STATUTEN
STATUTEN
HOOFDSTUK I: NAAM, DOEL EN WERKINGSSFEER
Artikel 1 Naam en zetel
1. De stichting draagt de naam:
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Beroepsvervoer over de Weg.
2. De stichting is gevestigd te Amsterdam.
Artikel 2 Definities
In deze statuten en in de reglementen wordt, tenzij nadrukkelijk anders is vermeld in deze statuten of in het betreffende reglement, verstaan onder:
a. aangesloten werkgever:
de aangesloten werkgever zoals bedoeld in artikel 15 van deze statuten;
b. accountant:
een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;
c. activiteiten gerelateerd aan vervoer:
activiteiten die samenhangen met, voortvloeien uit en/of ondersteunend zijn aan het wegvervoer, het binnenbeurtvaartbedrijf, het kraanverhuurbedrijf, het bedrijf van het personenvervoer met binnenschepen en/of overige vervoer. Onder deze activiteiten zijn begrepen activiteiten op, voor, in, aan, ten behoeve of ten dienste van vervoer of middelen voor of ten behoeve van vervoer. Dit betreft onder meer de volgende activiteiten: adviseren, bewerken, conserveren, exporteren, faciliteren, importeren, in voorraad houden, inzamelen, laden, leasen, logistiek, lossen, onderhoud, ontwikkelen, organiseren, opslaan, produceren, reinigen, repareren;
d. actuaris:
de actuaris van het fonds;
e. bestuur:
het in hoofdstuk II (artikel 5 tot en met artikel 14) van deze statuten bedoelde bestuur;
f. binnenbeurtvaartbedrijf:
het bedrijf van het binnen Nederland uitvoeren van één of meer geregelde diensten tot het tegen vergoeding vervoeren van goederen met binnenschepen en het bedrijf van het verlenen van bemiddeling tot het afsluiten van overeenkomsten tot vervoeren als zojuist bedoeld;
x. xxx:
één van de volgende collectieve arbeidsovereenkomsten in het Beroepsvervoer over de Weg voor:
a. Taxivervoer (cao Taxivervoer); of
b. Besloten Busvervoer (cao Besloten busvervoer); of
c. Beroepsgoederenvervoer over de weg en de verhuur van mobiele kranen (cao TLN);
dan wel
e. de collectieve arbeidsovereenkomst(en), de algemeen verbindend verklaarde bepalingen of de bindende loonregeling, die voor eerstbedoelde collectieve arbeidsovereenkomst(en) of algemeen verbindend verklaarde bepalingen in de plaats mocht(en) treden; of
f. indien geen collectieve arbeidsovereenkomst(en), algemeen verbindend verklaarde bepalingen of bindende loonregeling als hiervoor bedoeld meer van kracht is (zijn): de laatstelijk gegolden hebbende collectieve arbeidsovereenkomst(en), algemeen verbindend verklaarde bepalingen of bindende loonregeling als hiervoor bedoeld;
x. xxxxxxxxx:
1. de werknemers, die verplicht zijn tot deelneming in het fonds krachtens artikel 2 van de wet;
2. de werknemers die op grond van een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht in dienst zijn van een werkgever als bedoeld in artikel 15 lid 1 sub b van deze statuten;
3. de werknemers die op grond van een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht in dienst zijn van een werkgever als bedoeld in artikel 15 lid 1 sub c van deze statuten;
4. de werknemers van het fonds;
5. degenen, die deelnemer waren als bedoeld onder h.1 tot en met h.4 en de deelneming individueel voortzetten;
i. directeur-grootaandeelhouder:
1. persoonlijk houder van aandelen welke aandelen ten minste een tiende deel van het geplaatste kapitaal van de vennootschap van de werkgever vertegenwoordigen en waaraan stemrecht in de algemene vergadering is verbonden;
2. indirect persoonlijk houder van aandelen welke aandelen ten minste een tiende deel van het geplaatste kapitaal van de vennootschap van de werkgever vertegenwoordigen en waaraan stemrecht in de algemene vergadering is verbonden; of
3. houder van certificaten van aandelen, uitgegeven door tussenkomst van een administratiekantoor waarvan hij voor ten minste een tiende deel in het bestuur vertegenwoordigd is, welke aandelen ten minste een tiende deel van het geplaatste kapitaal van de vennootschap vertegenwoordigen en aan welke aandelen stemrecht in de algemene vergadering is verbonden;
j. DNB:
De Nederlandsche Bank N.V., statutair gevestigd te Amsterdam, ingeschreven in het Handelsregister onder nummer 33003396;
k. fonds:
de in artikel 1 bedoelde stichting;
l. gewezen deelnemer:
de werknemer of gewezen werknemer door wie op grond van de reglementen geen pensioen meer wordt verworven en die bij beëindiging van de deelneming – anders dan door overlijden of pensionering – een pensioenaanspraak heeft behouden jegens het fonds;
m. industriële dienstverlening:
1. industriële reiniging, waaronder ten minste te verstaan het handmatig, mechanisch en chemisch reinigen, onderhouden en conserveren van veelal zware industriële installaties, zijnde kapitaalgoederen zoals fabrieken, utiliteitsgebouwen, petrochemische installaties, industriële en openbare riolen, machines, bruggen, kranen, tanks, booreilanden en andere offshore-installaties;
2. milieuonderhoud, waaronder ten minste te verstaan activiteiten als bewerking en verwerking van vaste en vloeibare afvalstoffen, bodemsanering en asbestsanering;
3. scheeps- en containeronderhoud, waaronder ten minste te verstaan het handmatig en mechanisch reinigen, onderhouden en conserveren van schepen, alsmede het opslaan, handmatig en mechanisch reinigen, onderhouden en conserveren van ledige containers waaronder begrepen koel/vriescontainers, classificeerwerkzaamheden en het verrichten van oliewerk;
4. havenservices, waaronder ten minste te verstaan het verlenen van (ondersteunende) diensten bij havenactiviteiten, indien en voor zover deze niet worden verricht door stuwadoorsbedrijven en scheepsbemanningen;
5. ondersteunende diensten, zoals het aan de opdrachtgever verlenen van aanvullende hand- en spandiensten van uiteenlopende aard, voortvloeiend uit of in combinatie met de onder 1 tot en met 4 genoemde werkzaamheden;
n. kraanverhuurbedrijf:
alle in Nederland werkzame ondernemingen, waarin het bedrijf wordt uitgeoefend van het verhuren van mobiele kranen;
o. overig vervoer:
het bedrijf dat zich bezig houdt met vormen van vervoer anders dan het wegvervoer, het binnenbeurtvaartbedrijf, het kraanverhuurbedrijf of het bedrijf van het personenvervoer met binnenschepen;
p. pensioengerechtigde:
persoon voor wie op grond van de reglementen het pensioen is ingegaan;
q. personenvervoer met binnenschepen:
het bedrijf van het tegen vergoeding vervoeren van personen met binnenschepen;
r. reglementen:
de reglementen van het fonds;
s. toerwagenritten, ongeregeld personenvervoer, groepsvervoer, autobusdiensten, huurauto's en personenauto's:
wat daaronder wordt verstaan in de Wet Personenvervoer 2000 (Wet van zes juli tweeduizend, Stb. 2000, 314);
t. uitvoeringsovereenkomst:
de overeenkomst tussen een aangesloten werkgever en het fonds over de uitvoering van één of meer pensioenreglementen;
u. uitvoeringsreglement:
het door het fonds opgestelde uitvoeringsreglement met betrekking tot de verhouding tussen het fonds en de werkgever;
v. vervoer:
alle vormen van vervoer, waaronder begrepen het wegvervoer, het binnenbeurtvaartbedrijf, het kraanverhuurbedrijf, het bedrijf van het personenvervoer met binnenschepen, het overig vervoer en de activiteiten gerelateerd aan vervoer;
w. verzekeraar:
een verzekeraar die op grond van de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van levensverzekeraar of schadeverzekeraar mag uitoefenen;
x. wegvervoer: het bedrijf van:
1. het tegen vergoeding vervoeren van goederen over de weg, alsmede het tegen vergoeding vervoeren van goederen over niet voor het openbaar verkeer openstaand terrein;
2. het als bode, bestelhuis of op andere dergelijke wijze verlenen van bemiddeling bij het tot stand komen van overeenkomsten terzake van het tegen vergoeding vervoeren van goederen over de weg;
3. het tegen vergoeding uitvoeren van toerwagenritten, ongeregeld personenvervoer, groepsvervoer of autobusdiensten;
4. het exploiteren van xxxxxxxx'x of taxi's, onverschillig of daarvoor al dan niet een vergunning ingevolge de Wet Personenvervoer 2000 (Wet zes juli tweeduizend, Stb.2000, 314) vereist is;
5. het exploiteren van autorijscholen;
6. het verhuren van personenauto's zonder chauffeur;
7. het exploiteren van reisbureaus die zelfstandig reizen organiseren en uitvoeren;
8. het verrichten van expeditiewerkzaamheden zoals het doen vervoeren van goederen, verzorgen van vervoersdocumenten, verzorgen van douaneformaliteiten, lossen en overslag, verpakken of overpakken van verzonden goederen, opslag van douane en vrije goederen, een en ander voor zover de werkzaamheden betrekking hebben op het wegvervoer als bedoeld onder 1 tot en met 7;
