Contract
RAPPORT UITKOMST VAN THEMAONDERZOEK NAAR ONTWIKKELING VAN AANTAL INTERNATIONALE STUDENTEN EN EFFECTEN DAARVAN VOOR DE FINANCIELE POSITIE VAN DE INSTELLINGEN
ZIJN ER UNIVERSITEITEN EN/OF HOGESCHOLEN DIE FINANCIEEL AFHANKELIJK ZIJN VAN DE INSTROOM VAN DE INTERNATIONALE STUDENTEN?
Utrecht, juni 2019
Kenmerk: 5357991
Voorwoord
Nederlandse universiteiten en hogescholen oefenen een aantrekkingskracht uit op buitenlandse studenten. Dat kan worden beschouwd als een compliment aan ons hoger onderwijs. Ook voor de instellingen zelf kan instroom vanuit het buitenland aantrekkelijk zijn, en het kan de samenleving ten goede komen. Bijvoorbeeld omdat buitenlandse studenten het niveau van een hogeschool of universiteit kunnen helpen verhogen.
Voor een Nederlandse universiteit of hogeschool kunnen er daarnaast bedrijfseconomische voordelen zijn aan de toeloop van studenten uit het buitenland. Bijvoorbeeld als vervanging van een teruglopende instroom van Nederlandse studenten. Of omdat studenten van buiten Europa het - doorgaans hogere - instellingscollegegeld inbrengen. Afgelopen tijd werd in de media het beeld geschetst dat sommige instellingen buitenlandse studenten vooral uit financiële motieven zouden werven. Is dat een terechte weergave van de werkelijkheid?
Het is belangrijk om discussies over het onderwijs te voeren met cijfers en feiten in de hand. Dat was voor ons aanleiding om nader onderzoek te doen naar de financiële kant van internationalisering. Bovendien: als een onderwijsinstelling financieel al te afhankelijk zou zijn van internationale studenten, dan is dat uit oogpunt van continuïteit onwenselijk. Daarom hebben we een ruime rondgang gemaakt door het hoger onderwijs, versterkt met verzamelde gegevens over instroom en financiën. Daarmee hebben we ons een goed beeld gevormd van die veronderstelde financiële afhankelijkheid.
Dat beeld stelt in eerste instantie gerust. Wel zijn er enkele instellingen met een relatief groot aantal buitenlandse studenten. Zou daar de buitenlandse instroom onverhoopt wegvallen, dan zou dat die instellingen een financieel gevoelige klap geven. Maar wij zien gelukkig geen aanleiding te veronderstellen dat de continuïteit van die instellingen - en dus van het onderwijsaanbod - in gevaar zou komen.
De verwachting is dat het aantal internationale studenten de komende jaren verder groeit, en dan vooral bij universiteiten, waar het nu ook al hoog is. Het is nog niet te voorspellen welke effecten dat heeft op het Nederlandse onderwijsstelsel en of het misschien leidt tot verdringing van Nederlandse studenten. Dat laatste zullen wij in een apart themaonderzoek naar selectie en toegankelijkheid onderzoeken.
We hebben tijdens ons onderzoek tenslotte geen aanwijzingen gekregen dat er universiteiten of hogescholen zijn die - zoals werd gesuggereerd - internationale studenten uitsluitend vanuit financiële overwegingen werven. Ook dat is belangrijk.
Overigens viel iets anders ons wel op. Instellingen blijken vaak niet expliciet te kunnen aangeven wat de effecten zijn van de internationalisering voor hun financiële bedrijfsvoering. Dat kan beter. We roepen universiteiten en hogescholen op daar beter zicht op te krijgen, en het ook helder te beschrijven in hun meerjarenbeleidsplan en continuïteitsparagraaf.
Xxxxxxx Xxxxxxxxx
Inspecteur-generaal van het Onderwijs
INHOUD
Voorwoord 3
Samenvatting 7
1 Opdracht, aanpak en kader voor onderzoek 11
1.1 Aanleiding en opdracht 11
1.2 Aanpak 12
1.3 Hoger onderwijs en (wettelijk) kader voor onderzoek 13
2 Bevindingen in het bureauonderzoek 17
2.1 Algemeen 17
2.2 Ontwikkeling van het aantal studenten HO 17
2.3 Ontwikkeling internationale studenten Universiteiten 18
2.4 Ontwikkeling internationale studenten Hogescholen 19
2.5 Bekostiging van en studiefinanciering voor EU/EER-studenten 20
2.6 Instellingen met relatief veel internationale studenten 23
2.7 Ontwikkeling van aantal Nederlandse Studenten in xxxxxxxxxx 00
0 Xxxxxxxxxxx in het veldonderzoek 25
3.1 Algemeen 25
3.2 Universiteiten 25
3.2.1 Beleid en visie 26
3.2.2 Wervingsstrategie 27
3.2.3 Toekomstverwachtingen 27
3.2.4 Invloed internationale instroom op beleid en bedrijfsvoering 28
3.2.5 Financiële afhankelijkheid 28
3.2.6 Gevolgen bij grotere terugloop of stop internationale studenten 28
3.3 Hogescholen 29
3.3.1 Beleid en visie 29
3.3.2 Wervingsstrategie 30
3.3.3 Toekomstverwachtingen 31
3.3.4 Invloed internationale instroom op beleid en bedrijfsvoering 31
3.3.5 Financiële afhankelijkheid 31
3.3.6 Gevolgen bij grotere terugloop of stop internationale studenten 31
4 Conclusies 33
Bijlage 1: overzicht ontwikkeling aantal studenten per instelling 35 Bijlage 2: Factsheets onderzochte universiteiten 37
2a) Rijksuniversiteit Groningen (bestuursnummer 00008) 37
2b) Erasmus Universiteit (bestuursnummer 00010) 39
2c) Technische Universiteit Delft (bestuursnummer 00011) 41 2d) Technische Universiteit Twente (bestuursnummer 00013) 43
2e) Wageningen University & Research (bestuursnummer 00014) 45 2f) Maastricht University (bestuursnummer 20280) 47
Bijlage 3: Factsheets onderzochte hogescholen 49
3a) Codarts Hogeschool voor Kunsten (bestuursnummer 24832) 49 3b) Xxxxxx Xxxxxxxx Academie (bestuursnummer 29615) 51
3c) Hogeschool der Kunsten Den Haag (bestuursnummer 30923) 53 3d) NHL Stenden Hogeschool (bestuursnummer 30156) 55
3e) Hotelschool Den Haag (bestuursnummer 60763) 57
3f) Design Academy Eindhoven (bestuursnummer 60802) 59
Samenvatting
Naar aanleiding van de discussie begin 2018 rond internationalisering in het hoger onderwijs besloot de inspectie om hieraan een onderzoeksprogramma te wijden. Dit themaonderzoek naar de ontwikkeling van het aantal internationale studenten en de mogelijke effecten daarvan voor de financiële afhankelijkheid van de individuele instelling maakt daar deel van uit.
Het themaonderzoek omvatte een bureauonderzoek van data van DUO en een veldonderzoek bij 6 universiteiten en 6 hogescholen. Daarbij zijn wij nagegaan of en zo ja, in hoeverre deze instellingen financieel afhankelijk zijn (geworden) van de instroom van internationale studenten.
In dit rapport schetsen wij (a) een beeld van de ontwikkeling van het aantal internationale studenten in het hoger onderwijs van 2013 tot en met 2017.
Op basis van die gegevens zijn wij nagegaan (b) of er instellingen zijn die in de afgelopen jaren mogelijk in toenemende mate financieel afhankelijk zijn geworden van de instroom van de internationale studenten en of (c) hun financiële continuïteit in gevaar komt bij eventuele forse terugloop of zelfs stop van de instroom van de internationale studenten. Wij zijn verder nagegaan of (d) er instellingen zijn die vanuit financieel oogmerk bewust sturen op inschrijving van internationale studenten en (e) nagegaan in hoeverre de EU/EER-studenten gebruik maakten van studiefinanciering in de onderzoeksperiode.
(a) Wij constateren dat het totaal aantal ingeschreven studenten bij de ho- instellingen in 2017 met bijna 7 procent toenam ten opzichte van 2013. De helft van die groei komt door meer Nederlandse studenten; de andere helft komt voor rekening van internationale studenten. Het aandeel studenten uit landen van buiten de EU/EER1 is relatief nog harder gegroeid dan dat van de studenten uit landen binnen EU/EER.
Bij het themaonderzoek is een vergelijking gemaakt tussen de gegevens uit 2013 en 2017. Uit de inschrijvingen ho voor het studiejaar 2018/2019 blijkt dat de groei doorzet: in 2018 is sprake van een groei van 5 procent van de inschrijvingen. Deze groei is voor 50 procent het gevolg van de hogere instroom van de internationale student. Dit blijkt ook uit de inschrijvingsgegevens van de door ons onderzochte instellingen.
De verwachting is dat het aantal internationale studenten de komende jaren vooral bij universiteiten toeneemt. Wij weten nu niet wat de effecten daarvan zullen zijn voor het Nederlandse hoger onderwijsstelsel en het mogelijke verdringingseffect voor Nederlandse studenten. Wel hebben meerdere universiteiten aangegeven dat ze al aan hun maximale capaciteit zitten voor studenten. Zonder het creëren van extra capaciteit wordt het risico van verdringing van Nederlandse studenten groter. Bij het themaonderzoek van de inspectie naar selectie en toegankelijkheid in het hoger onderwijs dat later dit jaar verschijnt, zullen de effecten van de toename van de internationale studenten voor het Nederlandse hoger onderwijsstelsel en het mogelijke verdringingseffecten voor Nederlandse studenten nader worden onderzocht.
Binnen het ho zien we verschillen tussen het hbo en het wo. Het totaal aantal studenten aan de universiteiten nam toe met circa 13 procent. Bij de hogescholen
1 Bij de Europese Economische Ruimte (EER) horen alle EU-landen plus Liechtenstein, Noorwegen IJsland.
was dat iets meer dan 3 procent in 2017 in vergelijking met 2013. Ook de toename van het aantal internationale studenten op de universiteiten is met 62 procent veel groter dan de 8 procent bij de hogescholen. In 2013 was nog een op de acht wo- studenten in Nederland een internationale student. In 2017 was dat gestegen naar één op de zes wo-studenten. Binnen het hbo is deze verhouding licht gestegen, maar schommelt het steeds rond één op de vijftien studenten.
De toename van het aantal EU/EER studenten komt vooral voor rekening van studenten zonder een woonadres in Nederland. Dit kan (deels) het gevolg zijn van de afschaffing van het woonplaatsvereiste als voorwaarde voor bekostiging. Wij constateren dat de woonadressen van de EU/EER studenten vaak niet (tijdig) worden geregistreerd ondanks de afspraak hierover bij de afschaffing van het woonplaatsvereiste.
Tussen universiteiten onderling en tussen hogescholen onderling zijn grote verschillen in het aandeel internationale studenten. In het wo varieert het aandeel van ruim 8 procent tot ruim 53 procent. Bij de hogescholen is het verschil nog groter, namelijk tussen nul en de 70 procent.
De universiteiten verwachten dat de aanmeldingen van internationale studenten relatief meer zullen toenemen dan het totaal aantal aanmeldingen. Daardoor zal het relatieve aandeel internationale studenten verder toenemen. De hogescholen verwachten dat zowel het totaal aantal studenten als het internationale aandeel daarin de komende jaren redelijk stabiel zal blijven. De kunsthogescholen zeggen ernaar te streven het aandeel Nederlandse studenten weer te verhogen om zo een iets meer evenwichtige balans Nederlands-Internationaal te krijgen.
(b) Op basis van de ontwikkeling van de instroom van de internationale studenten hebben wij 12 instellingen geselecteerd die mogelijk in toenemende mate financieel afhankelijk zijn geworden van die instroom. Omdat zij relatief een hoog aandeel internationale studenten hebben en dat aandeel in de afgelopen jaren steeds toenam. Bij deze 12 instellingen zijn wij nagegaan of zij inderdaad financieel afhankelijk zijn van de instroom van de internationale studenten.
(c) Financiële afhankelijkheid
Op enkele universiteiten na geven de universiteiten aan financieel niet afhankelijk van de instroom van internationale studenten. Alle hogescholen geven aan financieel niet afhankelijk te zijn van die instroom. Zelfs de vijf instellingen met een zeer groot aandeel internationale studenten stellen dat er geen financiële afhankelijkheid is.
Toch zijn de internationale studenten een belangrijke inkomstenbron, dankzij de rijksbekostiging of het instellingscollegegeld. Daarom zien wij die afhankelijkheid wel. Maar deze afhankelijkheid is nu niet zorgelijk. Het leidt op afzienbare termijn niet tot mogelijke problemen met de financiële continuïteit, omdat deze instellingen een eventuele grote terugloop of stop van de instroom van internationale studenten kunnen opvangen. Het geleidelijk afnemen per cohort dat afstudeert, de T-2 bekostiging en de financiële buffer van de universiteiten bieden hen ook naar eigen verwachtingen voldoende ruimte. Dit geldt ook voor de hogescholen.
Bij de kunsthogescholen -waar het aandeel van de internationale studenten van oudsher relatief groot is- hebben de capaciteitsbeperking en de strengere toelatingseisen in de afgelopen jaren geleid tot een verdere toename van internationale studenten, ook omdat de gemiddelde kwaliteit van internationale aanmelders toeneemt. Ze hebben meer “bagage” dan Nederlandse kandidaten, aldus de onderzochte kunsthogescholen. Bij de overige twee onderzochte hogescholen maken het concept van een ‘international classroom’ en het
internationale karakter van bepaalde opleidingen een groter aandeel en deelname van de internationale studenten verklaarbaar. Ook willen deze hogescholen (Nederlandse) studenten voorbereiden op de internationaler wordende arbeidsmarkt.
Risico’s bij grotere terugloop of stop
Alle universiteiten en hogescholen hebben nadrukkelijk aangegeven dat de instroom van de internationale studenten noodzakelijk blijft om aantrekkelijk en kwalitatief goed onderwijs te kunnen blijven bieden. Internationale studenten leveren volgens de onderzochte instellingen een verrijkende bijdrage aan het onderwijs. Ook levert meer instroom van internationale studenten meer naamsbekendheid op, een betere plek in de rankings en bestendigt de instroom het voorbestaan in de huidige vorm van de instelling.
Bij drie universiteiten zou een grote terugloop of stop van de internationale studenten niet alleen onderwijskundig, maar op langere termijn ook financieel grote gevolgen hebben. Voor de onderzochte kunsthogescholen geldt dat een stop van de internationale studenten zou leiden tot de noodzaak om de kwaliteitsstandaarden in het onderwijs naar beneden bij te stellen. Volgens de Kunsthogescholen wordt het ook lastiger om kwalitatief hoogwaardig personeel te behouden of te werven.
Wij constateren verder dat de instellingen vaak niet expliciet kunnen aangeven wat de effecten zijn van de instroom van internationale studenten voor hun financiële bedrijfsvoering. Daarom zou het goed zijn als de ho-instellingen strategisch beleid ten aanzien van de instroom van de internationale studenten formuleren in hun meerjarenbeleidsplan, daarop sturen en zich daarover verantwoorden in hun jaarverslag en continuïteitsparagraaf.
Tevens constateren wij dat de instellingen (vooral universiteiten) zoeken naar wegen en instrumenten om de internationale instroom beter te kunnen kanaliseren en daarbinnen te selecteren. Maar de bestaande wet- en regelgeving biedt daar nauwelijks ruimte voor. Zo biedt bijvoorbeeld het instellen van een numerus fixus geen oplossing, omdat geen onderscheid naar nationaliteit kan/mag worden gemaakt. Het is echter wel degelijk van belang dat ho-instellingen meer mogelijkheden krijgen om gericht te kunnen sturen op instroom van internationale studenten.
(d) Enkele instellingen geven aan een eventueel verlies aan Nederlandse studenten door demografische krimp te willen compenseren met buitenlandse studenten. Verder hebben wij geen aanwijzingen gekregen dat instellingen internationale studenten werven uit financiële motieven. Eén universiteit en enkele kunstinstellingen hanteren instellingscollegegelden die soms nog niet kostendekkend zijn. De bedragen liggen lager dan de rijksbekostiging plus het wettelijk collegegeld dat de instelling voor een Nederlandse of EU-EER student krijgt. Daarnaast hebben enkele universiteiten aangegeven dat de internationale studenten meer kosten dan die de Nederlandse studenten meebrengen, omdat zij extra activiteiten verrichten voor de internationale studenten. Ze weerleggen daarmee geluiden dat instroom van internationale studenten een verdienmodel zou vormen. Hun motivatie voor niet kostendekkend instellingscollegegeld en de extra activiteiten is de toegankelijkheid van de opleiding voor internationaal talent en de integratie van die studenten in Nederland.
