Contract
FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN |
ALGEMENE DIRECTIE INSTELLINGEN EN BEVOLKING - DIENST BEVOLKING EN IDENTITEITSKAARTEN |
ALGEMENE ONDERRICHTINGEN BETREFFENDE HET HOUDEN VAN DE BEVOLKINGSREGISTERS |
Gecoördineerde versie: van kracht op 2 mei 2017 (bijwerking van 2 mei 2017) |
Deze onderrichtingen en de omzendbrieven van de Dienst Bevolking waarvan melding wordt gemaakt, kan u raadplegen op de website xxx.xxx.xxx.xxxx.xx onder de rubriek ‘Bevolking’. De omzendbrieven van de Dienst Rijksregister zijn verwerkt in de ‘Onderrichtingen voor het bijhouden van de informatiegegevens’, die u op voormelde website kan raadplegen onder de rubriek ‘Rijksregister’.
INHOUDSTAFEL
Deel I - Bevolkingsregistratie 9
1) Het houden van de bevolkingsregisters 9
2) De steekkaarten die de registers vormen 17
x) Xxxxxxxxxxxxxxxxx van het gezin 24
Hoofdstuk II. - De informatie die in de bevolkingsregisters opgenomen wordt. 29
- De geboorteplaats en -datum 32
- Het statuut van vluchteling 38
- Het statuut van staatloze 39
- Het voorlopige gemis van nationaliteit of van status. 39
- De identificatiegegevens van de persoon met wie het huwelijk gepland is en de informatie betreffende de formaliteiten en beslissingen die voorafgaan aan de huwelijksvoltrekking, zoals bedoeld in artikel
146bis van het Burgerlijk Wetboek 41
- De verklaring betreffende het bestaan van een huwelijkscontract, van een overeenkomst tot stand gekomen na een verklaring van wettelijke samenwoning en waarbij de samenwonenden de modaliteiten ervan
regelen of van een vermogensrechtelijk contract (ter herinnering) 42
- De samenstelling van het gezin. 48
- De plaats en de datum van het overlijden. 50
- De akten en beslissingen betreffende de bekwaamheid van de meerderjarige en de onbekwaamheid van de minderjarige en de beslissing tot beheer van de goederen of van de persoon. 51
- de vermelding van het feit dat de minderjarige gedeeltelijk, al dan niet op gelijkmatig verdeelde wijze, bij de huisvesting verlenende ouder verblijft, namelijk de ouder bij wie de minderjarige niet ingeschreven is als hebbende aldaar zijn/haar hoofdverblijfplaats, op basis van een gerechtelijke beslissing of een gezamenlijk akkoord tussen de ouders wat de huisvesting van de minderjarige betreft, in toepassing van
artikel 374 van het Burgerlijk Wetboek; 52
- De vermelding van de verklaringen betreffende de begraafplaatsen en
de lijkbezorging, bepaald bij de wet, het decreet of de ordonnantie 52
- Het identiteits- of verblijfsbewijs. 56
- Registratie van de nummers van de certificaten van de elektronische identiteitskaart of de elektronische vreemdelingenkaart. 56
- Het nummer en de datum van afgifte van de kaart voor sociale zekerheid. 57
- De verklaring met betrekking tot de transplantatie van organen en weefsels na overlijden. 58
- De erkenning van titels ten gevolge van oorlogsfeiten. 59
- De kaart van reizend handelaar (ter herinnering). 59
- De vermelding van de categorie bepaald in artikel 95, § 4, van het Kieswetboek. 59
- De vermelding van het feit dat een persoon geen kiezer is, niet mag deelnemen aan een gemeentelijke volksraadpleging, of geen kandidaat is. 60
- De verklaring van wettelijke samenwoning 61
- De identificatiegegevens van de persoon met wie een verklaring van wettelijke samenwoning wordt afgelegd en de informatie betreffende de beslissingen die voorafgaan aan de melding van de verklaring van wettelijke samenwoning, zoals bedoeld in artikel 1476 quater van het
- Het dossiernummer toegekend door de dienst Vreemdelingenzaken. 62
- Andere identiteitsgegevens dan die vermeld in nr. 16 en waarvan de vreemdeling gebruik maakt. 62
- Het land en de plaats van herkomst in het buitenland. 63
- De vermelding van het verblijf waarvan de duur beperkt is tot die van
- De vermelding van het verblijf dat beperkt is wegens bijzondere omstandigheden of wegens de aard of de duur van de prestaties. 63
- De aard, het nummer en de geldigheidsduur van de
- De aard, het nummer en de geldigheidsduur van de beroepskaart. 63
- De aard en de referte van de documenten bedoeld in artikel 2 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen of van de documenten toegelaten krachtens voormeld
- De aard en de refertes van het Belgisch of buitenlands reisdocument
als het niet overeenstemt met dat bedoeld onder punt 53. 64
- De naam, de voornamen, de geboorteplaats en –datum, en het adres
- De naam, de voornamen, de geboorteplaats en –datum, en het adres
- De eventuele vermelding van het dossiernummer dat door de Dienst Vreemdelingenzaken is toegekend aan het dossier van de ouders, de echtgenoot en de kinderen. 65
- De aanduiding van de hoedanigheid van kiezer voor de verkiezing van het Europese Parlement en/of voor de gemeenteraadsverkiezingen. 65
- De datum waarop het statuut van tijdelijke bescherming bedoeld in artikel 54, § 1, eerste lid, 5°, van voormelde wet van 15 december
- De verplichte plaats van inschrijving bepaald door de Minister of door zijn gemachtigde krachtens artikel 54 van voormelde wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het
verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. 66
Hoofdstuk III. - Modellen van documenten en formulieren gebruikt bij de bevolkingsregistratie 67
Hoofdstuk IV. - Grondregels betreffende het houden van de registers 91
b) De tijdelijke afwezigheid en het recht op terugkeer van
c) De inschrijving van niet-ontvoogde minderjarigen 92
§1. Het adres van inschrijving in de bevolkingsregisters van een niet- ontvoogde minderjarige 92
§2. De aangifte van de overbrenging van de hoofdverblijfplaats van een
niet-ontvoogde minderjarige 98
§3. De registratie van de gedeelde huisvesting van een niet-ontvoogde minderjarige 103
Het overmaken van de akten van de burgerlijke stand en het houden van de registers 103
d) De aangifte van verblijfsverandering 104
e) Het onderzoek van de reële verblijfplaats 105
f) Overmaken van het persoonlijk dossier 111
g) Verplichting om de identiteitskaart te laten aanpassen 112
h) Kennisgeving van de inschrijving aan alle betrokken partijen 112
i) Afvoering van ambtswege 112
j) De inschrijving van xxxxxxxxx 000
x) Xxxxxxxxxxxx bevoegdheid van de gemeenteraad 117
l) Taak van de lokale politie 117
m) Tijdelijk of kortstondig verblijf buiten de gemeente van het hoofdverblijf: 121
Hoofdstuk V. - Het permanent bijwerken van de registers. 123
Afdeling I - Inschrijvingen 123
a) Op basis van de geboorteakten. 123
b) De verwerving van de Belgische nationaliteit. 123
c) De verandering van hoofdverblijfplaats in dezelfde gemeente 124
d) De verblijfsverandering van een persoon die van een andere gemeente komt 124
e) Inschrijving ten gevolge van terugkeer uit het buitenland van een
Belgisch onderdaan die al in België verbleven heeft. 124
f) Terugkeer uit het buitenland van een vreemde onderdaan die al in
België verbleven heeft. 125
g) Inschrijving van een Belgische onderdaan die nooit in België
verbleven heeft. 125
h) Inschrijving van een buitenlandse onderdaan die nooit in België
verbleven heeft. 125
i) Inschrijving van ambtswege op basis van een beslissing tot inschrijving van ambtswege van het college van burgemeester en
schepenen of het gemeentecollege. 126
j) Inschrijving van ambtswege op basis van een beslissing van de
Minister van Binnenlandse Zaken of zijn gemachtigde 126
k) Inschrijving in het vreemdelingenregister in het kader van de wet van 22 december 1999 betreffende de regularisatie van het verblijf van bepaalde categorieën van vreemdelingen verblijvend op het grondgebied van het Rijk (B.S. van 10 januari 2000 – Erratum: B.S.
van 2 februari 2000). (Ter herinnering) 126
l) Inschrijving op een referentieadres. 126
Afdeling II – Afvoeringen 131
a) Op basis van de overlijdensakten. 131
b) De verandering van verblijfplaats. 131
c) Vertrek naar het buitenland. 132
d) De afvoering van ambtswege op basis van een beslissing tot afvoering van ambtswege van het college van burgemeester en schepenen of het
gemeentecollege 133
e) De afvoering op basis van een beslissing van de Minister van Binnenlandse Zaken of de Minister bevoegd op het gebied van de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de
verwijdering van vreemdelingen of van zijn gemachtigde 133
Afdeling III - Geschillen voor de Raad van State 133
Hoofdstuk VI.- Speciale gevallen 135
a) De voorlopige inschrijving in gebouwen waar permanente bewoning niet is toegelaten om reden van de veiligheid, de gezondheid, het
urbanisme of de ruimtelijke ordening 135
b) Personen die als tijdelijk afwezig beschouwd worden: 135
c) Vreemde ambtenaren en personeelsleden van de instellingen van de Europese Unie 141
d) Vreemdelingen bedoeld bij het koninklijk besluit van 30 oktober 1991 betreffende de verblijfsdocumenten in België van sommige
vreemdelingen 144
e) Personen die in een mobiele woning verblijven 147
f) Personen die bij gebrek aan voldoende bestaansmiddelen geen
verblijfplaats hebben of meer hebben 149
g) Beschermde getuigen 153
h) Gedetineerden 153
i) Woning gelegen op het grondgebied van twee of meer gemeenten: 154
j) Samenvoeging van gemeenten en wijziging van grenzen: 155
Hoofdstuk VII. -Recht op toegang tot en verbetering van de registers. 156
a) Het recht op toegang 156
b) Het recht op verbetering 158
Hoofdstuk VIII. - Het verkrijgen van informatie uit de registers 160
a) Afgifte aan de betrokken persoon van attesten uit de registers en van getuigschriften die aan de hand van die registers opgemaakt zijn 160
b) Afgifte aan derden van attesten uit de registers en van getuigschriften
die aan de hand van die registers opgemaakt zijn 161
c) Het raadplegen van de registers 169
d) De verstrekking aan derden van de personenlijsten uit de registers 172
e) Verstrekking van statistische gegevens uit de registers 177
f) Niet mededeelbaar adres 177
Hoofdstuk IX.- Recht van inspectie van de registers. 179
Hoofdstuk X. - Betwistingen in verband met de vaststelling van de huidige hoofdverblijfplaats. 180
Hoofdstuk XI.- Straf- en andere bepalingen 185
Deel II - De inschrijving in het wachtregister en het bijhouden ervan 186
Afdeling I: Vreemdelingen die een asielaanvraag indienen en niet in een andere hoedanigheid in de registers zijn ingeschreven 186
Hoofdstuk I.- Algemeen 186
1. Tot standkoming 186
2. Principes 187
Hoofdstuk II.- Inschrijvingsprocedure 188
Hoofdstuk III.- Informatiegegevens betreffende de administratieve toestand 191
Hoofdstuk IV.- Procedure van schrapping uit het wachtregister 197
Hoofdstuk V.- Recht op toegang en verbetering. 198
Hoofdstuk VI.- Mededeling van informatiegegevens die in het gemeentelijk wachtregister zijn opgenomen 198
1. Mededeling aan de betrokkene 199
2. Mededeling aan derden. 199
Afdeling II: Burgers van de Europese Unie die een verklaring van inschrijving aanvragen, dit in afwachting van de uitvoering van een
woonstcontrole. 202
Hoofdstuk I. - Procedure 202
Hoofdstuk II. - Afleveren van attesten of getuigschriften 203
Afdeling III: Buitenlandse onderdanen die niet over een rijksregisternummer beschikken en die in het huwelijk willen treden of een wettelijke samenwoning willen aangaan 204
Hoofdstuk I. - Inschrijvingsprocedure 204
Hoofdstuk II. - Toegang tot de inlichtingen 206
Hoofdstuk III. - Schrapping uit het wachtregister 206
Deel III : De identiteitsdocumenten 207
Hoofdstuk I. De elektronische identiteitskaart (EID) 207
Hoofdstuk II. - Het identiteitsbewijs voor kinderen onder de twaalf jaar en het elektronisch identiteitsdocument voor Belgische kinderen onder de twaalf jaar 207
Afdeling I. - Het identiteitsbewijs voor kinderen onder de twaalf jaar. 207
Afdeling II. – Het elektronisch identiteitsdocument voor Belgische kinderen
onder de twaalf jaar (Kids-ID) 216
Afdeling III. - Gemeenschappelijke bepalingen. 216
Hoofdstuk III. - De voorlopige identiteitsdocumenten voor Belgen. 217
Afdeling I. – Voorafgaande algemene bepalingen. 217
Afdeling II. – Aanvraagprocedure 217
Afdeling III. – Beschrijving van het document. 224
Afdeling IV. – Slotbepalingen. 229
Deel I - Bevolkingsregistratie
Hoofdstuk I.- Algemeenheden.
1) Het houden van de bevolkingsregisters
1. Elke gemeente moet bevolkingsregisters houden (deze registers, die één ge- heel vormen, omvatten zowel het traditionele ‘bevolkingsregister’ sensu stricto, alsook het ‘vreemdelingenregister’).
Het houden van deze registers is wettelijk geregeld bij de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters, de identiteitskaarten, de vreemde- lingenkaarten en de verblijfsdocumenten en tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen (Belgisch Staatsblad van 3 september 1991).
Ter uitvoering en toepassing van deze wet van 19 juli 1991 zijn er vier basis- besluiten van 16 juli 1992 (Belgisch Staatsblad van 15 augustus 1992), met name:
1° Het koninklijk besluit betreffende de bevolkingsregisters en het vreem- delingenregister, dat de algemene principes voor het houden van de re- gisters vaststelt;
2° Het koninklijk besluit tot vaststelling van de informatie die opgenomen wordt in de bevolkingsregisters en in het vreemdelingenregister, dat een opsomming geeft van de verscheidene informatiegegevens in deze re- gisters;
3° Het koninklijk besluit betreffende het recht op toegang tot de bevol- kingsregisters en het vreemdelingenregister en betreffende het recht op verbetering van deze registers, dat voor de personen die opgenomen zijn in deze registers, de modaliteiten regelt van kennisname en eventu- ele verbetering van hun gegevens die hierin zijn geregistreerd;
4° Het koninklijk besluit betreffende het verkrijgen van informatie uit de bevolkingsregisters en het vreemdelingenregister, dat de voorwaarden regelt voor het verkrijgen van attesten, getuigschriften, lijsten en statis- tieken, alsook voor het raadplegen van deze registers.
Hierbij kan tevens worden verwezen naar de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen (Belgisch Staats- blad van 21 april 1984) dat een wettelijk systeem voor informatieverwerking van persoonsgegevens is en een nationaal bestand is voor de toegelaten over- heden, instellingen en personen.
Deze wetgeving en reglementering vindt u geactualiseerd terug op onze web- site xxx.xxx.xxx.xxxx.xx onder de rubriek ‘Bevolking’ > ‘Wetgeving’.
2. In de bevolkingsregisters worden ingeschreven op de plaats waar zij hun hoofdverblijfplaats gevestigd hebben, ongeacht of zij er aanwezig dan wel tijdelijk afwezig zijn, de Belgen en de vreemdelingen die toegelaten of ge- machtigd zijn om voor een langere termijn dan drie maanden in het Rijk te verblijven, die gemachtigd zijn zich er te vestigen, of die om een andere re- den ingeschreven worden in overeenstemming met de bepalingen van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het ver- blijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, met uitzondering van de vreemdelingen die zijn ingeschreven in het wachtregister bedoeld in punt 3.
De Belgische studenten die voordien nooit ingeschreven werden in het Ko- ninkrijk of die het Koninkrijk al sinds meer dan 5 jaar hebben verlaten, wor- den in principe niet ingeschreven in de bevolkingsregisters, op voorwaarde dat zij enkel tijdelijk in België verblijven om er hun studies te doen. Als zij hiertoe een aanvraag indienen, kunnen zij evenwel ingeschreven worden in de bevolkingsregisters van de gemeente waarin zij effectief verblijven.
De vreemdelingen die toegelaten of gemachtigd worden om meer dan drie maanden in het Rijk te verblijven, worden ingeschreven in het vreemdelin- genregister.
De vreemdelingen die door de Minister bevoegd op het gebied van de toe- gang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen of zijn gemachtigde toegelaten of gemachtigd zijn om zich in het Rijk te vestigen, worden ingeschreven in het bevolkingsregister sensu stricto.
Dit geldt eveneens voor de vreemdelingen die in België de status van EG - langdurige ingezetene hebben verworven en voor de burgers van de Unie en hun familieleden die een permanent verblijf verkregen hebben in België.
De inschrijving in de bevolkingsregisters vormt een subjectief recht in hoofde van de burger en de gemeente is, voor zover de betrokkene voldoet aan de desbetreffende voorwaarden, verplicht om hem in te schrijven en beschikt over geen enkele discretionaire macht.
Bovendien heeft het Hof van Xxxxxxxx in een arrest uitgesproken op 17 no- vember 1994 voor recht gewezen dat: “(…) artikel 17 van de wet van 15 de-
cember 1980 (…) bepaalt dat de vreemdeling die gemachtigd is tot vestiging in het Rijk wordt ingeschreven in het bevolkingsregister van de gemeente van zijn verblijfplaats; dat deze bepaling het gemeentebestuur verplicht om een vreemdeling die gemachtigd is tot vestiging in België en die op het grondge- bied van deze gemeente verblijft, in te schrijven, zonder aan het gemeentebe- stuur enige beoordelingsbevoegdheid te geven; dat artikel 17 (…) dus, ten voordele van de vreemdelingen die gemachtigd zijn tot vestiging in België, (…) een subjectief recht instelt om ingeschreven te worden in de bevolkings- registers van de gemeente op het grondgebied waarvan zij hun verblijfplaats hebben gevestigd; (…)”.
3. In elke gemeente wordt tevens een wachtregister gehouden waarin worden ingeschreven op de plaats waar zij hun hoofdverblijfplaats (zie - Deel II) ge- vestigd hebben, de vreemdelingen die een asielvraag indienen en die niet in een andere hoedanigheid in de bevolkingsregisters zijn ingeschreven.
Wanneer een vreemdeling uit de bevolkingsregisters geschrapt wordt, doch in de gemeente verblijf blijft houden en een asielaanvraag heeft ingediend, wordt hij ingeschreven in het wachtregister.
Als gevolg van het koninklijk besluit van 7 mei 2008 tot vaststelling van be- paalde uitvoeringsmodaliteiten van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen (Belgisch Staatsblad van 13 mei 2008): De burger van de Europese Unie die bij de gemeente een verklaring van inschrijving aanvraagt (bedoeld in artikel 42, § 2, van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen) wordt door de gemeente onmiddellijk, zonder voorafgaande woonstcontrole, ingeschreven in het wachtregister op het verklaarde adres, in afwachting van de uitvoering van de woonstcontrole (zie Deel II, Afdeling II).
4. Bepaalde categorieën van vreemdelingen genieten een recht op verblijf in België en zijn niet onderworpen aan de modaliteiten inzake inschrijving van gewone vreemdelingen:
- Zo zijn de diplomaten alsook de personen die gelijkaardige immuniteiten genieten als de leden van het diplomatieke korps vrijgesteld van inschrij- ving in de bevolkingsregisters (cfr. artikel 19 van het koninklijk besluit van 16 juli 1992 betreffende de bevolkingsregisters en het vreemdelingen- register). Het betreft hier in het bijzonder de categorie bedoeld in artikel 1 van het koninklijk besluit van 30 oktober 1991 betreffende de documenten voor het verblijf in België van bepaalde vreemdelingen (Belgisch Staats- blad van 17 december 1991).
- Evenmin dient het militair personeel van SHAPE en van de NAVO te worden ingeschreven in de bevolkingsregisters (cfr. de omzendbrieven dd. 10 maart 1967 en 21 mei 1968 van de Minister van Justitie).
Het burgerlijk personeel van SHAPE en de personen ter hunner laste, als- ook de personen ten laste van het militair personeel van SHAPE worden vermeld in de bevolkingsregisters (sinds september 2011 – cfr. de om- zendbrief dd. 13 oktober 2011 van de Dienst Vreemdelingenzaken).
De leden van het burgerlijk personeel van de NAVO en de personen ten laste van dit burgerlijk personeel, evenals de personen die ten laste zijn van het militair personeel van de NAVO, zijn echter wel onderworpen aan de formaliteiten inzake vreemdelingenregistratie en dienen daarom wel te worden ingeschreven in de bevolkingsregisters.
- Zo ook worden de vreemde ambtenaren en andere personeelsleden van de vier instellingen van de Europese Unie (Parlement, Ministerraad, Com- missie, Economisch en Sociaal Comité) evenals de te hunner laste zijnde familieleden, (voor zover ze niet op eigen initiatief ingeschreven zijn in de
bevolkingsregisters), vermeld in de bevolkingsregisters. (cfr. de artikelen 1; 7, § 2; 11 en 12 van het koninklijk besluit van 16 juli 1996 betreffende de bevolkingsregisters in het vreemdelingenregister. Deze vermelding geldt als inschrijving in de bevolkingsregisters. Zie verder: nr. 110.
- Ten slotte worden ook de overige vreemdelingen die niet onderworpen zijn aan de registratieformaliteiten van gewone vreemdelingen zoals be- doeld in de artikelen 2 en 3 van het voormeld koninklijk besluit van 30 ok- tober 1991 vermeld in de bevolkingsregisters. Die vermelding verschilt echter van die van de vreemde ambtenaren en andere personeelsleden van de vier instellingen van de Europese Gemeenschappen. Zie verder: nr. 111.
De registratiemodaliteiten van de verschillende categorieën van bevoorrechte vreemdelingen worden gepreciseerd in hoofdstuk VI.
Opmerking:
Om bepaalde misbruiken tegen te gaan, met het oog op een administratieve vereenvoudiging voor de gemeenten en teneinde de exhaustiviteit van de in- formatiegegevens in het Rijksregister te versterken, voorziet de wet van 9 no- vember 2015 houdende diverse bepalingen Binnenlandse Zaken (B.S.: 30 no- vember 2015) om in het Rijksregister alle vreemdelingen te vermelden aan wie de Minister van Buitenlandse Zaken een bijzondere identiteitstitel uit- reikt.
Wanneer de FOD Buitenlandse Zaken een koninklijk uitvoeringsbesluit ge- nomen zal hebben, zal het beheer van de dossiers betreffende deze personen tot de uitsluitende bevoegdheid van de Directie Protocol van de FOD Buiten- landse Zaken behoren, zowel wat de verzameling van de gegevens en de bij- werking ervan betreft, als de schrapping van de gegevens.
5. De bevolkingsregisters worden verplicht gehouden in de vorm van alfabetisch gerangschikte steekkaarten. Het houden van bijkomende registers zoals voor- geschreven door de vroegere algemene onderrichtingen van 19 maart 1981 is facultatief (alfabetische index, woningenbestand, register van aankomst, re- gister van vertrek, register van de geboorten en de overlijdens die in een an- dere gemeente hebben plaats gehad).
De gemeenten zijn vrijgesteld van het materieel houden van de fiches die de registers vormen, vanaf het moment dat zij informaticamiddelen gebruiken die de onmiddellijke raadpleging en bijwerking van de gegevens mogelijk maken.
Hierbij moet een voldoende veiligheid gewaarborgd worden tegen elke ver- nietiging of beschadiging van de gegevens (zie punt 12).
6. Op materieel vlak, worden alle Belgen en alle vreemdelingen opgenomen in één enkel alfabetisch bestand, onder voorbehoud van de bepalingen met be- trekking tot het wachtregister en de noodzaak van het aanbrengen van een onderscheidend teken met betrekking tot het recht van verblijf op de steek- kaarten van de vreemdelingen die niet toegelaten of gemachtigd zijn zich in het Rijk te vestigen.
7. Het houden van de bevolkingsregisters behoort tot de bevoegdheid van het college van burgemeester en schepenen of van het gemeentecollege. De amb- tenaar van de burgerlijke stand, die ermee belast is al wat het houden van de registers betreft, nauwgezet in acht te doen nemen, is daardoor rechtstreeks verantwoordelijk voor het naleven van de desbetreffende reglementering. Hij is ook verantwoordelijk voor het doorsturen van informatie aan het Rijksre- gister van de natuurlijke personen, in overeenstemming met de artikelen 3 en 4 van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen en de uitvoeringsbesluiten ervan. Het college wijst de personeelsleden aan die belast zijn met het houden van de bevolkingsregis- ters.
