RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN
RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN
U I T S P R A A K Nr.2002/36 Div
i n d e k l a c h t nr. 155.01
ingediend door:
hierna te noemen 'klager',
tegen:
hierna te noemen 'verzekeraar'.
De Raad van Toezicht Verzekeringen heeft kennis genomen van de schriftelijke klacht, alsmede van het daartegen door verzekeraar gevoerde schriftelijke verweer.
Uit de stukken is, voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, het navolgende gebleken.
Inleiding
De vader van xxxxxx heeft vanaf 1973 voor zijn landbouwbedrijf een verzekering voor land- en tuinbouwgewassen bij verzekeraar. In 1995 is de polis op naam van xxxxxx en zijn vader gesteld, omdat xxxxxx en zijn vader een maatschap waren aangegaan ter (verdere) exploitatie van het landbouwbedrijf. Klager heeft bij brief van 31 januari 2001 van zijn tussenpersoon de verzekering op 28 december 2000 met directe ingang opgezegd ‘wegens bedrijfsbeëindiging’.
Artikel 10 van de verzekeringsvoorwaarden luidt, voorzover hier van belang: ‘(...) 2 De verzekering eindigt:
a op de contractsvervaldatum, indien verzekeringnemer uiterlijk drie maanden voor deze datum per een aan de maatschappij gericht schrijven de verzekering heeft opgezegd en de opzegging tot de contractsvervaldatum heeft gehandhaafd;
b op de premievervaldatum, indien de maatschappij uiterlijk drie maanden voor deze datum de verzekering schriftelijk heeft opgezegd; (...)’
De klacht
Klager verzoekt de Raad een uitspraak te doen over de weigering van verzekeraar de in de inleiding genoemde opzegging van de verzekering op
28 december 2000 te accepteren. Per die datum is het bedrijf dat klager en zijn vader in een maatschap uitoefenden, zowel juridisch als fiscaal beëindigd en is klager een nieuw agrarisch bedrijf begonnen. De Belastingdienst heeft het bedrijf van klager als nieuw bedrijf ingeschreven en voor de mestboekhouding e.d. zijn nieuwe nummers gegeven.
Verzekeraar beroept zich ook erop dat klager nog belang heeft bij de verzekerde objecten. Dat was echter ook niet meer het geval. Alle verzekerde gewassen waren verkocht en de teeltperiode was verstreken. Klager heeft pas op 11 mei 2001 een gewasverzekering bij een andere verzekeraar ondergebracht. Het gaat daarbij om andere gewassen en andere teeltoppervlakten.
2002/36 Div
Het standpunt van verzekeraar
De onderhavige verzekering heeft een looptijd van 36 maanden. Na de contractsvervaldatum wordt de verzekering verlengd met wederom 36 maanden. De verzekerde kan uiterlijk drie maanden voor de contractsvervaldatum mededelen dat de verzekering moet worden beëindigd. De vorige contractsvervaldatum was 1 januari 2000. De tussenpersoon van klager heeft verzekeraar bij brief van 31 januari 2001 verzocht de verzekering te beëindigen wegens bedrijfsbeëindiging. Verzekeraar heeft xxxxxx bij brief van 7 maart 2001 medegedeeld niet te kunnen instemmen met een tussentijdse beëindiging van de verzekering. De reden waarom het verzoek van xxxxxx is geweigerd, is dat klager nog steeds als agrariër gewassen teelt met eenzelfde belang als het belang dat hij in de maatschap had. Een maatschap is geen volledige rechtspersoon, kan geen rechtshandelingen verrichten en heeft ook geen eigendom. Niet alleen de maatschap is verzekerd, maar juist ook de aan de maatschap deelnemende leden. De veronderstelling van klager dat het einde van de maatschap betekent dat hij de verzekering kan beëindigen, is onjuist. Het beëindigen van de maatschap brengt geen verandering in het belang dat klager heeft bij de verzekerde objecten en dus bij de verzekering. Klager is als lid van de maatschap verzekeringnemer en dus gehouden de volledige contractsduur van drie jaar na te komen. Verzekeraar heeft er belang bij dat verzekerden zich houden aan de afgesproken
contractsduur.
Het commentaar van klager
Na kennisneming van het verweer van verzekeraar heeft klager zijn klacht gehandhaafd.
Het oordeel van de Raad
1. Uit de aan de Raad overgelegde stukken blijkt dat klager en zijn vader de verzekeringnemers waren van de onderhavige gewasverzekering. Klager heeft de verzekering bij brief van 31 januari 2001 met ingang van 28 december 2000 opgezegd wegens beëindiging van het bedrijf dat hij tot dan toe tezamen met zijn vader in maatschapsverband had uitgeoefend. Klager verwijt verzekeraar dat hij de verzekering niet met onmiddellijke ingang wil beëindigen.
2. Verzekeraar heeft zich op het standpunt gesteld dat ingevolge artikel 10 lid 2 onder a van de verzekeringsvoorwaarden, waarvan de tekst in de Inleiding is geciteerd, de verzekering pas tegen de eerstkomende contractsvervaldatum (1 januari 2003) kan worden opgezegd. Dit standpunt is juist. Een (telkens stilzwijgend) voor bepaalde tijd gesloten overeenkomst kan in beginsel niet eenzijdig tussentijds door opzegging worden beëindigd. De door klager en zijn vader gesloten gewasverzekering eindigt niet tussentijds doordat de tussen klager en zijn vader aangegane maatschap is opgeheven en klager in een eigen bedrijf in het nieuwe seizoen andere gewassen is gaan telen met andere teeltoppervlakten. De onderhavige verzekering kan worden aangemerkt als een duurcontract. Een dergelijk contract eindigt niet van rechtswege wanneer de maatschap die het contract heeft gesloten - dat wil zeggen, de leden van de maatschap die de maatschap vormen - wordt ontbonden. De maten zelf zijn en blijven persoonlijk gebonden totdat het contract rechtsgeldig is opgezegd. In dit geval is een dergelijke regelmatige opzegging eerst tegen 1 januari 2003 mogelijk.
3. Het voorgaande leidt ertoe dat verzekeraar de goede naam van het verzekeringsbedrijf niet heeft geschaad, zodat de klacht ongegrond moet worden verklaard.
2002/36 Div
De beslissing
De Raad verklaart de klacht ongegrond.
Aldus is beslist op 3 juni 2002 door Mr. D.H.M. Xxxxxxxxxx, voorzitter, Xx. X. Xxxxxxxxx, Mr. J.G.C. Kamphuisen, Mr. J.R. Schaafsma en Mr. E.M. Wesseling-van Gent, leden van de Raad, in tegenwoordigheid van Mr. C.A.M. Xxxxxxxx, secretaris.
De Voorzitter:
(Mr. D.H.M. Peeperkorn) De Secretaris:
(Mr. C.A.M. Splinter)
.