Studiefinanciering EU/EER studenten
(e) Internationale studenten uit EU/EER landen kunnen onder bepaalde voorwaarden een beroep doen op studiefinanciering of een collegegeldkrediet krijgen. Het aantal internationale EU/EER-studenten met studiefinanciering is met bijna 11 procent
afgenomen van 5.552 in 2013 naar 4.959 in 2017. Maar het aantal met alleen het collegegeldkrediet is verdubbeld. Het aantal internationale EU/EER studenten zonder een woonadres in Nederland dat ook studiefinanciering of alleen het collegegeldkrediet heeft ontvangen is steeds zeer beperkt gebleven in de periode 2013-2017 (altijd lager dan 100 studenten).
1 Opdracht, aanpak en kader voor onderzoek
1.1 Aanleiding en opdracht
Aanleiding
Internationalisering van het hoger onderwijs is de laatste tijd volop in discussie. Zo verschenen er begin 2018 meerdere berichten in de media over de toename van het aandeel internationale studenten in de inschrijvingen bij hogescholen en universiteiten (hierna: de ho-instellingen). Deze toename zou het gevolg zijn van de financiële prikkels voor instellingen (bekostiging) en studenten (studiefinanciering). Daarbij gaat het vooral om EU/EER-studenten, waardoor de toename ook nadelig zou zijn voor de Nederlandse staat, omdat een groot deel van die studenten (circa 75%) Nederland verlaat na afronding van zijn studie2. Toename van de internationalisering zou ook de toegankelijkheid van het hoger onderwijs beperken voor de Nederlandse studenten door onder meer de verengelsing van de opleidingen.
In het kader van die discussie publiceerden de VSNU en VH half mei 2018 hun ‘Internationaliserings-agenda Hoger Onderwijs’3. Begin juni 2018 gaf de minister van OCW met haar brief ‘Internationalisering in evenwicht’ haar visie op internationalisering in het mbo en ho4.
Gezien de discussie over internationalisering besloot de inspectie om een specifiek onderzoeksprogramma op te stellen voor 2018 en 2019. Daarbij worden enkele aspecten van internationalisering en de effecten daarvan voor de continuïteit en toegankelijkheid van het Nederlandse hoger onderwijs onderzocht. Zo bracht de inspectie in december 2018 het rapport “Nederlands of niet” uit over het naleven van de gedragscode rondom taal en loopt er momenteel nog een inspectieonderzoek naar selectie en toegankelijkheid waarbij de effecten van de internationalisering voor het Nederlandse hoger onderwijsstelsel en het mogelijke verdringingseffect voor Nederlandse studenten worden onderzocht.
Ons themaonderzoek naar de ontwikkeling van het aantal internationale studenten en de mogelijke effecten daarvan op de financiële continuïteit van de individuele instellingen is ook onderdeel van het onderzoeksprogramma. Het onderzoek werd in twee fasen uitgevoerd. De uitkomsten van deze twee fasen zijn in dit rapport te lezen.
Opdracht
Het doel van dit themaonderzoek is om een beeld te schetsen van de ontwikkeling van het aantal internationale studenten in het hoger onderwijs in de periode 2013- 2017. In dat kader gaan wij na in welke mate ho-instellingen financieel afhankelijk zijn geworden van de instroom van de buitenlandse studenten en welke mogelijke gevolgen dat heeft voor de financiële continuïteit. Wij willen ook nagaan of er instellingen zijn die uitsluitend met een financieel oogmerk bewust sturen op inschrijving van internationale studenten.
2 EP-Nuffic schat met behulp van de laatste cijfers van het CBS (2016) dat tenminste 25% van de afgestuurde internationale studenten een leven lang in Nederland zal blijven.
3 xxxx://xxx.xxxx.xx/xxxxx/xxxxxxxxxx/Xxxxxxxx/Xxxxxxxxxxxxxx/Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx%00Xxxxx%00Xxxxx wijs_2018.pdf
4 Kamerbrief OCW d.d. 4 juni 2018 met kenmerk 1362992.
Zo geven wij meer inzicht in de ontwikkeling van instroom van de internationale studenten en effecten daarvan op de financiën van de instellingen.
Het themaonderzoek wordt uitgevoerd op basis van artikel 8 van de Wet op het onderwijstoezicht.
We willen deze doelen realiseren door de volgende vragen te beantwoorden:
a) In hoeverre is het aandeel van de internationale studenten (uitgesplitst naar EU/EER- en bekostigde/niet-bekostigde internationale inschrijvingen) bij bekostigde instellingen toegenomen in de periode 2013-2017?
b) Welke ho-instellingen zijn in de afgelopen jaren mogelijk financieel in toenemende mate afhankelijk geworden van de instroom van de internationale studenten?
c) Zijn er ho-instellingen waarvan de financiële continuïteit grotendeels afhankelijk is van een hogere instroom van internationale studenten?
d) Zijn er indicaties dat ho-instellingen vanuit een financieel oogmerk gericht sturen op het werven van internationale studenten?
e) In hoeverre hebben de EU/EER-studenten gebruik gemaakt van de studiefinanciering in de periode 2013-2017?
In fase I beantwoorden wij de onderzoeksvragen (a), (b) en (e). Met de uitvoering van fase II beantwoorden wij de onderzoeksvragen (c) en (d).
1.2 Aanpak
Het themaonderzoek richt zich op de ontwikkeling van het aantal (bekostigde en niet-bekostigde) inschrijvingen in het HO in de periode 2013-2017. Het gaat om de inschrijvingen van internationale studenten per 1 oktober in de jaren 2013-2017. Bij het onderzoek maken wij ook onderscheid tussen de niet-Nederlandse EU/EER- studenten en de studenten uit de landen buiten de EU/EER. Het onderzoek kende twee fasen, het bureauonderzoek en het onderzoek bij instellingen.
Het bureauonderzoek vond plaats op basis van door DUO geleverde informatie over inschrijvingen in BRON HO en gegevens over de studiefinanciering per ho-instelling. In deze fase hebben wij geïnventariseerd welke instellingen mogelijk meer afhankelijk zijn geworden van instroom van de internationale studenten. Daarbij hebben we rekening gehouden met de soort instelling, de omvang en de geografische ligging van de instelling.
Op basis van de uitkomsten van het bureauonderzoek hebben wij instellingen geselecteerd die nader zijn onderzocht. De selectie daarvan heeft plaatsgevonden op basis van het aandeel van de internationale studenten binnen het totaal aantal inschrijvingen per instelling. Daaruit kwamen zes universiteiten en zes hogescholen (hierna: instellingen). Met een aankondigingsbrief van 8 november 2018 zijn de desbetreffende instellingen geïnformeerd over het onderzoek.
De instellingen zijn in de periode december 2018- maart 2019 bezocht. Daarbij hebben wij informatie opgevraagd en hebben we gesproken met onder meer de colleges van bestuur van de instellingen. Dat was enerzijds om meer inzicht te verwerven in de aantallen internationale studenten en de effecten daarvan voor het financieel beheer van de instelling. Daarbij hebben we ook gekeken naar de ontwikkeling in 2018 en naar het aandeel van internationale promovendi omdat een deel van de rijksbijdrage wordt uitgekeerd op basis van het aantal promovendi per universiteit. Anderzijds hadden de gesprekken als doel meer te weten te komen over
het beleid van de instelling rond de instroom en inschrijving van de internationale studenten.
Per instelling hebben wij een factsheet opgesteld met specifieke bevindingen over de betreffende instelling. De factsheets over de individuele instellingen zijn opgenomen in de bijlagen 2 en 3 van dit rapport.
1.3 Hoger onderwijs en (wettelijk) kader voor onderzoek
Hoger onderwijs in Nederland
De sector bekostigd hoger onderwijs in Nederland telt 18 universiteiten en 37 hogescholen.
Universiteiten
Vier van de 18 universiteiten zijn kleine levensbeschouwelijke onderwijsinstellingen. Zij hebben gezamenlijk circa 1.000 ingeschreven studenten, waaronder circa 25 internationale studenten. Gezien de geringe omvang en de specifieke aard van de activiteiten van de levensbeschouwelijke onderwijsinstellingen zijn deze vier instellingen niet betrokken bij ons onderzoek. De Open Universiteit neemt een aparte positie in5; daarom laten we ook deze instelling buiten beschouwing voor dit themaonderzoek.
Op 1 oktober 2017 stonden ruim 286.000 studenten ingeschreven bij een bachelor- of een masteropleiding van de overige 13 universiteiten. Deze verzorgen in totaal 404 bachelor- en 802 masteropleidingen6.
Hogescholen
Er zijn 37 hogescholen, waaronder Aeres Hogeschool als een onderdeel van de Aeres Groep.7 Deze hebben samen per 1 oktober 2017 ruim 457.000 studenten en verzorgen 194 bachelor-, 71 master- en 73 Ad8 -opleidingen, verspreid over de zeven hbo-sectoren9.
Kader voor onderzoek
Bekostiging hoger onderwijs
Vanaf begrotingsjaar 2011 (telgegevens 2009) is/wordt de rijksbijdrage die iedere ho-instelling jaarlijks ontvangt gebaseerd op:
a) het aantal studenten dat per jaar is ingeschreven bij geaccrediteerde bachelor- en masteropleidingen;
b) het aantal bachelor- en mastergraden dat aan studenten is verleend;
c) een instellingsspecifieke onderwijsopslag.
Met de invoering van het huidige bekostigingsstelsel zijn de voorwaarden voor de bekostiging van de inschrijvingen en graden strenger en duidelijker geworden. In
5De taak van de OU is tweeledig: het verzorgen van open afstandsonderwijs en het leveren van een bijdrage aan de onderwijsinnovatie voor het hoger onderwijs. Ook de bekostiging van de OU wijkt af van de normale universiteiten.
6 Bron: info van de website van de VSNU.
7Aeres Groep is een groene instelling met onderwijs, onderzoek en commerciële activiteiten als kerntaken. Aeres heeft alle niveaus van het beroepsonderwijs in huis: praktijkonderwijs, vmbo, mbo, hbo, master en contractonderwijs.
8 Associate Degree.
9 Bron: info van de website van de VH.
plaats van de vroegere complexe telling van eerstejaars- en onderwijsvragende studenten wordt tegenwoordig het aantal ingeschreven studenten gehanteerd.
Om meer recht te doen aan de onderwijsinspanningen die instellingen leveren, tellen voor de berekening van de hoogte van de rijksbijdrage per instelling alleen die studenten mee die binnen de nominale studieduur studeren en nog geen graad hebben behaald. Een student telt enkel mee voor bekostiging als hij bij inschrijving in het hoger onderwijs na 1991 in Nederland nog geen vergelijkbare in BRON opgenomen graad heeft behaald, studeert binnen de nominale studieduur, voldoet aan de overige inschrijvingsvoorwaarden, en er geen sprake is van vrijstelling van collegegeldbetaling.
Internationale Studenten
Een internationale student is een student die een vooropleiding heeft gevolgd in het buitenland en een andere nationaliteit heeft dan de Nederlandse nationaliteit. Er zijn drie categorieën van internationale studenten:
• EU/EER
• Overig Europees (niet EU/EER)
• Niet-Europees.
Bekostiging Studenten uit EU/EER- landen10
Tot het collegejaar 2014/2015 was het woonplaatsvereiste naast het nationaliteits- vereiste een voorwaarde voor bekostiging van de buitenlandse studenten in het hoger onderwijs (er gold een uitzondering voor de studenten die woonden in België, Luxemburg en in enkele Duitse deelstaten). EU-onderdanen (uitgezonderd de hierboven genoemde studenten) die aan alle andere voorwaarden voldeden, maar niet voldeden aan de woonplaatsvereiste konden niet als bekostigde studenten worden ingeschreven bij een Nederlandse ho-instelling.
Naar aanleiding van een uitspraak van de Europese Hof van Justitie heeft het ministerie van OCW besloten om het woonplaatsvereiste uit de collegegeldbepalingen te laten vervallen per studiejaar 2014/2015. De instellingen kunnen niet meer het instellingscollegegeld in rekening brengen bij de studenten uit andere EU landen die geen woonadres hebben in Nederland. Sindsdien zijn de voorwaarden voor de bekostiging van de niet-Nederlandse EU/EER studenten gelijk aan die van de Nederlandse studenten. Dat betekent ook dat vanaf het studiejaar 2014/2015 (peildatum 1 oktober 2014) de studenten uit die landen die geen woonadres in Nederland hebben ingeschreven kunnen worden als bekostigde studenten als zij voldoen aan de andere bekostigingsvoorwaarden.
Niet-bekostigde studenten
De ho-instellingen moeten het zogenoemde instellingscollegegeld innen bij de studenten uit overige Europese landen of landen buiten Europa die zij inschrijven. Instellingscollegegeld geldt voor opleidingen in voltijd, deeltijd of voor duale opleidingen in het hoger onderwijs. Het bedrag kan verschillen per onderwijsinstelling, per opleiding en per groep studenten. Het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) geeft hier geen richtlijnen voor. Wel mag dat niet lager zijn dan het wettelijk collegegeld. Het instellingscollegegeld is meestal veel hoger (soms ruim € 30.000) dan het wettelijke collegegeld. Dat is tevens ter
10 Europese Economische Ruimte (EER) bestaat uit de landen van de Europese Unie plus landen van Europese Vrijhandels Associatie (EVA), zonder Zwitserland. Dit zijn Liechtenstein, Noorwegen, IJsland.
compensatie van de rijksbekostiging die de instellingen niet ontvangen voor deze categorie studenten.
De inspectie is geen toezichthouder op de naleving van de Wet op studiefinanciering (WSF). Dit themaonderzoek is ook niet bedoeld om de naleving van de WSF te onderzoeken. Maar we wilden, gezien de toename van internationale studenten toch weten welk deel van hen gebruik maakt van studiefinanciering. Daarom hebben wij ook dit aspect betrokken in ons onderzoek.
2 Bevindingen in het bureauonderzoek
2.1 Algemeen
In het bureauonderzoek hebben wij op basis van de door Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) geleverde bestanden een inventariserende analyse gemaakt van de ontwikkeling van het aantal ingeschreven studenten bij bekostigde ho- instellingen. Daarbij hebben wij telkens onderscheid gemaakt tussen de inschrijvingen bij de universiteiten en bij de hogescholen. De uitkomsten van deze analyse zijn opgenomen in de paragrafen 2.2 tot en met 2.6.
Bij de instellingen met een (relatief) groter aandeel internationale studenten hebben wij de gegevens nader geanalyseerd en dat resulteerde in selectie van 6 universiteiten en 6 hogescholen. Deze 12 instellingen zijn betrokken bij het vervolgonderzoek waarvan de bevindingen in hoofdstuk 3 van dit rapport staan.
Daarnaast hebben wij bij het onderzoek geprobeerd ons een beeld te vormen van de ontwikkeling van het aantal Nederlandse studenten dat in andere landen studeert.
Onze constateringen op dat punt zijn opgenomen in paragraaf 2.7.
2.2 Ontwikkeling van het aantal studenten HO
In 2017 stonden circa 750.000 studenten ingeschreven bij de ho-instellingen, waarvan circa 40 procent bij de universiteiten en circa 60 procent bij de hogescholen. Een klein deel (iets meer dan 4 procent) daarvan betrof niet- bekostigde inschrijvingen. In de onderstaande grafiek is de ontwikkeling van totaal aantal studenten ho per categorie weergegeven in de periode 2013-2017. Links in de grafiek is de ontwikkeling van het totaal aantal internationale studenten en het aantal Nederlandse studenten ho opgenomen in de vergelijkingsperiode. Rechts in de grafiek is de ontwikkeling van het totaal aantal internationale studenten ho per categorie weergegeven.
800000
700000
600000
500000
400000
300000
200000
100000
0
90000
80000
70000
60000
50000
40000
30000
20000
10000
0
2013 2014 2015 2016 2017 2013 2014 2015 2016 2017
Totaal internationale studenten
Nederlandse studenten
EU/EER studenten bekostigd EU/EER studenten niet‐bekostigd
non‐EU/EER studenten bekostigd non‐EU/EER studenten niet‐bekostigd
Ontwikkeling van het totaal aantal internationale en Nederlandse studenten ho en ontwikkeling van het totaal aantal internationale studenten ho per categorie.
Uit de grafiek blijkt dat het totaal aantal ingeschreven studenten bij de ho- instellingen van 2013 tot 2017 met circa 7 procent is toegenomen. In dezelfde periode was de toename van het aantal internationale studenten met 36 procent ruim vijf keer zo groot; het totaal aantal internationale studenten is toegenomen van 60.584 in 2013 naar 82.496 in 2017. Het aandeel studenten van buiten de EU/EER steeg relatief nog harder. Van iets meer dan 2 procent in 2013 tot 3 procent in 2017, een stijging van circa 50 procent. Dit gaat absoluut echter om kleinere aantallen (3 procent van het totaal aantal inschrijvingen).
Circa driekwart van de internationale studenten komt uit EU/EER-landen. Het aantal EU/EER-studenten is iets minder hard gestegen dan het totaal aantal internationale studenten, namelijk met circa 32 procent. Daarmee is het aandeel van de EU/EER- studenten binnen de totale groep internationale studenten relatief iets afgenomen. Maar ten opzichte van het totaal aantal inschrijvingen nam het aandeel toe tot ruim 8 procent.
