SAMENWERKINGSOVEREENKOMST
SAMENWERKINGSOVEREENKOMST
toedeling beheer en onderhoud oevers Friese vaarwegen
DE ONDERGETEKENDEN:
1. de rechtspersoon naar publiekrecht provincie Fryslân, waarvan de zetel is gevestigd te Xxxxxxxxxx xxx xx Xxxxxxxxxxxxx 00 (0000 XX), te dezen vertegenwoordigd door [ ], hierna te noemen: “de Provincie”;
2. de rechtspersoon naar publiekrecht Wetterskip Fryslân, waarvan de zetel is gevestigd te Leeuwarden, te dezen vertegenwoordigd door [ ], hierna te noemen: “het Wetterskip”
3. de rechtspersoon naar publiekrecht gemeente Achtkarspelen, waarvan de zetel is gevestigd te Buitenpost, te dezen vertegenwoordigd door [ ], hierna te noemen: “Achtkarspelen”;
4. de rechtspersoon naar publiekrecht gemeente Dantumadiel, waarvan de zetel is gevestigd te Damwâld, te dezen vertegenwoordigd door [ ], hierna te noemen: “Dantumadiel”;
5. de rechtspersoon naar publiekrecht gemeente De Fryske Marren, waarvan de zetel is gevestigd te Joure, te dezen vertegenwoordigd door [ ], hierna te noemen: “De Fryske Marren”;
6. de rechtspersoon naar publiekrecht gemeente Harlingen, waarvan de zetel is gevestigd te Harlingen, te dezen vertegenwoordigd door [ ], hierna te noemen: “Harlingen”;
7. de rechtspersoon naar publiekrecht gemeente Heerenveen, waarvan de zetel is gevestigd te Heerenveen, te dezen vertegenwoordigd door [ ], hierna te noemen: “Heerenveen”;
8. de rechtspersoon naar publiekrecht gemeente Leeuwarden, waarvan de zetel is gevestigd te Leeuwarden, te dezen vertegenwoordigd door [ ], hierna te noemen: “Leeuwarden”;
9. de rechtspersoon naar publiekrecht gemeente Noardeast-Fryslân, waarvan de zetel is gevestigd te Dokkum, te dezen vertegenwoordigd door [ ], hierna te noemen: “Noardeast- Fryslân”;
10. de rechtspersoon naar publiekrecht gemeente Ooststellingwerf, waarvan de zetel is gevestigd te Oosterwolde, te dezen vertegenwoordigd door [ ], hierna te noemen: “Ooststellingwerf”;
11. de rechtspersoon naar publiekrecht gemeente Opsterland, waarvan de zetel is gevestigd te Beetsterzwaag, te dezen vertegenwoordigd door [ ], hierna te noemen: “Opsterland”
12. de rechtspersoon naar publiekrecht gemeente Smallingerland, waarvan de zetel is gevestigd te Drachten, te dezen vertegenwoordigd door [ ], hierna te noemen: “Smallingerland”;
13. de rechtspersoon naar publiekrecht gemeente Súdwest-Fryslân, waarvan de zetel is gevestigd te Sneek, te dezen vertegenwoordigd door [ ], hierna te noemen: “Súdwest- Fryslân”;
14. de rechtspersoon naar publiekrecht gemeente Tytsjerksteradiel, waarvan de zetel is gevestigd te Burgum, te dezen vertegenwoordigd door [ ], hierna te noemen: “Tytsjerksteradiel”;
15. de rechtspersoon naar publiekrecht gemeente Waadhoeke, waarvan de zetel is gevestigd te Franeker, te dezen vertegenwoordigd door [ ], hierna te noemen: “Waadhoeke”;
16. de rechtspersoon naar publiekrecht gemeente Weststellingwerf, waarvan de zetel is gevestigd te Wolvega, te dezen vertegenwoordigd door [ ], hierna te noemen: “Weststellingwerf”;
de partijen sub 1 t/m 16, hierna tezamen tevens te noemen: “Partijen”;
de partijen sub 3 t/m 16, hierna tezamen tevens te noemen: “de Gemeenten”
NEMEN HET VOLGENDE IN AANMERKING:
a) Fryslân beschikt over een uitgebreid vaarwegennetwerk dat op lokaal en regionaal niveau van groot belang is voor onder andere recreatie, toerisme en de economie;
b) het vaarwegennetwerk is multifunctioneel, bestaande uit onder andere wateren met een vaarwegfunctie, wateren met een aan- en afvoerfunctie van water, wateren voor de berging van water, wateren ter bevordering en beheersing van de waterkwaliteit en wateren die van belang zijn voor natuurwaarden;
c) zoals toegelicht in de memorie van toelichting bij de Waterwet is het vaarwegbeheer een taak van de algemene democratie (provincies en gemeenten);
d) Provinciale Staten van de Provincie heeft op grond van de Waterwet de bevoegdheid een watersysteem een vaarwegfunctie te geven en beheerders voor die functie te benoemen, welke bevoegdheid na 1 januari 2024 zal voortvloeien uit de Omgevingswet;
e) in de Vaarwegenverordening Fryslân 2014 is de verdeling van het vaarwegbeheer neergelegd, maar hierin is niet voorzien in een toedeling van het beheer en onderhoud van de oevers langs de vaarwegen;
f) de Waterwet en de Vaarwegenverordening Fryslân 2014 bevatten geen (duidelijke) toedeling van het beheer en onderhoud van de oevers langs de vaarwegen in Fryslân;
g) voorts bevinden oevers zich doorgaans op de grens van kadastrale eigendommen (de grens van het water en land) waardoor meestal sprake is van twee of meerdere belanghebbenden bij een oever(deel) en er zowel publieke als private belanghebbenden kunnen zijn;
h) tegen de hiervoor weergegeven achtergrond achten Partijen het wenselijk om afspraken te maken over het oeverbeheer en zijn zij hierover met elkaar in overleg getreden;
i) het overleg tussen Partijen heeft geresulteerd in een toedeling van beheer en onderhoud op grond van het principe dat de partij die het meeste belang heeft bij de instandhouding van de oever daarvoor ook verantwoordelijk is. De concrete toedeling – op grond van dit principe – vindt plaats door toepassing van een in overleg tussen Partijen opgestelde en door Provinciale Staten vastgestelde beslisboom;
j) toepassing van de vastgestelde beslisboom resulteert er, op hoofdlijnen en samengevat, in dat het beheer en onderhoud voor oevers met een (zwaarwegend) publiek belang wordt toebedeeld aan de overheid en het beheer en onderhoud voor oevers zonder publiek belang wordt toebedeeld aan private partijen. Indien er sprake is van zowel een publiek als privaat belang bij een oever, voorziet de beslisboom eveneens in een toedeling van het beheer en onderhoud van de oever;
k) Partijen achten het voorts wenselijk te voorzien in een Oeverfonds waarin door de Provincie en de Gemeenten middelen worden ingebracht en waarop Partijen en derden, indien een oever buitengewoon onderhoud vereist wegens een vaarwegfunctie, onder voorwaarden, een beroep kunnen doen;
l) tevens wordt de mogelijkheid onderkend dat een oever buitengewoon onderhoud vereist wegens bovennormale stroming als gevolg van aan- en afvoer van water, waarbij het wenselijk wordt geacht dat de beheerder onder voorwaarden aanspraak kan maken op een bijdrage van het Waterschap;
m) Partijen achten het wenselijk om thans voor een periode van maximaal vijf jaar afspraken te maken, waarbij wordt voorzien in een tussentijdse en eindevaluatie;
n) Partijen hebben overeenstemming inzake het voorgaande bereikt en wensen hun afspraken in deze samenwerkingsovereenkomst vast te leggen;
KOMEN HET NAVOLGENDE OVEREEN:
Artikel 1. Definities
De hierna cursief en met een hoofdletter weergegeven begrippen hebben de betekenis die daaronder is weergegeven:
Achtergronddocument: het document waarin de tussen Partijen voorafgaand aan deze Overeenkomst reeds gemaakte afspraken en genomen besluiten zijn vastgelegd.