De gemeente staat tevens in voor de organisatie van de loketwerking, desge- vallend uitgebreid tot een digitaal loket.
7 bis In het kader van het beheer van het Rijksregister van de natuurlijke personen hebben de diensten van het Rijksregister toegang tot de informatiegegevens opgenomen in dit register.
Onder beheer van het Rijksregister moet met name worden begrepen:
- De gemeenten assisteren bij het registreren van nieuwe gegevens of het verbeteren van gegevens in historiek.
- De problemen die burgers of organismen ondervinden bij het gebruik van het Rijksregister, analyseren en remediëren.
- De statistische gegevens analyseren in het kader van de inspectie van de registers (zie Hoofdstuk IX).
8. Voor de onderhavige algemene onderrichtingen worden de bevolkingsregis- ters bedoeld in artikel 1, §1, 1°, van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters, de identiteitskaarten en de verblijfsdocumenten en tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen hierna ‘de registers’ genoemd.
9. De registers moeten voortdurend bijgehouden worden.
Het komt het gemeentebestuur toe alle organisatiemaatregelen te nemen om permanent in te staan voor de correctie van verblijfstoestanden, de nodige in- schrijvingen en afvoeringen van ambtswege te verrichten en eventueel de in- breuken hierop te laten vaststellen door de politie (cfr. artikel 7 van voormel- de wet van 19 juli 1991).
De verbetering en de bijwerking van de andere informatie betreffende de in- geschreven personen moeten permanent gebeuren.
10. Het feit dat een gemeente een beroep doet op de dienst van het Rijksregister of op een erkend informaticacentrum ontslaat haar geenszins van de verplich- ting om haar registers bij te houden.
11. Het gemeentebestuur bewaart het geheel van documenten en magnetische dragers met betrekking tot de bevolkingsregisters gedurende minstens vijf jaar. Deze termijn van vijf jaar belet niet dat de documenten, met toepassing van andere onderrichtingen, gedurende langere tijd bewaard worden.
12. Artikel 15 van het koninklijk besluit van 16 juli 1992 betreffende de bevol- kingsregisters en het vreemdelingenregister bepaalt dat de gemeenten de re- gisters bijhouden in de vorm van individuele fiches. De gemeenten zijn vrij- gesteld van het materieel houden, met name op papier, van de fiches waaruit de registers bestaan, vanaf het moment dat zij gebruik maken van informati- camiddelen die een onmiddellijke raadpleging en bijwerking van de gegevens mogelijk maken, een voldoende veiligheid waarborgen tegen elke vernieti- ging of beschadiging van de gegevens en een continue werking van de bevol- kingsdienst mogelijk maken.
In de praktijk werd deze vrijstelling toegekend of geweigerd door de Direc- teur-generaal van de ADIB op basis van een door de gemeente ingevuld in- lichtingenblad.
In het kader van de administratieve vereenvoudiging en e-government, en re- kening houdend met de huidige informatisering van de gemeentelijke bevol- kingsdiensten en de waarborgen geboden door de toepassingen van het Rijks- register, zoals RRNWeb of Belpic, in geval van storing van het lokale sys- teem, is de in 1992 ingevoerde vrijstellingsprocedure momenteel verouderd en leidt deze procedure tot overbodige administratieve stappen.
In de toekomst zal de gemeente waarvan het lokale systeem aan de volgende voorwaarden voldoet, derhalve automatisch vrijgesteld worden van het bij- werken van de “papieren” bevolkingsfiches:
1) De door de gemeente gebruikte informaticamiddelen maken een onmiddel- lijke raadpleging en bijwerking van de gegevens mogelijk, waarborgen een
voldoende veiligheid tegen elke vernietiging of beschadiging van gege- vens, en maken een continue werking van de bevolkingsdienst mogelijk, zelfs bij een technisch incident.
2) Indien de gemeente over een lokaal bestand beschikt, worden de gegevens bijgewerkt via het binaire dossier of het integrale XML-dossier van het Rijksregister, doorgestuurd met behulp van de webdiensten.
3) Indien het lokale bestand een mankement vertoont, kan het gemeentebe- stuur zijn werkzaamheden voortzetten en de raadplegingen en bijwerkin- gen van het Rijksregister uitvoeren op een andere manier dan via de toe- passing “bevolking”.
4) De in het lokale bestand geregistreerde gegevens moeten dagelijks be- waard worden. De fysieke maatregelen op het gebied van de bescherming van het informaticasysteem en het toebehoren ervan tegen diefstal, brand en beschadiging moeten optimaal zijn.
5) Een verbinding tussen de geautomatiseerde toepassing “bevolking” en de geautomatiseerde toepassing “burgerlijke stand” maakt het mogelijk om de gegevens met betrekking tot een persoon in één keer te registreren.
6) Gebruik van een door het Rijksregister erkend netwerk.
7) Verplichting om een consulent op het gebied van informatieveiligheid en bescherming van de persoonlijke levenssfeer aan te wijzen.
In overeenstemming met artikel 10 van de wet van 8 augustus 1983 tot rege- ling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, moet elke gemeente, al dan niet onder haar personeel, een consulent op het gebied van informatie- veiligheid en bescherming van de persoonlijke levenssfeer aanwijzen, die on- der meer de functie vervult van aangestelde voor de gegevensbescherming bedoeld in artikel 17bis van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsge- gevens. De identiteit van de consulent op het gebied van informatieveiligheid en bescherming van de persoonlijke levenssfeer wordt meegedeeld aan het sectoraal comité van het Rijksregister bedoeld in artikel 15 van de voormelde wet (zie hieromtrent eveneens de omzendbrief van 27 maart 2015 van het Rijksregister betreffende de aanbeveling XX xx. 00/0000 van 18 februari 2015 van het sectoraal comité van het Rijksregister – Informatiebeveiligingsbeleid om misbruik bij de raadplegingen van de gegevens van het Rijksregister te bestrijden).
Deze consulent op het gebied van informatieveiligheid en bescherming van de persoonlijke levenssfeer zal erop toezien dat de gemeente voortdurend voldoet aan de hierboven opgesomde voorwaarden en dat de noodzakelijke
bijwerkingen met betrekking tot de hardware, de software, de verbindingen of het bewaarsysteem gebeuren.
De technische diensten van het Rijksregister blijven ter beschikking van de gemeenten om eventueel bijkomende technische uitleg te verstrekken. De re- gionale afvaardigingen van het Rijksregister kunnen uitleg vragen over het door de gemeente gebruikte lokale systeem tijdens hun inspecties van de be- volkingsregisters.
De continuïteit van de bevolkingsdienst vereist het gebruik van informatica- middelen die ervoor zorgen dat de raadpleging van de gegevens van het be- volkingsbestand en de afgifte van documenten (getuigschriften en attesten) die op deze gegevens gebaseerd zijn, op elk ogenblik gegarandeerd zijn.
Het net dat gebruikt wordt voor de verbinding met het Rijksregister, mag het- zelfde zijn. Voor de verbinding met het lokaal systeem is het echter aangera- den te beschikken over een ander type toegang.
De bijwerking van de gegevens mag niet langer dan 48 uur onderbroken wor- den. Als de onderbreking langer zou duren, moeten de nodige schikkingen getroffen worden om de bijwerkingen tijdelijk manueel te kunnen invoeren.
2) De steekkaarten die de registers vormen.
13. Aangezien het Rijksregister niet langer zal zorgen voor het afprinten van de RR1-fiches bestemd voor de gemeenten, zullen de gemeenten deze fiches zelf moeten afdrukken, indien nodig.
De verzending van de RR1-fiches door tussenkomst van het Rijksregister is definitief gestopt.
14. Voor een goed begrip van de algemene onderrichtingen moet rekening ge- houden worden met de volgende elementaire begrippen.
a) Hoofdverblijfplaats
De hoofdverblijfplaats is de plaats waar de leden van een huishouden dat uit verscheidene personen is samengesteld gewoonlijk leven, ongeacht of die personen al dan niet door verwantschap verbonden zijn, of de plaats waar een alleenstaande gewoonlijk leeft.
De bepaling van de hoofdverblijfplaats is gebaseerd op een feitelijke situatie, dat wil zeggen de vaststelling van een effectief verblijf in een gemeente gedu- rende het grootste deel van het jaar.
Deze vaststelling gebeurt op basis van verschillende elementen, voornamelijk de plaats waarheen de betrokkene gaat na zijn beroepsbezigheden, de plaats waar de kinderen naar school gaan, de arbeidsplaats, het energieverbruik en de telefoonkosten, het gewone verblijf van de echtgenoot of van andere leden van het gezin.
Als hoofdverblijfplaats moet worden beschouwd de plaats waar de betrokken persoon effectief de beschikking heeft over een woning, die hij echt blijkt te bewonen en die hij betrekt met de bedoeling er zijn hoofdverblijf te vestigen, dat wil zeggen er de verblijfplaats van te maken van waaruit hij deelneemt aan het maatschappelijk verkeer, waar hij zich terugtrekt voor zijn privéleven, waar het centrum ligt van zijn gezinsleven en waar hij, zo hij een bedrijvig- heid buitenshuis uitoefent, na de dagtaak regelmatig terugkeert en er gewoon- lijk verblijft (X.x.Xx. LAMBRECHTS, nr. 28.317, 30 juni 1987; X.x.Xx. XXXXXXXX, xx. 00.000, 10 september 1991; X.x.Xx., PANHUYZEN, nr.
52.415, 22 maart 1995; X.x.Xx. SMEERS e.a., nr. 60.752, 4 juli 1996; X.x.Xx. DE VLIEGHERE e.a., nr. 81.422, 29 juni 1999; X.x.Xx. VAN DEN
XXXXXXX e.a., nr. 82.258, 14 september 1999).
Er mag geen enkele inschrijving als hoofdverblijfplaats geweigerd worden omwille van de veiligheid, de gezondheid, het urbanisme of de ruimtelijke ordening. Als bijzondere wetgevingen en reglementeringen in die aangele- genheden niet voor gevolg hebben dat ze de principes wijzigen die de in- schrijving in die registers regelen, is er echter voorzien in een bijzondere in- schrijvingsprocedure bestaande uit een voorlopige inschrijving waarbij onder bepaalde voorwaarden de verblijfstoestand opnieuw in vraag gesteld kan worden, zonder de betrokken personen te schaden in de rechten verbonden aan de inschrijving in de registers gedurende de periode die voorafgaat aan een administratieve of gerechtelijke beslissing.
Het volstaat niet dat iemand enkel de bedoeling uit om zijn hoofdverblijf- plaats op een gegeven plaats te vestigen om voor het betrokken gemeentebe- stuur de inschrijving als hoofdverblijfplaats te rechtvaardigen.
Het voorleggen van een eigendomstitel, een huurcontract of elk ander bewijs van bewoning volstaat evenmin om de inschrijving als hoofdverblijfplaats te rechtvaardigen.
Zo kan de weigering om de inschrijvingsformaliteiten te vervullen of de tus- senkomst van een derde (weigering van de eigenaar van het gebouw bij voor- beeld) de vaststelling van de reële verblijfplaats niet opnieuw in vraag stellen.
De hoofdverblijfplaats wordt niet gewijzigd door een tijdelijke afwezigheid.
b) Gezin of huishouden
§1er Algemene principes.
Het gezin of huishouden bestaat uit hetzij een persoon die gewoonlijk alleen leeft, hetzij uit twee of meer personen die, al dan niet door verwantschap aan elkaar verbonden, gewoonlijk in één en dezelfde woning verblijven en er sa- menleven.
Er dient opgemerkt te worden dat in artikel 3 van de wet van 19 juli 1991 be- treffende de bevolkingsregisters de term ‘huishouden’ wordt gebruikt in de plaats van ‘gezin’. Ofschoon de term ‘huishouden’ wat verouderd klinkt, was het de bedoeling hiermee te benadrukken dat het geenszins noodzakelijk is dat er familiale banden bestaan tussen de verschillende leden van het gezin (of ‘huishouden’). Ook niet-verwanten kunnen een gezin vormen.
Zo maken loontrekkenden die gewoonlijk bij hun werkgever thuis verblijven, deel uit van diens gezin.
Al de leden van een kloostergemeenschap in eenzelfde woning verenigd, ma- ken één gezin uit; hetzelfde geldt voor de militairen in een kazerne verenigd en die nergens gezin of haardstede meer hebben.
De personen die toegelaten zijn tot rustoorden vormen een gezin (“gemeen- schap”) indien zij er hun hoofdverblijf hebben (de situatie van de personen die in serviceflats verblijven is verschillend en wordt bepaald naar gelang van de feitelijke situatie: “alleenstaand” of “gezin”).
‘Samenleven’ moet beschouwd worden als het beslissend criterium om te be- palen of personen al dan niet een gezin vormen. Dat criterium kan afgeba- kend worden dank zij feitelijke elementen zoals: de inrichting van de plaatsen (gemeenschappelijk gebruik van keuken, badkamer, …) en de afrekeningen voor telefoon, internet en energieverbruik (één afrekening voor dezelfde wo- ning). Het begrip gezin of huishouden in de zin van de onderhavige onder- richtingen kan niet worden afgeleid van, noch beïnvloed worden door het al dan niet verkrijgen van bepaalde sociale voordelen.
‘Samenleven’ dient te worden begrepen als dezelfde wooneenheid delen zon- der dat hierbij dient rekening te worden gehouden met eventuele affectieve en/ of financiële banden tussen de betrokken personen.
Het niet samenleven wordt vertaald in de vaststelling dat een persoon een apart gezin vormt. Betrokkene vormt een afzonderlijk gezin indien meerdere feitelijke elementen dit aantonen (vb. betrokkene beschikt over een afzonder- lijke keuken en een afzonderlijke badkamer, betrokkene kan afzonderlijke af- rekeningen voor telefoon, internet en/of energieverbruik voorleggen, betrok- kene kan door middel van een geregistreerde huurovereenkomst aantonen dat
hij een gedeelte van de woning huurt van de andere bewoners, er zijn afzon- derlijke ingangen, afzonderlijke deurbellen en brievenbussen…). Vooral de aanwezigheid van een afzonderlijke keuken en een afzonderlijke badkamer of sanitair gedeelte is hierbij van doorslaggevend belang. Wanneer slechts één van voormelde feitelijke elementen voorhanden is, volstaat dit niet om be- trokkene als een apart gezin te beschouwen. Het komt hierbij aan de gemeen- te toe om zich ervan te gaan vergewissen of voormelde feitelijke elementen al dan niet daadwerkelijk aanwezig zijn en effectief worden gebruikt. Het is om die reden dan ook aangewezen dat in het verslag met betrekking tot het on- derzoek van de reële verblijfplaats uitdrukkelijk wordt vermeld op basis van welke van voormelde feitelijke elementen wordt geoordeeld dat de betrokken bewoners een afzonderlijk gezin vormen (zie modelformulier onder punt 81).
Indien, op basis van voormelde feitelijke elementen, wordt vastgesteld dat de woning uit meerdere afzonderlijke wooneenheden bestaat, voorziet de ge- meente in (een) bijkomend(e) huisnummer(s).
Toegepast op bepaalde nieuwe vormen van wonen, zoals het ‘kangoeroe wo- nen’ betekent dit dat elke woontoestand door de gemeente afzonderlijk dient te worden onderzocht.
Aan de hand van voormelde feitelijke gegevens dient duidelijk te blijken of de betrokken woning dan ook uit afzonderlijke wooneenheden bestaat, dan wel één geheel vormt.
§2. Bijzondere gevallen:
Wanneer de strikte voorwaarden die vereist zijn om van ‘zorgwonen’ of van een ‘gemeenschappelijke woning’ of ‘collectieve woning’ of ‘tijdelij- ke opvang’ te kunnen spreken niet vervuld zijn, moeten de betrokken personen ambtshalve ingeschreven worden als deel uitmakend van één- zelfde gezin. Deze voorwaarden dienen restrictief te worden geïnterpre- teerd, omdat het een uitzondering betreft op de in §1 vermelde algemene principes. Het is aan de gemeente (met name de Dienst Stedenbouw) om de conformiteit met de vereiste voorwaarden in de regionale reglemente- ring voor dit type woningen na te gaan.
De in §1 vermelde principes gelden niet in het geval van ‘zorgwonen’, zoals dit wordt omschreven in artikel 4.1.1.18° van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening dd. 15 mei 2009 (Belgisch Staatsblad van 20 augustus 2009), zoals gewijzigd bij decreet van 4 april 2014 (Belgisch Staatsblad van 15 april 2014), artikel 38, en bij decreet van 18 december 2015 (Belgisch Staatsblad van 29 december 2015), artikel 96. In voorkomend geval worden de bewo- ners van de ondergeschikte wooneenheid steeds als een afzonderlijk gezin be- schouwd, terwijl deze worden ingeschreven onder hetzelfde huisnummer als de bewoners van de hoofdwooneenheid (wooncode (LOG.) 01 in het I.T. 140). Er is slechts sprake van zorgwonen wanneer aan de hiernavolgende voorwaarden is voldaan:
a) in een bestaande woning wordt één ondergeschikte wooneenheid gecre- eerd,
b) de ondergeschikte wooneenheid vormt één fysiek geheel met de hoofd- wooneenheid,
c) de ondergeschikte wooneenheid, daaronder niet begrepen de met de hoofdwooneenheid gedeelde ruimten, maakt ten hoogste één derde uit van het bouwvolume van de volledige woning,
d) de creatie van de ondergeschikte wooneenheid gebeurt met het oog op het huisvesten van:
1) hetzij ten hoogste twee personen van 65 jaar of ouder,
2) hetzij ten hoogste twee hulpbehoevende personen, zijnde personen met een handicap, personen die in aanmerking komen voor een tenlasteneming door de Vlaamse zorgverzekering, evenals personen met een nood aan onder- steuning om zich in het thuismilieu te kunnen handhaven,
3) hetzij de zorgverlener indien de personen, vermeld in punt 1 of 2, ge- huisvest blijven in de hoofdwooneenheid,
e) de eigendom, of tenminste de blote eigendom, op de hoofd- en de onderge- schikte wooneenheid berust bij dezelfde titularis of titularissen.
Voormelde principes gelden ook niet bij bewoning van een ‘gemeenschappe- lijke woning’ zoals bedoeld in artikel 1, 6°, van de Waalse Huisvestingscode van 29 oktober 1998 (Belgisch Staatsblad van 4 december 1998), waarvan de verhuurder in het bezit is van een verhuurvergunning.
In voorkomend geval worden de bewoners van de verschillende wooneenhe- den als afzonderlijke gezinnen beschouwd, maar worden zij allen ingeschre- ven onder hetzelfde huisnummer (wooncode (LOG.) 02 in het IT 140).
Hierbij dient te worden opgemerkt dat deze gemeenschappelijke woning, zo- als elke woning, dient te beantwoorden aan de vereisten opgelegd door artikel 10 van de Waalse Huisvestingscode (naleving van de gezondheidscriteria, de gemeenteverordeningen op het gebied van gezondheid en brandveiligheid, de waarborg van de onschendbaarheid van de woning en de bescherming van het privéleven en de inachtneming van de bepalingen van toepassing op het ge- bied van ruimtelijke ordening en stedenbouw). Wat betreft de onschendbaar- heid van de woning en de bescherming van het privéleven, heeft de Waalse Regering ten aanzien van de verhuurder van de gemeenschappelijke woning de volgende verplichtingen opgelegd 1:
1° de toegang tot het gebouw, evenals tot iedere woningeenheid, moet voor- zien zijn van deuren die op slot kunnen worden gedaan. De huurder moet in het bezit zijn van twee exemplaren van de nodige sleutels voor de toegang tot het gebouw en de gedeelten die hij persoonlijk bewoont;
1 Artikel 2, §1, van het Besluit van 3 juni 2004 van de Waalse Regering betreffende de verhuurvergunning (Belgisch Staatsblad van 16 september 2004).
2° hetzelfde gezin moet toegang hebben tot ieder woonvertrek voor eigen ge- bruik zonder door een woonvertrek voor eigen gebruik van een ander gezin te moeten komen;
3° alle wc’s, waskamers, badkamers moeten op slot kunnen worden gedaan, behalve wanneer de betrokken lokalen slechts toegankelijk zijn voor het gezin dat de betrokken woning bewoont:
4° de hoofdingang moet voorzien zijn van individuele bellen zodat ieder ge- zin rechtstreeks kan worden opgezocht;
5° ieder gezin moet beschikken over een brievenbus die op slot kan worden gedaan.
Voormelde vereisten gelden echter niet voor woningen die deel uitmaken van het gebouw waar de verhuurder zijn hoofdverblijfplaats heeft, en dat aan maximum twee gezinnen wordt verhuurd of te huur aangeboden, voor zover de verhuurde goederen door ten hoogste vier personen worden bewoond (ar- tikel 9, lid 2, van de Waalse Huisvestingscode).
Voormelde principes gelden evenmin in het geval van bewoning van een ‘collectieve woning’ zoals bedoeld in artikel 1, 5°, van het Besluit van 4 sep- tember 2003 van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot bepaling van de elementaire verplichtingen inzake veiligheid, gezondheid en uitrusting van de woningen (Belgisch Staatsblad van 19 september 2003).
Ook in dit geval worden de bewoners van de verschillende wooneenheden als afzonderlijke gezinnen beschouwd, maar worden zij allen ingeschreven onder hetzelfde huisnummer (wooncode (LOG.) 03 in het IT 140).
Zoals elke woning, dient ook de collectieve woning te beantwoorden aan de minimale normen op het gebied van veiligheid, gezondheid en uitrusting, zo- als deze worden opgelegd door voormeld Besluit van 4 september 2003 van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering.
De bepaling van het ‘gemeenschappelijk’ of ‘collectief karakter’ van een wo- ning is een exclusieve gewestelijke bevoegdheid. Het komt dan ook niet aan de wijkinspecteurs, noch aan de bevolkingsinspecteurs toe om hierover uit- spraak te doen. Ten einde elk misbruik van deze uitzondering tegen te gaan, zal een ‘gemeenschappelijke woning’ slechts als dusdanig worden erkend op basis van een officieel document dat de betrokken woning beantwoordt aan de gewestelijke stedenbouwkundige vereisten om te worden in aanmerking genomen als ‘gemeenschappelijke woning’ of ‘collectieve woning’, dit voor het Waalse Gewest.
Voormelde principes gelden eveneens niet in het geval van ‘tijdelijke op- vang’, zoals dit wordt omschreven in artikel 34 van het Besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2016 houdende wijziging van diverse bepa- lingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juli 2010 tot bepaling van handelingen waarvoor geen stedenbouwkundige vergunning nodig is, van diverse bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juli 2010 betreffende de meldingsplichtige handelingen ter uitvoering van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en van artikel 10 van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke steden-
bouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater (Belgisch Staatsblad van 19 september 2016).
In voorkomend geval worden de bewoners van de ondergeschikte wooneen- heid steeds als een afzonderlijk gezin beschouwd, terwijl deze worden inge- schreven onder hetzelfde huisnummer als de bewoners van de hoofdwoon- eenheid (wooncode (LOG.) 05 in het I.T. 140). Zodra deze nieuwe code ope- rationeel is, zal er een omzendbrief naar de gemeenten gestuurd worden.
Artikel 34 legt de hiernavolgende voorwaarden op:
1° in een bestaande woning wordt één ondergeschikte wooneenheid gecre- eerd;
2° de ondergeschikte wooneenheid vormt één fysiek geheel met de hoofd- wooneenheid;
3° de ondergeschikte wooneenheid, daaronder niet begrepen de met de hoofdwooneenheid gedeelde ruimten, maakt maximaal één derde uit van het bouwvolume van de volledige woning;
4° de creatie van de ondergeschikte wooneenheid gebeurt met het oog op het huisvesten van:
a) hetzij asielzoekers en vluchtelingen die op grond van artikel 6, § 1, vierde lid, en artikel 8, § 1, van de wet betreffende de opvang van asielzoekers en van bepaalde andere categorieën van vreemdelingen van 12 januari 2007 de opvang van Fedasil moeten verlaten;
b) hetzij burgers wiens woning onbewoonbaar is geworden door onvoor- ziene omstandigheden;
5° de huisvesting is tijdelijk voor een totale duur van maximaal drie jaar per goed;
6° de eigendom, of ten minste de blote eigendom, op de hoofd- en de on- dergeschikte wooneenheid berust bij dezelfde titularis of titularissen.