Het aandeel internationale studenten is binnen het totaal van alle studenten toegenomen van circa 9 procent naar iets meer dan 11 procent. Dit is een toename van circa 28 procent. Deze toename vond vooral plaats in 2016 en 2017. De groei was toen twee keer zo groot als de twee jaren ervoor.
Van alle internationale studenten in 2013 studeerde iets meer dan 52 procent aan een universiteit en circa 48 procent aan een hogeschool. In 2017 lagen deze cijfers op respectievelijk 62 en 38 procent. Dit is een duidelijke verschuiving van het aandeel richting het wo.
Ook het aandeel niet-bekostigde internationale studenten binnen het totaal aantal studenten ho nam toe van circa 3 procent in 2013 naar ruim 4 in 2017. In 2013 was één op de drie internationale studenten ho een niet-bekostigde student. Dat aandeel steeg in 2017 naar circa 38 procent. In 2017 is iets meer dan één op de 24 studenten in het ho een niet-bekostigde internationale student. Dat betekent ook dat vier procent van de studenten in het ho niet-bekostigde internationale studenten betreft die een hoger instellingscollegegeld zouden moeten betalen.
Om een beter beeld te krijgen van de ontwikkeling van het aantal internationale studenten en gezien de kenmerkende verschillen tussen universiteiten en hogescholen hebben wij bij ons onderzoek een onderscheid gemaakt tussen deze twee vormen van ho.
2.3 Ontwikkeling internationale studenten Universiteiten
De 13 universiteiten hadden in 2017 samen circa 288.000 studenten. Het totaal aantal wo-studenten in Nederland steeg tussen 2013 en 2017 met circa 13 procent. Het aantal studenten aan universiteiten is harder gestegen dan in de rest van het ho. De stijging van het aantal internationale studenten is met circa 62 procent veel groter. Daardoor is het aandeel van internationale studenten in het wo gestegen van ruim 12 procent in 2013 naar circa 18 procent in 2017. Dit betekent dat in 2017 bijna één op de vijfenhalf wo-studenten in Nederland een internationale student is.
In de onderstaande grafiek is de ontwikkeling van het totaal aantal studenten van de universiteiten per categorie weergegeven. Links in de grafiek is de ontwikkeling van het totaal aantal internationale studenten en het aantal Nederlandse studenten
wo opgenomen in de vergelijkingsperiode. Rechts in de grafiek is de ontwikkeling van het totaal aantal internationale studenten wo per categorie weergegeven.
350000
300000
250000
200000
150000
100000
50000
0
60000
50000
40000
30000
20000
10000
0
2013 2014 2015 2016 2017 2013 2014 2015 2016 2017
Nederlandse studenten
Totaal internationale studenten
EU/EER studenten bekostigd EU/EER studenten niet‐bekostigd
non‐EU/EER studenten bekostigd non‐EU/EER studenten niet‐bekostigd
Ontwikkeling van het totaal aantal internationale en Nederlandse studenten wo en ontwikkeling van het totaal aantal internationale studenten wo per categorie.
Ruim een kwart (27,5%) van de internationale wo-studenten kwam van buiten de EU/EER11. Hun aantal steeg in de vergelijkingsperiode met circa 77 procent. Iets minder dan één op de twintig wo-studenten in Nederland (ruim 14.000 studenten) is afkomstig van buiten de EU/EER. Dat was in 2013 nog één op de tweeëndertig.
Ook het aantal niet-bekostigde internationale studenten wo nam in 2017 toe en wel met circa 69 procent. Het aandeel van deze studenten is binnen het totaal aantal studenten wo gegroeid van circa 5 procent in 2013 naar ruim 7 procent in 2017. Iets meer dan één op de 14 studenten in het wo is in 2017 een niet-bekostigde internationale student.
2.4 Ontwikkeling internationale studenten Hogescholen
De 37 hogescholen hadden in 2017 samen circa 458.000 studenten. Dat aantal is bij de hogescholen minder gestegen dan in het gehele ho, namelijk met iets meer dan 3 procent. Dit geldt ook voor de het aantal internationale hbo-studenten, dat met iets meer dan 8 procent steeg. Daarmee is het relatieve aandeel van de internationale studenten in het hbo iets toegenomen.
In de onderstaande grafiek is de ontwikkeling van het totaal aantal studenten van het hbo per categorie weergegeven. Links in de grafiek is de ontwikkeling van het totaal aantal internationale studenten en het aantal Nederlandse studenten hbo opgenomen in de vergelijkingsperiode. Rechts in het grafiek is de ontwikkeling van het totaal aantal internationale studenten hbo per categorie weergegeven.
11 Ook een internationale student van buiten de EU/EER kan worden bekostigd onder bepaalde voorwaarden.
500000
35000
400000
300000
30000
25000
20000
200000
100000
15000
10000
5000
0
0
2013 2014 2015 2016 2017 2013 2014 2015 2016 2017
Nederlandse studenten
Totaal internationale studenten
EU/EER studenten bekostigd EU/EER studenten niet‐bekostigd
non‐EU/EER studenten bekostigd non‐EU/EER studenten niet‐bekostigd
O Ontwikkeling van het totaal aantal internationale en Nederlandse studenten hbo en ontwikkeling van het totaal aantal internationale studenten hbo per categorie.
Ook bij de hogescholen was de stijging van aantal studenten van buiten de EU/EER met ruim 20 procent hoger dan voor studenten uit EU/EER waar de stijging ruim 5 procent was. In 2017 was één op de 14,6 studenten in het hbo een internationale student. In 2013 was dat iets lager, namelijk één op de 15,3. Driekwart daarvan is afkomstig uit de EU/EER.
Slechts één op de 56 hbo-studenten in Nederland (ruim 8.000 studenten) is afkomstig van buiten de EU/EER.
Evenals bij het wo nam ook bij het hbo het aantal niet-bekostigde internationale studenten in 2017 toe en wel met circa 31 procent. Binnen het totaal aantal internationale studenten hbo nam hun aandeel toe van ruim 26 procent in 2013 naar circa 32 procent in 2017. Iets minder dan één op de 45 studenten in het hbo is in 2017 een niet-bekostigde internationale student.
2.5 Bekostiging van en studiefinanciering voor EU/EER-studenten
Bij ons onderzoek hebben wij naast de ontwikkeling van het aantal EU/EER- studenten met/zonder een woonadres in Nederland ook het gebruik van studie- financiering door de internationale EU/EER-studenten in de vergelijkingsperiode in kaart gebracht. De inspectie is weliswaar geen toezichthouder op de naleving van de Wet op studiefinanciering (WSF) maar de toename van internationale studenten riep ook de vraag op welk deel van hen gebruik maakt van studiefinanciering.
Bekostiging van niet-Nederlandse EU/EER studenten
Vanaf het studiejaar 2014/2015 (peildatum 1 oktober 2014) is het woonplaatsvereiste geen voorwaarde meer voor de bekostiging van de studenten uit EU/EER-landen. Dat betekent ook dat studenten uit die landen die geen woonadres in Nederland hebben door instellingen kunnen worden ingeschreven als bekostigde studenten mits door deze studenten ook is voldaan aan de andere bekostigings- voorwaarden. We zijn nagegaan in hoeverre het gebruik van studiefinanciering door studenten uit EU/EER-landen, zonder woonadres in Nederland, is toegenomen.
Studiefinanciering voor niet-Nederlandse EU/EER studenten
Een (niet Nederlandse) EU/EER-student komt in aanmerking voor studiefinanciering als hij geen studiefinanciering van een buitenlandse overheid heeft en zijn band met Nederland kan aantonen door:
• de Nederlandse taal goed te beheersen, bijvoorbeeld blijkend uit een NT2- diploma;
• te voldoen aan ten minste één van de volgende voorwaarden:
- minstens 6 jaar aaneengesloten basisonderwijs of voortgezet onderwijs in Nederland heeft gevolgd;
- of 3 jaar lang minimaal 56 uur per maand in Nederland heeft gewerkt;
- of zijn niet-Nederlandse ouder of partner heeft 3 jaar lang minimaal 56 uur per maand in Nederland gewerkt;
- of zijn niet-Nederlandse ouder of partner heeft 3 jaar legaal in Nederland gewoond.
Daarnaast moet uiteraard aan de andere voorwaarden worden voldaan zoals jonger dan 30 jaar, ingeschreven staan bij een voltijd/duale opleiding aan een ho instelling van minimaal één jaar en het maximale recht op studiefinanciering nog niet hebben verbruikt. EU/EER-studenten die niet aan bovenstaande voorwaarden voldoen kunnen uitsluitend een collegegeldkrediet aanvragen en ontvangen.
De toename van het aantal EU/EER-studenten komt vooral voor rekening van studenten zonder een woonadres in Nederland, zowel bij universiteiten als hogescholen. De toename van het aantal EU/EER studenten zonder woonadres in Nederland kan (deels) het gevolg zijn van de afschaffing van het woonplaatsvereiste. Voor alle EU/EER-studenten, ook voor die studenten zonder woonadres in Nederland, geldt dat zij het wettelijke Collegegeld betalen, dat vaak veel lager is dan het instellingscollegegeld (op grond van artikel 7.45a van de WHW in samenhang met artikel 2.2. van de WSF).
Verder hebben wij van de instellingen die zijn betrokken bij de vervolgfase van het onderzoek begrepen dat het Nederlandse woonadres van de internationale studenten niet tijdig of niet wordt geregistreerd. Dit ondanks de nadrukkelijke afspraak dat de instellingen ook na afschaffing van het woonplaatsvereiste zouden blijven registreren. Daarom zouden de bij de DUO geregistreerde adresgegevens van de internationale studenten geregeld niet juist kunnen zijn.
Xxx constateren ook dat het aantal EU/EER studenten dat studiefinanciering ontving met circa 11 procent afnam in 2017 in vergelijking met 2013. Het aantal studenten binnen deze categorie met alleen het Collegegeldkrediet is ruim verdubbeld in dezelfde periode. Ook het aantal EU/EER studenten zonder een woonadres in Nederland dat Studiefinanciering of alleen het Collegegeldkrediet ontving, nam toe. Maar het is steeds zeer beperkt gebleven en bedroeg in 2017 362 studenten.
Universiteiten
De toename van het aantal EU/EER studenten zonder Nederlands woonadres is bij de universiteiten in de afgelopen jaren het grootst geweest. Volgens de registratie bij DUO had ruim 50 procent van de ingeschreven EU/EER studenten in 2017 geen woonadres in Nederland.
2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2017 t.o.v. 2013 | |
Aantal studenten wo | 254.928 | 261.619 | 266.830 | 275.217 | 287.709 | 112,9% |
Aantal EU/EER-studenten | 23.662 | 25.670 | 28.391 | 32.553 | 37.106 | 156,8% |
Aantal EU/EER zonder NL adres | 6.081 | 8.483 | 11.674 | 15.657 | 19.644 | 323,0% |
Aantal met SF | 2.686 | 2.475 | 2.319 | 2.160 | 2.271 | 84,5% |
Aantal met alleen CGK12 | 834 | 991 | 1.185 | 1.553 | 1.828 | 219,2% |
Aantal met SF zonder NL adres | 37 | 41 | 28 | 45 | 32 | 86,5% |
Aantal met alleen CGK zonder NL adres | 51 | 72 | 65 | 96 | 140 | 274,5% |
Het aantal EU/EER-studenten wo zonder Nederlands woonadres in 2017 is daarmee ruim drie keer zo groot als in 2013.
Het aantal internationale EU/EER-studenten wo met de studiefinanciering is iets meer afgenomen dan dat van het ho totaal. Dit geldt zowel voor het aantal EU/EER- studenten wo met als zonder Nederlands woonadres.
Dat betekent ook dat de toename van het aantal EU/EER-studenten niet heeft geleid tot meer EU/EER-studenten met de studiefinanciering. Wel verdubbelde het aantal EU/EER-studenten met het Collegegeldkrediet in 2017. Bij de wo-studenten zonder Nederlands woonadres is deze toename relatief veel groter. Overigens gaat dat nog steeds om een zeer beperkt aantal EU/EER-studenten.
Hogescholen
Het aantal internationale EU/EER- studenten bij de hogescholen is minder toegenomen dan bij de universiteiten. Dit geldt ook voor het aantal EU/EER- studenten zonder Nederlands woonadres.
2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2017 t.o.v. 2013 | |
Aantal studenten hbo | 443.777 | 450.562 | 446.979 | 451.634 | 457.667 | 103,1% |
Aantal EU/EER-studenten | 22.095 | 22.286 | 22.366 | 22.541 | 23.255 | 105,3% |
Aantal EU/EER zonder NL adres | 9.459 | 10.290 | 10.625 | 11.174 | 11.877 | 125,6% |
Aantal met SF | 2.866 | 2.720 | 2.688 | 2.644 | 2.688 | 93,8% |
Aantal met alleen CGK | 701 | 807 | 993 | 1.262 | 1.392 | 198,6% |
Aantal met SF zonder NL adres | 40 | 50 | 38 | 70 | 49 | 122,5% |
Aantal met alleen CGK zonder NL adres | 44 | 63 | 72 | 120 | 141 | 320,5% |
Het aantal EU/EER- studenten hbo zonder Nederlands adres is in 2017 met iets meer dan een kwart toegenomen in vergelijking met 2013. Uit de tabel blijkt wel dat de toename van de internationale EU/EER-studenten bij de hogescholen uitsluitend komt door de toename van het aantal studenten zonder Nederlands woonadres.
Ook het aantal EU/EER-studenten hbo met de studiefinanciering nam ten opzichte van 2013 af, maar deze afname is iets kleiner dan die van het ho totaal. Dit betekent dat de toename van het aantal EU/EER-studenten niet heeft geleid tot meer EU/EER-studenten hbo met de studiefinanciering.
Het aantal EU/EER-studenten zonder Nederlands woonadres met studiefinanciering steeg met circa 23 procent. Ook hier gaat het steeds om een zeer beperkt aantal studenten. Ook het aantal internationale EU/EER- studenten hbo met een
12 Collegegeldkrediet
collegegeldkrediet was in 2017 bijna verdubbeld ten opzichte van 2013. Deze toename is bij de hbo-studenten zonder Nederlands woonadres relatief veel hoger. Ook hier gaat het om geringe aantallen.
2.6 Instellingen met relatief veel internationale studenten
Universiteiten
Bij één algemene universiteit bedraagt het aandeel internationale studenten ruim 53 procent. Bij de overige 12 universiteiten ligt dat aandeel tussen 8,4 en 23,6 procent. Bij drie van de vier technische universiteiten bedraagt het aandeel internationale studenten meer dan 20 procent. Bij twee van de overige acht algemene universiteiten bedraagt het aandeel van de internationale studenten iets minder dan 20 procent.
Hogescholen
De sector hbo kent drie afzonderlijke groepen instellingen met uiteenlopende kenmerken; de algemene en groene hogescholen (22), de kunsthogescholen (7) en de pabo ‘s (8). Er zijn grote verschillen in het aandeel internationale studenten tussen deze groepen. Bij kunsthogescholen is dat aandeel van oudsher hoog. Bij veruit de meeste boven de 50 procent en in twee gevallen zelfs meer dan 70 procent.
Het aandeel van de internationale studenten kent een grotere variatie bij de groep algemene en groene hogescholen; daar ligt het tussen de 0,4 en 32,5 procent. Bij twee van deze instellingen is het meer dan 20 procent. Bij 15 van de 22 instellingen is het kleiner dan 10 procent. Bij de resterende 5 instellingen ligt het tussen de 10 en 20 procent.
Pabo ’s hebben nauwelijks internationale studenten, iets minder dan een half procent. Twee pabo ‘s hebben zelfs geen internationale studenten in 2017.
2.7 Ontwikkeling van aantal Nederlandse Studenten in buitenland
Wij hebben geprobeerd om ook de ontwikkeling van het aantal Nederlanders dat in het buitenland studeert te betrekken bij ons onderzoek. Daarmee wilden we een vergelijking maken tussen deze stroom studenten en de internationale instroom in Nederland. Hiervoor hebben wij gebruik gemaakt van de bij het NUFFIC geregistreerde aantallen Nederlanders die in andere landen hun hoger onderwijs volgen.
Hoewel volgens het NUFFIC de kans groot is dat de gegevens niet volledig zijn- omdat het NUFFIC in grote mate afhankelijk is van de informatie die het van de betreffende landen ontvangt- constateren wij dat het aantal Nederlanders dat in andere landen hoger onderwijs volgt veel lager is dan het aantal internationale studenten hoger onderwijs in Nederland13.
Jaar | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 |
Totaal | 13.508 | 14.871 | 13.599 | 14.690 | 15.069 | 16.743 |
Aantal met Studiefinanciering | 7.839 | 8.540 | 9.064 | 9.452 | 10.062 | 7.564 |
13 NUFFIC is afhankelijk van de informatie van andere landen, daarom beschikt het nog niet over de gegevens van de laatste twee jaren.