9. het tegen vergoeding uitvoeren van besloten busvervoer en openbaar vervoer; waarbij onder besloten busvervoer, openbaar vervoer en taxivervoer hetzelfde wordt verstaan als in de Wet personenvervoer 2000 (Wet van zes juli tweeduizend, Stb. 2000, 314);
10. het verlenen van diensten aan de bedrijfstak door de Stichting Sociaal Fonds Mobiliteit Dienstverlening Personenvervoer, statutair gevestigd te Culemborg, ingeschreven in het Handelsregister onder nummer 41205894;
y. werkgever:
de natuurlijke persoon of privaatrechtelijke rechtspersoon of onderneming, die één of meer van de onder m en v genoemde takken van bedrijf uitoefent, waaronder begrepen een onderneming die valt onder de werkingssfeer van het besluit tot het verplicht stellen van de deelneming in het fonds van oorspronkelijk acht mei negentienhonderd vierenzestig, Staatscourant 1964, nr. 89 waaronder mee begrepen alle latere wijzigingen van dat besluit;
z. werknemer:
1. degene, die krachtens arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht in dienst is van een werkgever met uitzondering van de directeur-grootaandeelhouder van de naamloze vennootschap en van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid; dan wel
2. degene, die bij een werkgever als chauffeur of kraanmachinist werkzaam is krachtens een uitzendovereenkomst in de zin van artikel 690 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek met een onderneming die zich bezighoudt met het ter beschikking stellen van werknemers als bedoeld in artikel 690 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek; dan wel
3. degene die krachtens arbeidsovereenkomst in dienst is van het fonds of van een aangesloten werkgever anders dan bedoeld in de leden één en twee, dan wel
4. de directeur-grootaandeelhouder van de naamloze vennootschap en van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid van wie vóór één januari tweeduizend acht de pensioentoezegging als bedoeld in artikel 2 van de Pensioen- en spaarfondsenwet bij het fonds is ondergebracht wordt op grond van artikel 8, tweede lid, van de Invoerings- en aanpassingswet Xxxxxxxxxxx met een werknemer gelijkgesteld, als vóór één januari tweeduizend acht aan het fonds schriftelijk te kennen is gegeven dat van deze onderbrengingsmogelijkheid gebruik wordt gemaakt en de werkgever ten behoeve van deze directeur-grootaandeelhouder met het fonds een uitvoeringsovereenkomst heeft gesloten;
aa. wet:
de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000; bb. belet:
voor een bestuurslid: de situatie dat een bestuurslid (tijdelijk) niet in staat is zijn functie uit te oefenen, bijvoorbeeld door (i) schorsing; (ii) ziekte; (iii) onbereikbaarheid. In de gevallen genoemd onder (ii) en (iii) zonder dat gedurende een termijn van vijf dagen de mogelijkheid van contact tussen het betreffende bestuurslid en het fonds heeft bestaan, ter beoordeling van de raad van toezicht, waarbij de raad van toezicht in het voorkomende geval ook bevoegd is een andere termijn vast te stellen;
voor een lid van de raad van toezicht: de situatie dat een lid van de raad van toezicht (tijdelijk) niet in staat is zijn functie uit te oefenen, bijvoorbeeld door (i) schorsing; (ii) ziekte; (iii)
onbereikbaarheid. In de gevallen genoemd onder (ii) en (iii) zonder dat gedurende een termijn van vijf dagen de mogelijkheid van contact tussen het betreffende lid van de raad van toezicht en het fonds heeft bestaan, ter beoordeling van het bestuur, waarbij het bestuur in het voorkomende geval ook bevoegd is een andere termijn vast te stellen;
cc. ontstentenis:
de situatie dat een bestuurslid of een lid van de raad van toezicht niet langer in functie is, bijvoorbeeld als gevolg van overlijden of het beschikbaar stellen van de functie.
Artikel 3 Werkingssfeer
De werkingssfeer van het fonds betreft de bedrijfsactiviteiten van een werkgever in de zin van deze statuten. De kern van de bedrijfsactiviteiten waarop het fonds zich richt is ‘Vervoer’.
Artikel 4
Doel en middelen
1. Het fonds heeft ten doel, binnen de kring van de aangesloten werkgevers en overeenkomstig de bepalingen van deze statuten en de reglementen van het fonds, de deelnemers, de gewezen deelnemers en de pensioengerechtigden aanspraken dan wel rechten toe te kennen op uitkeringen bij ouderdom, arbeidsongeschiktheid of overlijden.
2. Het fonds tracht dit doel te bereiken door:
a. het innen van financiële bijdragen bij de aangesloten werkgevers;
b. het beleggen van het vermogen van het fonds;
c. overeenkomstig de bij de reglementen te stellen regelen uitkeringen toe te kennen bij ouderdom, arbeidsongeschiktheid en overlijden;
d. volgens door het bestuur nader te stellen regelen aangesloten werkgevers en deelnemers de mogelijkheid te bieden tot het sluiten van overeenkomsten met betrekking tot een aanvulling op de rechten op pensioen volgens de reglementen voor zover dit mogelijk is binnen de kaders van de Pensioenwet;
e. andere wettige middelen, die tot het bereiken van het doel bevorderlijk kunnen zijn.
3. De geldelijke bijdragen worden beheerd en belegd volgens de actuariële en bedrijfstechnische nota als bedoeld in artikel 145 van de Pensioenwet, waarin de financiële opzet en de grondslagen van het fonds zijn beschreven.
HOOFDSTUK II: BESTUUR VAN HET FONDS
Artikel 5 Bestuursmodel
Het fonds heeft een paritair bestuursmodel.
Artikel 6
Samenstelling van het bestuur
1. Het bestuur bestaat uit tien leden, waarvan vier werkgeversvertegenwoordigers, vier werknemers- en/of pensioengerechtigdenvertegenwoordigers en twee onafhankelijke leden als bedoeld in artikel 100, lid 6 van de Pensioenwet.
2. De belanghebbenden zijn op een zo evenwichtig mogelijke wijze vertegenwoordigd met dien verstande dat de vertegenwoordigers van werknemersverenigingen en de vertegenwoordigers van pensioengerechtigden tezamen evenveel zetels bezetten als de vertegenwoordigers van werkgeversverenigingen. Dezelfde pariteit wordt in acht genomen ten aanzien van de leden, respectievelijk plaatsvervangende leden van door het bestuur uit zijn midden aan te wijzen commissies.
3. De verdeling van de zetels van vertegenwoordigers van werknemersverenigingen en vertegenwoordigers van pensioengerechtigden vindt plaats op basis van onderlinge getalsverhoudingen, met dien verstande dat de vertegenwoordigers van pensioengerechtigden ten hoogste de helft van het aantal zetels van vertegenwoordigers van werknemersverenigingen en pensioengerechtigden gezamenlijk bezetten. Het bestuur controleert eens in de drie jaar of de verdeling nog voldoet aan de onderlinge getalsverhoudingen. Indien dit niet het geval blijkt, wordt de verdeling tussen vertegenwoordigers van werknemersverenigingen en vertegenwoordigers van pensioengerechtigden aangepast bij de eerstvolgende vacature voor ofwel een zetel van de pensioengerechtigden dan wel een zetel van de werknemersverenigingen.
4. Het bestuur kiest uit zijn midden een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter. De functies van deze uit zijn midden gekozen voorzitter en plaatsvervangend voorzitter worden beurtelings gedurende een kalenderjaar vervuld door een werkgevers en een werknemerslid. In de even kalenderjaren wordt de functie van de uit zijn midden gekozen voorzitter vervuld door een werkgeverslid en die van plaatsvervangend voorzitter door een werknemerslid.
5. Voorts kiest het bestuur uit zijn midden een secretaris en een plaatsvervangend secretaris, waarvan één uit de werkgeversleden en één uit de werknemersleden. De functies van deze uit zijn midden gekozen secretaris en plaatsvervangend secretaris worden beurtelings gedurende een kalenderjaar vervuld door een werkgevers- en een werknemerslid. Deze wisseling vindt op een zodanige wijze plaats, dat de vervulling van de functie van secretaris door een werkgeverslid niet samenvalt met een vervulling van de voorzittersfunctie, als bedoeld in het negende lid, door een werkgeverslid. De taak en de bevoegdheden van de secretarissen worden door het bestuur geregeld.
6. Het bestuur brengt elke wijziging in de samenstelling van het bestuur vooraf ter kennis aan DNB.
7. Een wijziging als bedoeld in het zesde lid wordt niet doorgevoerd indien DNB binnen zes weken na ontvangst van de melding, of, indien DNB om nadere gegevens of inlichtingen heeft verzocht, binnen zes weken na ontvangst van die gegevens of inlichtingen aan het bestuur bekend maakt dat zij niet met de voorgenomen wijziging instemt.