Ten slotte vormt de persoon die of het gezin dat op een referentieadres inge- schreven is, een afzonderlijk gezin dat moet onderscheiden worden van het gezin van de persoon die instemt met deze inschrijving.
c) Haardstede
Iemand beschikt over een haardstede wanneer op het adres waar betrokkene is ingeschreven in de registers, niemand anders staat ingeschreven. Het is hierbij eveneens vereist dat betrokkene er voldoende belangen behoudt en de
woning op elk moment opnieuw kan betrekken (vb. eigenaar of huurder van een niet gebruikte woning).
d) Referentiepersoon van het gezin
De referentiepersoon is het gezinslid dat gewoonlijk met de administratie in contact staat voor de aangelegenheden die het gezin betreffen.
De praktijk om nog de term "gezinshoofd" te gebruiken in de officiële docu- menten die voor het publiek bestemd zijn, onder meer op de formulieren die de bestuurden moeten invullen, dient te worden afgeschaft.
Er kan maar één referentiepersoon per gezin worden aangeduid. Wanneer een gezin van adres verandert en het ten aanzien van de gemeentelijke administra- tie geen gezinslid als referentiepersoon aanduidt, wordt ervan uitgegaan dat de persoon die rechtmatig de laatste adreswijziging heeft gedaan de referen- tiepersoon is.
De referentiepersoon van het gezin kan steeds worden gewijzigd, op voor- waarde dat dit gebeurt met het akkoord van de vorige referentiepersoon.
e) Referentieadres
Het begrip referentieadres wordt gedefinieerd in artikel 1, § 2, tweede lid, van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters, de identiteitskaar- ten, de vreemdelingenkaarten en de verblijfsdocumenten en tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuur- lijke personen.
Onder referentieadres wordt verstaan het adres van ofwel een natuurlijke per- soon die is ingeschreven in de bevolkingsregisters op de plaats waar hij zijn hoofdverblijfplaats heeft gevestigd, ofwel een rechtspersoon en waar, met de toestemming van deze natuurlijke persoon of rechtspersoon, een natuurlijke persoon zonder vaste verblijfplaats is ingeschreven.
De natuurlijke persoon of de rechtspersoon die de inschrijving van een andere persoon aanvaardt als referentieadres, verbindt zich ertoe daar alle voor die persoon bestemde post of alle administratieve documenten te laten toekomen.
Hierbij mag deze natuurlijke persoon of rechtspersoon geen winstbejag na- streven. Dit betekent echter niet dat hiervoor geen vergoeding zou mogen worden gevraagd. Indien een vergoeding wordt gevraagd als tegenprestatie voor een inschrijving op een referentieadres, mag deze in geen geval hoger zijn dat de bijkomende kosten die dergelijke inschrijving met zich meebrengt (artikel 20, §5, van het koninklijk besluit van 16 juli 1992 betreffende de be-
volkingsregisters en het vreemdelingeregister, gewijzigd bij koninklijk besluit van 23 juni 2008 (Belgisch Staatsblad van 16 juli 2008)).
Als het gaat om het adres van een gezin, moet de toestemming verleend wor- den door de referentiepersoon.
Een adres poste restante kan geen referentieadres zijn. Dit geldt evenmin voor een gewone brievenbus in een gebouw waar niemand zorgt voor de eventuele post.
De inschrijving op een referentieadres is beperkt tot het adres dat in de aan- vraag en in de toestemming is opgegeven.
In geval van adreswijziging van de verstrekker van het referentieadres, moet een nieuwe aanvraag ingediend worden.
De praktische modaliteiten staan beschreven in Hoofdstuk V (zie punt 98, l).
De mogelijkheid om op een referentieadres ingeschreven te worden is strikt beperkt tot de hierna vermelde categorieën van personen:
1° de personen die in een mobiele woning verblijven (zie verder onder punt 112);
2° de personen die bij gebrek aan voldoende bestaansmiddelen geen ver- blijfplaats hebben of meer hebben (zie verder onder punt 113);
3° de gedetineerden, met name de Belgen en de vreemdelingen die toege- laten of gemachtigd zijn om langer dan drie maanden in het Rijk te ver- blijven, die niet voldoen aan de voorwaarden voor een tijdelijke afwe- zigheid (zie verder onder punt 115) op voorwaarde dat ze opgesloten zijn in het binnenland;
4° de personen die, om beroepsredenen, geen hoofdverblijfplaats (meer) hebben voor een maximale duur van één jaar ; deze tijdsbeperking geldt niet voor de gevallen die zijn vermeld in het koninklijk besluit van 16 juli 1992 betreffende de bevolkingsregisters, artikel 20 §2 (zie verder onder punt 109);
f) Mobiele woning
Onder "mobiele woning" dient men schepen, woonwagens, caravans (deze term betekent een aanhangwagen bestemd om door een voertuig getrokken te worden) of een ander gelijkaardig onderkomen te verstaan.
Uit het voormelde begrip moeten de stacaravans gesloten worden (deze be- naming slaat op woningen die niet zijn opgevat en uitgerust om op de open- bare weg door een voertuig te worden getrokken) welke al dan niet vast aan de grond geplaatst staan. Dat geldt ook voor de woonwagens die gedragen worden door een in de grond ingebouwde of eraan verankerde installatie en bijgevolg niet meer als verplaatsbaar beschouwd kunnen worden.
g) Wettelijke samenwoning
De wettelijke samenwoning wordt geregeld door de artikelen 1475 tot en met 1479 van het Burgerlijk Wetboek, ingevoegd bij de wet van 23 november 1998 tot invoering van de wettelijke samenleving (Belgisch Staatsblad van 12 januari 1999).
De wetgever heeft op deze manier de mogelijkheid willen bieden een offici- eel karakter te geven aan de vormen van feitelijke samenwoning ten einde enige juridische zekerheid te garanderen voor de samenwonenden.
Onder wettelijke samenwoning wordt verstaan de toestand van samenleven van twee personen die de verklaring van wettelijke samenwoning hebben af- gelegd bij de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeenschappelijke woonplaats.
Het statuut van de wettelijke samenwoning dat niet kan gelijkgesteld worden met een huwelijk, brengt niettemin bijzondere rechten en verplichtingen mee:
Door het enkele feit van de wettelijke samenwoning dragen de wettelijke sa- menwonenden bij in de lasten van het samenleven naar evenredigheid van hun mogelijkheden.
Op dezelfde wijze verbindt iedere schuld, die door een der wettelijke samen- wonenden wordt aangegaan ten behoeve van het samenleven en van de kin- deren die door hen opgevoed worden, de andere samenwonende hoofdelijk.
Deze is echter niet aansprakelijk voor schulden die, gelet op de bestaansmid- delen van de samenwonenden, buitensporig zijn.
De artikelen 215, 220 §1, en 224, §1, van het Burgerlijk Wetboek zijn even- eens van toepassing op het statuut van de wettelijke samenwoning.
De verklaring wordt afgelegd door middel van een geschrift dat tegen ont- vangstbewijs wordt overhandigd aan de ambtenaar van de burgerlijke stand. Dat geschrift bevat de volgende gegevens:
1° de datum van de verklaring;
2° de naam, de voornamen, geboorteplaats en –datum en de handtekening van beide partijen;
3° de gemeenschappelijke woonplaats;
4° de vermelding van de wil van beide partijen om wettelijk samen te wo- nen;
5° de vermelding dat beide partijen vooraf kennis hebben genomen van de inhoud van de artikelen 1475 tot 1479 van het Burgerlijk Wetboek, die het statuut van wettelijke samenwoning regelen;
De ambtenaar van de burgerlijke stand gaat na of beide partijen voldoen aan de wettelijke voorwaarden op het gebied van de wettelijke samenwoning en maakt in bevestigend geval melding van de verklaring in het bevolkingsregis- ter.
Het afleggen van de verklaring van wettelijke samenwoning veronderstelt dat beide partijen juridisch bekwaam zijn om contracten aan te gaan, en dat zij niet verbonden zijn door een huwelijk of door een andere wettelijke samen- woning.
De verklaring van wettelijke samenwoning dient te worden afgelegd bij de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeenschappelijke woonplaats.
Met ‘gemeenschappelijke woonplaats’ wordt in beginsel bedoeld ‘de plaats waar beide partijen werkelijk hun hoofdverblijf hebben’, wat impliceert dat betrokkenen beiden op hetzelfde adres staan ingeschreven in de bevolkings- registers op het ogenblik van het afleggen van de verklaring van wettelijke samenwoning. Bij het invoeren van de wettelijke samenwoning in het bevol- kingsregister (IT 123) gebeurt er dan ook een controle (IT 001 en IT 020) waarbij wordt geverifieerd of het adres van beide samenwonenden identiek is (cfr. de omzendbrief dd. 1 december 1999 van de dienst Rijksregister (gepu- bliceerd in het Belgisch Staatsblad van 7 december 1999)).
Wanneer een vreemdeling en een Belg of twee vreemdelingen een wettelijke samenwoning wensen af te sluiten, dient toepassing te worden gemaakt van de artikelen 59, tweede lid, en 60, eerste lid, van de Wet van 16 juli 2004 houdende het Wetboek van Internationaal Privaatrecht, die voorzien dat, op- dat een relatie van samenleven zou kunnen worden geregistreerd in België, de betrokken partijen op het ogenblik van het sluiten van deze relatie van samen- leven een gemeenschappelijke gewone verblijfplaats hebben in België. Vol- gens artikel 4, §2 1°, van voormeld Wetboek van Internationaal Privaatrecht, dient onder ‘gewone verblijfplaats’ te worden begrepen: “ de plaats waar een natuurlijke persoon zich hoofdzakelijk heeft gevestigd, zelfs bij afwezigheid van registratie en onafhankelijk van een verblijfs- of vestigingsvergunning; om deze plaats te bepalen, wordt voornamelijk rekening gehouden met om-
standigheden van persoonlijke of professionele aard die duurzame banden met die plaats aantonen of wijzen op de wil om die banden te scheppen”.
Enkel wanneer de betrokkenen in België een gemeenschappelijke woonplaats hebben, kan de Belgische ambtenaar van de burgerlijke stand van deze ge- meenschappelijke woonplaats melding maken in het bevolkingsregister van de verklaring van wettelijke samenwoning.
De wettelijke samenwoning is een wettelijk gegeven geworden in het Rijks- register door de wet van 25 maart 2003.
De wettelijke samenwoning houdt op wanneer één van de partijen in het hu- welijk treedt of overlijdt, of wanneer er een einde wordt gemaakt aan de wet- telijke samenwoning, hetzij in onderlinge overeenstemming door de samen- wonenden, hetzij eenzijdig door één van de samenwonenden dit door middel van een verklaring afgelegd voor de ambtenaar van de burgerlijke stand die aan de andere samenwonende werd betekend door een gerechtsdeurwaarder (in dit laatste geval dient de datum van de kennisgeving te worden beschouwd als de datum van beëindiging).
Een adreswijziging maakt geen einde aan de wettelijke samenwoning. De gemeenten dienen in voorkomend geval de aandacht van de burger hierop te vestigen naar aanleiding van de aangifte van adreswijziging.
In geval van beëindiging van de wettelijke samenwoning (wat dient te gebeu- ren volgens de formaliteiten omschreven in artikel 1476, §2, B.W.) maakt de ambtenaar van de burgerlijke stand hiervan melding in het bevolkingsregister.
De Belgische ambtenaar van de burgerlijke stand kan enkel van de beëindi- ging van de wettelijke samenwoning melding maken in de bevolkingsregis- ters wanneer ook in België de verklaring van de desbetreffende wettelijke samenwoning in de bevolkingsregisters werd vermeld.
Opmerking.
Op 1 september 2015 traden een aantal bepalingen van de wet van 14 januari 2013 houdende diverse bepalingen inzake werklastvermindering binnen Justi- tie in werking (B.S. van 1 maart 2013).
Meer bepaald moeten vanaf voormelde datum de huwelijksovereenkomsten, alsook de notariële overeenkomsten bij wettelijke samenwoningen, door de notarissen nog uitsluitend geregistreerd worden in het centraal huwelijksover- eenkomstenregister.
De verplichting om de notariële overeenkomst bij wettelijke samenwoning op te nemen in de bevolkingsregisters werd bijgevolg opgeheven vanaf 1 sep- tember 2015.
Hoofdstuk II. - De informatie die in de bevolkingsregisters opge- nomen wordt.
15. De informatie die in de bevolkingsregisters wordt opgenomen, wordt uitdruk- kelijk opgesomd in het koninklijk besluit van 16 juli 1992 tot vaststelling van de informatie die opgenomen wordt in de bevolkingsregisters en in het vreemdelingenregister. De informatie vermeld in artikel 1 betreft zowel de Belgen als de vreemdelingen. De informatie vermeld in artikel 2 heeft uitslui- tend betrekking op de vreemdelingen.
Elke wijziging of verbetering van één van de informatiegegevens die hieron- der worden opgesomd dient de datum aan te geven waarop de gewijzigde of verbeterde informatie in aanmerking wordt genomen (bijvoorbeeld: de ver- vanging van de staat van ongehuwde door de staat van gehuwde dient de da- tum van het huwelijk te vermelden).
Het is raadzaam steeds het nummer van elke akte van de burgerlijke stand en de plaats (de gemeente en eventueel het land) waar die akte verleden of over- geschreven is, te vermelden. Voor de gerechtelijke en administratieve beslis- singen dient de overheid die de beslissing genomen heeft en de datum ervan steeds te worden vermeld.
Bij de beoordeling van de geldigheid van informatiegegevens betreffende vreemdelingen, dient verwezen te worden naar de regels betreffende interna- tionaal privaatrecht die zijn voorzien in de wet van 16 juli 2004 houdende het Wetboek van internationaal privaatrecht (B.S. 27 juli 2004).
- De naam en voornamen.
16. De informatie omvat de familienaam, alle voornamen en de adellijke titel.
Op uitdrukkelijk verzoek van de betrokkene kan het pseudoniem vermeld worden.
Er moet voor gezorgd worden dat de juiste schrijfwijze van de familienaam en voornamen overgenomen wordt: dit wil zeggen dat, voor de Belgen en voor de vreemdelingen die in België geboren zijn, de familienaam en de voornamen dienen te worden overgenomen zoals ze in de geboorteakte voor- komen. Wanneer er tegenstrijdigheden zijn tussen de vermelding in de ge- boorteakte van betrokkene en andere akten van de burgerlijke stand (geboor- teakte van een kind van die persoon, huwelijks- of overlijdensakte), dan geldt de schrijfwijze van de geboorteakte.
Voor vreemdelingen geboren in het buitenland dienen de familienamen en de voornamen te worden overgenomen zoals die voorkomen op het nationaal identiteitsbewijs (bijvoorbeeld: een paspoort of een identiteitskaart).
Een ‘middle name’ is in het Belgisch recht niet gedefinieerd. In voorkomend geval wordt deze bij de familienaam gevoegd.
Het is vaak moeilijk om een nationaal identiteitsbewijs correct te interprete- ren. Meestal brengt een vergelijking met de machine leesbare zone duidelijk- heid.
Voor vreemdelingen van wie de identiteit werd bepaald op basis van een eenvoudige verklaring, of op basis van andere documenten dan een paspoort of een identiteitskaart waarvan de geldigheidsperiode niet verstreken is, dient de vermelding “(DECL.)” voor te komen op het verblijfsdocument. Hiertoe dient de gemeente de naamcode 105 463 (“Verklaarde naam”) in te voeren in het IT 011 (Pseudoniem) (cfr. de omzendbrief van de Dienst Rijksregister van 24 november 2009).
Voor vreemdelingen geboren in het buitenland van wie de naam en voorna- men op voormelde wijze in de bevolkingsregisters werden geregistreerd, maar die nadien een Belgische akte van de burgerlijke stand of een recent geldig paspoort met vermelding van een andere (schijfwijze van de) naam en/of voornamen voorleggen, dient men de vraag of de naam en/of de voor- namen vermeld in de bevolkingsregisters dienen te worden aangepast, op te lossen met toepassing van de bepalingen van het Wetboek van Internationaal Privaatrecht. Bij eventuele interpretatieproblemen hieromtrent, kan de ge- meente zich wenden tot de FOD Justitie, Directoraat-generaal Wetgeving en Fundamentele Rechten en Vrijheden, Dienst Familierecht en Burgerlijke Stand (telefonisch te bereiken via het algemene nummer 02/ 542 69 86 (N) of 02/ 542 69 78 (F)). In dit geval dient eveneens contact te worden opgenomen met de Fraudecel van de Dienst Vreemdelingenzaken via e-mail (xxxxxx@xxx.xxxx.xx) (Hierbij wordt verwezen naar de onderrichtingen van de Dienst Vreemdelingenzaken in verband met de aanvragen tot verbetering van identiteitsgegevens van vreemdelingen in het Rijksregister).
Voor vreemdelingen die via naturalisatie Belg zijn geworden, dienen de naam en/of voornamen vermeld in de bevolkingsregisters te worden aangepast, in- dien in hun akte van naturalisatie (gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad) een andere naam en/of andere voornamen voorkomt, echter zonder dat hierbij dient rekening te worden gehouden met de eventuele toevoeging door de Dienst Naturalisaties van de vermeldingen ‘echtgenote + de naam van de echtgenoot’ of ‘weduwe + de naam van de overleden echtgenoot’.
De familienaam gaat vooraf aan de voornamen. Voor personen van wie de familienaam niet bekend is, komt de vermelding "naam onbekend" in plaats van de naam. Alle voornamen worden verplicht vermeld, voluit geschreven en in de volgorde van de geboorteakte. Als de gebruikelijke voornaam niet de eerste voornaam is, wordt hij ofwel onderstreept ofwel een tweede keer tus- sen haakjes vermeld na de namen en voornamen.
De adellijke titel gaat normaal vooraf aan de naam (behalve de titel “Jonk- heer”).
Uitzonderlijk kan het gebeuren dat de adellijke titel in de naam geïntegreerd wordt en er deel van uitmaakt.
Het pseudoniem is een vrij aangenomen manier van benoemen om zich in de maatschappij bekend te maken en heeft geen enkele juridische waarde. Het pseudoniem moet niet verward worden met de familiebijnaam uit de geboor- teakte, die integrerend deel uitmaakt van de naam (b.v. Xxxxxx genaamd Mo- ray).
Het patroniem (of de ‘vadersnaam’) is een toevoegsel aan de voornaam en komt nog af en toe voor bij personen afkomstig uit het voormalige Oostblok. Het patroniem is eigenlijk samengesteld uit de voornaam van de vader, ge- volgd door –ev, -ov of –vitj, waaraan voor vrouwen meestal nog een –a wordt toegevoegd. Indien in de buitenlandse geboorteakte een patroniem voorkomt, dient dit te worden overgenomen in de bevolkingsregisters.
De datum die in aanmerking moet worden genomen voor de vermelding van de familienaam, de voornamen en de adellijke titel is die van de geboorteakte (of van het koninklijk besluit waarbij de adellijke titel toegekend wordt).
Voor de vermelding van het pseudoniem dient in voorkomend geval rekening gehouden te worden met de datum van aangifte van de betrokkene en de voorlegging hierbij van verantwoordingsstukken. In het geval van betwisting beslist het college van burgemeester en schepenen of het gemeentecollege of het pseudoniem wordt vermeld.
De wijziging van de familienamen en voornamen (zie wet van 15 mei 1987 - Belgisch Staatsblad van 10 juli 1987) en van de adellijke titel en de verbete- ringen van de familienamen en voornamen worden opgenomen op de datum waarop zij hun juridische gevolgen sorteren (datum van de overschrijving in de registers van de burgerlijke stand van het koninklijk besluit betreffende de verandering van familienaam, van het ministerieel besluit betreffende de ver- andering van voornamen, van het vonnis of arrest ter verbetering van de fami- lienamen en voornamen, of van het koninklijk besluit tot verlening van een nieuwe adellijke titel).
- Het geslacht.
17. Het geslacht dient te worden vermeld zoals het in de geboorteakte voorkomt. De datum die in aanmerking genomen moet worden is die van de geboorteak- te.
Eventueel wordt de gerechtelijke beslissing vermeld die, wat het geslacht be- treft, een rechtzetting van de geboorteakte met zich heeft gebracht. De datum
die voor die laatste informatie in aanmerking genomen moet worden, is die van de overschrijving van de gerechtelijke beslissing in de registers van de burgerlijke stand. Wat het rijksregister betreft, leidt een dergelijke beslissing tot de toekenning van een nieuw identificatienummer en tot de annulatie van het vorige identificatienummer.
In het geval van geslachtsverandering:
De wet van 10 mei 2007 betreffende de transseksualiteit (Belgisch Staatsblad van 11 juli 2007) vormt de wettelijke basis van de procedure voor het registe- ren van een geslachtsverandering. Deze wet is in werking getreden op 1 sep- tember 2007.
Deze procedure verloopt als volgt:
- de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente van inschrij- ving ontvangt de met redenen omklede aangifte van de betrokkene;
- hij maakt een akte houdende vermelding van het nieuwe geslacht op;
- in geval er geen verhaal wordt aangetekend, wordt deze akte, na het verstrijken van de voorgeschreven termijn (90 dagen), ingeschreven in het geboorteregister;
- melding van het nieuwe geslacht wordt gedaan in de kantlijn van de geboorteakte.
Het aantekenen van verhaal valt onder de bevoegdheid van de rechtbank van eerste aanleg; het beschikkende gedeelte van het vonnis wordt overgeschre- ven in het geboorteregister.
De informatiedatum is deze van de inschrijving van de akte in het geboorte- register of deze van overschrijving van het vonnis in het geboorteregister (in geval van beroep).
In voorkomend geval wordt de akte houdende vermelding van het nieuwe ge- slacht of de akte van overschrijving die het nieuwe geslacht vaststelt ter ken- nis gebracht van de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente van geboorte, door middel van een model 7, opdat het nieuwe geslacht vermeld zou worden in de kant van de geboorteakte.
Voor bijkomende informatie: zie de omzendbrief van 4 september 2007 van de Dienst Rijksregister – Informatietype 004: geslachtsverandering.
- De geboorteplaats en -datum.
18. De geboorteplaats bestaat uit de naam van de gemeente en het land als het om een geboorte in het buitenland gaat. Voor een geboorte in het buitenland moet
de benaming van de plaats en het land die zijn welke bestond op het ogenblik van de geboorte (b.v. Leningrad - St-Petersburg).
De geboortedatum is die welke in de geboorteakte voorkomt en bestaat steeds uit het uur, de dag, de maand en het jaar. Een kennelijk verkeerde datum mag niet ingevuld worden - b.v.: 31 april - 29 februari (behalve schrikkeljaar). Het geboorteuur wordt vermeld en bijgehouden in het Rijksregister sinds 6 de- cember 2016 (Koninklijk besluit van 19 september 2016 (B.S. : 14 oktober
2016).
Als de geboortedatum onvolledig of totaal onbepaald is, kan de informatie in voorkomend geval aangevuld worden met elk later document waarbij een ge- boortedatum bevestigd wordt en de referenties ervan (uur, datum, plaats, aard van het document).
Indien zulke geboortedatum echter werd gebruikt bij een naturalisatie (publi- catie in het Belgisch Staatsblad), dan bestaat er geen mogelijkheid meer om deze te wijzigen.
- De hoofdverblijfplaats.
19. a) Deze informatie bevat de naam en de NIS-code van de gemeente waar de hoofdverblijfplaats vastgesteld is, de datum van inschrijving als hoofdverblijfplaats, het postnummer, de straatnaam, het huisnummer en eventueel het indexnummer.
De wijzigingen aan de elementen voor de identificatie van de hoofd- verblijfplaats worden met de datum van wijziging vermeld.
De informatie betreffende de hoofdverblijfplaats bevat desgevallend ook de vermelding van de wettelijke woonplaats en de door de rechter vastgestelde hoofdverblijfplaats indien die verschilt van de hoofdver- blijfplaats.
Bovendien bevat deze informatie eveneens: het adres waar de betrok- kene tijdelijk verblijft buiten de gemeente (eventueel het adres van de psychiatrische inrichting, de gevangenis of de instelling voor sociale bescherming enz... waar hij zich bevindt, dit zonder vermelding van de aard van de instelling), de aanwijzing van de aangifte waarbij een uit het buitenland komende persoon te kennen geeft dat hij zijn hoofd- verblijfplaats in een gemeente van het Rijk wil vestigen en de datum ervan, de aangifte van verblijfsverandering in een andere gemeente van het Rijk of in dezelfde gemeente en de datum ervan, de aangifte van verblijfsverandering naar het buitenland en de datum ervan.