Uit de tabel blijkt dat het aantal Nederlanders dat in een ander land hoger onderwijs volgt in 2016 met bijna een kwart is toegenomen in vergelijking met dat in 2011. Uit de NUFFIC-gegevens blijkt dat 85% daarvan Nederlanders betreft die in een ander EU/EER-land studeren. België en het Verenigd Koninkrijk hebben de meeste Nederlandse studenten met respectievelijk 3.600 en 3.360. Daarna volgen de Verenigde Staten met bijna 1.843. Duitsland en Frankrijk met respectievelijk 1.184 en 600 studenten staan op vierde en vijfde plaats. Saoedi-Xxxxxx en Zuid- Afrika staan op respectievelijk dertiende en veertiende plaats.
Wij constateren ook dat het aantal Nederlanders met meegenomen studiefinanciering naar het buitenland in 2016 behoorlijk is gedaald na een gestage stijging in de periode 2011 tot en met 2015.
3 Bevindingen in het veldonderzoek
3.1 Algemeen
Op basis van de uitkomst van het bureauonderzoek hebben wij 12 ho-instellingen geselecteerd voor nader onderzoek. De selectie van de instellingen vond plaats op basis van de ontwikkeling van het aandeel van de internationale studenten. Het gaat om 6 universiteiten en 6 hogescholen. Bij de selectie hebben wij ook rekening gehouden met de soorten instellingen (Zo zijn 4 van de 7 kunsthogescholen met het grootste aandeel internationale studenten geselecteerd).
In aansluiting op de onderzoeksvragen uit paragraaf 1.1. wilden wij bij de geselecteerde instellingen nagaan of er instellingen zijn die voor hun inkomsten in grote mate afhankelijk zijn van instroom van de internationale studenten en of bij eventuele grotere terugloop of stop van die instroom hun (financiële) continuïteit in gevaar komt. Tevens wilden wij nagaan of de instellingen vanuit een financieel oogmerk gericht sturen op het werven van internationale student.
Bij het onderzoek hebben wij gesprekken gevoerd met onder meer de colleges van bestuur en informatie opgevraagd bij die 12 instellingen. Daarmee beoogden wij per individuele instelling inzicht te krijgen in het volgende:
• Wat is het beleid van de instelling bij de werving en inschrijving van de internationale studenten14?
• Wat is de wervingsstrategie en welke inspanningen levert de instelling rond werving van de internationale studenten?
• Wat zijn de verwachtingen over de ontwikkeling van de instroom van de internationale studenten en de gevolgen die dat heeft voor het beleid van de instelling?
• In welke mate heeft de instroom van de internationale studenten invloed op het (toekomstige) beleid van de instelling? En is dat vertaald in de financiën en bedrijfsvoering van de instelling? Zo ja, dan hoe?
• In welke mate zijn instellingen ook financieel afhankelijk van de instroom van de internationale studenten?
• In welke mate is de instelling in staat om gevolgen van een eventuele terugloop van de instroom van de internationale studenten op te vangen?
Hoewel er veel gemeenschappelijke kenmerken zijn tussen de sectoren presenteren we de bevindingen omwille van de leesbaarheid en overzichtelijkheid per sector.
3.2 Universiteiten
Uit de inschrijvingen blijkt dat bij 5 van de 6 onderzochte universiteiten het aandeel internationale studenten ook in 2018 verder toenam. In bijlage 2 is per onderzochte universiteit een factsheet opgenomen met de aantallen inschrijvingen per categorie en de belangrijkste bevindingen. In de volgende sub-paragrafen geven wij onze bevindingen ten aanzien van de internationalisering bij de universiteiten weer.
14 Met onze vragen naar de wervingsstrategie beoogden we een beeld te krijgen van de mate van inspanningen die instellingen op dit vlak verrichten. Het ging niet om een beeld van de naleving van de wettelijke vereisten ten aanzien van taal, selectie en toegankelijkheid. Over dit laatste onderwerp verschijnt nog een afzonderlijk inspectierapport.
3.2.1 Beleid en visie
Wij hebben de universiteiten gevraagd naar hun visie en beleid rond internationalisering. Alle universiteiten zijn zich zeer bewust van de groei van het aantal internationale studenten en zien er veel voordelen in, maar in enkele gevallen ook nadrukkelijk nadelen.
Wetenschappelijke verrijking.
Een door de bevraagde instellingen vaak genoemd voordeel is de wetenschappelijke verrijking. Alle bevraagde universiteiten hechten grote academische waarde aan internationalisering. Vrijwel allemaal verwijzen ze naar het concept van een ‘international classroom’ met een qua herkomst van studenten heterogene samenstelling. Dankzij die heterogeniteit ontstaat volgens de universiteiten een breder en meer inhoudelijk wetenschappelijk debat. Studenten kunnen van elkaar leren, dankzij de diversiteit in opvattingen, achtergronden en cultuur. Ook voor het onderzoeksklimaat wordt internationalisering nadrukkelijk als een verrijking gezien. In haar brief van 20 april 2018 met kenmerk 20180164/1155 aan de minister van OCW schrijft de Onderwijsraad dat een bewuste omgang met de heterogeniteit van de studentengroep vereist is om tot een succesvolle invulling van het begrip international classroom te komen15.
Vrijwel alle universiteiten willen een minimum aantal internationale studenten. Dit om het concept van de international classroom invulling te geven en om hun toppositie in de internationale rankings te behouden. Universiteiten zien internationale studenten als een integraal en onmisbaar onderdeel van hun onderwijs- en onderzoeksactiviteiten. Universiteiten vinden dat een internationaal/mondiaal netwerk en systeem nodig zijn om de (technische) wetenschap in stand te houden. Daarbij is wetenschap van groot belang om, naast handel en diplomatie, begrip voor elkaar en samenwerking in de wereld te bevorderen, aldus die instellingen.
Kenniseconomie & internationale arbeidsmarkt
Meerdere universiteiten hebben aangegeven dat zij met de instroom van de internationale studenten meer kennis willen binnen halen. Enkele universiteiten beschouwen zich als een economische motor voor en hebben een leidende rol in de regio waar zij gevestigd zijn. Met de internationalisering halen zij meer kenniswerkers en bedrijven binnen voor Nederland. Gezien het tempo waarin China, India en VS inzetten op hoger onderwijs en onderzoek is volgens hen het mogelijk loslaten van de internationaliseringsambities geen goede zaak.
Verder wordt door universiteiten verwezen naar het arbeidsmarktperspectief voor de afgestudeerden. Juist vanwege de globalisering zien de universiteiten het mede als hun opdracht om studenten voor te bereiden op de steeds internationaler wordende arbeidsmarkt (vooral voor technische opleidingen of commerciële opleidingen).
Voor universiteiten in de grenstreek geldt dat er ook een sterke (eur-)regionale component zit in de arbeidsmarkt voor hun alumni. Technische universiteiten en één algemene universiteit zeggen naar hun aard een internationale oriëntatie te hebben en onvoldoende Nederlandse studenten te hebben om in de Nederlandse marktbehoefte aan (technische) academici te kunnen voorzien.
Behoefte aan grip op instroom
Groei van het aandeel internationale studenten wordt door de meeste universiteiten niet -langer- als doel op zichzelf gezien. Inmiddels stellen de meeste universiteiten
15 Ook in het Nuffic rapport ‘Studenten internationaliseren in eigen land’ uit mei 2014 xxxxx://xxx.xxxxxx.xx/xxxxxxxxxxx/xxxxxxxxxxxxxx-xxxxxxxxxxxx-xxxx-xxxxxx-xxxxxxx/ wordt ingegaan op de succes- en faal factoren van een international classroom. xxxxx://xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx/xxxxxxx/xxxxxxxx- in-een-international-classroom/lessen/de-international-classroom/
dat het maximum aan (internationale) studenten dat ze kunnen accommoderen wel is bereikt en in een enkel geval zelfs zorgt voor problemen. Universiteiten zoeken naar wegen en instrumenten om de internationale instroom beter te kunnen kanaliseren en daarbinnen te selecteren. Maar de bestaande wet- en regelgeving biedt daar nauwelijks ruimte voor. Zo biedt het instellen van een numerus fixus geen soelaas voor het indammen van de internationale instroom omdat geen onderscheid naar nationaliteit kan/mag worden gemaakt.
De meeste universiteiten hanteren streefcijfers voor de verdeling Nederlands- internationaal, variërend van 25% tot 60% internationaal.
Maar deze streefcijfers zijn niet altijd vastgelegd en vaak wordt er niet actief op gestuurd, anders dan door geen actieve werving te plegen.
Demografische ontwikkeling
Enkele universiteiten willen een eventueel verlies van Nederlandse studenten als gevolg van de demografische krimp bij voorkeur opvangen door een even grote buitenlandse extra instroom. Daarmee beogen deze universiteiten om hun huidige onderwijscapaciteit doelmatig te blijven benutten.
3.2.2 Wervingsstrategie
Het beeld ten aanzien van werving wisselt. Er zijn universiteiten die aangeven helemaal niet aan werving in het buitenland te doen, universiteiten die hun alumni- netwerk actief inzetten voor voorlichting, of die budgetten van enkele tonnen beschikbaar hebben om zich op internationale beurzen te profileren. In het algemeen wordt er niet heel actief geworven. Wel wordt er veel aan online marketing gedaan. Volgens de universiteiten komen de meeste aanmeldingen als gevolg van algemene bekendheid, mond tot mond reclame en het alumni netwerk. Meestal is er een instellingsbrede aanpak; in een enkel geval wordt het beleid op faculteitsniveau uitgewerkt.
Vrijwel elke universiteit heeft functionarissen die zich specifiek richten op werving, communicatie en begeleiding van internationale studenten. Het aantal fte’s dat zich hiermee bezighoudt varieert van 2 tot 15. Als argument voor wervingsactiviteiten wordt niet de groei van het absolute aantal studenten genoemd, maar het borgen van de aanwezigheid van voldoende internationale studenten, vanuit kwalitatief oogpunt. De universiteiten hebben doorgaans geen vastgelegde strategie om studenten uit bepaalde landen te werven of een bepaalde verhouding tussen landen aan te houden. Wel wordt er in het algemeen gestreefd naar een balans tussen verschillende nationaliteiten. Dit om dominantie vanuit één bepaald land bij één bepaalde opleiding te voorkomen. Dan zou er onvoldoende heterogeniteit zijn, terwijl die juist zo wenselijk wordt geacht.
Ook de concurrentie met andere Europese of soms ook Nederlandse universiteiten wordt soms als argument aangevoerd voor de werving van de internationale studenten.
3.2.3 Toekomstverwachtingen
Alle universiteiten verwachten dat de aanmeldingen van internationale studenten relatief meer zullen toenemen dan het totale aantal aanmeldingen. Daardoor zal het aandeel internationale studenten in de totale populatie verder toenemen. Via prijsverhogingen van het instellingscollegegeld voor de niet-bekostigde studenten proberen enkele universiteiten de internationale instroom van vooral non-EU/EER studenten af te remmen, maar dat lijkt weinig effect te hebben. Instellingen proberen de groei gericht op te vangen. Dat wil zeggen dat de groei gericht wordt op inhoudelijke thema’s en nieuwe opleidingen. De groei van de internationale
instroom bij sommige populaire opleidingen kan leiden tot verschraling van het opleidingenaanbod. Soms overweegt een universiteit namelijk om mogelijk enkele kleinere opleidingen op te heffen om zo fysiek meer ruimte te maken voor populaire opleidingen met een grote toestroom van studenten.
3.2.4 Invloed internationale instroom op beleid en bedrijfsvoering
Vrijwel alle universiteiten maken bij hun beleid en (financiële) bedrijfsvoering geen onderscheid tussen internationale en Nederlandse studenten. Zij voeren een integraal beleid inclusief de (financiële) bedrijfsvoering voor de gehele studenten populatie en (verwachte) instroom.
Als gevolg van de T-2 bekostiging moeten universiteiten ook de groei van bekostigde (dus EER) studenten voorfinancieren. Gezien de financiële positie van de universiteiten en hun hogere baten in de afgelopen jaren kan dit goed worden opgevangen. Door de toestroom van (internationale) studenten zien enkele universiteiten zich geplaatst voor forse uitdagingen in de bedrijfsvoering, studieroosters, onderzoeklocaties, personeelsbestand en onderwijshuisvesting. Die universiteiten hebben aangegeven dat de grotere groepen studenten regelmatig niet passen in de bestaande collegezalen en moeten worden opgesplitst of dat hoorcolleges moeten uitwijken naar alternatieve locaties buiten de universiteitscampus. Een enkele universiteit heeft investeringsplannen in extra of nieuwe onderwijsgebouwen die de groei van het aantal studenten moeten opvangen. Of de groei van internationale studenten leidt tot een zwaardere belasting van het wetenschappelijk personeel van de universiteiten is onduidelijk. Geen van de universiteiten heeft het aspect van werkdruk aangekaart als gevolg van de internationalisering. Wel leidt de toename van internationale studenten tot een verdere internationalisering van de wetenschappelijke staf tot soms wel meer dan 40%.
3.2.5 Financiële afhankelijkheid
Het aandeel van de baten dat is gerelateerd aan de internationale studenten gaat niet gelijk op met het aandeel internationale studenten van het totaal aantal studenten. Dit komt doordat de financiering van de universiteiten meerdere geldstromen kent16. Alleen voor de eerste geldstroom en de collegegelden is de universiteit deels afhankelijk van de instroom van de internationale studenten.
Op enkele universiteiten na geven deze aan financieel niet afhankelijk zijn van de instroom van de internationale studenten.
Enkele universiteiten hebben aangegeven dat het instellingscollegegeld dat voor niet-EU/EER studenten wordt gevraagd niet geheel kostendekkend is. In tegenstelling tot wat soms wordt gesuggereerd vormt de internationale instroom
volgens de universiteiten geen verdienmodel. Wel zien sommige universiteiten die te maken hebben met dalende instroom van Nederlandse studenten de internationale instroom als een welkome aanvulling omdat daarmee de benodigde schaalgrootte aanwezig blijft.
3.2.6 Gevolgen bij grotere terugloop of stop internationale studenten
Alle universiteiten gaven aan dat zij eventuele terugloop of stop van de instroom van de internationale studenten kunnen opvangen. Het geleidelijk afnemen per
16 De inkomsten van de Nederlandse universiteiten zijn grofweg onder te verdelen in drie geldstromen. Naast inkomsten uit de rijksbijdrage (de eerste geldstroom) ontvangen universiteiten middelen van de NWO en KNAW voor specifieke onderzoeksprojecten (de tweede geldstroom). De derde geldstroom bestaat uit overige inkomsten, zoals middelen uit de EU, contractonderwijs of –onderzoek en collectebusfondsen.
cohort dat afstudeert, de T-2 bekostiging en de financiële buffer van de universiteiten bieden daartoe voldoende ruimte. Alle universiteiten gaven ook aan dat ze qua personele bezetting bewust een flexibele schil aanhouden die hen in staat stelt de formatie terug te brengen als dat noodzakelijk wordt. De flexibiliteit rond huisvesting varieert. Er zijn instellingen met langdurige huurcontracten, maar ook instellingen met veel eigen panden of een te krappe huisvesting.
Gegeven het relatief beperkte aandeel non-EER studenten van gemiddeld 6% zal eventuele terugval of stop in alleen niet-EER studenten geen groot probleem zijn voor de universiteiten. Die terugval kan voor een deel worden gecompenseerd door meer EER/ Nederlandse studenten toe te laten.
Kwaliteit onder druk bij veel lager of stop van internationale instroom
Hoewel ze nadrukkelijk aangeven niet te verwachten dat het zich in de praktijk zal voordoen, geven alle universiteiten aan grote negatieve effecten te voorzien bij een grotere terugloop of stop van de instroom van internationale studenten. Allereerst onderwijskundig: het concept van international classroom komt onder druk te staan. Verder wordt het lastiger om kwalitatief hoogwaardig wetenschappelijk personeel te behouden of te werven. Daardoor kan uiteindelijk een neerwaartse spiraal ontstaan van minder goed onderwijs, een slechtere reputatie en ranking, met als gevolg nog minder aanmeldingen, enz. Daardoor zouden uiteindelijk financiële consequenties ontstaan die niet meer zijn op te vangen. Hieruit blijkt dat de kwaliteit van deze universiteiten afhankelijk is van de instroom van de internationale studenten. Wij weten niet of deze kwaliteit vroeger lager was met minder internationale studenten. Wel constateren wij dat de instroom van de internationale studenten noodzakelijk is voor voorbestaan van enkele universiteiten in de huidige omvang/vorm.
Voor drie universiteiten geldt dat een eventuele grotere terugloop of stop van de internationale studenten niet alleen onderwijskundig, maar op termijn ook financieel grote gevolgen heeft. Xxx is een drastische inhoudelijke herpositionering noodzakelijk voor deze drie universiteiten.
3.3 Hogescholen
Bij 5 van de 6 onderzochte hogescholen nam het aandeel van de internationale studenten ook in 2018 verder toe. Deze toename is bij hogescholen wel veel lager dan bij de universiteiten. In bijlage 3 is per onderzochte hogeschool een factsheet opgenomen met de aantallen inschrijvingen per categorie en de belangrijkste bevindingen. In de volgende sub-paragrafen geven wij onze bevindingen ten aanzien van de internationalisering bij de hogescholen weer.
