2013, besluit de dato negenentwintig augustus tweeduizendelf, bijvoegsel Staatscourant 2011, nummer 11220.
2. Ondernemingen en/of afdelingen van een onderneming waarin het bedrijf wordt uitgeoefend van de vervaardiging, het herstellen, assemblage, import en groothandel van houten draag- en/of sierklompen en/of van houten sandalen.
C. Ondernemingen waarin het bedrijf wordt uitgeoefend van de vervaardiging, assemblage, groothandel en import van borstels, kwasten, borstelvezels en borstelhaar van de borstel- en kwastenindustrie en/of -assemblage en het borstelvezel- en haarbereidingsbedrijf.
D. Ondernemingen, waarin het bedrijf wordt uitgeoefend van het vervaardigen en/of assembleren van geheel of gedeeltelijk houten vaten, kuipwerk en/of bakken - niet dienende voor verpakking - en aanverwante technische houtwaren, ook als deze artikelen binnen het kader van deze ondernemingen van een andere grondstof dan van hout vervaardigd zijn.
E. Uitgezonderd zijn ondernemingen die vallen onder een andere algemeen verbindend verklaarde CAO dan de algemeen verbindend verklaarde CAO voor de Houtverwerkende Industrie, besluit de dato zevenentwintig mei tweeduizend elf, bijvoegsel Staatscourant 2011, nummer 7995.
F. Uitgezonderd is Bruynzeel Potlodenfabriek te Bergen op Zoom. Houten en Kunststoffen Jachtbouw, alsmede waterrecreatieondersteunende activiteiten:
G. Ondernemingen, zijnde de natuurlijke persoon of de rechtspersoon, dan wel de maatschap, de vennootschap gevormd door twee of meer natuurlijke en/of rechtspersonen gezamenlijk, die een bedrijf exploiteert waarvan de activiteiten bestaan uit het verrichten van werkzaamheden in de Houten en Kunststoffen Jachtbouw, alsmede waterrecreatieondersteunende activiteiten;
H. tot de Houten en Kunststoffen Jachtbouw, alsmede waterrecreatie ondersteunende activiteiten behoort iedere onderneming:
a. die zich geheel of in hoofdzaak bezighoudt met het bouwen, afbouwen, aftimmeren, tuigen, uitrusten en vaarklaar maken van pleziervaartuigen voor recreatieve doeleinden, of van onderdelen daarvan of daarvoor, alles voor zover in hout en/of kunststof;
b. die zich geheel of in hoofdzaak bezig houdt met het herstellen, onderhouden en verbouwen van pleziervaartuigen voor recreatieve doeleinden of van onderdelen daarvan of daarvoor, alles voor zover in hout en/of kunststof;
c. die zich naast het in hoofdzaak verrichten van dienstverlenende activiteiten in de waterrecreatie bezig houdt met het herstellen, onderhouden en verbouwen van pleziervaartuigen voor recreatieve doeleinden of van onderdelen daarvan of daarvoor;
I. de referentiefuncties
Referentiefuncties | Aard van de werkzaamheden; effect; aansturen mensen en disciplines; werk- en denkniveau | Invloed; functionele ruimte; contact |
Salarisklasse 1 | Ongeschoolde, uitvoerende medewerkers | |
Medewerker algemene dienst | Uit te voeren na korte instructie; eenduidige complexiteit, werk bestaat uit één of enkele activiteiten met een kortcyclisch karakter; zeer beperkte consequenties voor anderen, respectievelijk werkprocessen op onmiddellijke termijn; bezwarende omstandigheden; geen bedieningsvaardigheden. | Ondersteunen/assisteren van anderen; zeer geringe functionele ruimte; middelen/mogelijkheden en wijze van uitvoeren precies vastgelegd/aangegeven; mogelijkheid om direct terug te vallen op anderen; minimaal contact met anderen, verstrekken van eenvoudige informatie. |
Salarisklasse 2 | Eenvoudige, routinematige, uitvoerende medewerkers | |
Algemeen medewerker (schoonmaker) | Ongeschoold, uitvoerend werk; herhalende complexiteit, overeenkomstige situaties in een vast patroon; verschillende activiteiten van | Ondersteunen van anderen; taken zijn duidelijk vastgesteld; standaard regels/voorschriften; middelen/mogelijkheden zijn |
herhalende aard; vaak onder bezwarende omstandigheden; enige bedieningshandelingen door middel van praktijktraining verkregen; uit te voeren na korte instructie; geringe consequenties voor anderen, respectievelijk werkprocessen op zeer korte termijn. | aangegeven; geringe vrijheid in de wijze van uitvoeren; mogelijkheid om direct terug te vallen op anderen; minimaal contact met anderen, verstrekken van eenvoudige informatie. |
Salarisklasse 3 | Routinematige, uitvoerende medewerkers | |
Lakker, | Bedieningshandelingen, | Kwaliteit van invloed; |
Polyesterslijper, | waarbij sprake is van | diensten verlenen aan |
Machinaal houtbewerker, | standaard werkwijzen en | derden; |
Gelcoater, | oplettendheid is vereist, | middelen/mogelijkheden zijn |
Glas/harsspuiter, | routinematig; | aangegeven, er is vrijheid |
Schuurder, | enkelvoudige werkzaamheden, | van interpreteren binnen |
Assistent verkoper | gelijkgerichte taken; | vastgestelde |
detailhandel | soms onder bezwarende | procedures/kaders; |
omstandigheden; | opdrachten zijn duidelijk | |
bedienen van eenvoudige | gesteld; | |
gereedschappen en | verantwoording op basis van | |
apparatuur; | te behalen | |
VMBO (LBO) werk- en | (tussen)resultaten; | |
denkniveau; | beperkt contact met anderen | |
geringe consequenties op | (voornamelijk binnen eigen | |
uitvoeringsniveau voor | afdeling), gericht op | |
anderen, respectievelijk | onderlinge afstemming. | |
werkprocessen op korte | ||
termijn. |
Salarisklasse 4 | Geschoolde, uitvoerende medewerkers | |
Polyester monteur afbouw, Polyester monteur voormontage, Tuiger, Medewerker onderhoud/gebouw/groen, Telefoniste/receptioniste, Monteur houten onderdelen, Meubelmaker, Mastenmaker (aluminium), Medewerker | Enig technisch of administratief inzicht vereist; bedienen van aan de functie gekoppeld gereedschap; samengestelde werkzaamheden; bedienen en besturen van speciale werktuigen en/of voertuigen; uitvoeren van controlehandelingen en | Kwaliteit van belang; diensten verlenen aan derden; middelen/mogelijkheden zijn aangegeven, er is vrijheid van interpreteren binnen vastgestelde procedures/kaders; opdrachten zijn duidelijk gesteld; verantwoording op basis van |
eindcontrole/afwerking, Magazijnbeheerder, Polyesterbewerker, Schilder, Mastenmaker (hout), Beslagmaker RVS, Assistent havenmeester/ havenmedewerker | registreren; zelf indelen van werkzaamheden binnen verstrekte opdrachten; werken volgens voorgeschreven werkwijzen; opdrachten zijn duidelijk gesteld; VMBO (LBO) werk- en denkniveau met enige praktijkervaring; consequenties voor anderen, respectievelijk werkprocessen op korte termijn. | te behalen (tussen)resultaten; beperkt contact met anderen (voornamelijk binnen eigen afdeling), gericht op onderlinge afstemming. |
Salarisklasse 5 | Vaklieden C | |
Watersportmonteur | Xxxxxxxxxx vakkennis en | Directe invloed op de |
vaardigheden vereist | kwaliteit van het eigen werk | |
verkregen door opleiding | met een indirecte invloed op | |
binnen of buiten het bedrijf; | de werkzaamheden van | |
soms onder bezwarende | anderen, effecten op de | |
