SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG
SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG
Kenmerk: 10/32 KG
De voorzitter van het Scheidsgerecht, xx. X. Xxxxxxxxxxx, wonende te Arnhem, bijgestaan door xx.
X. Xxxxxxxxxx, griffier, heeft op 9 juli 2010 het navolgende arbitraal xxxxxx in kort geding gewezen
in de zaak van:
1. mevrouw A.A., wonende te Z.,
2. mevrouw A.B., wonende te Z.,
3. mevrouw A.C., wonende te Z.,
4. de heer A.D., wonende te Y.,
5. mevrouw A.E., wonende te X.,
6. mevrouw A.F., wonende te Z.,
7. mevrouw A.G.,
wonende te W.,
8. mevrouw A.H., wonende te Z.,
9. mevrouw A.I., wonende te V.,
10. mevrouw A.J., wonende te Z.,
11. mevrouw A.K., wonende te U.,
12. mevrouw A.L., wonende te V.,
13. de heer A.M., wonende te T.,
14. mevrouw A.N., wonende te Z.,
15. mevrouw A.O., wonende te S.,
16. mevrouw A.P., wonende te X.,
17. mevrouw A.Q., wonende te Y.,
18. mevrouw A.R., wonende te Y.,
19. mevrouw A.S., wonende te Z.,
20. mevrouw A.T., wonende te T.,
21. mevrouw A.U., wonende te R.,
22. mevrouw A.V., wonende te Y.,
23. mevrouw A.W., wonende te Z.
eisers,
gemachtigde: mr. dr. L.A.P. Xxxxxx
tegen:
de stichting B. gevestigd te Z., verweerster,
gemachtigde: prof. mr. J.G. Xxxxxxx
1. De procedure
1.1 Eisers (hierna ook: “de verloskundigen”) 1 t/m 19 hebben bij memorie van eis in kort geding de voorzitter van het Scheidsgerecht verzocht verweerster te bevelen:
primair
1. het besluit tot (tijdelijke) sluiting van de verloskamers op locatie Z. in te trekken;
2. de verloskamers in de locatie Z. tijdens de vakantieperiode op de gebruikelijke wijze geo- pend te houden;
3. zich ook anderszins te onthouden van gedragingen die ertoe leiden dat verweerster tekort- schiet in de nakoming van haar verplichtingen jegens eiseres;
4. één en ander op verbeurte van een dwangsom van € 10.000,-- voor elke dag waarop ver- weerster in strijd handelt met dit bevel
althans, subsidiair, een zodanige voorziening te treffen die de voorzitter van het Scheidsgerecht Gezondheidszorg adequaat en aangewezen acht;
en verweerster te veroordelen in de kosten van de procedure, waaronder de kosten voor rechts- bijstand.
1.2 Op 8 en 9 juli 2010 hebben zich nog de eisers 20 t/m 23 aan de zijde van eisers 1 t/m 19 ge- voegd. Eisers hebben op 8 en 9 juli negen producties in het geding gebracht. Verweerster (hier- na ook: de stichting) heeft op 9 juli drie producties in het geding gebracht.
1.3 De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden te Utrecht op 9 juli 2010. Namens eisers zijn de eiseressen 1, 2 en 3 zijn verschenen met hun gemachtigde. Namens verweerster zijn ver- schenen de heer A.X. (voorzitter Raad van Bestuur), de heer A.Y. (projectleider), mevrouw
A.Z. (gynaecologe te Z.), mevrouw B.A. (gynaecologe te S.), bijgestaan door haar gemachtigde en diens kantoorgenote. De wederzijdse standpunten zijn toegelicht aan de hand van pleitnota’s.
1.4 Na afloop van de zitting is de onderstaande uitspraak mondeling gedaan.
2. Samenvatting van het geschil
2.1 Eisers zijn allen verloskundige in de regio Z.. De stichting exploiteert twee ziekenhuizen, één in de regio Z. en één in S..
2.2 Tussen partijen bestaat een contractuele verhouding krachtens welke de verloskundigen onder eigen verantwoordelijkheid op de verloskundige afdeling van het ziekenhuis in Z. of S. of in het zogeheten Y te S. (poliklinische) bevallingen mogen verrichten onder de in de overeenkomst opgenomen voorwaarden. De stichting heeft zich verbonden naar vermogen de patiënten die zich in dit verband aan haar zorg toevertrouwen, te behandelen (artikel 3.1). Voorts moet de stichting de verloskundigen naar vermogen ruimte en outillage en personeel ter beschikking stellen en hun gelegenheid verschaffen de poliklinische werkzaamheden op de afdeling verlos- kunde van het ziekenhuis te verrichten (artikel 3.2). Ingevolge artikel 3.8 is de stichting gehou- den tijdig het voorgenomen besluit tot sluiting van de afdeling verloskunde aan de verloskundi- gen te melden.
2.3 De verloskundigen maken in de praktijk (vrijwel) uitsluitend gebruik van de faciliteiten van de ziekenhuislocatie te Z. in verband met de afstand van hun werkgebied tot dit ziekenhuis.
2.4 De stichting ervaart grote problemen in het aanbieden van de vereiste verloskundige zorg op twee locaties in de komende vakantieweken. Er is sprake van onvoldoende personeel als gevolg van het vertrek van personeelsleden en het niet tijdig kunnen vervangen daarvan en van een toch al beperkte bezetting tijdens de vakantie. Voorts zijn in Z. onvoldoende kinderartsen be- schikbaar.
2.5 De stichting heeft op 5 juli 2010 aan de verloskundigen medegedeeld dat zij voornemens was de afdeling verloskunde met ingang van maandag 12 juli in Z. gedurende drie weken te sluiten. Na heropening zal de sluiting in Z. direct gevolgd worden door een sluiting van de afdeling ver- loskunde in S., eveneens voor een periode van drie weken.
2.6 De stichting stelt zich op het standpunt dat de onderbezetting van de afdeling verloskunde (bij beide ziekenhuislocaties) niet op een andere aanvaardbare wijze het hoofd kan worden gebo- den. De stichting houdt zich daarbij aan de van overheidswege gestelde norm voor een aanrijd- tijd van maximaal 45 minuten. Door de beide afdelingen opeenvolgend te sluiten wordt be- werkstelligd dat sprake is van goede zorgverlening; artsen en medewerkers van beide locaties zijn dan tezamen werkzaam bij de geopende locatie waardoor per saldo sprake is van een ade- quate bezetting. Voor zeer spoedeisende hulp blijft zorgverlening door de (gesloten) zieken- huisafdeling mogelijk.
2.7 De verloskundigen hebben aangevoerd dat de stichting zich schuldig maakt aan toerekenbare tekortkoming in de nakoming van haar contractuele verplichtingen omdat het besluit onzorg- vuldig is genomen, onvoldoende is gekeken naar alternatieve mogelijkheden terwijl daarover onvoldoende tijdig overleg heeft plaatsgevonden met de verloskundigen. Daardoor zijn de ver- loskundigen niet in staat om te zoeken naar adequate alternatieven. Zij vrezen voor het welzijn van hun patiënten omdat het niet verantwoord is om in geval van spoed naar het ziekenhuis te
S. te gaan vanwege de aanrijdtijd. Daarnaast zal noodgedwongen op voorhand besloten moeten worden tot veel meer poliklinische bevallingen in S. teneinde dit risico zoveel mogelijk te ver- mijden. Het gevolg van het besluit is bovendien dat patiënten tegen hun wens in elders zullen moeten bevallen, waardoor de geboorteplaats van de kinderen een andere is dan gewenst en er onaanvaardbare stress optreedt bij de patiënten. De verloskundigen zullen financiële problemen ondervinden van de tijdelijke sluiting omdat zij in veel gevallen (als zij hun patiënten willen begeleiden naar S.) waarneming zullen moeten regelen. Dit financiële belang hebben de verlos- kundigen evenwel niet aan hun vordering in kort geding ten grondslag gelegd. Xxxxxx stellen zich met name op het standpunt dat de patiëntenzorg in gevaar komt door de voorgenomen maatregelen.
2.8 De stichting stelt zich op het standpunt dat zij aan de overeenkomst voldoet door het aanbieden van de in artikel 3.2 bedoelde faciliteiten op de locatie S.. Voorts is er – zeker in dit stadium – geen aanvaardbaar alternatief voor adequate patiëntenzorg denkbaar. Pas eind juni is aan de stichting duidelijk geworden dat sprake was van een zodanig personeelsprobleem dat, bij het openhouden van de beide afdelingen, sprake zou zijn van een ontoereikende bezetting om ade- quate zorg te kunnen garanderen. Om die reden is op vrijdag 2 juli 2010 een start gemaakt met het maken van een draaiboek “verloskunde zomer 2010” welk draaiboek op maandag 5 juli 2010 is afgerond waarna de verloskundigen in Z. zijn ingelicht. Op 6 en 7 juli 2010 heeft an- dermaal overleg plaatsgevonden. In het draaiboek is rekening gehouden met de positie van de verloskundigen. Zo is sprake van een compensatieregeling (in geval van inkomstenderving) terwijl daarnaast een opeenvolgende sluiting van beide locaties inhoudt dat de verloskundigen in het gebied Z. en S. in gelijke zin getroffen worden. Een alternatieve regeling, waarbij de lo- catie in Z. zes weken zou openblijven en de locatie te S. zes weken zou dichtgaat, is niet denk-
baar omdat in Z. sprake is van een onderbezetting van kinderartsen en de kinderartsen in S. niet bereid zijn om zes weken lang in Z. te werken. Bovendien zou een dergelijke oplossing geen recht doen aan andere belangen van andere betrokkenen.
3. De bevoegdheid van het Scheidsgerecht
3.1 De bevoegdheid van het Scheidsgerecht volgt uit artikel 18 van de tussen partijen gesloten overeenkomst en staat tussen partijen niet ter discussie.
4. Beoordeling van het geschil
4.1 De sluiting van de verloskamers op de locatie Z. per 12 juli 2010 voor de duur van drie weken levert volgens de verloskundigen door de daaraan verbonden risico’s een zodanige aantasting van de veiligheid van de patiëntenzorg op dat deze uit een oogpunt van verantwoorde zorgver- lening geen doorgang mag vinden. Daarmee is het spoedeisend belang van de vordering gege- ven.
4.2 Ingevolge artikel 3.8 van de overeenkomst tussen partijen is de stichting gehouden tijdig het voorgenomen besluit tot sluiting van de afdeling verloskunde aan de verloskundigen te melden. Tegen deze contractuele achtergrond hebben de verloskundigen terecht aangevoerd dat de stich- ting gehouden was hun tijdig te informeren over de voorgenomen zomersluiting van de afdeling verloskunde op de locatie Z.. Aan deze verplichting heeft de stichting niet voldaan. De medede- ling op 5 juli 2010 kwam zo laat dat de verloskundigen geen adequate maatregelen meer kon- den nemen. Een behoorlijke nakoming van de overeenkomst leverde voor de stichting boven- dien de verplichting op met de verloskundigen vooraf overleg te plegen over de voorgenomen sluiting, al was het maar om voldoende rekening te kunnen houden met de daaraan voor de ver- loskundige zorg verbonden bezwaren. De stichting heeft de verloskundigen daarentegen zo kort voor het ingaan van het besluit voor een voldongen feit gesteld, zodat zij, naar onbetwist is, zelf geen adequate maatregelen meer konden nemen. Ook dat is onzorgvuldig en in strijd met de overeenkomst als vorenbedoeld.
4.3 Het betoog van de stichting dat zij aan de overeenkomst voldoet door het aanbieden van de in artikel 3.2 bedoelde faciliteiten op de locatie S., kan niet worden gevolgd. Zoals uit artikel 2.2 van de overeenkomst blijkt, kunnen nadere afspraken worden gemaakt over de locatie waarop de verloskundigen poliklinisch werkzaam zijn. Onweersproken staat vast dat de verloskundigen in de regio Z. (vrijwel) uitsluitend gebruik maakten van de locatie Z., zoals ook voor de hand ligt. Partijen hebben kennelijk aan de overeenkomst aldus een nadere invulling gegeven die in- houdt dat de stichting aan haar verplichtingen jegens de verloskundigen in de regio Z. op de lo- catie Z. moet voldoen. Zij kan deze locatie in redelijkheid niet naar eigen keuze vervangen door de locatie S.. Door dat wel te doen, schiet zij in de nakoming van de overeenkomst tekort, be- houdens voor zover die nakoming naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet kan wor- den verlangd. Daarbij verdient opmerking dat partijen zijn overeengekomen dat de stichting “naar vermogen” aan haar verplichtingen te dezer zake behoeft te voldoen.
4.4 Xxxxxx dan de verloskundigen hebben doen aanvoeren, betekent dit laatste niet dat de stichting overmacht moet aantonen. Gelet op de inhoud en strekking van de overeenkomst moet “naar vermogen “ aldus worden verstaan dat de stichting niet tot meer is gehouden dan in redelijkheid
van haar kan worden verlangd. Met andere woorden: van verweerster kan niet worden geëist dat zij de verloskamers openhoudt ook als zij alleen nog met een onevenredig zware inspanning daartoe in staat is. In dit verband speelt een rol dat de stichting niet alleen heeft te letten op het belang van de verloskundigen bij het openhouden van de verloskamers maar ook op alle andere in haar ziekenhuis noodzakelijke activiteiten, en dat zij in staat moet zijn een afweging te ma- ken die alle omstandigheden in aanmerking genomen tot de meest verantwoorde zorg leidt in de vakantieperiode, die nu eenmaal de afwezigheid van veel personeel met zich brengt.
