Contract
<.. image(Document Cover Page. Document Number: 12481/23. Subject Codes: DRS 44 EF 262 ECOFIN 838 SUSTDEV 114 COMPET 823 DELACT 122. Heading: BEGELEIDENDE NOTA. Originator: de secretaris-generaal van de Europese Commissie, ondertekend door xxxxxxx Xxxxxxx XXXXXX, directeur. Recipient: xxxxxxx Xxxxxxx XXXXXXXX, secretaris-generaal van de Raad van de Europese Unie. Subject: GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) …/... VAN DE COMMISSIE van 31.7.2023 tot aanvulling van Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en van de Raad wat betreft standaarden voor duurzaamheidsrapportage. Commission Document Number: C(2023) 5303 final. Preceeding Document Number: Not Set. Location: Brussel. Date: 30 augustus 2023. Interinstitutional Files: 2021/0104(COD). Institutional Framework: Raad van de Europese Unie. Language: NL. Distribution Code: PUBLIC. GUID: 5111941280778669708_0) removed ..>
Raad van de Europese Unie
Interinstitutioneel dossier: 2021/0104(COD)
Xxxxxxx, 00 augustus 2023 (OR. en)
12481/23
DRS 44
EF 262
ECOFIN 838
SUSTDEV 114
COMPET 823
DELACT 122
BEGELEIDENDE NOTA
van: de secretaris-generaal van de Europese Commissie, ondertekend door xxxxxxx Xxxxxxx XXXXXX, directeur
ingekomen: 21 augustus 2023
aan: xxxxxxx Xxxxxxx XXXXXXXX, secretaris-generaal van de Raad van de Europese Unie
nr. Comdoc.: C(2023) 5303 final
Betreft: GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) …/... VAN DE COMMISSIE
van 31.7.2023 tot aanvulling van Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en van de Raad wat betreft standaarden voor duurzaamheidsrapportage
Hierbij gaat voor de delegaties document C(2023) 5303 final.
Bijlage: C(2023) 5303 final
12481/23 ev
COMPET.2. NL
EUROPESE COMMISSIE
Brussel, 31.7.2023
C(2023) 5303 final
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) …/... VAN DE COMMISSIE
van 31.7.2023
tot aanvulling van Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en van de Raad wat betreft standaarden voor duurzaamheidsrapportage
(Voor de EER relevante tekst)
TOELICHTING
1. ACHTERGROND VAN DE GEDELEGEERDE HANDELING
De jaarrekeningrichtlijn (Richtlijn 2013/34/EU)1, gewijzigd door de richtlijn duurzaamheidsrapportage ondernemingen (Richtlijn (EU) 2022/2464 – “CSRD”)2 schrijft voor dat grote ondernemingen en beursgenoteerde kleine en middelgrote ondernemingen (“mkb-bedrijven”) in een specifiek deel van hun bestuursverslag de informatie moeten opnemen die nodig is om inzicht te krijgen in de effecten van de groep op duurzaamheidskwesties, samen met de informatie die nodig is om inzicht te krijgen in de wijze waarop duurzaamheidskwesties van invloed zijn op de ontwikkeling, prestaties en positie van de onderneming3.
Deze informatie moet worden gerapporteerd overeenkomstig de European Sustainability Reporting Standards (“ESRS”), die de Commissie zal vaststellen door middel van gedelegeerde handelingen die de inhoud en, in voorkomend geval, de structuur moeten bepalen die bij het presenteren van die informatie moet worden gebruikt4. Deze informatie omvat informatie met betrekking tot tijdhorizonten op korte, middellange en lange termijn, naargelang het geval5, en bevatten6: i) een korte beschrijving van het businessmodel en de strategie van de onderneming; ii) een beschrijving van de door de onderneming bepaalde tijdgebonden doelen met betrekking tot duurzaamheidsthema’s; iii) een beschrijving van de rol van de bestuurs-, leidinggevende en toezichthoudende organen met betrekking tot duurzaamheidsthema’s, en van de daarin aanwezige relevante deskundigheid en vaardigheden ofwel de toegang tot die deskundigheid en vaardigheden; iv) een beschrijving van het beleid van de onderneming met betrekking tot duurzaamheidsthema’s; v) informatie over het bestaan van stimuleringsregelingen in verband met duurzaamheidsthema’s; vi) een beschrijving van het due-diligenceproces dat de onderneming toepast ten aanzien van duurzaamheidsthema’s;
vii) de belangrijkste daadwerkelijke of potentiële ongunstige effecten die verband houden met de eigen activiteiten van de onderneming en haar waardeketen; viii) door de onderneming genomen maatregelen ten aanzien van daadwerkelijke of potentiële negatieve effecten, en het
1 Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en van de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad (PB L 182 van 29.6.2013, blz. 19).
2 Richtlijn (EU) 2022/2464 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2022 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 537/2014, Richtlijn 2004/109/EG, Xxxxxxxxx 2006/43/EG en Richtlijn 2013/34/EG, met betrekking tot duurzaamheidsrapportering door ondernemingen (PB L 322 van 16.12.2022, blz. 15). Deze richtlijn heeft de niet-financiële rapportage-eisen aangescherpt en herzien die in de jaarrekeningrichtlijn waren opgenomen door Xxxxxxxxx 2014/95/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 tot wijziging van Richtlijn 2013/34/EU met betrekking tot de bekendmaking van niet-financiële informatie en informatie inzake diversiteit door bepaalde grote ondernemingen en groepen (richtlijn niet-financiële rapportage – “NFRD”).