Algemene subsidieverordening: Algemene subsidieverordening provincie Fryslân 2013.
Beslisboom: de beslisboom bedoeld in artikel 2 lid 1 onder b.
Buitengewoon onderhoud: het vervangen van of nieuw te realiseren oeverbescherming.
Indicatieve kaart: de kaart bedoeld in artikel 11 lid 1.
Kaart: de beheer- en onderhoudskaart bedoeld in artikel 5.
Nota van Uitgangspunten: de Nota van Uitgangspunten Samenwerkingsovereenkomst Toedeling beheer en onderhoud oevers Friese vaarwegen van [datum] 2023.
Omgevingsverordening: de door Provinciale Staten van Fryslân vastgestelde Omgevingsverordening Fryslân 2022, in werking tredend op 1 januari 2024.
Overeenkomst: de onderhavige samenwerkingsovereenkomst.
Specifieke Afspraken: In het kader van deze Overeenkomst tussen twee of meer van de Partijen gemaakte afspraken die schriftelijk zijn vastgelegd.
Vaarwegenverordening: de Vaarwegenverordening Fryslân 2014.
Artikel 2. Bijlagen
1. De volgende bijlagen maken integraal onderdeel uit van de Overeenkomst;
a) Achtergronddocument (bijlage 1);
b) Beslisboom (bijlage 2);
c) Kaart reikwijdte Overeenkomst (bijlage 3);
d) Indicatieve kaart Oeverfonds (bijlage 4);
e) Verdeelsleutel bijdrage Oeverfonds Gemeenten (bijlage 5);
f) Addendum voorwaardelijk trekkingsrecht Oeverfonds (bijlage 6);
g) Kaart areaal bovennormale stroming (bijlage 7);
h) Addendum voorwaardelijk trekkingsrecht bovennormale stroming (bijlage 8);
i) Specifieke Afspraken (later aan te hechten).
2. In geval van tegenstrijdigheid tussen deze Overeenkomst en een bijlage, prevaleert het bepaalde in deze Overeenkomst tenzij in deze Overeenkomst uitdrukkelijk anders is bepaald.
3. Specifieke Afspraken zijn slechts bindend tussen de partijen die deze zijn aangegaan.
4. Tussen de Provincie, de gemeente Ooststellingwerf en de gemeente Opsterland zijn afspraken gemaakt met betrekking tot de binnen de grenzen van deze gemeenten gelegen delen van de Turfroute. Het in deze Overeenkomst bepaalde laat voornoemde afspraken onverlet en deze prevaleren derhalve boven het in deze overeenkomst bepaalde.
Artikel 3. Relevante vaarwegen, reikwijdte Overeenkomst
1. Deze Overeenkomst heeft uitsluitend betrekking op het beheer en onderhoud, waaronder in deze Overeenkomst mede wordt begrepen vervanging, van de oevers die zijn gelegen aan de vaarwegen die formeel als zodanig zijn aangewezen bij of krachtens de Omgevingsverordening.
2. De oevers van meren vallen buiten de reikwijdte van deze Overeenkomst. Het beheer en onderhoud van het vaarwegprofiel van de vaarwegen valt tevens buiten de reikwijdte van deze Overeenkomst.
3. De reikwijdte van deze Overeenkomst is beperkt tot regionale wateren; de oevers van Rijkswateren en vaargeulen op het IJsselmeer en het Lauwersmeer vallen buiten de reikwijdte van deze Overeenkomst.
4. De oevers die binnen de reikwijdte van deze Overeenkomst vallen zijn weergegeven op de als bijlage 3 aan deze Overeenkomst gehechte Kaart.
Artikel 4. Omgevingsverordening
1. Op 1 januari 2024 treedt de Omgevingswet in werking. Per die datum zal de Vaarwegenverordening vervallen. Provinciale Staten van de Provincie hebben een Omgevingsverordening vastgesteld die per 1 januari 2024 in werking zal treden, waarin evenwel in eerste instantie geen regeling inzake het beheer en onderhoud van oevers langs vaarwegen zal zijn opgenomen.
2. Op het moment dat de Omgevingsverordening een regeling inzake het beheer en onderhoud van oevers langs vaarwegen bevat en deze in werking is getreden, worden de oevers langs vaarwegen waarop deze Overeenkomst betrekking heeft, bepaald op grond van de regeling in de Omgevingsverordening. De oevers van meren, het beheer en onderhoud van het vaarwegprofiel van de vaarwegen, de oevers van Rijkswateren en vaargeulen op het IJsselmeer en Lauwersmeer vallen ook dan buiten de reikwijdte van deze Overeenkomst.