4.5 De stichting heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij grote personeelsproblemen heeft met het aanbieden van de vereiste verloskundige zorg op twee locaties in de komende vakantiewe- ken.. Voorts zijn onvoldoende kinderartsen beschikbaar en zijn de kinderartsen op de locatie S. niet bereid (en in staat) hun collega’s op de locatie Z. gedurende zes weken te vervangen. De beschikbaarheid van kinderartsen is uiteraard een essentiële voorwaarde. Bij een verdeling van de “pijn” is, naar de stichting heeft doen aanvoeren, de gekozen oplossing van het achtereen- volgens sluiten van beide afdelingen gedurende drie weken, waardoor voor beide afdelingen de sluitingsperiode beperkt wordt gehouden, voor iedereen behalve voor de verloskundigen de meest aanvaardbare. Deze oplossing kan rekenen op steun van alle aan de ziekenhuizen verbon- den zorgverleners. Voorshands moet van de juistheid hiervan worden uitgegaan.
4.6 Onder deze omstandigheden is de vordering van de verloskundigen bij een afweging van de over en weer betrokken belangen alleen toewijsbaar als het besluit van de stichting tot zodanig nadelige gevolgen voor de verloskundigen leidt, met name, zoals zij deze hebben geschetst, voor de kwaliteit van de zorg en de veiligheid van hun patiënten, dat deze als onaanvaardbaar moeten worden beschouwd. Dat het besluit voor de praktijkvoering van de verloskundigen be- zwaarlijk is, is voorshands meer dan voldoende aannemelijk. De verloskundigen moeten hun werkzaamheden gedurende drie weken verrichten op een voor hen niet bekende locatie, die in een aantal gevallen op grotere afstand ligt dan de locatie Z. en meer tijd van hen vergt. Zij moe- ten uit voorzorg eerder kiezen voor een poliklinische bevalling dan anders het geval is en zij moeten ermee rekening houden dat bij acute problemen mogelijk meer tijd verloren gaat dan onder normale omstandigheden. Daar staat tegenover dat de stichting aan enkele bezwaren van de verloskundigen tegemoet is gekomen, onder meer door zelf zonder extra kosten en met be- houd van de honorering van de verloskundigen poliklinische bevallingen door zorgverleners in het ziekenhuis te laten verrichten en door al het mogelijke te doen om in acute situaties en in noodgevallen voldoende zorg veilig te stellen. Nu voorshands is komen vast te staan dat
i) het aantal bevallingen waarbij de verloskundigen nadelen en risico’s vrezen, verhoudingsge- wijs gering is (normaal gesproken niet meer dan tien bevallingen per week, waarbij dit aantal nog wel zal toenemen door meer poliklinische bevallingen, maar ook dan nog niet zeer groot zal zijn) en
ii) de risico’s ook beperkter lijken te zijn dan de verloskundigen hebben aangevoerd (in vele gevallen zullen de aanrijdtijden niet substantieel afwijken van die naar Z. en voor de acute si- tuaties en de noodsituaties zijn naar het zich laat aanzien voldoende voorzieningen getroffen) en
iii) de stichting de belangen van de verloskundigen zoveel mogelijk heeft ontzien (onder meer door financiële compensatie te bieden), moet worden aangenomen dat geen sprake is van on- aanvaardbare gevolgen of risico’s. Mede gelet op de beleidsvrijheid van het bestuur van de stichting en de bereidheid over mogelijke problemen en complicaties met de verloskundigen overleg te plegen, bestaat voor het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening niet een toereikende grond. Daarbij verdient nog opmerking dat namens de stichting uitdrukkelijk is verklaard dat zij deze zomersluiting beschouwt als een onvermijdelijk incident dat in komende jaren als dat maar enigszins mogelijk is zal worden voorkomen. De stichting neemt dus niet een
voorschot op een permanente “zomersluiting” met alle daaraan verbonden bezwaren voor de verloskundigen.
4.7 Hoewel de verloskundigen wat de uitkomst van dit geding betreft in het ongelijk worden ge- steld, dient de stichting veroordeeld te worden in de kosten. Als de stichting tijdig informatie had verstrekt en overleg had gepleegd zoals de overeenkomst van haar verlangt, had dit geding waarschijnlijk vermeden kunnen worden en in elk geval is de stichting ernstig tekortgeschoten in haar verplichtingen jegens de verloskundigen.
5. Beslissing
De voorzitter van het Scheidsgerecht, rechtdoende bij arbitraal xxxxxx in kort geding:
5.1 Wijst de vordering tot het treffen van voorlopige voorzieningen af.
5.2 Bepaalt dat de kosten van het Scheidsgerecht, vastgesteld op € 2.621,-- voor rekening zijn van de stichting die dit bedrag aan het Scheidsgerecht dient te voldoen.
5.3 Bepaalt dat de stichting met een bedrag van € 3.000,-- dient bij te dragen in de kosten van rechtsbijstand van de verloskundigen.
Dit vonnis is gewezen te Utrecht op 9 juli 2010 en op 12 juli 2010 aan partijen verzonden.