3 De eisen inzake duurzaamheidsrapportage voor grote ondernemingen en beursgenoteerde mkb-bedrijven zijn te vinden in de artikelen 19 bis en 29 bis van de jaarrekeningrichtlijn. De jaarrekeningrichtlijn, zoals gewijzigd door de CSRD, schrijft ook voor dat de bijkantoren of dochterondernemingen van bepaalde niet-EU-bedrijven bepaalde duurzaamheidsinformatie rapporteren (artikel 40 bis). De rapportageverplichting voor deze bijkantoren en dochterondernemingen zal van toepassing worden vanaf het boekjaar 2028 en de te rapporteren informatie zal nader worden bepaald in afzonderlijke standaarden, die niet onder deze gedelegeerde handeling vallen.
4 Artikel 29 ter, lid 1, eerste alinea, van de jaarrekeningrichtlijn.
5 Artikel 19 bis, lid 2, tweede alinea, en artikel 29 bis, lid 2, tweede alinea, van de jaarrekeningrichtlijn.
6 Artikel 19 bis, leden 2 en 3, en artikel 29 bis, leden 2 en 3, van de jaarrekeningrichtlijn.
resultaat van dergelijke maatregelen; ix) een beschrijving van de voornaamste risico’s voor de onderneming met betrekking tot duurzaamheidsthema’s; x) indicatoren die voor de bedoelde rapportage relevant zijn. In voorkomend geval moet een en ander informatie bevatten over de eigen activiteiten van de onderneming en over haar waardeketen, met inbegrip van haar producten en diensten, haar zakelijke relaties en haar toeleveringsketen.
De standaarden voor duurzaamheidsrapportage moeten ook aan de volgende vereisten voldoen: i) zij borgen de kwaliteit van de gerapporteerde informatie7; ii) zij vermijden dat ondernemingen buitensporige regeldruk opgelegd krijgen8; iii) zij vermelden welke informatie ondernemingen moeten rapporteren over specifieke milieu-, sociale en mensenrechten-, en - governancefactoren (ESG-factoren)9; iv) zij specificeren de toekomstgerichte, retrospectieve, kwalitatieve en kwantitatieve informatie die ondernemingen in voorkomend geval moeten rapporteren10; v) zij houden rekening met de moeilijkheden die ondernemingen kunnen ondervinden wanneer zij informatie verzamelen bij actoren binnen hun waardeketen11; vi) zij specificeren de over waardeketens te rapporteren informatie die evenredig is aan en relevant voor de capaciteit en de kenmerken van ondernemingen in waardeketens, en de schaal en complexiteit van hun activiteiten12; vii) zij specificeren geen rapportage waarvoor ondernemingen van mkb-bedrijven in hun waardeketen informatie zouden moeten verkrijgen die verder gaat dan de informatie die op grond van standaarden voor duurzaamheidsrapportage door mkb-bedrijven moet worden openbaargemaakt13; viii) zij houden maximaal rekening met de werkzaamheden van bepaalde internationale normerende instanties en bepaalde bestaande standaarden en kaders, alsmede met de vereisten die voortkomen uit specifieke Uniehandelingen14.
De Commissie moet bij het vaststellen van deze standaarden rekening houden met het technische advies verstrekt door EFRAG15, een vereniging zonder winstoogmerk naar Belgisch recht die op het gebied van zowel financiële verslaggeving als duurzaamheidsrapportage het Europese algemeen belang dient door Europese zienswijzen te ontwikkelen en te bevorderen op het gebied van financiële verslaggeving als duurzaamheidsrapportage, Het technische advies van EFRAG moet ook aan bepaalde
7 Artikel 29 ter, lid 2, eerste alinea, van de jaarrekeningrichtlijn.
8 Artikel 29 ter, lid 2, eerste alinea, van de jaarrekeningrichtlijn.
9 Artikel 29 ter, lid 2, tweede alinea, van de jaarrekeningrichtlijn.
10 Artikel 29 ter, lid 3, van de jaarrekeningrichtlijn.
11 Artikel 29 ter, lid 4, van de jaarrekeningrichtlijn.
12 Artikel 29 ter, lid 4, van de jaarrekeningrichtlijn.
13 Artikel 29 ter, lid 4, van de jaarrekeningrichtlijn.
14 Artikel 29 ter, lid 5, van de jaarrekeningrichtlijn. De Uniewetgeving waarmee moet worden rekening gehouden is: de verordening duurzaamheidsinformatie financiële sector (Verordening (EU) 2019/2088 – SFDR) en de daarmee samenhangende gedelegeerde handelingen, de op grond van de Taxonomieverordening (Verordening (EU) 2020/852) vastgestelde relevante gedelegeerde handelingen, de op grond van de benchmarkverordening (Verordening (EU) 2016/1011) vastgestelde relevante gedelegeerde handelingen, bepaalde overeenkomstig de verordening kapitaalvereisten (Verordening (EU) nr. 575/2013 – VKV) vastgestelde uitvoeringshandelingen, Aanbeveling 2013/179/EU van de Commissie over het gebruik van gemeenschappelijke methoden voor het meten en bekendmaken van de milieuprestatie van producten en organisaties gedurende hun levenscyclus, de richtlijn handel in broeikasgasemissierechten (Richtlijn 2003/87/EG), de verordening klimaatneutraliteit (Verordening (EU) 2021/1119), de EMAS-verordening (Verordening (EG) nr. 1221/2009) en de klokkenluidersrichtlijn (Richtlijn (EU) 2019/1937).
15 Artikel 49 ter, lid 3 ter, van de jaarrekeningrichtlijn. EFRAG heette voordien European Financial Reporting Advisory Group. In 2022 heeft de organisatie haar naam veranderd en zij heet nu voortaan gewoonweg EFRAG.
vereisten voldoen16. In 2022 heeft EFRAG zijn governance aangepast om zijn nieuwe rol bij de ontwikkeling van ESRS tot uiting te brengen. Met name heeft EFRAG zijn toetredingsregels herzien om tot een evenwicht te komen tussen stakeholders, zoals ondernemingen, beleggers, accountants, vakbonden, onderzoekers en nationale instanties voor het vaststellen van boekhoudnormen.