3.3.1 Beleid en visie
Alle bevraagde hogescholen gaven aan dat zij internationalisering belangrijk vinden. Deelname van internationale studenten wordt als onmisbaar en verrijkend beschouwd voor het onderwijs. Het wordt gezien als een gegeven dat zo optimaal mogelijk moet worden geïncorporeerd in de instelling en haar opleidingen.
Wel constateren wij een verschil tussen de kunst- en de overige hogescholen. Bij de kunsthogescholen is het aandeel van de internationale studenten van oudsher relatief groot. De strengere toelatingseisen in de afgelopen jaren hebben geleid tot verdere toename van het aandeel internationale studenten omdat ook de gemiddelde kwaliteit van internationale aanmelders toeneemt. Zij hebben meer “bagage” dan Nederlandse kandidaten, aldus de onderzochte kunsthogescholen. Bij de overige twee onderzochte hogescholen maken vooral het concept van een ‘international classroom’ en de internationale karakter van de bepaalde opleidingen een groter aandeel en deelname van de internationale studenten noodzakelijk, zodat
(Nederlandse) studenten worden voorbereid op de internationaler wordende arbeidsmarkt.
De meeste hogescholen hanteren intern streefcijfers voor de verdeling Nederlands- internationaal, variërend van 30% tot 60% Nederlands. Maar deze zijn niet altijd vastgelegd en vaak wordt er niet actief op gestuurd, anders dan door geen actieve werving te plegen. En bij enkele kunsthogescholen is het maximum aandeel van internationale studenten, dat de hogeschool zelf heeft gesteld al lang een feit.
Selectie op kwaliteit leidt tot hogere internationale instroom
Xxxxx van het aandeel internationale studenten is volgens de bevraagde hogescholen geen doel in zichzelf. De kunsthogescholen hebben aangegeven dat ze voor bepaalde opleidingen aanzienlijk meer aanmeldingen krijgen dan ze kunnen plaatsen. Daarom wordt er noodgedwongen geselecteerd. Daarbij vormt kwaliteit/talent het belangrijkste criterium. En omdat de internationale kweekvijver veel groter is dan de Nederlandse, is op de kunsthogescholen het internationale aandeel in de studentenpopulatie het grootst.
De kunsthogescholen hanteren allemaal een absolute kwantitatieve grens van het totaal aantal studenten dat ingeschreven kan staan. Daarover zijn namelijk sectorafspraken gemaakt. Zonder deze bovengrens, dus wanneer uitsluitend op talent en kwaliteit zou worden geselecteerd, zouden de absolute aantallen van de internationale studenten op kunsthogescholen nog veel hoger zijn.
Vanwege de ‘international classroom’ zijn ook Nederlandse studenten nodig. Daarom hebben de kunsthogescholen, zoals gezegd, intern een -vaak niet expliciet verankerde- bovengrens voor internationale studenten. Verder werken sommige kunsthogescholen samen met vo en mbo om de instroom van Nederlandse studenten zoveel mogelijk te stimuleren en borgen. Maar dat heeft tot nu onvoldoende (gewenst) resultaat opgeleverd.
3.3.2 Wervingsstrategie
De hogescholen hebben doorgaans geen vastgelegde strategie om studenten uit bepaalde landen te werven of een bepaalde verhouding tussen landen aan te houden. Wel wordt er soms gestreefd naar een balans tussen verschillende nationaliteiten. Dat wil zeggen bij voorkeur geen dominantie vanuit één bepaald land bij één bepaalde opleiding. Dan zou er onvoldoende heterogeniteit zijn, terwijl die juist zo wenselijk wordt geacht. Daarom werken enkele hogescholen met ‘focuslanden’ waar ze actiever werven.
Het beeld ten aanzien van wervingsactiviteiten wisselt. Er zijn hogescholen die aangeven helemaal niet aan werving in het buitenland te doen, of die budgetten van een paar ton hebben om zich op internationale beurzen te profileren. Eén hogeschool werkt met ‘agenten’ die een aanmeldingsvergoeding krijgen per geworven internationale student. Vrijwel alle hogescholen zetten hun alumni en de social media in voor de voorlichting en werving. De kunsthogescholen werken via open dagen en tentoonstellingen, enz. aan hun zichtbaarheid onder aspirant studenten.
Volgens de hogescholen krijgt men de meeste aanmeldingen als gevolg van algemene reputatie, mond-tot-mond-reclame en het alumninetwerk.
Als argument voor wervingsactiviteiten wordt niet de groei van het absolute aantal studenten genoemd maar het vanuit kwalitatief oogpunt borgen van de aanwezigheid van voldoende internationale studenten.
3.3.3 Toekomstverwachtingen
Alle hogescholen zeggen te verwachten dat zowel het totaal aantal studenten als het internationale aandeel daarin de komende jaren redelijk stabiel zal blijven. De kunsthogescholen zeggen ernaar te streven om het aandeel van de Nederlandse studenten weer te verhogen en zo een iets meer evenwichtige balans Nederlands- Internationaal te bereiken. Tegelijk geven zij aan dat dit langzaam zal gaan.
3.3.4 Invloed internationale instroom op beleid en bedrijfsvoering
Vrijwel alle hogescholen maken bij hun beleid en (financiële) bedrijfsvoering geen onderscheid tussen internationale en Nederlandse studenten. Men ziet de studentenpopulatie als één geheel. Zij voeren integraal beleid en de integrale (financiële) bedrijfsvoering voor de gehele studentenpopulatie en verwachte instroom.
Wel heeft de aanwezigheid van veel internationale studenten effect bij vijf van de zes onderzochte hogescholen. Het heeft gevolgen voor de onderwijstaal, samenstelling van de onderwijsstaf, enz. Voor die hogescholen blijkt de aanwezigheid van veel internationale studenten dermate vanzelfsprekend dat het voor hen lastig is om aan te geven wat de specifieke invloed ervan is.
3.3.5 Financiële afhankelijkheid
De meeste hogescholen geven aan dat het ‘internationale’ aandeel in de inkomsten/baten grofweg gelijk is aan het aandeel internationale studenten. Daarnaast geven alle hogescholen aan financieel niet afhankelijk zijn van die internationale instroom. Gezien het feit dat de internationale studenten dankzij de Rijksbekostiging of het instellingscollegegeld een belangrijke inkomstenbron zijn, zien wij die financiële afhankelijkheid wel degelijk voor vijf van de zes onderzochte hogescholen met een zeer groot aandeel internationale studenten.. Tegelijk is hun financiële continuïteit op afzienbare termijn niet in het geding.
Ook de kunsthogescholen met meer dan 50 procent internationale studenten geven aan dat zelfs als de internationale instroom compleet mocht wegvallen, deze met Nederlandse instroom kan worden opgevuld. Maar zij zien in dat geval wel problemen om voldoende kwalitatieve Nederlandse instroom te krijgen.
Met name de kunsthogescholen hanteren instellingscollegegelden die soms niet kostendekkend zijn. Het gaat vooral om non-EU/EER studenten. Ze weerleggen daarmee geluiden dat instroom van internationale studenten een verdienmodel zou vormen.
3.3.6 Gevolgen bij grotere terugloop of stop internationale studenten
De meeste hogescholen geven aan dat een eventuele terugloop van internationale studenten geen grote financiële problemen zal opleveren. Vrijwel alle hogescholen werken met een flexibele schil in de formatie – vooral de kunstenaars die als deeltijders worden ingehuurd- die hen in staat stelt de formatie terug te brengen als dat noodzakelijk wordt. De flexibiliteit rond huisvesting varieert. Er zijn hogescholen met langdurige huurcontracten, maar ook instellingen die hun panden in eigendom hebben of nu eigenlijk kampen met ruimtegebrek.
Hoewel ze dus nadrukkelijk aangeven niet te verwachten dat het zich in de praktijk zal voordoen, geven alle hogescholen aan dat ze vooral onderwijskundig problemen verwachten bij een grotere terugloop of stop van de instroom van internationale studenten. De vier onderzochte kunsthogescholen gaven aan dat een stop van de internationale studenten zal leiden tot de noodzaak om de kwaliteitsstandaarden in het onderwijs naar beneden bij te stellen. Het wordt ook lastiger om kwalitatief
hoogwaardig personeel te behouden of te werven. Daardoor kan uiteindelijk een neerwaartse spiraal ontstaan van minder goed onderwijs, een slechtere reputatie, met als gevolg nog minder aanmeldingen, enz. Wij merken op dat die kunsthogescholen uitsluitend op basis van talent selecteren. Een van de kenmerken van het Nederlandse onderwijs is echter de emancipatiefunctie. Daarbij worden ook leerlingen en studenten met minder talent in staat gesteld om zich te ontwikkelen. Als je zwakkere studenten tot een goed resultaat brengt, heb je immers ook onderwijs van goede kwaliteit.
Bij een andere van de zes onderzochte hogescholen geldt dat stop van de instroom van de internationale studenten financieel niet direct een probleem zal zijn, maar vooral schadelijk zal zijn voor de kwaliteit van de opleidingen en internationale reputatie van de instelling. De hogeschool moet dan zoeken naar een andere strategie om dezelfde kwaliteit en ambitie te houden (eventueel door te verhuizen naar het buitenland), aldus het college van bestuur van deze hogeschool.
Een eventuele terugval in non-EER studenten kan voor een deel worden gecompenseerd door meer EER/ Nederlandse studenten toe te laten. Een eventuele beperkte terugval in EER studenten kan volgens de hogescholen zonder problemen door meer Nederlandse studenten worden opgevangen.
4 Conclusies
Uit ons onderzoek blijkt dat het aantal ingeschreven studenten bij de bekostigde ho- instellingen tussen 2013 en 2017 is toegenomen. Die toename zit vooral in de laatste twee onderzoeksjaren. De toename komt voor bijna de helft voor rekening van internationale studenten. Hun relatieve aantal nam fors méér toe dan gemiddeld voor het ho. Bij de universiteiten is de groei van het aantal studenten veel hoger dan bij de hogescholen. Dat geldt ook voor het aantal internationale studenten.
Bij zowel de universiteiten als de hogescholen steeg het aantal studenten uit landen buiten de EU/EER relatief harder dan het aantal studenten uit de EU/EER, maar absoluut blijft het aantal uit de EU/EER groter.
De toename van het aantal EU/EER studenten komt vooral voor rekening van studenten zonder een woonadres in Nederland. Dit kan (deels) het gevolg zijn van de afschaffing van het woonplaatsvereiste als voorwaarde voor bekostiging. Wij constateren dat de woonadressen van de EU/EER studenten vaak niet (tijdig) worden geregistreerd ondanks de afspraak hierover bij de afschaffing van het woonplaatsvereiste.
Ook het aandeel niet-bekostigde internationale studenten is binnen het totaal aantal studenten in het ho toegenomen. Het aandeel internationale studenten per universiteit loopt behoorlijk uiteen. Bij de hogescholen is zelfs een nog grotere variatie.
Uit de inschrijvingen ho voor het studiejaar 2018/2019 blijkt dat de groei doorzet en voor 50 procent het gevolg is van de hogere instroom van internationale studenten. De verwachting is dat het aantal internationale studenten de komende jaren vooral bij de universiteiten toeneemt.
Op basis van de ontwikkeling van de instroom van de internationale studenten zagen wij bij twaalf instellingen financiële afhankelijkheid van die instroom. Omdat zij relatief een hoog aandeel internationale studenten hebben en dat aandeel in de afgelopen jaren steeds is toegenomen. Bij deze 12 instellingen zijn wij nagegaan of zij inderdaad financieel afhankelijk zijn van de instroom van de internationale studenten.
Uit het onderzoek bij zes universiteiten en zes hogescholen blijkt dat de ho- instellingen deelname van de internationale studenten onmisbaar en verrijkend vinden voor het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.
Op enkele universiteiten na geven de universiteiten en alle hogescholen aan dat ze financieel niet afhankelijk zijn van de instroom van internationale studenten. Wel constateren wij dat zij vaak niet expliciet kunnen aangeven wat de effecten zijn van de instroom van internationale studenten voor hun financiële bedrijfsvoering. Toch zijn de internationale studenten een belangrijke inkomstenbron, dankzij de rijks- bekostiging of het instellingscollegegeld. Daarom zien wij die afhankelijkheid wel.
Maar deze afhankelijkheid is nu niet zorgelijk en leidt ook op afzienbare termijn niet tot mogelijke problemen met de financiële continuïteit. Gegeven het geleidelijk afnemen per cohort dat afstudeert, de T-2 bekostiging en de financiële buffer van de instellingen hebben deze hogescholen voldoende ruimte om eventuele terugloop of stop van de instroom van internationale studenten kunnen op te vangen. Voor drie universiteiten en één hogeschool geldt dat een eventuele grotere terugloop of stop van de internationale studenten op termijn niet alleen inhoudelijk maar ook
financieel pijn zal doen. De Kunsthogescholen zouden op termijn grote, kwalitatieve problemen krijgen als zij geen internationale studenten meer zouden kunnen inschrijven.
De onderzochte instellingen geven aan dat zij geen vastgelegde wervingsstrategie hebben en ze in het algemeen niet heel actief werven. Behalve dat enkele instellingen een eventueel verlies aan Nederlandse studenten door demografische krimp willen compenseren door een even grote buitenlandse extra instroom hebben wij bij ons onderzoek niet geconstateerd dat er universiteiten of hogescholen zijn die uitsluitend vanuit financiële overwegingen internationale studenten werven.
Ondanks de toename van het aantal studenten uit EU/EER-landen, constateren wij dat het aantal studenten uit die landen dat studiefinanciering ontvangt is gedaald. In 2017 waren iets minder dan 5.000 EU/EER studenten met een studiefinanciering waarvan 100 met een niet-Nederlands woonadres. Het aantal EU/EER- studenten met (alleen) het collegegeldkrediet is daarentegen verdubbeld, van ruim 1.500 in 2013 naar ruim 3.200 in 2017.
Bijlage 1: overzicht ontwikkeling aantal studenten per instelling
Ontwikkeling van het aantal (internationale) studenten per instelling | ||||||
Volgnr. | instelling | 2013 | 2017 | aandeel internationale studnten in2017 | ||
Totaal aantal studenten | waarvan internationaal | Totaal aantal studenten | waarvan internationaal | |||
1 | U Maastricht | 14.926 | 7.040 | 16.635 | 8.861 | 53,3% |
2 | U Twente | 9.315 | 1.839 | 9.921 | 2.342 | 23,6% |
3 | Wageningen U | 8.399 | 1.876 | 11.475 | 2.505 | 21,8% |
4 | TU Delft | 19.126 | 2.950 | 24.893 | 5.548 | 22,3% |
5 | Erasmus | 22.559 | 3.095 | 27.094 | 4.836 | 17,8% |
6 | RUG | 28.189 | 3.390 | 29.836 | 5.752 | 19,3% |
7 | UvA | 32.117 | 2.530 | 34.531 | 5.754 | 16,7% |
8 | Univ V Tilburg | 12.752 | 1.189 | 14.533 | 2.068 | 14,2% |
9 | U Leiden | 24.190 | 2.066 | 29.318 | 3.989 | 13,6% |
10 | TU Eindhoven | 8.417 | 745 | 11.627 | 1.529 | 13,2% |
11 | VU | 24.459 | 1.521 | 24.945 | 2.890 | 11,6% |
12 | Radboud UN | 18.829 | 1.543 | 21.079 | 2.223 | 10,5% |
13 | U Utrecht | 30.616 | 1.683 | 31.773 | 2.656 | 8,4% |
totaal wo-sector | 253.894 | 31.467 | 287.660 | 50.953 | 17,7% | |
1 | design academy eindhoven | 735 | 365 | 713 | 496 | 69,6% |
2 | xxxxxx xxxxxxxx academie | 896 | 515 | 880 | 603 | 68,5% |
3 | hs. der kunsten den haag | 1.535 | 631 | 1.599 | 933 | 58,3% |
4 | codarts, hs. voor de kunsten | 964 | 422 | 1.015 | 531 | 52,3% |
5 | hotelschool the hague | 1.935 | 470 | 2.608 | 838 | 32,1% |
6 | amsterdamse hs. voor de kun | 2.980 | 729 | 3.038 | 859 | 28,3% |
7 | stenden hs. | 10.305 | 2.145 | 10.763 | 2.229 | 20,7% |
8 | artez hs. voor de kunsten | 3.047 | 530 | 2.915 | 503 | 17,3% |
9 | nhtv internationale hs. breda | 7.287 | 747 | 7.464 | 921 | 12,3% |
10 | saxion hs. | 25.403 | 3.396 | 25.924 | 2.811 | 10,8% |
11 | hs. van hall larenstein | 4.276 | 395 | 4.437 | 475 | 10,7% |
12 | zuyd hs. | 14.664 | 1.577 | 14.158 | 1.472 | 10,4% |
13 | fontys hs. | 42.445 | 4.173 | 43.663 | 4.524 | 10,4% |
14 | hz university of applied scienc | 4.618 | 378 | 4.737 | 439 | 9,3% |
15 | de haagse hs. | 24.858 | 1.967 | 25.739 | 2.330 | 9,1% |
16 | hanzehogeschool groningen | 26.428 | 1.825 | 29.340 | 2.283 | 7,8% |
17 | Aeres HS | 2.558 | 227 | 3.458 | 229 | 6,6% |
18 | hs. voor de kunsten utrecht | 3.872 | 233 | 3.955 | 255 | 6,4% |
19 | hs. van arnhem en nijmegen | 32.159 | 2.548 | 34.936 | 1.914 | 5,5% |
20 | hs. inholland | 30.148 | 1.083 | 25.024 | 1.054 | 4,2% |
21 | hs. van amsterdam | 48.508 | 1.648 | 46.414 | 1.827 | 3,9% |
22 | hs. rotterdam | 32.516 | 979 | 38.034 | 1.456 | 3,8% |
23 | hs. utrecht | 37.877 | 810 | 35.925 | 1.020 | 2,8% |
24 | has hs. | 2.590 | 37 | 3.670 | 98 | 2,7% |
25 | avans hs. | 28.021 | 685 | 30.306 | 683 | 2,3% |
26 | hs. leiden | 8.826 | 132 | 10.335 | 134 | 1,3% |
27 | nhl hs. | 12.006 | 141 | 12.011 | 156 | 1,3% |
28 | chr. hs. windesheim | 20.364 | 167 | 22.486 | 213 | 0,9% |
29 | driestar hs. | 1.324 | 6 | 1.280 | 8 | 0,6% |
30 | Xxxxxx Xxxx HS | 505 | - | 663 | 4 | 0,6% |
31 | hs. ipabo | 927 | 5 | 914 | 5 | 0,5% |
32 | Kath. PABO Zwolle | 663 | 1 | 837 | 3 | 0,4% |
33 | chr. hs. ede | 4.216 | 8 | 3.946 | 14 | 0,4% |
34 | marnix academie | 1.557 | 6 | 1.403 | 3 | 0,2% |
35 | gereformeerde hs. Viaa | 1.609 | 4 | 1.474 | 2 | 0,1% |
36 | hs. de kempel | 761 | 2 | 768 | - | 0,0% |
37 | Ijsselgroep Iselinge hs. | 432 | - | 403 | - | 0,0% |
totaal hbo-sector | 443.815 | 28.987 | 457.235 | 31.325 | 103,0% | |
Totaal ho | 697.709 | 60.454 | 744.895 | 82.278 | 11,0% |
Bijlage 2: Factsheets onderzochte universiteiten
2a) Rijksuniversiteit Groningen (bestuursnummer 00008)
Uit informatie die wij van de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) ontvingen blijkt dat meer dan 100% van de toename van de inschrijvingen in de afgelopen vijf jaren voor rekening komt van internationale studenten.