Artikel 5. Beheer- en onderhoudskaart
1. De Provincie stelt een digitale beheer- en onderhoudskaart inzake de oevers langs vaarwegen op. Deze beheer- en onderhoudskaart wordt als bijlage bij de Omgevingsverordening gevoegd.
2. De Provincie stelt de beheer- en onderhoudskaart beschikbaar op de daarvoor bestemde, publiek toegankelijke website.
3. De beheer- en onderhoudskaart wordt minimaal eenmaal per jaar geactualiseerd door de Provincie onder aansturing van de Ambtelijke Projectgroep. De Ambtelijke Projectgroep kan nadere afspraken maken over de werkwijze inzake het actualiseren van de beheer- en onderhoudskaart.
4. Partijen zijn verantwoordelijk voor het doorgeven van wijzigingen aan de Provincie ten aanzien van de oevers waarvan het beheer en onderhoud op grond van deze Overeenkomst aan hen is toebedeeld.
5. De Provincie delegeert de bevoegdheid tot het vaststellen van wijzigingen met betrekking tot de beheer- en onderhoudskaart aan het college van Gedeputeerde Staten van de Provincie.
Artikel 6. Wijziging vaarwegennetwerk
1. Indien de beheer- en onderhoudskaart moet worden gewijzigd als gevolg van een wijziging in het vaarwegennetwerk, geldt deze wijziging vanaf het moment dat de wijziging is opgenomen in de bijlage bij de Omgevingsverordening.
2. Het beheer- en onderhoud van oevers langs vaarwegen ten aanzien van het gewijzigde vaarwegennetwerk wordt toebedeeld overeenkomstig de Beslisboom zoals genoemd in artikel 2 van deze Overeenkomst. Voor zover de wijziging betrekking heeft op de binnen de grenzen van de gemeente Ooststellingwerf of Opsterland gelegen delen van de Turfroute, worden bij de toepassing van de Beslisboom de in artikel 2 lid 4 bedoelde afspraken in acht genomen.
3. De Provincie stelt een beleidsnotitie op waarin de wijze van toedeling, dan wel overdracht van het beheer en onderhoud van vaarwegen, inclusief oevers langs nieuwe of gewijzigde vaarwegen nader wordt geregeld.
Artikel 7. Overige wijzigingen
1. Indien de beheer- en onderhoudskaart moet worden gewijzigd als gevolg van andere omstandigheden dan die bedoeld in artikel 6 van deze Overeenkomst, zoals ingeval van de wijziging in de stroming langs een oever, wijzigingen in het (vaarweg)profiel of wijzigingen in het gebruik en/of de inrichting op de landzijde, wordt het beheer en onderhoud overeenkomstig de Beslisboom als bedoeld in artikel 2 van deze Overeenkomst toebedeeld, dan wel overgedragen. Voor zover de wijziging betrekking heeft op de binnen de grenzen van de gemeente Ooststellingwerf of Opsterland gelegen delen van de Turfroute, worden bij de toepassing van de Beslisboom de in artikel 2 lid 4 bedoelde afspraken in acht genomen.
2. Partijen zullen elkaar onverwijld informeren indien zij handelingen verrichten die, dan wel de beschikking krijgen over informatie waaruit blijkt dat sprake is van omstandigheden die dienen te leiden tot een wijziging van de beheer- en onderhoudskaart.
Artikel 8. Dagelijks beheer en onderhoud
Het dagelijks beheer en onderhoud van de oevers langs vaarwegen maakt geen onderdeel uit van deze Overeenkomst. De volgende werkzaamheden kwalificeren in ieder geval, maar niet uitsluitend, als dagelijks beheer;
a) (gras)maaien van de oevers;
b) kleine grondaanvullingen; en
c) verwijderen van riet of houtopstand tussen stortsteen.
Artikel 9. Achterstallig onderhoud
1. Partijen zijn, met het oog op het bepaalde in lid 3, tot uiterlijk 30 juni 2024 bevoegd een schouw uit te voeren ten aanzien van de oevers waarvoor zij op grond van deze Overeenkomst verantwoordelijk zullen worden.
2. Uitgangspunt is dat Partijen aan hen toebedeelde oevers aanvaarden in de staat waarin deze zich bevinden en ter zake geen middelen worden overgedragen met betrekking tot eventueel achterstallig onderhoud.
3. Indien de kosten wegens het achterstallig onderhoud van een oever waarvan het beheer en onderhoud aan een Partij is overgedragen, zodanig buitensporig zijn dat de Partij aan wie de desbetreffende oever wordt overgedragen daardoor onevenredig wordt benadeeld en deze kosten, de totale gevolgen van de toebedeling en overdracht van oevers daarin meegewogen, naar redelijkheid en billijkheid niet voor rekening van deze Partij kunnen komen, dient deze Partij uiterlijk 31 december 2024 een verzoek tot een nader te bepalen kostenverdeling bij de Stuurgroep in.
4. De Stuurgroep brengt op grond van het verzoek bedoeld in lid 3 een niet-bindend advies uit. Indien de betrokken Partijen op basis van dit advies niet tot overeenstemming komen, zullen zij hun geschil door middel van arbitrage beslechten. .
5. In geval van overdracht van het beheer en onderhoud van oevers aan het Wetterskip maken de betrokken Partijen afspraken omtrent de btw-heffing met betrekking tot de uit te voeren werkzaamheden voor het achterstallig onderhoud.
Artikel 10. Beheerautonomie
1. Partijen zijn autonoom met betrekking tot het beheer en onderhoud van de oevers waarvoor zij verantwoordelijk zijn. Het voorgaande betekent dat het aan het oordeel van Partijen wordt overgelaten of, op welk moment, op welke wijze en tot welk kwaliteitsniveau beheer en onderhoud van de oevers plaatsvindt, onverminderd hun verplichtingen en eventuele aansprakelijkheid op grond van de wet.
2. Partijen kunnen elkaar, in afwijking van lid 1, ambtelijk aanspreken indien er sprake is van een grove nalatigheid of ernstig verwijtbare tekortkoming in de nakoming van de verplichtingen inzake het beheer en onderhoud van de oevers op grond van deze Overeenkomst. Indien het ambtelijk aanspreken niet heeft geleid tot het wegnemen van de grove nalatigheid of ernstig verwijtbare tekortkoming, kunnen Partijen elkaar vervolgens bestuurlijk aanspreken.