De jaarrekeningrichtlijn schrijft voor dat de Commissie tegen 30 juni 2023 een eerste reeks standaarden voor duurzaamheidsrapportage vaststelt17. Deze standaarden moeten specificeren welke informatie ondernemingen overeenkomstig artikel 19 bis, leden 1 en 2, en artikel 29 bis, leden 1 en 2, van de jaarrekeningrichtlijn moeten rapporteren en omvat ten minste de informatie die financiëlemarktdeelnemers nodig hebben om te kunnen voldoen aan de openbaarmakingsverplichtingen van de verordening duurzaamheidsinformatie financiële sector (Verordening (EU) 2019/2088 – SFDR)18,
XXXXX heeft zijn technische advies over de eerste reeks standaarden op 22 november 2022 bij de Commissie ingediend19. Dit technische advies was uitgewerkt op basis van een werkprogramma waarover de Commissie in december 2021 is geconsulteerd. Het ging vergezeld van een kosten-batenanalyse met een effectbeoordeling van het technische advies over duurzaamheidsthema’s, van een notitie over de geijkte procedures die EFRAG bij het uitwerken van zijn technische advies heeft gevolgd, en van een toelichting bij de vraag hoe het technische advies rekening houdt met de werkzaamheden van bepaalde internationale normerende instanties en bepaalde standaarden en kaders, alsmede met de vereisten die voortkomen uit specifieke Uniehandelingen.
Met deze gedelegeerde handeling wordt de eerste reeks European Sustainability Reporting Standards (ESRS) vastgesteld die ondernemingen moeten gebruiken om hun duurzaamheidsrapportage te verrichten overeenkomstig de artikelen 19 bis en 29 bis van de jaarrekeningrichtlijn. De ESRS in deze eerste reeks zijn “sector-agnostisch”, d.w.z. dat zij gelden voor alle ondernemingen die onder de CSRD vallen, ongeacht de sector of sectoren waarin de onderneming actief is. De Commissie zal de implementatie van de standaarden in deze gedelegeerde handeling monitoren om ervoor te zorgen dat deze leiden tot de rapportage van relevante, betrouwbare en vergelijkbare duurzaamheidsinformatie.
De komende jaren zal de Commissie verdere gedelegeerde handelingen vaststellen voor verdere reeksen standaarden. De CSRD schrijft voor dat de Commissie tegen juni 2024 vaststelt: sectorspecifieke standaarden, evenredige standaarden voor beursgenoteerde mkb- bedrijven en standaarden voor niet-EU-ondernemingen.
16 Artikel 49, lid 3 ter, van de jaarrekeningrichtlijn stelt de volgende eisen vast voor technisch advies van EFRAG: i) het advies is tot stand is gekomen volgens geijkte procedures, onder publiek toezicht en op transparante wijze, met deskundigheid en een evenwichtige deelname van relevante belanghebbenden, en met voldoende overheidsfinanciering om de onafhankelijkheid ervan te waarborgen; ii) het is tot stand gekomen op basis van een werkprogramma waarover de Commissie is geraadpleegd; iii) het gaat vergezeld van kosten-batenanalyses die een beoordeling van de effecten van het technische advies op duurzaamheidsthema’s omvatten; iv) het gaat vergezeld van een uitleg over de wijze waarop rekening is gehouden met de werkzaamheden van bepaalde internationale normerende instanties en bepaalde bestaande standaarden en kaders, alsmede met de vereisten die voortkomen uit specifieke Uniehandelingen; v) deelname op technisch niveau aan de werkzaamheden van EFRAG is gebaseerd op deskundigheid op het gebied van duurzaamheidsrapportage en is niet afhankelijk van een financiële bijdrage; vi) de begeleidende documenten worden samen met het technische advies ingediend.
17 Artikel 29 ter, lid 1, tweede alinea, van de jaarrekeningrichtlijn.
18 Verordening (EU) 2019/2088 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 betreffende informatieverschaffing over duurzaamheid in de financiëledienstensector (PB L 317, 9.12.2019, blz. 1).
19 De eerste reeks EFRAG-standaarden is te vinden onder: xxxxx://xxx.xxxxx.xxx/xxx0
2. RAADPLEGING VOORAFGAAND AAN DE AANNEMING VAN DE HANDELING
Voordat EFRAG zijn technische advies bij de Commissie heeft ingediend, heeft hij in de periode van mei tot en met juli 2022 diverse outreach-evenementen georganiseerd voor uiteenlopende stakeholdergroepen. Ook liep er van april tot en met augustus 2022 een publieke consultatie over de dertien concept-ESRS Exposure Drafts die de EFRAG Project Task Force had uitgewerkt. In het licht van de opmerkingen die tijdens deze consultaties zijn ontvangen, heeft EFRAG de Exposure Drafts herzien om rekening te houden met zorgen van stakeholders. De belangrijkste punten waarop er aanpassingen hebben plaatsgevonden, zijn:
(a) Een aanzienlijke vermindering van het aantal rapportage-eisen en datapunten. EFRAG heeft het aantal rapportage-eisen met 40 % verminderd en het aantal individuele datapunten met zo’n 50 %.
(b) Meer rekening houden met internationale rapportagestandaarden, met name om in te zetten op maximale interoperabiliteit met de toekomstige standaarden die worden ontwikkeld door de International Sustainability Standards Board en de standaarden van het Global Reporting Initiative.
