Hof van Cassatie 13 maart 2015
R E C H T S P R A A K
Hof van Cassatie 13 maart 2015
REISCONTRACT
Reisorganisatie – Wet van 6 februari 1994 – Bijstands- verplichting – Toepassingsgebied – Overmacht
Artikel 15, eerste lid van de wet d.d. 16 februari 1994 tot regeling van het contract tot reisorganisatie en reisbemidde- ling voorziet dat indien tijdens de reis blijkt dat een belang- rijk deel van de diensten waarop de overeenkomst betrek- king heeft, niet zal kunnen worden uitgevoerd, de reisorga- nisator alle nodige maatregelen neemt om de reiziger passende en kosteloze alternatieven aan te bieden met het oog op de voortzetting van de reis. Het derde lid van deze bepaling bepaalt dat indien dergelijke regeling onmogelijk blijkt of indien de reiziger deze alternatieven om deugdelijke redenen niet aanvaardt, de reisorganisator hem een gelijk- waardig vervoermiddel ter beschikking moet stellen dat hem terugbrengt naar de plaats van het vertrek en, in voorko- mend geval, de reiziger schadeloos stellen. Deze bijstands- verplichting blijft bestaan wanneer de reisorganisator ont- heven is van zijn aansprakelijkheid, en o.a. ingeval de niet- uitvoering van de reisovereenkomst het gevolg is van over- macht, zoals blijkt uit artikel 18, § 3 van dezelfde wet.
CONTRAT DE VOYAGE
Organisation de voyages – Loi du 16 février 1994 – Obli- gation d’assistance – Champ d’application – Force majeure
L’article 15, xxxxxx 0xx, de la loi du 16 février 1994 régissant le contrat d’organisation de voyages et le contrat d’intermé- diaire de voyages prévoit que, s’il apparaît au cours du voyage qu’une part importante des services faisant l’objet du contrat ne pourra être exécutée, l’organisateur de voya- ges prend toutes les mesures nécessaires pour offrir au voya- geur des substituts appropriés et gratuits en vue de la pour- suite du voyage. L’alinéa 3 de la même disposition expose que, lorsque de tels arrangements sont impossibles ou que le voyageur n’accepte pas ces substituts pour des raisons vala- bles, l’organisateur de voyages doit lui fournir un moyen de transport équivalent qui le ramène au xxxx xx xxxxxx xx xxx xxxx, xx xxx xxxxxxx, de dédommager le voyageur. Cette obli- gation d’assistance subsiste même dans les cas où l’organi- sateur de voyages est exonéré de sa responsabilité, et notam- ment lorsque l’inexécution du contrat de voyage résulte d’un cas de force majeure, ainsi qu’il ressort de l’article 18, § 3, de la même loi.
Jetair NV / M.D.S. en M.G.
Zet.: X. Xxxxx (afdelingsvoorzitter als voorzitter), X. Xxxxxxxx (afdelingsvoorzitter), X. Xxxxxxxx, X. Xxxxxx en X. Xxxxxxxx (raadsheren)
OM: X. Xxxxxxxxxxxx (advocaat-generaal) Pl.: Xx. X. Xxxxxxx
Zaak: C.14.0335.N
I. Rechtspleging voor het Hof
Het cassatieberoep is gericht tegen het arrest van het hof van beroep te Antwerpen van 10 februari 2014.
Afdelingsvoorzitter X. Xxxxx heeft verslag uitgebracht. Advocaat-generaal Xx. Xxxxxxxx heeft geconcludeerd.
II. Feiten
Uit het bestreden arrest blijken de volgende feiten:
– de verweerders boekten via hun reisagent een reis naar India die werd georganiseerd door de eiseres;
– de terugvlucht werd verstoord door de uitbarsting van de IJslandse vulkaan Eyjafjallajökull ten gevolge waarvan de verweerders zijn gestrand in Helsinki;
– de verweerders hebben kosten gemaakt voor hun verblijf aldaar en voor hun terugkeer;
– zij vorderen van de eiseres, als reisorganisator, de terugbe- taling van de door hen gemaakte reis- en verblijfkosten.
III. Cassatiemiddel
De eiseres voert in haar verzoekschrift dat aan dit arrest is gehecht, een middel aan.
IV. Beslissing van het Hof
Beoordeling
Eerste onderdeel
1. Artikel 15, eerste lid van de wet van 16 februari 1994 tot regeling van het contract tot reisorganisatie en reisbemidde- ling (hierna: reiscontractenwet) bepaalt dat indien tijdens de reis blijkt dat een belangrijk deel van de diensten waarop de overeenkomst betrekking heeft, niet zal kunnen worden uitge- voerd, de reisorganisator alle nodige maatregelen neemt om de reiziger passende en kosteloze alternatieven aan te bieden met het oog op de voortzetting van de reis. Volgens het derde lid van deze bepaling moet de reisorganisator, indien derge- lijke regeling onmogelijk blijkt of indien de reiziger deze alternatieven om deugdelijke redenen niet aanvaardt, hem een
J U R I S P R U D E N C E
gelijkwaardig vervoermiddel ter beschikking stellen dat hem terugbrengt naar de plaats van het vertrek, en, in voorkomend geval, de reiziger schadeloos stellen.