3. Indien de grove nalatigheid of ernstig verwijtbare tekortkoming nadat de verantwoordelijke Partij daarop ambtelijk en bestuurlijk is aangesproken niet ongedaan wordt gemaakt, kunnen Partijen een schriftelijke klacht indienen bij de Stuurgroep. De geschillenregeling bedoeld in artikel 29 is alsdan van toepassing.
Artikel 11. Oeverfonds
1. De Provincie en de Gemeenten richten een Oeverfonds op waaruit gelden beschikbaar worden gesteld voor de meerkosten van Buitengewoon onderhoud van oevers langs aangewezen vaarwegen die moeten beschikken over een bovennormale oeverconstructie. Hierbij wordt de scheidslijn gelegd bij:
a) Alle oevers langs te smalle vaarwegen komen in aanmerking voor een bijdrage
b) Oevers langs smalle Azm, Bzm en Czm vaarwegen komen in aanmerking voor een bijdrage uit het fonds voor zover er sprake is van meer dan 5.000 vaarbewegingen per jaar.
Deze criteria zijn vertaald naar de Indicatieve kaart, die aan deze Overeenkomst is gehecht als bijlage 4 en te raadplegen is via [… http://... ].
Elke aanvraag wordt beoordeeld op basis van bovenstaande criteria. In een situatie dat een oever niet aan deze criteria voldoet, maar waar volgens de aanvragen wel sprake is van substantiële meerkosten wordt de indiener gevraagd dit te motiveren.
2. Voor de uitleg van de criteria smal en zeer smal wordt uitgegaan van de tabel: xxxxx://xxxxxx.xxxxxx.xx/xxxxxxx/xxxxxxx/xxxxx_xxx_xxxxxxxxxxx_xxxxxxxxxxxxxx.xxx?xxx Jp3wzXWn _
3. Partijen en derden komen slechts in aanmerking voor een uitkering uit het Oeverfonds als er sprake is van substantiële meerkosten ten opzichte van een gemiddelde, normale oeverconstructie en deze substantiële meerkosten het gevolg zijn van de omstandigheden zoals genoemd in lid 1 sub a en/of b.
4. De Provincie en de Gemeenten betalen ieder jaarlijks € 430.000,- aan het Oeverfonds, welk bedrag zij uiterlijk op 15 januari van het betreffende jaar aan het Oeverfonds ter beschikking zullen stellen. De Gemeenten betalen hun bijdrage overeenkomstig de verdeelsleutel als bedoeld in bijlage 5.
Artikel 12. Budget Oeverfonds
1. Het Oeverfonds beschikt over een budget van € 860.000,- per jaar. De Provincie is budgethouder van de gelden van het Oeverfonds.
2. Het jaarlijks budget van het Oeverfonds wordt verdeeld in een budget voor publieke en private partijen:
a) Het Oeverfonds kan maximaal € 520.000,- per jaar ter beschikking stellen aan publieke partijen. Private partijen kunnen geen aanspraak maken op dit budget.
b) Het Oeverfonds kan maximaal € 340.000,- per jaar ter beschikking stellen aan private partijen. Voornoemd bedrag geldt als subsidieplafond. Publieke partijen kunnen geen aanspraak maken op dit budget.
3. De Stuurgroep kan de verdeling bedoeld in lid 2 jaarlijks, aan de hand van gewijzigde inzichten en opgedane ervaringen, aanpassen.
4. Partijen zijn niet verplicht tot bijstortingen, evenmin wanneer het Oeverfonds haar totale budget voor het betreffende jaar heeft uitgekeerd.
5. Indien het budget van het Oeverfonds voor het betreffende jaar niet volledig is uitgekeerd en er dus budget resteert, zal het restant, onverminderd het in lid 6 bepaalde, worden overgeheveld en worden toegevoegd aan het budget van de jaren daarna.
6. Het Oeverfonds en de ter uitvoering daarvan in het leven geroepen subsidieregeling en voorwaardelijke trekkingsrechten gelden voor ten hoogste de duur van deze Overeenkomst
en worden van rechtswege beëindigd als deze Overeenkomst eindigt. Indien op dat moment nog enig deel van het budget resteert, valt dit vrij en wordt het resterende deel van het budget naar rato van de inbreng van Partijen daarin aan Partijen uitgekeerd.
Artikel 13. Voorwaardelijk trekkingsrecht publieke partijen Oeverfonds
1. Publieke partijen hebben een voorwaardelijk trekkingsrecht ten aanzien van het voor hen bestemde budget, mits wordt voldaan aan de voorwaarden volgend uit deze Overeenkomst en zoals vastgelegd in het als bijlage 6 aan deze Overeenkomst gehechte Addendum.
2. Uitkeringen aan de Provincie kunnen slechts plaatsvinden indien deze door tenminste één andere Partij worden goedgekeurd, zoals nader uitgewerkt in het in lid 1 bedoelde Addendum.
Artikel 14. Subsidieregeling voor private partijen Oeverfonds
1. De Provincie stelt, met inachtneming van het bepaalde in deze Overeenkomst en de Algemene subsidieverordening, een subsidieregeling vast voor de toekenning van subsidies uit het daarvoor bestemde deel van het Oeverfonds aan private partijen,
2. De subsidieregeling geldt ten hoogste voor de duur van deze Overeenkomst en wordt van rechtswege beëindigd als deze Overeenkomst wordt beëindigd.
3. Het in artikel 12 lid 2 sub b bedoelde bedrag geldt als subsidieplafond. Indien in een jaar aanvragen tot een hoger bedrag zijn ingediend, worden aanvragen die vanwege het bereiken van het plafond niet voor inwilliging in aanmerking komen, aangehouden en betrokken bij de toekenning van subsidies in het daarop volgende jaar, mits de subsidieregeling in het daarop volgende jaar wordt voortgezet.