(c) Een centrale rol voor het proces van de materialiteitsanalyse, en met name het schrappen van het beginsel dat alle in de standaarden voorgeschreven informatie als voor de onderneming materieel dient te worden beschouwd tenzij anderszins is aangetoond (het zogenaamde “weerlegbare vermoeden”). Volgens het technische advies dat EFRAG bij de Commissie heeft ingediend, zou de onderneming voor alle rapportages een materialiteitsanalyse moeten uitvoeren, behalve voor:
– Alle rapportage-eisen en datapunten in de standaard “Algemene toelichtingen”, die essentiële informatie specificeert die moet worden gerapporteerd, ongeacht het duurzaamheidsthema waarvan sprake.
– Alle rapportage-eisen en datapunten in de klimaatstandaard, die verplicht zouden zijn voor alle ondernemingen die onder die standaard vallen;
– Alle rapportage-eisen en datapunten die in de standaarden zijn opgenomen omdat zij direct overeenstemmen met de informatie die andere partijen nodig hebben om te voldoen aan de rapportage-eisen die voor hen gelden op grond van afzonderlijke wetgevingsinstrumenten. Hier gaat het meer specifiek om informatie die financiële marktdeelnemers nodig hebben om, in het kader van de verordening duurzaamheidsinformatie financiële sector, te voldoen aan hun verplichtingen inzake rapportage over belangrijkste ongunstige impacts; de duurzaamheidsinformatie die benchmarkbeheerders nodig hebben om, in het kader van de benchmarkverordening, te voldoen aan hun rapportageverplichtingen; en de informatie die financiële instellingen nodig hebben om, in het kader van de verordening kapitaalvereisten, te voldoen aan hun zogenaamde “Pijler 3”-openbaarmakingsvereisten. Deze rapportage-eisen en datapunten zouden ook verplicht zijn voor alle ondernemingen die onder die bepalingen vallen.
– Een aantal rapportage-eisen en datapunten wat betreft het eigen personeel van de onderneming, die verplicht zouden zijn voor ondernemingen met meer dan 250 werknemers.
(d) De infasering van een aantal rapportage-eisen werd voor ondernemingen als een grotere uitdaging gezien. Ondernemingen zouden maatstaven (data) over hun eigen waardeketens voor een periode van drie jaar mogen weglaten. Daarnaast zou
bepaalde informatie over de volgende thema’s mogen worden ingefaseerd over een periode van tussen één en drie jaar: de financiële klimaateffecten op de onderneming; een uitsplitsing van werknemers naar gender; de cao-dekkingsgraad; leefbaar loon; sociale bescherming; en opleiding en ontwikkeling van vaardigheden,
De kosten-batenanalyse die EFRAG van de eerste reeks concept-ESRS maakte20, geeft een effectbeoordeling van de eerste reeks standaarden voor uiteenlopende stakeholdergroepen (d.w.z. in hoofdzaak EU-ondernemingen, beleggers, ngo’s, vakbonden en de ruimere samenleving). Deze kosten-batenanalyse maakt een onderscheid tussen directe kosten en baten en indirecte kosten en baten21. Al bij al zijn de kosten veel zichtbaarder, tastbaarder en beter meetbaar op de korte termijn, terwijl de baten meestal weinig tastbaar en niet-meetbaar zijn, afhankelijk van andere ontwikkelingen zowel op het gebied van wetgeving als in andere domeinen, en pas duidelijk zullen worden op de middellange tot lange termijn. Deze raming van kosten en baten is gebaseerd op het voorstel voor standaarden dat XXXXX heeft ingediend – en niet op het uiteindelijke voorstel voor een gedelegeerde handeling dat de Commissie heeft ingediend.
Nadat EFRAG zijn technische advies bij de Commissie had ingediend en vóór de vaststelling van deze gedelegeerde handeling heeft de Commissie de volgende consultaties georganiseerd, zoals voorgeschreven door de jaarrekeningrichtlijn22:
– gezamenlijke consultatie van de deskundigengroep van de lidstaten inzake duurzame financiering en het regelgevend comité voor financiële verslaggeving23;
– consultatie van de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA), de Europese Bankautoriteit (EBA), de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen (Eiopa), het Europees Milieuagentschap (EEA), het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten (FRA), de Europese Centrale Bank (ECB), het Comité van Europese auditorstoezichthouders (CEAOB) en het platform voor duurzame financiën.
Daarnaast heeft de Commissie, in overeenstemming met de richtsnoeren voor beter regelgeven, het voorstel voor de definitieve versie van de gedelegeerde handeling voor een periode van vier weken (van 9 juni tot en met 7 juli 2023) op het “Have Your Say”-portal gepubliceerd om het publiek de kans te bieden feedback te geven.
Deze consultaties bevestigden dat de concept-standaarden die EFRAG had ingediend, grotendeels voldoen aan het mandaat in de CSRD en dat zij de beoogde beleidsdoelstellingen in het kader van de Europese Green Deal zouden waarmaken. Terzelfder tijd vestigde een
20 Te vinden op: xxxxx://xxx.xxxxx.xxx/xxx0 De opdracht voor deze analyse ging naar het Centre for European Policy Studies (CEPS) en zijn partner Xxxxxx.
21 De ESRS zullen waarschijnlijk ertoe bijdragen dat een groter aantal ondernemingen relevantere, beter vergelijkbare, betrouwbaardere en bruikbaardere, digitaal beter toegankelijke en verplichte duurzaamheidsinformatie zullen rapporteren dan onder de NFRD. Zo zullen beleggers milieu- en sociale risico’s beter kunnen meewegen in hun beleggingsbeslissingen en zullen burgers, vakbonden, ngo’s en andere maatschappelijke organisaties ondernemingen verantwoordelijk kunnen houden voor hun impacts op samenleving en milieu. De correcte uitrol van de ESRS zal uiteindelijk waarschijnlijk bijdragen tot een vermindering van de systeemrisico’s voor de economie, toegenomen kapitaalstromen naar ondernemingen die inzetten op duurzaamheidsthema’s en het versterken van het maatschappelijk verdrag tussen ondernemingen en burgers. Voorts zal een en ander bijdragen aan het behalen van de ambitieuze doelstellingen van de Europese Green Deal.