Artikel 7
Benoeming van bestuursleden
1. Bestuurders worden benoemd door het bestuur:
a. Nieuwe werkgeversvertegenwoordigers worden door het bestuur benoemd op voordracht van de in lid 2 van dit artikel genoemde partijen.
b. Nieuwe werknemersvertegenwoordigers worden door het bestuur benoemd op voordracht van de in lid 3 van dit artikel genoemde partijen.
c. Nieuwe pensioengerechtigdenvertegenwoordigers worden benoemd door het bestuur na verkiezing door de pensioengerechtigden.
d. Nieuwe onafhankelijke leden worden benoemd door het bestuur na het doorlopen van een werving- en selectieprocedure aan de hand van een door het bestuur, na goedkeuring van de raad van toezicht, vastgestelde profielschets.
2 Drie vertegenwoordigers van werkgeversverenigingen worden benoemd door het bestuur op voordracht van Transport en Logistiek Nederland, de ondernemersorganisatie voor het goederenvervoer en de logistieke dienstverlening, statutair gevestigd te Zoetermeer, ingeschreven in het Handelsregister onder nummer 40413000, en één vertegenwoordiger van werkgeversverenigingen wordt benoemd door het bestuur op voordracht van Koninklijk Nederlands Vervoer, statutair gevestigd te ’s-Gravenhage, ingeschreven in het Handelsregister onder nummer 40412474.
3. Twee vertegenwoordigers van werknemersverenigingen worden benoemd door het bestuur op voordracht van Federatie Nederlandse Vakbeweging, statutair gevestigd te Utrecht, ingeschreven in het Handelsregister onder nummer 40531840, en één vertegenwoordiger van werknemersverenigingen wordt benoemd door het bestuur op voordracht van CNV Xxxxxxxxx.xx, statutair gevestigd te Utrecht, ingeschreven in het Handelsregister onder nummer 64395960.
4. Eén vertegenwoordiger van pensioengerechtigden wordt benoemd door het bestuur na verkiezing door de pensioengerechtigden.
Aan ieder van:
i) CNV Xxxxxxxxx.xx, statutair gevestigd te Utrecht, ingeschreven in het Handelsregister onder nummer 64395960,
(ii) Federatie Nederlandse Vakbeweging, statutair gevestigd te Utrecht, ingeschreven in het Handelsregister onder nummer 40531840, en
(iii) een vereniging die ten minste vijfhonderd (500) pensioengerechtigden in het fonds vertegenwoordigt en in zijn statuten heeft staan dat zij deze pensioengerechtigden kan vertegenwoordigen,
wordt de mogelijkheid geboden kandidaten te stellen voor deze benoeming.
In een verkiezingsreglement Pensioengerechtigden in het bestuur (Verkiezingsreglement bestuurslid vertegenwoordiging van pensioengerechtigden) wordt nader geregeld hoe de verkiezingen plaatsvinden.
5. De twee onafhankelijke bestuursleden worden benoemd door het bestuur na het doorlopen van een wervings- en selectieprocedure aan de hand van de door het bestuur, na goedkeuring door de raad van toezicht, vastgestelde profielschets.
6. Het bestuur van het fonds legt de benoeming van een kandidaat bestuurder voor aan de raad van toezicht. De raad van toezicht kan de benoeming van deze kandidaat bestuurder beletten indien deze niet voldoet aan de profielschets als bedoeld in artikel 11, lid 11.
Artikel 8
Geschiktheid en betrouwbaarheid
1. De geschiktheid van het bestuur dient naar het oordeel van DNB voldoende te zijn met het oog op de belangen van de bij het fonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en overige belanghebbenden.
2. De voornemens, de handelingen of de antecedenten van de bestuursleden mogen DNB geen aanleiding geven tot het oordeel dat, met het oog op de belangen, bedoeld in het eerste lid, de betrouwbaarheid van de bestuursleden niet buiten twijfel staat.
3. Indien zich een wijziging voordoet van de antecedenten, bedoeld in het tweede lid, stelt het bestuur DNB daarvan onverwijld schriftelijk in kennis.
Artikel 9
Zittingsduur, beëindiging van het bestuurslidmaatschap en schorsing
1. De bestuursleden hebben zitting voor een tijdvak van vier jaren, doch kunnen na afloop van deze periode worden herbenoemd. Herbenoeming is maximaal tweemaal mogelijk. Herbenoeming geschiedt op dezelfde wijze als benoeming, zoals vastgelegd in artikel 7 van deze statuten.
2. Iedere bepaling die het lidmaatschap van het bestuur onmogelijk maakt op grond van het bereikt hebben van een bepaalde leeftijd is nietig.
3. Behalve door periodiek aftreden eindigt het lidmaatschap van het bestuur door:
a. bedanken;
b. overlijden;
c. een daartoe strekkend besluit van de organisatie, die het lid heeft voorgedragen;
x. door ontslag door de rechtbank; en
e. een daartoe strekkend besluit van het bestuur als bedoeld in artikel 11, lid 7 en/of het bepaalde in de leden 4 en 5 van dit artikel indien en voorzover deze bepalingen betrekking hebben op ontslag van een bestuurslid.
4. Met in achtneming van het bepaalde in dit lid, kan een bestuurslid door het bestuur worden geschorst of ontslagen indien het desbetreffende bestuurslid:
a. naar het oordeel van het bestuur niet (naar behoren) functioneert of zijn taak verwaarloost;
b. in gebreke blijft te voldoen aan de aan het bestuurslidmaatschap gestelde verplichtingen of handelt in strijd met de statuten of reglementen van het fonds;
c. naar het oordeel van het bestuur gedragingen verricht waardoor de goede naam of de belangen van het fonds worden geschaad;
d. een taak of functie uitvoert die niet verenigbaar is met het bestuurslidmaatschap;
e. te maken krijgt met een wijziging van omstandigheden of andere redenen op grond waarvan zijn handhaving als lid van het bestuur redelijkerwijs niet verwacht kan worden.
Een bestuursbesluit tot schorsing of ontslag geschiedt schriftelijk door het bestuur met opgave van redenen en is onmiddellijk van kracht.
5. Het bestuurslid over wiens schorsing of ontslag wordt beraadslaagd in de gevallen als genoemd in het vorige lid, wordt in de desbetreffende vergadering de gelegenheid geboden om te worden gehoord en heeft het recht om zich te verdedigen of te verantwoorden.
Een besluit tot schorsing dient te worden genomen in een bestuursvergadering met dien verstande dat de stem van het bestuurslid over wiens schorsing wordt beraadslaagd buiten beschouwing wordt gelaten. Een schorsing die niet wordt gevolgd binnen drie maanden door een besluit tot verlenging van de schorsing of ontslag eindigt door het verloop van die termijn. Een besluit tot ontslag dient te worden genomen, nadat de raad van toezicht is gehoord, in een bestuursvergadering met dien verstande dat de stem van het bestuurslid over wiens ontslag wordt beraadslaagd buiten beschouwing wordt gelaten.
6. Het bestuur kan - ingeval een bestuurslid naar het oordeel van het bestuur onvoldoende functioneert – met in achtneming van het bepaalde in artikel 7 leden 2 tot en met 5 -een ander bestuurslid benoemen.
Artikel 10
Vacatures in het bestuur
In een vacature wordt zo spoedig mogelijk na het ontstaan daarvan voorzien door de organisatie, die in beginsel, gelet op het bepaalde in artikel 7, leden 2 tot en met 5, daarvoor in aanmerking komt. Bij vervulling van een vacature die is ontstaan vóór de afloop van de volledige zittingstermijn die gold voor die bestuurszetel, neemt het nieuwe lid zitting voor de duur van een nieuwe zittingsperiode van vier jaar. Gedurende het bestaan van een vacature behoudt het bestuur zijn volledige bevoegdheden.
Artikel 11
Taken en bevoegdheden van het bestuur
1. Het bestuur draagt de zorg voor de uitvoering van de statuten, het uitvoeringsreglement en de pensioenreglementen. Het is bevoegd tot alle daden van beheer en beschikking binnen de kring van de doelstelling van het fonds. Dat geldt ook voor het sluiten van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding en bezwaring van registergoederen.
2. De bestuursleden richten zich bij de vervulling van hun taak naar de belangen van de bij het fonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en overige belanghebbenden en zij zorgen ervoor dat deze personen zich door hen op een evenwichtige wijze vertegenwoordigd kunnen voelen.
3. Aan de goedkeuring van de raad van toezicht zijn onderworpen de besluiten van het bestuur zoals vermeld in artikel 104 van de Pensioenwet en zoals nader uitgewerkt in artikel 21 lid 9 van deze statuten. Tevens behoeven de bestuursbesluiten zoals vermeld in artikel 115a van de Pensioenwet en zoals nader uitgewerkt in artikel 20 lid 1 van deze statuten het advies van het verantwoordingsorgaan.
4. Het ontbreken van de goedkeuring van de raad van toezicht op een besluit als bedoeld in het derde lid tast de vertegenwoordigingsbevoegdheid van het bestuur of de bestuurders niet aan.