Alle wijzigingen met betrekking tot het verblijf en de data ervan ma- ken deel uit van de informatie "hoofdverblijfplaats" (met name: in-
schrijving en afvoering van ambtswege door het college van burge- meester en schepenen of het gemeentecollege, afvoering van ambts- wege in gevolge het verlies van verblijfsrecht, inschrijving en afvoe- ring van ambtswege krachtens een beslissing van de Minister van Binnenlandse Zaken of zijn gemachtigde, inwendige mutatie, afvoe- ring als gevolg van vestiging in het buitenland, wijzigingen met be- trekking tot het hoofdverblijf ten gevolge van een arrest van de Raad van State of een beslissing van een ander rechtscollege, inschrijving in het vreemdelingenregister ten gevolge van een beslissing van de Mi- nister bevoegd op het gebied van de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen waarbij de regularisatieaanvraag gegrond verklaard werd (zie punten 61 en 98k)). Die wijzigingen worden chronologisch opgenomen.
In voorkomend geval moet aangegeven worden dat het adres niet ver- strekt kan worden, in overeenstemming met artikel 11 van het konink- lijk besluit van 16 juli 1992 betreffende het verkrijgen van informatie uit de bevolkingsregisters, alsook tot welke datum de niet- verstrekking van het adres geldig blijft.
Het referentieadres geldt als adres van de hoofdverblijfplaats. Voor de personen die over een referentieadres beschikken, moet het referentie- adres vermeld worden onder de rubriek “hoofdverblijfplaats” .
Het tijdelijk adres in het Rijk of in het buitenland kan een nuttig gege- ven vormen voor het doorsturen van de administratieve corresponden- tie.
Met uitzondering van de uitdrukkelijk voorziene gevallen van tijdelij- ke afwezigheid en, deze van inschrijving op een referentieadres, kan de inschrijving van een persoon in de bevolkingsregisters van een ge- meente niet gehandhaafd blijven indien betrokkene er niet effectief verblijft.
b) De nummering van gebouwen is een gemeentelijke bevoegdheid. Het is echter ten zeerste aanbevolen dat dit wordt geregeld in een gemeen- telijk reglement.
Hierbij dient de gemeenteoverheid wel de volgende richtlijnen in acht nemen:
Een apart huisnummer moet zichtbaar aangebracht worden naast elke deur of andere uitgang naar de openbare weg toe van ieder gebouw dat bewoond is of bewoond kan worden, tenzij het een tweede uitgang be- treft en de eerste uitgang al genummerd is.
Ook gebouwen bestemd voor administratief, commercieel en industri- eel gebruik moeten worden voorzien van een huisnummer, zelfs in- dien ze geen woning bevatten.
Wanneer een gebouw niet langs de openbare weg gelegen is, dient aan de hoofdtoegang van het terrein waarop dat gebouw opgericht is een duidelijk zichtbaar huisnummer worden aangebracht.
Er moet een nummer aangebracht worden op elke nieuwbouw, uiter- lijk een maand na de voltooiing ervan.
Bijkomende gebouwen, bijgebouwen die al dan niet aan het gebouw aanpalen, zoals garages, loodsen, bergplaatsen, stallen, werkplaatsen, worden beschouwd als gewone bijhorigheden van het hoofdgebouw en hoeven geen afzonderlijk huisnummer te hebben.
De huisnummerreeksen hebben als uitgangspunt, hetzij een hoofdweg, hetzij het stadhuis of het gemeentehuis.
In straten met een dubbele rij gebouwen worden de even huisnummers toegekend aan één van die rijen en de oneven huisnummers aan de andere rij.
Straten, lanen, kaaien, met slechts één enkele rij gebouwen, krijgen een doorlopende reeks van afwisselend even en oneven huisnummers. Er wordt op dezelfde wijze te werk gegaan voor openbare pleinen, doodlopende straten en woonerven, door van een bepaald punt te ver- trekken en er terug te keren, na de volledige ronde gedaan te hebben.
Waar tussen de bestaande gebouwen onbebouwde terreinen liggen, worden voor de toekomst huisnummers voorbehouden voor de nog op te richten gebouwen. Enkel de gemeentelijke overheid kan het aantal te reserveren nummers vaststellen.
Voor afgelegen of verspreid staande gebouwen sluit de huisnumme- ring aan bij de gebouwen van de dichtst gelegen agglomeratie. Zij krijgen, ongeacht hun onderlinge afstand, een regelmatige opeenvol- ging van huisnummers.
Aanpalende gemeenten dienen met elkaar tot een akkoord te komen om de eenheid van het systeem van huisnummering te verzekeren, wanneer het gaat om grensstraten of straten die onder dezelfde naam op het grondgebied van meer dan één gemeente liggen.
Het gebruik van herhaalde huisnummers gevolgd door hoofdletters A, B, C enz... dient zoveel mogelijk te worden vermeden, dit door het
opvolgen van de evolutie van de huisnummering en door periodieke hernummeringen.
Ieder plein, elke straat of elke openbare weg, ook in afgelegen ge- huchten, dient een vaste benaming te dragen. Deze namen worden op platen gezet en duidelijk zichtbaar aangebracht op de plaatsen waar het nuttig voorkomt en voornamelijk op kruispunten. Na vernieuwing van hoekgebouwen, waartegen straatnaamplaten waren aangebracht, dient er voor gezorgd te worden dat die platen er opnieuw aan beves- tigd worden.
Hoewel "sponsoring" voor naamplaten van straten niet formeel verbo- den is bij de wet, moet er rekening mee gehouden worden dat het aan- brengen van naamplaten van straten met reclame erop, geen erfdienst- baarheid van openbaar nut meer vormt. In elk geval mogen bood- schappen van publicitaire aard geen invloed hebben op de identificatie van de straat of de openbare weg. In agglomeraties is het wenselijk dat behalve de benaming van de straat of de openbare weg ook die van de gemeente aangegeven wordt.
c) Het nummer van een appartement wordt slechts vermeld als de toe- kenning ervan het gevolg is van eenvormige door de gemeente be- paalde regels (gemeenteverordening). Met andere woorden, de toe- kenning van een appartementnummer mag niet afhangen van de wil van de eigenaar, de bewoner van het appartement of de beheerder van het gebouw. Dat appartementnummer kan overeenstemmen met dat van de brievenbus, wanneer het busnummer toegekend wordt door toedoen van de gemeenteoverheid.
Bij de toekenning van nummers aan de appartementen kan de volgen- de voorwaarde in acht genomen worden: het eerste cijfer of de eerste twee cijfers geeft (geven) de verdieping of het niveau aan en het vol- gende cijfer geeft het nummer van de wooneenheid op die verdieping aan (gebruik van de cijfers 1 tot 9, en daarna de letters van het alfa- bet).
- De nationaliteit.
20. Deze informatie impliceert verschillende mogelijkheden:
a) de Belgische nationaliteit zonder verantwoording van nationaliteit voor in België geboren Belgen door afstamming;
b) de Belgische nationaliteit voor de Belgische onderdanen die niet be- doeld zijn onder punt a); dit met vermelding van de datum van toe- kenning of verwerving van de nationaliteit;
c) de vreemde nationaliteit met, indien nodig, de akte of het bewijs dat de nationaliteit bevestigt of wijzigt.
Wanneer de nationaliteit niet kan worden vastgesteld op het ogenblik van de inschrijving in de bevolkingsregisters, moet bij het informatiegegeven natio- naliteit de vermelding “onbepaald” worden ingevoerd.
De toestand van een nog niet definitief bewezen nationaliteit voor een vreem- deling wordt aangeduid met de code 45 (“Verklaarde nationaliteit”) (cfr. de omzendbrief dd. 24 november 2009 van de Dienst Rijksregister).
Voor Belgische onderdanen wordt desgevallend ook melding gemaakt van de vreemde nationaliteit waarover men beschikt en van het officiële document dat deze nationaliteit vaststelt.
Afschaffing van het verbod van meervoudige nationaliteit:
De wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen (I) (Belgisch Staatsblad van 28 december 2006) heeft op bepaalde punten het Wetboek van de Belgische nationaliteit gewijzigd. Zo heeft artikel 386 van deze wet de be- paling afgeschaft volgens de welke de vrijwillige verkrijging van een vreem- de nationaliteit na de meerderjarigheid het verlies van de staat van Belg te- weegbrengt (artikel 22, §1, 1° van het Wetboek van de Belgische nationali- teit). Deze afschaffing van het verbod van meervoudige nationaliteit is in werking getreden op 9 juni 2007 (cfr. koninklijk besluit van 25 april 2007 – Belgisch Staatsblad van 10 mei 2007).
De Belg die voortaan vrijwillig een vreemde nationaliteit verkrijgt (door na- tionaliteitsverklaring, verkrijging, nationaliteitskeuze of naturalisatie) verliest zijn Belgische nationaliteit niet meer. De verkrijging van deze andere natio- naliteit zal het voorwerp uitmaken van een afzonderlijke vermelding in de bevolkingsregisters op de datum die vermeld staat op het officieel document dat uitgaat van de bevoegde buitenlandse overheid. Deze informatie wordt dus niet vermeld voor Belgen die een vreemde nationaliteit bezitten via een andere bron (toekenning); deze bepalingen zijn niet van toepassing op buiten- landse onderdanen die over een andere vreemde nationaliteit beschikken.
Er dient opgemerkt dat het verbod van de meervoudige nationaliteit vanaf 28 april 2008 eveneens niet meer van toepassing is op de Staten die partijen zijn bij het Verdrag van de Raad van Europa van 6 mei 1963 betreffende de be- perking van gevallen van meervoudige nationaliteit en betreffende militaire verplichtingen in geval van meervoudige nationaliteit. De Belgische onder- daan die vrijwillig de nationaliteit verkrijgt van één van de volgende Staten verliest vanaf 28 april 2008 ook niet langer meer zijn staat van Belg: Dene- marken, Frankrijk, Ierland, Italië, Luxemburg, Nederland, Noorwegen, Oos- tenrijk, Spanje en Verenigd Koninkrijk, in overeenstemming met het konink-
xxxx besluit van 23 april 2008 tot vaststelling van de datum van inwerkingtre- ding van artikel 386, 1° en 2°, van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen (I) ten aanzien van de Staten die Partij zijn bij het Verdrag van de Raad van Europa van 6 mei 1963 betreffende de beperking van geval- len van meervoudige nationaliteit en betreffende militaire verplichtingen in geval van meervoudige nationaliteit (Belgisch Staatsblad van 30 april 2008).
Ook wordt er de aandacht op gevestigd dat een Belgische onderdaan achter- eenvolgens verschillende vreemde nationaliteiten kan verkrijgen en dat deze informatiegegevens achtereenvolgens moeten opgenomen worden.
Wat de bijkomende onderrichtingen betreft: zie eveneens de omzendbrieven van 12 juli 2007, 11 oktober 2007 en 4 februari 2008 van de Dienst Rijksre- gister – Informatietype 031: De nationaliteit en informatietype 032: Meer- voudige Nationaliteit.
- Het statuut van vluchteling.
21. Het statuut van vluchteling vloeit voort uit een beslissing van de Commissa- ris-generaal voor de Vluchtelingen en Staatlozen of de Raad voor Vreemde- lingenbetwistingen.
Kinderen die geboren worden nadat hun ouders het statuut van vluchteling gekregen hebben, genieten op basis van de verwantschap niet automatisch hetzelfde statuut als hun ouders. De toekenning van het statuut van vluchte- ling dient voort te vloeien uit een beslissing van het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en Staatlozen (CGVS).
Het CGVS staat in voor de afgifte van documenten van burgerlijke stand aan erkende vluchtelingen. De erkende vluchteling kan niet meer terecht bij zijn nationale overheid om administratieve documenten te krijgen. Daarom heeft het CGVS de bevoegdheid om aan erkende vluchtelingen deze documenten af te leveren.
Voor de asielaanvragers die door het CGVS of de RVV als vluchteling er- kend worden, moeten de naam en de voornamen overeenstemmen met wat op het attest van het CGVS vermeld wordt.
De informatie betreffende het statuut van vluchteling houdt in:
de vermelding van de nationaliteit of van het vroeger statuut met de aard, het nummer en de datum van afgifte van het bewijs dat die hoedanigheid staaft;
De vermelding van het statuut van vluchteling wordt gevolgd door de ver- melding van de staat waarvan de betrokkene onderdaan was vóór de verwer- ving van het voormelde statuut. Die laatste vermelding mag niet verwijzen naar etnische of sociale oorsprong (b.v. Koerd, enz.).
Opmerking:
Wat betreft de vermelding van de erkenning van het statuut in een ander land dan België, dient in afwachting van een eventuele bevestiging van dit statuut door het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen de vermelding ‘onbepaald’ te worden opgenomen (omzendbrief van 26 augustus 2008 van de Dienst Vreemdelingenzaken).
De voorlopige situatie waarbij het statuut nog niet vaststaat, wordt aangege- ven met de vermelding “onbepaalde nationaliteit” of “onbepaalde status”.
- Het statuut van staatloze.
22. Als "staatloze" geldt een persoon die door geen enkele staat, krachtens diens wetgeving, als onderdaan wordt beschouwd.
Deze informatie houdt verschillende mogelijkheden in:
a) de vermelding van de datum en de Belgische overheid die de hoeda- nigheid van staatloze erkend heeft (rechtbank van eerste aanleg);
b) de vermelding van de erkenning in een ander land dan België, met de aard, het nummer en de datum van afgifte en verval van het bewijs van het statuut.
Het CGVS staat in voor de afgifte van documenten van burgerlijke stand aan personen die als staatloze erkend zijn door de rechtbank van eerste aanleg.
- Het voorlopige gemis van nationaliteit of van status.
23. De voorlopige situatie waarbij het statuut nog niet vaststaat, wordt aangege- ven met de vermelding "onbepaalde nationaliteit" of "onbepaalde status".
- De stijgende afstamming.
24. Deze informatie omvat de vorm van afstamming, de identificatie van de ou- der(s), de plaats van overschrijving van een akte of een vonnis betreffende de afstamming in de registers van de burgerlijke stand, de datum die in aanmer- king genomen moet worden voor de vaststelling van de afstamming (geboor- tedatum, vermoedelijke geboortedatum, datum na de geboorte bij sommige
vormen van afstamming, overschrijvingsdatum), de wijzigingen in de af- stamming en de data ervan (erkenning, adoptie, volle adoptie, herroeping van de adoptie, nietigverklaring van de afstamming van moederszijde of vaders- zijde, of meemoederszijde enz.).
De bepalingen van boek I, titels VII (afstamming) en VIII (adoptie) van het Burgerlijk Wetboek, zijn van toepassing op de getuigschriften in verband met de afstamming.
24bis de dalende afstamming
Deze informatie omvat de vorm van afstamming, de identificatie van het (de) kind(eren), de plaats van overschrijving van een akte of een vonnis betreffende de afstamming in de registers van de burgerlijke stand, de da- tum die in aanmerking genomen moet worden voor de vaststelling van de afstamming (geboortedatum, vermoedelijke geboortedatum, datum na de geboorte bij sommige vormen van afstamming, overschrijvingsdatum), de wijzigingen in de afstamming en de data ervan (erkenning, adoptie, volle adoptie, herroeping van de adoptie, nietigverklaring van de afstamming van moederszijde of vaderszijde, of meemoederszijde enz.).
- De burgerlijke staat.
25. Deze informatie houdt verschillende mogelijkheden in:
a) de staat van ongehuwde;
b) de staat van gehuwde met vermelding van:
- het nummer van de huwelijksakte en de plaats en datum van het huwelijk; de naam, voornamen, geboortedatum en geboorte- plaats van de echtgeno(o)t(e);
- de referenties (datum, rechtscollege) van het vonnis of arrest waarbij de scheiding van tafel en bed uitgesproken is (einddatum van de scheiding van tafel en bed); de datum waarop het vonnis of arrest definitief is, alsook de plaats en datum van overschrij- ving van het vonnis of arrest in de registers van de burgerlijke stand;
Er dient gewezen te worden op de mogelijkheid, sinds 1 juni 2004 voor personen van hetzelfde geslacht om een huwelijk aan te gaan, dit als gevolg van de wet van 13 februari 2003 tot open- stelling van het huwelijk voor personen van hetzelfde geslacht en tot wijziging van een aantal bepalingen van het burgerlijk wetboek (Belgisch Staatsblad van 28 februari 2003).
c) de vermelding van het type van huwelijksontbinding (echtscheiding, overlijden, nietigverklaring) met vermelding van:
- de referenties (datum, rechtscollege) van het vonnis of het arrest waarbij de echtscheiding uitgesproken is; de datum waarop het vonnis definitief is, alsook de plaats en datum van overschrij- ving van het vonnis of arrestin de registers van de burgerlijke stand;
- de referenties (datum, rechtscollege) en de plaats en datum van de overschrijving van het vonnis of arrest waarbij de nietigver- klaring van het huwelijk uitgesproken is, in de registers van de burgerlijke stand;
- in voorkomend geval, de datum van het begin van het we- duw(naar)schap;
d) partnerschap en beëindiging partnerschap (cfr. de omzendbrief van 22 juni 2006 van de Dienst Rijksregister – IT 120: Burgerlijke staat – co- de 80 (Partnerschap) en code 81 (beëindiging partnerschap))
De opeenvolgende burgerlijke staten dienen te worden vermeld.
In een aantal gevallen is, door het (tijdelijk) ontbreken van de nodige akten, het niet mogelijk om het informatiegegeven van de burgerlijke staat bij te werken. In geen geval mag de burgerlijke staat dan worden bijgewerkt louter op verklaring van betrokkene. In voorkomend geval kan voor de eigenlijke burgerlijke staat de code 90 met vermelding “onbepaald” worden gebruikt (cfr. de omzendbrief dd. 24 april 2006 van de Dienst Rijksregister – IT 120: Burgerlijke Staat – code 90 (onbepaald)).
- De identificatiegegevens van de persoon met wie het huwelijk gepland is en de informatie betreffende de formaliteiten en beslissingen die voorafgaan aan de huwelijksvoltrekking, zoals bedoeld in artikel 146bis van het Burgerlijk Wetboek.
25bis. Deze informatie omvat:
- de identificatiegegevens van de persoon met wie het huwelijk gepland is;
- de informatie betreffende de formaliteiten en beslissingen die voorafgaan aan de huwelijksvoltrekking:
1° de afgifte van het bericht van ontvangst bedoeld in artikel 64, §1, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek, wanneer aan het huwelijk een verblijfsrech- telijk voordeel verbonden is;
2° de weigering van de opmaak van de akte van aangifte van het huwelijk zoals voorzien in artikel 63, §2, tweede lid, en §4 van het Burgerlijk Wet- boek, gemotiveerd door twijfels over de authenticiteit of de geldigheid van de
documenten bedoeld in artikel 64 van het Burgerlijk Wetboek waardoor een vermoeden van een huwelijk zoals bedoeld in artikel 146bis van het Burger- lijk Wetboek kan ontstaan, en de datum waarop de betrokken partijen in ken- nis gesteld werden van deze beslissing;
3° het uitstel van de voltrekking van het huwelijk zoals voorzien in artikel 167, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek, gemotiveerd door een ernstig vermoeden van een huwelijk zoals bedoeld in artikel 146bis van het Burger- lijk Wetboek;
4° de weigering van de voltrekking van het huwelijk, zoals voorzien in artikel 167, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek, gemotiveerd op basis van artikel 146bis van het Burgerlijk Wetboek, en de datum waarop de betrokken partij- en in kennis gesteld werden van deze beslissing.
Deze informatiegegevens worden gewist vijf jaar na de datum waarop de ambtenaar van de burgerlijke stand de betrokken partijen in kennis heeft ge- steld van de beslissing van weigering om de akte van huwelijksverklaring op te maken of van de beslissing tot weigering om het huwelijk te voltrekken of in geval van huwelijksvoltrekking tussen de betrokken partijen (koninklijk besluit van 28 februari 2014 tot wijziging van het koninklijk besluit van 16 juli 1992 tot vaststelling van de informatie die opgenomen wordt in de bevol- kingsregisters en in het vreemdelingenregister en tot voorschrift van de in- schrijving in het wachtregister van de vreemdelingen die niet beschikken over een identificatienummer van het Rijksregister en die in het huwelijk willen treden of een verklaring van wettelijke samenwoning willen afleggen (Bel- gisch Staatsblad van 24 maart 2014).
Indien de persoon die het voornemen heeft om in het huwelijk te treden, niet over een Rijksregisternummer beschikt, wordt hij ingeschreven in het wacht- register van de gemeente van de aangifte van het huwelijk, volgens de proce- dure bedoeld in Afdeling III van Deel 2 – De inschrijving in het wachtregister en het bijhouden ervan.
- De verklaring betreffende het bestaan van een huwelijkscontract, van een overeenkomst tot stand gekomen na een verklaring van wettelijke samenwoning en waarbij de samenwonenden de modaliteiten ervan regelen of van een vermogensrechtelijk contract (ter herinnering).
26. De informatie betreffende de burgerlijke staat wordt, in voorkomend geval, aangevuld met de verklaring door de betrokken meerderjarige persoon van het bestaan van een huwelijkscontract, van een overeenkomst tot stand geko- men na een verklaring van wettelijke samenwoning en waarbij de samenwo- nenden de modaliteiten ervan regelen of van een vermogensrechtelijk con- tract gesloten met één of meer personen die niet onderworpen zijn aan het huwelijksvermogensstelsel. Hierbij dient tevens de notaris te worden aange- duid bij wiens minuten het contract of in voorkomend geval de overeenkomst, werd opgemaakt.
De verklaring betreffende het bestaan van een huwelijkscontract, van een overeenkomst tot stand gekomen na een verklaring van wettelijke samenwo- ning en waarbij de samenwonenden de modaliteiten ervan regelen of van een vermogensrechtelijk contract wordt ingediend door middel van een gedateerd en ondertekend geschrift, waarbij een bewijs van de notaris bij wie het con- tract werd opgemaakt gevoegd wordt, en dat tegen ontvangstbewijs overhan- digd wordt aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente waar de declarant is ingeschreven. Naast zijn naam, voornamen, woonplaats en volledig adres, geeft dit geschrift het bestaan aan van een huwelijkscontract, van een overeenkomst tot stand gekomen na een verklaring van wettelijke samenwoning waarbij de samenwonenden de modaliteiten ervan regelen of van een vermogensrechtelijk contract.
Uitzonderlijk kan éénzelfde persoon meer dan één vermogensrechtelijk con- tract laten opmaken. In dat geval dient elk contract het voorwerp te zijn van een afzonderlijke verklaring.
De gemeenten zijn gehouden de verklaringen betreffende alle in de registers ingeschreven personen in ontvangst te nemen. De declarant dient zich per- soonlijk aan te bieden op het gemeentehuis.
De ambtenaar van de gemeente dient op zicht van de identiteitsdocumenten van de declarant te controleren of de persoon die de verklaring aflegde en het formulier ondertekende wel degelijk diegene is wiens identiteit in de verkla- ring is opgenomen.
Het bestaan van het huwelijkscontract, van de overeenkomst tot stand geko- men na een verklaring van wettelijke samenwoning waarbij de samenwonen- den de modaliteiten ervan regelen of van het vermogensrechtelijk contract wordt in de registers opgenomen met vermelding van de datum van het con- tract, de naam van de notaris en van zijn verblijfplaats, met uitsluiting van el- ke andere informatie.
Elke wijziging of intrekking van de verklaring moet gebeuren door middel van een nieuw gedateerd en ondertekend geschrift in de vorm als hierboven beschreven en overhandigd aan het gemeentebestuur van de hoofdverblijf- plaats.
Om de verklaring te vergemakkelijken, kan de hierna volgende tekst aan de declarant worden overhandigd in de vorm van een voorgedrukt formulier:
Verklaring betreffende het bestaan van een huwelijkscontract, van een overeenkomst tot stand gekomen na een verklaring van wettelijke samenwoning waarbij de samenwonenden de modaliteiten ervan rege- len of van een vermogensrechtelijk contract Ik, ondergetekende, (naam, voorna- men), wonende (woonplaats en volledig adres) overhandig aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de stad/gemeente… een bewijs betreffen- de: - een huwelijkscontract (*) - een overeenkomst tot stand gekomen na een verklaring van wettelijke samenwoning waarbij de samenwonenden de modaliteiten ervan rege- len (*) - een vermogensrechtelijk contract (*) opgemaakt bij minuten van notaris ........…………………....……...... (naam), te (verblijfplaats van de notaris). Ik vraag de vermelding van het bestaan van dit contract in de bevolkings- registers. Datum Handtekening van de declarant, (*) schrappen wat niet past |
Als de betrokkene het formulier eigenhandig invult, volstaat de handtekening.
Als de ambtenaar van de burgerlijke stand of zijn gemachtigde de rubrieken invult, moet de betrokkene zijn handtekening vooraf laten gaan door de woorden "Gelezen en goedgekeurd".