22 Artikel 49, lid 3 ter, van de jaarrekeningrichtlijn.
23 Naast het verzoek om schriftelijke opmerkingen dat op 25 november 2022 is ingediend bij het regelgevend comité en op 28 november 2022 bij de deskundigengroep, is op 15 december 2022 een virtuele bijeenkomst met het regelgevend comité en de deskundigengroep georganiseerd.
aantal respondenten de aandacht op het voor talrijke ondernemingen uitdagende karakter van vele rapportage-eisen die EFRAG had voorgesteld, met name voor ondernemingen waarvoor voordien geen wettelijke verplichtingen inzake de rapportage van duurzaamheidsinformatie golden. Van de concept-standaarden die EFRAG had ingediend, werden bepaalde van de rapportage-eisen met betrekking tot biodiversiteit, het eigen personeel van de onderneming, werknemers in de waardeketens, getroffen gemeenschappen, en consumenten en eindgebruikers als de meest uitdagende beschouwd.
Andere respondenten spraken hun steun uit voor de door EFRAG ingediende concept- standaarden, onder meer voor de voorgestelde benadering van materialiteit, de infasering van bepaalde rapportage-eisen en het bepalen van welke rapportages verplicht zouden zijn. Talrijke respondenten beklemtoonden de noodzaak van coherentie tussen de informatie die ondernemingen in het kader van ESRS rapporteren, en de informatie die financiële- marktdeelnemers, benchmarkbeheerders en financiële instellingen nodig hebben om te voldoen aan hun eigen rapportageverplichtingen in het kader van, onderscheidenlijk, de verordening duurzaamheidsinformatie financiële sector (SFDR), de benchmarkverordening en de verordening kapitaalvereisten (VKV).
Talrijke respondenten beklemtoonden dat aanvullende handvatten nodig waren zodat ondernemingen de standaarden efficiënt en consistent kunnen toepassen, met name doch niet uitsluitend wat betreft de materialiteitsanalyse en de openbaarmaking van informatie over de waardeketen. Sommige respondenten deden ook voorstellen om de coherentie tussen een aantal bepalingen van de standaarden en de CSRD of andere EU-wetgevingsinstrumenten te verbeteren.
Voorts heeft de Commissie in haar strategie voor concurrentievermogen op lange termijn het belang beklemtoond van een regelgevingssysteem dat ervoor zorgt dat doelstellingen tegen minimale kosten worden behaald. Zij heeft zich gecommitteerd aan het rationaliseren van rapportageverplichtingen, zonder in te boeten op de ambitieuze doelstellingen van haar wetgeving. Bepaalde rapportageverplichtingen zijn misschien van essentieel belang, maar zij moeten wel zo efficiënt mogelijk zijn, waarbij overlappingen worden vermeden, overbodige lasten wordt geschrapt en zo veel mogelijk wordt gebruikgemaakt van digitale en interoperabele oplossingen. In die geest heeft het voorliggende initiatief rapportageverplichtingen verder gestroomlijnd, zonder een en ander ten koste te laten gaan van het nastreven van de doelstelling van de richtlijn. Meer bepaald heeft de Commissie volgende aanpassingen aangebracht aan de concept-standaarden die EFRAG had ingediend, met als specifiek doel voor ogen het borgen van de evenredigheid en het bevorderen van de correcte toepassing van de standaarden door de ondernemingen:
• Materialiteit: voor alle standaarden en alle rapportage-eisen en datapunten binnen iedere standaard moet de onderneming een materialiteitsanalyse uitvoeren, behalve voor de rapportage-eisen vermeld in de standaard “Algemene toelichtingen”. Dit verschilt van het EFRAG-voorstel alleen voor zover EFRAG drie andere uitzonderingen op het algemene beginsel van materialiteit had voorgesteld (klimaatstandaard; datapunten afgeleid van de verordening duurzaamheidsinformatie financiële sector, de benchmarkverordening en de “Pijler 3”-rapportage-eisen van de verordening kapitaalvereisten; en, in het geval van ondernemingen met meer dan 250 werknemers, bepaalde datapunten met betrekking tot het eigen personeel van de onderneming). Door het materialiteitsbeginsel ruimer toe te passen en voor te schrijven dat ondernemingen zich focussen op de impacts, risico’s en kansen die als materieel zijn beoordeeld, zou deze maatregel de druk voor ondernemingen sterk moeten verminderen en ervoor moeten helpen te zorgen dat de standaarden evenredig zijn. Rapportage-eisen die onder materialiteit vallen, zijn echter niet vrijwillig. De
betrokken informatie moet worden gerapporteerd indien deze materieel is, en voor de materialiteitsanalyse van de onderneming moet er externe assurance plaatsvinden in overeenstemming met de CSRD. De standaarden schrijven voor dat ondernemingen een robuuste materialiteitsanalyse moeten uitvoeren die ervoor moet zorgen dat alle informatie die noodzakelijk is om aan de doelstellingen en vereisten van de CSRD te voldoen, zullen worden gerapporteerd. De Commissie heeft XXXXX gevraagd verdere handvatten voor ondernemingen voor te bereiden over onder meer de materialiteitsanalyse. In de standaarden is ook het volgende bepaald:
– Indien een onderneming tot de bevinding komt dat klimaatverandering geen materieel thema is – en zij daarover dus niet rapporteert overeenkomstig de betrokken standaard –, moet zij de conclusies van haar materialiteitsanalyse op het punt van klimaatverandering nader toelichten. Deze bepaling is opgenomen, gelet op de brede en systemische effecten van klimaatverandering op de economie als geheel.
