PROTOCOL TUSSEN
PROTOCOL TUSSEN
DE REPUBLIEK OOSTENRIJK EN
HET KONINKRIJK BELGIË
EN AANVULLEND PROTOCOL
TOT WIJZIGING VAN DE OVEREENKOMST TOT HET VERMIJDEN VAN DUBBELE BELASTING EN TOT REGELING VAN SOMMIGE ANDERE AANGELEGENHEDEN INZAKE BELASTINGEN NAAR HET INKOMEN EN NAAR HET VERMOGEN,
MET INBEGRIP VAN DE ONDERNEMINGSBELASTING EN DE GRONDBELASTINGEN, ONDERTEKEND TE WENEN OP 29 DECEMBER 1971
De Republiek Oostenrijk En
Het Koninkrijk België,
WENSENDE een Protocol en een Aanvullend Protocol te sluiten tot wijziging van de Overeenkomst tot het vermijden van dubbele belasting en tot regeling van sommige andere aangelegenheden inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, met inbegrip van de ondernemingsbelasting en de grondbelastingen, ondertekend te Wenen op 29 december 1971, (hierna te noemen “de Overeenkomst”),
Zijn het volgende overeengekomen:
Artikel 1
Artikel 26 van de Overeenkomst wordt opgeheven en vervangen door de volgende tekst:
“ARTIKEL 26
Uitwisseling van inlichtingen
1. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten wisselen de inlichtingen uit die naar verwachting relevant zullen zijn voor de uitvoering van de bepalingen van deze Overeenkomst of voor de toepassing of de tenuitvoerlegging van de nationale wetgeving met betrekking tot belastingen van elke soort en benaming die worden geheven door of ten behoeve van de overeenkomstsluitende Staten, voor zover de belastingheffing waarin die nationale wetgeving voorziet niet in strijd is met de Overeenkomst. De uitwisseling van inlichtingen wordt niet beperkt door de artikelen 1 en 2.
2. De door een overeenkomstsluitende Staat ingevolge paragraaf 1 verkregen inlichtingen worden op dezelfde wijze geheim gehouden als inlichtingen die onder de nationale wetgeving van die Staat zijn verkregen en worden alleen ter kennis gebracht van personen of autoriteiten (daaronder begrepen rechterlijke instanties en administratieve lichamen) die betrokken zijn bij de vestiging of invordering van de in paragraaf 1 bedoelde belastingen, bij de tenuitvoerlegging of vervolging ter zake van die belastingen, bij de beslissing in beroepszaken die betrekking hebben op die belastingen, of bij het toezicht daarop. Deze personen of autoriteiten gebruiken die inlichtingen slechts voor die doeleinden. Zij mogen van deze inlichtingen melding maken tijdens openbare rechtszittingen of in rechterlijke beslissingen. Niettegenstaande hetgeen voorafgaat, mogen de door een overeenkomstsluitende Staat verkregen inlichtingen voor andere doeleinden worden gebruikt indien ze overeenkomstig de wetgeving van beide Staten voor die andere doeleinden mogen worden gebruikt en indien de bevoegde autoriteit van de Staat die de inlichtingen verstrekt, de toestemming geeft voor dat gebruik.
3. In geen geval mogen de bepalingen van de paragrafen 1 en 2 aldus worden uitgelegd dat zij een overeenkomstsluitende Staat de verplichting opleggen:
a. administratieve maatregelen te nemen die afwijken van de wetgeving en de administratieve praktijk van die of van de andere overeenkomstsluitende Staat;
b. inlichtingen te verstrekken die niet verkrijgbaar zijn volgens de wetgeving of in de normale gang van de administratieve werkzaamheden van die of van de andere overeenkomstsluitende Staat;
c. inlichtingen te verstrekken die een handels-, bedrijfs-, nijverheids- of beroepsgeheim of een handelswerkwijze zouden onthullen, dan wel inlichtingen waarvan het verstrekken in strijd zou zijn met de openbare orde.
4. Wanneer op basis van dit artikel door een overeenkomstsluitende Staat om inlichtingen is verzocht, gebruikt de andere overeenkomstsluitende Staat de middelen waarover hij beschikt om de gevraagde inlichtingen te verkrijgen, zelfs al heeft die andere Staat die inlichtingen niet nodig voor zijn eigen belastingdoeleinden. De verplichting die in de vorige zin is vervat, is onderworpen aan de beperkingen waarin paragraaf 3 voorziet, maar die beperkingen mogen in geen geval aldus worden uitgelegd dat ze een overeenkomstsluitende Staat toestaan het verstrekken van inlichtingen te weigeren enkel omdat die Staat geen binnenlands belang heeft bij die inlichtingen.
5. In geen geval mogen de bepalingen van paragraaf 3 aldus worden uitgelegd dat ze een overeenkomstsluitende Staat toestaan om het verstrekken van inlichtingen te weigeren enkel en alleen omdat de inlichtingen in het bezit zijn van een bank, een andere financiële instelling, een trust, een stichting, een gevolmachtigde of een persoon die werkzaam is in de hoedanigheid van een vertegenwoordiger of een zaakwaarnemer of omdat de inlichtingen betrekking hebben op eigendomsbelangen in een persoon. Teneinde zulke inlichtingen te verkrijgen heeft de belastingadministratie van de aangezochte overeenkomstsluitende Staat de bevoegdheid om te vragen inlichtingen bekend te maken en om een onderzoek en verhoren in te stellen, niettegenstaande andersluidende bepalingen in de binnenlandse belastingwetgeving van die Staat.”
Artikel 2
Elk van de overeenkomstsluitende Staten stelt de andere overeenkomstsluitende Staat langs diplomatieke weg in kennis van de voltooiing van de procedures die door zijn wetgeving voor de inwerkingtreding van dit Protocol zijn vereist. Het Protocol zal in werking treden op de eerste dag van de derde maand die onmiddellijk volgt op de datum waarop de laatste van bovengenoemde kennisgevingen is ontvangen. De bepalingen van dit Protocol zullen van toepassing zijn:
a. met betrekking tot de bij de bron verschuldigde belastingen: op inkomsten die zijn toegekend of betaalbaar gesteld op of na 1 januari van het jaar dat onmiddellijk volgt op dat waarin het Protocol in werking is getreden;
b. met betrekking tot de andere dan bij de bron verschuldigde belastingen: op inkomsten van belastbare tijdperken die beginnen op of na 1 januari van het jaar dat onmiddellijk volgt op dat waarin het Protocol in werking is getreden;
c. met betrekking tot alle andere belastingen geheven door of ten behoeve van de overeenkomstsluitende Staten: op elke andere belasting die verschuldigd is ter zake van belastbare feiten die zich voordoen op of na 1 januari van het jaar dat onmiddellijk volgt op dat waarin het Protocol in werking is getreden.
Artikel 3
Dit Protocol, dat een integrerend deel uitmaakt van de Overeenkomst, zal van kracht blijven zolang de Overeenkomst van kracht blijft en zal van toepassing zijn zolang de Overeenkomst zelf van toepassing is.
TEN BLIJKE WAARVAN de gevolmachtigden van de twee overeenkomstsluitende Staten, daartoe behoorlijk gevolmachtigd, dit Protocol hebben ondertekend.
GEDAAN in tweevoud te Brussel op 10 september 2009, in de Duitse, Franse en Nederlandse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek.
Voor de Republiek Oostenrijk:
Voor het Koninkrijk België:
Xxxxxxx XXXXXXXX m.p. Xxxxxx XXXXXXXX m.p.
AANVULLEND PROTOCOL
Bij de ondertekening van het Protocol tot wijziging van de Overeenkomst tot het vermijden van dubbele belasting en tot regeling van sommige andere aangelegenheden inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, met inbegrip van de ondernemingsbelasting en de grondbelastingen, dat vandaag werd gesloten tussen de Republiek Oostenrijk en het Koninkrijk België, zijn de ondergetekenden overeengekomen dat de volgende bepalingen een integrerend deel van het Protocol zullen uitmaken.
Ad artikel 26:
1. De bevoegde autoriteit van de verzoekende Staat verschaft de volgende inlichtingen aan de bevoegde autoriteit van de aangezochte Staat bij het indienen van een verzoek om inlichtingen ingevolge de Overeenkomst om de verwachte relevantie van de inlichtingen voor het verzoek aan te tonen:
a. de identiteit van de persoon op wie de controle of het onderzoek betrekking heeft;
b. een verklaring omtrent de gezochte inlichtingen met inbegrip van de aard ervan en de vorm waarin de verzoekende Staat de inlichtingen wenst te ontvangen van de aangezochte Staat;
c. het fiscale doel waarvoor de inlichtingen gevraagd worden;
d. de redenen om aan te nemen dat de gevraagde inlichtingen zich binnen de aangezochte Staat bevinden of in het bezit zijn van of onder toezicht zijn van een persoon die onder de bevoegdheid van de aangezochte Staat valt;
e. de naam en het adres van elke persoon van wie verondersteld wordt dat hij in het bezit is van de gevraagde inlichtingen;
f. een verklaring dat de verzoekende Staat alle op zijn eigen grondgebied beschikbare middelen heeft gebruikt om de inlichtingen te verkrijgen, met uitzondering van de middelen die tot onevenredige moeilijkheden zouden leiden.
2. Er is overeengekomen dat de uitwisseling van inlichtingen waarin artikel 26 voorziet geen maatregelen omvat waarbij op goed geluk “gehengeld” wordt naar inlichtingen (“fishing expeditions”).
3. Er is overeengekomen dat paragraaf 5 van artikel 26 de overeenkomstsluitende Staten niet verplicht spontaan of automatisch inlichtingen uit te wisselen.
4. Er is overeengekomen dat er voor de interpretatie van artikel 26 naast de bovengenoemde principes eveneens rekening wordt gehouden met de principes die zijn vastgelegd in de OESO-Commentaar.
TEN BLIJKE WAARVAN de gevolmachtigden van de twee overeenkomstsluitende Staten, daartoe behoorlijk gevolmachtigd, dit aanvullend Protocol hebben ondertekend.
GEDAAN in tweevoud te Brussel op 10 september 2009, in de Duitse, Franse en Nederlandse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek.
Voor de Republiek Oostenrijk:
Voor het Koninkrijk België:
Xxxxxxx XXXXXXXX m.p. Xxxxxx XXXXXXXX m.p.