Als de betrokkene niet in staat is de verklaring zelf te ondertekenen, zal de bevoegde gemeentebeambte zelf de dag- en handtekening plaatsen en op schrift bevestigen dat de betrokkene niet in staat was deze gegevens zelf aan te brengen en de reden daarbij vermelden.
Het ontvangstbewijs van de verklaring wordt als volgt opgemaakt:
Ontvangstbewijs van de verklaring betreffende het bestaan van een - huwelijkscontract (*) - overeenkomst tot stand gekomen na een verklaring van wettelijke samen- woning waarbij de samenwonenden de modaliteiten ervan regelen (*) - vermogensrechtelijk contract (*) Op datum van heeft de ambtenaar van de stad/gemeente de verklaring in ont- vangst genomen betreffende het bestaan van een contract van …………………………..........................……………….. (naam, voorna- men), wonende (woonplaats en volle- dig adres). Handtekening van de ambtenaar van de burgerlijke stand of zijn gemachtigde, Gemeentezegel (*) schrappen wat niet past |
Op 1 september 2015 traden een aantal bepalingen van de wet van 14 januari 2013 houdende diverse bepalingen inzake werklastvermindering binnen Justi- tie in werking (B.S. van 1 maart 2013).
Meer bepaald moeten vanaf voormelde datum de huwelijksovereenkomsten, alsook de notariële overeenkomsten bij wettelijke samenwoningen, door de notarissen nog uitsluitend geregistreerd worden in het centraal huwelijksover- eenkomstenregister.
De verplichting om de notariële overeenkomst bij wettelijke samenwoning op te nemen in de bevolkingsregisters werd bijgevolg opgeheven vanaf 1 sep- tember 2015.
- Het Rijksregisternummer
27. Hierbij wordt verwezen naar het koninklijk besluit van 3 april 1984 betref- fende de samenstelling van het identificatienummer van de personen die inge- schreven zijn in het Rijksregister van de natuurlijke personen (Belgisch Staatsblad van 21 april 1984), gewijzigd door het koninklijk besluit van 25 november 1997 (Belgisch Staatsblad van 16 december 1997).
Het identificatienummer van de personen die worden ingeschreven in het Rijksregister van de natuurlijke personen bestaat uit elf cijfers.
Een eerste groep van dit nummer bestaat uit zes cijfers en stelt de geboorteda- tum voor.
Een tweede groep bestaat uit drie cijfers en wordt reeksnummer genoemd. Een derde groep bestaat uit twee cijfers en wordt controlenummer genoemd.
De eerste twee cijfers van de eerste groep duiden het geboortejaar van de per- soon aan, het derde en het vierde cijfer de geboortemaand, het vijfde en het zesde cijfer de geboortedag.
Het reeksnummer wordt gevormd door het volgnummer van inschrijving van de persoon in de eerste groep. Een vrouwelijk persoon krijgt een even reeks- nummer, en een mannelijk persoon een oneven.
Het controlenummer wordt berekend door het getal van negen cijfers, dat ge- vormd wordt door de aaneenschakeling van de geboortedatum en het reeks- nummer, te delen door 97. De rest van deze deling wordt van 97 afgetrokken. Het aldus bekomen verschil is het controlenummer.
Het koninklijk besluit van 25 november 1997 heeft de samenstelling van het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen aange- past met het oog op de overgang naar het jaar 2000 (het volgnummer van in- schrijving wordt herbegonnen voor de personen die geboren zijn in of na het jaar 2000; toevoeging van het cijfer 2 voor de aaneenschakeling van de negen cijfers van geboortedatum en reeksnummer met het oog op de berekening van het controlegetal).
Bovendien wordt het hergebruik van een identificatienummer, dat al eerder werd toegekend, volledig uitgesloten.
- Het beroep.
28. De informatie betreffende het beroep omvat de activiteit waaruit de voor- naamste bestaansmiddelen worden geput, zonder vermelding te maken van de specialisatie, de werkgever, een nevenberoep of een bijkomende functie, ambt, titel of mandaat.
Met toepassing van de wet van 9 november 2015 houdende diverse bepa- lingen Binnenlandse Zaken (B.S. van 30 november 2015) is het informatiege- geven ‘beroep’ niet langer opgenomen in de exhaustieve lijst van de gege- vens1 die voor iedere persoon verplicht worden opgenomen en bewaard in het Rijksregister, de zogenaamde wettelijke informatiegegevens.
Het schrappen van de informatie ‘beroep’ als wettelijk gegeven betekent niet dat deze informatie niet langer kan/moet bijgewerkt worden.
Deze informatie blijft immers beschikbaar voor de gebruikers van het Rijks- register die daartoe gemachtigd zijn volgens artikel 16, eerste lid, 12° van de organieke wet op het Rijksregister.
Sinds 1 november 2007 wordt een nieuwe vereenvoudigde lijst van beroepen- codes toegepast (cfr. de omzendbrief dd. 19 oktober 2007 van de Dienst Rijksregister, aangepast bij omzendbrief dd. 21 november 2008).
Deze informatie kan aangevuld worden met de sociale categorie waartoe de betrokkene behoort (loontrekkende, zelfstandige, gepensioneerde, student). Elke verandering van beroep wordt geregistreerd. Er dient onderstreept te worden dat een behaald diploma geen beroep is (Bv. licentiaat in de rechten).
De eretitel van voorheen uitgeoefende ambten wordt niet meer vermeld.
Hoewel de juistheid van de verklaringen in verband met het beroep niet altijd gecontroleerd kan worden, moeten, als dat mogelijk blijkt, maatregelen ge- troffen worden om de misbruiken te voorkomen die het gevolg kunnen zijn van de mededeling van fictieve beroepen.
Zo is het gemeentebestuur bij elke aanvraag om inschrijving in de bevol- kingsregisters als titularis van een vrij beroep waarvan de titel bij wet be- schermd is (advocaat, arts, architect, enz.), gehouden van de aangever de overlegging te eisen van een officieel document dat bewijst dat hij gemach-
1 Zie artikel 3 van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke perso- nen (B.S. van 21 april 1984).
tigd is om in die hoedanigheid beroepsactiviteiten uit te oefenen (tenzij dit laatste ondubbelzinnig zou blijken uit de registratie van betrokkene op een of- ficiële website van de desbetreffende beroepsorde).
Overigens, wanneer een openbaar bestuur signaleert dat een van zijn perso- neelsleden (rijkswachter, agent van de gemeentepolitie, personeelsleden der accijnzen enz...) niet meer tot zijn diensten behoort, is de gemeenteoverheid tot welke die mededeling gericht is, gehouden de wijziging aan te brengen aan de informatie "beroep".
Tevens dienen de volgende specifieke regels in acht genomen te worden:
a) de persoon die nooit een vak of een beroep uitgeoefend heeft, moet beschouwd worden als zijnde "zonder beroep";
b) de vermelding "zonder beroep - student” kan worden ingevoerd vanaf de leeftijd van 12 jaar;
c) de werkloze moet in de registers opgenomen worden onder zijn laatste beroepskwalificatie; als hij nooit een beroep uitgeoefend heeft, moet verwezen worden naar punt a) hierboven.
De informatie betreffende het beroep omvat eveneens de informatiedatum be- treffende het beroep. De opeenvolgende beroepen worden in beginsel ver- meld op de datum van de aangifte.
De bijwerking van de informatie betreffende het beroep kan uitgevoerd wor- den wanneer de burger zich aanbiedt bij de gemeentelijke diensten (bijvoor- beeld naar aanleiding van de aanvraag van attesten, de uitreiking van een identiteitskaart, …).
- De samenstelling van het gezin.
29. Op de steekkaart van de referentiepersoon van het gezin worden de verschil- lende personen vermeld die deel uitmaken van het gezin, in principe in volg- orde van bloed- of aanverwantschap en voor dezelfde graad volgens leeftijd. Voor de leden van een gezin wordt de identiteit vermeld alsook de graad van bloed- of aanverwantschap met de referentiepersoon van het gezin. De identi- teit omvat het identificatienummer van het Rijksregister.
De volgende gebruikelijke termen worden gebruikt: echtgenoot, echtgenote, zoon, dochter, xxxxxxxxxx, schoondochter, kleinzoon, kleindochter, vader, moeder, schoonvader, schoonmoeder, grootvader, grootmoeder, stiefzoon, stiefdochter, broer, zuster, xxxxxxxxxxx, xxxxxxxxxxxx, oom, tante, neef, nicht, achterkleinzoon, achterkleindochter en verwant.
Als er geen bloed- of aanverwantschap bestaat tussen bepaalde personen die deel uitmaken van het gezin en de referentiepersoon, moet "niet verwant" vermeld worden.
Wanneer een gezin uit één enkele persoon bestaat, moet de vermelding "al- leenstaande" opgenomen worden in de registers.
Voor personen die wonen in tehuizen, homes, kloosters, en dergelijke, wordt de positie in het gezin gekarakteriseerd door de term "gemeenschap".
Om beschouwd te kunnen worden als een gemeenschap, moet het gaan om een “institutioneel huishouden”, dit wil zeggen een groep personen die sa- menwonen in een instelling, onder een directie. Er blijken derhalve drie mi- nimale voorwaarden vervuld te moeten zijn:
- verblijven in een instelling (medeverhuurders vormen geen gemeen- schap);
- onderworpen zijn aan een directie (niet zelfstandig zijn);
- in gemeenschap leven (het delen van gemeenschappelijke lokalen, ge- meenschappelijke diensten, gemeenschappelijke activiteiten…).
De lokale opvanginitiatieven (LOI) voor asielzoekers, die worden ingericht na een overeenkomst tussen het OCMW en Fedasil, worden eveneens be- schouwd als een gemeenschap.
Behalve uiteraard in de gevallen waar er sprake is van aparte, volwaardige woonsten, en bijgevolg aparte gezinnen in iedere woonst.
Opmerking: Bewoners van ‘serviceflats’ kunnen niet worden ingeschreven onder de term ‘gemeenschap’, dit omdat dergelijke serviceflats gericht zijn op zelfstandig wonen. In tegenstelling tot de bewoners van een rusthuis (die en- kel over een eigen kamer beschikken), zijn deze serviceflats niet enkel voor- zien van een eigen slaapkamer, maar ook van een eigen leefruimte, keukentje en badkamer. Bovendien hebben deze serviceflats (meestal) ook een eigen brievenbus en wordt het energieverbruik er ook afzonderlijk opgemeten.
Krachtens de wet van 13 februari 2003 (cfr. nr. 25) wordt, sedert 1 juni 2003, in geval van huwelijk tussen twee personen van hetzelfde geslacht, één van de echtgenoten beschouwd als referentiepersoon van het gezin, de andere per- soon wordt dan beschouwd als gezinslid (plaats in het gezin: echtgenoot of echtgenote).
Om bepaalde misbruiken te voorkomen en ter wille van de juistheid, hangt de samenstelling van het gezin niet af van een eenvoudige aangifte bij de bevol- kingsdienst, maar is er verificatie nodig (cfr. nr. 14 criteria ter bepaling van de samenstelling van een gezin). Er dient op gewezen te worden dat samen- wonenden, om te ontsnappen aan bepaalde fiscale of andere reglementerin-
gen, zich niet alleenstaand mogen verklaren terwijl ze dezelfde woning be- trekken.
De volgende data moeten opgenomen worden in de informatie samenstelling van het gezin: de datum van aankomst in het gezin, de datum waarop de posi- tie in het gezin gewijzigd wordt, de datum waarop een persoon het gezin ver- laat.
Wanneer een persoon geen deel meer uitmaakt van het gezin, moet het dos- sier van de referentiepersoon aangepast worden.
- De plaats en de datum van het overlijden.
30. Hierbij dient eveneens te worden verwezen naar hetgeen wordt gesteld onder nr. 18 (i.v.m. de geboorteplaats- en datum).
In bepaalde gevallen beschikken de gemeenten slechts over gedeeltelijke in- lichtingen betreffende overlijdens in het buitenland om dergelijke inlichtingen te vervolledigen en dient de tussenkomst te worden gevraagd van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken (Algemene Directie der Kanselarij en der Betwiste Zaken – Xxxxxxxxxxxxxxxxx 00 - 0000 XXXXXXX).
Afwezigheid en de gerechtelijke verklaring van overlijden:
Door de wet van 9 mei 2007 tot wijziging van diverse bepalingen betreffende de afwezigheid en de gerechtelijke verklaring van overlijden (Belgisch Staatsblad van 21 juni 2007) werden talrijke artikelen van het Burgerlijk Wetboek gewijzigd, evenals de vermelding van het informatietype dat opge- nomen is in artikel 3, eerste lid, 6°, van de wet van 8 augustus 1983 tot rege- ling van een Rijksregister.
Het vermoeden van afwezigheid wordt vastgesteld door de rechtbank van eer- ste aanleg en ter kennis gebracht van de vrederechter van de laatste woon- plaats die een gerechtelijk bewindvoerder aanwijst. De beslissingen van de vrederechter betreffende de gerechtelijke bewindvoerder (de beslissing tot aanstelling of tot vervanging van de gerechtelijke bewindvoerder; de beslis- sing tot beëindiging van zijn mandaat of tot wijziging van zijn bevoegdheden;
…) worden ter kennis gebracht van de burgemeester van de laatste woon- plaats van de afwezige en worden opgenomen in de bevolkingsregisters (arti- kel 113 van het Burgerlijk Wetboek). Bovendien is het vermoeden van afwe- zigheid een bijzondere autonome procedure; geen enkele bijkomende vermel- ding moet gedaan worden in andere informatiegegevens van het dossier (in- zonderheid in de informatie 111 (Statuut van de persoon die wordt vertegen- woordigd of bijgestaan), in de informatie 113 (Vermelding van de persoon
die vertegenwoordigt of bijstaat) en in de informatie 026 (Tijdelijke afwezig- heid)).
Bij het verstrijken van de wettelijke termijn spreekt de rechtbank van eerste aanleg een vonnis houdende verklaring van afwezigheid uit.
Het vonnis wordt overgeschreven in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente van de laatste woonplaats; de verklaring van afwezigheid geldt als een akte van de burgerlijke stand en de uitwerkingen van het overlijden worden van kracht vanaf de datum van overschrijving. De bevolkingsregisters zullen dus eveneens vermelden dat de persoon als afwezig werd verklaard.
Overigens kan bij ontstentenis van een akte van overlijden de rechtbank van eerste aanleg het overlijden verklaren van een verdwenen persoon. Deze ge- rechtelijke beslissing tot verklaring van overlijden wordt overgeschreven in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente van de laatste woon- plaats en geldt als een akte van overlijden: de datum van de informatie in de bevolkingsregisters is de overlijdensdatum die vastgesteld werd door het vonnis.
De akten van de burgerlijke stand die opgemaakt worden door de verklaring van afwezigheid en de gerechtelijke beslissing van overlijden kunnen het voorwerp uitmaken van vonnissen houdende verbeteringen, inzonderheid wanneer achteraf blijkt dat de betrokkene nog in leven is.
Wat bijkomende inlichtingen betreft: zie de omzendbrieven van de Dienst Rijksregister van 12 juli 2007 en 4 september 2007 – Informatietype 150: Overlijden en gerechtelijke verklaring van overlijden, evenals de omzendbrief van de Dienst Rijksregister van 12 juli 2007 – Informatietype 151: De beslis- sing houdende verklaring van afwezigheid.
- De akten en beslissingen betreffende de bekwaamheid van de meer- derjarige en de onbekwaamheid van de minderjarige en de beslissing tot beheer van de goederen of van de persoon.
31. Het gaat om:
a) De beslissing bedoeld in artikel 1249, eerste lid, van het gerechtelijk Wetboek: de identiteit van de persoon die een minderjarige vertegen- woordigd of bijstaat en de identiteit van de beheerder van de goederen of de persoon die een beschermd persoon vertegenwoordigd of bijstaat;
b) het statuut van ontvoogde minderjarige ;
c) de naam, de voornaam en het adres van de voogd en de toeziend voogd van een niet-ontvoogde minderjarige, aangewezen in toepas- sing van de artikelen 386 en volgende van het Burgerlijk Wetboek;
d) de naam, de voornaam en het adres van de pleegvoogd, aangewezen in toepassing van de artikelen 475bis en volgende van het Burgerlijk Wetboek .
e) de naam, de voornaam en het adres van de ouder van een niet- ontvoogde minderjarige, aan wie de uitoefening van het ouderlijk ge- zag uitsluitend toegekend werd, in toepassing van artikel 374 van het Burgerlijk Wetboek.
De referenties van de akten en beslissingen (datum, plaats, aard) betreffende de bekwaamheid van de meerderjarige, de onbekwaamheid van de minderja- rige, het beheer van de goederen of van de persoon van de meerderjarige en de uitoefening van het uitsluitend ouderlijk gezag op de minderjarige moeten aan- gegeven worden, alsook de datum waarop een bepaalde rechtstoestand begint en eindigt. .
- de vermelding van het feit dat de minderjarige gedeeltelijk, al dan niet op gelijkmatig verdeelde wijze, bij de huisvesting verlenende ouder verblijft, namelijk de ouder bij wie de minderjarige niet ingeschreven is als heb- bende aldaar zijn/haar hoofdverblijfplaats, op basis van een gerechtelijke beslissing of een gezamenlijk akkoord tussen de ouders wat de huisvesting van de minderjarige betreft, in toepassing van artikel 374 van het Burger- lijk Wetboek;
31bis Deze vermelding wordt doorgevoerd op verzoek van de huisvesting verle- nende ouder op voorlegging van de bewijsstukken. De informatie bevat de datum van de aanvraag en de identiteit van de huisvesting verlenende ouder.
- de vermelding van het feit dat de huisvesting verlenende ouder één of meerdere van zijn/haar minderjarige kinderen tegenover welke de af- stamming vastgesteld is, gedeeltelijk opvangt, al dan niet op gelijkmatig verdeelde wijze, op basis van een gerechtelijke beslissing of een gezamen- lijk akkoord tussen de ouders wat de huisvesting van de minderjarige be- treft, in toepassing van artikel 374 van het Burgerlijk Wetboek;
31.ter De informatie bevat de datum van de aanvraag en de identiteit van de gehuis- veste minderjarige(n).
- De vermelding van de verklaringen betreffende de begraafplaatsen en de lijkbezorging, bepaald bij de wet, het decreet of de ordonnantie.
32. Krachtens artikel 15bis, §2, tweede lid, van de wet van 20 juli 1971 op de begraafplaatsen en de lijkbezorging, kan iedereen tijdens zijn leven vrijwillig
een schriftelijke kennisgeving van zijn laatste wilsbeschikking inzake de wij- ze van lijkbezorging richten tot de ambtenaar van de burgerlijke stand van zijn gemeente.
Sinds 1 januari 2002 werd de materie betreffende de begraafplaatsen en de lijkbezorging overgeheveld naar de gewesten.
Het Vlaamse Gewest heeft van zijn bevoegdheid gebruik gemaakt door het uitvaardigen van het Decreet van het Vlaamse Parlement van 16 januari 2004 op de begraafplaatsen en de lijkbezorging (Belgisch Staatsblad van 10 februa- ri 2004). Dit decreet behoudt voor iedereen de mogelijkheid om zijn wijze van lijkbezorging en asbestemming te kiezen, maar het maakt het eveneens mogelijk om bij de kennisgeving van zijn laatste wilsbeschikking te kiezen voor het ritueel van de levensbeschouwing voor de uitvaartplechtigheid, als- ook voor de gemeente waar men begraven wil worden of de gemeente waar de as begraven, bijgezet of uitgestrooid moet worden. Eveneens kan de bur- ger het bestaan van een uitvaartcontract laten opnemen in zijn laatste wilsbe- schikking. Het Besluit van de Vlaamse Regering van 24 februari 2006 (Bel- gisch Staatsblad van 18 april 2006) regelt de vaststelling van de wijzen van lijkbezorging, de asbestemming en de rituelen van de levensbeschouwing voor de uitvaartplechtigheid die kunnen opgenomen worden in de schriftelij- ke kennisgeving van de laatste wilsbeschikking.
Voor de 19 gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is eveneens voorzien in de mogelijkheid om in een schriftelijke kennisgeving van de laat- ste wilsbeschikking de keuze te maken voor de wijze van lijkbezorging, de asbestemming en het ritueel van de levensbeschouwing voor de uitvaartplech- tigheid, alsook om het bestaan van een uitvaartcontract erin op te nemen. De verschillende keuzemogelijkheden zijn geregeld in de ordonnantie van het Brussels Hoofdstedelijk Parlement van 29 november 2007 tot vaststelling van de wijzen van lijkbezorging, de asbestemming en de rituelen van de levensbe- schouwing voor de uitvaartplechtigheid die kunnen opgenomen worden in de laatste wilsbeschikking, gewijzigd bij ordonnantie van 24 februari 2011 (Bel- gisch Staatsblad van 19 december 2007 en 3 maart 2011).
Ook voor het Waalse Gewest is voorzien in de mogelijkheid om een schrifte- lijke kennisgeving van de laatste wilsbeschikking te kiezen voor de wijze van lijkbezorging, de bestemming van de as na de crematie en het al dan niet- confessionele ceremonieel voor de bijzetting, uitgebreid met de mogelijkheid om het bestaan van een uitvaartcontract eveneens in de akte van de laatste wilsbeschikking te laten opnemen. Dit wordt bepaald in het Decreet van het Waalse Parlement van 6 maart 2009 tot wijziging van Hoofdstuk II van Titel III van Xxxx XX van Deel I van het Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie betreffende de begraafplaatsen en de lijkbezorging (Bel- gisch Staatsblad van 26 maart 2009). De verschillende keuzemogelijkheden waarover de burger hierbij beschikt zijn vastgesteld in het Besluit van de Waalse Regering van 29 oktober 2009 tot uitvoering van het decreet van 6
maart 2009 tot wijziging van hoofdstuk II van titel III van Xxxx XX van deel I van het Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie (Bel- gisch Staatsblad van 24 november 2009).
De verklaring betreffende de laatste wilsbeschikking inzake de wijze van lijkbezorging en het ritueel van de levensbeschouwing voor de uitvaartplech- tigheid wordt ingediend door middel van een gedateerd en ondertekend ge- schrift, dat tegen ontvangstbewijs moet worden overhandigd aan de ambte- naar van de burgerlijke stand van de gemeente waar de declarant is inge- schreven in de bevolkingsregisters. Behalve de naam, voornamen, geboorte- plaats- en datum, en adres, geeft dit geschrift, door de duidelijke en ondub- belzinnige vermelding, de keuze aan inzake de wijze van lijkbezorging en/of het ritueel van de levensbeschouwing voor de uitvaartplechtigheid.
Wat betreft de wijze van lijkbezorging zijn volgende opties mogelijk: 1° begraving van het stoffelijk overschot;
2° crematie gevolgd door begraving van de as binnen de omheining van de begraafplaats;
3° crematie gevolg door bijzetting van de as in het columbarium van de begraafplaats;
4° crematie gevolgd door uitstrooiing van de as op de strooiweide van de begraafplaats;
5° crematie gevolgd door uitstrooiing van de as in de Belgische territori- ale zee;
6° crematie gevolgd door de uitstrooiing van de as op een andere plaats dan de begraafplaats of in de Belgische territoriale zee;
7° crematie gevolg door begraving van de as op een andere plaats dan de begraafplaats;
8° crematie gevolgd door bewaring van de as op een andere plaats dan de begraafplaats.
Wat betreft het ritueel van de levensbeschouwing voor de uitvaartplechtig- heid zijn volgende opties mogelijk:
1° een uitvaartplechtigheid volgens de Katholieke Godsdienst; 2° een uitvaartplechtigheid volgens de Protestantse Godsdienst; 3° een uitvaartplechtigheid volgens de Anglicaanse Godsdienst; 4° een uitvaartplechtigheid volgens de Orthodoxe Godsdienst; 5° een uitvaartplechtigheid volgens de Joodse Godsdienst;
6° een uitvaartplechtigheid volgens de Islamitische Godsdienst;
7° een uitvaartplechtigheid volgens de Vrijzinnige levensovertuiging; 8° een uitvaartplechtigheid volgens Neutraal Filosofische overtuiging.
Na ontvangst wordt die verklaring vermeld in de bevolkingsregisters onder het I.T. of 153.
De gemeenten zijn gehouden de verklaringen betreffende alle in hun bevol- kingsregisters ingeschreven personen in ontvangst te nemen.
De keuze van de wijze van lijkbezorging en het ritueel van de levensbe- schouwing voor de uitvaartplechtigheid, alsook desgevallend het bestaan van een uitvaartcontract, wordt in de bevolkingsregisters opgenomen met de da- tum van de verklaring en met uitsluiting van elke andere informatie. De ge- kozen wijze van lijkbezorging en het ritueel van de levensbeschouwing voor de uitvaartplechtigheid wordt ter kennis gebracht van de persoon die instaat voor de lijkbezorging.