4. Een voorstel tot wijziging van de subsidieregeling kan door de Partijen sub 2 tot en met 16 slechts worden ingediend bij de Stuurgroep. De Stuurgroep stuurt dit voorstel, na vergadering van de Stuurgroep, door aan de Provincie. De Provincie werkt het voorstel vervolgens in overleg met de andere Partijen nader uit. Een voornemen van de Provincie tot wijziging van de subsidieregeling wordt door de Provincie ingebracht in de vergadering van de Stuurgroep en, na vergadering van de Stuurgroep, in overleg met de andere Partijen nader uitgewerkt. De vaststelling van de (tussentijdse) wijziging van de subsidieregeling vindt plaats door een besluit van het college van Gedeputeerde Staten van de Provincie.
Artikel 15. Subsidieaanvraag Oeverfonds
1. De Provincie stelt uiterlijk op 1 mei 2024 een website beschikbaar voor het indienen van subsidieaanvragen op grond van de in artikel 15 bedoelde subsidieregeling.
2. De Provincie stelt op de website een aanvraagformulier beschikbaar. Private partijen kunnen een subsidieaanvraag doen door het aanvraagformulier (digitaal) in te dienen bij het subsidieloket van de Provincie.
3. De afdeling subsidiezaken van de Provincie is verantwoordelijk voor de behandeling van de subsidieaanvragen. De kosten van de afdeling subsidiezaken met betrekking tot de behandeling van de subsidieaanvragen komen ten laste van het private budget van het Oeverfonds zoals bedoeld in artikel 12 lid 2 onder b van deze Overeenkomst.
4. Bij de behandeling van subsidieaanvragen maakt de afdeling subsidiezaken gebruik van de kennis (capaciteit, technische en/of gebied) van Partijen. Partijen stellen daarvoor een lijst met contactgegevens op die zij onderling zullen delen.
Artikel 16. Toetsingscommissie Oeverfonds
1. De Provincie en de Gemeenten stellen een toetsingscommissie aan voor advisering van de afdeling subsidiezaken van de Provincie ten aanzien van subsidieaanvragen waarop niet kan worden besloten op grond van de beheer- en onderhoudskaart en de reeds beschikbare informatie en algemene rekenregels met betrekking tot referentieoevers. De afdeling subsidiezaken kan de toetsingscommissie in dat geval verzoeken tot advisering.
2. De toetsingscommissie is een interne commissie en zal zijn samengesteld uit:
a) een jurist als voorzitter;
b) twee deskundige leden, met kennis en ervaring op het gebied van oeverbeheer en oeverconstructies
en zal worden ondersteund door een door de Provincie aan te stellen coördinator die tevens de rol van secretaris zal vervullen.
3. De Provincie en de Gemeenten dragen elk één deskundig lid van de toetsingscommissie voor, alsmede tezamen een jurist als voorzitter en deze zullen worden aangesteld, tenzij een van de andere Partijen daartegen bezwaar maakt. Deze aanstelling geldt voor maximaal twee jaren en kan worden verlengd. Partijen dragen elk de kosten van het door hen voorgedragen lid van de toetsingscommissie. De kosten van de coördinator komen ten laste van het deel van het budget van het Oeverfonds dat beschikbaar is voor private partijen.
4. De toetsingscommissie bepaalt, met inachtneming van de wet en deze Overeenkomst, haar eigen werkwijze.
5. Indien volgens de afdeling subsidiezaken van de Provincie een advies van de toetsingscommissie vereist is, doet zij daartoe een verzoek voordat zij besluit op de subsidieaanvraag. Bij haar beoordeling en advies neemt de toetsingscommissie, naast hetgeen voortvloeit uit de wet, de Algemene subsidieverordening, alsmede de in artikel 14 bedoelde subsidieregeling in acht. Voorts betrekt de toetsingscommissie bij haar oordeel:
a) de voorgestelde oeverconstructie en te gebruiken materialen in relatie tot de situatie ter plaatse, daaronder begrepen de samenhang met aansluitende oevers en oeverconstructies;
b) duurzaamheid, levensduur, innovatieve aspecten;
c) in hoeverre sprake is van substantiële meerkosten zoals bedoeld in artikel 11 lid 2;
d) de periode waarop de aanvraag betrekking heeft en gedurende welke een eventueel toe te kennen bijdrage geldt (en waarbinnen geen tweede aanvraag kan worden ingediend);
e) een eventueel eerder toegekende bijdrage;
f) de samenhang met eventueel door andere partijen of uit hoofde van andere regelingen reeds toegekende subsidies of andere bijdragen.
6. De door de toetsingscommissie te hanteren beoordelingscriteria kunnen door Partijen nader worden uitgewerkt.
7. Indien dat naar het oordeel van (een van) Partijen nodig of gewenst is, kan de toetsingscommissie worden verzocht om advies uit te brengen over een verzoek om een uitkering uit het in artikel 12 lid 2 onder a bedoelde deel van het oeverfonds dat is ingediend door een van Partijen.
8. De kosten van de toetsingscommissie komen, tenzij uitdrukkelijk is bepaald dat deze ten laste van Partijen of een van hen komen, ten laste van het deel van het budget van het Oeverfonds dat beschikbaar is voor private partijen. In geval van toepassing van het bepaalde in lid 7 komen de kosten van de toetsingscommissie, waaronder in dat geval die van de coördinator, ten laste van het deel van het budget van het Oeverfonds dat beschikbaar is voor publieke partijen.
Artikel 17. Beoordeling Oeverfonds
1. De Ambtelijke Projectgroep zal in overleg met Partijen een beoordeling met betrekking tot het functioneren van het Oeverfonds uitvoeren. Bij deze beoordeling worden in ieder geval de volgende onderwerpen betrokken;
a) het functioneren van de Beslisboom;
b) de invulling van de beheersautonomie door Partijen;
c) het functioneren en de bestedingen uit hoofde van het Oeverfonds;
d) het functioneren en de bestedingen uit hoofde van de regeling aangaande oeveronderhoud bij bovennormale stroming;
e) het functioneren van de toetsingscommissie;
f) de samenwerking tussen Partijen;
g) nieuwe ontwikkelingen met betrekking tot het beheer en onderhoud van oevers langs vaarwegen;
h) de onderlinge afstemming tussen Partijen van onderhoud en beheer; en
i) de besteding van middelen en de verdeling daarvan over Partijen en derden.
2. De beoordeling resulteert in een beoordelingsrapport waarin de bevindingen van de Ambtelijke Projectgroep zijn opgenomen. Het eerste beoordelingsrapport wordt uiterlijk op 1 augustus 2026 aan Partijen beschikbaar gesteld.