Jaar | Totaal | Onbekostigd | Promoties | ||||||
aantal inschr. | Waarvan internat. | Als % internat. | EU/EER | niet EU/ EER | EU/ EER | niet- EU/EER | NL | Niet- NL | |
2013 | 28.189 | 3.390 | 12,0% | 2.624 | 766 | 488 | 728 | 220 | 203 |
2014 | 28.610 | 3.728 | 13,0% | 2.904 | 824 | 000 | 000 | 000 | 000 |
2015 | 28.509 | 4.190 | 14,7% | 3.241 | 949 | 000 | 000 | 000 | 000 |
2016 | 29.009 | 4.953 | 17,1% | 3.833 | 1.120 | 667 | 1.070 | 301 | 234 |
2017 | 29.836 | 5.752 | 19,3% | 4.434 | 1.318 | 789 | 1.252 | 267 | 235 |
2018 | 31.608 | 7.119 | 22,5% | 5.435 | 1.684 | 914 | 1.591 | 262 | 245 |
Beleid rond internationalisering
De RUG heeft een specifiek beleid ten aanzien van de deelname van de internationale studenten in haar opleidingen. Met de deelname van internationale studenten wil de RUG de inhoud van het onderwijs en onderzoek verrijken.
Daarnaast dragen internationale studenten bij aan een internationale leeromgeving, die studenten helpt om zich later succesvol te kunnen ontplooien in een internationaal werkveld. Het CvB streeft naar een relatief constant aantal studenten op basis de huidige organisatie/capaciteit van de RUG. Een eventueel verlies van Nederlandse studenten door demografische ontwikkelingen wordt bij voorkeur opgevangen door een even grote internationale extra instroom.
Wervingsstrategie rond internationalisering
De RUG heeft een wervingsstrategie voor internationale studenten die gericht is op de opleidingen waarbij de internationale deelname de kwaliteit verrijkt. De mond- tot-mond-reclame door alumni is het belangrijkste marketinginstrument van de RUG. Daarnaast geeft de RUG voorlichting op internationale beurzen (educational fairs). Volgens het CvB richt de marketing zich meer op voorlichting dan op werving.
Verwachte ontwikkelingen
De RUG verwacht dat het aandeel van de internationale studenten zal toenemen in de komende jaren tot 25-30% van de ingeschreven studenten, bij een totaal circa
30.000 studenten. Volgens het CvB kan een goed aanbod van onderwijs worden gegeven met deze omvang van het aantal studenten. Als het aantal veel hoger of veel lager komt te liggen dan is dat minder gunstig voor het onderwijsaanbod van de RUG.
Invloed internationale studenten op beleid en (financiële) bedrijfsvoering Het beleid van de RUG is om het aandeel van de internationale studenten de komende jaren te vergroten tot maximaal 30% per opleiding. Dat betekent ook dat het aandeel van de baten dat is gerelateerd aan de internationale studenten zal toenemen. Dit omdat een groot deel van de internationale studenten EU/EER is en wordt bekostigd. Voor haar (financiële) bedrijfsvoering maakt de RUG geen onderscheid tussen Nederlandse- en internationale instroom. Overigens is 1/3 van het personeel van de RUG internationaal.
Invloed internationale studenten op (financiële) continuïteit
Als de instroom internationale studenten wegvalt, zal dat de eerste paar jaar geleidelijk gaan totdat elk cohort is afgestudeerd. De huidige financiële positie van de RUG kan de gevolgen hiervan dragen. Er is voldoende flexibele schil in de personele omvang van de RUG. Wat betreft vastgoed moet de RUG bekijken welk deel daarvan eventueel kan worden afgestoten. Ondanks dat de RUG voldoende financiële reserves heeft zal een eventuele plotselinge stop van internationale studenten leiden tot problemen voor de universiteit.
2b) Erasmus Universiteit (bestuursnummer 00010)
Uit informatie die wij van de Erasmus Universiteit (EUR) ontvingen blijkt dat als gevolg van bewust internationaliseringsbeleid het aantal inschrijvingen van internationale studenten drie keer zo hard is gestegen als het totaal aantal inschrijvingen.
Jaar | Totaal | Onbekostigd | Promoties | ||||||
aantal inschr. | Waarvan internat. | Als % internat. | EU/EER | niet EU/ EER | EU/ EER | niet- EU/EER | NL | Niet- NL | |
2013 | 22.559 | 3.095 | 13,7% | 2.269 | 826 | 18 | 677 | 252 | 89 |
2014 | 23.049 | 3.350 | 14,5% | 2.458 | 892 | 56 | 767 | 248 | 105 |
2015 | 23.990 | 3.961 | 16,5% | 2.815 | 1.146 | 48 | 1.008 | 260 | 114 |
2016 | 25.508 | 4.639 | 18,2% | 3.266 | 1.373 | 35 | 1.232 | 272 | 123 |
2017 | 27.094 | 5.136 | 19,0% | 3.644 | 1.492 | 34 | 1.351 | 237 | 99 |
2018 | 28.301 | 5.516 | 19,5% | 3.789 | 1.727 | 30 | 1.000 | 000 | 000 |
Beleid rond internationalisering
De EUR voert een bewust internationaliseringsbeleid omdat dit volgens het CvB bijdraagt aan hoogwaardig onderwijs en onderzoek en de versterking van de inclusieve gemeenschap van studenten en docenten en het arbeidsmarktperspectief van alumni. Het strategisch plan 2014-2018 van de EUR had de ambitie om het aandeel internationale studenten te laten groeien naar 15% in 2018. Deze ambitie is ruimschoots overtroffen: inmiddels is bijna 20% van de studenten internationaal.
Vanaf nu wil het CvB inzetten op kwalitatieve groei in plaats van kwantitatieve.
Wervingsstrategie rond internationalisering
De EUR kent geen wervingsbeleid op instellingsniveau. Per faculteit wordt hieraan invulling gegeven. Er is een steunpunt in China voor Phd werving, maar geen structurele deelname aan beurzen. De marketing en werving verloopt vooral via online campagnes en Nuffic programma’s.
Verwachte ontwikkelingen
Het CvB verwacht dat een verdere lichte groei van zowel het aantal EER als niet EER studenten. Er wordt ingezet op een bewuste groei met meer diversiteit. Het CvB hanteert geen streefpercentage nationaal-internationaal. De EUR heeft vier focuslanden benoemd: India, Mexico, Spanje en het Verenigd Koninkrijk. Zij waren tot nu toe relatief ondervertegenwoordigd in de internationale studentenpopulatie van de EUR.
Invloed internationale studenten op beleid en (financiële) bedrijfsvoering Het CvB maakt bij haar beleid geen onderscheid tussen Nederlandse en internationale studenten. Het financieel beleid rond internationale studenten is per faculteit belegd op voorwaarde van een sluitende begroting. Internationalisering wordt gefaciliteerd via voldoende Engelstalig aanbod en taalbeheersing van docenten en het scheppen van een onderwijsklimaat waarbij de internationale student zich thuis voelt.
De EUR monitort de ontwikkeling van de aantallen (internationale) studenten en betrekt deze in haar inkomstenramingen.
Invloed internationale studenten op (financiële) continuïteit
Een daling of stop van het aantal buitenlandse studenten kan volgens het CvB leiden tot een daling van de internationale wetenschappelijke staf met kwalitatieve risico’s tot gevolg. De ontwikkeling van de studentenaantallen wordt doorlopend gemonitord, zodat het volgens het CvB mogelijk is om adequaat te reageren. Bij terugloop van bekostiging van EER studenten is er een vertraging van twee jaar
i.v.m. de t-2 financiering. De betreffende faculteit heeft daarmee tijd zich hierop aan te passen. Bij stijging kan tijdig extra staf worden aangetrokken, bij krimp kan staf worden afgestoten. De huisvestingslasten zijn bij krimp minder flexibel. Er zijn echter voldoende reserves om eventuele tijdelijke financiële tekorten op te vangen.
2c) Technische Universiteit Delft (bestuursnummer 00011)
Uit informatie die wij van de Technische Universiteit Delft (hierna: TUD) ontvingen blijkt dat het aandeel van de internationale studenten de afgelopen jaren steeg met 70%. (*de aantallen in de kolom onbekostigd zijn indicatief).
Xxxx | Xxxxxxxxxxx* | Promoties | |||||||
Totaal inschr. | Waarvan internat. | Als % internat. | EU/EER | niet EU/ EER | EU/ EER | niet- EU/EER | NL | Niet- NL | |
2013 | 19.126 | 2.950 | 13,1% | 1.566 | 1.384 | 392 | 1246 | 117 | 236 |
2014 | 18.772 | 3.184 | 17,0% | 1.690 | 1.494 | 423 | 1345 | 109 | 262 |
2015 | 21.576 | 3.870 | 18,0% | 1.966 | 1.904 | 492 | 1714 | 129 | 228 |
2016 | 22.472 | 4.346 | 19,3% | 2.204 | 2.142 | 551 | 1928 | 130 | 264 |
2017 | 23.658 | 4.836 | 20,4% | 2.442 | 2.394 | 611 | 2155 | 122 | 232 |
2018 | 24.893 | 5.547 | 22,3% | 2.935 | 2.612 | 734 | 2351 | Nb | Nb |
Beleid rond internationalisering
De TUD heeft volgens het CvB een maatschappelijke opdracht van de BV Nederland om ingenieurs van topkwaliteit af te leveren. In internationale rankings staat de universiteit zeer hoog aangeschreven. Dat creëert volgens het CvB in zichzelf al een toestroom van internationale studenten. Internationalisatie is voor de TUD nodig om haar toppositie te behouden maar juist deze toppositie versterkt op haar beurt de toestroom van internationale studenten. TUD wil in principe alle Nederlandse talenten een plek bieden en daarnaast ruimte bieden voor internationaal toptalent.
Wervingsstrategie rond internationalisering
De TUD doet in het geheel niet aan werving in het buitenland. De buitenlandse aanmeldingen zijn het gevolg van de hoge plaats van de TUD in de internationale rankings. Het aandeel internationale studenten is in de master drie keer zo hoog als in de bachelor. Mede om de forse uitval in het eerste bachelor-jaar (40%) tegen te gaan doet TUD veel aan voorlichting via het alumni-netwerk zodat internationale studenten een juist beeld krijgen van wat studeren in Delft betekent, zowel onderwijskundig als sociaal.
Verwachte ontwikkelingen
Het CvB hanteert geen streefpercentages nationaal-internationaal. Ze verwacht dat zolang de plaats op de rankings hoog is en de opleidingen in het Engels worden verzorgd, de toestroom zal toenemen. Via aanzienlijke prijsverhogingen in 2012, 2015 en 2018 van het instellingscollegegeld, het heffen van een aanmeldingsfee, enz. probeert TUD de aanmeldingen af te remmen, maar dat heeft onvoldoende effect. Na een kortdurende stabilisatie neemt het aantal aanmeldingen telkens toch weer toe.
Invloed internationale studenten op beleid en (financiële) bedrijfsvoering Door de toestroom van buitenlandse studenten ziet het CvB zich geplaatst voor forse uitdagingen in de bedrijfsvoering, gebouwen, studieroosters, onderzoeklocaties, enz. Groei in hetzelfde tempo kan en wil ze daarom niet. De groei heeft consequenties voor Nederlandse studenten omdat de universiteit niet op afkomst mag selecteren. De TUD zou bij bepaalde studies graag een deel van de plaatsen voor Nederlanders willen reserveren, maar dat past niet binnen de huidige wet- en regelgeving.
Invloed internationale studenten op (financiële) continuïteit
De universiteit is financieel niet afhankelijk van de buitenlandse studenten. Alle non- EER studenten samen zijn goed voor ca. 5% van de jaaromzet van TUD. Als de
toestroom uit non-EER of EER wegvalt, zullen de andere categorieën dit naar verwachting van het CvB zonder problemen opvullen. Het aantal buitenlandse studenten is fors en blijft groeien. De universiteit kan deze toename nauwelijks accommoderen. De risico’s liggen voor de TUD dan ook eerder in de groei dan in een eventuele krimp. De T-2 systematiek leidt ertoe dat de TUD veel moet voorfinancieren.
2d) Technische Universiteit Twente (bestuursnummer 00013)
Uit informatie die wij van de Technische Universiteit Twente (UT) ontvingen blijkt dat circa 75% van de toename van de inschrijvingen in de afgelopen vijf jaren internationale studenten betreft.
Jaar | Totaal | Onbekostigd | Promoties | ||||||
Totaal inschr. | Waarvan internat. | % internat | EU/E ER | niet EU/ EER | EU/ EER | niet- EU/ EER | NL | Niet- NL | |
2013 | 9.315 | 1.839 | 19,7% | 1.612 | 227 | 430 | 194 | 112 | 108 |
2014 | 9.263 | 1.811 | 19,6% | 1.575 | 236 | 520 | 220 | 114 | 130 |
2015 | 9.082 | 1.745 | 19,2% | 1.432 | 313 | 480 | 284 | 103 | 131 |
2016 | 9.391 | 2.026 | 21,6% | 1.647 | 379 | 415 | 339 | 122 | 145 |
2017 | 9.921 | 2.342 | 23,6% | 1.798 | 544 | 423 | 504 | 98 | 98 |
2018 | 10.730 | 2.891 | 26,9% | 2.094 | 797 | 474 | 750 | 107 | 134 |
Beleid rond internationalisering
Vanuit het thema dat techniek vooral internationaal is, is de strategie van de UT om een internationale speler te zijn voor zowel de student als de medewerker, o.a. gericht op opleiden voor en samenwerken met internationale technologisch georiënteerde bedrijfsleven. Uitsluitend een Nederlandse universiteit zijn, zou niet passen bij de essentie van technologisch onderwijs en onderzoek, aldus het CvB. De UT ziet zich dan ook als een internationale (euregionale) universiteit. De UT ligt circa 5 km van de grens met Duitsland en heeft een open verbinding met de aangrenzende deelstaten Noordrijn-Westfalen en Nedersaksen. Volgens het CvB is de verbinding van de UT met Duitsland veel sterker dan met de Randstad. Verder wil de UT dat studenten studeren in een ‘international classroom’ zodat men gericht leert, passend bij de internationale werkomgeving na hun afstuderen. Om dat leerdoel te bereiken is een variëteit van nationaliteiten van belang zonder dominantie vanuit een bepaalde nationaliteit.