Bij verandering van hoofdverblijfplaats wordt de schriftelijke verklaring be- treffende de keuze van de wijze van lijkbezorging, het ritueel van de levens- beschouwing voor de uitvaartplechtigheid en het bestaan van een uitvaartcon- tract opgenomen in het dossier van de betrokken burger dat doorgestuurd wordt naar de gemeente waar de persoon zich gevestigd heeft.
De declarant kan zijn verklaring altijd intrekken of wijzigen. De achtereen- volgende gemeenten van verblijf actualiseren deze informatie in het bevol- kingsregister.
In geval van wijziging van de verklaring wordt enkel de recentste vermelding behouden.
In geval van intrekking van de verklaring zonder nieuwe bepaling die daarvan in de plaats zou komen, afvoering van ambtswege, afvoering door verlies van het recht van verblijf of afvoering in gevolge vestiging in het buitenland wordt geen informatie meer bewaard.
In geval van overlijden van een persoon in de gemeente waar hij zijn woon- plaats heeft, moet de ambtenaar van de burgerlijke stand bij de aangifte van overlijden nagaan of er in de registers op naam van die persoon een verkla- ring betreffende de laatste wilsbeschikking betreffende de wijze van teraarde- bestelling opgetekend is.
Als het overlijden plaats heeft in een andere gemeente dan deze waar de over- ledene zijn hoofdverblijfplaats heeft, verstrekt deze laatste gemeente onver- wijld aan de gemeente van overlijden, op dezer aanvraag, de informatie be- treffende de laatste wilsbeschikking van de overledene betreffende de wijze van teraardebestelling.
- Het paspoort.
34. Er dient een onderscheid gemaakt te worden tussen een paspoort dat afgege- ven is door een Belgische overheid (cfr. artikel 1, 18°, van het koninklijk be- sluit van 16 juli 1992 tot vaststelling van de informatie die opgenomen wordt
in de bevolkingsregisters en in het vreemdelingenregister) en een paspoort dat afgegeven is door een vreemde overheid (cfr. artikel 2, 9°, van voormeld ko- ninklijk besluit van 16 juli 1992).
De informatie betreffende het paspoort omvat de vermelding van de Belgi- sche overheid die het heeft afgeleverd (provincie, gemeente, diplomatieke post of consulaire post), het nummer, de plaats van afgifte, de datum van af- gifte, de datum van productie, de geldigheidsduur, de datum en de reden van de annulering.
- Het identiteits- of verblijfsbewijs.
35. De informatie betreffende het identiteitsbewijs bevat hetzij het nummer en de datum van afgifte van de identiteitskaart bedoeld in de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters, de identiteitskaarten, de vreemdelingen- kaarten en de verblijfsdocumenten en tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, hetzij de aard en het nummer van het document dat geldt als bewijs van inschrijving in de bevolkingsregisters of in het vreemdelingenregister of als bewijs van in- schrijving in de registers van de Belgische consulaire of diplomatieke post, met opgave van de datum en de plaats van afgifte en van de geldigheidsduur.
Voor andere documenten dan de identiteitskaart van Belg (elektronisch iden- titeitsbewijs voor kinderen jonger dan 12 jaar, bewijs van inschrijving in het vreemdelingenregister, vreemdelingenkaart, inschrijvingsbewijs, verblijfsver- gunning van onderdaan van een Lidstaat van de EU, enz...) bevat deze infor- matie behoudens de aard van het document eventueel ook de verwijzing naar het duplicaat van het document of naar de verlenging van het document.
De plaats van afgifte van het document wordt voorgesteld door de NIS-code van de gemeente of de landencode van de consulaire of diplomatieke post.
De geldigheidsperiode wordt bepaald door de registratie van de vervaldatum.
- Registratie van de nummers van de certificaten van de elektronische identiteitskaart of de elektronische vreemdelingenkaart.
36. De gegevens die worden opgeslagen en bewaard in het Rijksregister van de natuurlijke personen worden aangevuld met het identiteits- en handtekening- certificaat dat voorkomt op de elektronische identiteitskaart of de elektroni- sche vreemdelingenkaart (dit in gevolge de wet van 25 maart 2003 tot wijzi- ging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de
natuurlijke personen en van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevol- kingsregisters en de identiteitskaarten en tot wijziging van de wet van 8 au- gustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen).
De invoering gebeurt automatisch bij het afleveren van de kaart.
Enkel het nummer van de elektronische identiteitskaart of de elektronische vreemdelingenkaart en de eventuele aanwezigheid van de certificaten worden opgenomen.
Het elektronisch identiteitsdocument voor de Belgische kinderen jonger dan 12 jaar bevat alleen het identiteitscertificaat. Dit certificaat kan worden geac- tiveerd vanaf de leeftijd van 6 jaar. De eventuele aanwezigheid van dit identi- teitscertificaat wordt eveneens vermeld.
- Het nummer en de datum van afgifte van de kaart voor sociale zeker- heid.
37. De wet van 25 januari 1985 tot invoering van een kaart voor sociale zeker- heid (B.S. 13 februari 1985) schreef voor dat iedere werknemer in het bezit diende te zijn van een sociale zekerheidskaart. De sociale zekerheidskaart werd door het gemeentebestuur uitgereikt aan de werknemer, Belg of vreem- deling, die in het bevolkings- of in het vreemdelingenregister was ingeschre- ven en die aan de voltijdse leerplicht had voldaan.
Met ingang van 28 februari 1997 werd de kaart voor sociale zekerheid afge- schaft en vervangen door de (elektronische) sociale identiteitskaart (konink- lijk besluit van 18 december 1996 houdende maatregelen met het oog op de invoering van een sociale identiteitskaart ten behoeve van alle sociaal verze- kerden, met toepassing van de artikelen 38, 40, 41 en 49 van de wet van 26 juli 1996 houdende de modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwa- ring van de wettelijke pensioenstelsels, Belgisch Staatsblad van 7 februari 1997).
- De pensioenbrevetten.
38. Deze informatie omvat de verschillende categorieën van in België verleende brevetten en de instelling die ze verleent (rustpensioen, overlevingspensioen, oorlogspensioen, invalidenpensioen, rente).
Voor de pensioenbrevetten die door een vreemde staat uitgereikt zijn, wordt in de informatie slechts het land van uitreiking opgenomen, zonder verwij- zing naar de categorie van brevet.
De nummers van de brevetten worden eveneens geregistreerd, alsook de da- tum van toekenning, dat wil zeggen de datum waarop het recht om een pensi- oen te trekken verleend wordt aan een persoon. Als die datum onbekend is, wordt de datum aangegeven waarop de gemeente in kennis is gesteld van de toekenning van het brevet.
- De verklaring met betrekking tot de transplantatie van organen en weefsels na overlijden.
39. Bij al wie in het bevolkingsregister of sinds meer dan zes maanden in het vreemdelingenregister is ingeschreven mogen organen bestemd voor trans- plantatie, evenals voor bereiding van therapeutische bestanddelen (onder be- paalde voorwaarden) worden weggenomen, behalve indien vaststaat dat ver- zet is geuit tegen een dergelijke wegneming. Voor de andere dan de hierbo- ven vermelde personen, is vereist dat zij uitdrukkelijk hebben ingestemd met de wegneming (artikel 10 van de wet van 13 juni 1986 betreffende het weg- nemen en transplanteren van organen, Belgisch Staatsblad van 14 februari 1987).
De persoon die achttien jaar oud is en in staat is om zijn wil te doen kennen, kan het verzet alleen uitdrukken.
Indien een persoon minder dan achttien jaar oud is, maar in staat is zijn wil te doen kennen, kan het verzet worden uitgedrukt, ofwel door die persoon zelf, ofwel, zolang hij in leven is, door één van de ouders die het gezag over de minderjarige uitoefent of door zijn voogd.
Indien een persoon minder dan achttien jaar oud is en niet in staat is om zijn wil te doen kennen, kan, zolang hij in leven is, het verzet worden uitgedrukt door één van de ouders die het gezag over de minderjarige uitoefent of door zijn voogd.
Indien een persoon wegens zijn geestestoestand niet in staat is zijn wil te doen kennen, kan, zolang hij in leven is, het verzet worden uitgedrukt door zijn wettelijke vertegenwoordiger, door zijn voorlopige bewindvoerder of bij gebreke daarvan door zijn naaste verwant.
Een minderjarige kan zelf zowel verzet aantekenen tegen elke wegneming van organen en weefsels, als een uitdrukkelijke wilsbeschikking doen waarbij hij zich als kandidaat-donor laat registreren.
De ouders of de voogd van een minderjarige kunnen enkel, met betrekking tot deze minderjarige, verzet aantekenen tegen de wegneming van organen en weefsels.
De gemeenten zijn verplicht om van voormeld verzet, alsook van de uitdruk- kelijke wilsbeschikking dat men kandidaat-donor is na overlijden, melding te maken in de bevolkingsregisters (artikel 2 van het koninklijk besluit van 30 oktober 1986 tot regeling van de wijze waarop de donor of de personen be- doeld in artikel 10, § 2, van de wet van 13 juni 1986 betreffende het wegne-
men en transplanteren van organen hun wil te kennen geven (Belgisch Staats- blad van 14 februari 1987)).
De datum en het type van verklaring worden vermeld in de bevolkingsregis- ters, namelijk:
a) verzet tegen elke wegneming van organen en weefsels;
b) verklaring van uitdrukkelijke instemming;
c) herroeping van een verklaring van verzet;
d) xxxxxxxxxx van een verklaring van verzet en indiening van een verkla- ring van uitdrukkelijke instemming;
e) herroeping van een verklaring van uitdrukkelijke instemming;
f) herroeping van een verklaring van uitdrukkelijke instemming en in- diening van een verklaring van verzet.
In het geval van een verklaring die strijdig is met de oorspronkelijke verkla- ring, wordt de datum van de nieuwe verklaring geregistreerd en wordt alleen die in aanmerking genomen.
- De erkenning van titels ten gevolge van oorlogsfeiten.
40. De informatie omvat de datum van erkenning van de titel door de bevoegde overheid of instelling alsook de titel die erkend werd ten gevolge van oorlogs- feiten: politieke gevangene, gedeporteerde, gewapende verzetsstrijder, bur- gerlijk verzetsstrijder, lid van de clandestiene pers, werkweigeraar, oorlogs- wees, oorlogsweduwe.
- De kaart van reizend handelaar (ter herinnering).
41. Deze informatie omvat het nummer, de aard en de geldigheidsduur (die niet meer dan zes jaar mag bedragen) van de kaart van reizend handelaar.
Sinds 1 oktober 2006 dienen de gemeentebesturen niet langer in te staan voor de aflevering van leurkaarten en dient deze informatie niet langer te worden opgenomen in de bevolkingsregisters, dit in gevolge het feit dat sinds voor- melde datum de leurkaarten dienen te worden aangevraagd en afgeleverd door de ondernemingsloketten, die dienen in te staan voor de inschrijving van de ambulante handelaar in de Kruispuntbank van Ondernemingen (koninklijk besluit van 24 september 2006 betreffende de uitoefening en de organisatie van ambulante activiteiten, Belgisch Staatsblad van 29 september 2006).
- De vermelding van de categorie bepaald in artikel 95, § 4, van het Kieswetboek.
42. De bedoeling van deze informatie is om aan te geven welke personen volgens een bij wet bepaalde volgorde aangewezen kunnen worden om de functie van voorzitter van een stembureau of stemopnemingsbureau of van bijzitter van een stemopnemingsbureau te vervullen (code 6) of om de functie van bijzitter van een stembureau uit te oefenen (code 7).
- De vermelding van het feit dat een persoon geen kiezer is, niet mag deelnemen aan een gemeentelijke volksraadpleging, of geen kandidaat is.
43. De bedoeling van deze informatie is te laten weten dat een persoon van het kiesrecht (of van het recht om aan een gemeentelijke volksraadpleging deel te nemen) is uitgesloten (code 3) of dat een persoon de hoedanigheid van ‘kie- zer/deelnemer aan een gemeentelijke volksraadpleging’ heeft teruggekregen (code 1).
De artikelen 6 tot en met 9bis van het Kieswetboek leggen de bepalingen vast inzake de uitsluiting van en de schorsing uit het kiesrecht of het recht om deel te nemen aan een gemeentelijke volksraadpleging.
Met toepassing van de wet van 14 april 2009 houdende diverse bepalingen inzake verkiezingen (B.S. van 15 april 2009) werden de artikelen 6 en 7 van het Kieswetboek gewijzigd.
De nieuwe bepalingen schrappen het automatisme tussen de veroordeling en het definitieve verlies of de tijdelijke schorsing van zijn stemrecht die hieruit voortvloeit voor de veroordeelde. Voortaan moet de strafrechter zich expliciet uitspreken over het feit of de persoon die hij veroordeeld zal hebben als dader van een misdaad of misdrijf, als bijkomende straf bij deze veroordeling zijn kiesrechten zal verliezen, en, indien dit het geval is, zal hij de duur van deze onmogelijkheid moeten vastleggen in de uitspraak of het arrest van veroorde- ling.
In voorkomend geval wordt de code 5 (niet-kiezer) geregistreerd met ver- melding van de einddatum. De geregistreerde einddatum is belangrijk bij de opmaak van de kiezerslijsten.
Nadien wordt de code 4 (kiezer) geregistreerd wanneer hij opnieuw het stemrecht krijgt.
Opmerking : de voordien geregistreerde codes 3 en 1 blijven desgevallend van kracht.
Met toepassing van de bepalingen van het Strafwetboek ter zake kan de rech- ter bovendien beslissen om iemand uit te sluiten van het stemrecht of van het recht om kandidaat te zijn bij de verkiezingen, of een combinatie van één van beide.
In voorkomend geval wordt de code 9 (niet-kandidaat) geregistreerd met vermelding van de einddatum.
Nadien wordt de code 8 (kandidaat) geregistreerd wanneer hij weer kandi- daat mag zijn.
De wet van 21 januari 2013 (B.S. van 14 juni 2013) “tot wijziging van het Kieswetboek en van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspo- sitie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toe- gekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten, ingevolge de instelling van een nieuwe beschermingsstatus die strookt met de menselij- ke waardigheid” trad in werking op 1 september 2014.
Artikel 7 van het Kieswetboek werd in die zin gewijzigd dat iemand die ten gevolge van een gerechtelijke uitspraak wordt beschermd inzake het beheer over zijn goederen en/of zijn persoon, enkel wordt geregistreerd als niet- kiezer (code 5) indien dit uitdrukkelijk wordt vermeldt in de uitspraak.
Er wordt in de bevolkingsregisters geen enkele verwijzing opgenomen naar de redenen waarom een persoon geschorst of uitgesloten is van het kiesrecht. Die gegevens moeten bewaard worden in het alfabetisch bestand waarin arti- kel 7 bis van het Kieswetboek voorziet.
- De verklaring van wettelijke samenwoning.
44. De in te voeren datum is deze waarop de ambtenaar van de burgerlijke stand de verklaring vermeldt in de bevolkingsregisters, na onderzoek van de voor- waarden voor de wettelijke samenwoning (Wet van 23 november 1998 tot in- voering van de wettelijke samenwoning – B.S., 12 januari 1999, en de om- zendbrief van de Dienst Rijksregister van 1 december 1999 – B.S., 7 decem- ber 1999).
In voorkomend geval moet de beëindiging van de wettelijke samenwoning, en de datum ervan, vermeld worden.
- De identificatiegegevens van de persoon met wie een verklaring van wettelijke samenwoning wordt afgelegd en de informatie betreffende de beslissingen die voorafgaan aan de melding van de verklaring van wettelijke samenwoning, zoals bedoeld in artikel 1476 quater van het Burgerlijk Wetboek.
44bis. Deze informatie omvat:
- de identificatiegegevens van de persoon met wie een verklaring van wette- lijke samenwoning wordt afgelegd;
- de informatie betreffende de beslissingen die voorafgaan aan de melding van de verklaring van wettelijke samenwoning:
1° het uitstel van de melding van de verklaring van wettelijke samenwoning, zoals voorzien in artikel 1476quater, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek; 2° de weigering van de melding van de verklaring van wettelijke samenwo- ning en de datum waarop de betrokken partijen in kennis gesteld werden van deze weigeringsbeslissing, zoals voorzien in artikel 1476quater, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek.
Deze informatiegegevens worden gewist vijf jaar na de datum waarop de ambtenaar van de burgerlijke stand de betrokken partijen in kennis heeft ge- steld van de beslissing van weigering om melding te maken van de verklaring van wettelijke samenwoning of na de melding van de verklaring van wettelij- ke samenwoning door de betrokken personen in het bevolkingsregister (ko- ninklijk besluit van 28 februari 2014 tot wijziging van het koninklijk besluit van 16 juli 1992 tot vaststelling van de informatie die opgenomen wordt in de bevolkingsregisters en in het vreemdelingenregister en tot voorschrift van de inschrijving in het wachtregister van de vreemdelingen die niet beschikken over een identificatienummer van het Rijksregister en die in het huwelijk wil- len treden of een verklaring van wettelijke samenwoning willen afleggen (Belgisch Staatsblad van 24 maart 2014).
.
Indien de persoon die het voornemen heeft om een verklaring van wettelijke samenwoning af te leggen, niet over een Rijksregisternummer beschikt, wordt hij ingeschreven in het wachtregister van de gemeente van de verklaring van wettelijke samenwoning, volgens de procedure bedoeld in Afdeling III van Deel 2 – De inschrijving in het wachtregister en het bijhouden ervan.
- Het dossiernummer toegekend door de dienst Vreemdelingenzaken.
45. Het betreft het identificatienummer dat de dienst Vreemdelingenzaken toe- kent aan iedere vreemdeling die gemachtigd of toegelaten is tot verblijf of vestiging in België en dat door de Dienst Vreemdelingenzaken geregistreerd is.
Deze informatie omvat de datum waarop de toekenning van dat nummer be- tekend wordt aan de gemeente.
- Andere identiteitsgegevens dan die vermeld in nr. 16 en waarvan de vreemdeling gebruik maakt.
46. Het betreft identiteitsgegevens die niet gelijkgesteld kunnen worden met het begrip naam en voornamen, bijvoorbeeld wanneer de benaming van een vreemde onderdaan het niet mogelijk maakt de familienaam te onderscheiden van de voornaam (voornamen).
De datum die in aanmerking genomen moet worden is die van de geboorteak- te of van het document dat als zodanig geldt.
- Het land en de plaats van herkomst in het buitenland.
47. Deze informatie vermeldt het land waar de vreemde onderdaan verbleef vóór hij zich in België vestigde.
De datum die voor deze informatie in aanmerking genomen moet worden, is die van de aankomst in België.
- De vermelding van het verblijf waarvan de duur beperkt is tot die van de schoolopleiding.
48. Hier moet de datum van het begin van de opleiding aangegeven worden en de datum waarop de opleiding normaal voltooid wordt.
- De vermelding van het verblijf dat beperkt is wegens bijzondere om- standigheden of wegens de aard of de duur van de prestaties.
49. Hier dient de datum van het begin van het verblijf aangegeven te worden, de datum waarop het normaal beëindigd wordt en de reden ervan.
- De aard, het nummer en de geldigheidsduur van de arbeidsvergun- ning.
50. De arbeidsvergunning wordt in principe afgegeven aan iedere niet EU- vreemdeling (behoudens vrijstelling) die in België een beroepsactiviteit uitoe- fent als werknemer.
De data van begin van geldigheid en verval van de vergunning worden in de registers opgenomen.
- De aard, het nummer en de geldigheidsduur van de beroepskaart.
51. De beroepskaart wordt in principe afgegeven aan iedere niet EU-vreemdeling (behoudens vrijstelling) die in België een winstgevende zelfstandige activiteit uitoefent.
De data van begin van geldigheid en verval van de kaart worden in de regis- ters opgenomen.
- Recht op terugkeer.
52. Het recht op terugkeer wordt geregeld in artikel 19 van de wet van 15 decem- ber 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.
Deze informatie omvat de vermelding "recht op terugkeer", de datum van de opmaak van bijlage 18 bedoeld in artikel 39, § 6, van het koninklijk besluit van 8 oktober 1991, betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, alsook de datum tot wel- ke het recht op terugkeer uitgeoefend kan worden. Er wordt eventueel mel- ding gemaakt van de tijdelijke afwezigheid.
- De aard en de referte van de documenten bedoeld in artikel 2 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen of van de documenten toegelaten krachtens voormeld artikel.
53. Deze informatie omvat het nummer van het document, de plaats van afgifte en de overheid die het document uitgereikt of verlengd heeft alsook de data van afgifte, verlenging en verval.
- De aard en de refertes van het Belgisch of buitenlands reisdocument als het niet overeenstemt met dat bedoeld onder punt 53.
54. De informatie is identiek aan deze vermeld onder punt 53.
- De naam, de voornamen, de geboorteplaats en –datum, en het adres van de echtgenoot.
55. De naam, de voornamen, de geboorteplaats, en het adres van de echtgenoot staan in de bevolkingsregisters naast de geboortedatum van betrokkene.
- De naam, de voornamen, de geboorteplaats en –datum, en het adres van elk kind.
56. De naam, de voornamen, de geboorteplaats, en het adres van elk kind staan in de registers naast zijn geboortedatum.
- De eventuele vermelding van het dossiernummer dat door de Dienst Vreemdelingenzaken is toegekend aan het dossier van de ouders, de echtgenoot en de kinderen.
57. De datum die in de bevolkingsregisters ingevuld moet worden is die van de betekening van de toekenning van dit dossiernummer door de Dienst Vreem- delingenzaken.
- De aanduiding van de hoedanigheid van kiezer voor de verkiezing van het Europese Parlement en/of voor de gemeenteraadsverkiezingen.
58. De datum die moet ingevoerd worden is deze van de beslissing van het colle- ge van burgemeester en schepenen of van het gemeentecollege waarop de aanvraag werd ingewilligd, gevolgd – wat de verkiezing van het Europese Parlement betreft – door de naam van de plaatselijke collectiviteit (gemeente, kieskring) waar de betrokkene het laatst als kiezer ingeschreven was in zijn land van herkomst (koninklijk besluit van 25 mei 1999, B.S. van 3 juni 1999, alsook het ministerieel besluit van 25 mei 1999 en de omzendbrief van 25 mei 19919, B.S. 5 juni 1999).
De wet van 19 maart 2004 tot toekenning van het actief kiesrecht bij de ge- meenteraadsverkiezingen aan vreemdelingen (B.S., 23 april 2004, Ed. 2) voorziet de mogelijkheid voor de onderdanen van een Staat buiten de Europe- se Unie om zich te laten registreren als gemeenteraadskiezer. De omzendbrief ter zake van 30 januari 2006 (B.S. van 3 februari 2006) geeft hierover een volledige toelichting.
- De datum waarop het statuut van tijdelijke bescherming bedoeld in artikel 54, § 1, eerste lid, 5°, van voormelde wet van 15 december 1980 werd toegekend
59.
Deze informatie wordt ingevoerd door de gemeente.
- De verplichte plaats van inschrijving bepaald door de Minister of door zijn gemachtigde krachtens artikel 54 van voormelde wet van 15 de- cember 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.
60. De in te voeren datum is deze van de ministeriële beslissing.
Hoofdstuk III. - Modellen van documenten en formulieren gebruikt bij de bevolkingsregistratie.
61. Samenstelling van de bevolkingsregisters door middel van steekkaarten mo- del 1.
De bevolkingsregisters, zoals hier beschreven, hoeven enkel nog te worden bijgehouden door de gemeenten die niet beschikken over een lokaal informa- ticasysteem dat voldoet aan de voorwaarden zoals beschreven in de omzend- brief van 28 september 2015 .
De gemeenten die wel beschikken over zulk lokaal informaticasysteem, kun- nen indien nodig van iedere inwoner een bevolkingsfiche opvragen en af- drukken (transactie 61).
§ 1. De bevolkingsregisters worden samengesteld uit alfabetisch gerang- schikte steekkaarten model 1 die bewaard worden in archiefkasten die op slot kunnen.
Alle in hoofdstuk II opgesomde informatiegegevens moeten noodza- kelijk vermeld worden op de steekkaarten model 1.
§ 2. Bovenaan de steekkaart (model 1) of de bevolkingsfiche (transactie 61) staan enkele, essentiële, kenmerkende informatiegegevens.
Daarna volgen de andere informatiegegevens die nog actueel zijn. Voor een bijgewerkte oplijsting daarvan verwijs ik naar de onderrich- tingen in de rubriek Rijksregister op onze website xxxx://xxx.xxx.xxx.xxxx.xx/xx/xxxxxxxxxxxxx/xxxxxxxxxxxxxx/xxxxxxxxxxx ngen/ , meer bepaald naar het pdf document ‘IT lijst’.
1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 |
8 9 10 | 11 | (B.R.) | ||||
* | (V.R.) | |||||
12: …………… 13: …………… 14: …………… |
LEGENDE
1. N.N. (nationaal nummer): identificatienummer van de persoon bij het Rijksregister van de natuurlijke personen.
2. I.D.: Identificatie van het dossier.
3. N.I.S.-nummer: codenummer van de gemeente bij het Nationaal Insti- tuut van de Statistiek.
4. Datum van de laatste bijwerking van de steekkaart model 1.
5. Lengte van het dossier in karakters zoals het opgenomen werd in het Rijksregister of in een ander eventueel gebruikt informaticasysteem.
6. Codificatie van het adres: straatcode en woningnummer (*)
7. B.R.: bevolkingsregister sensu stricto (Belgen en vreemdelingen die toegelaten of gemachtigd zijn om zich in het Rijk te vestigen - vreemde onderdanen die vermeld zijn in het bevolkingsregister).
V.R.: vreemdelingenregister (andere vreemdelingen die toegela- ten of gemachtigd zijn om in het Rijk te verblijven).
8. Code - familienaam. (*)
9. Code - eerste voornaam. (*)
10. Code - tweede voornaam. (*)
11. V.I. (vorige inschrijving) - gevolgd door NIS-code indien bestaande.
12. Naam en voornamen, eventueel gevolgd door de adellijke titel of de gebruikelijke voornaam.
13. Geboortedatum en -plaats.
14. Huidige nationaliteit.
(*) volgens de codificaties van het Rijksregister .
62. Model 2 is het ontvangstbewijs van de aangifte waarin voorzien is bij artikel 7, § 1, eerste lid, van het koninklijk besluit van 16 juli 1992 betreffende de bevolkingsregisters en het vreemdelingenregister. In het geval de aangifte door de burger elektronisch werd verricht, mag ook dit model 2 op elektroni- sche wijze worden toegestuurd naar de burger (voorzien van de elektronische handtekening van de bevoegde beambte).
Het moet niet worden afgegeven aan vreemdelingen die een verklaring van aankomst of een verklaring van aanwezigheid in België ontvangen. Vreemde- lingen aanwezig op het grondgebied van het Rijk in het kader van een kort verblijf maken niet het voorwerp uit van een inschrijving in de registers. Het- zelfde geldt voor de buitenlandse grensarbeiders aan wie een “bijlage 15” ge- geven wordt (artikel 109 van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 betref- fende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwij- dering van vreemdelingen).
Stad/Gemeente nr. NIS-code | |
Model 2 | |
Ontvangstbewijs van de aangifte waarin voorzien is bij artikel 7, § 1, eerste lid, van het koninklijk besluit van 16 juli 1992 betreffende de bevolkingsre- gisters en het vreemdelingenregister. De ambtenaar van de burgerlijke stand van de stad/gemeente ……………. heeft de aangifte ontvangen waarbij de genaamde …………………… ……………………………………………………………………….………. (naam, voornamen, identificatienummer van het Rijksregister) ▪ zijn/haar hoofdverblijfplaats overgebracht heeft naar de stad/gemeente ; ▪ komende uit het buitenland, zijn/haar hoofdverblijfplaats gevestigd heeft in de stad/gemeente , straat …………………………………………., nr. ……………………….. alsmede de personen die tot hetzelfde gezin behoren of sommigen ervan (naam, voornamen, identificatienummer van het Rijksregister). (Datum) | |
(Eventueel)1 Handtekening van de declarant. | Handtekening van de ambtenaar van de burgerlijke stand of zijn gemachtigde, |
Zegel van de stad/gemeente N.B.: Elke persoon die (na een positief politieonderzoek) ingeschreven wordt, moet zich aanbieden bij zijn gemeentebestuur binnen de door dit bestuur voorgeschreven termijn, om zijn adres te wijzigen op de chip van zijn elektronische identiteitskaart of zijn elektronische vreemdelingenkaart, of om de identiteitskaart te vervangen die bedoeld wordt in de wet van 19 juli 1991, gewijzigd bij de wet van 25 maart 2003, of het document dat geldt als inschrijvingsbewijs in de registers. Als de betrokken persoon verzuimt om zijn adres aan te passen op de chip van zijn kaart, kan hij aangegeven worden bij de gerechtelijke overheden om hem tot een strafrechtelijke sanctie te veroordelen. |
1 De handtekening van de declarant is geen verplichting. Bovendien is dit overbodig wanneer de aan- gifte elektronisch werd verricht.
63. Model 2bis is een variant van model 2 voor de overbrenging van de hoofd- verblijfplaats binnen dezelfde gemeente (interne mutatie). Het wordt op de keerzijde van model 2 gedrukt.
In het geval de aangifte door de burger elektronisch werd verricht, mag ook dit model 2bis op elektronische wijze worden toegestuurd naar de burger (voorzien van de elektronische handtekening van de bevoegde beambte).
Stad/Gemeente nr. NIS-code | |
Model 2bis | |
Ontvangstbewijs van de aangifte waarin voorzien is bij artikel 7, § 1, tweede lid, van het koninklijk besluit van 16 juli 1992 betreffende de be- volkingsregisters en het vreemdelingenregister. De ambtenaar van de burgerlijke stand van de stad/gemeente ………….. heeft de aangifte ontvangen waarbij de genaamde ……………… …………………………………………………………………………….. (naam, voornamen, identificatienummer van het Rijksregister) zijn/haar hoofdverblijfplaats overgebracht heeft van de ……………………………….. straat, nr. ………………… naar de ……………………………….. straat, nr. ………………… alsmede de personen die tot hetzelfde gezin behoren of sommigen ervan (naam, voornamen, identificatienummer van het Rijksregister). (Datum) | |
(Eventueel)1 Handtekening van de declarant. | Handtekening van de ambtenaar van de burgerlijke stand of zijn gemachtigde. |
Zegel van de stad/gemeente. N.B.: Xxxx xxxxxxx die (na een positief politieonderzoek) ingeschreven wordt, moet zich aanbieden bij zijn gemeentebestuur binnen de door dit bestuur voorgeschreven termijn, om zijn adres te wijzigen op de chip van- zijn elektronische identiteitskaart of zijn elektronische vreemdelingen- kaart, of om de identiteitskaart te vervangen die bedoeld wordt in de wet van 19 juli 1991, gewijzigd bij de wet van 25 maart 2003, of het document dat geldt als inschrijvingsbewijs in de registers. Als de betrokken persoon verzuimt om zijn adres aan te passen op de chip van zijn kaart, kan hij aangegeven worden bij de gerechtelijke overheden om hem tot een straf- rechtelijke sanctie te veroordelen. |
1 De handtekening van de declarant is geen verplichting. Bovendien is dit overbodig wanneer de aan- gifte elektronisch werd verricht.
64. Het betreft de kennisgeving van inschrijving bepaald bij artikel 7, § 5, tweede lid, van het koninklijk besluit van 16 juli 1992 betreffende de bevolkingsre- gisters en het vreemdelingenregister. Dit model 3 kan per post, per fax of elektronisch (voorzien van de elektronische handtekening van de bevoegde beambte) worden overgemaakt.
Stad/Gemeente nr. NIS-code |
Model 3 |
Kennisgeving van inschrijving bepaald bij artikel 7, § 5, tweede lid, van het ko- ninklijk besluit van 16 juli 1992 betreffende de bevolkingsregisters en het vreem- delingenregister. De ambtenaar van de burgerlijke stand van de stad/gemeente …………….. bevestigt dat de genaamde (naam, voornamen, identificatienummer van het Rijksregister) ▪ na onderzoek waarbij de reële verblijfplaats werd vastgesteld ▪ op beslissing van de Minister van Binnenlandse Zaken of zijn gemachtig- de van ▪ in uitvoering van een arrest van de Raad van State van met als hoofdverblijfplaats ingeschreven werd in de registers van de stad/gemeente …………………………………………… alsmede de personen die tot hetzelfde gezin behoren of sommigen ervan (naam, voornamen, identificatienummer van het Rijksregister). Gelieve de overeenkomstige persoonlijke dossiers te sturen. (Datum) Handtekening van de ambtenaar van de burgerlijke stand of zijn gemachtigde. Zegel van de stad/gemeente. |
65. Model 4 is het attest van niet-inschrijving bedoeld in artikel 7, § 5, tweede lid, van het koninklijk besluit van 16 juli 1992 betreffende de bevolkingsre- gisters en het vreemdelingenregister. Het staat op de keerzijde van model 3. Dit model 4 kan per post, per fax of elektronisch (voorzien van de elektroni- sche handtekening van de bevoegde beambte) worden overgemaakt.
Stad/Gemeente nr. NIS-code |
Model 4 |
Attest van niet-inschrijving (artikel 7, § 5, tweede lid, van het koninklijk be- sluit van 16 juli 1992 betreffende de bevolkingsregisters en het vreemdelin- genregister). De ambtenaar van de burgerlijke stand van de stad/gemeente ……………… bevestigt dat de genaamde …………………………………………… (naam, voornamen, identificatienummer van het Rijksregister) verklaard heeft dat hij/zij zijn/haar hoofdverblijfplaats gevestigd heeft in de stad/gemeente ……………………………………………………………….. straat ………………………………………….. , nr. ……………………. alsmede de personen die tot hetzelfde gezin behoren (naam, voornamen, identificatienummer) en dat de inschrijving van de voormelde personen of sommigen ervan (namen en voornamen vermelden) na onderzoek geweigerd werd om de volgende reden(en): (Datum) Handtekening van de ambtenaar van de burgerlijke stand of zijn gemachtigde. Zegel van de stad/gemeente. |
66. Model 5 is bestemd om het persoonlijk dossier door te sturen van de persoon die ingeschreven is in overeenstemming met artikel 7, § 6, van het koninklijk besluit van 16 juli 1992 betreffende de bevolkingsregisters en het vreemde- lingenregister.
Indien er voor de betrokkene geen documenten bestaan, dan kan de oude ge- meente dit per gewone e-mail laten weten aan de nieuwe gemeente.
Model 5 bis vormt het ontvangstbewijs van het versturen van het persoonlijk dossier. Het model 5bis kan teruggestuurd worden per post of per fax. De ontvangst van het persoonlijk dossier, kan eveneens worden bevestigd per gewone e-mail (zonder dat dit formulier model 5bis nog dient te worden ge- bruikt).
a) Model 5.
Stad/Gemeente nr. NIS-code |
Model 5 |
Aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van en te ……………….. |
Als bijlage vindt U de persoonlijke dossiers van de personen vermeld op bewijs model 3 op datum van namelijk: 1. (naam - voornamen - identificatienummer van het Rijksregister) 2. (naam - voornamen - identificatienummer van het Rijksregister) 3. (naam - voornamen - identificatienummer van het Rijksregister) 4. .............................………………….. De voormelde dossiers bevatten respectievelijk de documenten die in de hierna volgende tabel zijn opgenomen. Personen opgenomen onder nummer (dezelfde nummering gebruiken als in het eerste lid en een kruisje plaatsen in het vak dat overeenstemt met het doorge- stuurde document). Aard van het document |
1 | 2 | 3 | |
a) Eventuele steekkaarten betref- fende het verval van het recht tot sturen en herstel, de omwisse- ling van niet-Europese rijbewij- zen en de instructie-toelating | |||
b) Strafregister |
c) Eventueel kopie steekkaart be- paald bij artikel 7bis van het Kieswetboek
d) De schriftelijke verklaring be- treffende de begraafplaatsen en de lijkbezorging, bepaald bij de wet, het decreet of de ordonnan- tie (Datum) Handtekening van de ambtenaar van de Burgerlijke Stand of zijn gemachtigde. Zegel van de stad/gemeente. |
Toelichtingen :
a) De FOD Mobiliteit werd diverse malen gecontacteerd om hun standpunt te kennen. Zij delen mee dat de steekkaarten betreffende de vervallenver- klaring van het recht op sturen (voorlopig) dienen behouden te blijven tot deze volledig zijn geïnformatiseerd .De FOD Mobiliteit heeft op 13 fe- bruari 2017 bevestigd dat dit standpunt niet is gewijzigd
b) Wat betreft het strafregister is er de wet van 31 juli 2009 (BS van 27 au- gustus 2009 en meermaals uitgesteld) die stelt dat het gemeentelijk straf- register zeker blijft behouden tot eind 2017.
c) Wat betreft de steekkaart schorsing of uitsluiting kiesrecht voorziet artikel 7bis van het Kieswetboek uitdrukkelijk dat deze informatie alleen in een kaartenbestand mag worden bijgehouden.
d) Bij verandering van hoofdverblijfplaats wordt de schriftelijke verklaring betreffende de keuze van de wijze van lijkbezorging en rituelen opgeno- men in het dossier van de betrokken burger dat wordt doorgestuurd naar de gemeente waar de persoon zich gevestigd heeft.
Dit is door de regionale overheden bepaald zie punt 32).
b) Model 0xxx
Xxxx/Xxxxxxxx xx. XXX-xxxx |
Xxxxx 0xxx |
Aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van en te ……………… |
Ontvangstbewijs van de verzending van het persoonlijk dossier De ambtenaar van de burgerlijke stand van de stad/gemeente ………….…….. verklaart het (de) persoonlijke dossier(s) ontvangen te hebben van de volgende personen: 1. naam, voornamen, nummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen. 2. 3. (Datum) Handtekening van de ambtenaar van de burgerlijke stand of zijn gemachtigde. Zegel van de stad/gemeente. |
67. Formulier model 6 dient om de verzending van een model 3 te vragen - wat een voorafgaande inschrijving in de registers van de aangeschreven gemeente impliceert. Dit model 6 kan per post, per fax of elektronisch (voorzien van de elektronische handtekening van de bevoegde beambte) worden overgemaakt. In geval van weigering tot inschrijving, wordt een model 4 bezorgd aan de vorige gemeente.
Stad/Gemeente nr. NIS-code |
Model 6 |
De ambtenaar van de burgerlijke stand van de stad/gemeente .……………….. verzoekt om toezending van een bewijs model 3 voor de genaamde ………… ………………………………………………………………………………….. (naam, voornamen, identificatienummer van het Rijksregister) alsmede voor de personen die tot hetzelfde gezin behoren of sommigen ervan (naam, voornamen, identificatienummer) ▪ die zijn/haar/hun verblijfplaats gevestigd zou(den) hebben in de ………………………………… straat, nr. …………………………. ▪ die het voorwerp uitmaakt (uitmaken) van een beslissing tot inschrijving van ambtswege van de Minister van Binnenlandse Zaken of zijn ge- machtigde van ……………………… ▪ die in uw registers ingeschreven moet(en) worden in uitvoering van een arrest van de Raad van State van ………………..… . (Datum) Handtekening van de ambtenaar van de burgerlijke stand of zijn gemachtigde. Zegel van de stad/gemeente. |
68. Document waardoor het afschrift of het uittreksel van de akte van de burger- lijke stand betreffende een persoon die niet is ingeschreven in de gemeente waar die akte opgemaakt werd, doorgestuurd wordt naar de administratie van de gemeente waar die persoon in de registers ingeschreven is of ingeschreven moet worden. Dit model 7 kan worden overgemaakt per post of per fax. Het afschrift of het uittreksel van de akte van de burgerlijke stand kan eveneens elektronisch worden doorgestuurd (zonder dat dit formulier model 7 nog dient te worden ingevuld).
Stad/Gemeente nr. NIS-code |
Model 7 |
Aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van en te ……………….. |
Als bijlage vindt U een afschrift / een uittreksel van de akte van de burgerlijke stand betreffende de genaamde ……………………………………………… die in uw registers ingeschreven is / ingeschreven moet worden in de ………………………………………….. straat, nr. ……………………. (als het juist adres bekend is). Gelieve de nodige bijwerking(en) in de bevolkingsregisters te verrichten. Als de betrokken persoon zijn/haar hoofdverblijfplaats niet meer in uw stad/gemeente heeft, moet het uittreksel uit de akte van de burgerlijke stand per kerende post teruggestuurd worden. (Datum) Handtekening van de ambtenaar van de burgerlijke stand of zijn gemachtigde, Zegel van de stad/gemeente. |
Aangezien de gemeente die een akte van de burgerlijke stand opmaakt, deze akte eveneens registreert in de bevolkingsregisters, is het niet meer nodig om het versturen van een model 7 aan de gemeente waar de betrokkene inge- schreven staat in de bevolkingsregisters, aan te kondigen.
De modellen 7bis en 7ter worden niet meer gebruikt sinds 1 april 2017.
69. Model 8 is het bewijs van afvoering van de registers dat overhandigd wordt op verzoek van iedere persoon die moet doen blijken van zijn afvoering van de registers, in het bijzonder in geval van vestiging in het buitenland. Indien de burger dit wenst, kan dit model 8 ook op elektronische wijze worden toe- gestuurd naar de burger (voorzien van de elektronische handtekening van de bevoegde beambte).
Stad/Gemeente nr. NIS-code |
Model 8 |
De ambtenaar van de burgerlijke stand van de stad/gemeente …………………….. bevestigt dat de genaamde ………………………………………………………… (naam, voornamen, geboortedatum, beroep) alsmede de personen die tot hetzelfde gezin behoren (naam, voornamen, geboorte- datum, beroep) van de registers van de stad/gemeente …………………………………………… afgevoerd is (zijn) op datum van ………………………….. . (Datum) De identiteitskaart(en) van de bovenvermelde perso(o)n(en) die afgevoerd is/zijn van de bevolkingsregisters als gevolg van vestiging in het buitenland blijft/blijven geldig tot de einddatum die vermeld is op de identiteitskaart. Handtekening van de ambtenaar van de burgerlijke stand of zijn gemachtigde. Zegel van de stad/gemeente. |
Model 0xxx
Xxxxx 0xxx is een intern model voor de gemeente inzake de aangifte van een vertrek naar het buitenland en het onderzoek betreffende dat eigenlijke vertrek. De voorkant wordt ingevuld door de Dienst Bevolking van de ge- meente en ondertekend door de declarant. Eens ingevuld, moet dit model doorgestuurd worden naar de lokale politie, die de achterkant van het model moet invullen aan de hand van een eenvoudig onderzoek betreffende het ei- genlijke vertrek van de declarant naar het buitenland. Indien uit het onder- zoek blijkt dat de declarant in werkelijkheid niet gaat vertrekken naar het buitenland, moeten de bevolkingsregisters verbeterd en geactualiseerd wor- den. Enkel in dit geval zal de Dienst Bevolking van de FOD Buitenlandse Zaken verwittigd worden.
RECTO: AANGIFTE
De Ambtenaar van de burgerlijke stand van de stad/gemeente
……………………………………………
heeft de aangifte ontvangen waarin de genoemde: Naam, voornaam:
………………………………………………………………………………………………………
.
Rijksregisternummer:
………………………………..................................................................................................
.
verklaart:
▪ zijn/haar huidige hoofdverblijfplaats effectief te verlaten:
…………………………………………………………………………………………………
…......
▪ voor vertrek naar het buitenland op datum van:
…………………………………………………………………………………………………
……..
Land:
Model 8bis - Model voor intern gebruik in de gemeente inzake de aangifte van een vertrek naar het buitenland en het onder- zoek betreffende dat eigenlijke vertrek
………………………………………………………………………………….
Adres (indien reeds gekend):
…………………………………………………………..
alsook de volgende persoon (personen) die tot hetzelfde gezin behoort (behoren) (naam, voornamen, Rijksregisternummer).
Naam:……………………………Voornaam: RR-nr.:
………………
Naam:……………………………Voornaam RR-
nr.:………………
Naam:……………………………Voornaam RR-
nr.:………………
(Datum)
Handtekening van de Ambtenaar
Handtekening van de declarant van de burgerlijke stand of zijn/haar afgevaardigde
Zegel van de stad/gemeente
NB: Xxxx persoon die een aangifte doet van een vertrek naar het buitenland, wordt op zijn/haar laatste adres onder- worpen aan een onderzoek om het effectieve vertrek vast te stellen, overeenkomstig artikel 7, §5, van het koninklijk besluit van 16 juli 1992 betreffende de bevolkingsregisters en het vreemdelingenregister.
Bij deze aangifte wordt aan de betrokkene een bewijs van afvoering (model 8) afgegeven om zich eventueel te kun- nen inschrijven in de Belgische consulaire post in het buitenland. Indien het verblijfplaatsonderzoek evenwel aan- toont dat de persoon zijn/haar laatste adres niet verlaten heeft:
- moeten de bevolkingsregisters verbeterd en geactualiseerd worden;
- moet de Dienst Bevolking van de FOD Buitenlandse Zaken verwittigd worden: FOD Buitenlandse Zaken – Dienst Bevolking en Kieszaken – Xxxxxxxxxxxxxxxxx 00 xx 0000 XXXXXXX – E-mail: xxx@xxxxxxxx.xxx.xx .
VERSO: VERIFICATIE
RAPPORT VERBLIJFPLAATSONDERZOEK – VERTREK NAAR HET BUITENLAND
(artikel 7, §5, van het koninklijk besluit van 16 juli 1992 betreffende de bevolkingsregis- ters en het vreemdelingenregister)
Precieze data en uren van de uitgevoerde controles met vermelding van de aan- of af- wezigheid van de betrokkene(n):
- ………………………………… (dag/maand/jaar) om… (uur/minuten)
- ………………………………… (dag/maand/jaar) om… (uur/minuten)
- ………………………………… (dag/maand/jaar) om… (uur/minuten)
Hebben deze personen effectief het adres verlaten om naar het buitenland te vertrek- ken?
JA NEEN (*)
Duidelijke en gedetailleerde beschrijving van de redenen van het voorstel tot weige- ring van de afvoering voor het buitenland (vaststellingen en andere elementen die het vertrek voor het buitenland weerleggen):
……………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………
…………
……………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………
…………
……………………………………………………………………………………………………
……
Totaal aantal personen dat het adres affectief verlaten heeft om naar het buitenland te vertrekken:
………………………………………………………………………………………………………
…
(Gemeente), op (datum)
………………………………………………………………………………………………………
…
De wijkagent, (Naam, voornaam en handtekening)
………………………………………………………………………………………………………
…
(*) Schrappen wat niet past
Alle rubrieken van dit onderzoeksrapport moeten nauwkeurig ingevuld worden!
70. Model 9 wordt gebruikt om de beslissing van niet-inschrijving (artikel 7, § 8, van het koninklijk besluit van 16 juli 1992 betreffende de bevolkingsregisters en het vreemdelingenregister) ter kennis van de betrokkene te brengen. In het geval de aangifte door de burger elektronisch werd verricht, mag ook dit mo- del 9 op elektronische wijze worden toegestuurd naar de burger (voorzien van de elektronische handtekening van de bevoegde beambte).
De kennisgeving aan de burger is essentieel om de rechten van de burger te vrijwaren en zijn beroepsmogelijkheid bij het departement binnen de 30 ka- lenderdagen te bepalen.
Stad/Gemeente nr. NIS-code |
Model 9 |
Geachte Mevrouw, Geachte Heer, De ambtenaar van de burgerlijke stand van de stad/gemeente …………………… deelt U mede dat de inschrijving van uw gezin (naam, voornamen van de referentiepersoon en van de leden van het gezin) in de …………………………………………….. straat, nr. …………………… na onderzoek geweigerd is om de volgende reden(en): …………………………. ……………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………. U kan zich eerst aanmelden bij het gemeentebestuur, met de bewijsstukken van uw effectieve verblijfplaats, teneinde een nieuwe aanvraag tot inschrijving in te dienen. Vervolgens kan u eventueel tegen deze weigering binnen de 30 kalenderdagen beroep (1) instellen bij de gemachtigde van de Minister van Binnenlandse Zaken door een schrijven (2) fatsoenlijk gedateerd en gehandtekend, te richten aan de Directie Instellingen en Bevolking, Dienst Bevolking en Identiteitskaarten, Park Atrium, Koloniënstraat 11 te 0000 Xxxxxxx (cfr. artikel 8 van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters, de identiteitskaarten, de vreemdelingen- kaarten en de verblijfsdocumenten en tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen). Hoogachtend. (Datum) Handtekening van de ambtenaar van de burgerlijke stand of zijn gemachtigde, Zegel van de stad/gemeente. (1) Het verzoekschrift moet de volgende gegevens bevatten : • de identiteitsgegevens van alle betrokkenen (naam en voornaam, adres van inschrijving in de bevolkingsregisters, geboortedatum, eventueel Rijksregisternummer) ; • een duidelijke beschrijving van de redenen waarom de tussenkomst van de minister wordt gevraagd ; • een duidelijke beschrijving van het persoonlijke belang indien er geen tussenkomst wordt gevraagd betreffende de eigen inschrijving in de bevolkingsregisters . Alle relevante stukken worden bij het verzoekschrift gevoegd. (2) Indien gewenst kan een beroep worden ingediend per mail XxxxXxxxxxXXX@xxx.xxxx.xx . |
Model 10
71.