– Indien de onderneming tot de bevinding komt dat een datapunt voortkomend uit de SFDR, de benchmarkverordening of de “Pijler 3”-rapportage-eisen in het kader van de verordening kapitaalvereisten niet materieel is, moet zij expliciet verklaren dat het betrokken datapunt “niet materieel” is. Daarnaast moeten ondernemingen een tabel rapporteren met al dit soort datapunten, waarbij zij aangeven waar deze in hun duurzaamheidsverklaring te vinden zijn, of verklaren dat deze “niet materieel” zijn, al naar gelang. Deze bepalingen moeten financiële-marktdeelnemers, benchmarkbeheerders en financiële instellingen helpen te voldoen aan hun eigen rapportageverplichtingen in het kader van, onderscheidenlijk, de verordening duurzaamheidsinformatie financiële sector (SFDR), de benchmarkverordening en de verordening kapitaalvereisten (VKV).
• Infaseren van bepaalde vereisten: naast de infaseringen die EFRAG had voorgesteld, heeft de Commissie nog een aantal andere infaseringen vastgelegd, die alle ondernemingen, en met name kleinere ondernemingen die voor het eerst aan verplichtingen inzake duurzaamheidsrapportage worden onderworpen, zullen helpen om de standaarden effectief toe te passen. De verdere infaseringen die de Commissie heeft ingevoerd, zijn:
– Ondernemingen met minder dan 750 werknemers mogen weglaten: data over scope 3-emissies en de rapportage-eisen vermeld in de standaard over “eigen personeel” in het eerste jaar waarin zij de standaarden toepassen; en de rapportage-eisen vermelden in de standaarden over biodiversiteit, werknemers in de waardeketen, getroffen gemeenschappen, en consumenten en eindgebruikers in de eerste twee jaar dat zij de standaarden toepassen.
– Alle ondernemingen mogen de volgende informatie weglaten in het eerste jaar dat zij de standaarden toepassen: verwachte financiële effecten met betrekking tot milieuthema’s die niet het klimaat betreffen (verontreiniging, water, biodiversiteit en materiaalgebruik); en bepaalde datapunten met betrekking tot hun eigen personeel (sociale bescherming, mensen met een beperking, beroepsziekten en werk-privébalans).
• Bepaalde rapportages wordt vrijwillig: de concept-standaarden die EFRAG had ingediend, bevatten al een hele reeks vrijwillige datapunten. De Commissie heeft een aantal van de door EFRAG voorgestelde verplichte datapunten aangepast tot vrijwillige datapunten. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om: transitieplannen inzake
biodiversiteit; bepaalde indicatoren over “medewerkers niet in loondienst” binnen het eigen personeel van de onderneming24; en een toelichting waarom de onderneming een bepaald duurzaamheidsthema niet als materieel beschouwt.
• Verdere flexibiliteit bij bepaalde rapportages: de Commissie heeft niet alleen bepaalde datapunten vrijwillig gemaakt, zij heeft ook voor bepaalde verplichte datapunten een bepaalde flexibiliteit ingevoerd. Zo is er meer flexibiliteit bij de rapportage-eisen over de financiële effecten die voortkomen uit duurzaamheidsrisico’s, over stakeholderbetrokkenheid en de bij de materialiteitsanalyse te gebruiken methodologie. Voorts heeft de Commissie met betrekking tot corruptie en omkoping en met betrekking tot de bescherming van klokkenluiders, datapunten aangepast die zouden kunnen worden beschouwd als een inbreuk op het recht zichzelf niet te beschuldigen.
• Coherentie met het EU-wetgevingskader: Technische aanpassingen om beter af te stemmen op andere bepalingen in de jaarrekeningrichtlijn en andere wetgevingsinstrumenten, bijvoorbeeld de richtlijn beloningstransparantie en het Europees register uitstoot en overbrenging verontreinigende stoffen.
• Interoperabiliteit met internationale normeringsinitiatieven: de Commissie en EFRAG zijn verder nauw blijven overleggen met de International Sustainability Standards Board en het Global Reporting Initiative om tot een hoge mate van interoperabiliteit met ESRS te komen, en de concept-ESRS zijn dan ook verder aangepast in het licht van dat overleg.
• Redactionele aanpassingen en aanpassingen in de presentatie: de Commissie heeft redactionele aanpassingen en aanpassingen in de presentatie aangebracht die de helderheid, bruikbaarheid en coherentie van de standaarden moeten verbeteren. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om de invoering van een redactionele norm om duidelijk alle termen aan te geven die in ESRS nauwkeurig worden gedefinieerd.
De Commissie verwacht dat dankzij de voorgestelde verdere infasering van maatregelen een totale kostenbesparing tijdens de infaseringsperiode van 1 172 miljoen EUR kan worden behaald, vergeleken met de concept-standaarden die EFRAG had voorgesteld. Daarnaast zullen volgens schattingen van de Commissie de voorgestelde aanpassingen op het gebied van materialiteit, in combinatie met de keuze om bepaalde rapportages vrijwillig te maken, de kosten met 230 miljoen EUR per jaar doen dalen, vergeleken met het EFRAG-voorstel. Deze schattingen van de kosten zijn gebaseerd op de meest ingrijpende aanpassingen die zijn aangebracht aan de conceptversies van EFRAG. Zij berusten op voorzichtige aannames, aangezien het niet mogelijk was om de verdere kostenbesparingen als gevolg van andere aanpassingen (verdere flexibiliteit voor bepaalde rapportages, betere coherentie met het EU- wetgevingskader, interoperabiliteit met internationale normeringsinitiatieven en aanpassingen op het gebied van redactie en presentatie) in dit stadium zinvol te kwantificeren.