3. De eindbeoordeling wordt uiterlijk op 1 augustus 2028 aan de Partijen beschikbaar gesteld.
4. Partijen kunnen deze Overeenkomst naar aanleiding van de eerste en eindbeoordeling beëindigen overeenkomstig het bepaalde in artikel 31 van deze Overeenkomst.
Artikel 18. Bijdrage voor oeveronderhoud bij waterafvoer
1. Het Wetterskip heeft op grond van de Waterwet en binnen de daardoor en in rechtspraak getrokken grenzen, mede de taak overtollig regenwater af te voeren. In sommige gevallen leidt het afvoeren van overtollig regenwater tot een toename van de stroming van een vaarweg, hetgeen kan leiden tot een toename in de onderhoudskosten van de oever die is gelegen aan de vaarweg.
2. Het Wetterskip zal een regeling vaststellen op grond waarvan door het Wetterskip een bijdrage in de kosten van beheer en onderhoud van oevers kan worden verleend, met inachtneming van het in artikel 18 tot en met 21 bepaalde.
3. Indien sprake is van normale stroming heeft de partij die het beheer en onderhoud van de oever heeft toebedeeld gekregen, dan wel de onderhoudsplichtige daarvan is, geen recht op een onderhoudsbijdrage.
4. Indien er sprake is van een bovennormale stroming heeft de partij die het beheer en onderhoud van de oever heeft toebedeeld gekregen, dan wel de onderhoudsplichtige daarvan is, recht op een onderhoudsbijdrage van het Wetterskip voor de meerkosten van het onderhoud van de betreffende oever die veroorzaakt worden door de toename van de stroming door het afvoeren van het overtollig regenwater.
5. Indien er sprake is van een sterke stroming zal het Wetterskip in beginsel zelf zijn aangewezen als de met het beheer en onderhoud belaste partij. In voorkomend geval zal het Wetterskip in deze gevallen in overleg treden met de aanliggende partij inzake een verdeling van de kosten van het beheer en onderhoud van de oever.
Artikel 19. Budget voor de onderhoudsbijdrage bovennormale stroming
1. Het Wetterskip stelt een budget beschikbaar voor de onderhoudsbijdrage als bedoeld in artikel 18 lid 4. Per 1 januari 2024 is het budget voor de onderhoudsbijdrage over dat jaar
€ 385.000,-. Voor het areaal met bovennormale stroming waarbij Gemeenten en Provincie als beheerder zijn aangewezen is € 300.000 per jaar beschikbaar. Voor overige externe partijen is op basis van een areaal aan bovennormale stroming € 85.000 per jaar beschikbaar. Het areaal aan bovennormale stroming is weergegeven op de als bijlage 7 aan deze overeenkomst gehechte kaart.
2. Het Wetterskip reserveert het budget voor de onderhoudsbijdrage in haar begroting zodat te allen tijde het budget beschikbaar is voor uitbetaling van de onderhoudsbijdrage, mits het budget voor het betreffende jaar niet volledig is uitgekeerd.
3. Het Wetterskip is niet verplicht tot bijstorting wanneer het volledige budget voor het betreffende jaar is uitgekeerd.
Artikel 20. Voorwaardelijk trekkingsrecht Provincie en Gemeenten bovennormale stroming
De Provincie en de Gemeenten hebben een voorwaardelijk trekkingsrecht ten aanzien van het budget voor de onderhoudsbijdrage als bedoeld in artikel 19 lid 1 ad € 300.000 per jaar , mits wordt voldaan aan de voorwaarden zoals gesteld in deze Overeenkomst en het als bijlage 8 aan deze Overeenkomst gehechte Addendum.
Artikel 21. Subsidieregeling voor overige externe partijen bovennormale stroming
1. De onderhoudsbijdrage van het Wetterskip als bedoeld in artikel 19 lid 1 van € 85.000,- per jaar voor overige externe partijen wordt vormgegeven in een subsidieregeling. Het Wetterskip stelt een subsidieregeling vast voor de toekenning van subsidies in het kader van de onderhoudsbijdrage, met inachtneming van de voorwaarden zoals gesteld in deze Overeenkomst.
2. De subsidieregeling geldt ten hoogste voor de duur van deze Overeenkomst en wordt van rechtswege beëindigd als deze Overeenkomst wordt beëindigd. Indien op dat moment nog enig deel van het door het Wetterskip beschikbaar gestelde budget resteert, valt dit vrij aan het Wetterskip, tenzij Partijen voordien anders overeenkomen.
3. Een voorstel tot wijziging van de subsidieregeling kan slechts worden ingediend bij het dagelijks bestuur van het Wetterskip. Het Wetterskip werkt, tenzij zij dit afwijst, het voorstel vervolgens in overleg met Partijen nader uit. De vaststelling van een (tussentijdse) wijziging van de subsidieregeling vindt plaats door een besluit van het dagelijks bestuur van het Wetterskip en, voor zover vereist, door haar algemeen bestuur.
Artikel 22. Subsidieaanvraag bovennormale stroming
1. Subsidieaanvragen op grond van de in artikel 21 bedoelde subsidieregeling worden ingediend bij (de afdeling subsidiezaken van) de Provincie. De Provincie stelt uiterlijk 1 januari 2024 een website beschikbaar voor het indienen van subsidieaanvragen in het kader van de onderhoudsbijdrage door het Wetterskip.
2. De Provincie stelt op de website een aanvraagformulier beschikbaar. Private en publieke partijen kunnen een subsidieaanvraag doen door het aanvraagformulier (digitaal) in te dienen bij het subsidieloket van de Provincie.
3. De inhoudelijke behandeling van subsidieaanvragen op grond van de in artikel 21 bedoelde subsidieregeling wordt uitgevoerd door het Wetterskip.
4. De kosten met betrekking tot de behandeling van de subsidieaanvragen komen ten laste van het budget van het Wetterskip voor de onderhoudsbijdrage als bedoeld in artikel 21 lid 1.
5. Bij de behandeling van subsidieaanvragen maakt de afdeling subsidiezaken gebruik van de kennis (capaciteit, technische en/of gebied) van Partijen. Partijen stellen daarvoor een lijst met contactgegevens op.