Wervingsstrategie rond internationalisering
De wervingsstrategie van de UT is gericht op het aantrekken van de juiste studenten passend bij het profiel van de UT (high tech, human touch): het creëren van een ‘international classroom’ met kwalitatief goede instroom en goede diversiteit. De werving gebeurt vooral online aangevuld met (digitale) contactmomenten en/of via partners. In internationale context is dat vooral gericht op het werven van masterstudenten om de samenstelling van ‘international class rooms’ optimaal te kunnen organiseren en in connectie met onderzoek. De UT heeft enkele doellanden waarop een internationaal beleid is gericht zoals India, Brazilië.
Verwachte ontwikkelingen
De UT beoogt een groei van het totale aantal studenten tot het optimale aantal studenten – Voor de huidige organisatie en campus omvang van de UT- van rond de 12.000 voor de komende jaren. In het beleidsplan is 35% als het streefcijfer opgenomen voor het aandeel van de internationale studenten in 2020. Gezien de huidige situatie en de (de verwachte toename van de) vraag van het bedrijfsleven naar kwalitatief hoogwaardig academisch personeel verwacht het CvB dat het streefcijfer wordt gehaald.
Invloed internationale studenten op beleid en (financiële) bedrijfsvoering De UT maakt bij haar beleid en (financiële) bedrijfsvoering geen onderscheid tussen internationale en Nederlandse studenten. Wat betreft personeel: op dit moment is 1/3 van het wetenschappelijk personeel internationaal.
Invloed internationale studenten op (financiële) continuïteit
De UT heeft slechts beperkte sturingsmogelijkheden om te reageren op fluctuaties in internationale instroom. Volgens het CvB zal terugloop van de instroom
internationale studenten financieel en beleidsinhoudelijk pijn doen. ‘Dan hebben we moeite om hoogwaardig en tijdig uitvoering te geven aan de onderzoeksportefeuille. Zonder de instroom en deelname van internationale studenten kan ook het concept van ‘international classroom’ niet worden voortgezet’.
2e) Wageningen University & Research (bestuursnummer 00014)
Uit informatie die wij van de Wageningen Universiteit en Research (WUR) ontvingen blijkt dat het aandeel van de internationale studenten in het totaal aantal inschrijvingen de laatste jaren redelijk stabiel is en schommelt rond de 20%.
Jaar | Totaal | Onbekostigd | Promoties | ||||||
Totaal inschr. | Waarvan internat. | % inter- nat. | EU/E ER | niet EU/ EER | EU/ EER | niet- EU/ EER | NL | Niet- NL | |
2013 | 8.399 | 1.876 | 22,2% | 887 | 980 | 242 | 958 | 93 | 180 |
2014 | 9.105 | 1.922 | 21,1% | 995 | 927 | 269 | 906 | 121 | 166 |
2015 | 9.836 | 2.042 | 20,8% | 1.052 | 990 | 296 | 970 | 117 | 188 |
2016 | 10.776 | 2.371 | 22,0% | 1.174 | 1.197 | 316 | 1166 | 115 | 181 |
2017 | 11.473 | 2.505 | 21,8% | 1.236 | 1.269 | 345 | 1194 | 119 | 176 |
2018 | 11.996 | 2.524 | 21,0% | 1.306 | 1.218 | 389 | 1105 | 116 | 170 |
Beleid rond internationalisering
De WUR beschouwt onderwijs aan internationale studenten als een integraal onderdeel van haar onderwijs- en onderzoeksactiviteiten. De internationale oriëntatie heeft te maken met het vakgebied van de WUR waar internationaal vraag naar is, en wat is gerelateerd aan beleid van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, aldus het CvB. De WUR heeft een actief alumnibeleid en een alumninetwerk in het buitenland, waarin onderzoekers en bedrijven bijdragen aan internationaal onderwijs en onderzoek. Een internationale omgeving bereidt daarnaast studenten voor op een internationaal werkveld.
Wervingsstrategie rond internationalisering
De WUR heeft geen actieve werving in het buitenland in de vorm van marketing of reclame. Wel wordt er voorlichting gegeven door alumni. Het bestuur streeft voor haar individuele masteropleidingen naar een mix van een derde Nederlands, een derde EU/EER en een derde uit overige landen. De sturing hierop is echter beperkt. Door te kiezen om in een bepaald land wel of geen voorlichting te geven is er in enige mate sturing mogelijk. Verder kan er bij opleidingen met een numerus fixus een selectie op basis van kwaliteitscriteria worden toegepast.
Verwachte ontwikkelingen
Het totaal aantal ingeschreven studenten is de laatste 10 jaar sterk gegroeid. Daarbij is het relatieve aandeel van internationale studenten ongeveer gelijk gebleven. De WUR heeft geen groeidoelstelling voor het aantal internationale studenten. Het bestuur verwacht een afvlakkende groei van het totaal aantal studenten, daarbij zal de huidige verhouding van nationale en internationale studenten naar verwachting gelijk blijven.
Invloed internationale studenten op beleid en (financiële) bedrijfsvoering Inhoudelijk zijn de vakgebieden sterk internationaal georiënteerd. Dit is terug te zien in de studentenpopulatie, samenwerking met bedrijven en de vele internationale onderzoeksprojecten.
Bij bepaalde vakgebieden, met name Food Technology, heeft de WUR een grotere instroom van studenten uit Aziatische landen. In haar (financiële) bedrijfsvoering houdt de WUR niet specifiek rekening met instroom van de internationale studenten.
Invloed internationale studenten op (financiële) continuïteit
Volgens het CvB is een klein aandeel van de baten gerelateerd aan internationale studenten. Daarom verwacht het CvB geen groot risico als de instroom van
internationale studenten wegvalt. Het geleidelijk afnemen per cohort dat afstudeert en de financiële buffer geven voldoende ruimte. Daarnaast is er een flexibiliteit in zowel personeel als huisvesting. Op dit moment wordt een deel van de voor het onderwijs benodigde huisvesting gehuurd, wat bij een afname van het studentenaantal weer kan worden verminderd.
2f) Maastricht University (bestuursnummer 20280)
Het totaal aantal studenten van UM neemt ieder jaar gestaag toe. Ook het aandeel van de internationale studenten in het totaal aantal inschrijvingen neemt ieder jaar langzaam toe en ligt inmiddels boven de 50%.
Jaar | Totaal | Onbekostigd | Promoties | ||||||
Totaal inschr. | Waarvan internat. | % inter- nat. | EU/E ER | niet EU/ EER | EU/ EER | niet- EU/ EER | NL | Niet- NL | |
2013 | 14.926 | 7.040 | 47,2% | 6.504 | 536 | 800 | 472 | 104 | 142 |
2014 | 15.243 | 7.175 | 47,1% | 6.539 | 636 | 918 | 555 | 138 | 148 |
2015 | 15.917 | 7.921 | 49,8% | 7.191 | 730 | 1.050 | 629 | 170 | 186 |
2016 | 16.039 | 8.263 | 51,5% | 7.464 | 799 | 1.060 | 694 | 186 | 157 |
2017 | 16.635 | 8.861 | 53,3% | 7.918 | 943 | 1.024 | 827 | 174 | 161 |
2018 | 17.170 | 9.303 | 54,2% | 8.267 | 1.036 | 1.227 | 000 | Xxx | Xxx |
Beleid rond internationalisering
De UM kent sinds de jaren ‘90, mede gegeven haar ligging en de voortschrijdende Europese ontwikkeling, een internationale studenteninstroom. De UM streeft naar een gelijk opgaande groei van Nederlandse en niet-Nederlandse studenten. De universiteit wil al haar studenten optimaal voorbereiden op de (internationale) arbeidsmarkt. De 4 Brightlands campussen trekken vanuit de hele wereld bedrijven aan. De internationalisering heeft een grote positieve economische impact op de regio en Nederland. Daarom wil het CvB bevorderen dat zoveel mogelijk internationale studenten na de afronding van hun studie in Nederland blijven werken.
Wervingsstrategie rond internationalisering
Bij de werving wordt gericht gestuurd op het voorkomen van een eenzijdige instroom van studenten uit bepaalde landen; een eenzijdig samengestelde instroom past niet bij het concept van een international classroom. De UM heeft speciale landenteams om internationale studenten te werven. Met de werving van internationale studenten (en medewerkers) haalt de UM kenniswerkers binnen voor Nederland en de regio.
Verwachte ontwikkelingen
De UM verwacht dat haar studentenpopulatie de komende jaren gemiddeld 3% per jaar groeit, met een gelijk opgaande groei van de Nederlandse en EER- studentenpopulatie. De UM voorziet ook een kleine maar graduele groei in de niet- EER studentenpopulatie. De UM benadrukt dat groei gebaseerd moet zijn op basis van de inhoudelijke thema’s en strategische keuzes, het is geen doel op zich.
Invloed internationale studenten op beleid en (financiële) bedrijfsvoering De UM maakt in haar beleid geen onderscheid tussen internationale en Nederlandse studenten. Gezien de studentenpopulatie en het internationale karakter van het studieaanbod (international classroom) is er behoefte aan internationaal wetenschappelijk personeel. Van het wetenschappelijk personeel is 42% internationaal. Bij de ondersteunende staf is dat 9%.
Invloed internationale studenten op (financiële) continuïteit
Het CvB geeft aan dat zonder de instroom en deelname van internationale studenten het concept van international classroom niet kan worden voortgezet. Het zou dwingen tot een drastische inhoudelijke herpositionering van de UM. Met een substantiële hoeveelheid buitenlandse studenten is de huidige financiering van de UM in overeenkomstige mate afhankelijk van instroom van internationale studenten. Vanwege de T-2 bekostiging verwacht het CvB bij een geleidelijk proces van
tegenvallende studentenaantallen tijdig te kunnen bijsturen. Zo is de UM bijvoorbeeld terughoudend met haar huisvestingskosten. Het CvB houdt rekening met ‘what-if’- scenario’s en neemt deze ook periodiek door met Universiteitsraad en Raad van Toezicht.
Bijlage 3: Factsheets onderzochte hogescholen
3a) Codarts Hogeschool voor Kunsten (bestuursnummer 24832)
Uit de informatie die wij van Codarts Hogeschool voor de Kunsten (hierna Codarts) ontvingen blijkt dat het aandeel van internationale studenten in de afgelopen jaren met ca. 20% is toegenomen.
Jaar | Totaal | Niet bekostigd | |||||
aantal inschrijvi ngen | aantal internati onaal | % internati onaal | aantal EU/EER | aantal niet EU/EER | EU/EER | niet- EU/EER | |
2013 | 964 | 422 | 43,8% | 370 | 52 | 22 | 48 |
2014 | 1.021 | 462 | 45,2% | 397 | 65 | 34 | 59 |
2015 | 1.004 | 453 | 45,1% | 382 | 71 | 34 | 64 |
2016 | 1.005 | 486 | 48,4% | 408 | 78 | 30 | 69 |
2017 | 997 | 520 | 52,2% | 431 | 89 | 45 | 77 |
2018 | 1015 | 531 | 52,3% | 446 | 85 | 54 | 76 |
Beleid rond internationalisering
Internationale studenten passen bij de kern van het onderwijs van Codarts. Diversiteit en culturele verschillen bieden volgens het CvB een meerwaarde bij de opleidingen. Daarnaast is de internationale omgeving waarin studenten worden opgeleid van belang voor de aansluiting met het internationale werkveld waar de meesten in terecht komen. Codarts beoogt een stabiel aantal studenten te hebben en heeft geen groeidoelstelling voor het aandeel internationale studenten. Voor toelating zijn uitsluitend kwaliteitscriteria leidend. Het CvB zegt in haar beleid aan te willen sluiten bij het kabinetsbeleid over internationalisering.
Wervingsstrategie rond internationalisering
Codarts richt zich in haar studievoorlichting niet specifiek op het werven van internationale studenten. Wel wordt een mix tussen Nederlandse en internationale studenten belangrijk gevonden. Via het netwerk van docenten en alumni worden aspirant (internationale) studenten bereikt. Op Nederlandse instroom wordt gestuurd door te investeren in talent op middelbare scholen.
Verwachte ontwikkelingen
Het CvB verwacht dat de instroom van internationale studenten ongeveer gelijk blijft in de komende jaren. De instroom van Nederlandse studenten kan wel iets toenemen vanwege de samenwerking met middelbare scholen. Mogelijk wordt de verhouding 60% Nederlands en 40% internationaal, maar dit is niet vastgelegd.
De wet biedt weinig ruimte om te sturen op de instroom uit bepaalde landen: EU studenten dienen hetzelfde behandeld te worden als Nederlandse studenten. Voor bepaalde opleidingen (zoals muziekdocent en docent dans) bestaat de instroom vooral uit Nederlandse studenten. De verwachting van het CvB is dat dit voor deze opleidingen zo blijft.
Invloed internationale studenten op beleid en (financiële) bedrijfsvoering Het maakt volgens het CvB voor de bedrijfsvoering niet uit of er een lager of hoger aandeel internationale studenten instroomt, het aantal aanmeldingen van potentiële studenten is (veel) groter dan het aantal plaatsen. Codarts kiest voor een kostendekkend instellingscollegegeld ter hoogte van de inkomsten voor bekostigde
studenten. Internationale studenten hebben een positieve invloed op de kwaliteit van het onderwijs via de international classroom.
Invloed internationale studenten op (financiële) continuïteit
Het CvB verwacht geen daling van het totaal aantal studenten en ook geen daling van internationale studenten. Als de internationale instroom volledig zou wegvallen, dan kunnen alle plekken naar verwachting worden opgevuld met Nederlandse studenten. Dit heeft wel gevolgen voor de kwaliteit van het onderwijs (international classroom) en het profiel van Codarts. Als het totaal aantal studenten zou dalen, dan is er vooral sturingsmogelijkheid op de personele omvang, veel docenten hebben een tijdelijke aanstelling. In de huisvestingskosten is er minder flexibiliteit vanwege de specifieke faciliteiten voor het kunstonderwijs in de gebouwen.
kunstonderwijs in de gebouwen.
3b) Xxxxxx Xxxxxxxx Academie (bestuursnummer 29615)
Uit informatie die wij van de Xxxxxx Xxxxxxxx Academie (Hierna: GRA) hebben ontvangen blijkt dat het aandeel van de internationale studenten in de afgelopen 5 jaren met 19% is gestegen.
Jaar | Totaal | Niet bekostigd | |||||
aantal inschrijvi ngen | aantal internati onaal | % internati onaal | aantal EU/EER | aantal niet EU/EER | EU/EER | niet- EU/EER | |
2013 | 896 | 515 | 57% | 416 | 99 | 22 | 94 |
2014 | 833 | 506 | 61% | 401 | 105 | 31 | 95 |
2015 | 834 | 537 | 64% | 430 | 107 | 30 | 98 |
2016 | 849 | 561 | 66% | 439 | 122 | 25 | 111 |
2017 | 880 | 603 | 68% | 471 | 132 | 30 | 125 |
2018 | 897 | 609 | 68% | 474 | 135 | 17 | 121 |
Beleid rond internationalisering
Het beleid van GRA is volledig gericht op de kwaliteit van het onderwijs. GRA selecteert haar instroom op basis van kwalitatieve aspecten in relatie tot de inhoud van haar opleidingen. Volgens het CvB neemt de gemiddelde kwaliteit van internationale aanmelders toe. Ze hebben meer “bagage” dan Nederlandse kandidaten. Dat heeft tot gevolg dat het aandeel van de internationale studenten in de afgelopen jaren is toegenomen. Het CvB gaf aan dat GRA niet bewust heeft ingezet op internationale groei en niet echt blij is met deze ontwikkeling. Maar de GRA heeft wel een internationaal profiel dat ze wil behouden.
Voor instroom in de opleiding(en) van de GRA is een extra investering in inspanning, maar die zich ook vertaalt in geld, van studenten vereist om aan de toelatingseis te kunnen voldoen. Meestal is de Nederlandse VO-gediplomeerde niet bereid om die investering te doen. In andere EU-landen is het volgen van een vooropleiding na het afronden van het VO meer gebruikelijk, aldus het CvB.
Wervingsstrategie rond internationalisering
Studenten komen bij GRA terecht via de internationale naamsbekendheid. Volgens het CvB heeft de GRA zelf geen actieve werving van internationale studenten. Wel zijn er van tijd tot tijd samenwerkingsprojecten met instellingen in het buitenland. Dat gebeurt decentraal binnen GRA. De opleidingen/afdelingen organiseren zelf die projecten en financieren ze binnen eigen budgetten. Op centraal niveau stelt GRA geen specifieke budgetten beschikbaar voor de internationale werving.
Verwachte ontwikkelingen
Het CvB verwacht dat het aandeel internationale studenten de komende jaren min of meer hetzelfde zal blijven. Ook het totaal aantal inschrijvingen zal niet stijgen. Dat is conform de afspraak voor de sector kunstonderwijs. GRA wil graag terug naar een verhouding 60 (internationaal)/40% Nederlands. Maar dat is in ieder geval op de korte termijn niet haalbaar.
Invloed internationale studenten op beleid en (financiële) bedrijfsvoering De invloed van de instroom van de internationale studenten op het beleid en de kwaliteit van GRA is zeer groot. GRA is voor de kwaliteit van haar opleidingen en voor haar internationale reputatie afhankelijk van de instroom van internationale studenten. Zonder internationale studenten zal GRA haar positieve reputatie verliezen. In haar (financiële) bedrijfsvoering houdt GRA niet specifiek rekening met instroom van de internationale studenten.
Invloed internationale studenten op (financiële) continuïteit
GRA is niet voorbereid op een eventuele stop of terugloop van internationale studenten. Het CvB heeft aangeven dat GRA op korte termijn financieel niet echt afhankelijk is van de instroom van de internationale studenten. Er zijn voldoende Nederlandse aanmeldingen die kunnen worden toegelaten indien internationale studenten niet meer komen. Wel zal een stop van de internationale studenten leiden tot de noodzaak om de kwaliteitsstandaarden in het onderwijs naar beneden bij te stellen. Dat zal de inhoudelijke positie van de GRA in gevaar brengen.
3c) Hogeschool der Kunsten Den Haag (bestuursnummer 30923)
Uit informatie die wij van de Hogeschool der Kunsten Den Haag (HdKDH) ontvingen blijkt dat het aandeel van de internationale studenten in het totaal aantal inschrijvingen verder is toegenomen in 2018.
Jaar | Totaal | Niet bekostigd | |||||
aantal inschrijvi ngen | aantal internati onaal | % internati onaal | aantal EU/EER | aantal niet EU/EER | EU/EER | niet- EU/EER | |
2013 | 1.535 | 631 | 41% | 429 | 202 | 23 | 176 |
2014 | 1.524 | 729 | 48% | 498 | 231 | 15 | 214 |
2015 | 1.565 | 831 | 53% | 566 | 265 | 27 | 249 |
2016 | 1.578 | 877 | 56% | 592 | 285 | 37 | 270 |
2017 | 1.599 | 933 | 58% | 627 | 306 | 30 | 290 |
2018 | 1.623 | 1.027 | 63% | 712 | 315 | 34 | 308 |
Beleid rond internationalisering
XxXXX heeft volgens het CvB een internationaal werkveld en wil meedraaien in de internationale top. Daarom vindt ze het belangrijk ook internationale studenten en docenten te hebben. Bij de toelating selecteert HdKDH nadrukkelijk op kwaliteit en niet naar nationaliteit. Selectiecommissies krijgen volgens het CvB geen opdracht mee voor een bepaalde verhouding tussen nationaal en internationaal. Maar wel een absolute bovengrens van het totaal aantal studenten dat men kan toelaten.
Overigens wordt gemiddeld slechts 1 op de 10 aanmeldingen daadwerkelijk toegelaten.
Wervingsstrategie rond internationalisering
De HdKDH onderneemt geen wervingsactiviteiten in het buitenland. Er wordt niet actief geworven of geselecteerd op nationaliteit van de studenten. Volgens het CvB komen internationale studenten HdKDH op het spoor via algemene ‘Holland Promotie’ op sociale media, het imago van Nederlands onderwijs, de goede reputatie van de instelling en mond tot mond reclame.
Verwachte ontwikkelingen
Waar de afgelopen jaren een forse groei van zowel het aantal als het aandeel internationale studenten te zien gaven, verwacht het CvB dat het aandeel internationale studenten ongeveer gelijk blijft bij een stabiel studentenaantal. HdKDH wil een internationale mix van studenten, waarbij voldoende diversiteit aan nationaliteiten (dus ook de Nederlandse) aanwezig moet zijn. In de praktijk verwacht men uit te komen op een verhouding 60% internationaal en 40% Nederlands.
Invloed internationale studenten op beleid en (financiële) bedrijfsvoering Het CvB maakt bij haar beleid geen onderscheid tussen Nederlandse en internationale studenten. Wel is er speciale aandacht voor vooropleidingen om Nederlandse instroom zoveel mogelijk te borgen. En worden taalcursussen en workshops aangeboden aan internationale studenten. Het CvB geeft aan breed te investeren in haar onderwijs en dat de Rijksbijdrage ten behoeve van alle studenten wordt aangewend, dus niet alleen de bekostigde studenten.
Invloed internationale studenten op (financiële) continuïteit
Internationale studenten zijn goed voor ruim een kwart van de baten. Daarmee is de HdKDH in grote mate financieel afhankelijk van internationale studenten. Volgens het CvB is er ook een inhoudelijke afhankelijkheid van internationale studenten: bij
een forse krimp van het aantal internationale studenten neemt de kwaliteit af, zal het imago minder worden, waardoor er bij studenten en docenten minder belangstelling ontstaat voor de HdKDH. De helft van het onderwijzend personeel heeft een tijdelijk contract en vaak een kleine aanstelling. Toch verwacht de HdKDH hoge afvloeiingskosten als er eventueel gereorganiseerd moet worden vanwege forse terugloop van internationale studenten.
De gebouwen van de HdKDH zijn in eigendom. Doordat men nu ruimtegebrek heeft zou een forse terugloop van studenten nog niet meteen leiden tot overcapaciteit, maar wel tot hogere huisvestingslasten per student.
3d) NHL Stenden Hogeschool (bestuursnummer 30156)
NHL Stenden is geselecteerd voor dit onderzoek op basis van het aantal internationale studenten van Stenden hogeschool circa 21% in 2017. De hogescholen Stenden en NHL zijn per 1 september 2018 gefuseerd tot één hogeschool - NHL Stenden. Uit de gegevens 2018 blijkt dat het aandeel van de internationale studenten van het totaal aantal inschrijvingen NHL Stenden iets meer dan 10% bedraagt 17.
Jaar | Totaal | Niet bekostigd | |||||
aantal inschrijvi ngen | aantal internati onaal | % internati onaal | aantal EU/EER | aantal niet EU/EER | EU/EER | niet- EU/EER | |
2013 | 22.311 | 2.286 | 10,2% | 1.749 | 537 | 228 | 493 |
2014 | 23.463 | 2.401 | 10,2% | 1.843 | 558 | 308 | 519 |
2015 | 22.740 | 2.362 | 10,4% | 1.818 | 544 | 377 | 483 |
2016 | 22.727 | 2.288 | 10,1% | 1.791 | 497 | 379 | 429 |
2017 | 22.727 | 2.351 | 10,3% | 1.807 | 544 | 368 | 480 |
2018 | 22.710 | 2.371 | 10,4% | 1.863 | 508 | 361 | 427 |
Beleid rond internationalisering
De aard van een aantal opleidingen van NHL Stenden vereist internationalisering. Afgestudeerden van die opleidingen moeten in staat en bereid zijn om in internationale context te werken. Volgens het CvB vereisen internationale opleidingen ook internationale klassen die bestaan uit studenten uit verschillende landen. Met internationale instroom zullen bepaalde opleidingen inhoudelijk ‘ rijker ‘ zijn. Het CvB wenst een gezonde mix van nationaliteiten. Na de fusie tussen Stenden en NHL heeft de nieuwe hogeschool haar strategisch beleid rond internationalisering opnieuw geformuleerd. Internationalisering is naast Design Based Education en Zwaartepunten een belangrijk onderdeel van de strategie van NHL Stenden. Daarbij richt NHL Stenden zich vooral op het creëren van een rijke leeromgeving en verbinding met toekomstig werkveld van de studenten, aldus het CvB.
Wervingsstrategie rond internationalisering
NHL Stenden heeft een speciale sub-afdeling voor de internationale marketing en communicatie. De werving van de internationale studenten gebeurt onder meer online en via bezoeken aan beurzen. Ook worden internationale schoolbezoeken, nauwe samenwerking met Nuffic en NESO georganiseerd. In enkele landen worden agenten ingezet die per geworven student betaald krijgen.
Er zijn dan ook meer dan 20 zogenoemde focuslanden waarbij NHL Stenden internationale studenten werft. Op basis van de ontwikkeling van deelname per land/gebied richt NHL Stenden haar focus voor de werving. Op dit moment is focus van de werving bijvoorbeeld gericht op een aantal EU landen, zoals Bulgarije en Roemenië.
Verwachte ontwikkelingen
NHL Stenden verwacht geen grotere toename van het aandeel van de internationale studenten voor de komende jaren, wel steeds meer diversiteit in de zin van meer “studenten uit meerdere landen”.
Invloed internationale studenten op beleid en (financiële) bedrijfsvoering
17 Ook voor de jaren 2013 tot en met 2017 zijn de aantallen de gefuseerde hogescholen- NHL en Stenden- bij elkaar geteld.
NHL Stenden maakt bij haar (financiële) beleid en bedrijfsvoering geen onderscheid tussen internationale en Nederlandse studenten. Xxx probeert NHL Stenden om ook het aandeel van internationale personeel te vergroten bij een opleiding met meer internationale studenten.
Invloed internationale studenten op (financiële) continuïteit
Eventuele terugloop van het aantal internationale studenten zal geen (groot) probleem zijn voor de (financiële) continuïteit van NHL Stenden. De instelling is voorbereid op een eventuele onverwachte krimp. Er zit een flexibele schil van 10 à 15 procent in het personeelsbestand voor mogelijke terugloop van studentenaantallen. Dat is niet specifiek gericht op de internationale studenten, maar wegens mogelijke krimp door demografische ontwikkelingen. NHL Stenden heeft het merendeel van haar gebouwen en terreinen in eigendom. Gezien de gezonde financiële positie van NH Stenden is dat geen (groot) risico, aldus het CvB.
3e) Hotelschool Den Haag (bestuursnummer 60763)
Uit informatie die wij van Hotelschool Den Haag (HDH) ontvingen blijkt dat het aandeel van de internationale studenten in het totaal aantal inschrijvingen verder is toegenomen in 2018.
Jaar | Totaal | Niet bekostigd | |||||
aantal inschrijvi ngen | aantal internati onaal | % internati onaal | aantal EU/EER | aantal niet EU/EER | EU/EER | niet- EU/EER | |
2013 | 1.935 | 470 | 24% | 440 | 30 | 43 | 27 |
2014 | 2.164 | 544 | 25% | 507 | 37 | 41 | 37 |
2015 | 2.325 | 634 | 27% | 590 | 44 | 94 | 45 |
2016 | 2.492 | 719 | 29% | 665 | 54 | 110 | 54 |
2017 | 2.608 | 838 | 32% | 769 | 69 | 131 | 73 |
2018 | 2.635 | 905 | 34% | 835 | 70 | 167 | 59 |
Beleid rond internationalisering
De opleidingen van HDH leiden op tot functies in de hospitality industry van internationale hotelketens en toeleveranciers die over de wereld zijn verspreid. De huidige strategie van HDH is 30 jaar geleden ingezet om vanuit Nederland het internationale speelveld in te gaan. Volgens het CvB is het toelaten van internationale studenten essentieel voor de kwaliteit van de opleidingen en voor de arbeidsmarkt waarvoor wordt opgeleid. Door de internationale community raken studenten vertrouwd met cultuurverschillen, en leren ze adaptief om te gaan met cultuurverschillen. Daarmee worden studenten voorbereid op hun toekomstige internationale werkplek.
De economische waarde van internationalisering is onder meer zichtbaar in Nederlandse studenten die in het buitenland terecht komen en daar een netwerk met Nederland onderhouden en in internationale studenten die in Nederland blijven werken, aldus het CvB.
Wervingsstrategie rond internationalisering
Studenten komen bij HDH terecht via de internationale naamsbekendheid, via HR- afdelingen van internationale hotelketens, en ook via voorlichtingsbijeenkomsten door de hogeschool, studenten en alumni. Naast een recruitmentteam van vier fte stelt het bestuur jaarlijks circa € 200.000 beschikbaar voor werving van internationale studenten in buitenland. Door de strategie van HDH om in de internationale top van hotelopleidingen te staan, behoudt de instelling een belangstelling die groter is dan het aanbod en kunnen zij studenten selecteren op basis van kwaliteitscriteria.
Verwachte ontwikkelingen
Het bestuur verwacht dat de instroom van internationale studenten gelijk blijft (het is nu circa 35%) en hanteert een maximum van 50% – dit maximum is overigens niet in het beleidsplan vastgelegd.
Invloed internationale studenten op beleid en (financiële) bedrijfsvoering HDH is voor de kwaliteit van haar opleidingen en voor haar internationale reputatie afhankelijk van de instroom van internationale studenten. Zonder internationale studenten zal HDH haar positieve reputatie verliezen. In haar (financiële) bedrijfsvoering houdt HDH niet specifiek rekening met instroom van de internationale studenten.
Invloed internationale studenten op (financiële) continuïteit
HDH is niet voorbereid op een eventuele stop of terugloop van internationale studenten. Volgens het CvB zal dat financieel niet direct een probleem zijn, maar vooral schadelijk zijn voor de kwaliteit van de opleidingen en internationale reputatie van HDH. De school moet dan zoeken naar een andere strategie om dezelfde kwaliteit en ambitie te houden (eventueel door te verhuizen naar het buitenland).
Als de instroom van internationale studenten daalt, kan dit in eerste instantie worden opgevangen met een grotere instroom van Nederlandse studenten. De huisvestingslasten zijn minder flexibel, naast panden in eigendom heeft HTH in Amsterdam een langjarige huurovereenkomst (20 jaar).
3f) Design Academy Eindhoven (bestuursnummer 60802)
Uit informatie die wij van Design Academy Eindhoven (DAE) ontvingen blijkt dat het aandeel van de internationale studenten in het totaal aantal inschrijvingen verder is toegenomen in 2018.
Jaar | Totaal | Niet bekostigd | |||||
aantal inschrijvi ngen | aantal internati onaal | % internati onaal | aantal EU/EER | aantal niet EU/EER | EU/EER | niet- EU/EER | |
2013 | 735 | 365 | 49,7% | 281 | 84 | nb | 77 |
2014 | 713 | 385 | 54,0% | 302 | 83 | 27 | 81 |
2015 | 717 | 434 | 60,5% | 335 | 99 | 36 | 96 |
2016 | 691 | 443 | 64,1% | 342 | 101 | 34 | 100 |
2017 | 713 | 496 | 69,6% | 372 | 124 | 36 | 120 |
2018 | 705 | 513 | 72,8% | 394 | 119 | 39 | 114 |
Beleid rond internationalisering
Bijna driekwart van de ca. 700 studenten is een internationale student. Dat was vijf jaar terug nog 50%. Volgens het CvB is de groei organisch verlopen en niet als gevolg van een plan of doelstelling van XXX. DAE staat internationaal in de top 3 en wil niet op kwaliteit inleveren. Vanwege die hoge kwaliteitsdoelstelling zijn internationale studenten volgens het CvB onmisbaar. Er is buiten Nederland meer talent voorhanden dan in Nederland. Het zijn dus mede de strenge kwaliteitsnormen die hebben geleid tot een toename van het aandeel internationale studenten.
Wervingsstrategie rond internationalisering
XXX adverteert niet, staat niet op beurzen. Er wordt niet actief geworven of geselecteerd. DAE werkt aan professionele zichtbaarheid door middel van de Dutch Design week, graduation show, belevingsdagen, beurs in Milaan en haar alumni netwerk. Volgens het CvB wordt uiteindelijk één op de vier aanmelders daadwerkelijk toegelaten.
Verwachte ontwikkelingen
Het CvB verwacht dat het aandeel internationale studenten ongeveer gelijk blijft bij een stabiel studenten aantal. DAE hanteert 30% Nederlandse studenten als streefgetal, maar die moeten dan wel aan de kwaliteitseisen eisen kunnen voldoen. Om het aandeel Nederlandse studenten beter te kunnen borgen is er samenwerking en uitwisseling van docenten met het mbo (Sint Lucas en Grafisch Lyceum) maar dit levert vooralsnog niet veel extra Nederlandse aanmeldingen op.
Invloed internationale studenten op beleid en (financiële) bedrijfsvoering Het CvB maakt bij haar beleid geen onderscheid tussen Nederlandse en internationale studenten. DAE beoogt een groei van het aantal masterstudenten en wil daartoe geleidelijk nieuwe Master-richtingen starten.
Invloed internationale studenten op (financiële) continuïteit
Gegeven het grote aandeel internationale studenten is DAE sterk financieel afhankelijk van hun instroom. De internationale studentenpopulatie telt ruim 30 verschillende nationaliteiten en daar zit volgens het CvB een risicospreiding. Het CvB verwacht dat een eventuele terugloop van non-EER studenten in de praktijk wordt gecompenseerd door EER studenten. Maar terugloop van EER studenten kan niet zonder meer door Nederlandse studenten worden opgevuld, gezien de hoge kwaliteitseisen die DAE stelt. Bij een forse terugloop van internationale studenten kan de DAE op termijn inboeten aan kwaliteit en reputatie.
De formatie is flexibel. 40% van de DAE docenten heeft een free-lance contract. De docenten in vaste dienst hebben bovendien altijd een kleine aanstelling. XXX huurt haar onderwijsruimtes. Bij terugloop van studentenpopulatie kan het volume van de huisvesting en daarmee de huisvestingskosten worden teruggebracht.