5. Het bestuur is bevoegd tot het sluiten van een uitvoeringsovereenkomst met een natuurlijke persoon of een rechtspersoon in zijn hoedanigheid als werkgever, die niet onder de werkingssfeer van het fonds valt, zoals omschreven in artikel 3, maar die zich op vrijwillige basis bij het fonds wil aansluiten indien:
a. de loonontwikkeling bij deze natuurlijke persoon of rechtspersoon ten minste gelijk is aan de loonontwikkeling die geldt voor werkgevers als bedoeld in artikel 15, lid 1 onder a, en de natuurlijke persoon of rechtspersoon deelneemt in de sociale fondsen die voor die werkgevers actief zijn of zullen zijn; of
b. er sprake is van een groepsverhouding tussen de natuurlijke persoon of rechtspersoon die zich vrijwillig wil aansluiten en een werkgever die onder de werkingssfeer valt van het fonds; of
c. dit aansluitend gebeurt aan een periode waarin de natuurlijke persoon of rechtspersoon wel onder de werkingssfeer van het fonds viel.
6. Het bestuur vertegenwoordigt het fonds. De voorzitter en de secretaris zijn gezamenlijk tevens bevoegd het fonds te vertegenwoordigen. Bij ontstentenis of belet van de voorzitter casu quo de secretaris xxxxxx in zijn plaats de plaatsvervangende voorzitter casu quo de plaatsvervangende secretaris op.
7. De bestuursleden verplichten zich door het aanvaarden van hun benoeming tot geheimhouding van hetgeen hen in hun functie omtrent een bedrijf, beroep of persoon is bekend geworden en voorts van alle aangelegenheden, ten aanzien waarvan het bestuur of de voorzitter geheimhouding heeft opgelegd of waarvan zij het vertrouwelijke karakter moeten begrijpen. Hij, die de uit het voorgaande voortvloeiende geheimhouding schendt, kan bij besluit van het bestuur uit zijn functie worden ontheven.
8. Het bestuur kan één of meer zijner bevoegdheden geheel of gedeeltelijk delegeren aan één of meer door het bestuur uit zijn midden aangewezen commissies, dan wel aan de secretarissen, of één hunner. Degene, aan wie de bevoegdheden zijn gedelegeerd, is voor de uitoefening van die bevoegdheid verantwoording schuldig aan het bestuur.
9. Ieder der bestuursleden is bevoegd een deskundige te raadplegen, alsmede zich krachtens een bestuursbesluit, waarbij ten minste één vierde der bestuursleden zich daarvoor heeft uitgesproken, ter vergadering door een deskundige te laten bijstaan.
10. Het bestuur legt een procedure vast voor een jaarlijkse evaluatie van het functioneren van het bestuur als geheel en van de individuele bestuursleden.
11. Het bestuur stelt een profielschets vast voor leden van het bestuur, rekening houdend met onder meer geschiktheid, tijdsbeslag en diversiteitsbeleid. Dit vaststellingsbesluit is aan goedkeuring van de raad van toezicht onderworpen.
12. Ten minste één maal per vier jaar beoordeelt het bestuur het functioneren van de actuarissen en de accountant, zoals bedoeld in artikel 32, lid 5 en artikel 33, lid 4.
13. Bij ontstentenis of belet van een bestuurslid zijn de overblijvende bestuursleden of is het overblijvende bestuurslid met het besturen van het fonds belast.
Bij ontstentenis of belet van alle bestuurders wordt het fonds tijdelijk bestuurd door één of meer personen daartoe aan te wijzen door de raad van toezicht, al dan niet uit zijn midden. Indien door ontstentenis of belet van één of meer bestuursleden, niet aan het vereiste quorum of, indien van toepassing quotum, kan worden voldaan, dan kunnen rechtsgeldige besluiten worden genomen met een quorum, dan wel quotum, van alle in functie zijnde bestuursleden die niet belet of ontstent zijn.
Artikel 12
Bestuursvergaderingen en besluitvorming
1. Het bestuur vergadert zo dikwijls de voorzitter of ten minste drie leden zulks wenselijk achten, doch ten minste éénmaal per jaar. Het fonds kent een bestuursreglement, waarin nadere regels zijn gesteld ten aanzien van het houden van bestuursvergaderingen en de besluitvorming die daar plaats vindt.
2. Het bestuur neemt in zijn bestuursreglement een regeling op omtrent het voorzitterschap van de vergaderingen van het bestuur. Indien de regeling in het bestuursreglement geen doel treft, bepaalt het bestuur zelf wie die vergadering van het bestuur zal leiden.
3. Een bestuurslid kan als hij of zij afwezig zal zijn, een ander bestuurslid schriftelijk machtigen, hem of haar ter vergadering te vertegenwoordigen. Per vergadering kan een bestuurslid slechts één machtiging aannemen.
4. Door het bestuur kunnen geldige besluiten worden genomen in vergaderingen waarin ten minste zeven leden aanwezig of vertegenwoordigd zijn.
5. Indien in een vergadering geen besluiten kunnen worden genomen, omdat niet voldaan is aan het bepaalde in het vorige lid, wordt binnen een maand een tweede vergadering bijeengeroepen. Is in die vergadering het vereiste aantal bestuursleden weer niet aanwezig of vertegenwoordigd, dan kunnen in die vergadering over de voorstellen, waaromtrent wegens het ontbreken van het quorum in die eerste vergadering geen beslissing kon worden genomen, besluiten worden genomen, mits ten minste zes leden aanwezig of vertegenwoordigd zijn. De besluiten van het bestuur in tweede vergadering kunnen genomen worden bij een meerderheid van ten minste zes stemmen van de uitgebrachte stemmen, waarvan ten minste één stem afkomstig is van een werkgeversvertegenwoordiger en één stem afkomstig is van een werknemersvertegenwoordiger.
6. Het bestuur kan ook besluiten buiten een vergadering nemen mits alle bestuursleden geraadpleegd worden en in de gelegenheid zijn gesteld om schriftelijk (waaronder begrepen per email of iedere andere vorm van elektronische communicatie) hun mening te geven over het voorgestelde besluit en indien geen bestuurslid zich verzet tegen deze wijze van besluitvorming en een meerderheid als genoemd in lid 7 vóór het besluit stemt. Een besluit genomen in overeenstemming met de vorige zin zal samen met alle schriftelijke verklaringen of meningen van de bestuursleden tezamen met de notulen bewaard worden.
7. De besluiten van het bestuur kunnen, voor zover daarvan bij deze statuten niet wordt afgeweken, slechts genomen worden met een meerderheid van ten minste zes stemmen van de uitgebrachte stemmen, waarvan ten minste één stem afkomstig is van een werkgeversvertegenwoordiger en één stem afkomstig is van een werknemersvertegenwoordiger.
Xxxxxx stemmen en stemmen van onwaarde worden als niet uitgebrachte stemmen beschouwd.
8. De leden of vertegenwoordigde leden van het bestuur hebben in de vergadering van het bestuur ieder één stem.
9. Een bestuurslid neemt niet deel aan de beraadslagingen en besluitvorming indien hij daarbij een direct of indirect persoonlijk belang heeft dat tegenstrijdig is met het belang van het fonds en de met het fonds verbonden organisatie. Wanneer het bestuur hierdoor geen besluit kan nemen, bijvoorbeeld omdat niet voldaan kan worden aan het relevante quorum- of quotumvereiste, wordt het besluit genomen door de raad van toezicht.
Artikel 13
Oproeping voor de vergaderingen van het bestuur
1. De oproeping voor vergaderingen van het bestuur geschiedt in opdracht van de voorzitter en, behoudens in spoedeisende gevallen ter beoordeling van de voorzitter, schriftelijk op een termijn van ten minste zeven dagen. De oproeping voor vergaderingen van het bestuur, die op verzoek van de leden worden bijeengeroepen, geschiedt schriftelijk in opdracht van deze leden en op een termijn van ten minste zeven dagen.
2. De oproeping vermeldt, behalve het tijdstip en de plaats der vergadering, de te behandelen onderwerpen.
3. In de vergaderingen, die niet op de voorgeschreven wijze zijn bijeengeroepen, kunnen slechts besluiten worden genomen, indien alle leden van het bestuur aanwezig of vertegenwoordigd zijn.
Artikel 14
Vergoeding bestuursleden
Het bestuur bepaalt de vergoeding van de bestuursleden conform het beloningsbeleid dat wordt vastgesteld door het bestuur na advies van het verantwoordingsorgaan. Dit vaststellingsbesluit is aan goedkeuring van de raad van toezicht onderworpen.
