Pensioenreglement 2018
Pensioenreglement 2018
(Allianz Nederland Groep N.V. en Zwolsche Algemeene Schadeverzekeringen N.V.)
van
Klaverblad Levensverzekering N.V.
Laatstelijk gewijzigd per
- 1 juni 2018
- 1 januari 2019
- 1 januari 2020
- 1 juli 2020
- 1 januari 2021
Inhoudsopgave
Artikel 1. Begripsomschrijvingen 4
Artikel 2. Deelnemer (Niet meer van toepassing vanaf 1-1-2020) 6
Artikel 3. Gemeenschappelijke huishouding 7
Artikel 4. Bijdragen van de deelnemer (Niet meer van toepassing vanaf 1-1-2020) 7
Artikel 7. Overgangsbepaling pensioenrechten en pensioenaanspraken terzake van deelneming in het fonds voor 1 januari 2018 (Niet meer van toepassing vanaf 1-1-2021) 8
Artikel 7A Overgangsbepaling voor ZA-deelnemers 9
Artikel 9. Pensioenaanspraken vanaf 1 januari 2018 (Niet meer van toepassing vanaf 1-1-2020) .10 Artikel 10. Pensioengrondslag (Niet meer van toepassing vanaf 1-1-2020) 10
Artikel 11. Ouderdomspensioen 11
Artikel 12. Partnerpensioen 11
Artikel 13. Vervallen vanaf 1-1-2020 12
Artikel 14. Bijzonder partnerpensioen 12
Artikel 15. Beëindiging van het partnerschap, pensioenverevening en conversie 13
Artikel 16A. Prepensioen en Overbruggingspensioen 15
Artikel 17. Aanspraken voor aspirant-deelnemers Niet meer van toepassing vanaf 1-1-2020 16
Artikel 18. Toeslagverlening 16
Artikel 19. Vervallen vanaf 1 juli 2020 17
Artikel 20. Voortzetting deelneming bij arbeidsongeschiktheid Vanaf 1-1-2020 alleen nog van toepassing voor deelnemers voor wie op 31-12-2019 de deelneming reeds werd voortgezet wegens (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid 17
Artikel 21. Arbeidsongeschiktheidspensioen Vanaf 1-1-2020 alleen nog van toepassing op deelnemers die op 31-12-2019 reeds recht hadden op een uitkering van arbeidsongeschiktheidspensioen 18
Artikel 22. Flexibele elementen van de pensioenregeling 19
Artikel 23 Financiering van de pensioenregeling (Niet meer van toepassing vanaf 1-1-2020) 22
Artikel 24. Voorbehoud financiering werkgever Niet meer van toepassing vanaf 1-1-2020 22
Artikel 25. Korting pensioenaanspraken en pensioenrechten (Niet meer van toepassing vanaf 1-1- 2021, hiervoor in de plaats treden de algemene voorwaarden van verzekering bijlage 9) 23
Artikel 26. Informatieverstrekking door de (gewezen) deelnemer of belanghebbende(n) 23
Artikel 27. Informatieverstrekking door de Verzekeraar 23
Artikel 28. Einde van de deelneming vóór de pensioenrichtleeftijd 24
Artikel 29. Afkoop, vervreemden en prijsgeven van pensioenaanspraken 25
Artikel 30. Waardeoverdracht 25
Artikel 31. Uitbetaling van de pensioenen 25
Artikel 32. Samenloop van uitkeringen (Niet meer van toepassing vanaf 1-1-2021) 26
Artikel 33. Wettelijke bepalingen 26
Artikel 34. Bestuursbesluiten (Niet meer van toepassing vanaf 1-1-2021) 26
Artikel 35. Slotbepalingen (Niet meer van toepassing vanaf 1-1-2021) 26
Artikel 36. Inwerkingtreding 27
Bijlage 1. Overige inkomensbestanddelen (Niet meer van toepassing vanaf 1-1-2020) 28
Bijlage 2. Kerncijfers per jaar [Niet meer van toepassing vanaf 1 juli 2020] 29
Bijlage 3. Duur partnerrelatie en tijdsevenredige afbouw van de vermindering 30
Bijlage 4. Beleid voorwaardelijke toeslag pensioenrechten en pensioenaanspraken 31
Bijlage 6. Rekenfactoren inzake vervroegen of uitstellen pensioenaanspraken 33
Bijlage 7. Afkoopfactoren per € pensioen 36
Bijlage 8. Collectieve uitruilfactoren 38
Bijlage 9. Algemene verzekeringsvoorwaarden voor pensioenverzekeringen 40
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
In dit reglement wordt verstaan onder:
AOW-datum: | de op grond van artikel 7A van de Algemene Ouderdomswet geldende datum waarop de AOW- uitkering ingaat; |
Aspirant deelnemer: | de werknemer jonger dan 18 jaar, die overeenkomstig artikel 2 lid 2 van het pensioenreglement als zodanig wordt aangemerkt; |
Verzekeraar: | Klaverblad Levensverzekering N.V. gevestigd te Zoetermeer; |
CAO-Binnendienst: | de laatst overeengekomen Collectieve Arbeidsvoorwaarden Overeenkomst voor het verzekeringsbedrijf Binnendienst; |
CAO-Buitendienst: | de laatst overeengekomen Collectieve Arbeidsvoorwaarden Overeenkomst voor het verzekeringsbedrijf Buitendienst; |
CAO-loonontwikkeling: | in de CAO-Binnendienst en CAO-Buitendienst overeengekomen algemene verhoging van de salarissen; |
Deelnemer: | - de werknemer die overeenkomstig artikel 2 lid 1 van het pensioenreglement als zodanig wordt aangemerkt; - de gewezen werknemer van wie de deelneming op grond van dit pensioenreglement wordt voortgezet; |
Deeltijdfactor: | de verhouding tussen de overeengekomen arbeidstijd van de werknemer en de volledige arbeidstijd; |
Franchise: | het bedrag dat op het pensioengevend inkomen in mindering wordt gebracht in verband met de basisvoorziening vanuit de sociale verzekeringswetgeving (AOW); |
Gelieerde onderneming: | een onderneming die door het bestuur op verzoek van de vennootschap tot gelieerde onderneming is verklaard; |
Gepensioneerde of pensioengerechtigde: | degene wiens pensioen krachtens dit pensioenreglement is ingegaan; |
Gewezen deelnemer: | degene wiens deelnemerschap anders dan door overlijden vóór de pensioendatum is geëindigd en premievrije pensioenaanspraken heeft behouden op het Verzekeraar; |
Kind: | ieder kind dat in een familierechtelijke betrekking staat tot de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde, alsmede een stief- of pleegkind dat ten tijde van overlijden werd onderhouden; |
Oude pensioenreglement | het pensioenreglement zoals dat gold op 31 december 2017; |
Partner: | - de echtgenoot of echtgenote van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde; - de geregistreerde partner van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde; - de partner waarmee de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde een gemeenschappelijke huishouding voert die voldoet aan de in artikel 3 van het pensioenreglement beschreven voorwaarden; |
Pensioenaanspraak: | het recht op een nog niet ingegaan pensioen; |
Pensioendatum: | de feitelijke ingangsdatum van het ouderdomspensioen; |
Pensioengevend inkomen: | het pensioengevend inkomen als bedoeld in artikel 10; |
Pensioenovereenkomst: | hetgeen de werkgever en de werknemer inzake pensioen zijn overeengekomen; |
Pensioenrecht: | het recht op een ingegaan pensioen, uitgezonderd overeengekomen voorwaardelijke toeslagverlening; |
Pensioenreglement: | de door de Verzekeraar opgestelde regeling met betrekking tot de verhouding tussen de Verzekeraar en (gewezen) deelnemer en pensioengerechtigde; |
Pensioenrichtleeftijd: | de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer 68 jaar wordt; |
Uitkeringsovereenkomst: | een pensioenovereenkomst inzake een vastgestelde pensioenuitkering; |
Vennootschap: | Allianz Nederland Groep N.V., gevestigd te Rotterdam; |
Xxxxx wees: | kind van de overleden (gewezen) deelnemer of gepensioneerde waarvan ook de partner is overleden; |
Volledige arbeidstijd: | het aantal uren per week zoals dat bij de werkgever voor voltijds werknemers geldt; |
Wees: | kind van de overleden (gewezen) deelnemer of gepensioneerde; |
Werkgever: | de vennootschap of de gelieerde onderneming; |
Werknemer: | degene met arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht in dienst van de werkgever. |
Artikel 2. Deelnemer (Niet meer van toepassing vanaf 1-1-2020)
1. Als deelnemer wordt aangemerkt:
a. de werknemer van 18 jaar en ouder die bij de werkgever in dienst is;
b. de werknemer die voor 1 januari 2003 in dienst is getreden bij Zwolsche Algemeene Schadeverzekeringen N.V. en vanaf 1 januari 2003 steeds werknemer is gebleven.
De deelnemers onder a. worden in dit pensioenreglement ook aangeduid als ‘Allianz- deelnemer’. De deelnemers bedoeld onder b. worden in dit pensioenreglement ook aangeduid als ’ZA-deelnemer’.
Tenzij anders aangegeven worden in dit pensioenreglement onder deelnemer verstaan de Allianz-deelnemer en de ZA-deelnemer.
2. Als aspirant deelnemer wordt aangemerkt:
de werknemer in dienst van de werkgever, die jonger is dan 18 jaar, in het geval deze werknemer een partner heeft in de zin van dit reglement en/of een kind.
3. De deelneming aan dit pensioenreglement door een deelnemer vangt aan op de eerste dag van de maand waarin de werknemer aan de in lid 1 bedoelde voorwaarden voldoet en niet eerder dan 1 januari 2018.
Artikel 3. Gemeenschappelijke huishouding
1. Van een gemeenschappelijke huishouding tussen een (gewezen) deelnemer of gepensioneerde en een ander is sprake indien is voldaan aan de volgende voorwaarden:
- zowel de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde als de ander is ongehuwd;
- de ander is geen bloed- of aanverwant van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde in de rechte lijn of in de eerste of tweede graad van de zijlijn;
- de ander is noch met de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde noch met een andere persoon een geregistreerd partnerschap aangegaan;
- de gemeenschappelijke huishouding is aangevangen voor de pensioendatum en heeft tenminste 6 maanden geduurd;
- de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde en de ander voeren uitsluitend met elkaar en eventueel hun kinderen een huishouding;
- de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde en de ander hebben zich uitsluitend wegens de tussen hen bestaande affectieve relatie verbonden tegenover elkaar het nodige te verschaffen;
- de (gewezen) deelnemer en de ander hebben de ander gezamenlijk schriftelijk bij de Verzekeraar aangemeld als partner in de zin van het pensioenreglement;
- de (gewezen) deelnemer of de gepensioneerde en de ander wonen op hetzelfde adres en ten bewijze daarvan heeft de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde aan de Verzekeraar een uittreksel overgelegd uit het bevolkingsregister;
- de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde heeft aan de Verzekeraar een notarieel verleden samenlevingsovereenkomst overgelegd, of een gewaarmerkt uittreksel hiervan, waarin tenminste zijn opgenomen:
a. de volledige naam en geboortedatum van de deelnemer en de ander;
b. een regeling inzake de verdeling van de kosten van de gemeenschappelijke huishouding.
De (gewezen) deelnemer of gepensioneerde dient in te staan voor de juistheid van de gegevens zoals die in de overlegde stukken zijn vermeld.
Het vereiste van een notarieel verleden akte geldt niet indien de gemeenschappelijke huishouding – uiteraard behoudens de twee genoemde vereisten – aantoonbaar reeds 5 jaar of langer bestaat.
Zodra niet meer aan één of meerdere van bovenstaande voorwaarden wordt voldaan eindigt de gemeenschappelijke huishouding.
De (gewezen) deelnemer of gepensioneerde en diens partner dienen een eventuele beëindiging van hun gemeenschappelijke huishouding onmiddellijk schriftelijk aan de Verzekeraar door te geven.
Artikel 4. Bijdragen van de deelnemer (Niet meer van toepassing vanaf 1-1-2020)
De Allianz-deelnemer als bedoeld in artikel 2 lid 1 is een eigen bijdrage in de pensioenpremie verschuldigd ter grootte van 5,5% van de overeenkomstig artikel 10 voor de deelnemer vastgestelde pensioengrondslag.
De ZA-deelnemer als bedoeld in artikel 2 lid 1 is een eigen bijdrage in de pensioenpremie verschuldigd ter grootte van 4,5% van de overeenkomstig artikel 10 voor de deelnemer vastgestelde pensioengrondslag.
De deelnemersbijdrage maakt onderdeel uit van de totale door de werkgever verschuldigde premie. De eigen bijdrage van de deelnemer wordt middels inhouding op het (bruto)loon aan de werkgever voldaan.
Artikel 5. Vervallen
De deelneming aan dit pensioenreglement eindigt:
a. door het ingaan van het volledige ouderdomspensioen krachtens dit reglement;
b. door overlijden;
c. door het eindigen van de dienstbetrekking op de eerste dag van de maand volgende op de datum waarop de beëindiging heeft plaatsgehad, tenzij voortzetting van de deelneming op grond van artikel 20 lid 1 plaatsvindt.
d. op de eerste dag van de maand volgende op de datum waarop de voortzetting op grond van artikel 20 is beëindigd;
De deelneming eindigt in ieder geval op de pensioenrichtleeftijd.