De Commissie zet een interpretatiemechanisme op dat voor de formele interpretatie van de standaarden moet zorgen. Ook heeft de Commissie EFRAG gevraagd om verdere handvatten en educatief materiaal te publiceren, waarin de materialiteitsanalyse en andere thema’s worden behandeld.
24 “Medewerkers niet in loondienst” zijn zelfstandigen of personen die worden geleverd door ondernemingen die zich voornamelijk bezighouden met “Arbeidsbemiddeling en personeelswerk” (NACE-code N78).
De Commissie heeft voorts deze gedelegeerde handeling beoordeeld op haar samenhang met de in artikel 2, lid 1, van de Europese klimaatwet (Verordening (EU) 2021/1119)25 en met het waarborgen van de in artikel 5 van die verordening bedoelde doelstelling inzake vooruitgang op het gebied van klimaatadaptatie.
3. JURIDISCHE ELEMENTEN VAN DE GEDELEGEERDE HANDELING
De grondslag voor deze gedelegeerde handeling is artikel 29 ter, lid 1, eerste alinea, van de jaarrekeningrichtlijn.
Deze handeling stelt de European Sustainability Reporting Standards (ESRS) vast die ondernemingen moeten gebruiken om hun duurzaamheidsrapportage te verrichten overeenkomstig de artikelen 19 bis en 29 bis van de jaarrekeningrichtlijn.
Deze gedelegeerde handeling gaat vergezeld van de volgende bijlagen:
– Bijlage I, met daarin:
• Dwarsdoorsnijdende standaarden:
ESRS 1 Algemene vereisten ESRS 2 Algemene toelichtingen
• Standaarden met betrekking tot milieu-, sociale en governancethema’s:
ESRS E1 Klimaatverandering ESRS E2 Verontreiniging
ESRS E3 Water en mariene hulpbronnen ESRS E4 Biodiversiteit en ecosystemen
ESRS E5 Materiaalgebruik en circulaire economie ESRS S1 Eigen personeel
ESRS S2 Werknemers in de waardeketen ESRS S3 Getroffen gemeenschappen ESRS S4 Consumenten en eindgebruikers ESRS G1 Zakelijk gedrag
– Bijlage II, met de lijst van afkortingen en de begrippenlijst met de definities die bij de duurzaamheidsrapportage volgens ESRS moet worden gebruikt.
Deze gedelegeerde handeling is vanaf 1 januari 2024 van toepassing op de ondernemingen waarvoor reeds de verplichtingen inzake niet-financiële rapportage golden die met de richtlijn niet-financiële rapportage (NFRD) zijn ingevoerd. De toepassing van deze handeling voor andere categorieën ondernemingen wordt ingefaseerd op basis van de gefaseerde aanpak beschreven in artikel 5 CSRD26. Beursgenoteerde mkb-bedrijven krijgen de keuze om aan hun
25 Verordening (EU) 2021/1119 van het Europees Parlement en de Raad van 30 juni 2021 tot vaststelling van een kader voor de verwezenlijking van klimaatneutraliteit en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 401/2009 en Verordening (EU) 2018/1999 ( PB L 243 van 9.7.2021, blz. 1).
26 Voor boekjaren die op of na 1 januari 2024 beginnen:
i) grote ondernemingen die organisaties van openbaar belang (OOB’s) zijn, met op hun balansdatum
gemiddeld meer dan 500 werknemers in het boekjaar;
ii) OOB’s die moederondernemingen zijn van een grote groep met op hun balansdatum, op
geconsolideerde basis, gemiddeld meer dan 500 werknemers in het boekjaar; Voor boekjaren die op of na 1 januari 2025 beginnen:
i) grote ondernemingen niet zijnde grote ondernemingen die organisaties van openbaar belang
(OOB’s) zijn met op hun balansdatum gemiddeld meer dan 500 werknemers in het boekjaar;
rapportageverplichtingen op grond van de CSRD te voldoen door te rapporteren volgens afzonderlijke, evenredige standaarden die de Commissie tegen eind juni 2024 zal vaststellen.
ii) moederondernemingen van een grote groep niet zijnde OOB’s die moederondernemingen zijn van een grote groep, met op hun balansdatum, op geconsolideerde basis, gemiddeld meer dan 500 werknemers in het boekjaar.
Voor boekjaren die op of na 1 januari 2026 beginnen (met de optie van een vrijwillige opt-out voor de boekjaren 2026 en 2027):
i) kleine en middelgrote ondernemingen waarvan effecten op de gereglementeerde EU-markten worden genoteerd, met uitzondering van micro-ondernemingen;
ii) kleine en niet-complexe instellingen, op voorwaarde dat zij grote ondernemingen zijn of dat zij kleine en middelgrote ondernemingen zijn waarvan effecten op de gereglementeerde EU-markten worden genoteerd, met uitzondering van micro-ondernemingen;
iii) verzekeringscaptives en herverzekeringscaptives, op voorwaarde dat het grote ondernemingen betreft of dat zij kleine en middelgrote ondernemingen zijn waarvan effecten op de gereglementeerde EU-markten worden genoteerd, met uitzondering van micro-ondernemingen.