Deze bijstandsverplichting van de reisorganisator geldt eveneens wanneer de niet- uitvoering van de reisovereen- komst het gevolg is van overmacht.
2. De appelrechters stellen vast dat de eiseres in gebreke is gebleven om aan de verweerders passende bijstand te verle- nen zodat de verweerders “op zichzelf [waren] aangewezen” en het feit dat de eiseres “niet beschikte over een vertegen- woordiger in Helsinki [...] het haar niet onmogelijk [maakte] om de reizigers die ter plaatse waren gestrand, zoals [de ver- weerders]” bijstand te verlenen. Zij oordelen dat de over- machtssituatie die ontstaan is door de vulkaanuitbarsting, de eiseres niet bevrijden van de in artikel 15 reiscontractenwet bedoelde bijstandsverplichting, en veroordelen de eiseres op grond hiervan tot de vergoeding van de door de verweerders gemaakte reis- en verblijfkosten.
Door aldus te beslissen, oordelen de appelrechters naar recht.
Het onderdeel kan niet worden aangenomen.
Tweede onderdeel
3. Uit de door de appelrechters gebruikte bewoordingen en hun context kan uit hun oordeel dat de vulkaanuitbarsting “een geval van overmacht” uitmaakt, niet worden afgeleid dat deze situatie van overmacht ook de niet-nakoming van de in artikel 15 reiscontractenwet bedoelde bijstandsverplich- ting betreft.
Het onderdeel dat berust op een onjuiste lezing van het bestreden arrest, mist feitelijke grondslag.
Dictum
Het Hof,
Verwerpt het cassatieberoep. Veroordeelt de eiseres tot de kosten.
Bepaalt de kosten voor de eiseres op 1160,01 EUR. (…)
Note
L’obligation d’assistance de l’organisateur de voyages et la force majeure
Xxxx Xxxxxx Xxxxxxxxx0
I. Les faits et la procédure au fond
1. Des voyageurs ont réservé à l’intermédiaire de leur agence un voyage en Inde du 3 au 15 avril 2010, organisé par la SA Jetair. Sur le chemin du retour en Belgique, les voya- geurs ont été bloqués à leur escale de Helsinki, à la suite de l’éruption du volcan Eyjafjallajökull2.
Cette éruption ayant provoqué la fermeture de l’espace aérien européen, les voyageurs sont finalement revenus en Belgique le 19 avril 2010, en voiture plutôt qu’en avion, et sans aucune assistance de l’organisateur de voyages. De ce fait, ils ont exposé des frais de transport, de restauration et d’hébergement à Helsinki, Tallinn et Varsovie.
Les voyageurs ont réclamé à Jetair le remboursement de ces frais et des billets d’avion non utilisés (Helsinki-Bruxelles),
xxx xx xxxx xx x’xxxxxxx 00 xx xx xxx du 16 février 1994 régis- sant le contrat d’organisation de voyages et le contrat d’intermédiaire de voyages3. Cette disposition prévoit que l’organisateur de voyages prend toutes les mesures nécessai- res pour offrir au voyageur des substituts appropriés et gra- tuits en vue de la poursuite du voyage, s’il apparaît au cours du voyage qu’une part importante des services faisant l’objet du contrat ne pourra pas être exécutée.
Par jugement du 29 novembre 2011, le tribunal de première instance d’Anvers a décidé que l’organisateur de voyages était responsable sur la base invoquée, et l’a condamné en conséquence au remboursement des frais exposés, mais pas des billets d’avion non utilisés4. La cour d’appel d’Anvers a confirmé ce jugement dans un arrêt du 10 février 20145.
1. Avocat au barreau de Bruxelles, professeur invité à la Haute Ecole Galilée.
2. Pour une étude générale des questions de responsabilité liées à cette éruption, voy. X. XXXXXXXXX, « Responsibility and Liability Aspects of the Ice- landic Volcanic Eruption », Air and Space Law, 2010, n° 4/5, p. 281. Voy. égal. X. XXXXXX, « Les perturbations du trafic aérien dues aux éruptions aux quatre coins de la planète des volcans Eyjafjöll, Grimsvötn, Puyehue et Dabbi », R.F.D.A.S., 2011, p. 111.
3. M.B., 1er avril 1994, p. 8928. Pour une xxxxx xxxxxxxxx xx xx xxx, xxx. X. XXXXX, Xx xxxxx xx xxxxxxxx, Xxxxxxxxx, De Boeck-Larcier, 2004; X. XXXXX- XXX, « La responsabilité des intermédiaires et des organisateurs de voyages », in Responsabilités. Traité théorique et pratique, t. II, Livre 27.2, Water- loo, Kluwer, 2010.
4. Civ. Anvers, 29 novembre 2011, inédit, R.G. n° 11/117/A.
5. Anvers, 10 février 2014, R.W., 2014-2015, p. 1110.