Artikel 23. Afstemming overheden; meerjarige programmering
1. Partijen stemmen de besteding van het in artikel 12 lid 2 onder a bedoelde deel van het Oeverfonds en overigens de besteding van publieke middelen ten behoeve van het onderhoud en het beheer van oevers onderling af. Partijen beogen hiermee een efficiënte besteding van publieke middelen.
2. Mede met het oog op het bepaalde in lid 1 en onverminderd de hen toekomende autonomie, zoals bedoeld in artikel 10, streven Partijen ernaar om gezamenlijk een langjarig beheers- en onderhoudsprogramma op te stellen.
Artikel 24. Overlegstructuur
1. Ten behoeve van de voorbereiding en uitvoering van deze Overeenkomst hebben Partijen een overlegstructuur in het leven geroepen, bestaande uit de volgende organen;
a) Provinciaal Bestuurlijk Overleg Water;
b) Stuurgroep;
c) Managementoverleg; en
d) Ambtelijke projectgroep.
2. Het Provinciaal Bestuurlijk Overleg Water heeft de algemene regie over de uitvoering van deze Overeenkomst en de organen.
3. De Stuurgroep is namens het Provinciaal Bestuurlijk Overleg Water belast met de afstemming en coördinatie van werkzaamheden die in het kader van de uitvoering van deze Overeenkomst door Partijen moeten worden verricht en is tevens bevoegd noodzakelijke beslissingen te nemen inzake de uitvoering en voortgang van deze Overeenkomst. De Stuurgroep legt over haar werkzaamheden verantwoording af aan het Provinciaal Bestuurlijk Overleg Water.
4. De Stuurgroep bestaat uit een afvaardiging uit het Provinciaal Bestuurlijk Overleg Water en wel (i) één lid namens het College van Gedeputeerde Staten van de Provincie, (ii) één lid namens het dagelijks bestuur van het Wetterskip en (iii) drie of vier leden namens de Colleges van Burgemeesters en Wethouders van de Gemeenten. Het lid namens het College van Gedeputeerde Staten van de Provincie is voorzitter van de Stuurgroep.
5. De Stuurgroep komt ten minste één keer per kalenderjaar in vergadering bijeen en zoveel vaker als één van de leden daarvan nodig acht.
6. Het Managementoverleg is een ad hoc plaats te vinden overleg inzake operationele aangelegenheden tussen daartoe door Partijen aan te wijzen personen uit hun management met vertegenwoordigingsbevoegdheid.
7. De Ambtelijke Projectgroep is belast met het toezicht op de uitvoering van de werkzaamheden en financiële verplichtingen die in het kader van deze Overeenkomst door
Partijen moeten worden verricht. Verder is de Ambtelijke Projectgroep belast met het voorbereiden en doorgeleiden van de vergaderonderwerpen voor de Stuurgroep. Op verzoek van de Ambtelijke Projectgroep wordt het Managementoverleg door de Ambtelijke Projectgroep bij haar werkzaamheden betrokken. De Ambtelijke Projectgroep legt over haar werkzaamheden verantwoording af aan de Stuurgroep. De Ambtelijke Projectgroep informeert het Gemeentelijk Ambtelijk Wateroverleg over haar werkzaamheden en betrekt haar daar indien wenselijk bij.
8. De Ambtelijke Projectgroep bestaat uit (i) één lid namens de Provincie, (ii) één lid namens het Wetterskip en (iii) drie leden namens de Gemeenten. Het lid namens de Provincie is voorzitter van de Ambtelijke Projectgroep.
9. De Ambtelijke Projectgroep komt ten minste twee keer per kalenderjaar in vergadering bijeen en zoveel vaker als één van de leden daarvan nodig acht. Eén vergadering strekt tot voorbereiding van de jaarlijkse vergadering van de Stuurgroep.
10. De Ambtelijke Projectgroep kan ter uitvoering van haar taak een werkgroep instellen die beschikt over specialistische kennis, mits Partijen daarin voldoende zijn vertegenwoordigd.
11. Besluiten van de Stuurgroep en de Ambtelijke Projectgroep dienen steeds met unanimiteit van stemmen te worden genomen, waarbij steeds geldt dat de daarin zitting hebbende leden namens de Gemeenten gezamenlijk één stem hebben.
Artikel 25. Kosten
1. De kosten van de overlegstructuur en de vertegenwoordiging van Partijen in de organen komen voor eigen rekening van de Partij die de kosten maakt en kunnen niet worden verhaald op de andere Partijen. Partijen ontvangen geen tegemoetkoming van elkaar.
2. In afwijking van lid 1 worden de projectkosten gezamenlijk gedragen door de Partijen, waarbij de verdeling geldt dat de Provincie, het Wetterskip en de Gemeenten gezamenlijk ieder een derde deel van de totale projectkosten dragen. De Gemeenten kunnen onderling een nadere verdeling voor de projectkosten die voor hun rekening komen overeenkomen.
3. De volgende kosten worden in deze Overeenkomst als projectkosten gekwalificeerd:
a) aansturing en begeleiding proces;
b) inhuur van externe adviseurs en deskundigen;
c) het opstellen van de tussen- en eindevaluatie.
4. Opdrachten met betrekking tot de in lid 3 bedoelde werkzaamheden worden verstrekt met inachtneming van de voor de Partij die de opdracht verstrekt geldende procedures en regels en vereisen de instemming van de overige Partijen bij deze Overeenkomst. Instemming als hiervoor bedoeld zal niet onredelijk worden onthouden of vertraagd.
Artikel 26. Communicatie en woordvoering
De algemene communicatie over het beheer en onderhoud van oevers langs vaarwegen wordt verzorgd door de Provincie waarbij zij gebruikmaakt van haar huisstijl en logo’s. De Provincie stelt een website openbaar waarop actuele informatie wordt gedeeld.
Artikel 27. Onvoorziene omstandigheden
1. Partijen treden met elkaar in overleg indien zich onvoorziene omstandigheden voordoen welke van dien aard zijn dat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van deze Overeenkomst niet mag worden verwacht. Zij zullen in goed (bestuurlijk) overleg zo nodig deze Overeenkomst wijzigen.
2. Partijen zullen voorts in overleg treden indien formele regelingen of besluiten leiden tot de niet of slechts gedeeltelijke goedkeuring, de schorsing of vernietiging van besluiten die uit deze Overeenkomst voortvloeien, een en ander met inbegrip van wijzigingen van regelingen, beleidswijzigingen, bestuurlijke koerswijzigingen of onherroepelijke beslissingen van een rechterlijke instantie of overheid.