omstandigheden; | werkopdracht/klant; | |
bedienen van aan de functie | middelen/mogelijkheden zijn | |
gekoppeld | aangegeven, er is vrijheid | |
gereedschap/apparatuur; | van interpreteren binnen | |
gevarieerde werkzaamheden | vastgestelde | |
en onderling samenhangende | procedures/kaders; | |
activiteiten binnen één | opdrachten zijn duidelijk | |
vakgebied; | gesteld; | |
werken volgens vastgestelde | verantwoording op basis van | |
voorschriften, instructies; | te behalen | |
beroep op eigen | (tussen)resultaten; | |
oordeelsvorming; | beperkte mogelijkheid tot | |
kan (in overleg) wijzigingen in | raadplegen van anderen als | |
de werkvolgorde brengen en | gevolg van eigen | |
terugkoppelen van stagnaties; | vakdeskundigheid; | |
duidelijk en correct informeren; | geven van algemene, primair | |
VMBO (LBO) werk- en | op de zaak gerichte | |
denkniveau met ruime | informatie aan anderen, | |
praktijkervaring; | gericht inspelen op | |
duidelijke consequenties voor | verzoeken en wensen van | |
anderen, respectievelijk | anderen. | |
werkprocessen op korte | ||
termijn. |
Salarisklasse 6 | Vaklieden B |
Verhuurmedewerker (administratief), Verhuurmedewerker (technisch), Scheepsbouwer/ metaalbewerker, Verkoper (detailhandel), Medewerker reparatie en onderhoud, Reparatie/onderhoud medewerker, Mallenbouwer, Allround monteur | Oplossen van concrete problemen/storingen/inciden- ten; Communicatievaardigheden in relatie tot anderen, duidelijk en correct informeren; bedienen en instellen van specifiek aan de functie gekoppeld gereedschap; diagnosticeren van storingen, bedrevenheid in het verhelpen van storingen, verwerken van technische en administratieve gegevens; uitvoeren van eigen werk op basis van concrete opdrachten/taakstellingen; MBO werk- en denkniveau; consequenties voor anderen en het bedrijfsresultaat op korte/middellange termijn. | Directe invloed op de kwaliteit van het eigen werk met een indirecte invloed op de werkzaamheden van anderen, effecten op de werkopdracht/klant; middelen/mogelijkheden zijn globaal aangegeven; functie-uitvoering op basis van richtlijnen; begrensde vrijheid met betrekking tot te kiezen aanpak/te hanteren techniek; verantwoording op basis van doelrealisatie; samen bereiken van resultaten respectievelijk oplossingen vanuit zowel op de zaak als op de persoon gerichte benadering, hebben van aandacht, tonen van begrip voor de behoeften, wensen en verlangens van de anderen. |
Salarisklasse 7 | Vaklieden A | |
Kwaliteitsmedewerker, Administratief medewerker, Jachttekenaar, Jachtbouwer hout/kunststof/composiet, Groepsleider bankwerkerij, Houtenjachtbouwer (traditioneel), Allround secretaresse, Havenmeester, Meewerkend voorman reparatie/onderhoud | Vaktechnisch aansturen; specialistische/samengestelde bewerkingen, werkzaamheden, technieken met gebruikmaking van specifiek aan de functie gekoppeld gereedschap; oplossen van concrete problemen/storingen/incidenten; binnen een duidelijk vakgebied, opdrachten zijn duidelijk gesteld; regelen en afstemmen van werkzaamheden met anderen buiten de eigen discipline; uitvoeren/organiseren/indelen van eigen werk op basis van concrete/taakstellingen; MBO werk- en denkniveau met ruime ervaring; consequenties voor anderen en | Directe invloed op de kwaliteit van het eigen werk en dat van anderen; directe invloed op de werkomgeving met gevolgen voor werk van anderen op de korte termijn, effecten op de werkopdracht/klant; middelen/mogelijkheden zijn globaal aangegeven, begrensde vrijheid van interpretatie met betrekking tot te kiezen aanpak en te hanteren technieken; functie-uitvoering op basis van richtlijnen; doelstellingen zijn mede voorbereid en vastgesteld; verantwoording op basis |
het bedrijfsresultaat op korte/middellange termijn. | van doelstellingsrealisatie; samen bereiken van resultaten respectievelijk oplossingen vanuit zowel op de zaak als op de persoon gerichte benadering, hebben van aandacht, tonen van begrip voor de behoeften, wensen en verlangens van de ander, waarbij rekening gehouden moet worden met uit de situatie voortvloeiende gevoeligheden en omstandigheden, soms sprake van verschillende invalshoeken. |
- aangesloten onderneming: de onderneming, bedoeld in artikel 9;
- werknemer: de persoon die vanaf zijn/haar twintigste verjaardag tot de eerste dag van de maand waarin de zevenenzestigste jarige leeftijd wordt bereikt die op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst is van een aangesloten onderneming als genoemd onder A tot en met D en met ingang van een januari tweeduizenddertien de persoon die vanaf zijn/haar twintigste verjaardag tot de eerste dag van de maand waarin de zevenenzestigste jarige leeftijd wordt bereikt die op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst is van een aangesloten onderneming als genoemd onder G en H, mits de functie is ingedeeld of gezien de aard van de werkzaamheden behoort te worden ingedeeld in de opgenomen referentiefuncties als hiervoor genoemd onder I.
Als werknemer in dienst van een aangesloten onderneming als genoemd onder G en H wordt niet beschouwd de stagiaire en de vakantiewerker.
Voor werknemers in dienst van een aangesloten onderneming als genoemd onder A tot en met D en G en H die hun twintigste verjaardag nog niet hebben bereikt, geldt slechts een risicodekking voor overlijden en arbeidsongeschiktheid;
- deelnemer: de persoon, bedoeld in artikel 10;
- aanspraakgerechtigde: persoon die begunstigde is voor een nog niet ingegaan pensioen;
- gewezen deelnemer: de gewezen werknemer door wie op grond van het pensioenreglement geen pensioen meer wordt verworven en die bij beëindiging van de deelneming een pensioenaanspraak heeft behouden jegens de stichting;
- pensioengerechtigde: de persoon voor wie op grond van het pensioenreglement het pensioen is ingegaan;
- pensioenreglement: de door de stichting opgestelde regeling met betrekking tot de verhouding tussen de stichting en de deelnemer;
- uitvoeringsreglement: de door de stichting opgestelde regeling met betrekking tot de verhouding tussen de stichting en de aangesloten onderneming;
- toezichthouder: de Stichting Autoriteit Financiële Markten of De Nederlandsche Bank N.V., ieder voor zover belast met de uitoefening van het toezicht bij of krachtens artikel 151 van de Pensioenwet;
- bestuur: het in artikel 5 bedoelde bestuur van de stichting;
- belanghebbenden: de bij de stichting betrokken deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, overige aanspraakgerechtigden en aangesloten ondernemingen.
Doel.
Artikel 3.
1. De stichting heeft ten doel het treffen van pensioenvoorzieningen voor de deelnemers en gewezen deelnemers en hun nagelaten betrekkingen ter zake van ouderdom, arbeidsongeschiktheid en/of overlijden, een en ander als omschreven in het pensioenreglement en de daarbij behorende bijlagen.
2. De stichting tracht dit doel te bereiken door:
a. premies te innen bij de aangesloten ondernemingen, deze gelden te beleggen en te beheren en daaruit uitkeringen toe te kennen bij ouderdom, overlijden en arbeidsongeschiktheid, een en ander overeenkomstig de regels gesteld in het uitvoeringsreglement en het pensioenreglement;
b. het overdragen of het herverzekeren van het uit de aangegane verplichtingen voortspruitende risico door het sluiten van overeenkomsten met een financiële onderneming die ingevolge de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van levensverzekeraar of schadeverzekeraar mag uitoefenen;
c. andere wettige middelen, die tot het bereiken van het doel bevorderlijk kunnen zijn.
3. De stichting werkt volgens een actuariële en bedrijfstechnische nota, waarin in elk geval een omschrijving is opgenomen van de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan:
a. de regeling met betrekking tot de onderwerpen opgenomen in het uitvoeringsreglement;
b. het voorschrift dat bij voorwaardelijke toeslagverlening er een consistent geheel dient te zijn tussen de gewekte verwachtingen, de financiering en het realiseren van voorwaardelijke toeslagen;
c. de in de Pensioenwet opgenomen voorschriften met betrekking tot de vaststelling van technische voorzieningen, financiering van ouderdomspensioen, de hoogte van de kostendekkende premie, terugstorting of premiekorting, vermelding van de premie in de jaarrekening en het bestuursverslag, het minimaal vereiste eigen vermogen, het vereiste eigen vermogen, de dekking door waarden, het verminderen van pensioenaanspraken en pensioenrechten, de eisen ten aanzien van beleggingen, het aangaan van leningen en de financiering van voorwaardelijke toeslagverlening.
4. De gelden van de stichting worden door het bestuur belegd in overeenstemming met de prudent- person regel. Het beleggingsbeleid is met name gebaseerd op de volgende uitgangspunten:
a. de waarden worden belegd in het belang van de aanspraak- en pensioengerechtigden; en
b. de beleggingen worden gewaardeerd op basis van marktwaardering.
5. De actuariële en bedrijfstechnische nota bevat voorts een verklaring inzake beleggingsbeginselen en een beschrijving van de sturingsmiddelen. De verklaring inzake beleggingsbeginselen wordt om de drie jaar en voorts onverwijld na iedere belangrijke wijziging van het beleggingsbeleid herzien.
6. De actuariële en bedrijfstechnische nota voldoet overigens aan de voorschriften opgenomen in het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen.
7. De stichting zendt een door het bestuur gewaarmerkt afschrift van de wijzigingen in de actuariële en bedrijfstechnische nota binnen twee weken na totstandkoming van die wijziging aan de toezichthouder.
Middelen.
Artikel 4.
1. De geldmiddelen der stichting bestaan uit:
a. de bijdragen van de aangesloten ondernemingen;
b. de bijdragen van de deelnemers;
c. ontvangsten uit herverzekeringen;
d. renten en andere inkomsten.
2. De uitgaven der stichting bestaan uit:
a. uitkeringen aan gepensioneerden, arbeidsongeschikte deelnemers alsmede aan de nagelaten betrekkingen van (gewezen) deelnemers;
b. betalingen voor herverzekeringen;
c. overige uitgaven.
Bestuur. Artikel 5.
1. De stichting heeft een paritair bestuur. De belanghebbenden zijn op een zo evenwichtig mogelijke wijze vertegenwoordigd in het bestuur.
2. Het bestuur draagt zorg voor de uitvoering van statuten en reglementen en is belast met het beheer van de stichting, bedoeld in artikel 3 lid 2. Het bestuur is bevoegd te besluiten tot het sluiten van overeenkomsten tot het verkrijgen, vervreemden of bezwaren van registergoederen.
3. Het bestuur bestaat uit acht bestuursleden:
- drie bestuursleden, die zitting hebben van de zijde van aangesloten ondernemingen;
- twee bestuursleden, die zitting hebben van werknemerszijde;
- één bestuurslid, die zitting heeft van de zijde van pensioengerechtigden; en
- twee bestuursleden die geen directe vertegenwoordigers zijn van de belanghebbenden bij de stichting, benoemd conform het bepaalde in het vierde lid.
Het bestuurslid van de zijde van de pensioengerechtigden dat voldoet aan het functieprofiel wordt op basis van voordracht van de vertegenwoordigers van de pensioengerechtigden in het verantwoordingsorgaan en na het horen van de raad van toezicht over de procedure, benoemd door het bestuur.
Na voordracht van de hierna genoemde werkgeversverenigingen respectievelijk vakorganisaties, wordt een nieuw bestuurslid van de zijde van aangesloten ondernemingen respectievelijk werknemerszijde dat voldoet aan het functieprofiel en na het horen van de raad van toezicht over de procedure, benoemd door het bestuur.
De bestuursleden van de zijde van aangesloten ondernemingen worden in onderling overleg voorgedragen door:
- de Nederlandse Emballage en Palletindustrie Vereniging;
- de Nederlandse Vereniging van Klompenfabrikanten;
- Dutch-Man, Nederlandse branchevereniging;
- de Hiswa-Recron Vereniging.
De bestuursleden van werknemerszijde worden in onderling overleg voorgedragen door:
- FNV;
- CNV Vakmensen.
4. Aan het paritair bestuur kunnen maximaal twee bestuurders worden toegevoegd die niet directe vertegenwoordigers zijn van de belanghebbenden bij de stichting. Indien de stichting van deze mogelijkheid gebruik wil maken, stelt het bestuur een functieprofiel op voor één dan wel elk van deze bestuurders. Het bestuur is bevoegd een nieuw bestuurslid dat voldoet aan het functieprofiel te benoemen, na het horen van de raad van toezicht over de procedure.
5. Het bestuur wijst een bestuurslid van de zijde van aangesloten ondernemingen en een bestuurslid van werknemerszijde aan, die beurtelings voor een jaar de functie van voorzitter zullen bekleden. Het bestuurslid van de zijde van pensioengerechtigden wordt hierbij als bestuurslid van werknemerszijde gezien. Gedurende het jaar, dat het bestuurslid van de zijde van aangesloten ondernemingen voorzitter is, zal het bestuurslid van werknemerszijde secretaris zijn, en omgekeerd.
6. De verdere bestuursfuncties worden onderling door de bestuursleden verdeeld.
7. Het bestuur vertegenwoordigt de stichting. Daarnaast kan de stichting worden vertegenwoordigd door de voorzitter en de secretaris gezamenlijk handelend.
8. De bestuursleden hebben zitting voor een tijdvak van vier jaar; zij zijn na afloop van deze periode terstond maximaal twee keer herbenoembaar voor een tijdvak van vier jaar.
9. Het bestuurslidmaatschap eindigt behalve door periodiek aftreden:
a. door opzegging door het bestuurslid;
b. door overlijden;
c. door een daartoe strekkend besluit van de werkgeversvereniging of vakorganisatie, die het bestuurslid heeft voorgedragen; of
d. door ontslag als bedoeld in lid 16.
10. In een tussentijdse vacature wordt binnen zes maanden na het ontstaan daarvan voorzien - op basis van de door het bestuur verstrekte functieprofiel - door de werkgeversvereniging of vakorganisatie, die het te vervangen lid heeft voorgedragen, dan wel op voordracht van de vertegenwoordigers van de pensioengerechtigden in het verantwoordingsorgaan. Indien voor de vertegenwoordiger van pensioengerechtigden op deze wijze niet in de vacature kan worden voorzien, gaat het bestuur over tot het houden van een verkiezing. Voor het nieuwe bestuurslid vangt een nieuwe zittingsperiode aan. Gedurende het bestaan van een vacature behoudt het bestuur zijn volledige bevoegdheden.
11. Bij belet van een of meer bestuursleden nemen de overblijvende bestuursleden of neemt het overblijvende bestuurslid tijdelijk de volledige taken van het bestuur waar. Bij belet van alle bestuursleden treft de raad van toezicht de benodigde voorzieningen om er zorg voor te dragen zodat zo spoedig mogelijk in de volledige taken van het bestuur kan worden voorzien door middel van het aanwijzen van één of meerdere personen om tijdelijk de volledige taken van het bestuur waar te nemen totdat de periode van belet is beëindigd.
12. Bij ontstentenis van een of meer bestuursleden nemen de overblijvende bestuursleden of neemt het overblijvende bestuurslid tijdelijk de volledige taken van het bestuur waar. Bij ontstentenis van alle bestuursleden treft de raad van toezicht de benodigde voorzieningen om er zorg voor te dragen zodat zo spoedig mogelijk in de volledige taken van het bestuur kan worden voorzien door middel van het aanwijzen van één of meerdere personen om tijdelijk de volledige taken van het bestuur waar te nemen totdat de periode van ontstentenis is beëindigd.
13. Onder belet in de zin van dit artikel wordt verstaan de (tijdelijke) onmogelijkheid van een bestuurslid, om zijn functie uit te oefenen, waaronder mede doch niet uitputtend wordt verstaan de situaties van schorsing en ziekte.
14. Onder ontstentenis in de zin van dit artikel wordt verstaan het niet langer in functie zijn van een bestuurslid, waaronder mede doch niet uitputtend wordt verstaan de situaties van overlijden, bedanken en ontslag, ten gevolge waarvan er een vacature is in het bestuur.
15. Ingeval de raad van toezicht niet in staat is de benodigde voorzieningen te treffen om een nieuw bestuur te vormen, kan de Ondernemingskamer van het gerechtshof te Amsterdam, op grond van artikel 173 van de Pensioenwet, op verzoek van de toezichthouder een bewindvoerder aanstellen
over de stichting
16. Met in achtneming van het bepaalde in lid 17, kan een bestuurslid door het bestuur worden geschorst of ontslagen, indien het desbetreffende bestuurslid:
a. naar het oordeel van het bestuur disfunctioneert;
b. in gebreke blijft te voldoen aan de in verband met het bestuurslidmaatschap geldende verplichtingen of handelt in strijd met de statuten of reglementen van de stichting;
c. naar het oordeel van het bestuur gedragingen verricht waardoor de goede naam of de belangen van de stichting worden geschaad;
d. een taak of functie uitvoert die niet verenigbaar is met het bestuurslidmaatschap.
Het bestuurslid over wiens schorsing of ontslag wordt beraadslaagd, wordt in de desbetreffende vergadering de gelegenheid geboden om te worden gehoord en heeft het recht om zich te verdedigen of te verantwoorden. Nadat de raad van toezicht over het voorgenomen ontslag is gehoord, dient een besluit tot schorsing of ontslag, in afwijking van het bepaalde in lid 24, te worden genomen via een schriftelijke stemming in een vergadering waar alle bestuursleden aanwezig zijn, met een gekwalificeerde meerderheid van drie/vierde van de ter vergadering uitgebrachte geldige stemmen met dien verstande dat de stem van het bestuurslid over wiens schorsing of ontslag wordt beraadslaagd buiten beschouwing wordt gelaten. Een schorsing die niet wordt gevolgd binnen drie maanden door een besluit tot verlenging van de schorsing of tot ontslag eindigt door het verloop van die termijn.
17. Het besluit tot schorsing of ontslag heeft onmiddellijke werking. Het bestuur informeert de betrokkene onverwijld schriftelijk met opgave van redenen. Het bestuur informeert de werkgeversvereniging, de vakorganisatie of de vertegenwoordigers van pensioengerechtigden in het verantwoordingsorgaan, die het betreffende lid heeft voorgedragen.
18. Het bestuur vergadert zo dikwijls als de voorzitter of ten minste twee andere bestuursleden zulks wenselijk achten, doch ten minste eenmaal per jaar.
19. De bijeenroeping voor vergaderingen van het bestuur geschiedt, behoudens in spoedeisende gevallen, zulks ter beoordeling van de voorzitter, schriftelijk of elektronisch met een termijn van ten minste veertien dagen en ten hoogste dertig dagen. De brieven of e-mails voor de oproeping vermelden, behalve het tijdstip en de plaats der vergadering, de te behandelen onderwerpen en bevatten als bijlagen zoveel mogelijk alle schriftelijk opgestelde voorstellen en ontwerpen, welke in de vergadering zullen worden behandeld. De voorzitter kan besluiten dat de vergadering van het bestuur langs elektronisch weg wordt gehouden. In dat geval wordt dit vermeld in de oproeping. In vergaderingen, welke niet op de voorgeschreven wijze zijn bijeengeroepen, kunnen slechts besluiten worden genomen, indien alle bestuursleden aanwezig zijn.
20. Geldige besluiten kunnen, tenzij statuten of pensioenreglement daaromtrent anders bepalen, slechts worden genomen in vergaderingen, waarin ten minste vijf bestuursleden aanwezig zijn, met dien verstande, dat ten minste twee bestuursleden van de zijde van aangesloten ondernemingen en twee bestuursleden van de zijde van werknemers en pensioengerechtigden tezamen aanwezig moeten zijn of middels een volmacht vertegenwoordigd zijn.
21. Indien in een vergadering van het bestuur geen besluiten kunnen worden genomen, omdat niet voldaan is aan het in lid 20 bepaalde, wordt binnen veertien dagen na de eerste een tweede vergadering bijeengeroepen, waarin, ongeacht het aantal aanwezige bestuursleden, besluiten kunnen worden genomen, mits ten minste drie/vierde van de ter vergadering uitgebrachte geldige stemmen zich daarvóór verklaart.
22. Het bestuur kan ook buiten vergadering besluiten nemen, mits dit schriftelijk, per e-mail of per fax geschiedt en alle bestuursleden zich ten gunste van het desbetreffende voorstel uitspreken.
Van een en ander wordt aantekening gehouden in de notulen; zodanige aantekening wordt door de voorzitter en de secretaris van het bestuur ondertekend.
23. Ieder bestuurslid heeft één stem, indien van de zijde van aangesloten ondernemingen en van de zijde van werknemers en pensioengerechtigden evenveel leden aanwezig zijn. Zijn zowel van de zijde van aangesloten ondernemingen als van de zijde van werknemers en pensioengerechtigden leden aanwezig, doch in ongelijke getale en is vertegenwoordiging middels volmacht zoals omschreven in lid 20 niet geformaliseerd, dan brengt ieder van de bestuursleden van de zijde van aangesloten ondernemingen onderscheidenlijk van de bestuursleden van de zijde van werknemers en pensioengerechtigden evenveel stemmen uit als er van de andere zijde vertegenwoordigers zijn.
24. Besluiten van het bestuur worden, voor zover daarvan bij deze statuten niet wordt afgeweken, genomen bij volstrekte meerderheid van de geldig uitgebrachte stemmen.
Xxxxxx stemmen en stemmen van onwaarde worden als niet uitgebracht beschouwd.
25. Xxxxxxxx over zaken geschiedt hoofdelijk en mondeling. Stemming over personen vindt plaats met gesloten stembiljetten, die geen ondertekening of ander kenmerk mogen dragen. Het bestuur is evenwel bevoegd, indien de meerderheid daartoe besluit, de stemming op een andere wijze te houden.
Een besluit van het bestuur kan ook worden genomen door ondertekening door alle bestuursleden van een desbetreffend stuk.
26. Bij staking van stemmen over zaken wordt het nemen van een besluit tot een volgende vergadering uitgesteld. Indien de stemmen dan wederom staken, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. Bij staking van stemmen over personen beslist het lot.
27. Elk bestuurslid is verplicht tot geheimhouding van al hetgeen hij in die functie met betrekking tot de stichting, de aangesloten ondernemingen en de deelnemers te weten komt. Hij mag dit niet verder bekend maken dan voor de uitoefening van zijn functie nodig is.
28. Het bestuur stelt een vergoedingsregeling voor de bestuursleden vast. De vergoeding staat in redelijke verhouding tot de gedragen verantwoordelijkheid, de aan de functie gestelde eisen en het tijdsbeslag zoals vastgelegd in het functieprofiel. De vergoeding is nader vastgelegd in het beloningsbeleid van het bestuur.
29. Ieder bestuurslid is bevoegd een deskundige te raadplegen, alsmede zich ter vergadering door een deskundige te laten bijstaan indien ten minste twee bestuursleden het eens zijn met de aanwezigheid van de deskundige in de bestuursvergadering. De kosten van de deskundige voor het raadplegen of voor het bijwonen van de vergadering komen ten laste van de stichting als dit redelijkerwijs noodzakelijk is voor de vervulling van de taak van het desbetreffende bestuurslid en de stichting van de te maken kosten vooraf in kennis is gesteld.
30. Bij het vervullen van zijn taak zorgt het bestuur er voor dat alle belanghebbenden zich door het bestuur op evenwichtige wijze vertegenwoordigd kunnen voelen.
31. Het bestuur kan bevoegdheden geheel of gedeeltelijk mandateren aan de administrateur of aan één of meer door het bestuur aangewezen commissies. De gemandateerde is voor de uitoefening van die bevoegdheid verantwoording schuldig aan het bestuur.
32. Het bestuur kan een aspirant-bestuurslid toelaten bij de bestuursvergadering of een vergadering van een door het bestuur aangewezen commissie. Een aspirant bestuurslid heeft geen stemrecht.
33. Een bestuurder neemt niet deel aan de beraadslaging en besluitvorming indien hij daarbij een direct of indirect persoonlijk belang heeft dat tegenstrijdig is met het belang van de stichting en de met haar verbonden organisatie. Indien er meerdere bestuursleden zijn met een tegenstrijdig
belang, zoals bedoeld in de vorige volzin, en er als gevolg daarvan geen bestuursbesluit overeenkomstig het bepaalde in lid 20 van dit artikel kan worden genomen, wordt het betreffende besluit genomen door de raad van toezicht.
Aansprakelijkheid.
Artikel 6.
1. De stichting vrijwaart het bestuurslid, alsmede diens wettige echtgenoot/-genote dan wel geregistreerd partner tegen vorderingen ter zake van aansprakelijkheid, tenzij bij gerechtelijke uitspraak wordt bepaald dat hoofdelijke aansprakelijkheid is ontstaan op grond van de overweging dat het bestuurslid een ernstig verwijt valt te maken tijdens/bij de uitoefening van de functie van bestuurslid van de stichting.
2. De stichting neemt de kosten voor rechtsbijstand van het bestuurslid in het kader van het voeren van verweer tegen eventuele vorderingen ter zake van hoofdelijke aansprakelijkheid in verband met de uitoefening van zijn functie in de zin van deze overeenkomst voor zijn rekening. Dit geschiedt tot aan het moment dat bij gerechtelijke uitspraak wordt bepaald dat sprake is van hoofdelijke aansprakelijkheid van betrokkene als bestuurslid van de stichting als gevolg van een ernstig verwijt tijdens/bij de uitoefening van de functie van betrokkene als bestuurslid van de stichting.
3. Eventuele kosten of lasten die voor betrokkene voortvloeien uit:
i) een gerechtelijke uitspraak tegen betrokkene; en/of
ii) een tot stand komen van een regeling in der minne,
worden volledig door de stichting gedragen en op het eerste daartoe strekkende schriftelijke verzoek aan betrokkene vergoed, tenzij bij gerechtelijke uitspraak wordt bepaald dat sprake is van hoofdelijke aansprakelijkheid van betrokkene als bestuurslid van de stichting als gevolg van een ernstig verwijt tijdens/bij de uitoefening van de functie van betrokkene als bestuurslid van de stichting.
4. Dit artikel is mede van toepassing op de leden van de raad van toezicht en op de leden van het verantwoordingsorgaan.
Toetsing en geschiktheid. Artikel 7.
1. Het dagelijks beleid van de stichting wordt bepaald door ten minste twee personen.
2. De bestuursleden zijn geschikt in verband met de uitoefening van het bedrijf van de stichting. Voordracht vindt plaats op basis van het voor het desbetreffende bestuurslid geldende functieprofiel. In het functieprofiel zijn de vereiste geschiktheid en competenties en het benodigde tijdsbeslag vastgelegd. Benoeming vindt niet plaats indien het bestuur van oordeel is dat de voorgedragen persoon niet voldoet aan het functieprofiel. Het bestuur legt de overwegingen vast waarom een voorgedragen persoon wordt benoemd. Het voorgaande geldt ook bij herbenoeming van een zittend bestuurslid. Het bestuur legt iedere voorgenomen benoeming voor aan de raad van toezicht. Benoeming vindt niet plaats indien de raad van toezicht van oordeel is dat de kandidaat niet voldoet aan het functieprofiel.
3. Van de bestuursleden staat de betrouwbaarheid buiten twijfel. De betrouwbaarheid van een persoon staat buiten twijfel wanneer dat eenmaal door de toezichthouder voor de toepassing van de Pensioenwet is vastgesteld, zolang niet een wijziging in de relevante feiten of omstandigheden een redelijke aanleiding geeft tot een nieuwe beoordeling. Indien zich een wijziging voordoet van de antecedenten die van invloed is op de betrouwbaarheid van de bestuursleden, stelt de stichting de toezichthouder daarvan onverwijld schriftelijk in kennis.
4. De bestuursleden richten zich bij de vervulling van hun taak naar de belangen van de bij de
stichting betrokken deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden, de pensioengerechtigden en de aangesloten ondernemingen en zorgen ervoor dat dezen zich door hen op evenwichtige wijze vertegenwoordigd kunnen voelen.
5. Het bestuur meldt elke wijziging in de samenstelling van het bestuur vooraf aan de toezichthouder. Een dergelijke wijziging wordt niet doorgevoerd indien:
a. de toezichthouder binnen zes weken na ontvangst van de melding van de wijziging aan de stichting bekend maakt dat hij niet met de voorgenomen wijziging instemt; of
b. de toezichthouder om nadere gegevens of inlichtingen heeft verzocht en binnen zes weken na ontvangst van die gegevens of inlichtingen aan de stichting bekend maakt dat hij niet met de voorgenomen wijziging instemt.
6. Het bestuur stelt een procedure vast voor een periodieke evaluatie van het functioneren van het bestuur als geheel en het functioneren van de individuele bestuursleden. Het bestuur betrekt hierbij één keer in de drie jaar een onafhankelijke derde. Indien het bestuur na het volgen van deze procedure van oordeel is dat er sprake is van een situatie van disfunctioneren door een bestuurslid geldt hetgeen is bepaald in artikel 5 lid 13.
7. De raad van toezicht kan de bestuurders wegens disfunctioneren schorsen; het bepaalde in lid 8 is van overeenkomstige toepassing.
8. De raad van toezicht kan de bestuurders wegens disfunctioneren ontslaan. Van disfunctioneren is in elk geval sprake als het bestuur een besluit heeft genomen zonder de volgens artikel 15 lid 6, benodigde goedkeuring van de raad van toezicht. Dit is niet het geval als het bestuur aannemelijk maakt dat het besluit nodig was in het belang van de belanghebbenden of voortvloeit uit een aanwijzing van de toezichthouder, een last onder dwangsom of een wettelijk voorschrift. De raad van toezicht maakt slechts van de bevoegdheid om bestuurders te schorsen of te ontslaan gebruik nadat het bestuur in de gelegenheid is gesteld het disfunctioneren ongedaan te maken.
Sleutelfuncties.
Artikel 8.
1. De stichting heeft in zijn organisatie de volgende sleutelfuncties ingebed: de actuariële functie, de interne auditfunctie en de risicobeheerfunctie. Het bestuur zorgt ervoor dat voor elk van deze sleutelfuncties een houder wordt aangewezen en dat elke sleutelfunctiehouder zijn functie op een objectieve, eerlijke en onafhankelijke manier kan uitoefenen.
2. Het bestuur stelt een reglement vast waarin het bestuur onder meer beschrijft aan welke eisen de sleutelfunctiehouders dienen te voldoen, wat hun taken en bevoegdheden zijn en wie de sleutelfuncties uitoefenen.
3. De sleutelfunctiehouder van de risicobeheerfunctie, interne auditfunctie of actuariële functie rapporteert materiële bevindingen en aanbevelingen op het gebied dat onder zijn verantwoordelijkheid valt aan het bestuur. Indien de sleutelfunctiehouder van de risicobeheerfunctie, interne auditfunctie of actuariële functie tevens bestuurslid van de stichting is, rapporteert hij de materiële bevindingen en aanbevelingen tevens aan de raad van toezicht.
4. Het bestuur zorgt ervoor dat de sleutelfunctiehouder die een melding doet als bedoeld in artikel 143a Pensioenwet, niet wordt benadeeld als gevolg van deze melding. Voor het ontslag van een sleutelfunctiehouder is voorafgaande goedkeuring van de raad van toezicht vereist. Een sleutelfunctiehouder kan niet worden ontslagen wegens het doen van een melding aan de toezichthouder als bedoeld in artikel 143a Pensioenwet. Het voorgaande is van overeenkomstige toepassing op de sleutelfunctiehouder die is aangesteld op basis van een overeenkomst van opdracht, voor wat betreft de beëindiging van die overeenkomst.
Aangesloten ondernemingen. Artikel 9.
1. Aangesloten onderneming is:
a. de onderneming die een of meer werknemers in dienst heeft, die vallen onder de verplichtstelling van de stichting krachtens de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000, of
b. de onderneming die niet onder de werkingssfeer van de stichting valt, maar met wie de stichting een uitvoeringsovereenkomst heeft gesloten.
2. De stichting kan op grond van lid 1 onder b. een uitvoeringsovereenkomst sluiten met een onderneming die niet onder de werkingssfeer van de stichting valt, maar die zich op vrijwillige basis bij de stichting wil aansluiten, indien:
a. de loonontwikkeling bij deze onderneming ten minste gelijk is aan die volgens hetzij de CAO voor de Houtverwerkende Industrie hetzij de CAO voor de Houten en Kunststoffen Jachtbouw alsmede waterrecreatie ondersteunende activiteiten en de onderneming deelneemt aan hetzij het Sociaal Fonds voor de Houtverwerkende Industrie hetzij het Sociaal Fonds voor de Houten en Kunststoffen Jachtbouw Alsmede Waterrecreatie Ondersteunende Activiteiten;
b. er sprake is van een groepsverhouding tussen de onderneming die zich vrijwillig wil aansluiten en een andere onderneming die onder de werkingssfeer van de stichting valt; of
c. dit aansluitend gebeurt aan een periode waarin de onderneming wel onder de werkingssfeer van de stichting viel.
3. De aangesloten onderneming als bedoeld in lid 1 onder a en b, is verplicht om alle werknemers bij de stichting aan te melden en ervoor zorg te dragen dat de stichting de beschikking krijgt over alle door het bestuur nodig geoordeelde gegevens. Deze gegevens dienen te worden aangeleverd op de wijze die door de stichting wordt verlangd zoals aangegeven in het uitvoeringsreglement, inclusief de werknemers die nog niet de twintigjarige leeftijd hebben bereikt.
Deelnemers.
Artikel 10.
Deelnemers zijn de werknemers, die:
a. krachtens artikel 2 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 verplicht zijn in de stichting deel te nemen; of
b. op grond van een uitvoeringsovereenkomst tussen een aangesloten onderneming en de stichting tot deelneming in de stichting zijn gehouden.
Pensioenreglement en uitvoeringsreglement. Artikel 11.
De gevallen, waarin een pensioen wordt verleend, de grootte van dat pensioen, de bedragen welke door de aangesloten ondernemingen en door de deelnemers moeten worden gestort, en in het algemeen alles, waarvoor met betrekking tot de pensioenregeling nog nadere voorzieningen moeten worden getroffen, worden geregeld in een pensioenreglement en/of in een uitvoeringsreglement.
Verantwoordingsorgaan. Artikel 12.
1. Het verantwoordingsorgaan van de stichting bestaat uit zes leden.
2. In het verantwoordingsorgaan zijn de deelnemers en de pensioengerechtigden evenredig op basis van onderlinge getalsverhoudingen vertegenwoordigd. De leden van het verantwoordingsorgaan vormen een zo evenwichtig mogelijke afspiegeling van de betreffende
geleding. In het verantwoordingsorgaan zijn ook de aangesloten ondernemingen vertegenwoordigd.
3. Het verantwoordingsorgaan is samengesteld als volgt:
a. twee leden vertegenwoordigen de deelnemers;
b. twee leden vertegenwoordigen de pensioengerechtigden;
c. twee leden vertegenwoordigen de aangesloten ondernemingen.
4. De leden die de deelnemers vertegenwoordigen, worden gekozen en benoemd door de in artikel 5 lid 3 genoemde vakorganisaties.
5. De leden die de pensioengerechtigden vertegenwoordigen, worden gekozen en benoemd door de pensioengerechtigden.
6. De leden die de aangesloten ondernemingen vertegenwoordigen, worden gekozen en benoemd door de in artikel 5 lid 3 genoemde werkgeversverenigingen.
7. De leden van het verantwoordingsorgaan worden ontslagen door het verantwoordingsorgaan na het horen van het betreffende lid en de raad van toezicht. In uitzonderlijke situaties is ontslag van de leden van het verantwoordingsorgaan mogelijk door het bestuur met instemming van met de raad van toezicht. Van een uitzonderlijke situatie is sprake als:
a. het lid van het verantwoordingsorgaan desgevraagd door het bestuur geen verklaring omtrent het gedrag kan overleggen die relevant is voor financiële instellingen;
b. het lid van het verantwoordingsorgaan de interne gedragscode en/of integriteitregeling van de stichting heeft overtreden of overtreedt; of
c. er sprake is van een andere zwaarwegende reden op grond waarvan het voortduren van het lidmaatschap van het verantwoordingsorgaan in redelijkheid van de stichting niet kan worden gevergd.
8. Het lidmaatschap van het verantwoordingsorgaan is niet verenigbaar met het lidmaatschap van het bestuur of de raad van toezicht.
9. Het verantwoordingsorgaan heeft recht op overleg met de raad van toezicht.
10. Het bestuur en het verantwoordingsorgaan komen ten minste tweemaal per jaar in vergadering bijeen. Tijdens deze vergaderingen worden de aangelegenheden aan de orde gesteld waarover het bestuur of het verantwoordingsorgaan overleg wenselijk acht.
11. Het bestuur verstrekt desgevraagd aan het verantwoordingsorgaan tijdig alle inlichtingen en gegevens, die deze voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig heeft. De inlichtingen worden desgevraagd schriftelijk verstrekt.
12. De leden van het verantwoordingsorgaan ontvangen voor het bijwonen van vergaderingen of daarmee gelijk te stellen bijeenkomsten een door het bestuur vastgestelde vacatievergoeding en een vergoeding voor de gemaakte reiskosten.
13. Het bestuur stelt een reglement vast waarin de werkwijze van het verantwoordingsorgaan wordt vastgelegd. Het reglement bevat onder meer bepalingen over:
a. de verkiezingsprocedure in geval van verkiezing van de leden van het verantwoordingsorgaan;
b. de taken en bevoegdheden van het verantwoordingsorgaan;
c. de wijze waarop het verantwoordingsorgaan tot een oordeel komt dan wel adviezen samenstelt en dit oordeel dan wel deze adviezen aan het bestuur ter kennis brengt;
d. de wijze waarop en de gevallen waarin vergaderingen van het verantwoordingsorgaan worden bijeengeroepen;
e. de wijze waarop het verantwoordingsorgaan in en buiten de vergaderingen besluiten neemt. Het verantwoordingsorgaan is verplicht zich te houden aan de procedures die zijn vastgelegd in
het reglement.
Taken en bevoegdheden van het verantwoordingsorgaan. Artikel 13.
1. Het verantwoordingsorgaan heeft de bevoegdheid een oordeel te geven over het handelen van het bestuur, over het door het bestuur uitgevoerde beleid, alsmede over beleidskeuzes voor de toekomst.
2. Het verantwoordingsorgaan is bevoegd het bestuur te adviseren overeenkomstig het bepaalde in de Pensioenwet en door het bestuur toegekende bovenwettelijke adviesrechten.
3. Deze en de overige taken van het verantwoordingsorgaan zijn vastgelegd in het reglement van het verantwoordingsorgaan.
Raad van toezicht. Artikel 14.
1. De raad van toezicht bestaat uit drie onafhankelijke deskundigen. De leden van de raad van toezicht zijn onafhankelijk en laten dit tot uiting komen in het toezicht.
2. Het bestuur benoemt, met inachtneming van het bepaalde in artikel 8a van het reglement van het verantwoordingsorgaan, de voorzitter en de andere leden van de raad van toezicht na bindende voordracht van het verantwoordingsorgaan. Het bestuur ontslaat de leden van de raad van toezicht na bindend advies van het verantwoordingsorgaan.
3. De leden van de raad van toezicht zijn geschikt in verband met de uitoefening van het bedrijf van de stichting. Van de leden van de raad van toezicht staat de betrouwbaarheid buiten twijfel. Het bepaalde in artikel 7 lid 5 is van overeenkomstige toepassing op de leden van de raad van toezicht.
4. De raad van toezicht evalueert in elk geval jaarlijks zijn functioneren. De raad van toezicht betrekt hierbij één keer in de drie jaar een onafhankelijke derde.
5. Ieder lid van de raad van toezicht treedt uiterlijk vier jaar na zijn benoeming af volgens een door de raad van toezicht op te stellen rooster van aftreden. Een lid van de raad van toezicht kan maximaal één keer worden herbenoemd.
6. De raad van toezicht stelt een profielschets vast voor de leden van de raad van toezicht.
7. Het bestuur en de raad van toezicht komen ten minste tweemaal per kalenderjaar in vergadering bijeen.
8. Het bestuur verstrekt desgevraagd aan de raad van toezicht tijdig alle inlichtingen en gegevens, die deze voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig heeft. De inlichtingen worden desgevraagd schriftelijk verstrekt.
9. Het bestuur stelt een reglement vast waarin de taken en bevoegdheden van de raad van toezicht en zijn werkwijze worden vastgelegd.
10. Bij belet of ontstentenis van één of meer leden van de raad van toezicht, nemen de overblijvende leden of neemt het overblijvende lid van de raad van toezicht de volledige taken van de raad van toezicht, zoals opgenomen in artikel 15, waar.
11. Bij belet of ontstentenis van alle leden van de raad van toezicht treft het verantwoordingsorgaan de nodige voorzieningen, gehoord het bestuur, om er zorg voor te dragen dat zo spoedig mogelijk in de volledige taken van de raad van toezicht kan worden voorzien door middel van het aanwijzen van één of meerdere personen om tijdelijk de toezichtstaak waar te nemen totdat de periode van belet of ontstentenis is beëindigd. Daarbij neemt het verantwoordingsorgaan onverminderd alle bepalingen van deze statuten in acht.
12. Onder belet in de zin van dit artikel wordt verstaan de (tijdelijke) onmogelijkheid van een lid van de raad van toezicht, om zijn functie uit te oefenen, waaronder mede doch niet uitputtend wordt
verstaan de situaties van schorsing en ziekte.
13. Onder ontstentenis in de zin van dit artikel wordt verstaan het niet langer in functie zijn van een lid van de raad van toezicht, waaronder mede doch niet uitputtend wordt verstaan de situaties van overlijden, bedanken en ontslag.
14. Een lid van de raad van toezicht neemt niet deel aan de beraadslaging en besluitvorming indien hij daarbij een direct of indirect persoonlijk belang heeft dat tegenstrijdig is met het belang van de stichting en de met haar verbonden organisatie. Wanneer hierdoor geen besluit kan worden genomen wordt het besluit genomen door de raad van toezicht onder schriftelijke vastlegging van de overwegingen die aan het besluit ten grondslag liggen.
Taken en bevoegdheden van de raad van toezicht. Artikel 15.
1. De raad van toezicht heeft tot taak toezicht te houden op het beleid van het bestuur en op de algemene gang van zaken in de stichting.
2. De raad van toezicht is ten minste belast met het toezien op adequate risicobeheersing en evenwichtige belangenafweging door het bestuur. Toezien op evenwichtige belangenafweging door de raad van toezicht beperkt zich tot de beoordeling of er bij de besluitvorming door het bestuur een evenwichtige belangenafweging tussen alle bij de stichting betrokken belangen heeft plaatsgevonden.
3. Bij de uitvoering van zijn taken betrekt de raad van toezicht de rapportage van de sleutelfunctiehouder als bedoeld in artikel 8 lid 3.
4. De raad van toezicht legt verantwoording af over de uitvoering van de taken en de uitoefening van de bevoegdheden aan het verantwoordingsorgaan, aan de aangesloten ondernemingen en in het bestuursverslag.
5. De raad van toezicht staat het bestuur met raad ter zijde.
6. Aan de goedkeuring van de raad van toezicht zijn onderworpen de voorgenomen besluiten van het bestuur tot vaststelling van:
a. het bestuursverslag en de jaarrekening;
b. de profielschets voor bestuursleden;
c. het beleid inzake beloningen, met uitzondering van de beloning van de raad van toezicht;
d. gehele of gedeeltelijke overdracht van de verplichtingen van de stichting of de overname van verplichtingen door de stichting;
e. liquidatie, fusie of splitsing van de stichting;
f. het omzetten van de stichting in een andere rechtsvorm.
7. Indien de raad van toezicht geen goedkeuring verleent op een voorgenomen besluit als bedoeld in het vorige lid, zal het bestuur dat besluit heroverwegen, met inachtneming van de door de raad van toezicht aangevoerde argumenten, en goedkeuring vragen op een gewijzigd voorgenomen besluit. Het ontbreken van de goedkeuring van de raad van toezicht tast de vertegenwoordigingsbevoegdheid van bestuur of bestuurders niet aan. Indien het zonder goedkeuring genomen besluit, naar het oordeel van de raad van toezicht, afbreuk doet aan een beheerste en integere bedrijfsvoering van de stichting, kan de raad van toezicht zijn bezwaren tegen dat besluit melden aan De Nederlandsche Bank.
8. De raad van toezicht meldt disfunctioneren van het bestuur aan het verantwoordingsorgaan en treedt in overleg met het bestuur om te trachten tot een oplossing voor het disfunctioneren te komen. Indien dit binnen een redelijke termijn, te beoordelen door de raad van toezicht, niet tot resultaten leidt, meldt de raad van toezicht het disfunctioneren aan De Nederlandsche Bank.
9. De leden van de raad van toezicht richten zich bij de vervulling van hun taak naar de belangen
van de bij de stichting betrokken deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden, de pensioengerechtigden en de aangesloten ondernemingen en zorgen ervoor dat dezen zich door hen op evenwichtige wijze vertegenwoordigd kunnen voelen.
Administrateur. Artikel 16.
1. De uitvoering van pensioenregeling bestaat uit pensioenbeheer, vermogensbeheer en vastgoedbeheer. Deze werkzaamheden worden onder toezicht en verantwoordelijkheid van het bestuur opgedragen aan een of meer daarvoor door het bestuur aan te wijzen administrateurs.
2. De opdracht tot het voeren van het pensioenbeheer, vermogensbeheer en vastgoedbeheer aan de administrateur wordt schriftelijk vastgelegd in een beheerovereenkomst, die de rechten en verplichtingen van de stichting en de administrateur ten opzichte van elkaar regelt.
3. De afspraken over de kwaliteit van de dienstverlening door de administrateur worden nader vastgelegd in dienstverleningsovereenkomsten voor pensioenbeheer, vermogensbeheer en vastgoedbeheer, die behoren bij de beheerovereenkomst.
Actuaris. Artikel 17.
1. Het bestuur benoemt een actuaris, die bevoegd is tot het waarmerken van de jaarlijkse actuariële staten en het actuarieel verslag. De actuaris is onafhankelijk van de stichting en verricht geen andere werkzaamheden voor de stichting.
2. De actuaris stelt jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar ten behoeve van het bestuur een actuarieel verslag op waarin een beoordeling wordt gegeven van de financiële opzet van de stichting en de grondslagen waarop het rust. De actuaris laat het actuarieel verslag vergezeld gaan van een verklaring.
3. De actuaris is gerechtigd tot inzage van die boeken en bescheiden van de stichting, waarvan de inzage voor een juiste vervulling van zijn taak nodig is.
Accountant. Artikel 18.
Het bestuur benoemt tot wederopzegging een accountant, die tot taak heeft de boekhouding geregeld te controleren en jaarlijks aan het bestuur een overzicht te verstrekken van de middelen en uitgaven van de stichting en een verslag op te maken, waarin een volledig beeld van haar financiële toestand wordt gegeven.
Boekjaar, jaarrekening, verslag. Artikel 19.
1. Het boekjaar van de stichting loopt van een januari tot en met eenendertig december.
2. Het bestuur legt aan de toezichthouder jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar een jaarrekening, een bestuursverslag en overige gegevens over het verstreken boekjaar over, waarin een volledig beeld van de financiële toestand van de stichting gegeven wordt.
3. De jaarrekening wordt voorzien van een verklaring omtrent de getrouwheid, ondertekend door een accountant als bedoeld in artikel 393 lid 1 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
4. Het bestuur draagt zorg, dat de deelnemers en de aangesloten ondernemingen van de inhoud van de in lid 2 bedoelde gegevens, eventueel in beknopte vorm, kunnen kennisnemen.
Wijzigingen.
Artikel 20.
1. Het bestuur is bevoegd de reglementen van de stichting te wijzigen.
2. Het bestuur is bevoegd de statuten te wijzigen dan wel een besluit tot ontbinding te nemen onder de in artikel 21 beschreven voorwaarden.
3. Een door het bestuur genomen besluit tot wijziging van de statuten of pensioenreglementen dan wel tot opheffing van de stichting treedt in werking op een door het bestuur vast te stellen tijdstip. Elke wijziging in de statuten dient, op straffe van nietigheid, bij notariële akte te worden vastgelegd.
Statutenwijziging en ontbinding. Artikel 21.
1. Besluiten tot wijziging der statuten als ook een besluit tot ontbinding van de stichting kunnen alleen door het bestuur worden genomen in een bijzonderlijk daartoe uitgeschreven vergadering, waar ten minste vijf bestuursleden aanwezig zijn en indien ten minste drie/vierde van de ter vergadering uitgebrachte geldige stemmen zich daarvóór verklaart.
2. Voorstellen tot ontbinding van de stichting worden niet in behandeling genomen dan nadat daarover schriftelijk advies is ingewonnen van de in artikel 5 lid 3, genoemde werkgeversverenigingen en vakorganisaties. Voor het uitbrengen van deze adviezen moet een termijn van minstens een maand worden gegeven.
Geschillen.
Artikel 22.
1. De stichting sluit zich aan bij een gezamenlijke geschillencommissie.
2. Tot voorzitter en secretaris kunnen niet worden benoemd personen die werkzaam zijn bij de aangesloten ondernemingen of werknemer zijn in de bedrijfstakken voor de Houtverwerkende Industrie of de Houten en Kunststoffen Jachtbouw, alsmede waterrecreatieondersteunende activiteiten. Tot lid van de geschillencommissie kunnen niet worden benoemd personen die lid zijn van het bestuur, het verantwoordingsorgaan of de raad van toezicht.
3. De geschillencommissie heeft tot taak geschillen tussen deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden, pensioengerechtigden of aangesloten ondernemingen en de stichting inzake besluiten van het bestuur, niet zijnde besluiten van algemene strekking, in behandeling te nemen.
Ontbinding en liquidatie. Artikel 23.
1. Indien het besluit tot ontbinding van de stichting door het bestuur is genomen, geschiedt de liquidatie door het bestuur, dat aanblijft tot de liquidatie is geëindigd.
2. Een eventueel overschot zal worden besteed zoveel mogelijk in overeenstemming met het doel van de stichting. Bij een eventueel tekort zal het bestuur alle pensioenaanspraken en pensioenrechten evenwichtig verminderen.
Elke vermindering vindt plaats met inachtneming van artikel 134 Pensioenwet.
3. De slotrekening van het bestuur wordt definitief vastgesteld nadat hierover advies is gevraagd aan de werkgeversverenigingen en vakorganisaties , welke belast zijn met de voordracht van bestuursleden.
4. In geval van liquidatie is het bestuur bevoegd de verplichtingen over te dragen aan een financiële onderneming die ingevolge de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van levensverzekeraar of schadeverzekeraar mag uitoefenen.
Onvoorziene gevallen.
Artikel 24.
In incidentele, niet van algemene aard zijnde gevallen, waarin niet door statuten en/of pensioenreglement mocht zijn voorzien, handelt het bestuur naar beste weten, zoveel mogelijk in overeenstemming met bepalingen van de statuten, het pensioenreglement en het uitvoeringsreglement.
Bekendmaking van statuten en pensioenreglement. Artikel 25.
Het bestuur draagt zorg, dat belanghebbenden desgewenst van de geldende statuten en geldende reglementen van de stichting kennis kunnen nemen.