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) …/... VAN DE COMMISSIE
van 31.7.2023
tot aanvulling van Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en van de Raad wat betreft standaarden voor duurzaamheidsrapportage
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Xxxxxx Xxxxxxxxx 2013/34/EU van het Europees Parlement en van de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad27, en met name artikel 29 ter, lid 1, eerste alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) Richtlijn 2013/34/EU, gewijzigd door Xxxxxxxxx (EU) 2022/246428, schrijft voor dat grote ondernemingen en beursgenoteerde kleine en middelgrote ondernemingen waarvan de effecten zijn toegelaten tot de handel op de gereglementeerde EU-markten, alsmede moederondernemingen van een grote groep, in een specifiek deel van hun bestuursverslag of geconsolideerd bestuursverslag de informatie opnemen die nodig is om inzicht te krijgen in de effecten van de ondernemingen op duurzaamheidskwesties, alsmede informatie die nodig is om inzicht te krijgen in de wijze waarop duurzaamheidskwesties van invloed zijn op de ontwikkeling, prestaties en positie van de onderneming. Ondernemingen moeten deze informatie overeenkomstig standaarden voor duurzaamheidsrapportage opstellen vanaf het in artikel 5, lid 2, van Verordening 2022/2464 voor elke categorie onderneming vermelde boekjaar.
(2) De Commissie moet tegen 30 juni 2023 een eerste reeks standaarden vaststellen die specificeren welke informatie ondernemingen overeenkomstig artikel 19 bis, leden 1 en 2, en artikel 29 bis, leden 1 en 2, van die richtlijn moeten rapporteren en die ten minste de informatie omvat die financiële-marktdeelnemers nodig hebben om te kunnen voldoen aan de openbaarmakingsverplichtingen van Verordening (EU) 2019/2088 van het Europees Parlement en de Raad29.
(3) De Commissie heeft rekening gehouden met het door EFRAG verstrekte technische advies. Het onafhankelijke technische advies van EFRAG voldoet aan de criteria vastgesteld in artikel 49, lid 3 ter, eerste, tweede en derde alinea, van Richtlijn 2013/34/EU. Om evenredigheid te borgen en om de correcte toepassing van de standaarden door ondernemingen te bevorderen, heeft de Commissie aan het
27 PB L 182 van 29.6.2013, blz. 19.
28 Richtlijn (EU) 2022/2464 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2022 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 537/2014, Richtlijn 2004/109/EG, Xxxxxxxxx 2006/43/EG en Richtlijn 2013/34/EG, met betrekking tot duurzaamheidsrapportering door ondernemingen (PB L 322 van 16.12.2022, blz. 15).
29 Verordening (EU) 2019/2088 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 betreffende informatieverschaffing over duurzaamheid in de financiëledienstensector (PB L 317, 9.12.2019, blz. 1).
technische advies van EFRAG aanpassingen aangebracht wat betreft de benadering van materialiteit, de infasering van bepaalde vereisten, de omzetting van bepaalde vereisten in vrijwillige datapunten, de invoering van flexibiliteit voor een aantal rapportage-eisen, de invoering van technische aanpassingen om coherentie met het wetgevingskader van de EU en een grote mate van internationale normeringsinitiatieven te verzekeren, alsmede redactionele aanpassingen.
(4) Deze standaarden voor duurzaamheidsrapportage voldoen aan de vereisten van artikel 29 ter van Richtlijn 2013/34/EU.
(5) Bijgevolg moeten gemeenschappelijke standaarden voor duurzaamheidsrapportage worden vastgesteld.
(6) Overeenkomstig artikel 29 ter, lid 1, vierde alinea, van Xxxxxxxxx 2013/34/EU mag deze verordening niet eerder in werking treden dan vier maanden na de vaststelling ervan door de Commissie. Aangezien artikel 5, lid 2, van Xxxxxxxxx (EU) 2022/2464 voorschrijft dat bepaalde categorieën ondernemingen deze standaarden voor duurzaamheidsrapportage toepassen voor boekjaren die op of na 1 januari 2024 beginnen, moet deze verordening in werking treden op de derde dag volgende op die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
(7) Overeenkomstig artikel 49, lid 3 ter, vierde alinea, van Richtlijn 2013/34/EU heeft de Commissie de in artikel 24 van Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad30 bedoelde deskundigengroep van de lidstaten inzake duurzame financiering samen met het in artikel 6 van Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad31 bedoelde regelgevend comité voor financiële verslaggeving geraadpleegd. Overeenkomstig artikel 49, lid 3 ter, vijfde alinea, van Richtlijn 2013/34/EU heeft de Commissie de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA), de Europese Bankautoriteit (EBA) en de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen (Eiopa) om advies verzocht, en met name wat betreft de samenhang ervan met Verordening (EU) 2019/2088 en de op grond van die verordening vastgestelde gedelegeerde handelingen. Overeenkomstig artikel 49, lid 3 ter, zesde alinea, van Richtlijn 2013/34/EU heeft de Commissie ook het Europees Milieuagentschap, het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten, de Europese Centrale Bank, het Comité van Europese auditorstoezichthouders en het krachtens artikel 20 van Verordening (EU) 2020/852 opgerichte platform voor duurzame financiën geraadpleegd,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Onderwerp
De standaarden voor duurzaamheidsrapportage die ondernemingen moeten gebruiken voor hun duurzaamheidsrapportage overeenkomstig de artikelen 19 bis en 29 bis van Richtlijn 2013/34/EU volgens het in artikel 5, lid 2, van Richtlijn (EU) 2022/2464 vastgestelde tijdschema, zijn opgenomen in de bijlagen I en II bij deze verordening.
30 Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2020 betreffende de totstandbrenging van een kader ter bevordering van duurzame beleggingen en tot wijziging van Verordening (EU) 2019/2088 (PB L 198 van 22.6.2020, blz. 13).
31 Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 19 juli 2002 betreffende de toepassing van internationale standaarden voor jaarrekeningen (PB L 243 van 11.9.2002, blz. 1).
Artikel 2
Inwerkingtreding en toepassing
Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het
Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing vanaf 1 januari 2024 voor boekjaren die beginnen op of na 1 januari 2024.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 31.7.2023
Voor de Commissie
De voorzitter
Xxxxxx XXX XXX XXXXX