HOOFDSTUK III: AANGESLOTEN WERKGEVER EN DEELNEMERS
Artikel 15
Aangesloten werkgever
1. Als aangesloten werkgever wordt aangemerkt degene die een werknemer krachtens arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht arbeid laat verrichten en die:
a. onder de werkingssfeer van het fonds valt en krachtens artikel 2 van de wet verplicht is tot naleving van het bij of krachtens de statuten en de reglementen bepaalde;
b. niet onder de werkingssfeer van het fonds valt maar ten behoeve van zijn werknemers of een groep van zijn werknemers door het bestuur als zodanig is aanvaard en die hiertoe een uitvoeringsovereenkomst inzake vrijwillige aansluiting heeft gesloten met het fonds overeenkomstig het bepaalde in artikel 11, lid 5;
c. een onderneming drijft waarvan de bedrijfsactiviteiten onder de werkingssfeer van het fonds vallen, en die een uitvoeringsovereenkomst (ook wel aangeduid als aansluitingsovereenkomst) met het fonds heeft gesloten, danwel lid is van een werkgeversorganisatie die een overeenkomst betreffende de uitvoering van de haar bij cao- overeengekomen pensioenregeling heeft gesloten met het fonds.
2. Het fonds wordt tevens aangemerkt als aangesloten werkgever.
Artikel 16
Deelnemers – aanvullende bepalingen
1. De toelating van een deelnemer als bedoeld in artikel 1 sub h.2, is uitsluitend mogelijk, indien de werkgever voor alle werknemers in zijn dienst, die tot dezelfde groep behoren, toelating verzoekt.
2. Voortzetting van de deelneming van een deelnemer, als bedoeld in artikel 1 sub h.5, geschiedt op de wijze en onder de voorwaarden als bepaald bij of krachtens de reglementen van het fonds.
4. De hoedanigheid van deelnemer wordt behouden (of wanneer deze al is geëindigd: herkregen), indien en zolang de premie volgens de bepalingen van de reglementen in verband met zijn arbeidsongeschiktheid geacht wordt voor hem aan het fonds te zijn voldaan.
HOOFDSTUK IV: VERANTWOORDINGSORGAAN
Artikel 17
Samenstelling van het verantwoordingsorgaan
1. Het fonds kent een verantwoordingsorgaan.
2. Het bestuur legt verantwoording af aan het verantwoordingsorgaan over het beleid van het bestuur en de wijze waarop het is uitgevoerd.
3. Het verantwoordingsorgaan bestaat in beginsel uit vijf leden:
a. In beginsel twee vertegenwoordigers namens de bij het fonds betrokken deelnemers;
b. In beginsel één vertegenwoordiger van de pensioengerechtigden;
c. In beginsel twee vertegenwoordigers namens de bij het fonds betrokken werkgevers.
4. Iedere bepaling die het lidmaatschap van het verantwoordingsorgaan onmogelijk maakt op grond van het bereikt hebben van een bepaalde leeftijd is nietig.
5. De deelnemersvertegenwoordigers en de pensioengerechtigdenvertegenwoordiger(s) zijn evenredig op basis van onderlinge getalsverhoudingen vertegenwoordigd.
6. De leden van het verantwoordingsorgaan vormen een zo evenwichtig mogelijke afspiegeling van de betreffende geleding. Het bestuur controleert eens in de drie jaar of de verdeling nog voldoet aan de onderlinge getalsverhoudingen en of de leden nog een zo evenwichtig mogelijke afspiegeling vormen van de betreffende geleding. Indien dit niet het geval blijkt, verzoekt het bestuur, bij de eerstvolgende vacature voor ofwel een zetel van de pensioengerechtigden dan wel een zetel van de deelnemers, de benoemende organisaties één of meerdere van de leden terug te trekken, respectievelijk één of meerdere extra leden te benoemen.
Artikel 18
Benoeming van de leden van het verantwoordingsorgaan
1. De leden van het verantwoordingsorgaan hebben zitting voor een tijdvak van vier jaren, doch kunnen na afloop van deze zittingstermijn worden herbenoemd. Herbenoeming is maximaal tweemaal mogelijk. Herbenoeming geschiedt op dezelfde wijze als benoeming, zoals hieronder vastgelegd in dit artikel.
2. De te benoemen leden van het verantwoordingsorgaan mogen geen bestuurslid zijn van het fonds, en mogen geen lid zijn van de raad van toezicht of in dienst zijn van het fonds. Het vervullen van genoemde functies is onverenigbaar met het lidmaatschap en staat benoeming in de weg. Partners van zowel bestuursleden van het fonds als werknemers van het fonds kunnen niet de functie van lid van het verantwoordingsorgaan vervullen.
3. Benoeming en herbenoeming van de werkgeversvertegenwoordigers geschiedt door het bestuur op voordracht van de werkgeversverenigingen die betrokken zijn bij het fonds. De voordracht wordt bepaald door de werkgeversverenigingen zelf in onderling overleg.
6. Benoeming en herbenoeming van de deelnemersvertegenwoordigers respectievelijk de pensioengerechtigden-vertegenwoordiger geschiedt door het bestuur op voordracht van de werknemersverenigingen die betrokken zijn bij het fonds. De voordracht van de deelnemersvertegenwoordigers en de pensioengerechtigdenvertegenwoordiger wordt bepaald door de werknemersverenigingen zelf in onderling overleg.
7. In afwijking van het vorige lid zal (her)benoeming door het bestuur van de deelnemersvertegenwoordigers respectievelijk de pensioengerechtigdenvertegenwoordiger geschieden na verkiezing indien dit wordt verzocht door ten minste één procent van de deelnemers en pensioengerechtigden of door ten minste vijfhonderd (500) deelnemers en pensioengerechtigden of op eigen initiatief van het fonds.
8. De leden van het verantwoordingsorgaan verplichten zich door het aanvaarden van hun (her)benoeming tot geheimhouding van al hetgeen hen in functie bekend is geworden voor zover zij het vertrouwelijke karakter van de betreffende informatie moeten begrijpen en voorts van alle aangelegenheden ten aanzien waarvan aan het verantwoordingsorgaan geheimhouding is opgelegd.
9. Het bestuur zal tegen het einde van de zittingstermijn, dan wel tijdens het ontstaan van een vacature vóór het eindigen van de volledige zittingstermijn de betrokken werkgeversverenigingen respectievelijk de betrokken werknemersverenigingen uitnodigen kandidaten voor (her)benoeming tot lid c.q. plaatsvervangend lid van het verantwoordingsorgaan voor te dragen voor een nieuwe zittingstermijn van vier jaar. Bij vervulling van een vacature die is ontstaan vóór de afloop van de volledige zittingstermijn die gold voor die zetel, neemt het nieuwe lid zitting voor de duur van een nieuwe zittingstermijn van vier jaar. Gedurende het bestaan van een vacature behoudt het verantwoordingsorgaan zijn volledige bevoegdheden.
Artikel 19
Einde van het lidmaatschap van het verantwoordingsorgaan en schorsing
1. Behalve door periodiek aftreden eindigt het lidmaatschap van het verantwoordingsorgaan:
a. door bedanken;
b. door overlijden;
c. door een daartoe strekkend besluit van de vereniging die het lid heeft voorgedragen;
d. door verlaten van de bedrijfstak.
2. Een lid van het verantwoordingsorgaan kan worden geschorst of ontslagen door het verantwoordingsorgaan. Tevens kan een lid van het verantwoordingsorgaan door het bestuur worden geschorst of ontslagen, na overleg daartoe met de raad van toezicht, in uitzonderlijke omstandigheden, waaronder begrepen de situatie waarin het desbetreffende lid van het verantwoordingsorgaan, naar het oordeel van het bestuur :
a. niet (naar behoren) functioneert of zijn taak verwaarloost;
b. in gebreke blijft te voldoen aan de aan het lidmaatschap van het verantwoordingsorgaan gestelde verplichtingen of handelt in strijd met de statuten of reglementen van het fonds;
c. gedragingen verricht waardoor de goede naam of de belangen van het fonds worden geschaad;
d. een taak of functie uitvoert die niet verenigbaar is met het lidmaatschap van het verantwoordingsorgaan;
e. te maken krijgt met een wijziging van omstandigheden of andere redenen op grond waarvan zijn handhaving als lid van het verantwoordingsorgaan redelijkerwijs niet verwacht kan worden.
Een besluit van het verantwoordingsorgaan of van het bestuur tot schorsing of ontslag geschiedt schriftelijk met opgave van redenen en is onmiddellijk van kracht. Een schorsing vervalt van rechtswege indien het fonds niet binnen drie maanden na de schorsing overgaat tot ontslag.
3. Het lid van het verantwoordingsorgaan over wiens schorsing of ontslag wordt beraadslaagd in de gevallen als genoemd in het vorige lid, wordt in de desbetreffende vergadering (van ofwel het verantwoordingsorgaan dan wel het bestuur) de gelegenheid geboden om te worden gehoord en heeft het recht om zich te verdedigen of te verantwoorden. Indien het besluit tot schorsing of ontslag wordt genomen door het bestuur, dient het bestuur hierover eerst het verantwoordingsorgaan te horen.