Het model 10 stelt de gemeente van het OCMW waar de betrokken persoon vraagt om ingeschreven te worden, in staat om bij de gemeente van de vorige officiële inschrijving na te gaan of betrokkene wel degelijk het adres van die officiële inschrijving verlaten heeft, en om eventueel zijn verblijfssituatie te regulariseren.
Stad / Gemeente NIS code
Model 10
Aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van en te
De genaamde …….…………………… Rijksregisternummer ,
ingeschreven op volgend adres
........................................................................................................................
in uw gemeente, vraagt, in toepassing van artikel 1, § 2 van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters, de identiteitskaarten, de vreemde- lingenkaarten en de verblijfsdocumenten en tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van natuurlijke personen, in- schrijving bij het OCMW van mijn gemeente omdat hij/zij, bij gebrek aan voldoende financiële middelen, geen verblijfplaats meer heeft.
Ik zou u dank weten indien u ter plaatse zou willen nagaan of de betrokkene wel degelijk niet meer verblijft op het bovengenoemde adres in uw gemeente en om eventueel de verblijfssituatie van de betrokkene te regulariseren.
Gelieve mij op de hoogte te brengen van de situatie door middel van het aan- gehechte formulier, en dit binnen de veertien dagen.
(Datum)
Handtekening van de ambtenaar van de burgerlijke stand of van zijn afge- vaardigde.
Zegel van de Stad / Gemeente
72.
Bij middel van model 10bis kan de gemeente waar de betrokken persoon offi- cieel ingeschreven was, bevestigen dat betrokkene wel degelijk het adres van de officiële inschrijving verlaten heeft en (eventueel) dat de verblijfssituatie van betrokkene werd geregulariseerd.
Stad/ Gemeente NIS Code
Model 10bis
Gevolg gevend aan uw vraag van bevestig
ik dat de genaamde… Rijksregisternummer
……………………….
verblijft / niet verblijft op volgend adres:
…………………………………………………………………… in mijn gemeente.
(Als de betrokkenen niet verblijft op het bovengenoemde adres): De be- trokkene werd van ambtswege afgevoerd uit het bevolkingsregister van mijn gemeente op datum van ……………
(Datum)
Handtekening van de ambtenaar van de burgerlijke stand of van zijn afge- vaardigde,
Zegel van de stad / gemeente
Hoofdstuk IV. - Grondregels betreffende het houden van de regis- ters.
a) Algemeen:
73. Alle personen die hun hoofdverblijfplaats op het grondgebied van een ge- meente gevestigd hebben, ongeacht of ze er aanwezig dan wel tijdelijk afwe- zig zijn, worden ingeschreven in de bevolkingsregisters met vermelding van de hen betreffende informatiegegevens.
Voormelde algemene regel dient evenwel te worden genuanceerd voor wat betreft de vreemdelingen (van wie de inschrijving in de bevolkingsregisters ondergeschikt is aan de vaststelling van hun recht of toelating tot verblijf of vestiging – cfr. punt 2) en de diplomaten, de personen die gelijkaardige im- muniteiten genieten als de leden van het diplomatieke korps, alsook het mili- tair personeel van SHAPE en van de NAVO (die vrijgesteld zijn van inschrij- ving in de bevolkingsregisters – cfr. punt 4).
Bovendien zijn sommige categorieën van vreemdelingen het voorwerp van een vermelding die geldt als inschrijving in het bevolkingsregister en die slechts een beperkt aantal gegevens bevat (het burgerlijk personeel van SHAPE en de personen ter hunner laste, alsook de personen ten laste van het militair personeel van SHAPE; vreemde EU-ambtenaren; vreemde onderda- nen bedoeld in de artikelen 2 en 3 van het koninklijk besluit van 30 oktober 1991 betreffende de verblijfsdocumenten in België van sommige vreemdelin- gen - cfr. hoofdstuk VI).
Wat betreft de inschrijving van asielzoekers moet verwezen worden naar Deel II betreffende het wachtregister.
74. De gezinnen of personen die over meerdere verblijven of woningen beschik- ken, worden slechts ingeschreven in de registers van de plaats waar zij hun hoofdverblijf hebben.
Een eigendoms- of bewoningstitel van een ander verblijf is geen geldig feit om er de inschrijving als hoofdverblijfplaats te verantwoorden.
Personen die in een vluchthuis verblijven, dienen te worden ingeschreven op het adres van het effectief verblijf, d.w.z. op het adres van het vluchthuis. Wel wordt hierbij gewezen op de mogelijkheid voor deze personen om aan het gemeentebestuur te vragen om dit adres niet aan derden mee te delen, dit in overeenstemming met artikel 11 van het koninklijk besluit van 16 juli 1992 betreffende het verkrijgen van informatie uit de bevolkingsregisters en uit het vreemdelingenregister (zie verder nr. 129).
b) De tijdelijke afwezigheid en het recht op terugkeer van vreemdelingen:
75. De bepalingen inzake tijdelijke afwezigheid (cfr. punt 105) zijn eveneens van toepassing op vreemdelingen. Voor vreemde onderdanen die tijdelijk het land verlaten en zich in een situatie van tijdelijke afwezigheid bevinden en hiervan melding hebben gedaan bij de gemeente van inschrijving, dient deze tijdelijke afwezigheid te worden geregistreerd (IT 026), dit naast de vermelding van het recht op terugkeer (IT 008).
Vreemde onderdanen die tijdelijk het land verlaten zonder dat zij verkeren in een situatie van tijdelijke afwezigheid, maar toch van het recht op terugkeer genieten, dienen van de registers te worden afgevoerd. Bij hun terugkeer kunnen zij dan opnieuw worden ingeschreven, binnen de perken van hun recht op terugkeer en zonder nieuwe controle op de immigratie.
Wat de gevolgen van een ambtshalve afvoering op de uitoefening van het recht op terugkeer betreft, heeft de Raad van State in een arrest van 16 de- cember 1999 voor recht gezegd dat de vreemdeling die houder is van een gel- dige verblijfs- en vestigingstitel en die het land verlaat, beschikt over een recht op terugkeer naar het Koninkrijk gedurende een jaar. De ambsthalve afvoering uit de gemeentelijke registers en het gebrek aan een bericht voor- afgaandelijk aan het vertrek leiden niet tot het verlies van het recht op terug- keer en dus ook niet van het recht op verblijf. Hieruit volgt dat de ambtshalve afvoering geen geldig motief is voor de beslissing tot intrekking van de vreemdelingenkaart aan de vreemdeling.
Hierbij wordt ook verwezen naar de bepalingen in verband met het tijdelijke of kortstondig verblijf buiten de gemeente van het hoofdverblijf (zie: punt 96).
c) De inschrijving van niet-ontvoogde minderjarigen:
§1. Het adres van inschrijving in de bevolkingsregisters van een niet- ontvoogde minderjarige:
76. a) De niet-ontvoogde minderjarige volgt de gewone verblijfsregels zoals be- paald in de artikelen 1 en 3 van de wet van 19 juli 1991 betreffende de be- volkingsregisters, de identiteitskaarten, de vreemdelingenkaarten en de ver- blijfsdocumenten en tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot rege- ling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, evenals in de artike- len 16, 17 en 18 van het koninklijk besluit van 16 juli 1992 betreffende de bevolkingsregisters en het vreemdelingenregister.
Dit betekent dat de minderjarige wordt ingeschreven op het adres waar hij zijn hoofdverblijfplaats heeft, zijnde de plaats waar hij effectief verblijft gedurende het grootste gedeelte van het jaar. Dit is dus een louter feitelijke
aangelegenheid. De hoofdverblijfplaats wordt vastgesteld op grond van ob- jectieve materiële of feitelijke gegevens, en niet in functie van afgelegde verklaringen of het akkoord van de ouders of één van hen om op een be- paald adres te worden ingeschreven in de bevolkingsregisters.
Gevonden of verlaten kinderen en aan pleegouders toevertrouwde wezen, die geplaatst zijn in een verblijfsinstelling of in een home voor kinderen, worden ingeschreven op het adres van het pleeggezin of van de instelling waar ze verblijven.
Minderjarigen die, met toepassing van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming of de regelgeving betreffende de bijzondere jeugdbij- stand, bij een particulier zijn geplaatst (vb. bij pleegouders), worden inge- schreven op het adres van de persoon bij wie ze verblijven.
Minderjarigen die, met toepassing van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming of de regelgeving betreffende de bijzondere jeugdbij- stand, in een instelling (vb. een jeugdinstelling, een MPI, …) zijn geplaatst, kunnen gedurende hun verblijf in deze instelling als tijdelijk afwezig wor- den beschouwd op het adres waar zij staan ingeschreven, dit op voorwaarde dat zij nog regelmatig contact onderhouden met de perso(o)n(en) op wiens adres zij nog ingeschreven staan. Indien de betrokken minderjarige, gedu- rende zijn verblijf in de instelling, echter geen contacten meer blijkt te on- derhouden met de perso(o)n(en) op wiens adres hij staat ingeschreven, dient hij te worden ingeschreven op het adres van de instelling waar hij werd geplaatst.
Minderjarigen die, met toepassing van de wet van 1 maart 2002 betreffende de voorlopige plaatsing van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd, door de jeugdrechtbank of door de onderzoeksrech- ter, bij voorlopige maatregel van maatschappelijke beveiliging, worden toevertrouwd aan een ‘Centrum voor voorlopige plaatsing van minderjari- gen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd’, dienen gedu- rende deze (kortstondige) voorlopige plaatsing als tijdelijk afwezig te wor- den beschouwd op het adres waar zij staan ingeschreven.
Minderjarigen die, met toepassing van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming of de regelgeving betreffende de bijzondere jeugdbij- stand, voor een kortstondige duur (minder dan 3 maanden) worden toever- trouwd aan een particulier, kunnen gedurende deze periode als tijdelijk af- wezig worden beschouwd op het adres waar zij staan ingeschreven.
b) Artikel 108 B.W. voorziet in een wettelijke woonplaats voor niet- ontvoogde minderjarigen. Deze wettelijke woonplaats is de gezamenlijke verblijfplaats van de ouders van de niet-ontvoogde minderjarige of, indien zijn ouders niet samenleven, de verblijfplaats van één van beiden. De niet- ontvoogde minderjarige die onder voogdij is geplaatst heeft zijn wettelijke woonplaats bij zijn voogd.
Een minderjarige wordt ingeschreven op het adres van voormelde wettelij- ke woonplaats indien hij er ook effectief zijn hoofdverblijf heeft.
In het geval van verschil tussen de wettelijke woonplaats en de hoofdver- blijfplaats van een niet-ontvoogde minderjarige, wordt hij ingeschreven op het adres van de hoofdverblijfplaats. In dit geval verwijst de steekkaart mo- del 1 van de gemeente van inschrijving naar de wettelijke woonplaats of – in het geval van vrijstelling van het bijhouden van de steekkaart model 1 – wordt door de gemeente van inschrijving de wettelijke woonplaats weerge- geven in het rijksregisterdossier van betrokkene, dit onder het IT 027.
c) Artikel 374, §1, laatste lid, van het B.W. voorziet in de mogelijkheid voor de rechter om het adres te bepalen waar een niet-ontvoogde minderjarige dient te worden ingeschreven in de bevolkingsregisters als hebbende aldaar zijn hoofdverblijf, dit in geval de ouders niet samenleven en zij geen over- eenstemming kunnen bereiken omtrent de uitoefening van het ouderlijk ge- zag over de minderjarige.
Een minderjarige wordt ingeschreven op het adres bepaald door de rechter conform artikel 374, §1, laatste lid, B.W., indien hij er ook effectief zijn hoofdverblijf heeft.
Indien mocht blijken dat de betrokken minderjarige zijn effectieve hoofd- verblijfplaats niet (langer) heeft op het adres van de door de rechter, con- form artikel 374, §1, laatste lid, B.W. bepaalde hoofdverblijf, dient hij te worden ingeschreven op het adres van de effectieve hoofdverblijfplaats. In dit geval verwijst de steekkaart model 1 van de gemeente van inschrijving naar de door de rechter bepaalde hoofdverblijfplaats. In het geval van vrij- stelling van het bijhouden van de steekkaart model 1, wordt door de ge- meente van inschrijving de door de rechter bepaalde hoofdverblijfplaats weergegeven in het rijksregisterdossier van betrokkene, dit onder het IT 027.
d) De niet-ontvoogde minderjarige van wie de ouders of één ervan uit het ou- derlijk gezag zijn ontzet, volgt de gewone verblijfsregel zoals bepaald on- der punt a).
Hij wordt dus ingeschreven op het adres van de persoon bij wie hij zijn werkelijk hoofdverblijf heeft. Voor het geval hij in een instelling is ge- plaatst en hij er gedurende zijn verblijf geen contacten meer blijkt te onder- houden met de perso(o)n(en) op wiens adres hij staat ingeschreven, dient hij te worden ingeschreven op het adres van deze instelling.
Indien de betrokken minderjarige niet wordt ingeschreven bij de ouder die het ouderlijk gezag heeft behouden, wordt eveneens de wettelijke woon- plaats vermeld in het rijksregisterdossier van betrokkene, zoals uitgelegd onder punt b).
e) Wanneer de ouders niet samenleven en de niet-ontvoogde minderjarige op een gelijkmatig verdeelde wijze verblijft bij elk van beide ouders (= het systeem van het verblijfsco-ouderschap, zoals bedoeld in artikel 374, §2, B.W.) is het echter niet mogelijk te bepalen bij welke ouder de minderjari- ge effectief verblijft gedurende het grootste gedeelte van het jaar.
De inschrijving van de niet-ontvoogde minderjarige gebeurt dan op basis van hetzij het wederzijds akkoord van de beide ouders, hetzij de laatste ge- rechtelijke beslissing tot gelijkmatig verdeelde huisvesting, hetzij de laatste notariële akte tot gelijkmatig verdeelde huisvesting.
Bij gebrek aan een akkoord, een gerechtelijke beslissing of een notariële akte blijft de niet-ontvoogde minderjarige ingeschreven aan het adres van de laatste hoofdverblijfplaats.
Indien het niet mogelijk blijkt om de inschrijving van de niet-ontvoogde minderjarige te regelen volgens de voormelde modaliteiten, gebeurt deze aan het adres van de hoofdverblijfplaats van de ouder die de kinderbijslag ontvangt,in afwachting dat de hoven en rechtbanken een uitspraak doen terzake.
De in vorige alinea vermelde regeling geldt eveneens in het geval van een feitelijk verblijfsco-ouderschap (d.w.z. een gelijkmatig verdeeld verblijf van het kind bij elk van beide ouders, zonder dat dit werd opgelegd bij vonnis of zonder dat dit het voorwerp uitmaakt van een door de rechtbank gehomologeerde overeenkomst afgesloten tussen beide ouders).
f) Wat betreft de gevallen van minderjarige kinderen die in het buitenland worden vastgehouden door een ouder, die uit dien hoofde werd veroor- deeld, dienen de betrokken minderjarige kinderen te worden beschouwd als tijdelijk afwezig zonder enige tijdsbeperking (zie de omzendbrief dd. 9 ja- nuari 2001 en punt 106 van deze onderrichtingen).
g) Het is noodzakelijk dat het onderzoek van de reële verblijfplaats van een minderjarige door de gemeenten op een grondige wijze wordt uitgevoerd. Dit houdt in dat meerdere bezoeken ter plaatse worden verricht, bij elk van de ouders, en dit, indien mogelijk, gespreid over een langere periode die zich niet beperkt tot de schoolvakanties. Op deze manier kan al in aanzien- lijke mate worden vermeden dat voortdurend en afwisselend door elk van beide ouders aangifte wordt gedaan van de overbrenging van de hoofdver- blijfplaats van de betrokken minderjarige naar zijn/haar adres.
h) Ofschoon een niet-ontvoogde minderjarige in principe niet als alleenstaan- de kan worden ingeschreven in de bevolkingsregisters, zal dit evenwel in de hieronder beschreven situaties toch noodzakelijk zijn:
- een kind dat (bijvoorbeeld, op grond van de geboorte in België) de
Belgische nationaliteit heeft verkregen en dat zijn hoofdverblijf heeft op het adres van zijn ouders met een vreemde nationaliteit die illegaal in het Rijk verblijven;
- een kind met een vreemde nationaliteit en dat legaal in het Rijk ver- blijft, doch zijn hoofdverblijf heeft op het adres van één van zijn ou- ders die illegaal in het Rijk verblijft;
- de niet-begeleide minderjarigen met een vreemde nationaliteit.
i) Wat betreft de datum van inschrijving van een niet-ontvoogde minderjarige, dient toepassing te worden gemaakt van de algemene regel vermeld onder nr. 81.
j) Wanneer een kind wordt opgenomen in een gezin in het kader van een adop- tie, dient op het ogenblik van de aangifte van de aankomst van het adoptie- kind in het gezin het kind onmiddellijk te worden ingeschreven in de bevol- kingsregisters (bevolkingsregister of vreemdelingenregister ) op het adres van de adoptieouders, op voorwaarde dat de ouders ofwel het bewijs voor- leggen van de beslissing van registratie van de adoptie afgegeven door de Federale Centrale Autoriteit, indien de adoptie in het buitenland wordt uit- gesproken vóór de internationale verplaatsing van het kind, ofwel een attest wordt voorgelegd van één van de Centrale autoriteiten voor Adoptie van de drie Gemeenschappen (de Vlaamse Centrale autoriteit Kind en Gezin, l’Autorité centrale communautaire, of Zentrale Behörde der Deutschspra- chigen Gemeinschaft für Adoptionen) waaruit blijkt dat het kind zich in een lopende adoptieprocedure bevindt en met dit oog werd toegewezen aan het betrokken gezin.
Opgelet: een niet-Europees kind dat in België aangekomen is met het oog op een adoptie zal bovendien moeten beschikken over een visum van type “D”, code B23, B20, B11 of B28. Indien dit kind zich al in België bevond, gelieve u ervan te verzekeren – zo nodig bij de Dienst Vreemdelingenzaken
– dat het verblijfsrecht behouden blijft vooraleer u het kind inschrijft.
Enkel in het geval dat de gemeentelijke bevolkingsdienst gegronde twijfels zou hebben over het daadwerkelijk verblijf van het adoptiekind op het adres van de adoptieouders, dient nog een voorafgaandelijke woonstcontrole te worden uitgevoerd. Wanneer deze woonstcontrole positief is, wordt dan het kind op datum van aankomst in de gemeente ingeschreven op het adres van de adoptieouders.
Indien de inschrijving van het adoptiekind op het adres van de adoptieou- ders voorafgaat aan de registratie van de adoptie uitgesproken in het buiten- land, afgegeven door de Federale Centrale Autoriteit, of aan het adoptievon- nis uitgesproken door de jeugdrechtbank, dient het kind voorlopig te worden geregistreerd als ‘niet-verwant’ ten aanzien van de referentiepersoon van het adoptiegezin.
(Omzendbrief van de Dienst Bevolking dd. 27 mei 2010, aangepast bij om- zendbrief dd. 25.02.2011).
§2. De aangifte van de overbrenging van de hoofdverblijfplaats van een niet-ontvoogde minderjarige:
a) Wanneer een niet-ontvoogde minderjarige de verblijfplaats van zijn ouders voor het eerst verlaat om zijn hoofdverblijfplaats elders te vestigen, moet hij bij zijn aangifte van de overbrenging van hoofdverblijfplaats vergezeld worden door minstens één van de personen die het ouderlijk gezag over hem uitoefenen.
Deze regel dient zowel te worden gevolgd indien de minderjarige van hoofdverblijfplaats wil veranderen binnen dezelfde gemeente, wanneer hij zijn hoofdverblijfplaats wil overbrengen naar een andere gemeente, als in het geval van aangifte van het vertrek van de minderjarige naar het buiten- land.
Onder ‘verblijfplaats van zijn ouders’ dient te worden begrepen: de hoofd- verblijfplaats waar de minderjarige met zijn ouders of één ervan samen- leeft. Voormelde regeling dient derhalve te worden toegepast, zowel in de gevallen waarbij de minderjarige de verblijfplaats van zijn ouders of één ervan verlaat om zijn hoofdverblijf te gaan vestigen bij een derde, als in de gevallen waarbij de ouders niet samenleven en de minderjarige de hoofd- verblijfplaats van één zijn ouders verlaat om zijn hoofdverblijf te gaan ves- tigen bij de andere ouder.
Met ‘ouderlijk gezag’ wordt bedoeld: de bevoegdheid tot het nemen van belangrijke beslissingen betreffende de gezondheid van het kind, zijn op- voeding, zijn opleiding, de godsdienstige en levensbeschouwelijke keuzes en de organisatie van zijn huisvesting (cfr. artikel 374, §1, lid 2, B.W.).
In principe oefenen de ouders het ouderlijk gezag gezamenlijk uit, ook wanneer de ouders niet samenleven (artikel 373, lid 1, B.W. en artikel 374,
§1, lid 1, B.W.). Dit wordt ‘co-ouderschap’ genoemd, en dient duidelijk te worden onderscheiden van het systeem van het verblijfsco-ouderschap, zo- als bedoeld in artikel 374, §2, B.W. (zie §1, punt e) hierboven).
Wanneer de ouders niet samenleven, kan de bevoegde rechter de uitoefe- ning van het ouderlijk gezag uitsluitend opdragen aan één van beide ouders, dit bij gebreke van overeenstemming over de uitoefening ervan (artikel 374, §1, lid 2, B.W.). Dit wordt het ‘exclusief ouderlijk gezag’ genoemd.
In heel uitzonderlijke omstandigheden komt het voor dat één of beide ou-
ders door de jeugdrechter werden ontzet uit het ouderlijk gezag, dit in over- eenstemming met de artikelen 32 en volgende van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming (zie §1, punt d) hierboven).
Indien het een minderjarige betreft die is geadopteerd, dan oefent (oefenen) de adoptant(en) het ouderlijk gezag ten aanzien van deze minderjarige uit, dit zowel in geval van een gewone adoptie, als bij een volle adoptie.
Wanneer beide ouders van de minderjarige zijn overleden, wettelijk onbe- kend zijn of in de voortdurende onmogelijkheid verkeren om het ouderlijk gezag uit te oefenen, ontstaat de voogdij over de betrokken minderjarige. In voorkomend geval wordt de minderjarige vertegenwoordigd door de voogd en wordt het ouderlijk gezag vervangen door het voogdijgezag.
Stiefouders oefenen geen ouderlijk gezag uit over hun minderjarig stief- kind. Pleegouders en pleegvoogden oefenen evenmin het ouderlijk gezag uit over hun minderjarig pleegkind.
In de gevallen waarbij de aangifte van de overbrenging van de hoofdver- blijfplaats van een niet-ontvoogde minderjarige langs elektronische weg gebeurt (via e-loket), volstaat het echter dat, in de loop van het onderzoek van de reële verblijfplaats, één van de personen die het ouderlijk gezag over de betrokken minderjarige uitoefent zich schriftelijk akkoord verklaart met de gevraagde overbrenging van de hoofdverblijfplaats. Uiteraard kan dit akkoord van de ouder met de gevraagde adreswijziging ook onmiddellijk langs elektronische weg worden verleend.
De onder dit punt vermelde regeling geldt enkel wanneer de niet-ontvoogde minderjarige ‘voor het eerst’ de verblijfplaats van zijn ouders verlaat.
Bij latere verblijfsveranderingen van de minderjarige is het niet meer ver- eist dat hij bij de aangifte van de overbrenging van zijn hoofdverblijfplaats vergezeld wordt door één van de personen die het ouderlijk gezag over hem uitoefenen. In dit geval volstaat het dat de gemeente de personen die het ouderlijk gezag over hem uitoefenen van deze nieuwe inschrijving op de hoogte brengt. De onder punt e) hierna beschreven procedure is dan niet van toepassing.
In het geval dat de overbrenging van de hoofdverblijfplaats voortvloeit uit de plaatsing van een minderjarige bij een particulier of in een instelling (zie wat hierover wordt gesteld onder §1, punt a) hierboven), dient de betrokken minderjarige niet te worden vergezeld door één van de personen die het ou- derlijk gezag over hem uitoefenen. In dit geval volstaat het dat betrokkene bij de aangifte van de overbrenging van zijn hoofdverblijfplaats wordt ver- gezeld door de particulier of een vertegenwoordiger van de instelling waar-