Artikel 7. Overgangsbepaling pensioenrechten en pensioenaanspraken terzake van deelneming in het fonds voor 1 januari 2018 (Niet meer van toepassing vanaf 1-1-2021)
1. Dit pensioenreglement van het fonds is in werking getreden per 1 januari 2018. De verwerving van pensioenaanspraken door Allianz-deelnemers vindt met ingang van 1 januari 2018 plaats op basis van dit pensioenreglement. In dit artikel wordt beschreven hoe voor Allianz-deelnemers wordt omgegaan met tot 1 januari 2018 opgebouwde pensioenaanspraken en vóór 1 januari 2018 ingegane pensioenrechten.
2. Op de tot 1 januari 2018 opgebouwde pensioenaanspraken en ingegane pensioenrechten blijft tot 1 maart 2018 het oude pensioenreglement van toepassing. Het oude pensioenreglement treedt op 1 maart 2018 buiten werking.
3. Voor de volgende pensioenaanspraken vindt per 1 maart 2018 een omzetting plaats naar pensioenaanspraken overeenkomstig dit pensioenreglement:
a. Ouderdomspensioen met een pensioenrichtleeftijd van 67 jaar of lager wordt omgezet in ouderdomspensioen met een pensioenrichtleeftijd van (de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer) 68 jaar (wordt);
b. Alleenstaandentoeslag met een pensioenrichtleeftijd van 67 jaar of lager wordt omgezet in alleenstaandentoeslag met een pensioenrichtleeftijd van (de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer) 68 jaar (wordt).
De omzetting vindt plaats op basis van collectieve actuariële gelijkwaardigheid. Dit geschiedt aan de hand van door het bestuur vastgestelde factoren (bijlage 8).
Op de aldus omgezette pensioenaanspraken is met ingang van 1 maart 2018 dit pensioenreglement van toepassing. Het omgezette ouderdomspensioen vormt tezamen met het op grond van dit pensioenreglement opgebouwde ouderdomspensioen de aanspraak op ouderdomspensioen van de (gewezen) deelnemer.
4. Op de volgende pensioenaanspraken en pensioenrechten is met ingang van 1 maart 2018 dit pensioenreglement van toepassing:
a. vóór 1 maart 2018 ingegane pensioenrechten en daarbij horende pensioenaanspraken;
b. vóór 1 januari 2018 ingegaan arbeidsongeschiktheidspensioen;
c. tot 1 januari 2018 opgebouwde aanspraken op prepensioen en/of overbruggingspensioen;
d. tot 1 januari 2018 opgebouwde aanspraken op partner- en/of wezenpensioen;
e. tot 1 januari 2018 opgebouwde aanspraken op bijzonder partnerpensioen;
De hoogte van de genoemde pensioenaanspraken en pensioenrechten wijzigt niet per 1 maart 2018 door de toepassing van dit pensioenreglement op die pensioenaanspraken en pensioenrechten.
De partner die vóór 1 januari 2018 aanspraak had op een verhoging van partnerpensioen als bedoeld in artikel 13, behoudt vanaf 1 maart 2018 aanspraak op een verhoging van partnerpensioen tot 70% van het ouderdomspensioen zoals dat gold op 31 december 2017.
Het tot 1 januari 2018 opgebouwde partner- en/of wezenpensioen vormt tezamen met het op grond van dit pensioenreglement opgebouwde partner- en/of wezenpensioen de aanspraak op partner- en/of wezenpensioen van de (gewezen) deelnemer.
Artikel 7A Overgangsbepaling voor ZA-deelnemers
1. De verwerving van pensioenaanspraken door ZA-deelnemers vindt met ingang van 1 juni 2018 plaats op basis van dit pensioenreglement. In dit artikel wordt beschreven hoe voor ZA- deelnemers wordt omgegaan met tot 1 juni 2018 in SPB verworven pensioenaanspraken en vóór 1 juni 2018 bij SPB ingegane pensioenrechten. (Niet meer van toepassing vanaf 1-1- 2021)
(De verworven pensioenaanspraken zijn zowel de opgebouwde pensioenaanspraken als de op risicobasis gedekte pensioenaanspraken.)
2. Op de tot 1 juni 2018 in SPB verworven pensioenaanspraken en ingegane pensioenrechten van ZA-deelnemers is met ingang van 1 juni 2018 dit pensioenreglement van toepassing. De hoogte van de genoemde pensioenaanspraken en pensioenrechten wijzigt niet per 1 juni 2018 door de toepassing van dit pensioenreglement op die pensioenaanspraken en pensioenrechten.
3. De tot 1 juni 2018 verworven pensioenaanspraken vormen tezamen met de op grond van dit pensioenreglement verworven pensioenaanspraken de pensioenaanspraken van de (gewezen) ZA-deelnemer.
Artikel 8. Vervallen
Artikel 9. Pensioenaanspraken vanaf 1 januari 2018 (Niet meer van toepassing vanaf 1-1-2020)
1. De deelnemer verwerft met ingang van 1 januari 2018, dan wel vanaf de daarna gelegen datum waarop de deelneming aanvangt, met inachtneming van de bepalingen van dit reglement aanspraken op:
a. Ouderdomspensioen | Artikel 11 |
b. Partnerpensioen | Artikel 12 |
c. Verhoging van het ingegane partnerpensioen | Artikel 13 |
d. Wezenpensioen | Artikel 16 |
e. Arbeidsongeschiktheidspensioen | Artikel 21 |
2. Bovengenoemde pensioenaanspraken worden verworven op grond van een uitkeringsovereenkomst in de zin van Pensioenwet. Het betreft een middelloonregeling.
Artikel 10. Pensioengrondslag (Niet meer van toepassing vanaf 1-1-2020)
1. De pensioengrondslag is gelijk aan het pensioengevend inkomen zoals bedoeld in lid 3 verminderd met de franchise zoals bedoeld in lid 5 en wordt op de eerste dag van elke maand vastgesteld.
2. Voor de deelnemer die minder dan de volledige arbeidstijd werkzaam is, wordt de pensioengrondslag vastgesteld door de in lid 1 gevonden pensioengrondslag te vermenigvuldigen met de deeltijdfactor van die deelnemer.
3. Het pensioengevend inkomen is gelijk aan 12 maal het vaste maandsalaris, vermeerderd met de overige in bijlage 1 vermelde inkomensbestanddelen, de vakantietoeslag en, indien en voor zover overeengekomen tussen de werkgever en de deelnemer of indien de CAO- Buitendienst op de deelnemer van toepassing is verklaard, het provisie-inkomen. Het pensioengevend inkomen bedraagt maximaal het bedrag genoemd in artikel 18ga van de Wet op de loonbelasting 1964. Het in enig jaar geldende maximum pensioengevend inkomen is opgenomen in Bijlage 2.
4. Voor de deelnemer die minder dan de volledige arbeidstijd werkzaam is, wordt het pensioengevend inkomen vastgesteld alsof de deelnemer wel de volledige arbeidstijd werkzaam is.
5. De in enig jaar geldende franchise is opgenomen in Bijlage 2. De franchise wordt steeds per 1 januari aangepast aan de CAO-loonontwikkeling van het voorgaande kalenderjaar. Het bestuur kan, met inachtneming van de fiscale wetgeving, besluiten de franchise op een lager dan het volgens de vorige volzin bepaalde bedrag vast te stellen.
1. Aanspraak op ouderdomspensioen heeft:
a. [Niet meer van toepassing vanaf 1-1-2020] de deelnemer;
b. de gewezen deelnemer;
c. de gewezen partner die met toepassing van de Wet Verevening Pensioenrechten bij Scheiding een eigen aanspraak op ouderdomspensioen heeft verkregen (conversie).
2. Het ouderdomspensioen gaat in op de pensioendatum en wordt uitgekeerd aan de gepensioneerde tot en met de maand van overlijden van de gepensioneerde.
3. [Niet meer van toepassing vanaf 1-1-2020] Het ouderdomspensioen wordt door een deelnemer gedurende het jaar tijdsevenredig opgebouwd over de pensioengrondslag. Het in enig jaar geldende opbouwpercentage is opgenomen in Bijlage 2.
4. Op de opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen vindt toeslagverlening plaats overeenkomstig en met inachtneming van het bepaalde in artikel 18.
5. De alleenstaandentoeslag gaat in op
a. de AOW-datum indien de pensioendatum is gelegen vóór de AOW-datum;
b. de pensioendatum indien de pensioendatum is gelegen op of na de AOW-datum.
De alleenstaandentoeslag wordt alleen uitgekeerd indien de (gewezen) deelnemer op de pensioendatum geen partner heeft. Indien de (gewezen) deelnemer op de pensioendatum wel een partner heeft gaat de alleenstaandentoeslag in op de eerste dag van de maand waarin hij na de pensioendatum geen partner (als bedoeld in artikel 1) meer heeft.
1. Aanspraak op partnerpensioen heeft:
a. [Niet meer van toepassing vanaf 1-1-2020] de deelnemer;
b. de gewezen deelnemer;
c. de gepensioneerde die niet heeft gekozen voor uitruil van het volledige partnerpensioen in extra ouderdomspensioen zoals bedoeld in artikel 22.
2. Het partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand na die waarin de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde is overleden en wordt uitgekeerd aan de partner tot en met de maand van overlijden van de partner.
3. [Niet meer van toepassing vanaf 1-1-2020] Het partnerpensioen wordt opgebouwd tijdens de deelneming en bedraagt 60% van het volgens het artikel 11 lid 3 op te bouwen ouderdomspensioen. Op het opgebouwde partnerpensioen wordt het bijzonder partnerpensioen in mindering gebracht. Bij overlijden van de deelnemer voor de pensioenrichtleeftijd wordt voor de berekening van de hoogte van het partnerpensioen verondersteld dat het ouderdomspensioen vanaf het moment van overlijden van de deelnemer tot aan de pensioenrichtleeftijd zonder wijziging van de deeltijdfactor en de pensioengrondslag zou zijn opgebouwd. Hierbij wordt onder ouderdomspensioen verstaan het ouderdomspensioen zonder dat een verevening of conversie ingevolge de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding heeft plaatsgevonden.
4. [Niet meer van toepassing vanaf 1-1-2020] Op een ingegaan partnerpensioen van een partner van een deelnemer wordt tot de eerste dag van de maand waarin de partner de AOW-datum bereikt een toeslag verleend in verband met compensatie van het verschil in de heffing "loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen" in de periode vóór en ná het bereiken van de AOW-datum. De (hoogte van de) toeslag kan jaarlijks door het bestuur worden vastgesteld. Verlening van de toeslag in het ene jaar is geen garantie voor toeslagverlening in andere jaren.
5. [Niet meer van toepassing vanaf 1 juli 2020] Het ingegane partnerpensioen wordt verminderd met 2,5% voor elk vol jaar dat de partner meer dan 10 jaar jonger is dan de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde. Indien de partnerrelatie 10 jaar of langer heeft geduurd, wordt de hierboven vermelde vermindering van 2,5% niet toegepast. Indien de partnerrelatie korter dan 10 jaren heeft geduurd, wordt de vermindering tijdsevenredig conform bijlage 3 vastgesteld.
Artikel 13. Vervallen vanaf 1-1-2020
Artikel 14. Bijzonder partnerpensioen
1. Aanspraak op bijzonder partnerpensioen heeft:
a. de gewezen partner, van wie het huwelijk, het geregistreerd partnerschap of de gemeenschappelijke huishouding met een deelnemer is beëindigd;
b. de gewezen partner, van wie het huwelijk, het geregistreerd partnerschap of de gemeenschappelijke huishouding met een gewezen deelnemer is beëindigd;
c. de gewezen partner van wie het huwelijk, het geregistreerd partnerschap of de gemeenschappelijke huishouding met een gepensioneerde, die aanspraak heeft op partnerpensioen, is beëindigd.
2. Het bijzonder partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand na die waarin de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde is overleden en wordt aan de gewezen partner uitgekeerd tot en met de maand van overlijden van de gewezen partner.
3. Het bijzonder partnerpensioen is in geval van lid 1 sub a gelijk aan het partnerpensioen, dat overeenkomstig artikel 28 zou zijn vastgesteld indien op het tijdstip van beëindiging van het partnerschap de deelneming zou zijn geëindigd. Het bijzonder partnerpensioen is in geval
van lid 1 sub b gelijk aan het partnerpensioen. Het bijzonder partnerpensioen is in geval van lid 1 sub c gelijk aan het partnerpensioen dat de gepensioneerde heeft behouden vanaf de pensioendatum.
4. Het bijzonder partnerpensioen wordt zelfstandig verhoogd conform artikel 19.
5. Op het bijzonder partnerpensioen is het bepaalde in artikel 12 lid 4 van overeenkomstige toepassing.
6. Het bepaalde in de voorgaande leden vindt geen toepassing indien de (gewezen) deelnemer en partner bij voorwaarden in verband met de partnerrelatie of bij schriftelijke overeenkomst met het oog op de scheiding anders overeenkomen. De voorwaarden of overeenkomst is slechts geldig indien de Verzekeraar zich bereid heeft verklaard hiermee in te stemmen en bereid is een uit de afwijking voortvloeiend risico te dekken dan wel het niveau van de uitkering aan te passen.
7. De gewezen partner ontvangt een bewijs van de aanspraak op bijzonder partnerpensioen en de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde wordt hierover geïnformeerd.
8. De aanspraak op bijzonder partnerpensioen kan niet worden verminderd bij overeenkomst tussen de (gewezen) deelnemer en de Verzekeraar zonder toestemming van de rechthebbende. Elk beding strijdig met het bepaalde in de vorige zin is nietig.
9. [niet meer van toepassing vanaf 1 juli 2020] Het ingegane bijzonder partnerpensioen wordt verminderd met 2,5% voor elk vol jaar dat de rechthebbende meer dan 10 jaar jonger is dan de deelnemer. Indien de partnerrelatie 10 jaar of langer heeft geduurd wordt de hierboven vermelde vermindering van 2,5% niet toegepast. Indien de partnerrelatie korter dan 10 jaren heeft geduurd wordt de vermindering tijdsevenredig conform bijlage 3 vastgesteld.
Artikel 15. Beëindiging van het partnerschap, pensioenverevening en conversie
1. Onder beëindiging van het partnerschap wordt verstaan:
a. beëindiging van het huwelijk door echtscheiding of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed;
b. beëindiging van het geregistreerd partnerschap anders dan door de dood of vermissing; of
c. einde van de gemeenschappelijke huishouding als bedoeld in artikel 3.
2. In geval van beëindiging van het partnerschap de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding (WVPS) van toepassing is, verkrijgt de gewezen partner van de (gewezen) deelnemer overeenkomstig de bepalingen van deze wet op pensioendatum een recht op uitbetaling van de helft van het tijdens de duur van het partnerschap opgebouwde ouderdomspensioen en van de opgebouwde aanspraken op prepensioen dan wel overbruggingspensioen. Het recht op uitbetaling jegens de Verzekeraar ontstaat mits binnen 2 jaar na de beëindiging van het partnerschap door een van beide partners
mededeling is gedaan aan de Verzekeraar door middel van het in de WVPS voorgeschreven formulier.
3. Het bepaalde in lid 2 vindt niet plaats, indien de (gewezen) deelnemer en de gewezen partner de toepasselijkheid van de WVPS hebben uitgesloten bij huwelijkse voorwaarden of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding en zij een gewaarmerkt afschrift of uittreksel daarvan aan de Verzekeraar overleggen.
Het bepaalde in lid 2 vindt volgens een andere verdeling plaats, indien de (gewezen) deelnemer en de gewezen partner dit bij schriftelijke overeenkomst in verband met de beëindiging van het partnerschap zijn overeengekomen of dit reeds bij het aangaan van het partnerschap waren overeengekomen. Van de afwijkende overeenkomst dient een gewaarmerkt afschrift of uittreksel aan de Verzekeraar te worden overgelegd.
4. In geval van beëindiging van de gemeenschappelijke huishouding kan de Verzekeraar dit artikel slechts toepassen onder de voorwaarde dat beide partijen dit zijn overeengekomen in een notarieel verleden samenlevingsovereenkomst dan wel in een notariële akte opgemaakt bij de beëindiging van de samenlevingsovereenkomst.
5. Het in de voorgaande leden van dit artikel bedoelde te verevenen deel van het ouderdomspensioen en het prepensioen dan wel overbruggingspensioen kan tezamen met het bijzonder partnerpensioen worden omgezet in een ouderdomspensioen voor de gewezen partner (conversie). Zowel de (gewezen) deelnemer als de gewezen partner dienen met de omzetting in te stemmen. De Verzekeraar is bevoegd nadere voorwaarden en/of gezondheidswaarborgen vast te stellen.
6. Het na conversie ontstane ouderdomspensioen gaat in op de eerste dag van de maand waarin de gewezen partner de pensioenrichtleeftijd bereikt en wordt aan de gewezen partner uitgekeerd tot en met de maand van overlijden van de gewezen partner. De hoogte van het geconverteerde pensioen wordt op actuarieel neutrale wijze vastgesteld. De conform dit lid vastgestelde pensioenaanspraak komt in aanmerking voor waardeoverdracht volgens artikel 30. De gewezen partner kan er voor kiezen het na conversie ontstane ouderdomspensioen eerder of later dan de pensioenrichtleeftijd in te laten gaan volgens artikel 22.
Indien de gewezen partner reeds de pensioenrichtleeftijd heeft bereikt gaat het pensioen direct in.
7. Bij de toepassing van dit artikel zullen de bepalingen van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding steeds in acht worden genomen.
1. Aanspraak op wezenpensioen heeft:
a. [Niet meer van toepassing vanaf 1-1-2020] de deelnemer;
b. de gepensioneerde;
c. de gewezen deelnemer.
2. Het wezenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand na die waarin de (gewezen) deelnemer of de gepensioneerde is overleden en wordt uitgekeerd aan de wees tot en met de maand waarin de wees 18 jaar wordt of eerder overlijdt.
3. In afwijking van het bepaalde in lid 2 wordt aan de wees die studerend is in de zin van de Wet op de Studiefinanciering of arbeidsongeschikt is in de zin van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten het wezenpensioen uitgekeerd tot en met de laatste dag van de maand waarin de wees 27 jaar wordt of eerder overlijdt of ophoudt studerend of arbeidsongeschikt te zijn.
4. [Niet meer van toepassing vanaf 1-1-2020] Het wezenpensioen wordt opgebouwd tijdens de deelneming en bedraagt 14% van het volgens het artikel 11 lid 3 op te bouwen ouderdomspensioen. Bij overlijden van de deelnemer voor de pensioenrichtleeftijd wordt voor de berekening van de hoogte van het wezenpensioen verondersteld dat het ouderdomspensioen vanaf het moment van overlijden van de deelnemer tot aan de pensioenrichtleeftijd zonder wijziging van de deeltijdfactor en de pensioengrondslag zou zijn opgebouwd. Hierbij wordt onder ouderdomspensioen verstaan het ouderdomspensioen zonder dat een verevening of conversie ingevolge de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding heeft plaatsgevonden. Onder ouderdomspensioen in dit lid wordt voorts verstaan het ouderdomspensioen zoals dat geldt voordat eventuele flexibele elementen zoals bedoeld in artikel 22 zijn toegepast.
Indien er meer dan 5 wezen aanspraak op wezenpensioen hebben, vindt de uitkering naar evenredigheid plaats.
5. Het jaarlijkse wezenpensioen wordt verdubbeld vanaf de eerste dag van de maand dat de wees volle wees is.
Artikel 16A. Prepensioen en Overbruggingspensioen
1. Voor aanspraken op prepensioen en/of overbruggingspensioen waarop een (gewezen) deelnemer aanspraak heeft gehouden geldt het volgende.
2. Voor de (gewezen) deelnemer op wie de CAO-Binnendienst van toepassing was gaat het prepensioen in op de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de 62-jarige leeftijd bereikt en wordt uitgekeerd tot en met de maand waarin de (gewezen) deelnemer de 65-jarige leeftijd bereikt.
3. Voor de (gewezen) deelnemer op wie de CAO-Buitendienst van toepassing was gaat het prepensioen in op de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de 61-jarige leeftijd bereikt en wordt uitgekeerd tot en met de maand waarin de (gewezen) deelnemer de 65-jarige leeftijd bereikt.
4. Voor de (gewezen) deelnemer op wie de CAO-Binnendienst van toepassing was gaat het overbruggingspensioen in op de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de 62-jarige leeftijd bereikt en wordt uitgekeerd tot en met de maand waarin de (gewezen) deelnemer de 65-jarige leeftijd bereikt.
5. Voor de (gewezen) deelnemer op wie de CAO-Binnendienst van toepassing was gaat het overbruggingspensioen in op de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de 61-jarige leeftijd bereikt en wordt uitgekeerd tot en met de maand waarin de (gewezen) deelnemer de 65-jarige leeftijd bereikt.
Artikel 17. Aanspraken voor aspirant-deelnemers Niet meer van toepassing vanaf 1-1- 2020
1. De deelname van de aspirant-deelnemer aan het fonds vangt aan op de eerste dag van de maand waarin hij voldoet aan de voorwaarden gesteld in artikel 2 lid 2 en eindigt indien:
a. de aspirant-deelnemer overlijdt;
b. de aspirant-deelnemer toetreedt tot het fonds overeenkomstig artikel 2 lid 1;
c. het dienstverband van de aspirant-deelnemer met de werkgever wordt beëindigd, tenzij en zolang de aspirant-deelnemer een wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangt;
d. de aspirant-deelnemer niet meer voldoet aan artikel 2 lid 2.
2. De aspirant-deelnemer heeft in geval van zijn overlijden recht op partnerpensioen en wezenpensioen ten behoeve van de partner dan wel het kind van de aspirant-deelnemer overeenkomstig de bepalingen in het reglement die gelden in geval van overlijden van een deelnemer.
3. Na beëindiging van de aspirant-deelneming anders dan door overlijden kunnen geen aanspraken aan dit reglement worden ontleend, tenzij lid 1c van toepassing is.
4. Op het aspirant-deelnemerschap zijn de bepalingen van dit pensioenreglement overeenkomstig van toepassing.
1. Op de opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenrechten wordt jaarlijks op 1 januari een toeslag verleend, voor het eerst op 1 januari 2021.
2. De jaarlijkse toeslag is 59% van de Europese Prijsindex voor oktober van het voorgaande jaar gedeeld door de Europese Prijsindex voor oktober van het jaar daarvoor, waarbij het quotiënt rekenkundig wordt afgerond op drie decimalen. De Europese Prijsindex is de Harmonised Index of Consumer Prices excluding Tobacco zoals gepubliceerd door eurostat. (Op te zoeken als HICP, alle artikelen behalve tabak (code: teicp240), eurozone (veranderende samenstelling). De afkorting van deze index is HICPxT.
3. In geval op grond van lid 2 de toeslag negatief is, wordt geen toeslag verleend in dat jaar. De toeslag is negatief indien het in lid 2 bedoeld quotiënt kleiner is dan 1.
4. Toeslagverlening vindt nadat in enig jaar op grond van lid 3 geen toeslag is toegekend, pas weer plaats op 1 januari van het jaar dat volgt op het jaar waarin de Europese Prijsindex voor oktober hoger is dan de Europese Prijsindex voor oktober in het jaar voordat de laatste toeslagverlening heeft plaatsgevonden. Alsdan bedraagt per 1 januari de toeslagverlening 59% van de Europese Prijsindex voor oktober in het voorgaande jaar gedeeld door de Europese Prijsindex voor oktober in het jaar voordat de laatste toeslagverlening heeft plaatsgevonden.
5. Indien op 1 januari 2021 geen toeslag wordt verleend omdat op grond van lid 2 de toeslag negatief is, wordt voor de toepassing van lid 4 de Europese Prijsindex voor oktober 2019 aangemerkt als de Europese Prijsindex voor oktober in het jaar voordat de laatste toeslagverlening heeft plaatsgevonden.
Artikel 19. Vervallen vanaf 1 juli 2020
Artikel 20. Voortzetting deelneming bij arbeidsongeschiktheid Vanaf 1-1-2020 alleen nog van toepassing voor deelnemers voor wie op 31-12-2019 de deelneming reeds werd voortgezet wegens (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid
1. Indien en zolang een deelnemer (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt is, wordt de deelneming voortgezet.
2. Een deelnemer wordt geacht arbeidsongeschikt te zijn, indien en zolang hij een wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangt.
3. De deelneming vindt tijdens de voortzettingsperiode plaats op basis van de laatstgeldende pensioengrondslag en deeltijdfactor direct voorafgaand aan het intreden van (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid en de mate van arbeidsongeschiktheid zoals vastgesteld door het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV). Indien en voor zolang door het UWV alleen een arbeidsgeschiktheidspercentage is vastgesteld, wordt de mate van arbeidsongeschiktheid aan de hand van de volgende formule bepaald: (100% -/- het door UWV vastgestelde arbeidsgeschiktheidspercentage).
4. De volgens lid 3 vastgestelde pensioengrondslag wordt eenmalig vastgesteld en nadien jaarlijks per 1 januari verhoogd met 100% van de Europese Prijsindex voor oktober van het voorgaande jaar. De Europese Prijsindex is de Harmonised Index of Consumer Prices excluding Tobacco zoals gepubliceerd door eurostat. (Op te zoeken als HICP, alle artikelen behalve tabak (code: teicp240), eurozone (veranderende samenstelling). De afkorting van deze index is HICPxT. De leden 3, 4 en 5 van artikel 18 zijn van overeenkomstige toepassing.
5. Het bepaalde omtrent deelnemers met een minder dan volledige arbeidstijd is ook op de voortzetting van de deelneming wegens arbeidsongeschiktheid van toepassing.
6. Bij (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid vindt de deelneming plaats volgens onderstaande tabel:
Mate van arbeidsongeschiktheid volgens WIA | Voortzetting van de deelneming |
minder dan 35% | 0% |
35% tot 45% | 40% |
45% tot 55% | 50% |
55% tot 65% | 60% |
65% tot 80% | 72,5% |
80% of meer | 100% |
7. Wijzigingen in het pensioenreglement zijn ook van toepassing op de deelnemer voor wie de deelneming wordt voortgezet.
Artikel 21. Arbeidsongeschiktheidspensioen Vanaf 1-1-2020 alleen nog van toepassing op deelnemers die op 31-12-2019 reeds recht hadden op een uitkering van arbeidsongeschiktheidspensioen
1. Aanspraak op arbeidsongeschiktheidspensioen heeft de deelnemer die vanwege arbeidsongeschiktheid als werknemer een wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangt en wiens pensioengevend inkomen op de dag voorafgaande aan de eerste dag van de wachttijd zoals bedoeld in artikel 23 van de Wet Werk en inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA) uitgaat boven het jaarloon waarover een wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering maximaal wordt berekend. Voor de toepassing van dit artikel wordt uitgegaan van het pensioengevend inkomen zonder de maximering als bedoeld in artikel 10 lid 3.
2. Het arbeidsongeschiktheidspensioen gaat in, indien de arbeidsongeschiktheid langer dan 104 weken onafgebroken heeft geduurd, op de eerste dag van de maand waarin de 105de week na aanvang van de arbeidsongeschiktheid is aangevangen en eindigt op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering eindigt of op de eerdere pensioendatum.
3. Het arbeidsongeschiktheidspensioen bedraagt bij volledige arbeidsongeschiktheid 70% van het pensioengevend inkomen zoals vastgesteld in lid 1, voor zover dat uitgaat boven het op dat moment geldende jaarloon waarover een wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering maximaal wordt berekend.
4. Het in lid 1 genoemde pensioengevend inkomen wordt eenmalig vastgesteld en nadien jaarlijks per 1 januari verhoogd met 100% van de Europese Prijsindex voor oktober van het voorgaande jaar. De Europese Prijsindex is de Harmonised Index of Consumer Prices excluding Tobacco zoals gepubliceerd door eurostat. (Op te zoeken als HICP, alle artikelen behalve tabak (code: teicp240), eurozone (veranderende samenstelling). De afkorting van deze index is HICPxT. De leden 3, 4 en 5 van artikel 18 zijn van overeenkomstige toepassing.
5. De hoogte van het arbeidsongeschiktheidspensioen is afhankelijk van de mate van arbeidsongeschiktheid zoals vastgesteld door het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV). Indien en voor zolang door het UWV alleen een arbeidsgeschiktheidspercentage is vastgesteld, wordt de mate van arbeidsongeschiktheid aan de hand van de volgende formule bepaald: (100% -/- het door UWV vastgestelde arbeidsgeschiktheidspercentage).
6. De hoogte van het arbeidsongeschiktheidspensioen wordt vastgesteld overeenkomstig de volgende tabel:
Mate van arbeidsongeschiktheid volgens WIA | Arbeidsongeschiktheidspensioen uitgekeerd voor |
minder dan 35% | 0% |
35% tot 45% | 40% |
45% tot 55% | 50% |
55% tot 65% | 60% |
65% tot 80% | 72,5% |
80% of meer | 100% |
7. De gewezen deelnemer heeft geen aanspraak op arbeidsongeschiktheidspensioen.
Artikel 22. Flexibele elementen van de pensioenregeling
Algemeen
1. De (gewezen) deelnemer heeft eenmalig de mogelijkheid de hierna genoemde flexibele elementen toe te passen mits
- de fiscale grenzen niet worden overschreden,
- de uitkomsten actuarieel neutraal zijn en
- het partnerpensioen en wezenpensioen niet door de flexibele elementen worden aangetast, tenzij lid 7 van dit artikel van toepassing is.
Onder dezelfde voorwaarden en begrenzingen kan de gewezen partner het na conversie ontstane ouderdomspensioen eerder of later dan de pensioenrichtleeftijd laten ingaan.
2. De (gewezen) deelnemer of gewezen partner maakt zijn keuze(s) kenbaar maximaal 12 maanden voor de in de volgende leden genoemde pensioendata. Bij beëindiging van de deelneming voor de pensioendatum heeft de gewezen deelnemer het recht op uitruilen van ouderdomspensioen in partnerpensioen. Een keuze voor uitruilen van ouderdomspensioen in partnerpensioen moet binnen drie maanden na de beëindiging van de deelneming worden gemaakt.
3. Het bepaalde in de leden 1 en 2 is, met uitzondering van het gestelde in lid 7, slechts van toepassing voor de arbeidsongeschikte deelnemer in de mate waarin deze arbeidsgeschikt is.
Keuze pensioendatum
4. De (gewezen) deelnemer of gewezen partner kan de pensioendatum met behulp van de in Bijlage 6 opgenomen actuariële omrekenfactoren eerder of later dan de pensioenrichtleeftijd vaststellen.
De (gewezen) deelnemer of gewezen partner dient ten minste 3 maanden voor de gewenste pensioendatum zijn keuze te melden aan de Verzekeraar.
Voorts dient de deelnemer die de pensioendatum eerder dan de pensioenrichtleeftijd wil vaststellen dit ten minste een half jaar voorafgaande aan de gewenste pensioendatum aan de werkgever mede te delen.
Bij pensionering voor de pensioenrichtleeftijd vindt over de periode tussen de pensioendatum en de pensioenrichtleeftijd geen voortzetting van pensioenopbouw plaats.
Deeltijdpensioen
5. De gewezen deelnemer, kan na overeenstemming met de Verzekeraar met deeltijdpensioen gaan. De uitkering van het ouderdomspensioen wordt vastgesteld op basis van de met de (gewezen) deelnemer overeengekomen deeltijdfactor.
6. De overeenstemming over het deeltijdpensioen dient ten minste 3 maanden voor de gewenste
(deeltijd) pensioendatum te zijn bereikt.
Bepalingen in dit pensioenreglement die betrekking hebben op ingegane pensioenen worden ten aanzien van de deelnemer die met deeltijdpensioen is gegaan, toegepast op het ingegane deel van diens pensioen. De betreffende deelnemer wordt voor het ingegane deel van het pensioen aangemerkt als gepensioneerde.
Uitruil partnerpensioen in extra ouderdomspensioen
7. De (gewezen) deelnemer kan zijn opgebouwde aanspraken op partnerpensioen geheel of gedeeltelijk aanwenden voor ouderdomspensioen. Dit ouderdomspensioen kan worden aangewend voor de vervroeging van de pensioendatum ten opzichte van de pensioenrichtleeftijd en/of voor de verhoging van het ouderdomspensioen op pensioenrichtleeftijd. De (gewezen) deelnemer dient deze eenmalige mogelijkheid ten minste 3 maanden voor de gewenste pensioendatum aan de Verzekeraar te melden.
8. Het omzetten van het partnerpensioen in ouderdomspensioen vindt plaats op basis van de actuariële omrekenfactoren zoals in Bijlage 5 is weergegeven.
9. De partner van de (gewezen) deelnemer dient met de uitruil van het partnerpensioen in te stemmen.
Uitruil ouderdomspensioen in extra partnerpensioen
10. De (gewezen) deelnemer wordt tevens de keuze geboden om het opgebouwde ouderdomspensioen gedeeltelijk om te zetten in een hoger partnerpensioen. De keuze hiertoe dient de (gewezen) deelnemer ten minste 3 maanden voor de pensioendatum aan de Verzekeraar te melden.
11. Het omzetten van het ouderdomspensioen in partnerpensioen vindt plaats op basis van de actuariële omrekenfactoren zoals in Bijlage 5 is weergegeven. Het partnerpensioen na uitruil bedraagt maximaal 70 procent van het ouderdomspensioen dat na de uitruil resteert.
Variatie in de hoogte van pensioenuitkeringen
12. De (gewezen) deelnemer heeft op de pensioendatum de keuzemogelijkheid om de hoogte van het ouderdomspensioen te variëren. De variatie moet binnen de wettelijk gestelde bandbreedte van 100:75 vallen De Verzekeraar stelt nadere voorwaarden vast.
13. De (gewezen) deelnemer dient de keuze tot variatie in de hoogte van pensioenuitkeringen uiterlijk 3 maanden voor de pensioendatum schriftelijk te melden aan de Verzekeraar.
14. De in Bijlage 5 en 6 opgenomen actuariële omrekenfactoren worden door de Verzekeraar jaarlijks vastgesteld.
Artikel 23 Financiering van de pensioenregeling (Niet meer van toepassing vanaf 1-1- 2020)
1. De financiering van de pensioenregeling vindt plaats met inachtneming van de bij of krachtens de Pensioenwet gestelde regels.
2. De opbouw van de pensioenaanspraken vindt gedurende het deelnemerschap evenredig plaats.
Artikel 24. Voorbehoud financiering werkgever Niet meer van toepassing vanaf 1-1-2020
1. De werkgever kan de betaling van de premie voor deze pensioenregeling, voor zover deze betrekking heeft op de bijdrage van de werkgever, verminderen of geheel staken, indien naar haar oordeel het bedrijfsbelang dit noodzakelijk maakt als gevolg van een ingrijpende wijziging van omstandigheden.
2. Een ingrijpende wijziging van omstandigheden wordt in ieder geval aanwezig geacht indien:
a. de overheid maatregelen treft op pensioengebied, ten gevolge waarvan het handhaven van de in lid 1 bedoelde premie niet meer of niet meer in dezelfde mate gevergd kan worden;
b. de financiële resultaten van de werkgever daartoe noodzaken;
c. de werkgever verplicht wordt tot het aansluiten bij een verplicht gesteld bedrijfs(tak)pensioenfonds.
3. Indien de werkgever tot het in lid 1 van dit artikel vermelde wenst over te gaan stelt de werkgever het fonds, alsmede de personen waarvan pensioenaanspraken of pensioenrechten daardoor worden getroffen, hiervan onmiddellijk schriftelijk in kennis.
Artikel 25. Korting pensioenaanspraken en pensioenrechten (Niet meer van toepassing vanaf 1-1-2021, hiervoor in de plaats treden de algemene voorwaarden van verzekering bijlage 9)
1. Het fonds kan verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten uitsluitend verminderen indien:
a. het pensioenfonds gezien de beleidsdekkingsgraad niet beschikt over het minimaal vereist eigen vermogen of het vereist eigen vermogen zoals bedoeld in de Pensioenwet; en
b. dit ook niet binnen een redelijke termijn gerealiseerd kan worden zonder dat de belangen van (gewezen) deelnemers, pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden of de werkgever onevenredig worden geschaad; en
c. alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet in het herstelplan, zoals is gedefinieerd in artikel 138 of 139 van de Pensioenwet.
2. Het fonds informeert de (gewezen) deelnemers, pensioengerechtigden en de werkgever schriftelijk over het besluit tot korting als bedoeld in lid 1.
3. De korting als bedoeld in lid 1, kan op zijn vroegst een maand nadat de (gewezen) deelnemers, pensioengerechtigden, de werkgever en De Nederlandsche Bank hierover geïnformeerd zijn, worden gerealiseerd.
Artikel 26. Informatieverstrekking door de (gewezen) deelnemer of belanghebbende(n)
1. Een ieder die aan dit pensioenreglement pensioenaanspraken en/of recht op enige betaling jegens de Verzekeraar wil ontlenen, is gehouden alle inlichtingen en/of bewijsstukken te verschaffen, die door de Verzekeraar voor een juiste uitvoering van dit reglement noodzakelijk worden geacht, alsmede (ook ongevraagd) de Verzekeraar binnen 30 dagen in te lichten over wijzigingen die voornoemde rechten en/of aanspraken kunnen beïnvloeden.
2. Komt de betrokken (gewezen) deelnemer of rechthebbende(n) de verplichtingen krachtens het vorige lid niet na, waartoe geen formele ingebrekestelling vereist is, dan kunnen diens pensioenaanspraken en rechten door de Verzekeraar worden opgeschort.
Artikel 27. Informatieverstrekking door de Verzekeraar
1. De Verzekeraar zal de deelnemers op de hoogte stellen van wijzigingen in de statuten en reglementen. Tevens stelt de Verzekeraar alle belanghebbenden in staat desgewenst kennis te nemen van de geldende statuten en reglementen.
2. De Verzekeraar verstrekt op schriftelijk verzoek van een gewezen deelnemer binnen 3 maanden een opgave van de hoogte van de opgebouwde pensioenaanspraken. De Verzekeraar kan voor deze opgave een vergoeding vragen.
3. De deelnemer wordt jaarlijks geïnformeerd over de stand van zijn pensioenaanspraken. Deze informatieverplichting moet in ieder geval voldoen aan de eisen die de Pensioenwet er aan stelt. De deelnemer ontvangt jaarlijks kosteloos een door de Verzekeraar af te geven schriftelijke opgave van (onder andere):
a. de per 31 december verworven pensioenaanspraken;
b. een opgave van de reglementair te bereiken pensioenaanspraken;
c. informatie over toeslagverlening;
d. een opgave van de aan het voorafgaande kalenderjaar toe te rekenen waardeaangroei van de pensioenaanspraken overeenkomstig artikel 3.127 Wet inkomstenbelasting 2001 (factor A);
e. informatie over vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten; en
f. de reglementaire pensioenleeftijd.
4. De informatie wordt verstrekt in de vorm van een Uniform Pensioenoverzicht (UPO).
5. Bij beëindiging van deelname aan de pensioenregeling, en daarna minimaal eens per jaar, ontvangt de gewezen deelnemer van de Verzekeraar ten minste de in de Pensioenwet omschreven verplichte informatie.
6. De Verzekeraar verstrekt aan de pensioengerechtigde bij pensioeningang en daarna jaarlijks ten minste de in de Pensioenwet omschreven verplichte informatie.
7. De Verzekeraar verstrekt aan de partner op het moment dat deze de status van gewezen partner als bedoeld in artikel 14 verkrijgt, en daarna minimaal eens in de 5 jaar, ten minste de in de Pensioenwet omschreven verplichte informatie.
8. De Verzekeraar stelt op zijn website voor de (gewezen) deelnemer, gewezen partner en pensioengerechtigde beschikbaar:
a. het geldende pensioenreglement;
b. andere informatie die op grond van wetgeving moet worden verstrekt.
9. De Verzekeraar verstrekt de (gewezen) deelnemer, gewezen partner en pensioengerechtigde op verzoek de op grond van de Pensioenwet te verstrekken informatie.
Artikel 28. Einde van de deelneming vóór de pensioenrichtleeftijd
1. Indien het deelnemerschap eindigt anders dan door overlijden vóór de pensioenrichtleeftijd, krijgt de deelnemer premievrije aanspraken op ouderdomspensioen, partnerpensioen en wezenpensioen en indien van toepassing prepensioen of overbruggingspensioen.
2. De gewezen deelnemer ontvangt een bewijs van bovengenoemde pensioenaanspraken.
Artikel 29. Afkoop, vervreemden en prijsgeven van pensioenaanspraken
1. De pensioenaanspraken voortvloeiend uit dit pensioenreglement kunnen niet worden afgekocht, vervreemd of prijsgegeven, dan wel formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid worden, anders dan in de gevallen voorzien bij of krachtens de Pensioenwet.
2. De aanspraak op ouderdomspensioen die een wettelijk vastgesteld bedrag niet te boven gaat kan door de Verzekeraar na 2 jaar na beëindiging van het deelnemerschap, dan wel eerder bij het ingaan van het pensioenrecht, worden afgekocht. Het in enig jaar geldende bedrag waaronder de Verzekeraar tot afkoop kan overgaan is opgenomen in bijlage 2.
3. De Verzekeraar heeft de mogelijkheid om het partnerpensioen van de partner bij ingang en de aanspraak op bijzonder partnerpensioen van de gewezen partner af te kopen, mits het partnerpensioen respectievelijk de aanspraak op bijzonder partnerpensioen het in lid 2 bedoelde bedrag niet te boven gaat.
4. De afkoopwaarde wordt vastgesteld op basis van de sekseneutrale factoren die door de Verzekeraar wordt vastgesteld. De hoogte van de factoren is opgenomen in Bijlage 7 bij dit pensioenreglement.
5. De in Bijlage 7 opgenomen actuariële afkoopfactoren worden door de Verzekeraar jaarlijks vastgesteld.
1. Overdracht van de waarde van het partnerpensioen is slechts mogelijk na schriftelijke instemming van de partner. Het eventuele bijzonder partnerpensioen kan niet worden overgedragen.
2. De wijze waarop een waardeoverdracht plaatsvindt, evenals het vaststellen van de overdrachtswaarde, geschiedt in overeenstemming met de geldende wettelijke voorschriften.
3. Bij beëindiging van de deelneming behoudt de gewezen deelnemer de tot dat moment op grond van dit pensioenreglement opgebouwde pensioenaanspraken.
4. Op verzoek van de gewezen deelnemer kan de waarde van de opgebouwde pensioenaanspraken worden overgedragen, met inachtneming van de voorwaarden en de termijnen zoals vermeld in de Pensioenwet.
Artikel 31. Uitbetaling van de pensioenen
1. De pensioenen worden betaald in maandelijkse termijnen op een bankrekening van de pensioengerechtigde of rechthebbende, uiterlijk op de laatste dag van de maand waarop de uitkering betrekking heeft, voor het eerst over de maand waarin het pensioen ingaat. De pensioenen worden vastgesteld en uitbetaald in Euro’s.
2. De betaling vindt plaats op een door de Verzekeraar te bepalen wijze.
3. Op de uitkeringen worden de wettelijk verschuldigde belastingen en andere verplichte heffingen ingehouden.
4. Indien de pensioenuitkering op verzoek van de betrokkene naar een bankrekening van de pensioengerechtigde of rechthebbende buiten Nederland wordt overgemaakt, kan de Verzekeraar besluiten de transactiekosten die daaruit voortvloeien op de uitbetaling in mindering te brengen.
Artikel 32. Samenloop van uitkeringen (Niet meer van toepassing vanaf 1-1-2021) Indien de pensioendatum ligt voor de AOW-datum en er sprake is van een (wettelijke) arbeidsongeschiktheidsuitkering, een bij de werkgever geldende aanvullende arbeidsongeschiktheidsverzekering, een arbeidsongeschiktheidspensioen en/of enige
aanvulling door of namens de werkgever op een uitkering krachtens een sociaalrechtelijke wet, zal het uit te keren ouderdomspensioen in de periode van de pensioendatum tot de AOW- datum op een zodanige wijze worden vastgesteld dat de uitkeringen tezamen maximaal 80% bedragen van het laatst vastgestelde pensioengevend inkomen op de dag voorafgaande aan de eerste dag van de wachttijd zoals bedoeld in artikel 23 van de Wet Werk en inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA).
Artikel 33. Wettelijke bepalingen
Indien aanspraken op pensioen ontleend kunnen worden aan wettelijke bepalingen, welke na het in werking treden van dit reglement van kracht worden, is de Verzekeraar bevoegd (mits wettelijk toegestaan) deze op de aanspraken op pensioen krachtens dit reglement in mindering te brengen. Van deze vermindering wordt binnen 6 maanden na het van kracht worden van die bepalingen aan de deelnemers mededeling gedaan.
Artikel 34. Bestuursbesluiten (Niet meer van toepassing vanaf 1-1-2021)
Het bestuur is bevoegd onder van geval tot geval te stellen voorwaarden en met inachtneming van het bepaalde bij de Pensioenwet:
a. ten gunste van een deelnemer af te wijken van de bepalingen van dit reglement;
b. werknemers, die niet aan de in artikel 2 genoemde toetredingsvoorwaarden voldoen, als deelnemers tot het fonds te laten toetreden.
Artikel 35. Slotbepalingen (Niet meer van toepassing vanaf 1-1-2021) CAO-partijen en/of De Nederlandsche Bank
1. Bij het aangaan van iedere Collectieve Arbeidsvoorwaarden Overeenkomst voor het verzekeringsbedrijf (CAO) beslissen de CAO-partijen of eventueel opgenomen garantieregelingen nog van toepassing zijn of aangepast dienen te worden.
Het bestuur behoudt zich het recht voor om deze regelingen aan te passen indien blijkt dat de uitleg van de CAO door CAO-partijen en/of De Nederlandsche Bank anders is dan het
bepaalde in het desbetreffende artikel. In dat geval worden de bovenbedoelde regelingen aangepast aan de bij CAO gemaakte afspraken.
Aanvulling op prepensioen/overbruggingspensioen [niet meer van toepassing vanaf 1 juli 2020]
2. Als gevolg van de invoering van de prepensioenregeling op 1 januari 2001is voor de deelnemers die daarvoor deel hebben genomen aan de pensioenregeling die gold vóór 1 januari 2001, een hiaat ontstaan aangezien de vóór 1 januari 2001 opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen ingaan op pensioenleeftijd 65. Dit bestaande prepensioenhiaat (over de diensttijd tot 1 januari 2001) werd vanaf 1 januari 2001 tot 1 januari 2006 regulier en onvoorwaardelijk opgebouwd in vorm van een aanvullend prepensioen.
Vanwege de invoering van de Wet aanpassing fiscale behandeling VUT- en prepensioenregelingen en introductie levensloopregeling (Wet VPL) is het voor werknemers geboren op of na 1 januari 1950 vanaf 1 januari 2006 niet meer mogelijk een prepensioenhiaat op te bouwen. Ter compensatie van het per 1 januari 2006 nog niet opgebouwde deel van het bestaande prepensioenhiaat wordt vanaf 2006 gebruik gemaakt van het bepaalde in artikel 4 van het Uitvoeringsbesluit pensioenaspecten Sociaal Akkoord 2004.
Het per 1 januari 2006 nog niet opgebouwde deel van het bestaande prepensioenhiaat wordt vanaf 1 januari 2006 tijdsevenredig tot de voormalige prepensioenleeftijd gefinancierd. Dit prepensioenhiaat wordt pas opgebouwd op het moment en voor zover de toegekende aanspraken zijn gefinancierd. Indien de voormalige prepensioenleeftijd is gelegen na 31 december 2020 wordt het nog niet opgebouwde deel van het prepensioenhiaat op 31 december 2020 gefinancierd. [voor de werknemers van wie de voormalige prepensioenleeftijd is gelegen na 31 december 2020 is het nog niet opgebouwde deel van het prepensioenhiaat per 31 december 2019 gefinancierd.]
Wanneer de deelname aan de pensioenregeling eindigt voordat het prepensioenhiaat volledig is gefinancierd, bestaat er alleen recht op het op dat moment gefinancierde en opgebouwde deel.
Dit pensioenreglement is in werking getreden op 1-1-2021.
Bijlage 1. Overige inkomensbestanddelen (Niet meer van toepassing vanaf 1-1-2020) Het pensioengevend inkomen is conform artikel 10 lid 3 gelijk aan 12 maal het laatst vastgestelde vaste maandsalaris, vermeerderd met de overige in deze bijlage vermelde inkomensbestanddelen, de vakantietoeslag en, indien en zover overeengekomen tussen
werkgever en de deelnemer of indien de CAO-Buitendienst op de deelnemer van toepassing is verklaard, het provisie-inkomen. Het pensioengevend inkomen bedraagt maximaal het bedrag genoemd in artikel 18ga van de Wet op de loonbelasting 1964.
Conform artikel 10 lid 3 van het pensioenreglement hanteert:
Werkgever | Als overig inkomensbestanddeel |
Allianz Nederland Groep NV | 13e maand of gratificatie * |
Allianz Benelux (vestiging Nederland) | - 13e maand voor medewerkers Allsecur. - 2 en 4/100 maanden (factor 14.004) voor medewerkers voormalig Aegon |
Allianz Europe B.V. | 13e maand |
Allianz Global Corporate & Specialty SE (vestiging Nederland) | n.v.t. |
Allianz Global Investors (vestiging Nederland) | n.v.t. |
Allianz Technology (vestiging Nederland) | 13e maand of gratificatie * |
* = of een werknemer een pensioengevende 13e maand of een pensioengevende gratificatie ontvangt is beschreven in de arbeidsovereenkomst van de betreffende medewerker.
Bijlage 2. Kerncijfers per jaar [Niet meer van toepassing vanaf 1 juli 2020]
Jaar | Franchise | Maximum salaris | Opbouwpercentage Ouderdomspensioen | Afkoopgrens |
2015 | €13.334 | €100.000 | 1,75% | €462,88 |
2016 | €13.467 | €100.000 | 1,75% | €465,94 |
2017 | €13.670 | €100.000 | 1,75% | €467,89 |
2018 | €13.840 | €100.000 | 1,75% | €474,11 |
2019 | €14.118 | €100.000 | 1,75% | €484,09 |
Bijlage 3. Duur partnerrelatie en tijdsevenredige afbouw van de vermindering
[Niet meer van toepassing vanaf 1 juli 2020]
Bijlage 4. Beleid voorwaardelijke toeslag pensioenrechten en pensioenaanspraken
[Vervallen vanaf 1 juli 2020]
Het omzetten van het ouderdomspensioen (OP) in partnerpensioen (PP) en partnerpensioen (PP) in ouderdomspensioen (OP) vindt, conform artikel 22 plaats op basis van onderstaande tabel.
Leef tijd | Uitruil 1.000 euro ouderdomspensioen in extra xxx,- partnerpensioen | Uitruil 1.000 euro partnerpensioen in extra xxx,- ouderdomspensioen | Leef tijd | Uitruil 1.000 euro Ouderdoms pensioen in extra xxx,- partnerpensioen | Uitruil 1.000 euro partner pensioen in extra xxx,- ouderdoms pensioen |
18 | € 4.424 | - | 43 | € 3.549 | - |
19 | € 4.384 | - | 44 | € 3.520 | - |
20 | € 4.344 | - | 45 | € 3.493 | - |
21 | € 4.304 | - | 46 | € 3.465 | - |
22 | € 4.265 | - | 47 | € 3.438 | - |
23 | € 4.226 | - | 48 | € 3.412 | - |
24 | € 4.187 | - | 49 | € 3.386 | - |
25 | € 4.149 | - | 50 | € 3.361 | - |
26 | € 4.111 | - | 51 | € 3.337 | - |
27 | € 4.073 | - | 52 | € 3.315 | - |
28 | € 4.036 | - | 53 | € 3.294 | - |
29 | € 4.000 | - | 54 | € 3.276 | - |
30 | € 3.964 | - | 55 | € 3.259 | € 105 |
31 | € 3.928 | - | 56 | € 3.245 | € 109 |
32 | € 3.894 | - | 57 | € 3.234 | € 113 |
33 | € 3.860 | - | 58 | € 3.225 | € 117 |
34 | € 3.826 | - | 59 | € 3.218 | € 121 |
35 | € 3.794 | - | 60 | € 3.215 | € 126 |
36 | € 3.761 | - | 61 | € 3.215 | € 130 |
37 | € 3.729 | - | 62 | € 3.219 | € 135 |
38 | € 3.698 | - | 63 | € 3.228 | € 140 |
39 | € 3.667 | - | 64 | € 3.240 | € 144 |
40 | € 3.637 | - | 65 | € 3.258 | € 150 |
41 | € 3.607 | - | 66 | € 3.283 | € 155 |
42 | € 3.577 | - | 67 | € 3.314 | € 160 |
68 | € 3.352 | € 165 |
Voorbeeld 1
Op de leeftijd van 55 jaar kan € 1.000 ouderdomspensioen worden omgezet in € 3.259
partnerpensioen.
Voorbeeld 2
Op een leeftijd van 62 jaar kan € 1.000 partnerpensioen worden omgezet in € 135
ouderdomspensioen.
Bijlage 6. Rekenfactoren inzake vervroegen of uitstellen pensioenaanspraken
a. Vervroegen ouderdomspensioen
Vervroeging 1.000 euro OP in eerder ingaand xxx,- OP | |||||||||||||
55 | 56 | 57 | 58 | 59 | 60 | 61 | 62 | 63 | 64 | 65 | 66 | 67 | |
68 | € 569 | € 590 | € 612 | € 636 | € 662 | € 689 | € 718 | € 750 | € 783 | € 820 | € 859 | € 902 | € 949 |
Bij vervroeging van het ouderdomspensioen van de leeftijd in de eerste kolom naar de leeftijd in
de rij, zal de pensioenaanspraak per € 1.000 veranderen in € xxx,- zoals omschreven in de tabel.
Voorbeeld
Bijvoorbeeld: als een deelnemer zijn ouderdomspensioen van €1.000 ingaand op leeftijd 68 jaar wil vervroegen naar leeftijd 65 jaar, wordt de uitkering verlaagd naar €859.
b. Uitstellen premievrij prepensioen/overbruggingspensioen in hoger ouderdomspensioen
Uitruil per 1.000 euro gederfde prepensioenuitkeringen / overbruggingspensioen in een extra ouderdomspensioen ter grootte van xxx,- vanaf de gekozen pensioenleeftijd | ||||||
65 | 66 | 67 | 68 | 69 | 70 | |
62 | € 144 | € 152 | € 159 | € 168 | € 178 | € 189 |
Bij uitstel van het premievrij prepensioen/overbruggingspensioen van de leeftijd uit de eerste kolom naar de leeftijd in de rij, zullen de gederfde uitkeringen een extra ouderdomspensioen vanaf de in de tabel gekozen pensioenleeftijd.
Voorbeeld
Als iemand met een premievrij prepensioen of overbruggingspensioen op basis van leeftijd 62 jaar doorwerkt tot de pensioenrichtleeftijd van 68 jaar, kunnen de gederfde uitkeringen worden omgezet in een extra levenslang ouderdomspensioen vanaf 68 jaar. Deze persoon zal vanaf 68 jaar een extra ouderdomspensioenuitkering ontvangen van € 189 per € 1.000 van de oorspronkelijke prepensioenuitkeringen/overbruggingspensioenuitkering.
c. Uitstellen ouderdomspensioen
Uitruil gederfde uitkeringen in een hogere OP-uitkering vanaf de werkelijke pensioendatum | ||||||||||
63 | 64 | 65 | 66 | 67 | 68 | 69 | 70 | 71 | 72 | |
68 | € 56 | € 119 | € 188 | € 267 |
Als de pensioenleeftijd van 68 jaar wordt verhoogd naar de leeftijd in de rij, zal per € 1.000 in ouderdomspensioenuitkering deze verhoogd worden met € xxx,- in de tabel.
Voorbeeld
Als iemand met pensioenleeftijd 68 jaar langer doorwerkt en zijn gederfde ouderdomspensioenuitkeringen van € 10.000 in laat gaan op 69-jarige leeftijd, zal zijn aanspraak 1 jaar later tot uitkering komen. De nieuwe pensioenuitkering is dan €10.560.
d. Hoog-laag constructie
Volgens artikel 63 Pensioenwet en artikel 18d Wet op de loonbelasting, is het mogelijk te variëren in de hoogte van de pensioenuitkering. De hoogte van een pensioen kan na ingang variëren mits de laagste uitkering niet minder bedraagt dan 75% van de hoogste uitkering en de mate van variatie uiterlijk op de ingangsdatum van het pensioen wordt vastgesteld.
Leeftijd waarop de hoge uitkering ingaat* | Hoge uitkering | |||||||||
Leeftijd waarop de lage uitkering ingaat | ||||||||||
63 | 64 | 65 | 66 | 67 | 68 | 69 | 70 | 71 | 72 | |
62 jaar | € 1.315 | € 1.297 | € 1.280 | € 1.263 | € 1.246 | € 1.231 | € 1.215 | € 1.201 | € 1.187 | € 1.173 |
63 jaar | € 1.314 | € 1.296 | € 1.278 | € 1.260 | € 1.244 | € 1.227 | € 1.212 | € 1.197 | € 1.182 | |
64 jaar | € 1.314 | € 1.294 | € 1.276 | € 1.258 | € 1.241 | € 1.224 | € 1.208 | € 1.193 | ||
65 jaar | € 1.313 | € 1.293 | € 1.274 | € 1.255 | € 1.237 | € 1.220 | € 1.204 | |||
66 jaar | € 1.312 | € 1.291 | € 1.271 | € 1.252 | € 1.234 | € 1.216 | ||||
67 jaar | € 1.311 | € 1.290 | € 1.269 | € 1.249 | € 1.230 | |||||
68 jaar | € 1.310 | € 1.288 | € 1.266 | € 1.246 | ||||||
69 jaar | € 1.309 | € 1.286 | € 1.264 | |||||||
70 jaar | € 1.308 | € 1.284 |
Leeftijd waarop de hoge uitkering ingaat* | Lage uitkering | |||||||||
Leeftijd waarop de lage uitkering ingaat | ||||||||||
63 | 64 | 65 | 66 | 67 | 68 | 69 | 70 | 71 | 72 | |
62 jaar | € 986 | € 973 | € 960 | € 947 | € 935 | € 923 | € 912 | € 901 | € 890 | € 880 |
63 jaar | € 986 | € 972 | € 958 | € 945 | € 933 | € 921 | € 909 | € 898 | € 887 | |
64 jaar | € 985 | € 971 | € 957 | € 943 | € 930 | € 918 | € 906 | € 894 | ||
65 jaar | € 985 | € 970 | € 955 | € 941 | € 928 | € 915 | € 903 | |||
66 jaar | € 984 | € 968 | € 954 | € 939 | € 925 | € 912 | ||||
67 jaar | € 983 | € 967 | € 952 | € 937 | € 923 | |||||
68 jaar | € 983 | € 966 | € 950 | € 934 | ||||||
69 jaar | € 982 | € 964 | € 948 | |||||||
70 jaar | € 981 | € 963 |
* is gelijk aan de gekozen pensioenleeftijd
Bij ingang van een hoge uitkering vanaf de pensioenleeftijd uit de eerste kolom tot de leeftijd uit één van de andere kolommen (leeftijd waarop de lage uitkering ingaat) zal € 1.000 ouderdomspensioen een ouderdomspensioen opleveren zoals benoemd bij de gekozen leeftijd in de bovenste tabel. Vanaf die gekozen leeftijd zal er een lage uitkering ingaan zoals benoemd in de onderste tabel (75% van de hoge uitkering).
Voorbeeld 1
Als een deelnemer recht heeft op een levenslange uitkering van € 1.000 vanaf de 63-jarige leeftijd kan dit omgezet worden in een uitkering van € 1.244 vanaf de 63-jarige tot de 68-jarige leeftijd en € 933 (€ 1.244 * 0,75) vanaf de 68-jarige leeftijd.
Voorbeeld 2
Als een deelnemer recht heeft op een levenslange uitkering van € 1.000 vanaf de 65-jarige leeftijd kan dit omgezet worden in een uitkering van € 1.237 vanaf de 65-jarige tot de 70-jarige leeftijd en € 928 (€ 1.237 * 0,75) vanaf de 70-jarige leeftijd.
Bijlage 7. Afkoopfactoren per € pensioen
Het afkopen van pensioenaanspraken vindt, conform artikel 29, plaats op basis van de door het bestuur vastgestelde omrekenfactoren zoals die in onderstaande tabel is weergegeven.
Xxxx tijd | Ouderdoms- pensioen vanaf 68 jaar | Tijdelijk ouderdoms pensioen (62-65) | Uitgesteld partner pensioen | Ingegaan partner pensioen | Leef tijd | Ingegaan partner pensioen |
18 | € 9,8 | € 1,7 | € 2,2 | € 50,8 | 69 | € 19,0 |
19 | € 10,0 | € 1,8 | € 2,3 | € 50,4 | 70 | € 18,2 |
20 | € 10,2 | € 1,8 | € 2,3 | € 50,0 | 71 | € 17,4 |
21 | € 10,4 | € 1,8 | € 2,4 | € 49,6 | 72 | € 16,6 |
22 | € 10,5 | € 1,9 | € 2,5 | € 49,2 | 73 | € 15,8 |
23 | € 10,7 | € 1,9 | € 2,5 | € 48,8 | 74 | € 15,0 |
24 | € 10,9 | € 2,0 | € 2,6 | € 48,4 | 75 | € 14,2 |
25 | € 11,1 | € 2,0 | € 2,7 | € 48,0 | 76 | € 13,4 |
26 | € 11,3 | € 2,0 | € 2,7 | € 47,5 | 77 | € 12,7 |
27 | € 11,5 | € 2,1 | € 2,8 | € 47,1 | 78 | € 11,9 |
28 | € 11,7 | € 2,1 | € 2,9 | € 46,6 | 79 | € 11,2 |
29 | € 11,9 | € 2,1 | € 3,0 | € 46,1 | 80 | € 10,5 |
30 | € 12,1 | € 2,2 | € 3,0 | € 45,6 | 81 | € 9,8 |
31 | € 12,3 | € 2,2 | € 3,1 | € 45,2 | 82 | € 9,1 |
32 | € 12,5 | € 2,2 | € 3,2 | € 44,7 | 83 | € 8,5 |
33 | € 12,7 | € 2,3 | € 3,3 | € 44,1 | 84 | € 7,9 |
34 | € 12,9 | € 2,3 | € 3,4 | € 43,6 | 85 | € 7,3 |
35 | € 13,1 | € 2,4 | € 3,4 | € 43,1 | 86 | € 6,7 |
36 | € 13,3 | € 2,4 | € 3,5 | € 42,5 | 87 | € 6,2 |
37 | € 13,5 | € 2,4 | € 3,6 | € 42,0 | 88 | € 5,7 |
38 | € 13,7 | € 2,5 | € 3,7 | € 41,4 | 89 | € 5,2 |
39 | € 13,9 | € 2,5 | € 3,8 | € 40,8 | 90 | € 4,7 |
40 | € 14,1 | € 2,5 | € 3,9 | € 40,2 | 91 | € 4,3 |
41 | € 14,3 | € 2,5 | € 4,0 | € 39,6 | 92 | € 4,0 |
42 | € 14,5 | € 2,6 | € 4,0 | € 39,0 | 93 | € 3,6 |
43 | € 14,7 | € 2,6 | € 4,1 | € 38,4 | 94 | € 3,3 |
44 | € 14,9 | € 2,6 | € 4,2 | € 37,7 | 95 | € 3,0 |
45 | € 15,1 | € 2,6 | € 4,3 | € 37,1 | 96 | € 2,8 |
46 | € 15,2 | € 2,7 | € 4,4 | € 36,4 | 97 | € 2,6 |
47 | € 15,4 | € 2,7 | € 4,5 | € 35,7 | 98 | € 2,4 |
48 | € 15,6 | € 2,7 | € 4,6 | € 35,1 | 99 | € 2,2 |
49 | € 15,8 | € 2,7 | € 4,7 | € 34,4 | 100 | € 2,0 |
Xxxx tijd | Ouderdoms- pensioen vanaf 68 jaar | Tijdelijk ouderdoms pensioen (62- 65) | Uitgesteld partner pensioen | Ingegaan partner pensioen | Leef tijd | Ingegaan partner pensioen |
50 | € 15,9 | € 2,8 | € 4,7 | € 33,7 | ||
51 | € 16,1 | € 2,8 | € 4,8 | € 33,0 | ||
52 | € 16,3 | € 2,8 | € 4,9 | € 32,2 | ||
53 | € 16,4 | € 2,8 | € 5,0 | € 31,5 | ||
54 | € 16,6 | € 2,9 | € 5,1 | € 30,8 | ||
55 | € 16,7 | € 2,9 | € 5,1 | € 30,0 | ||
56 | € 16,9 | € 2,9 | € 5,2 | € 29,3 | ||
57 | € 17,0 | € 2,9 | € 5,3 | € 28,5 | ||
58 | € 17,2 | € 3,0 | € 5,3 | € 27,7 | ||
59 | € 17,3 | € 3,0 | € 5,4 | € 27,0 | ||
60 | € 17,5 | € 3,0 | € 5,4 | € 26,2 | ||
61 | € 17,6 | € 3,0 | € 5,5 | € 25,4 | ||
62 | € 17,8 | € 3,0 | € 5,5 | € 24,6 | ||
63 | € 17,9 | € 2,0 | € 5,6 | € 23,8 | ||
64 | € 18,1 | € 1,0 | € 5,6 | € 23,0 | ||
65 | € 18,2 | € - | € 5,6 | € 22,2 | ||
66 | € 18,4 | € 5,6 | € 21,4 | |||
67 | € 18,6 | € 5,6 | € 20,6 | |||
68 | € 18,7 | € 5,6 | € 19,8 |
Voorbeeld
Op de leeftijd van 55 jaar kan € 10 ouderdomspensioen ingaand op pensioenleeftijd 68 worden afgekocht tegen € 167; € 10 tijdelijk pensioen (62-65 jaar) tegen € 29; € 10 uitgesteld partnerpensioen tegen € 51 en € 10 ingegaan partnerpensioen tegen € 300.
Bijlage 8. Collectieve uitruilfactoren
De omzetting per 1 maart 2018 van aanspraken op ouderdomspensioen en alleenstaandentoeslag als bedoeld in artikel 7 van het pensioenreglement vindt plaats op basis van collectieve actuariële gelijkwaardigheid. Dit geschiedt aan de hand van de volgende door het Verzekeraar vastgestelde uitruilfactoren:
Leeftijd | Ouderdomspensioen vanaf 67 jaar naar Ouderdomspensioen vanaf 68 jaar | Alleenstaandentoeslag vanaf 67 jaar naar Alleenstaandentoeslag vanaf 68 jaar |
18 | 105,7% | 102,6% |
19 | 105,8% | 102,6% |
20 | 105,8% | 102,7% |
21 | 105,8% | 102,7% |
22 | 105,8% | 102,7% |
23 | 105,8% | 102,8% |
24 | 105,8% | 102,8% |
25 | 105,8% | 102,8% |
26 | 105,8% | 102,9% |
27 | 105,9% | 102,9% |
28 | 105,9% | 102,9% |
29 | 105,9% | 103,0% |
30 | 105,9% | 103,0% |
31 | 105,9% | 103,0% |
32 | 105,9% | 103,1% |
33 | 105,9% | 103,1% |
34 | 105,9% | 103,1% |
35 | 106,0% | 103,2% |
36 | 106,0% | 103,2% |
37 | 106,0% | 103,2% |
38 | 106,0% | 103,3% |
39 | 106,0% | 103,3% |
40 | 106,0% | 103,3% |
41 | 106,0% | 103,4% |
42 | 106,0% | 103,4% |
43 | 106,0% | 103,4% |
44 | 106,0% | 103,4% |
45 | 106,0% | 103,5% |
46 | 106,0% | 103,5% |
47 | 106,0% | 103,5% |
48 | 106,0% | 103,6% |
49 | 106,0% | 103,6% |
Leeftijd | Ouderdomspensioen vanaf 67 jaar naar Ouderdomspensioen vanaf 68 jaar | Alleenstaandentoeslag vanaf 67 jaar naar Alleenstaandentoeslag vanaf 68 jaar |
50 | 106,0% | 103,6% |
51 | 106,0% | 103,7% |
52 | 106,0% | 103,7% |
53 | 106,1% | 103,7% |
54 | 106,1% | 103,7% |
55 | 106,1% | 103,8% |
56 | 106,1% | 103,8% |
57 | 106,1% | 103,9% |
58 | 106,2% | 103,9% |
59 | 106,2% | 103,9% |
60 | 106,2% | 104,0% |
61 | 106,2% | 104,0% |
62 | 106,2% | 104,0% |
63 | 106,1% | 104,1% |
64 | 106,1% | 104,1% |
65 | 106,1% | 104,1% |
66 | 106,0% | 104,2% |
67 | 105,9% | 104,2% |
68 | 100,0% | 100,0% |
Bijlage 9. Algemene verzekeringsvoorwaarden voor pensioenverzekeringen
1 Begripsomschrijvingen
In deze Algemene voorwaarden pensioenverzekeringen wordt verstaan onder: a Begunstigde(n)
Degene(n) aan wie de uitkering van enig verzekerd bedrag dient te geschieden. b Dekking
De verzekering van een geldelijke uitkering als gevolg van een in het pensioenreglement specifiek omschreven verzekerde gebeurtenis.
c Kind
Het in het pensioenreglement omschreven aanspraakgerechtigde kind. d Kring van gerechtigden
Onder kring van gerechtigden wordt verstaan: De (gewezen) partner en of de kinderen. e Partner
De in het pensioenreglement omschreven partner.
Op enig moment kan er slechts sprake zijn van één partner. f Pensioenoverzicht
Het door de verzekeraar afgegeven overzicht met de verzekerde personen en verzekerde bedragen.
g Pensioenreglement
De door de verzekeraar overeenkomstig de pensioenregeling van het pensioenfonds opgestelde en door de werkgever geaccordeerde regeling met betrekking tot de verhouding tussen de pensioenfonds en de verzekerde(n).
h Verzekeraar
Klaverblad gevestigd te Hilversum i Verzekerd bedrag
De verzekerde rente als vermeld op het pensioenoverzicht. x Xxxxxxxxxx
Degene op wiens leven een dekking is gesloten. k Verzekering
De verzekeringsovereenkomst tussen de verzekeringnemer en de verzekeraar, die voorziet in een of meer dekkingen op het leven van een verzekerde.
l Verzekeringnemer
De rechtspersoon of natuurlijk persoon die een verzekeringsovereenkomst en daarop gebaseerde verzekering(en) heeft gesloten met de verzekeraar.
m Werkgever
Degene die de pensioenovereenkomst met de verzekerde heeft gesloten.
2 Fiscaal kader
De verzekering betreft de verzekering van pensioenaanspraken als bedoeld in de terzake geldende bepalingen van de Wet op de loonbelasting 1964, of de daarvoor in de plaats getreden wetgeving.
3 Grondslag van de verzekering
a De door of namens de verzekeringnemer en de verzekerde aan de verzekeraar verstrekte informatie waarnaar de verzekeraar heeft gevraagd met het oog op het sluiten, wijzigen of weer van kracht verklaren van de verzekering, vormt de grondslag van de verzekering.
b Indien de informatie als bedoeld in het eerste lid onjuist of onvolledig blijkt te zijn verstrekt door een verzekerde, heeft de verzekeraar het recht om de gevolgen in te roepen die Titel 17 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek hem daarvoor biedt. Zoals het vervallen van de uitkering van een verzekering indien de waarde van de verzekering nihil is of het beperken van de hoogte van de uitkering van een verzekering waarvan de waarde van de verzekering niet nihil is.
c Indien de geboortedatum van een verzekerde onjuist is opgegeven, wordt een verzekerde uitkering herberekend naar de juiste geboortedatum op basis van hetgeen omtrent de premiebetaling is overeengekomen.
4 Dekkingen van het risico
a De dekking van het risico vangt voor de verzekeraar aan zodra dit door haar is aanvaard. b Een verzekering dekt het in het pensioenreglement omschreven risico. De dekking wordt -
onverminderd het in deze voorwaarden bepaalde - slechts beperkt of uitgesloten door de toepasselijke wettelijke bepalingen.
c De verzekering is over de gehele wereld van kracht.
5 Oorlogsrisico en terrorismerisico
a Op grond van de Noodwet financieel verkeer kan de overheid ingeval van oorlog, oorlogsgevaar of andere buitengewone omstandigheden met betrekking tot alle lopende levensverzekeringen beperkingen opleggen en nadere voorschriften geven ten aanzien van onder meer het verzekerde risico, uitkeringen en mutaties. Deze beperkingen en nadere voorschriften gelden dan voor elke verzekering.
b Als de verzekerde in Nederland overlijdt of arbeidsongeschikt raakt door terrorisme gelden voor de hoogte van de uitkeringen bij overlijden of arbeidsongeschiktheid alsmede vrijstelling van premiebetaling bij arbeidsongeschiktheid beperkingen. Die staan in het Clausuleblad terrorismedekking van de Nederlandse Herverzekeringsmaatschappij voor terrorismeschaden
N.V. (NHT). De prestatie van de verzekeraar is volgens dat Xxxxxxxxxxxx beperkt tot het bedrag dat de verzekeraar ontvangt op grond van de herverzekering voor het terrorismerisico bij de NHT. Bij een levensverzekering met vermogensopbouw wordt in ieder geval de krachtens de Wet op het financieel toezicht aan de te houden premiereserve uitgekeerd.
i Het gaat om terrorismerisico. Dat is een gebeurtenis die verband houdt met terrorisme, kwaadaardige besmetting of preventieve maatregelen. Ook handelingen of gedragingen ter voorbereiding daarvan vallen daaronder.
ii Het gaat niet om een van de zes in artikel 3.38 van de Wet op het financieel toezicht genoemde vormen van molest.
c Onder terrorisme wordt in het Clausuleblad verstaan: gewelddadige handelingen en/of gedragingen in de vorm van een aanslag of een reeks van in tijd en oogmerk met elkaar samenhangende aanslagen als gevolg waarvan letsel en/of aantasting van de gezondheid optreedt. Dit kan ook de dood tot gevolg hebben.
d Onder kwaadwillige besmetting wordt in het Clausuleblad verstaan: het (doen) verspreiden van ziektekiemen en/of stoffen die als gevolg van hun (in)directe fysische, biologische, radioactieve of chemische inwerking leiden tot letsel en/of aantasting van de gezondheid. Dit kan ook de dood tot gevolg hebben.
i Bij terrorisme en kwaadwillige besmetting moet het aannemelijk zijn dat het - al dan niet in enig organisatorisch verband - is beraamd en/of uitgevoerd met het oogmerk om bepaalde politieke en/of religieuze en/of ideologische doelen te verwezenlijken
e Onder preventieve maatregelen wordt in het Clausuleblad verstaan: van overheidswege en/of door verzekerden en/of derden getroffen maatregelen om het onmiddellijk dreigend gevaar van terrorisme en/of kwaadwillige besmetting af te wenden. Of om de gevolgen daarvan te beperken, als dit gevaar zich heeft verwezenlijkt.
f Op de herverzekering bij de NHT is van toepassing het Protocol afwikkeling claims (hierna te noemen het Protocol). De NHT is gerechtigd om het door de NHT uit te keren bedrag uit te stellen. Dat gebeurt tot het moment waarop zij kan bepalen of en in hoeverre zij over voldoende financiële middelen beschikt om alle vorderingen voor het geheel te voldoen. Voor zover de NHT niet over voldoende financiële middelen blijkt te beschikken, is zij gerechtigd een gedeeltelijke uitkering aan de verzekeraar te doen.
g De NHT is bevoegd om te beslissen of een gebeurtenis in verband waarmee aanspraak op uitkering wordt gedaan, als een gevolg van de verwezenlijking van het terrorismerisico moet worden aangemerkt.
h Pas nadat de NHT aan de verzekeraar heeft medegedeeld welk bedrag, al dan niet bij wijze van voorschot, aan haar zal worden uitgekeerd, kan de verzekerde of de tot uitkering gerechtigde op de bedoelde uitkering tegenover de verzekeraar aanspraak maken.
i De herverzekeringsdekking bij de NHT is volgens het Protocol slechts van kracht voor aanspraken op schadevergoeding en/of uitkering die worden gemeld binnen twee jaar nadat de NHT van een bepaalde gebeurtenis of omstandigheid heeft vastgesteld dat deze als een verwezenlijking van het terrorismerisico in de zin van dit Clausuleblad wordt beschouwd.
j Het Clausuleblad terrorismedekking en het Protocol afwikkeling claims van de NHT zijn gedeponeerd op 23 november 2007 onder nummer 27178761 bij de Kamer van Koophandel Amsterdam. Deze teksten zijn te vinden op xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx. De teksten zijn ook bij de verzekeraar op te vragen.
6 Uitbetaling
a Uitbetaling geschiedt zodra de verzekeraar de stukken heeft ontvangen, waardoor naar haar oordeel wordt bewezen dat de uitkering van een verzekerd bedrag is verschuldigd en aan wie de uitkering is verschuldigd.
b De betaling geschiedt door bijschrijving op een door de rechthebbende aangewezen rekening bij een in Nederland dan wel in een andere lidstaat van de Europese Unie gevestigde bankinstelling, in wettig Nederlands betaalmiddel. Eventuele door derden in verband met de uitbetaling in rekening gebrachte transactiekosten komen voor rekening van de rechthebbende op die uitkering en worden op die uitkering in mindering gebracht.
c Over niet in ontvangst genomen uitkeringen wordt geen interest vergoed.
d Alle kosten die voor de verzekeraar ontstaan doordat niet of niet tijdig aan de volgens deze voorwaarden geldende plicht om inlichtingen te verschaffen wordt voldaan, worden in rekening gebracht bij de rechthebbende op de uitkering.
7 Begunstiging en wijziging begunstiging
a De verzekeraar keert hetgeen op grond van de verzekering is verschuldigd uit aan de daarvoor in het pensioenreglement aangewezen begunstigde(n). De verzekeraar is door uitbetaling van een verzekerd bedrag aan de wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarige rechthebbende(n) op het verzekerd bedrag, tegenover de rechthebbend(e) op dat verzekerd bedrag bevrijd.
b Als begunstigde voor de uitkering van een verzekerd bedrag bij overlijden van de verzekerde kan, indien en voor zover er personen behorende tot de kring van gerechtigden zijn, uitsluitend een persoon behorende tot de kring van gerechtigden worden aangewezen.
c Voor zover in het pensioenoverzicht geen begunstigde is aangewezen of een andere begunstigde is aangewezen dan is toegestaan volgens deze voorwaarden, geschiedt de uitkering van een verzekerd bedrag bij in leven zijn van de verzekerde op de einddatum van de verzekering aan de verzekerde en de uitkering van een verzekerd bedrag bij overlijden van de verzekerde aan de personen die behoren tot de kring van gerechtigden.
d Indien een begunstigde overlijdt voordat de uitkering van een verzekerd bedrag, waarvoor hij is aangewezen, opeisbaar wordt, gaat zijn recht niet over op zijn erfgenamen of rechtverkrijgenden.
8 Wat doet de verzekeraar met persoonlijke gegevens
a In verband met haar dienstverlening verwerkt Xxxxxxxxxx persoonsgegevens. Op die verwerkingen van persoonsgegevens is de Privacyverklaring van Xxxxxxxxxx van toepassing. De laatste versie van onze Privacyverklaring is te vinden op de website [xxx]
b Klaverblad hoort bij de groep van ondernemingen van Lifetri Group B.V. en is binnen deze groep verantwoordelijk voor de verwerking van persoonsgegevens door haarzelf en haar groepsondernemingen. Klaverblad kan schade- en verzekeringsgegevens uitwisselen met de Stichting Centraal Informatie Systeem (CIS).
c Het volledige privacy- en cookiereglement van Klaverblad is te lezen op xxxxx://xxx.xxxxxxx.xx/xxxxxxx.
d Verder houdt Xxxxxxxxxx zich aan de Gedragscode Verwerking Persoonsgegevens Financiële Instellingen. Deze gedragscode is te vinden op xxx.xxxxxxxxxxxx.xx.
9 Kennisgeving aan belanghebbenden
a Bij een kennisgeving door de verzekeraar aan een belanghebbende bij de verzekering, kan worden volstaan met het verzenden van een niet aangetekende brief aan het bij de verzekeraar laatst bekende adres.
b De verzekeraar kan in afwijking van lid 1 ook volstaan met het verzenden van een kennisgeving langs elektronische weg met inachtneming van de regels die daartoe zijn gesteld krachtens het bepaalde in titel 17 van Boek 7 Burgerlijk Wetboek of daarvoor in de plaats getreden wetgeving.
c De (mede)verzekerde geeft een (gewijzigd) adres aan de verzekeraar door, indien de (mede)verzekerde gegevens op een ander adres wenst te ontvangen dan het adres zoals blijkt uit de gemeentelijke basisadministratie.
10 Kosten
11 De verzekeraar heeft het recht om kosten, die hij in opdracht van de verzekeringnemer voor werkzaamheden voor de verzekering maakt, in rekening te brengen bij de verzekeringnemer of, bij ontstentenis hiervan, bij de begunstigde(n). De verzekeraar verstrekt desgewenst tevoren een opgave van deze kosten.
12 Wettelijke heffingen
a De verzekeraar heeft het recht alle belastingen en heffingen, van welke aard dan ook, die met betrekking tot de verzekering wettelijk door de verzekeraar zijn verschuldigd of waarvoor de verzekeraar wettelijk aansprakelijk is, te verhalen op de verzekeringnemer of de begunstigde(n). Als de verschuldigde belastingen en heffingen door de verzekeraar zijn voorgeschoten, heeft de verzekeraar het recht het door haar te verhalen bedrag te verhogen met de wettelijke rente. De verrekening van de belastingen en heffingen met een uit te keren verzekerd bedrag geschiedt volgens de desbetreffende wettelijke bepalingen.
b Als met een verzekerd bedrag door een begunstigde niet tijdig pensioen is aangekocht, kan de verzekeraar worden aangesproken door de belastingdienst tot het voldoen van een bedrag ter zake van de belastingen en heffingen die verschuldigd zijn wegens het niet tijdig aankopen van pensioen. Onverminderd het bepaalde in lid 1 zal de verzekeraar in dat geval de verplichting om mee te werken aan een eventuele overdracht van het verzekerd bedrag naar een andere pensioenuitvoerder voor aankoop van pensioen pas nakomen, zodra de verzekeraar schadeloos is gesteld. Verhaal vindt niet plaats als het niet tijdig aankopen van pensioen uitsluitend is te wijten aan de verzekeraar.
13 Toepasselijk recht
Op de verzekering is het Nederlandse recht van toepassing.
14 Domicilie
De verzekeraar zal de verzekeringnemer en/of begunstigde(n) schriftelijk in de gelegenheid stellen om binnen een maand voor beslechting van een geschil de volgens de wet bevoegde Nederlandse rechter te kiezen. De keuze dient schriftelijk aan de verzekeraar kenbaar te worden gemaakt. Indien de verzekeringnemer en/of begunstigde(n) binnen een maand geen keuze hebben gemaakt, worden zij geacht voor een gerechtelijke procedure domicilie te kiezen in Hilversum, op het kantoor van de verzekeraar.
Clausuleblad terrorismedekking
bij de Nederlandse Herverzekeringsmaatschappij voor Terrorismeschaden N.V.(NHT)
Verzekeringsmaatschappijen in Nederland hebben samen de Nederlandse Herverzekeringmaatschappij voor Terrorismeschaden N.V. (NHT) opgericht. Bij deze verzekeringsmaatschappij hebben wij en andere verzekeringsmaatschappijen schade door terrorisme verzekerd.
Omdat wij schade door terrorisme verzekerd hebben, kunnen wij bij terrorisme een uitkering geven, maar misschien geen volledige uitkering. Bij terrorisme is er namelijk een maximumbedrag beschikbaar voor alle claims bij elkaar. Als de claims van alle slachtoffers bij elkaar hoger uitkomen dan dit maximumbedrag, dan krijgt ieder slachtoffer in gelijke mate een lagere uitkering.
De precieze regels die gelden staan hierna. De tekst is bepaald door de NHT
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In dit clausuleblad en de daarop berustende bepalingen wordt – voor zover niet anders blijkt –
verstaan onder:
1. Terrorisme:
Gewelddadige handelingen en/of gedragingen – begaan buiten het kader van een van de zes in artikel 3:38 van de Wet op het financieel toezicht genoemde vormen van molest – in de vorm van een aanslag of een reeks van in tijd en oogmerk met elkaar samenhangende aanslagen als gevolg waarvan letsel en/of aantasting van de gezondheid, al dan niet de dood ten gevolge hebbend, en/of schade aan zaken ontstaat dan wel anderszins economische belangen worden aangetast, waarbij aannemelijk is dat deze aanslag of reeks – al dan niet in enig organisatorisch verband – is beraamd en/of uitgevoerd met het oogmerk om bepaalde politieke en/of religieuze en/of ideologische doelen te verwezenlijken.
2. Kwaadwillige besmetting:
Het – buiten het kader van een van de zes in artikel 3:38 van de Wet op het financieel toezicht genoemde vormen van molest – (doen) verspreiden van ziektekiemen en/of stoffen die als gevolg van hun (in)directe fysische, biologische, radioactieve of chemische inwerking letsel en/of aantasting van de gezondheid, al dan niet de dood ten gevolge hebbend, bij mensen of dieren kunnen veroorzaken en/of schade aan zaken kunnen toebrengen dan wel anderszins economische belangen kunnen aantasten, waarbij aannemelijk is dat het (doen) verspreiden – al dan niet in enig organisatorisch verband – is beraamd en/of uitgevoerd met het oogmerk om bepaalde politieke en/of religieuze en/of ideologische doelen te verwezenlijken.
3. Preventieve maatregelen:
Van overheidswege en/of door verzekerden en/of derden getroffen maatregelen om het onmiddellijk dreigend gevaar van terrorisme en/of kwaadwillige besmetting af te wenden of – indien dit gevaar zich heeft verwezenlijkt – de gevolgen daarvan te beperken.
4. Nederlandse Herverzekeringmaatschappij voor Terrorismeschaden N.V. (NHT):
Een door het Verbond van Verzekeraars in Nederland opgerichte herverzekeringsmaatschappij, waarbij uitkeringsverplichtingen uit hoofde van verzekeringsovereenkomsten, die voor in Nederland toegelaten verzekeraars direct of indirect kunnen voortvloeien uit de verwezenlijking van de in lid 1, 2 en 3 omschreven risico’s, in herverzekering kunnen worden ondergebracht.
5. Verzekeringsovereenkomsten:
a. Overeenkomsten van schadeverzekering voor zover zij overeenkomstig het bepaalde in artikel
1.1 van de Wet op het financieel toezicht onder ‘staat waar het risico is gelegen’ betrekking hebben op in Nederland gelegen risico’s.
b. Overeenkomsten van levensverzekering voor zover gesloten met een verzekeringnemer met gewone verblijfplaats in Nederland, of, indien verzekeringnemer een rechtspersoon is, met de in Nederland gevestigde vestiging van de rechtspersoon waarop de verzekering betrekking heeft.
c. Overeenkomsten van natura-uitvaartverzekering voor zover gesloten met een verzekeringnemer met een gewone verblijfplaats in Nederland, of, indien verzekeringnemer een rechtspersoon is, met de in Nederland gevestigde vestiging van de rechtspersoon waarop de verzekering betrekking heeft.
6. In Nederland toegelaten verzekeraars:
Levens-, natura-uitvaart- en schadeverzekeraars die op grond van de Wet op het financieel toezicht bevoegd zijn om in Nederland het verzekeringsbedrijf uit te oefenen.
Artikel 2 Begrenzing van de dekking voor het terrorismerisico
1. Indien en voor zover, met inachtneming van de in artikel 1 lid 1, 2 en 3 gegeven omschrijvingen, en binnen de grenzen van de geldende polisvoorwaarden, dekking bestaat voor gevolgen van een gebeurtenis die (direct of indirect) verband houdt met:
a. terrorisme, kwaadwillige besmetting of preventieve maatregelen;
b. handelingen of gedragingen ter voorbereiding van terrorisme, kwaadwillige besmetting of preventieve maatregelen, hierna gezamenlijk aan te duiden als ‘het terrorismerisico’, geldt dat de uitkeringsplicht van de verzekeraar ter zake van iedere bij haar ingediende aanspraak op schadevergoeding en/of uitkering, is beperkt tot het bedrag van de uitkering die de verzekeraar ter zake van die aanspraak ontvangt onder de herverzekering voor het terrorismerisico bij de NHT, in het geval van een verzekering met vermogensopbouw vermeerderd met het bedrag van de uit hoofde van de betrokken verzekering reeds gerealiseerde vermogensopbouw. Bij levensverzekeringen wordt het bedrag van de gerealiseerde vermogensopbouw gesteld op de krachtens de Wet op het financieel toezicht aan te houden premiereserve ten aanzien van de betrokken verzekering.
2. De NHT biedt herverzekeringsdekking voor de hiervoor genoemde aanspraken tot maximaal 1 miljard euro per kalenderjaar. Vorengenoemd bedrag kan van jaar tot jaar worden aangepast en geldt voor alle bij de NHT aangesloten verzekeraars tezamen. Van een eventuele aanpassing zal mededeling worden gedaan in 3 landelijk verschijnende dagbladen.
3. In afwijking van het in de voorgaande leden van dit artikel bepaalde, geldt voor verzekeringen die betrekking hebben op:
x. xxxxxx aan onroerende zaken en/of de inhoud daarvan;
b. gevolgschade van schade aan onroerende zaken en/of de inhoud daarvan, dat per verzekeringnemer per verzekerde locatie per jaar maximaal 75 miljoen euro onder deze overeenkomst zal worden uitgekeerd, voor alle deelnemende verzekeraars zoals bedoeld in artikel 1 tezamen, ongeacht het aantal afgegeven polissen.
Voor de toepassing van dit artikellid wordt onder verzekerde locatie verstaan: alle op het risicoadres aanwezige door verzekeringnemer verzekerde objecten, alsmede alle buiten het risicoadres gelegen door verzekeringnemer verzekerde objecten waarvan het gebruik en/of de bestemming in relatie staat tot de bedrijfsactiviteiten op het risicoadres. Als zodanig zullen in ieder geval worden aangemerkt alle door verzekeringnemer verzekerde objecten die op minder dan 50 meter afstand van elkaar gelegen zijn en waarvan er ten minste een op het risicoadres is gelegen.
Voor de toepassing van dit artikellid geldt voor rechtspersonen en vennootschappen die zijn verbonden in een groep, zoals bedoeld in artikel 2:24b van het Burgerlijk Wetboek, dat alle groepsmaatschappijen tezamen worden aangemerkt als een verzekeringnemer, ongeacht door welke tot de groep behorende groeps-maatschappij(en) de polis(sen) is (zijn) afgesloten.
Artikel 3 Uitkeringsprotocol NHT
1. Op de herverzekering van de verzekeraar bij de NHT is van toepassing het Protocol afwikkeling claims (hierna te noemen het Protocol). Op grond van de in dit Protocol vastgestelde bepalingen is de NHT onder meer gerechtigd de uitkering van de schadevergoeding of het verzekerde bedrag uit te stellen tot het moment waarop zij kan bepalen of en in hoeverre zij over voldoende financiële middelen beschikt om alle vorderingen 4 waarvoor zij als herverzekeraar dekking biedt, voor het geheel te voldoen. Voor zover de NHT niet over voldoende financiële middelen blijkt te beschikken, is zij gerechtigd overeenkomstig bedoelde bepalingen een gedeeltelijke uitkering aan de verzekeraar te doen.
2. De NHT is, met in achtneming van het gestelde in bepaling 7 van het Protocol afwikkeling claims, bevoegd om te beslissen of een gebeurtenis in verband waarmee aanspraak op uitkering wordt gedaan, als een gevolg van de verwezenlijking van het terrorismerisico moet worden aangemerkt. Een daartoe strekkend en overeenkomstig voornoemde bepaling genomen besluit van de NHT, is bindend jegens verzekeraar, verzekeringnemer, verzekerden en tot uitkering gerechtigden.
3. Eerst nadat de NHT aan de verzekeraar heeft medegedeeld welk bedrag, al dan niet bij wijze van voorschot, ter zake van een vordering tot uitkering aan haar zal worden uitgekeerd, kan de verzekerde of de tot uitkering gerechtigde op de in artikel 3 lid 1 bedoelde uitkering ter zake tegenover de verzekeraar aanspraak maken.
4. De herverzekeringsdekking bij de NHT is ingevolge bepaling 17 van het Protocol slechts van kracht voor aanspraken op schadevergoeding en/of uitkering die worden gemeld binnen 2 jaar nadat de NHT van een bepaalde gebeurtenis of omstandigheid heeft vastgesteld dat deze als een verwezenlijking van het terrorismerisico in de zin van dit Clausuleblad wordt beschouwd.