Artikel 20
Taak en reglement van het verantwoordingsorgaan
1. Het verantwoordingsorgaan heeft het adviesrecht ten aanzien van de besluiten van het bestuur zoals vermeld in artikel 115a van de Pensioenwet en conform het aldaar bepaalde, over:
a. het beleid inzake beloningen;
b. de vorm en inrichting van het intern toezicht;
c. de profielschets voor leden van de raad van toezicht;
d. het vaststellen en wijzigen van een interne klachten- en geschillenprocedure;
e. het vaststellen en wijzigen van het communicatie- en voorlichtingsbeleid;
f. gehele of gedeeltelijke overdracht van de verplichtingen van het pensioenfonds of de overname van verplichtingen door het pensioenfonds;
g. liquidatie, fusie of splitsing van het pensioenfonds;
h. het sluiten, wijzigen of beëindigen van een uitvoeringsovereenkomst;
i. het omzetten van het fonds in een andere rechtsvorm, bedoeld in artikel 18 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;
j. de samenstelling van de feitelijke premie en de hoogte van de premiecomponenten.
2. In aanvulling op deze statuten en de toepasselijke wet- en regelgeving zijn bepalingen omtrent het verantwoordingsorgaan vastgelegd in het reglement van het verantwoordingsorgaan van het fonds.
HOOFDSTUK V: RAAD VAN TOEZICHT
Artikel 21 Samenstelling en taken
1. Het fonds kent een raad van toezicht.
2. De raad van toezicht bestaat uit drie natuurlijke personen die zich onafhankelijk opstellen in die zin dat zij evenwichtig besluiten nemen (‘in mind’); (de schijn van) belangenverstrengeling voorkomen of tegengaan (‘in appearance’); en formeel onafhankelijk zijn (‘in state’).
3. De raad van toezicht benoemt uit zijn midden een voorzitter en secretaris, alsmede een plaatsvervangend voorzitter.
4. De raad van toezicht brengt elke wijziging in de samenstelling van de raad van toezicht vooraf ter kennis aan DNB.
5. Een wijziging als bedoeld in het vierde lid wordt niet doorgevoerd indien DNB binnen zes weken na ontvangst van de melding, of, indien DNB om nadere gegevens of inlichtingen heeft verzocht, binnen zes weken na ontvangst van die gegevens of inlichtingen aan het bestuur bekend maakt dat zij niet met de voorgenomen wijziging instemt.
6. De raad van toezicht heeft tot taak toezicht te houden op het beleid van het bestuur en op de algemene gang van zaken in het fonds. De raad van toezicht is ten minste belast met het toezien op adequate risicobeheersing en evenwichtige belangenafweging door het bestuur en legt verantwoording af aan het verantwoordingsorgaan, aan de werkgever en in het jaarverslag over de uitvoering van de taken en de uitoefening van de bevoegdheden.
7. De raad van toezicht vervult zijn toezichttaak zodanig dat het bijdraagt aan het effectief en slagvaardig functioneren van het fonds en aan een beheerste en integere bedrijfsvoering door het fonds. De raad van toezicht betrekt bij zijn taak de naleving van de Code Pensioenfondsen.
8. De raad van toezicht staat het bestuur met raad ter zijde en stelt zich op als gesprekspartner van het bestuur.
9. Het bestuur behoeft de voorafgaande schriftelijke goedkeuring van de raad van toezicht voor de besluiten van het bestuur zoals vermeld in artikel 104 van de Pensioenwet en conform het aldaar bepaalde, ten aanzien van:
a. vaststelling van het bestuursverslag en de jaarrekening;
b. vaststelling van de profielschets voor bestuurders;
c. vaststelling van het beleid inzake beloningen, met uitzondering van de beloning van de raad van toezicht;
d. gehele of gedeeltelijke overdracht van de verplichtingen van het fonds of de overname van verplichtingen door het fonds;
e. ontbinding, fusie of splitsing van het fonds;
f. het beleid inzake het aangaan en beëindigen van uitvoeringsovereenkomsten en het opstellen en beëindigen van uitvoeringsreglementen door het fonds; en
g. het omzetten van het fonds in een andere rechtsvorm, bedoeld in artikel 18 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
Artikel 22
Geschiktheid en betrouwbaarheid
1. De geschiktheid van de leden van de raad van toezicht dient naar het oordeel van DNB voldoende te zijn met het oog op de belangen van de bij het fonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en overige belanghebbenden.
2. De voornemens, de handelingen of de antecedenten van de leden van de raad van toezicht mogen DNB geen aanleiding geven tot het oordeel dat, met het oog op de belangen, bedoeld in artikel 25 lid 1, de betrouwbaarheid van de leden van de raad van toezicht niet buiten twijfel staat.
3. Indien zich een wijziging voordoet van de antecedenten, bedoeld in het vorige lid, stelt de raad van toezicht DNB daarvan onverwijld schriftelijk in kennis.
Artikel 23
Benoeming en zittingsduur van de leden van de raad van toezicht
1. De leden van de raad van toezicht worden benoemd en herbenoemd door het bestuur na bindende voordracht van het verantwoordingsorgaan. Als het bestuur van mening is dat het voorgedragen lid niet voldoet aan de profielschets als bedoeld artikel 25, lid 8 wordt het lid niet benoemd door het bestuur en wordt het verantwoordingsorgaan gevraagd een nieuwe voordracht te doen.
2. De zittingsduur van een lid van de raad van toezicht is vier jaar. Een lid van de raad van toezicht kan één keer worden herbenoemd.
Artikel 24
Einde van het lidmaatschap van de raad van toezicht en schorsing
1. Een lid van de raad van toezicht kan door het bestuur worden geschorst of ontslagen.
2. Een besluit tot schorsing of ontslag van een lid van de raad van toezicht kan uitsluitend door het bestuur worden genomen na het verkrijgen van een dienovereenkomstig advies daartoe van het verantwoordingsorgaan. Het advies van het verantwoordingsorgaan is voor het bestuur bindend; een besluit genomen vóór het verkrijgen van het advies of in strijd met het gegeven advies van het verantwoordingsorgaan heeft geen effect. Een besluit van het bestuur tot schorsing of ontslag geschiedt schriftelijk door het bestuur met opgave van redenen en is onmiddellijk van kracht, mits in overeenstemming met het gegeven advies van het verantwoordingsorgaan.
3. Een schorsing vervalt van rechtswege indien het fonds niet binnen drie maanden na de schorsing overgaat tot ontslag.
4. Bij ontstentenis of belet van een lid van de raad van toezicht zijn de overblijvende leden van de raad van toezicht (of is het overblijvende lid) met het toezicht belast.
Bij ontstentenis of belet van alle leden van de raad van toezicht wordt het toezicht waargenomen door één of meer personen daartoe aan te wijzen door het verantwoordingsorgaan.
Indien door ontstentenis of belet van één of meer leden van de raad van toezicht, niet aan het vereiste quorum of, indien van toepassing quotum, kan worden voldaan, dan kunnen rechtsgeldige besluiten worden genomen met een quorum, dan wel quotum, van alle in functie zijnde leden van de raad van toezicht die niet belet of ontstent zijn.
Artikel 25
Werkwijze, vergaderingen en besluitvorming van de raad van toezicht
1. De leden van de raad van toezicht richten zich bij de vervulling van hun taak naar de belangen van de bij het fonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en overige belanghebbenden en zij zorgen ervoor dat deze personen zich door hen op een evenwichtige wijze vertegenwoordigd kunnen voelen.
2. De raad van toezicht vergadert zo vaak de voorzitter of één of meer leden xxxxx xxxxxx, het bestuur zulks verzoekt, doch ten minste tweemaal per jaar. Het bestuur en de raad van toezicht komen ten minste tweemaal per kalenderjaar in een gezamenlijke vergadering bijeen.
3. De raad van toezicht besluit bij meerderheid van het totaal door de gezamenlijk in functie zijnde leden van de raad uit te brengen stemmen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 24 lid 4, laatste volzin. Xxxxx lid brengt één stem uit.
4. Ieder lid van de raad van toezicht kan zich door een mede-lid doen vertegenwoordigen.
5. De raad van toezicht kan ook buiten vergadering besluiten, mits alle leden schriftelijk (waaronder mede begrepen e-mail) zijn geraadpleegd en geen van de leden zich tegen deze wijze van besluitvorming heeft verklaard.
6. Het fonds verstrekt desgevraagd aan de raad van toezicht tijdig alle inlichtingen en gegevens, die deze voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig heeft. De inlichtingen worden desgevraagd schriftelijk verstrekt.
7. De leden van de raad van toezicht verplichten zich door het aanvaarden van hun benoeming tot geheimhouding van al hetgeen hun in functie bekend is geworden voor zover zij het vertrouwelijke karakter van de betreffende informatie moeten begrijpen en voorts van alle aangelegenheden ten aanzien waarvan aan de raad van toezicht geheimhouding is opgelegd.
8. De raad van toezicht stelt na advies van het verantwoordingsorgaan een profielschets vast voor leden van de raad van toezicht.
9. Een lid van de raad van toezicht neemt niet deel aan de beraadslagingen en besluitvorming indien hij daarbij een direct of indirect persoonlijk belang heeft dat tegenstrijdig is met het belang van het fonds en de met haar verbonden organisatie. Wanneer de raad van toezicht hierdoor geen besluit kan nemen, bijvoorbeeld omdat niet voldaan kan worden aan het relevante quorum- of quotumvereiste, wordt het besluit alsnog genomen door de raad van toezicht onder schriftelijke vastlegging van de overwegingen die aan het besluit ten grondslag liggen.
Artikel 26
Reglement van de raad van toezicht
In aanvulling op het bepaalde in deze statuten en de toepasselijke wet- en regelgeving zijn bepalingen omtrent de raad van toezicht vastgelegd in het reglement van de raad van toezicht van het fonds.
HOOFDSTUK VI: ALGEMEEN DIRECTEUR EN SLEUTELFUNCTIES
Artikel 27
1. Er is een algemeen directeur. De algemeen directeur kan geen lid zijn van het bestuur.
2. Het bestuur is bevoegd één of meer van zijn bevoegdheden geheel of gedeeltelijk te delegeren aan de algemeen directeur.
3. De wijze van benoeming van de algemeen directeur, zijn taken en bevoegdheden en de wijze waarop verantwoording wordt afgelegd, worden door het bestuur geregeld in een door het bestuur vastgestelde schriftelijke instructie.
4. De algemeen directeur richt zich bij de vervulling van zijn taak naar de belangen van de bij het fonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en overige belanghebbenden en hij zorgt ervoor dat deze personen zich door hem op evenwichtige wijze vertegenwoordigd kunnen voelen.
5. De geschiktheid van de algemeen directeur dient naar het oordeel van DNB voldoende te zijn met het oog op de belangen van de bij het fonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en overige belanghebbenden.
6. De voornemens, de handelingen of de antecedenten van de algemeen directeur mogen DNB geen aanleiding geven tot het oordeel dat, met het oog op de belangen, bedoeld in het vierde lid, de betrouwbaarheid van algemeen directeur niet buiten twijfel staat.
7. Indien zich een wijziging voordoet van de antecedenten, bedoeld in het vorige lid, stelt het bestuur DNB daarvan onverwijld schriftelijk in kennis.
Artikel 28 Sleutelfuncties
1. Het fonds heeft de risicobeheerfunctie, interne auditfunctie en actuariële functie als bedoeld in artikel 143a van de Pensioenwet (hierna: sleutelfuncties) ingericht.
2. Het bestuur stelt een beleidsdocument over elke sleutelfunctie vast, waarin in ieder geval bepalingen worden opgenomen om de onafhankelijkheid van de houders van de sleutelfuncties te waarborgen.
HOOFDSTUK VII: GESCHILLENREGELINGEN
Artikel 29
Geschillenregeling inzake goedkeuringsrechten raad van toezicht
1. Het fonds kent een regeling voor geschillen over goedkeuring van besluiten door de raad van toezicht.
2. Indien het onthouden of het ontbreken van een goedkeuring door de raad van toezicht van een voorgenomen bestuursbesluit als bedoeld in artikel 22 lid 9 voorkomt en de raad van toezicht van mening is dat het bestuur niet aannemelijk heeft kunnen maken dat het bestuursbesluit is
genomen in het belang van de deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden en pensioengerechtigden dan wel voortvloeit uit een aanwijzing van de toezichthouder, een last onder dwangsom of rechtstreeks voortvloeit uit een wettelijk voorschrift, dan roept de raad van toezicht op tot een gezamenlijke vergadering van het bestuur en de raad van toezicht ter bespreking van deze kwestie.
3 Indien in of na een bespreking als bedoeld in het vorige lid geen oplossing voor de kwestie is of wordt bereikt, kan ieder lid van het bestuur of van de raad van toezicht een geschillencommissie verzoeken een niet bindend advies uit te brengen.
4. De geschillencommissie bestaat uit drie leden. De raad van toezicht en het bestuur benoemen elk één lid. Het derde lid wordt benoemd door de in de vorige volzin bedoelde leden, dit lid is tevens voorzitter van de geschillencommissie.
5. Indien het bestuur het niet bindend advies van de geschillencommissie niet opvolgt, kan de raad van toezicht met inachtneming van de procedure zoals vastgelegd in het reglement van de raad van toezicht één of meer bestuurders schorsen of ontslaan wegens disfunctioneren.
Artikel 30
Klachten- en geschillenprocedure belanghebbenden
Het bestuur draagt zorg voor een klachten- en geschillenprocedure die voor belanghebbendeneenvoudig toegankelijk is. Een belanghebbende kan na het doorlopen van de klachten- en geschillenprocedure het fondsbesluit ter beoordeling voorleggen aan de Ombudsman Pensioenen.
HOOFDSTUK VIII: OVERIGE BEPALINGEN
Artikel 31 Beleggingen
1. Het beleggingsbeleid van het fonds is in overeenstemming met de prudent-person-regel en gebaseerd op de voorgeschreven bepaling in artikel 135 lid 1 tot en met 3 van de Pensioenwet. Het fonds stelt het beleggingsbeleid vast in de verklaring inzake beleggingsbeginselen die is opgenomen in de actuariële en bedrijfstechnische nota.
2. Het fonds vermeldt in zijn jaarverslag op welke wijze in het beleggingsbeleid rekening wordt gehouden met milieu en klimaat, mensenrechten en sociale verhoudingen en governance.
3. Ter zake van de bewaring van de bezittingen van het fonds zorgt het bestuur voor de nodige waarborgen ter voorkoming van vermogensschade.
4. Het fonds draagt er zorg voor dat met inachtneming van het bepaalde in artikel 4 lid 3 van deze statuten de bezittingen van het fonds, tezamen met de te verwachten inkomsten, toereikend zijn ter dekking van de uit de statuten en (het) reglement(en) voortvloeiende pensioenverplichtingen.
5. Het fonds draagt er zorg voor dat de aanspraken die de deelnemers bij beëindiging van de deelname aan het reglement kunnen ontlenen in elk geval steeds aan het einde van ieder
kalenderjaar dan wel, indien dat eerder is, bij beëindiging van de deelneming, volledig zijn gefinancierd.
Artikel 32 Actuaris
1. Het bestuur besluit omtrent de opdrachtverlening aan de adviserend en de certificerend actuaris.
2. De adviserend actuaris heeft tot taak het bestuur in financiële en actuarieel-technische aangelegenheden te adviseren. De certificerend actuaris brengt jaarlijks een actuarieel verslag uit aan het bestuur en is verantwoordelijk voor de actuariële controle van de jaarverslaglegging. De certificerend actuaris geeft een verklaring af over de juistheid van de op de balans en de rekening van baten en lasten voorkomende actuariële posten en het actuarieel verslag.
3. De adviserende en de certificerend actuaris zijn gerechtigd tot inzage van alle boeken en bescheiden van het fonds, waarvan inzage voor de juiste vervulling van hun taak noodzakelijk is. Het is hen verboden, hetgeen hen met betrekking tot het fonds, de aangesloten werkgevers en de deelnemers blijkt of medegedeeld wordt, verder bekend te maken dan hun opdracht met zich brengt.
4. De adviserende en de certificerend actuaris zijn verplicht desgevraagd aan DNB inzicht te bieden in hun werkzaamheden als bedoeld in het tweede lid alsmede haar alle overige inlichtingen te verstrekken die redelijkerwijze geacht kunnen worden nodig te zijn voor de vervulling van de aan hen bij of krachtens de Pensioenwet opgelegde taak.
5. Het bestuur beoordeelt ten minste eenmaal per vier jaar het functioneren van de actuarissen als bedoeld in het eerste lid. De uitkomsten van deze beoordeling bespreekt het bestuur met de actuaris. Ook stelt het bestuur de raad van toezicht en het verantwoordingsorgaan op de hoogte.
Artikel 33 Accountant
1. Door het bestuur wordt een accountant benoemd die tot taak heeft de balans, de rekening van lasten en baten en het verslag bedoeld in artikel 35 te controleren.
2. De accountant is gerechtigd tot inzage van alle boeken en bescheiden van het fonds. De waarden van het fonds moeten hem desverlangd worden getoond.
3. De accountant is verplicht desgevraagd aan DNB inzicht te bieden in zijn controlewerkzaamheden als bedoeld in het eerste lid alsmede haar alle overige inlichtingen te verstrekken die redelijkerwijze geacht kunnen worden nodig te zijn voor de vervulling van de haar bij of krachtens de Pensioenwet opgelegde taak.
4. Het bestuur beoordeelt ten minste eenmaal per vier jaar het functioneren van de accountant. De uitkomsten van deze beoordeling bespreekt het bestuur met de accountant. Ook stelt het bestuur de raad van toezicht en het verantwoordingsorgaan op de hoogte.
Artikel 34 Boekjaar
Het boekjaar van het fonds loopt van één januari tot en met éénendertig december.
Artikel 35 Informatieverplichting DNB
1. Het bestuur legt aan DNB jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar een van een verklaring omtrent de getrouwheid voorziene, door een accountant ondertekende jaarrekening, een bestuursverslag en overige gegevens over het verstreken boekjaar over, waarin een volledig beeld van de financiële toestand van het fonds wordt gegeven en waaruit ten genoegen van DNB blijkt dat wordt voldaan aan het bepaalde bij en krachtens de Pensioenwet en de Code Pensioenfondsen en dat de belangen van de bij het fonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en overige belanghebbenden voldoende gewaarborgd geacht kunnen worden.
2. Ten blijke van de vaststelling van de jaarrekening en het bestuursverslag worden deze ondertekend door de voorzitter en de secretaris.
3. Het bestuur draagt er zorg voor dat van de inhoud van het in het eerste lid genoemde jaarverslag- eventueel in beknopte vorm- kennis kan worden genomen door de deelnemers en de aangesloten werkgevers.
4. Het bestuur legt aan DNB jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar een actuarieel verslag betreffende het fonds over, voorzien van de verklaring van de actuaris.
Artikel 36
Wijziging van de statuten of de reglementen
1. De statuten en de reglementen kunnen worden gewijzigd bij een besluit van het bestuur.
2. Een wijziging van de reglementen treedt in werking op een door het bestuur bepaald tijdstip.
3. Een wijziging in de statuten wordt in een notariële akte neergelegd en treedt in werking met het passeren van de notariële akte.
Artikel 37
Wijziging of vermindering van pensioenaanspraken en ingegane pensioenen
1. De ten laste van het fonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten, of eventuele andere uitkeringen kunnen door het fonds worden gewijzigd of verminderd. Het fonds is uitsluitend bevoegd tot vermindering van de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten indien:
a. het fonds niet voldoet aan het minimaal vereist eigen vermogen of het vereist eigen vermogen;
b. het fonds niet in staat is binnen een redelijke termijn te voldoen aan het minimaal vereist eigen vermogen of vereist eigen vermogen zonder dat de belangen van deelnemers,
gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden of de werkgevers onevenredig worden geschaad; en
c. alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet zoals uitgewerkt in het herstelplan.
2. Indien de aanspraken van een (gewezen) deelnemer, andere aanspraakgerechtigde en pensioengerechtigde ingevolge het vorige lid worden verminderd, zal deze vermindering worden bepaald naar evenredigheid van de hoogte van hun pensioenaanspraken en/of pensioenrechten ten tijde van de vermindering. Het bestuur is bevoegd naar soort bepaalde aanspraken op pensioen of naar soort bepaalde ingegane pensioenen geheel of ten dele van deze vermindering uit te zonderen.
3. Het fonds informeert de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en de werkgevers schriftelijk over het besluit tot vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten.
4. De vermindering kan op zijn vroegst een maand nadat de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, werkgevers en DNB hierover geïnformeerd zijn, worden gerealiseerd.
Artikel 38
Overeenkomsten met andere pensioenfondsen
1. Het bestuur is bevoegd met andere pensioenfondsen overeenkomsten te sluiten, die ten doel hebben om bij overgang van alle deelnemers of een bepaalde groep van deelnemers van het andere pensioenfonds naar dit fonds:
a. de verplichtingen van het andere pensioenfonds jegens deze deelnemers, de gewezen deelnemers en pensioengerechtigden, die behoord hebben tot dezelfde groep deelnemers als die overgaat, en de overige belanghebbenden, geheel of gedeeltelijk over te nemen, of
b. aan deze deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden, die behoord hebben tot dezelfde groep deelnemers als die overgaat, en de overige belanghebbenden aanspraken op pensioen te verlenen over perioden vóór de overgang naar het fonds volgens de reglementen van het fonds.
Eén en ander met in achtneming van het goedkeuringsrecht van de raad van toezicht als bedoeld in artikel 21 lid 9 en het adviesrecht van het verantwoordingsorgaan als bedoeld in artikel 20 lid 1 van deze statuten.
2. Het bestuur is tevens bevoegd met andere pensioenfondsen overeenkomsten te sluiten, die ten doel hebben om bij overgang van alle deelnemers of een bepaalde groep van deelnemers naar het andere pensioenfonds:
a. de verplichtingen van het fonds jegens deze deelnemers, de gewezen deelnemers en pensioengerechtigden, die behoord hebben tot dezelfde groep deelnemers als die overgaat, en de overige belanghebbenden geheel of gedeeltelijk over te dragen, of
b. de aanspraken op pensioen van deze deelnemers, van de gewezen deelnemers en pensioengerechtigden, die behoord hebben tot dezelfde groep deelnemers als die
overgaat, en de overige belanghebbenden om te zetten in aanspraken op pensioen over perioden van deelneming in het fonds volgens de pensioenreglementen van het andere pensioenfonds.
Eén en ander met in achtneming van het goedkeuringsrecht van de raad van toezicht als bedoeld in artikel 21 lid 9 en het adviesrecht van het verantwoordingsorgaan als bedoeld in artikel 20 lid 1 van deze statuten.
3. Het bestuur kan in verband met het in de vorige leden van dit artikel bepaalde ten aanzien van de betrokken deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en de overige belanghebbenden van de bepalingen van de statuten of de reglementen afwijken, mits niet ten nadele van de gezamenlijke rechthebbenden.
4. Het bestuur is ook bevoegd overeenkomsten aan te gaan met andere bedrijfstakpensioenfondsen, ten doel hebbende, dat aan degenen, die zowel tegenover het fonds als tegenover één of meer van die andere bedrijfstakpensioenfondsen recht hebben op uitbetaling van pensioen, de uitbetaling van de pensioentermijn, waarop zij tegenover ieder van die bedrijfstakpensioenfondsen recht hebben, zal plaats hebben door bemiddeling van het fonds of één van die andere bedrijfstakpensioenfondsen.
Artikel 39
Ontbinding en vereffening van het fonds
1. Het fonds kan worden ontbonden bij een besluit van het bestuur, na goedkeuring van de raad van toezicht als bedoeld in artikel 21 lid 9 en na advies van het verantwoordingsorgaan als bedoeld in artikel 20 lid 1 van deze statuten. Een besluit tot ontbinding van het fonds kan slechts genomen worden in een uitdrukkelijk daartoe bijeengeroepen vergadering.
2. Het fonds blijft na haar ontbinding voortbestaan voor zover dit tot vereffening van haar vermogen nodig is. Tenzij het bestuur een andere vereffenaar benoemt, geschiedt de vereffening door het bestuur, dat in dat geval aanblijft tot de vereffening is geëindigd.
3. Bij ontbinding van het fonds worden aan de deelnemers, hun echtgenoten, gewezen echtgenoten en kinderen premievrije aanspraken op uitgesteld pensioen toegekend, berekend alsof bij voortbestaan van het fonds hun deelneming op de datum van ontbinding van het fonds was beëindigd.
4. Het bestuur wendt een eventueel overschot zoveel mogelijk aan in overeenstemming met het doel van het fonds. Bij een eventueel tekort worden de ten tijde van de vereffening bestaande pensioenaanspraken van alle deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en overige belanghebbenden verminderd op overeenkomstige wijze als bepaald in artikel 37.
5. Indien het bestuur besluit, dat het fonds zich niet langer met de verlening van uitkeringen zal belasten, worden, tenzij het bepaalde in artikel 38, tweede lid, toepassing vindt, door het bestuur pensioenverzekeringen aangegaan bij één of meer pensioenuitvoerder(s). De aanspraken, die de deelnemers en gewezen deelnemers of overige belanghebbenden aan deze pensioenverzekeringen kunnen ontlenen, zullen naar aard en omvang zoveel mogelijk gelijk zijn aan de aanspraken, die zij jegens het fonds hebben. Van de gesloten pensioenverzekeringen
moeten bewijsstukken aan de rechthebbenden worden afgegeven, waarin dezen onherroepelijk als begunstigden worden aangewezen, waarin overdracht, verpanding of belening van de verzekerde aanspraken wordt uitgesloten en waarin de mogelijkheid tot afkoop van de verzekerde aanspraken niet ruimer mag zijn geregeld dan in het reglement van het fonds. Zodra de pensioenverzekeringen gesloten zijn, zullen de aanspraken jegens de pensioenuitvoerder in de plaats treden van de aanspraken jegens het fonds.
Artikel 40 Inwerkingtreding
Deze statuten zijn in werking getreden op zestien oktober negentienhonderd drieënzestig en zijn laatstelijk gewijzigd met ingang van dertien oktober tweeduizend eenentwintig.
Artikel 41 Overgangsbepaling
1. Het bepaalde in artikel 9 lid 1 ten aanzien van het maximaal aantal herbenoemingen geldt voor degenen die reeds als bestuurder in functie waren op zeventien december tweeduizend vijftien, uitsluitend vanaf zeventien december tweeduizend vijftien. Dit artikel vervalt zodra geen bestuursleden meer in functie zijn die reeds op zeventien december tweeduizend vijftien in functie waren.
2. Het bepaalde in artikel 18 lid 1 ten aanzien van de benoemingstermijn en het maximaal aantal herbenoemingen geldt uitsluitend voor de leden van het verantwoordingsorgaan die na dertien oktober tweeduizend eenentwintig voor de eerste keer benoemd worden.