3. Een wijziging van deze Overeenkomst is slechts bindend indien deze schriftelijk is vastgelegd en door Partijen is ondertekend.
4. Indien het in lid 1 bedoelde overleg geen uitkomst biedt, kan de meest gerede Partij zich tot de rechter wenden en vorderen dat de Overeenkomst wordt gewijzigd of ontbonden.
Artikel 28. Toepasselijk recht
Op deze Overeenkomst is Nederlands recht van toepassing.
Artikel 29. Geschillenregeling
1. Indien een Partij meent dat een geschil bestaat, deelt zij dit schriftelijk aan de andere Partijen en de Stuurgroep mee. De mededeling bevat een aanduiding van het geschil en een aanduiding van een mogelijke oplossing.
2. In geval van een geschil treden Partijen binnen vier weken na ontvangst van de mededeling met tussenkomt van de Stuurgroep met elkaar in (bestuurlijk) overleg teneinde te bezien of in der minne een oplossing voor dit geschil kan worden bereikt. Partijen zullen zich te goeder trouw inspannen het geschil in der minne te schikken.
3. Indien Partijen het geschil niet door (bestuurlijk) overleg in der minne weten te schikken, zullen Partijen overwegen het geschil voor te leggen aan een mediator teneinde alsnog tot een oplossing in der minne te komen.
4. Indien Partijen het geschil niet in der minne weten te schikken overeenkomstig de voorgaande leden, wordt het geschil beslecht door de bevoegde burgerlijke rechter in de rechtbank Noord-Nederland.
5. In afwijking van lid 4 zijn Partijen bevoegd het geschil aan arbitrage te onderwerpen, mits alle Partijen daarmee instemmen. In dat geval zullen Partijen een arbitraal compromis overeenkomen.
Artikel 30. Ingangsdatum, duur van de Overeenkomst
1. Deze Overeenkomst treedt op 1 mei 2024 in werking, mits alle Partijen de Overeenkomst hebben ondertekend.
2. Deze Overeenkomst heeft, onverminderd het bepaalde in lid 4, een duur van vijf jaren en loopt derhalve tot en met 30 april 2029.
3. Gedurende de eerste periode van drie jaar, derhalve in de periode tot en met 30 april 2027, zullen Partijen een eerste beoordeling uitvoeren van de samenwerking tussen Partijen en van de werking van deze Overeenkomst en het Oeverfonds. Deze eerste beoordeling zal uiterlijk op 1 augustus 2026 zijn afgerond. Op basis van deze eerste beoordeling zal uiterlijk op 1 februari 2027 door Partijen een besluit worden genomen over de beëindiging of voortzetting van deze Overeenkomst.
4. Indien Partijen naar aanleiding van de eerste beoordeling bedoeld in lid 3 uiterlijk op 1 februari 2027 besluiten tot beëindiging van deze Overeenkomst, eindigt deze op 30 april 2027. Indien Partijen niet uiterlijk op 1 februari 2027 besluiten tot beëindiging van deze Overeenkomst, duurt deze voort tot en met 30 april 2029.
5. Voorts zullen Partijen een evaluatie uitvoeren van de samenwerking tussen Partijen en van de werking van deze Overeenkomst en het Oeverfonds. De resultaten van de eerste beoordeling bedoeld in lid 3 zullen in deze evaluatie worden betrokken. Op basis van deze evaluatie zullen Partijen uiterlijk voor 1 februari 2029 een besluit nemen over een eventuele verlenging van deze Overeenkomst na 30 april 2029 en over eventuele aanpassingen daarvan.
6. Indien Partijen op basis van de in lid 5 bedoelde evaluatie niet besluiten om de duur van deze Overeenkomst te verlengen eindigt deze Overeenkomst op 30 april 2029 van rechtswege, zonder dat daartoe een opzegging is vereist.
7. Indien Partijen op basis van de in lid 5 bedoelde evaluatie besluiten om de duur van deze Overeenkomst te verlengen, worden de duur van deze verlenging en eventuele andere afspraken ter zake daarvan in een addendum bij deze Overeenkomst vastgelegd.
8. Indien de in lid 5 bedoelde evaluatie daartoe aanleiding geeft, kunnen Partijen tevens besluiten een nieuwe overeenkomst inzake de in deze Overeenkomst geregelde onderwerpen of delen daarvan aan te gaan.
Artikel 31. Derden
Geen van de bepalingen in deze Overeenkomst is bedoeld als derdenbeding. Derde partijen kunnen aan deze Overeenkomst geen rechten ontlenen.
Artikel 32. Citeertitel
Deze Overeenkomst wordt genoemd: “Samenwerkingsovereenkomst toedeling beheer en onderhoud oevers Friese vaarwegen”.
=== handtekeningpagina volgt hierna ===
Plaats: Plaats:
Datum: Datum:
Provincie Fryslân Wetterskip Fryslân
vertegenwoordigd door: vertegenwoordigd door:
Plaats: Plaats:
Datum: Datum:
Gemeente Achtkarspelen Gemeente Dantumadiel
vertegenwoordigd door: vertegenwoordigd door:
Plaats: Plaats:
Datum: Datum:
Gemeente De Fryske Marren Gemeente Harlingen
vertegenwoordigd door: vertegenwoordigd door:
Plaats: Plaats:
Datum: Datum:
Gemeente Heerenveen Gemeente Leeuwarden
vertegenwoordigd door: vertegenwoordigd door:
Plaats: Plaats:
Datum: Datum:
Gemeente Noardeast-Fryslân Gemeente Ooststellingwerf
vertegenwoordigd door: vertegenwoordigd door:
Plaats: Plaats:
Datum: Datum:
Gemeente Opsterland Gemeente Smallingerland
vertegenwoordigd door: vertegenwoordigd door:
Plaats: Plaats:
Datum: Datum:
Gemeente Súdwest-Fryslân Gemeente Tytsjerksteradiel
vertegenwoordigd door: vertegenwoordigd door:
Plaats: Plaats:
Datum: Datum:
Gemeente Waadhoeke Gemeente Weststellingwerf
vertegenwoordigd door: vertegenwoordigd door: