PENSIOENREGLEMENT 2016
PENSIOENREGLEMENT 2016
VAN PENSIOENSTICHTING TRANSPORT
Vastgesteld in de bestuursvergadering van 7 december 2016
INHOUDSOPGAVE
Artikel 1. Toepassingsgebied 3
Artikel 2. Begripsbepalingen 3
Artikel 4. Voortzetting tijdens arbeidsongeschiktheid 5
Artikel 5. Einde van het deelnemerschap 7
Artikel 6. Premievrije aanspraak bij beëindiging van het deelnemerschap 7
Artikel 7. Informatieverplichtingen van aanspraak- en pensioengerechtigden aan de stichting 8
Artikel 8. Informatieverplichtingen van de stichting 8
Artikel 9. Aanspraken op pensioen 9
Artikel 10. Pensioengevend salaris 9
Artikel 12. Pensioengrondslag 10
Artikel 13. Ouderdomspensioen 10
Artikel 14. Partnerpensioen 12
Artikel 15. Bijzonder partnerpensioen 12
Artikel 16. Uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen 13
Artikel 17. Uitruil partnerpensioen voor ouderdomspensioen 14
Artikel 18. Half en vol wezenpensioen 15
Artikel 19. Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 00
Artikel 21. Wijziging pensioenovereenkomst 18
Artikel 22. Pensioenaanspraken wegens onbetaald verlof 18
Artikel 23. Uitbetaling van de pensioenen 18
Artikel 24. Korting op partnerpensioen wegens groot leeftijdsverschil 19
Artikel 25. Afkoop van kleine pensioenen en premievrije aanspraken 19
Artikel 26. Voorwaardelijke toeslagen 20
Artikel 27. Waardeoverdracht 20
Artikel 28. Verevening van pensioen bij scheiding 21
Artikel 29. Afwijkende regeling 21
Artikel 30. Onvoorziene gevallen en klachten- en geschillenbeslechting 22
Artikel 31. Maximum pensioenen 22
Artikel 32. Overdracht, in pandgeving en volmacht tot invordering van pensioen(aanspraken) 23
Artikel 33. Overgangsbepalingen uit hoofde van Pensioenreglement 2002 23
Artikel 34. Xxxxxxxxxxxxxxxxxxx 00
Artikel 35. Behoud van aanspraken 24
Artikel 36. Inwerkingtreding 24
Aanhangsel bij het pensioenreglement (Bestellers DHL Parcel (e-commerce) B.V.) 25
Bijlage 1 Aangesloten ondernemingen 26
Bijlage 2 Reglement voor arbeidsongeschiktheidspensioen 27
Bijlage 3 Aanspraken bij arbeidsongeschiktheid 33
Addendum Aanvulling pensioengrondslag in verband met VPL 34
A. Algemeen deel
Artikel 1. Toepassingsgebied
Dit reglement is van toepassing op de in de bijlage 1 vermelde ondernemingen alsmede op de in dit reglement bedoelde deelnemers in dienst van deze ondernemingen of voor wie de deelneming is gehandhaafd op grond van artikel 4 of 5.
Artikel 2. Begripsbepalingen
In dit pensioenreglement 2016 wordt verstaan onder:
a. | werkgever: | een aangesloten onderneming als vermeld in bijlage 1 bij dit pensioenreglement 2016; |
b. | werknemer: | de persoon met een arbeidsovereenkomst met een in bijlage 1 vermelde werkgever; |
c. | stichting: | de stichting “Pensioenstichting Transport”, gevestigd te Utrecht; |
d. | bestuur: | het bestuur van de stichting; |
x. | xxxxxxxxx: | de persoon als omschreven in artikel 3 en 4; |
x. | xxxxxxxxxx deelnemer: | de werknemer, jonger dan 21 jaar, als omschreven in artikel 3 lid 2; |
g. | gewezen deelnemer: | de deelnemer van wie het deelnemerschap is beëindigd, als bedoeld in artikel 6 en die nog aanspraak op pensioen jegens de stichting heeft; |
x. | xxxxxxxxxxxxxxxxxxx: | persoon voor wie op grond van dit pensioenreglement het pensioen is ingegaan; |
i. | gepensioneerde: | degene die ingevolge dit reglement ouderdomspensioen ontvangt |
j. | de partner: | 1. de man of vrouw met wie de deelnemer of gewezen deelnemer of gepensioneerde vóór de datum waarop het pensioen ingaat dan wel de eerdere ingangsdatum van het ouderdomspensioen is gehuwd; 2. de man of vrouw die als partner van de deelnemer of gewezen deelnemer of gepensioneerde vóór de datum waarop het pensioen ingaat dan wel de eerdere ingangsdatum van het ouderdomspensioen is geregistreerd in de registers van de burgerlijke stand op grond van artikel 1:80a BW; 3. de man of vrouw met wie de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde gedurende tenminste een half jaar blijkens de bevolkingsregisters van de burgerlijke stand aantoonbaar onafgebroken een gezamenlijke huishouding voert op hetzelfde adres, mits: - de partners een wederzijdse zorgverplichting zijn aangegaan, vastgelegd in een notarieel samenlevingscontract; - de partners niet zijn gehuwd en geen geregistreerd partnerschap zijn aangegaan; - er sprake is van een relatie tussen twee personen die geen bloed- of aanverwanten in de rechte lijn of in de tweede graad van de zijlijn van afstamming van elkaar zijn; - vóór de datum waarop het pensioen ingaat of de eerdere datum waarop het partnerpensioen ingaat aan alle |
bovengenoemde voorwaarden is voldaan en de (gewezen) deelnemer zijn partner schriftelijk heeft aangemeld bij het Pensioenfonds.
In het geval er op enig moment gelijktijdig sprake is van meerdere partners, beslist het bestuur welke partner als begunstigde van het partnerpensioen zal worden aangemerkt;
x. de gewezen partner: 1. de man of vrouw van wie het huwelijk met de deelnemer of
gewezen deelnemer of gepensioneerde is geëindigd door echtscheiding of door ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed;
2. de man of vrouw van wie het geregistreerde partnerschap met de deelnemer of gewezen deelnemer of gepensioneerde anders dan door dood, vermissing of omzetting van een geregistreerd partnerschap in een huwelijk is geëindigd op verzoek van één van de partners;
3. de man of vrouw als bedoeld in dit artikel onderdeel j sub 3, die niet langer voldoet aan de daar gestelde voorwaarden.;
l. scheidingsdatum: 1. in geval van echtscheiding en beëindiging van het geregistreerd
partnerschap: de datum van inschrijving van de beschikking in de registers van de burgerlijke stand;
2. in geval van scheiding van tafel en bed: de datum van inschrijving van de beschikking in het huwelijksgoederenregister;
3. de datum waarop de gezamenlijke huishouding als bedoeld in dit artikel onderdeel j, sub 3 met inachtneming van artikel 15 lid 5 en 6 is beëindigd;
x. xxxxxxxxx partner: partner van de overleden deelnemer of gewezen deelnemer of
gepensioneerde;
n. kind: 1. het kind, dat tot de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde – mits geboren voor de pensioenrichtleeftijd dan wel de eerdere ingangsdatum van het ouderdomspensioen - in een familierechtelijke betrekking staat, ongehuwd is en geen geregistreerd partnerschap is aangegaan;
2. het stief- en pleegkind van de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde – mits geboren voor de pensioenrichtleeftijd dan wel de eerdere ingangsdatum van het ouderdomspensioen - , dat ongehuwd is en geen geregistreerd partnerschap is aangegaan en dat ten tijde van het overlijden door de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde als een eigen kind werd onderhouden en opgevoed;
o. Pensioenrichtleeftijd: de datum waarop de (gewezen) deelnemer de leeftijd van 67 jaar
bereikt;
p. ingangsdatum de eerste dag van de maand waarin het ouderdomspensioen ouderdomspensioen: van de deelnemer of gewezen deelnemer daadwerkelijk ingaat;
q. arbeidsongeschiktheid: de situatie waarin de deelnemer verkeert die recht heeft op een
(gedeeltelijke) WIA-uitkering;
r. WIA: Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen;
s. IVA: Regeling Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten;
t. WGA: Regeling Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten;
u. AOW: Algemene ouderdomswet;
v. AOW-gerechtigde leeftijd: de pensioengerechtigde leeftijd als bedoeld in artikel 7a, eerste lid van de AOW;
w. x. | website: scheiding: | de website van de stichting met als adres xxxx://xxx.xxxxxxxxxxx.xx; scheiding in de zin van artikel 1 van de Pensioenwet; |
y. | deelnemersjaren: | de jaren gedurende welke een deelnemer aan de in pensioenreglement 2016 neergelegde pensioenregeling heeft deelgenomen. Onder jaar wordt verstaan een tijdvak van 12 achtereenvolgende maanden, te rekenen vanaf de aanvang van het deelnemerschap. Gedeelten van jaren worden op volle maanden naar boven afgerond en tellen naar evenredigheid mee voor de vaststelling van het pensioen. |
z. | PW: | Pensioenwet |
Artikel 3. Deelnemerschap
1. Deelnemer in de zin van dit reglement is de werknemer van 21 jaar of ouder, die geboren is na 31 december 1949 en die in dienst is van een onderneming, vermeld in bijlage 1. Het deelnemerschap begint op de eerste dag van de maand waarin de in de vorige volzin genoemde leeftijd wordt bereikt of op een latere datum van indiensttreding, doch niet eerder dan 1 januari 2016.
2. De werknemer die op het moment van indiensttreding jonger is dan 21 jaar, wordt als voorlopige deelnemer aangemerkt. De voorlopige deelnemer verwerft dezelfde aanspraken als in artikel 14 lid 1 sub a op partnerpensioen en/of als in artikel 18 lid 1 op wezenpensioen als ware hij deelnemer vanaf de 21-jarige leeftijd tot de eerste van de maand waarin de pensioenrichtleeftijd wordt bereikt. De hoogte van het partner- en/of wezenpensioen wordt gebaseerd op de pensioengrondslag in het kalenderjaar van overlijden.
3. Perioden, waarin de arbeidsduur lager is dan de bij de werkgever geldende normale arbeidsduur, worden voor de berekening van de uitkeringen herleid tot deelnemersjaren met een normale arbeidsweek. Hiertoe wordt een periode waarin de arbeidsduur lager is dan de normale arbeidsduur, vermenigvuldigd met de breuk W/N, waarbij W het werkelijke aantal arbeidsuren per week aangeeft en N het normale aantal arbeidsuren per week. Bij herleiding van het aantal deelnemersjaren wordt tevens het pensioengevend salaris herleid naar het pensioengevend salaris op basis van de normale arbeidsduur door vermenigvuldiging met de breuk N/W. Onder werkelijke uren wordt verstaan het contractueel overeengekomen aantal arbeidsuren per week, vermeerderd met het aantal meeruren per week. Het totaal van de contractueel overeengekomen uren en meeruren mag niet meer bedragen dan het normale aantal arbeidsuren per week.
4. Indien een deelnemer door of vanuit zijn werkgever wordt gedetacheerd naar een ander land om daar te werken doch deze werknemer onderworpen blijft aan de wetgeving van de lidstaat van oorsprong, kan de deelnemer tijdens de detachering blijven deelnemen aan de onderhavige pensioenregeling. Voorwaarde is dat dit volgens de (dan geldende) wet- en regelgeving is toegestaan en dat de voor deze deelnemer verschuldigde premie wordt voldaan door diens Nederlandse werkgever.
Artikel 4. Voortzetting tijdens arbeidsongeschiktheid
1. Degene die tijdens het deelnemerschap, arbeidsongeschikt is geworden, heeft ter zake van die arbeidsongeschiktheid en met inachtneming van het bepaalde in dit artikel, recht op gehele of gedeeltelijke voortzetting van het deelnemerschap in de pensioenregeling nadat het deelnemerschap is geëindigd door beëindiging van de arbeidsovereenkomst. De voortzetting
eindigt indien de deelnemer niet langer arbeidsongeschikt is, doch uiterlijk op de pensioenrichtleeftijd. De te betalen premie komt gedurende deze periode, ten laste van de stichting. Voortgezette deelneming geschiedt op basis van dit pensioenreglement 2016 en de wijzigingen die daarna in dit reglement worden aangebracht.
2. Gedurende de periode waarin de deelnemer geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt is, wordt de verwerving van de pensioenaanspraken voortgezet op basis van het aantal arbeidsuren zoals die tussen de werkgever en de (gewezen) deelnemer was overeengekomen onmiddellijk voorafgaand aan de aanvang van de ziekte.
De mate van voortzetting is afhankelijk van de mate van arbeidsongeschiktheid en wordt vastgesteld volgens de onderstaande tabel:
Mate van arbeidsongeschiktheid: Xxxx xxx xxxxxxxxxxxx:
0% tot 35% 0%
35% tot 45% 15%
45% tot 65% 30%
65% tot 80% 60%
80% of meer 100%
3. Voor de deelnemer die al arbeidsongeschikt was bij aanvang van het deelnemerschap wordt de mate van voortzetting bepaald door eerst de mate van voortzetting volgens bovengenoemde tabel vast te stellen en deze vervolgens te verminderen met de mate van voortzetting vastgesteld volgens die zelfde tabel op basis van zijn arbeidongeschiktheid bij aanvang van het deelnemerschap.
4. Indien de voorlopige deelnemer, bedoeld in artikel 3, tweede lid, op zijn 21ste verjaardag arbeidsongeschikt en nog in dienst is van de werkgever, is met ingang van dat moment dit artikel eveneens van toepassing. Vanaf het moment dat de voorlopige deelnemer op grond van de eerste volzin de status verkrijgt of zou hebben verkregen van deelnemer worden voor hem pensioenaanspraken vastgesteld gelijk aan die van een deelnemer. Lid 3 is van overeenkomstige toepassing, waarbij voor deelnemer moet worden gelezen voorlopige deelnemer.
5. Artikel 3, derde lid, is van overeenkomstige toepassing op de deelnemer, als bedoeld in het eerste tot en met vijfde lid, die gedurende zijn arbeidsongeschiktheid minder dan het bij de werkgever geldende normale aantal arbeidsuren per week heeft gewerkt.
6. Als de mate van arbeidsongeschiktheid van de (voorlopige) deelnemer die nog een arbeidsovereenkomst heeft met de werkgever stijgt of daalt maar nog wel 35% of meer bedraagt, wordt het percentage waarvoor de pensioenverwerving doorloopt opnieuw vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in dit artikel.
Als de mate van arbeidsongeschiktheid van die deelnemer daalt tot minder dan 35% en het recht op een WIA-uitkering wordt beëindigd, komt de premie voor pensioenverwerving niet meer ten laste van de stichting.
7. Als de mate van arbeidsongeschiktheid van de deelnemer waarvan de arbeidsovereenkomst met de werkgever is geëindigd stijgt, wordt de mate van voortzetting niet gewijzigd. Als de mate van arbeidsongeschiktheid evenwel wordt verhoogd nadat deze eerder was verlaagd na het einde van de arbeidsovereenkomst, dan wijzigt de mate van voortzetting dienovereenkomstig, met dien verstande dat de mate van voortzetting niet meer is dan de mate van voortzetting bij einde van de arbeidsovereenkomst met de werkgever of de latere datum waarop de uitkering ingevolge de WIA is ingegaan.
Als de mate van arbeidsongeschiktheid van die deelnemer daalt, maar nog wel 35% of meer bedraagt, wordt de mate van voortzetting opnieuw vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in dit artikel. Bij een daling van de mate van arbeidsongeschiktheid wordt de hoogte van de verwerving van pensioenaanspraken opnieuw vastgesteld.
Als de mate van arbeidsongeschiktheid van deze deelnemer daalt tot minder dan 35% en het recht op een WIA-uitkering wordt beëindigd, komt de premie voor pensioenverwerving niet meer ten laste van de stichting en vervalt de verdere pensioenverwerving.
8. Als de mate van arbeidsongeschiktheid van de voorlopige deelnemer die geen arbeidsovereenkomst met de werkgever meer heeft stijgt, wordt de mate van voortzetting niet gewijzigd. Als de mate van arbeidsongeschiktheid evenwel wordt verhoogd nadat deze eerder was verlaagd na het einde van de arbeidsovereenkomst, dan wijzigt de mate van voortzetting dienovereenkomstig, met dien verstande dat de mate van voortzetting niet meer is dan de mate van voortzetting bij einde van de arbeidsovereenkomst met de werkgever of de latere datum waarop de uitkering ingevolge de WIA is ingegaan.
Als de mate van arbeidsongeschiktheid van die voorlopige deelnemer daalt maar nog wel 35% of meer bedraagt, wordt de mate van voortzetting vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in dit artikel en wordt ook de hoogte van de pensioenaanspraken opnieuw vastgesteld.
Als de mate van arbeidsongeschiktheid van die voorlopige deelnemer daalt tot minder dan 35% en het recht op een WIA-uitkering wordt beëindigd, komt de premie voor pensioenverwerving niet meer ten laste van de stichting en vervalt de aanspraak hierop.
9. Perioden waarin de arbeidsongeschiktheid met minder dan vier weken is onderbroken worden voor de toepassing van dit artikel samengeteld.
Artikel 5. Einde van het deelnemerschap
Het deelnemerschap eindigt
a. door overlijden van de deelnemer;
b. door beëindiging van de arbeidsovereenkomst met de werkgever anders dan door arbeidsongeschiktheid of niet gevolgd door een aansluitende indiensttreding bij een andere werkgever in de zin van artikel 1;
c. in geval van beëindiging van de aansluiting van een onderneming bij de stichting, als bedoeld in artikel 6 van de statuten;
d. door het bereiken van de ingangsdatum ouderdomspensioen door de deelnemer.
Artikel 6. Premievrije aanspraak bij beëindiging van het deelnemerschap
1. Indien het deelnemerschap eindigt anders dan wegens het bereiken van de ingangsdatum ouderdomspensioen of overlijden, verkrijgt de gewezen deelnemer een premievrije aanspraak op ouderdomspensioen, partnerpensioen ten behoeve van de partner en wezenpensioen ten behoeve van de kinderen.
2. Het premievrij ouderdomspensioen wordt vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in artikel
13. Het premievrij partnerpensioen wordt vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in artikel 14. Het premievrij wezenpensioen wordt vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in artikel 18. Bij de vaststelling van het premievrije partnerpensioen en wezenpensioen wordt slechts rekening gehouden met het werkelijke aantal deelnemersjaren, inclusief de deelnemersjaren verworven conform artikel 27 lid 2.
3. Het bepaalde in de voorgaande leden is niet van toepassing op de pensioenaanspraken van voorlopige deelnemers. Deze aanspraken vervallen bij beëindiging van het voorlopig deelnemerschap.
4. Na beëindiging van het voorlopige deelnemerschap van een voorlopige deelnemer door beëindiging van de arbeidsovereenkomst met de werkgever wordt, in afwijking van lid 3, voor de voorlopige deelnemer met een partner de aanspraak op partnerpensioen op risicobasis voortgezet. Dit geldt uitsluitend indien deze voorlopige deelnemer aansluitend op de
beëindiging van de arbeidsovereenkomst recht op een uitkering uit hoofde van de Werkloosheidswet dan wel een uitkering uit hoofde van werkloosheid van zijn woonland heeft.
De hoogte van dit partnerpensioen op risicobasis wordt vastgesteld conform het bepaalde in artikel 14, waarbij de hoogte van dit partnerpensioen gebaseerd is op de deelnemersjaren die de voorlopige deelnemer bij de werkgever heeft doorgebracht tot het moment van beëindiging van het deelnemerschap.
Artikel 7. Informatieverplichtingen van aanspraak- en pensioengerechtigden aan de stichting
1. Degene, die aan dit pensioenreglement aanspraak of recht op pensioen ontleent, is verplicht de stichting alle gegevens te verstrekken, die deze nodig acht. Onder meer is diegene gehouden alle inlichtingen en gegevens te verstrekken, welke de stichting voor een goede uitvoering van het pensioenreglement of voor een juiste uitbetaling van de pensioenen nodig heeft. In de door het pensioenfonds aan de deelnemer verstrekte informatie over de pensioenregeling in de zin van artikel 21 lid 1 van de Pensioenwet, is opgenomen welke informatie de hiervoor genoemde aanspraakgerechtigde dient te verstrekken. Degene die recht heeft op een arbeidsongeschiktheidspensioen en/of voorzetting tijdens arbeidsongeschiktheid conform artikel 4 ingevolge dit pensioenreglement 2016 is verplicht
- de stichting opgave te verstrekken van de inkomsten die hij tijdens de duur van het arbeidsongeschiktheidspensioen uit arbeid heeft verkregen;
- de stichting terstond mededeling te doen van de herziening of intrekking van de uitkering ingevolge de WIA.
2. Indien in de verstrekte gegevens een wijziging komt, is degene als bedoeld in lid 1 eveneens gehouden daarvan onmiddellijk opgave te doen aan de stichting.
3. Indien de stichting kosten maakt in verband met werkzaamheden die voortvloeien uit het feit dat de (voorlopige) deelnemer, gewezen deelnemer, gepensioneerde of gewezen partner verzuimd heeft de stichting omtrent een wijziging van adres te informeren, zal de stichting deze kosten bij de betrokkene in rekening brengen.
Artikel 8. Informatieverplichtingen van de stichting
1 Het bestuur van de stichting verstrekt aan iedere (voorlopige) deelnemer binnen drie maanden na de aanvang van zijn (voorlopige) deelnemerschap de informatie over de pensioenregeling in de zin van artikel 21 lid 1 van de Pensioenwet waarin ondermeer de pensioenregeling is uiteengezet, alsmede een exemplaar van het pensioenreglement.
2. Het bestuur van de stichting stelt de deelnemers aan de pensioenregeling zoals vastgelegd in dit pensioenreglement 2016 binnen 3 maanden na wijziging op de hoogte van wijzigingen in de pensioenregeling. Tevens stelt het bestuur alle belanghebbenden in staat desgewenst kennis te nemen van de geldende reglementen.
3. De stichting verstrekt de deelnemer jaarlijks een overzicht dat voldoet aan het bepaalde bij en krachtens artikel 38 PW. Op de website is nader uitgewerkt welke informatie de deelnemer ontvangt.
4. De stichting verstrekt de gewezen deelnemer bij het einde van het deelnemerschap en vervolgens eens in de vijf jaar een overzicht dat voldoet aan het bepaalde bij en krachtens artikel 39 en 40 PW. Op de website is nader uitgewerkt welke informatie de gewezen deelnemer ontvangt.
5. De stichting administreert de deelnemingsjaren als bedoeld in artikel 10ab van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 van de deelnemers. Indien de deelnemer of gewezen deelnemer hierom verzoekt, verstrekt de stichting binnen drie maanden een opgave van
- de perioden waarin de geadministreerde deelnemingsjaren zijn opgebouwd;
- de deeltijdfactor per geadministreerd deelnemingsjaar; en
- alle schriftelijke bescheiden die de perioden, voorafgaand aan een voor 1 januari 2005 gedane waardeoverdracht naar de stichting, kunnen staven die als deelnemingsjaren
kunnen worden aangemerkt.
De stichting kan aan de deelnemer of gewezen deelnemer een vergoeding vragen van de aan de opgave verbonden kosten.
6. De stichting verstrekt de (gewezen) deelnemer, de gewezen partner en de pensioengerechtigde op verzoek de informatie als bedoeld in artikel 46 PW. Op de website is nader uitgewerkt welke informatie deze pensioen- of aanspraakgerechtigde kan ontvangen. De stichting kan een vergoeding vragen van de aan de opgave verbonden kosten, voor zover dit bij en krachtens de Pensioenwet is toegestaan.
7. De stichting verstrekt degene die gewezen partner wordt als bedoeld in artikel 16 bij verwerving van de aanspraak op bijzonder partnerpensioen en vervolgens eens in de vijf jaar een overzicht dat voldoet aan het bepaalde bij en krachtens artikel 41 en 42 PW. Op de website is nader uitgewerkt welke informatie de gewezen partner ontvangt.
8. De stichting verstrekt degene die pensioengerechtigde wordt bij ingang van het pensioen en vervolgens jaarlijks een overzicht dat voldoet aan het bepaalde bij en krachtens artikel 43 en 44 PW. Op de website is nader uitgewerkt welke informatie de pensioengerechtigde ontvangt.
9. De stichting verstrekt een gewezen deelnemer, pensioengerechtigde of ex-partner die aanspraak heeft op bijzonder partnerpensioen binnen drie maanden na wijziging van het toeslagbeleid informatie over die wijziging.
10. De stichting verstrekt de informatie als bedoeld in dit artikel met inachtneming van de regels die daartoe bij en krachtens de PW zijn gesteld.
11. De stichting verstrekt de informatie als omschreven in de bovenstaande leden schriftelijk, tenzij de deelnemer of gewezen deelnemer, pensioengerechtigde of gewezen partner instemt met elektronische verstrekking.
12. In afwijking van het bepaalde in het vorige lid kan de stichting de informatie als bedoeld in de leden 3, 5 en 6 elektronisch verstrekken indien de verworven pensioenopbouw van de (gewezen) deelnemer minder bedraagt dan het bedrag als bedoeld in artikel 25, lid 1 tenzij de (gewezen) deelnemer hiertegen bezwaar maakt. Indien het adres voor elektronische verstrekking onjuist blijkt te zijn, wordt de informatie schriftelijk verstrekt.
13. Het bestuur informeert elk kwartaal schriftelijk het verantwoordingsorgaan wanneer er sprake is van een premieachterstand ter grootte van 5% van de totale door de stichting te ontvangen jaarpremie en tevens niet voldaan wordt aan de in de Pensioenwet geldende eisen inzake het minimaal vereist eigen vermogen. Tevens informeert het bestuur ieder kwartaal de ondernemingsraad van de aangesloten ondernemingen die nog premie aan de stichting verschuldigd is.
Artikel 9. Aanspraken op pensioen
1. Dit pensioenreglement betreft de uitvoering van een pensioenregeling op basis van een uitkeringsovereenkomst in de zin van artikel 1 van de Pensioenwet.
2. De deelnemer verwerft aanspraak op een ouderdoms-, partner-, half en vol wezenpensioen, alsmede op een eenmalige overlijdensuitkering en een arbeidsongeschiktheidspensioen.
Artikel 10. Pensioengevend salaris
1. Per de datum van aanvang van het deelnemerschap en vervolgens per 1 januari van ieder kalenderjaar wordt een pensioengevend salaris vastgesteld. Dit pensioengevend salaris is gelijk aan het door de werkgever met de werknemer overeengekomen vast loon verhoogd met de geldswaarde van vaste emolumenten, maar met uitsluiting van ondermeer bijzondere ontvangsten, zoals gratificaties, toeslag onregelmatige werktijden c.q. onregelmatigheidstoeslag
en eveneens met uitzondering van de maandelijkse compensatietoeslag in verband met de brutering van de overhevelingstoeslag. Salarisdalingen gedurende het kalenderjaar worden per direct doorgevoerd. Indien de betreffende deelnemer in enig jaar, minder dan het bij de werkgever geldende normale aantal arbeidsuren per week werkt, wordt voor dat jaar het pensioengevend salaris vermenigvuldigd met de formule N/W zoals verwoord in artikel 3 lid 3, om zo het pensioengevend salaris op basis van normale aantal arbeidsuren te bepalen.
Het maximaal in aanmerking te nemen pensioengevend salaris op basis van een volledige arbeidsduur (dus na toepassing van de formule N/W) bedraagt nooit meer dan het maximale pensioengevende loon in de zin van artikel 18ga van de Wet op de loonbelasting1964. Het maximum pensioengevend salaris is opgenomen in het bijlagereglement bij dit pensioenreglement 2016.
2. Voor de arbeidsongeschikte deelnemer, bedoeld in artikel 4, wordt, in afwijking van dit artikel, onder pensioengevend salaris verstaan het salaris op de laatste dag van loondoorbetaling in verband met ziekte door zijn werkgever. Zover de arbeidsongeschikte (gewezen)deelnemer recht heeft op een WIA-uitkering, wordt het pensioengevend salaris verhoogd met het percentage dat het pensioenfonds aan toeslagen toekent conform art. 26. Het maximaal in aanmerking te nemen pensioengevend salaris bedraagt nooit meer dan het maximum pensioengevende loon in de zin van artikel 18ga van de Wet op de loonbelasting1964.
Artikel 11. Franchise
1. Voor de toepassing van deze pensioenregeling wordt een franchise vastgesteld.
2. Voor de deelnemers in dienst bij een werkgever als vermeld onder A in bijlage 1 bij dit reglement, geldt een door het bestuur vastgestelde franchise. De franchise wordt vervolgens jaarlijks per 1 januari van elk kalenderjaar en in een voorkomend geval op enig ander moment door het bestuur aangepast. De franchise is opgenomen in het Bijlagereglement bij dit pensioenreglement 2016.
3. Voor de deelnemers in dienst bij een werkgever als vermeld onder B in bijlage 1 bij dit reglement, geldt als franchise, het bedrag dat het Bedrijfstakpensioenfonds voor het Beroepsvervoer over de Weg maximaal in aanmerking neemt als loon op jaarbasis voor de berekening van de pensioengrondslag, per 1 januari van ieder kalenderjaar. Dit maximum bedrag wordt jaarlijks per 1 januari van elk kalenderjaar aangepast. Het bedrag dat het Bedrijfstakpensioenfonds voor het Beroepsvervoer over de Weg maximaal in aanmerking neemt als loon op jaarbasis voor de berekening van de pensioengrondslag, per 1 januari van ieder kalenderjaar is opgenomen in het Bijlagereglement bij dit pensioenreglement 2016.
4. Het bedrag als bedoelt in lid 2 van dit artikel zal nimmer lager zijn dan 100/75de van het bruto- ouderdomspensioen, inclusief de vakantie-uitkering, waarop een gehuwde AOW-gerechtigde zelfstandig recht heeft ingevolge de AOW op 1 januari van het betreffende kalenderjaar.
Artikel 12. Pensioengrondslag
1. Voor iedere deelnemer wordt bij aanvang van het deelnemerschap en vervolgens jaarlijks op 1 januari een pensioengrondslag vastgesteld.
2. De pensioengrondslag is gelijk aan het pensioengevend salaris, verminderd met de franchise.
Artikel 13. Ouderdomspensioen
1. Het jaarlijks op te bouwen ouderdomspensioen bedraagt voor ieder deelnemersjaar 1,875% van de in het desbetreffende deelnemersjaar voor de deelnemer vastgestelde pensioengrondslag.
2. Het jaarlijks ouderdomspensioen gaat in op de pensioenrichtleeftijd en wordt uitgekeerd tot en met de laatste dag van de maand waarin de gepensioneerde overlijdt.
3. Op verzoek van de deelnemer kan het ouderdomspensioen op een eerder dan wel later tijdstip ingaan dan de pensioenrichtleeftijd, mits daarna sprake blijft van een pensioenregeling in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964 en wordt voldaan aan de hierna opgenomen voorwaarden.
Het pensioen gaat niet eerder in dan de eerste dag van de maand waarin de deelnemer de leeftijd van 55 jaar bereikt en niet later dan 5 jaar na ingang van de AOW uitkering. De deelnemer dient het in de eerste volzin omschreven verzoek tenminste zes maanden voor de gekozen ingangsdatum ouderdomspensioen respectievelijk uiterlijk op de pensioenrichtleeftijd schriftelijk aan de stichting kenbaar te maken. Het eerder in laten gaan van het ouderdomspensioen op een datum meer dan vijf jaar voorafgaand aan de AOW-gerechtigde leeftijd is slechts mogelijk indien de arbeidsovereenkomst van de deelnemer met enig werkgever wordt beëindigd. Voor de deelnemer wordt na de hiervoor bedoelde beëindiging per de gekozen ingangsdatum ouderdomspensioen conform artikel 6 van dit pensioenreglement 2016 een tijdsevenredig ouderdoms-, partner- en wezenpensioen vastgesteld. Uitstel van de ingangsdatum van het ouderdomspensioen na de pensioenrichtleeftijd is mogelijk, mits en zolang er sprake is van een onverminderde arbeidsovereenkomst met de werkgever, met dien verstande dat het pensioen eerder ingaat, indien het opgebouwde ouderdomspensioen na de AOW-gerechtigde leeftijd het maximum, zoals omschreven in artikel 31, bereikt en met dien verstande dat het ouderdomspensioen niet later in kan gaan dan op de datum gelegen vijf jaar na de AOW-gerechtigde leeftijd.
Indien de deelnemer het ouderdomspensioen in laat gaan voor of na het bereiken van de pensioenrichtleeftijd wordt het jaarlijks uit te keren ouderdomspensioen verlaagd respectievelijk verhoogd, waarbij van collectieve actuarieel gelijkwaardige en sekseneutrale kortings- of verhogingspercentages wordt uitgegaan, die door het bestuur, gehoord de actuaris worden vastgesteld voor een bepaalde periode. De hiervoor genoemde percentages en geldigheidsduur daarvan zijn opgenomen in het bijlagenreglementbij dit reglement.
3a. Op verzoek van de gewezen deelnemer die de datum gelegen vijf jaar voorafgaand aan de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt kan het ouderdomspensioen op een eerder tijdstip ingaan dan de pensioenrichtleeftijd. De gewezen deelnemer dient het in de eerste volzin omschreven verzoek tenminste zes maanden voor de gekozen ingangsdatum van het ouderdomspensioen schriftelijk aan de stichting kenbaar te maken. Indien de gewezen deelnemer het ouderdomspensioen in laat gaan voor het bereiken van de pensioenrichtleeftijd wordt het jaarlijks uit te keren ouderdomspensioen verlaagd, waarbij van collectief actuarieel gelijkwaardige en sekseneutrale kortingspercentages wordt uitgegaan, die door het bestuur, gehoord de actuaris worden vastgesteld voor een bepaalde periode. De hiervoor genoemde percentages en geldigheidsduur daarvan zijn opgenomen in het bijlagereglement bij dit pensioenreglement 2016.
3b. Met ingang van 1 januari 2017 kan, op verzoek van de (gewezen) deelnemer, die een aanspraak op ouderdomspensioen met pensioenrichtleeftijd 65 jaar heeft, het ouderdomspensioen op een later tijdstip ingaan, maar uiterlijk op de AOW-gerechtigde leeftijd. Het in de eerste volzin omschreven verzoek tot uitstel dient ten minste zes maanden voordat de gewezen deelnemer de pensioenrichtleeftijd van 65 jaar bereikt aan de stichting kenbaar te worden gemaakt. Indien de gewezen deelnemer het ouderdomspensioen in laat gaan na het bereiken van de pensioenrichtleeftijd van 65 jaar, wordt het jaarlijks uit te keren ouderdomspensioen verhoogd, waarbij van collectief actuarieel gelijkwaardige en sekseneutrale percentages wordt uitgegaan, die door het bestuur, gehoord de actuaris worden vastgesteld voor een bepaalde periode.
4. De deelnemer of gewezen deelnemer heeft het recht ervoor te kiezen om het ouderdomspensioen eerst hoger en later lager dan het reguliere ouderdomspensioen te laten zijn. Daarbij mag het lagere pensioen niet lager zijn dan 75% van het hogere pensioen. De hoogte en duur van de hogere uitkering worden door het bestuur vastgesteld, gehoord de
actuaris. De in de vorige volzin bedoelde hoogte van het pensioen wordt vastgesteld aan de hand van de in het bijlagereglement bij dit reglement opgenomen factoren. De (gewezen) deelnemer dient het in de eerste volzin omschreven verzoek tenminste zes maanden voor de gekozen ingangsdatum ouderdomspensioen schriftelijk aan de stichting kenbaar te maken. Op een eenmaal gemaakte keuze kan niet worden teruggekomen. De toepassing van dit lid heeft geen gevolgen voor de hoogte van de aanspraak op (bijzonder) partnerpensioen of wezenpensioen.
5. Op de opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen is gedurende het deelnemerschap artikel 26 lid 1 tot en met 4 van toepassing. De jaarlijkse toeslag is opgenomen in het bijlagereglement bij dit pensioenreglement 2016.
Artikel 14. Partnerpensioen
1. Het jaarlijkse partnerpensioen bedraagt:
a. 70% van het ouderdomspensioen als bedoeld in het eerste lid van artikel 13. Indien een deelnemer voor de ingangsdatum ouderdomspensioen is overleden, bedraagt het partnerpensioen 70% van een zodanig ouderdomspensioen waarop de deelnemer aanspraak zou hebben gehad, indien de deelneming tot de pensioenrichtleeftijd had voortgeduurd op basis van een ongewijzigde arbeidsduur en het op het tijdstip van overlijden van de deelnemer geldende pensioengevend salaris en de franchise tot de pensioenrichtleeftijd ongewijzigd zouden zijn gebleven;
b. voor de partner van een gewezen deelnemer 70% van de aanspraak op premievrij ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 6;
c. voor de partner van een gepensioneerde 70% van het ingegane ouderdomspensioen, behoudens voor zover de aanspraak op partnerpensioen is uitgeruild voor een extra aanspraak op ouderdomspensioen.
2. Op het uit te keren partnerpensioen wordt
- het bijzonder partnerpensioen als omschreven in artikel 15; en
- de korting op partnerpensioen wegens groot leeftijdsverschil als omschreven in artikel 24 in mindering gebracht.
3. Het partnerpensioen gaat in op de datum waarop de deelnemer of gewezen deelnemer of gepensioneerde overlijdt en wordt uitgekeerd tot en met de maand waarin de nagelaten partner overlijdt.
4. De nagelaten partner van een gepensioneerde ontvangt een uitkering ineens ter grootte van het laatstelijk vastgestelde maandelijkse ouderdomspensioen.
5. De partner als bedoeld in artikel 2, onderdeel j, sub 3 heeft geen aanspraak op partnerpensioen indien hij of zij niet door middel van een uittreksel van de gemeentelijke basisadministratie kan aantonen op het moment van overlijden van de deelnemer of gewezen deelnemer of gepensioneerde met deze deelnemer of gewezen deelnemer of gepensioneerde te hebben samengewoond. De voorgaande volzin is eveneens van toepassing indien de partner geen samenlevingsovereenkomst kan overleggen die voldoet aan de in artikel 2, onderdeel j, sub 3 gestelde eisen.
Artikel 15. Bijzonder partnerpensioen
1. In geval van scheiding behoudt de gewezen partner van een deelnemer of gewezen deelnemer of gepensioneerde met ingang van de scheidingsdatum een premievrije aanspraak op bijzonder partnerpensioen.
2. Het bijzonder partnerpensioen is gelijk aan het in artikel 14 berekende partnerpensioen met dien verstande dat voor de berekening van het ouderdomspensioen, waarvan het bijzonder partnerpensioen wordt afgeleid, slechts de deelnemersjaren meetellen die voor de scheidingsdatum zijn gelegen.
Indien er meer dan een huwelijk, geregistreerd partnerschap of gezamenlijke huishouding is geweest, vindt het vorenbedoelde dienovereenkomstig toepassing met dien verstande, dat op een bijzonder partnerpensioen ontleend aan het tweede of volgende huwelijk, geregistreerd partnerschap of gezamenlijke huishouding een bijzonder partnerpensioen ter zake van voorgaande huwelijken, geregistreerde partnerschappen of gezamenlijke huishoudingen in mindering wordt gebracht.
3. Indien bij een overlijden recht bestaat op een of meer bijzondere partnerpensioenen, wordt het partnerpensioen dat aan hetzelfde overlijden wordt ontleend met het totale bedrag van het bijzonder partnerpensioen blijvend verminderd.
4. De voorgaande leden vinden geen toepassing, indien de man en de vrouw bij huwelijkse voorwaarden, voorwaarden van een geregistreerd partnerschap of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding of scheiding van tafel en bed anders overeenkomen. De overeenkomst is slechts geldig indien aan de overeenkomst een verklaring van de stichting is gehecht, dat zij bereid is een uit de afwijking voortvloeiend pensioenrisico te dekken.
5. Het einde van de gezamenlijke huishouding moet zo spoedig mogelijk na het eindigen ervan worden gemeld door:
a. overlegging van een kopie van het aangetekende schrijven van een van de partners aan een notaris dan wel andere partner waarmee de gezamenlijke huishouding wordt beëindigd; of
b. door een gezamenlijke verklaring aan de stichting waarin beide partners verklaren dat de gezamenlijke huishouding is beëindigd.
6. Voor de toepassing van dit pensioenreglement 2016 wordt als einde van de gezamenlijke huishouding als bedoeld in artikel 2 onderdeel j, sub 3 aangemerkt de datum van aantekening van het aangetekende schrijven van een van de partners dan wel de dagtekening van de gezamenlijke verklaring van beide partners waarmee de beëindiging een feit is geworden. Indien naar het oordeel van de stichting geen eenduidigheid bestaat over de beëindigingdatum, wordt als beëindigingdatum aangehouden de datum waarop volgens het bevolkingsregister de inschrijving van de deelnemer en zijn gewezen partner op hetzelfde adres is geëindigd.
7. Artikel 14, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat hetgeen in lid 2 van dit artikel is opgenomen ook voor artikel 14 vierde lid geldt.
8. De gewezen partner met een recht op bijzonder partnerpensioen heeft het recht dit te vervreemden aan een eerdere of latere (gewezen) partner van de overleden deelnemer of gewezen deelnemer of gepensioneerde, onder de volgende voorwaarden:
a. de stichting is bereid een eventueel uit die overdracht voortvloeiende wijziging van het risico te dekken;
b. de vervreemding is onherroepelijk; en
c. de vervreemding is overeengekomen bij notariële akte.
Artikel 16. Uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen
1. Op de ingangsdatum van het ouderdomspensioen kan de deelnemer of gewezen deelnemer een gedeelte van zijn aanspraak op levenslang ouderdomspensioen uitruilen voor een verhoging van het partnerpensioen tot maximaal 70% van het niveau van de aldus verlaagde aanspraken op ouderdomspensioen.
2. Het deel van het ouderdomspensioen waarop de (gewezen) echtgenoot respectievelijk gewezen geregistreerde partner als bedoeld in artikel 28 van dit pensioenreglement 2016 recht op uitbetaling heeft in verband met toepassing van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding kan niet worden uitgeruild in partnerpensioen.
3. Indien de deelnemer of gewezen deelnemer besluit een deel van zijn aanspraak op ouderdomspensioen uit te ruilen vervalt dit deel van zijn aanspraak op ouderdomspensioen.
4. Uitruil van de aanspraak op ouderdomspensioen heeft geen invloed op de hoogte van het wezenpensioen.
5. Het in dit artikel bedoelde levenslange partnerpensioen gaat in en eindigt op het in artikel 14 lid 3 omschreven tijdstip.
6. Indien de in dit artikel omschreven uitruil is uitgevoerd en er nadien sprake is van scheiding, behoudt de gewezen partner aanspraak op het volgens dit artikel vastgestelde partnerpensioen. Indien bij scheiding gekozen wordt voor conversie als bedoeld in artikel 28 lid 5 zal het door uitruil verkregen partnerpensioen in de conversie worden betrokken.
7. Bij scheiding zullen betrokken partijen daarvan schriftelijk mededeling doen aan de stichting onder overlegging van de benodigde bewijsstukken.
8. Het verzoek voor uitruil van levenslang ouderdomspensioen in levenslang partnerpensioen dient zes maanden voor de ingangsdatum ouderdomspensioen schriftelijk kenbaar te worden gemaakt aan de stichting.
9. Een eenmaal gemaakte keuze voor uitruil is onherroepelijk en kan slechts eenmalig gedaan worden.
Artikel 16a. Deeltijdpensioen
1. Op verzoek van de deelnemer gaat het ouderdomspensioen op de ingangsdatum van het ouderdomspensioen gedeeltelijk in. Het dienstverband dient voor dit gedeelte aantoonbaar te zijn beëindigd. Voor het gedeelte van de arbeidsduur dat de deelnemer in dienst blijft van de werkgever, blijft hij deelnemer in de regeling en vindt de pensioenopbouw voor dit gedeelte plaats conform het pensioenreglement.
Een verzoek tot deeltijdpensioen dient uiterlijk drie maanden voor de ingangsdatum van het deeltijdpensioen bij de stichting te worden ingediend.
2. Deeltijdpensioen gaat niet eerder in dan na het bereiken van de 55-jarige leeftijd. De ingangsdatum kan niet later zijn dan de datum waarop het totale pensioen het fiscale maximum zoals vermeld in artikel 18a Wet op de Loonbelasting 1964 bereikt.
3. De gedeeltelijke ingang kan uitsluitend plaatsvinden in eenheden van 20%. Wanneer het pensioen gedeeltelijk is ingegaan, kan eenmaal per jaar voor een hoger percentage worden gekozen. Het aantal uren in de arbeidsovereenkomst van de deelnemer dient met hetzelfde percentage te worden verminderd als het percentage waarvoor de deelnemer gedeeltelijk met pensioen gaat.
4. Afhankelijk van de gekozen ingangsdatum wordt het deeltijdpensioen verlaagd of verhoogd. Dit gebeurt op dezelfde wijze als bij vervroeging en uitstel van het volledige pensioen als bedoeld in 13.
Artikel 17. Uitruil partnerpensioen voor ouderdomspensioen
1. De deelnemer of gewezen deelnemer heeft het recht zijn gehele aanspraak op partnerpensioen of een gedeelte daarvan op de ingangsdatum ouderdomspensioen uit te ruilen voor extra aanspraken op ouderdomspensioen. In dat geval wordt de aanspraak op jaarlijks ouderdomspensioen of dat gedeelte daarvan verhoogd met het in het bijlagenreglement bij de ingangsleeftijd van het ouderdomspensioen behorende uitruilpercentage.
Indien artikel 16 van toepassing is, wordt in plaats van dit percentage, behorende bij de ingangsleeftijd ouderdomspensioen een percentage gelezen dat wordt verkregen door toepassing van de volgende formule:
(A-B)
--------x uitruilpercentage behorende bij de ingangsleeftijd ouderdomspensioen A
Hierbij geldt dat:
A = de aanspraak op jaarlijks partnerpensioen (zijnde 70% van het jaarlijks ouderdomspensioen);
B = de aanspraak op jaarlijks bijzonder partnerpensioen.
Indien de deelnemer hiervoor heeft gekozen, vervallen de aanspraken op partnerpensioen.
2. De deelnemer of gewezen deelnemer dient de in het eerste lid omschreven keuze tenminste zes maanden voor de ingangsdatum ouderdomspensioen schriftelijk aan de stichting kenbaar te maken, waarbij diens partner tegelijkertijd schriftelijk dient te verklaren in te stemmen met de keuze als omschreven in lid 1. Op een eenmaal gemaakte keuze kan niet worden teruggekomen.
3. De toepassing van dit artikel heeft geen invloed op de hoogte van het wezenpensioen.
Artikel 18. Half en vol wezenpensioen
1. Het wezenpensioen kan een half- of een volwezenpensioen zijn.
2. Het halfwezenpensioen bedraagt voor ieder kind van een deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde – mits geboren voor de pensioenrichtleeftijd dan wel de eerdere ingangsdatum van het ouderdomspensioen - dat in een familierechtelijke betrekking staat, ongehuwd is en geen geregistreerd partnerschap is aangegaan, een vijfde van het partnerpensioen berekend volgens artikel 14. Een half wees is een kind waarvan een van de ouders, zijnde de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde als hiervoor bedoeld, is overleden.
3. De uitkering geschiedt ten hoogste voor vijf kinderen per gezin. Indien meer dan vijf kinderen aanwezig zijn, wordt het beschikbare bedrag naar evenredigheid over alle kinderen verdeeld.
4. Het halfwezenpensioen wordt verdubbeld vanaf de eerste dag van de maand, waarin het kind volle wees wordt. Vanaf die datum is sprake van een volwezenpensioen. Een volle wees is een kind waarvan de enige ouder is of beide ouders zijn overleden. Onder ouder wordt in dit verband verstaan de (gewezen) deelnemer en degene die als vader of moeder tot het kind in familierechtelijke betrekking stond. Bij pleeg- en stiefkinderen wordt onder ouder mede begrepen degene die samen met de deelnemer of gewezen deelnemer het pleeg- of stiefkind als eigen kind onderhield en opvoedde. Met vader of moeder wordt in dit verband de vader of moeder in de zin van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek bedoeld.
5. Indien ingevolge artikel 24 een gereduceerd partnerpensioen is vastgesteld wordt het halfwezenpensioen dan wel volwezenpensioen van dit gereduceerde pensioen afgeleid.
6. Het wezenpensioen gaat in met ingang van de eerste dag van de maand, waarin de deelnemer of gewezen deelnemer overlijdt en wordt uitgekeerd tot en met de maand, waarin het kind 21 jaar wordt of eerder overlijdt. Het wezenpensioen wordt uitgekeerd tot en met de maand, waarin het kind 27 jaar wordt of eerder overlijdt, indien en voor zolang zijn voor werkzaamheden beschikbare tijd grotendeels in beslag wordt genomen door of in verband met het volgen van onderwijs of een beroepsopleiding.
Indien het recht op verdubbeling van wezenpensioen ingevolge het derde lid ontstaat, gaat het verdubbelde wezenpensioen in op de eerste dag van de maand, waarin de nagelaten partner of de deelnemer of gewezen deelnemer overlijdt.
Artikel 19. Arbeidsongeschiktheidspensioen
1. Degene die gedurende zijn deelneming arbeidsongeschikt is geworden, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft, met inachtneming van de bepalingen van dit reglement, terzake van die arbeidsongeschiktheid recht op een arbeidsongeschiktheidspensioen.
2. Voor de toepassing van het bepaalde in dit artikel worden perioden van arbeidsongeschiktheid, die elkaar met een onderbreking van minder dan een maand opvolgen, als dezelfde arbeidsongeschiktheid beschouwd, tenzij de laatste periode van arbeidsongeschiktheid uit een andere oorzaak is voortgekomen dan de daaraan voorafgaande.
3. Het arbeidsongeschiktheidspensioen bedraagt per jaar een percentage van verschil tussen het pensioengevend salaris en het bedrag dat het Bedrijfstakpensioenfonds voor het Beroepsvervoer over de Weg maximaal in aanmerking neemt als loon op jaarbasis voor de berekening van de pensioengrondslag, per 1 januari van ieder kalenderjaar en wel volgens onderstaande tabel:
Mate van arbeidsongeschiktheid | Uitkeringspercentage arbeidsongeschiktheidspensioen |
0 tot 35% | 0% |
35 tot 45% | 28% |
45 tot 55% | 35% |
55 tot 65% | 42% |
65 tot 80% | 50,75% |
80% of meer (volgens de WGA) | 70% |
80% of meer (volgens de IVA) | 75% |
Over een kortere periode dan een jaar bedraagt het arbeidsongeschiktheidspensioen een evenredig deel daarvan.
4. Op het arbeidsongeschiktheidspensioen kan een toeslag worden verleend overeenkomstig artikel 26 lid 1 tot en met 4.
5. Als de mate van arbeidsongeschiktheid van de (gewezen) deelnemer wijzigt, wordt de hoogte van het ingegane arbeidsongeschiktheidspensioen opnieuw vastgesteld, overeenkomstig het bepaalde in dit artikel.
6. Als de mate van arbeidsongeschiktheid van de (gewezen) deelnemer stijgt, wordt de hoogte van het ingegane arbeidsongeschiktheidspensioen gewijzigd.
Als de mate van arbeidsongeschiktheid van de (gewezen) deelnemer daalt maar nog wel 35% of meer bedraagt, wordt de hoogte van het ingegane arbeidsongeschiktheidspensioen opnieuw vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in dit artikel.
Als de mate van arbeidsongeschiktheid van de gewezen deelnemer daalt tot minder dan 35% en het recht op een WIA-uitkering wordt beëindigd, wordt de uitkering van het arbeidsongeschiktheidspensioen beëindigd en vervalt de aanspraak op arbeidsongeschiktheidspensioen.
7. Indien de (gewezen) deelnemer door eigen verwijtbaar toedoen een wettelijke uitkering als bedoeld in het voorgaande lid niet ontvangt, wordt hij niettemin geacht die uitkering te hebben ontvangen.
8. Indien als gevolg van een wijziging van de lonen en/of kosten van levensonderhoud een aan de (gewezen) deelnemer toegekende wettelijke uitkering na de ingangsdatum van het arbeidsongeschiktheidspensioen ingevolge dit reglement wijzigt, wordt deze wijziging voor de toepassing van lid 7 buiten beschouwing gelaten.
9. Het bestuur is bevoegd bij toepassing van lid 7 rekening te houden met de sedert de ingangsdatum van het pensioen ingevolge dit reglement ingetreden wijzigingen in het algemene loonpeil.
10. Het arbeidsongeschiktheidspensioen gaat in op de eerste dag van de maand waarin de aan de (gewezen) deelnemer toegekende uitkering ingevolge de WIA ingaat.
Het arbeidsongeschiktheidspensioen eindigt de laatste dag van de maand, waarin de aan de (gewezen) deelnemer toegekende uitkering ingevolge de WIA wordt berekend naar een arbeidsongeschiktheid van minder dan 35% dan wordt beëindigd, behalve indien deze uitkering wordt beëindigd op de AOW-gerechtigde leeftijd dan wel de eerdere ingangsdatum van het ouderdomspensioen in welk geval het arbeidsongeschiktheidspensioen ingevolge dit reglement eerst wordt beëindigd met ingang van de dag waarop het ouderdomspensioen ingaat.
11. De (gewezen) deelnemer die een arbeidsongeschiktheidspensioen ontvangt en waarvan de arbeidsovereenkomst met een aangesloten onderneming is beëindigd, behoudt, met inachtneming van het bepaalde in dit artikel, aanspraak op arbeidsongeschiktheidspensioen en wel voor zover en voor zolang hij uit dezelfde oorzaak onafgebroken arbeidsongeschikt blijft.
12. De (gewezen) deelnemer, die aanspraak maakt op uitkering van arbeidsongeschiktheidspensioen dient een daartoe strekkende aanvraag in bij de stichting.
13. Het arbeidsongeschiktheidspensioen wordt uitbetaald onder aftrek van de daarop ingevolge de wettelijke voorschriften verplichte inhoudingen.
Artikel 20. Kortingsbepaling
1. Indien ten gevolge van enige omstandigheid het financieel evenwicht in de stichting zou worden verbroken, zal getracht worden het verbroken financieel evenwicht te herstellen, zonder de reeds ingegane pensioenen en de reeds gefinancierde pensioenaanspraken aan te tasten. Mocht zulks niet mogelijk zijn, dan kan de stichting verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten verminderen indien:
- de stichting gezien de beleidsdekkingsgraad niet voldoet aan de bij of krachtens artikel 131 van de Pensioenwet gestelde eisen ten aanzien van het minimaal vereist eigen vermogen of de bij of krachtens artikel 132 van de Pensioenwet gestelde eisen ten aanzien van het vereist eigen vermogen;
- de stichting niet in staat is binnen een redelijke termijn te voldoen aan artikel 131 of artikel 132 van de Pensioenwet zonder dat de belangen van deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden of de werkgever onevenredig worden geschaad; en
- alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet in het herstelplan, bedoeld in artikel 138 of artikel 139 van de Pensioenwet.
2. De stichting informeert de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en de aangesloten onderneming schriftelijk over het besluit tot vermindering als bedoeld in lid 1.
3. De vermindering, bedoeld in het tweede lid, kan op zijn vroegst een maand nadat de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, aangesloten onderneming en toezichthouder hierover geïnformeerd zijn, worden gerealiseerd.
4. In het geval als bedoeld in het eerste lid kan, indien in de volgende jaren het vermogen van de stichting dat toelaat, het bestuur besluiten conform de voorwaarden genoemd in de ABTN een
extra toeslag toe te kennen. Het bestuur stelt hiervoor beleid vast met inachtneming van het bepaalde bij en krachtens artikel 137 van de Pensioenwet.
Artikel 21. Wijziging pensioenovereenkomst
1. De werkgever kan de pensioenovereenkomst zonder instemming van de werknemer wijzigen indien er sprake is van een zodanige zwaarwichtig belang van de werkgever dat het belang van de werknemer dat door de wijziging zou worden geschaad daarvoor naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet wijken.
2. Indien bij een dergelijke wijziging de toeslagenregeling wordt gewijzigd, geldt die wijziging ook voor arbeidsongeschikte deelnemers, gewezen deelnemers, gewezen partners en pensioengerechtigden.
Artikel 22. Pensioenaanspraken wegens onbetaald verlof
1. Voor een werknemer die op basis van een wettelijk recht of een overeenkomst met de werkgever onbetaald verlof opneemt, wordt gedurende de periode dat hij in dienst is bij de werkgever op zijn verzoek zijn pensioenverwerving voortgezet. Dit gebeurt op basis van zijn arbeidstijd en zijn salaris indien hij niet met verlof zou zijn gegaan.
2. Het verwerven van pensioenaanspraken gedurende onbetaald verlof is uitsluitend mogelijk voor zover er sprake blijft van een pensioenregeling in de zin van de Wet LB 1964.
3. Het opnemen van onbetaald verlof tot een maximum van 18 maanden door de deelnemer tijdens deelneming is niet van invloed op de dekking uit hoofde van het partnerpensioen.
4. De werkgever houdt een administratie bij van de periode(n) gedurende welke de werknemer op grond van dit artikel de pensioenopbouw heeft voortgezet.
5. De kosten van voortzetting zijn voor rekening van de deelnemer.
Artikel 23. Uitbetaling van de pensioenen
1. Het in een jaarbedrag vastgestelde pensioen wordt in maandelijkse termijnen bij achterafbetaling uitgekeerd, uiterlijk op de laatste dag van de maand.
2. Op verzoek van de pensioengerechtigde worden de pensioenen uitgekeerd in een ander land dan Nederland. De stichting neemt de transactiekosten voor haar rekening.
3. Elke maandelijkse pensioentermijn bedraagt een twaalfde van het jaarlijkse pensioen.
4. Het bestuur kan periodiek verlangen dat uitbetaling van de pensioenen eerst geschiedt na overlegging van een behoorlijk bewijs van in leven zijn van de rechthebbende en, bij een partnerpensioen, bovendien tegen overlegging van een uittreksel uit het register van overlijden, waarin de datum van overlijden van de deelnemer of gewezen deelnemer is aangegeven, en een bewijs dat betrokkene gehuwd was, een geregistreerd partnerschap had of een gezamenlijke huishouding voerde, een en ander ten genoegen van het bestuur.
5. Een rechtsvordering tegen de stichting tot het doen van een uitkering verjaart niet bij leven van de pensioengerechtigde.
6. De uitkeringen worden verminderd met de belastingen en heffingen die de stichting verplicht of gerechtigd is in te houden en af te dragen ingevolge de op het tijdstip van uitbetaling van kracht zijnde wetten of besluiten.
Artikel 24. Korting op partnerpensioen wegens groot leeftijdsverschil
1. Het partnerpensioen als bedoeld in artikel 14, 15 en 16 wordt gereduceerd, indien de deelnemer huwt of gehuwd is met een partner die meer dan tien jaar jonger is dan de deelnemer zelf.
2. De korting is zodanig dat het in artikel 14 en 15 genoemde percentage voor ieder jaar dat de partner meer dan tien jaar jonger is dan de deelnemer, met 2,5% wordt verminderd.
Artikel 25. Afkoop van kleine pensioenen en premievrije aanspraken
1. Indien het ouderdomspensioen uit hoofde van dit pensioenreglement op de ingangsdatum ouderdomspensioen het in artikel 66 lid 1 Pensioenwet omschreven bedrag niet te boven zal gaan, wordt het ouderdomspensioen twee jaar na einde van de deelneming afgekocht. De afkoop vindt plaats binnen 6 maanden na afloop van die twee jaar. Voor deze afkoop is geen toestemming van de gewezen deelnemer vereist. Het hiervoor omschreven bedrag is opgenomen in bijlagereglement bij dit pensioenreglement 2016.
De hiervoor in dit lid omschreven afkoop zal niet plaatsvinden indien de gewezen deelnemer binnen twee jaar na beëindiging van de deelneming een procedure tot waardeoverdracht is gestart.
Indien de deelneming is beëindigd binnen twee jaar voor de pensioenrichtleeftijd, heeft de stichting het recht om het ouderdomspensioen zonder toestemming van de gepensioneerde af te kopen op de pensioenrichtleeftijd als er sprake is van een klein pensioen als omschreven in de eerste volzin van dit lid. Indien het hiervoor in dit lid bepaalde toepassing vindt ten aanzien van ouderdomspensioen, worden de aanspraken op partnerpensioen en wezenpensioen eveneens vervangen door een uitkering ineens door uitbetaling van de contante waarde aan de rechthebbende.
Na de vervanging van de premievrije aanspraak door een uitkering ineens kan door de betrokkene tegenover de stichting geen enkel recht worden ontleend aan de periode van deelneming waarop de premievrije aanspraak betrekking had.
2. Indien het partnerpensioen of wezenpensioen uit hoofde van dit pensioenreglement bij ingang kleiner is dan het in lid 1 bedoelde bedrag wordt het partnerpensioen of wezenpensioen ten behoeve van dezelfde nabestaanden van dezelfde deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde binnen zes maanden na ingang daarvan afgekocht ten gunste van de rechthebbende hierop. De rechthebbende wordt door het bestuur geïnformeerd over de voorgenomen afkoop.
3. Indien het bijzonder partnerpensioen uit hoofde van dit pensioenreglement bij vaststelling hiervan kleiner is dan het in lid 1 bedoelde bedrag wordt het bijzonder partnerpensioen binnen zes maanden na de melding van de scheiding afgekocht ten gunste van de rechthebbende hierop. De rechthebbende wordt door het bestuur geïnformeerd over de voorgenomen afkoop.
4. De in de leden 1, 2 en 3 bedoelde afkoopwaarde wordt vastgesteld door de af te kopen aanspraak te vermenigvuldigen met de collectieve afkoopfactoren, die vermeld zijn in de bij dit pensioenreglement 2016 behorende bijlagereglement en die voor mannen en vrouwen gelijk zijn. De factoren die in het bijlagereglement bij dit pensioenreglement 2016 zijn opgenomen gelden vanaf 1 januari 2016 en worden jaarlijks vastgesteld.
De uit te betalen afkoopwaarde wordt nog verminderd met wettelijke inhoudingen.
Artikel 26. Voorwaardelijke toeslagen
1. Op de opgebouwde pensioenaanspraken van de (gewezen) deelnemers en de pensioenrechten van de pensioengerechtigden wordt, indien de financiële positie van het fonds dat toelaat en rekening houdend met de wettelijke vereisten zoals toekomstbestendigheid en minimale beleidsdekkingsgraad van 110%, jaarlijks toeslag verleend. Op de pensioenaanspraken wordt jaarlijks per 1 januari toeslag verleend van maximaal de Consumenten Prijsindex (CPI) alle huishoudens. Voor de vaststelling van de CPI alle huishoudens wordt uitgegaan van het CPI van de maand oktober tot oktober voorafgaand aan het jaar van de toeslagverlening.
2. Het fonds beslist jaarlijks of en in hoeverre de pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen bestemmingsreserve gevormd en wordt geen premie betaald. Deze voorwaardelijke toeslagverlening wordt gefinancierd uit beleggingsrendementen.
3. Het fonds streeft er naar ieder jaar de opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenrechten te verhogen met de in lid 1 genoemde maatstaf. Het fonds heeft geen geld gereserveerd of een extra premie gevraagd om de opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenrechten in de toekomst te verhogen. De deelnemer, gewezen deelnemer en pensioengerechtigde kan geen rechten ontlenen aan een verhoging in enig jaar, noch aan de verwachting voor de komende jaren.
4. a. Geen toeslag wordt verleend als de beleidsdekkingsgraad van het fonds minder dan 110% is;
b. Als de beleidsdekkingsgraad zich bevindt boven de 110%, wordt er gekeken welke toeslag op basis van de wettelijke voorschriften voor toekomstbestendige toeslagverlening kan worden toegekend;
c. Het bestuur heeft geen beleid ten aanzien van inhaaltoeslagverlening.
5. Het bestuur is te allen tijde bevoegd het toeslagbeleid en de hierbij gehanteerde voorwaarden aan gewijzigde omstandigheden aan te passen, ook ten aanzien van gewezen deelnemers en pensioengerechtigden.
Artikel 27. Waardeoverdracht
1. Indien een deelnemer gebruik maakt van zijn wettelijk recht op waardeoverdracht worden, met inachtneming van de voorwaarden en de termijnen zoals vermeld in de Pensioenwet, de elders opgebouwde, aan de stichting overgemaakte overdrachtswaarde aangewend voor het verwerven van pensioenaanspraken ingevolge dit pensioenreglement 2016.
2. De in het vorige lid bedoelde verwerving van pensioenaanspraken ingevolge dit pensioenreglement 2016 vindt plaats in de vorm van toekenning van een aantal deelnemersjaren.
3. Op verzoek van de gewezen deelnemer zal de waarde van de opgebouwde pensioenaanspraken naar de pensioenuitvoerder van de nieuwe werkgever worden overgedragen, met inachtneming van de voorwaarden en de termijnen zoals vermeld in de Pensioenwet. De overgedragen waarde wordt omgezet in aanspraken volgens de pensioenregeling van de nieuwe werkgever.
4. Overdracht van de waarde van het partnerpensioen is slechts mogelijk na schriftelijke instemming van de partner van de deelnemer of gewezen deelnemer. Het eventuele bijzonder partnerpensioen als bedoeld in artikel 15 kan niet worden overgedragen.
5. De wijze waarop de waardeoverdracht plaatsvindt, evenals het vaststellen van de overdrachtswaarde, geschiedt in overeenstemming met de geldende wettelijke voorschriften en met toepassing van de door de stichting gehanteerde actuariële grondslagen.
Artikel 28. Verevening van pensioen bij scheiding
1. De vrouw of man, van wie het huwelijk of het geregistreerd partnerschap met een deelnemer of gewezen deelnemer of gepensioneerde eindigt door scheiding heeft overeenkomstig het bepaalde in de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding recht op uitbetaling van 50% van het tijdens het huwelijk of geregistreerd partnerschap opgebouwde ouderdomspensioen. Het recht op uitbetaling bestaat, mits binnen twee jaar na de scheidingsdatum mededeling aan de stichting is gedaan. Deze mededeling dient te geschieden door de deelnemer of gewezen deelnemer dan wel gepensioneerde of de gewezen echtgenoot respectievelijk de gewezen geregistreerde partner door middel van een formulier waarvan het model is vastgesteld door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Voor de toepassing van dit artikel wordt onder scheiding verstaan: echtscheiding dan wel scheiding van tafel en bed. Onder beëindiging van een geregistreerd partnerschap wordt in dit artikel verstaan: beëindiging van een geregistreerd partnerschap anders dan door dood, vermissing of omzetting van een geregistreerd partnerschap in een huwelijk.
2. In afwijking van het onder lid 1 wordt bij de verevening rekening gehouden met een ander percentage respectievelijk een andere periode indien de deelnemer of gewezen deelnemer of gepensioneerde en de (gewezen) echtgenoot of gewezen geregistreerde partner dit bij huwelijkse voorwaarden of voorwaarden voor een geregistreerd partnerschap of bij schriftelijke overeenkomst in verband met de scheiding zijn overeengekomen. Ten bewijze hiervan dient een gewaarmerkt afschrift of uittreksel van de overeenkomst aan de stichting te worden overgelegd.
3. De uitbetaling aan de (gewezen) echtgenoot respectievelijk gewezen geregistreerde partner geschiedt onder de in dit reglement vastgelegde voorwaarden. De uitbetaling gaat in op het tijdstip waarop volgens de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding jegens de stichting recht op uitbetaling bestaat.
4. Bij de toepassing van dit artikel zullen de bepalingen van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding in acht worden genomen.
5. In geval van echtscheiding dan wel beëindiging van het geregistreerd partnerschap kunnen het recht van de gewezen partner op uitbetaling van een deel van het ouderdomspensioen en de aanspraak op bijzonder partnerpensioen worden geconverteerd in een eigen recht op ouderdomspensioen op het leven van de gewezen partner, onder de voorwaarden als omschreven in artikel 5 van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding.
De echtgenoten dienen de bovengenoemde conversie bij huwelijkse voorwaarden of bij een echtscheidingsconvenant overeen te komen. De conversie behoeft de instemming van de stichting.
6. Er vindt geen verevening plaatst indien op de scheidingsdatum het deel van het ouderdomspensioen waarop recht op uitbetaling bestaat het in artikel 66 van de PW bedrag niet te boven gaat.
Artikel 29. Afwijkende regeling
1. In de gevallen waarin dit reglement naar het oordeel van het bestuur tot onredelijke uitkomsten leidt, is het bestuur bevoegd om in het belang van betrokkene en eventueel onder nader te bepalen voorwaarden een afwijkend besluit te nemen.
2. Bij de uitvoering van dit reglement blijft het bestuur te allen tijde binnen de grenzen van de fiscale wet- en regelgeving.
Artikel 30. Onvoorziene gevallen en klachten- en geschillenbeslechting
1. In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist het bestuur.
2. Alle klachten en geschillen betreffende dit pensioenreglement 2016 zullen worden behandeld conform het bepaalde in het klachten- en geschillenreglement van de stichting.
Artikel 31. Maximum pensioenen
1. Een aanspraak op ouderdoms-, partner- en wezenpensioen gaat niet uit boven de begrenzingen voor een ouderdomspensioen, nabestaandenpensioen respectievelijk wezenpensioen in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964. Hierna worden deze begrenzingen op hoofdlijn beschreven.
2. Het uit dit pensioenreglement 2016 voortvloeiende ouderdomspensioen bedraagt niet meer dan 100% van het laatst vastgestelde pensioengevend salaris. Het gemaximeerde ouderdomspensioen moet worden opgevat met inbegrip van de uitkering voor een gehuwde persoon zonder toeslag, als omschreven in artikel 9, eerste lid, onderdeel b, en vijfde lid, onderdeel b, van de Algemene Ouderdomswet, vermeerderd met de vakantietoeslag. Voornoemde maximering is niet van toepassing als de overschrijding het gevolg is van het verlenen van toeslagen, variabilisering van pensioenuitkeringen, uitruil van partnerpensioen voor ouderdomspensioen of van inkomende waardeoverdrachten.
Ingeval het ouderdomspensioen 100% van het laatst vastgestelde pensioengevend salaris komt te bedragen voordat de deelnemer of gewezen deelnemer de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt gaat het ouderdomspensioen uiterlijk in op het tijdstip waarop hij de AOW- gerechtigde leeftijd bereikt. Indien de 100%-grens wordt bereikt op of na het tijdstip waarop de deelnemer of gewezen deelnemer de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt dient het ouderdomspensioen direct in te gaan.
3. Het totale uit dit pensioenreglement 2016 voortvloeiende partnerpensioen bedraagt niet meer dan 70% van het maximum ouderdomspensioen als bedoeld in lid 1. Het gemaximeerde partnerpensioen moet worden opgevat met inbegrip van 70% van de uitkering voor een gehuwde persoon zonder toeslag, als omschreven in artikel 9, eerste lid, onderdeel b, en vijfde lid, onderdeel b, van de Algemene Ouderdomswet, vermeerderd met de vakantietoeslag. Voornoemde maximering is niet van toepassing als de overschrijding het gevolg is van het verlenen van toeslagen, gehele of gedeeltelijke onderlinge ruil van partnerpensioen, wezenpensioen en ouderdomspensioen, variabilisering van pensioenuitkeringen of van inkomende waardeoverdrachten.
4. Het totale uit dit pensioenreglement 2016 voortvloeiende wezenpensioen bedraagt niet meer dan 14% van het maximum ouderdomspensioen als bedoeld in lid 1. Het gemaximeerde wezenpensioen moet worden opgevat met inbegrip van 14% van de uitkering voor een gehuwde persoon zonder toeslag, als omschreven in artikel 9, eerste lid, onderdeel b, en vijfde lid, onderdeel b, van de Algemene Ouderdomswet, vermeerderd met de vakantietoeslag. Voor volle wezen mag het in dit lid genoemde maximum wezenpensioen worden verdubbeld.
5. Indien onverhoopt blijkt dat er sprake is van fiscaal bovenmatige elementen in deze pensioenregeling, zal de regeling met terugwerkende kracht tot de datum van inwerkingtreding van het reglement worden aangepast. Het bestuur is in dat geval bevoegd het reglement dienovereenkomstig aan te passen.
Artikel 32. Overdracht, in pandgeving en volmacht tot invordering van pensioen(aanspraken)
1. Vervreemding of elke andere handeling, waardoor de aanspraakgerechtigde of de pensioengerechtigde enig recht op zijn pensioenaanspraken of pensioenrechten aan een ander toekent is nietig, tenzij:
a. verpanding plaatsvindt voor het verlenen van zekerheid voor het verkrijgen van uitstel van betaling als bedoeld in artikel 25, vijfde lid, van de Invorderingswet 1990; of
b. vervreemding plaatsvindt op grond van artikel 57, vijfde lid Pensioenwet.
c. verevening plaatsvindt op basis van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding;
d. in het kader van een verrekening van pensioenrechten bij scheiding in plaats van de deelnemer diens gewezen partner respectievelijk diens partner wordt aangewezen als begunstigde voor het geheel of een deel van het ouderdomspensioen, mits de stichting hiermee instemt; of
e. in het kader van een verrekening van pensioenrechten bij scheiding de waarde van het geheel of een deel van het ouderdomspensioen van de deelnemer bij dezelfde pensioenuitvoerder wordt aangewend voor een ouderdomspensioen op het leven van diens gewezen partner respectievelijk diens partner, mits de stichting hiermee instemt.
2. Overdracht, in pandgeving of elke andere handeling, waardoor de deelnemer of gewezen deelnemer c.q. de pensioengerechtigde enig recht op zijn pensioen of zijn aanspraak op pensioen aan een derde toekent is slechts geldig voor zover beslag op zijn pensioen of zijn aanspraak op pensioen geldig zou zijn bij ontbreken van andere inkomsten. Zodra de hiervoor bedoelde oorzaken hebben opgehouden te bestaan worden de pensioenaanspraken hersteld, zonder dat de pensioengerechtigde uitbetaling van de intussen vervallen pensioentermijnen kan vorderen.
3. Een volmacht tot invordering van uitkeringen uit hoofde van een pensioenrecht, onder welke vorm of welke benaming ook verleend, is steeds herroepelijk.
4. De aanspraken ingevolge dit pensioenreglement 2016 kunnen niet worden afgekocht, vervreemd of prijsgegeven, dan wel formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid worden, anders dan in de gevallen voorzien bij of krachtens de Pensioenwet.
Artikel 33. Overgangsbepalingen uit hoofde van Pensioenreglement 2002
1. Indien een persoon op grond van artikel 2 onderdeel j sub 3 niet kan worden aangemerkt als partner is het bestuur van de stichting bevoegd om deze persoon voor de toepassing van de artikelen 16 en 17 aan te merken als partner in de zin van artikel 2 onderdeel j sub 3. Dit onder de voorwaarde dat de persoon op grond van artikel 2 onderdeel j sub 3 zoals dit luidde op 31 december 2006 werd aangemerkt als partner.
2. Indien en voor zover een deelnemer vanaf 1 januari 2006 een uitkering uit hoofde van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering ontvangt en op wie artikel 2 lid 1 van het per 31 december 2005 geldende Reglement voor Arbeidsongeschiktheidspensioen van toepassing is, blijven de bepalingen van het per 1 juni 2000 in werking getreden en het laatstelijk per 1 januari 2007 gewijzigde Reglement voor Arbeidsongeschiktheidspensioen van toepassing. Dit reglement is opgenomen in bijlage 2 van dit pensioenreglement.
Voor de deelnemer die op 31 december 2005 arbeidsongeschikt in de zin van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering is blijven de bepalingen van artikel 33 van het per 1 januari 2002 in werking getreden pensioenreglement van toepassing, zoals dat luidt op 31 december 2005. Dit artikel is opgenomen in bijlage 3 van dit pensioenreglement.
Artikel 34. Overgangsbepalingen
1. De overgangsregeling is van toepassing op die deelnemers die per 31 december 2015 deelnamen aan de pensioenregeling van de Stichting en per 1 januari 2016 deelnemer zijn aan deze pensioenregeling.
2. De maximale pensioenen ingevolge dit pensioenreglement omvatten de aanspraken die de (gewezen) deelnemer heeft behouden op basis van Pensioenreglement 2014 van de stichting, met dien verstande dat het deel van de aanspraken dat betrekking heeft op de uitkeringen waarop de (gewezen) deelnemer recht heeft vóór de 65-jarige leeftijd van de (gewezen) deelnemer buiten beschouwing worden gelaten.
3. De deelnemer die op grond van het oude pensioenreglement recht had op premievrije voortzetting bij arbeidsongeschiktheid en op 1 januari 2016 nog arbeidsongeschikt is in de zin van het oude pensioenreglement, wordt geacht onder dit (vanaf 2016 geldende) pensioenreglement arbeidsongeschikt te zijn geworden.
4. De deelnemer die op grond van het oude pensioenreglement ziek of arbeidsongeschikt zou zijn op 1 januari 2016, maar op die datum nog geen recht heeft op arbeidsongeschiktheidspensioen (WIA-excedent of WGA-hiaat) of premievrije voortzetting wegens arbeidsongeschiktheid, wordt geacht onder dit (vanaf 2016 geldende) pensioenreglement arbeidsongeschikt te zijn geworden.
Bij de bepaling van de hoogte van het arbeidsongeschiktheidspensioen wordt voor deze deelnemer geen rekening gehouden met de maximering van het pensioengevend salaris volgens artikel 18ga Wet op de Loonbelasting1964.
Artikel 35. Behoud van aanspraken
1. De deelnemer behoudt de op grond van Pensioenreglement 2014 van de stichting op 31 december 2015 opgebouwde pensioenaanspraken. Op de aanspraken die de deelnemer heeft behouden, blijft Pensioenreglement 2014 van de stichting van toepassing met uitzondering van art. 39 van het reglement 2014. Hiervoor in de plaats komt art. 26 van dit reglement zoals dit thans luidt en in de toekomst zal komen te luiden.
2. De deelnemer behoudt de op grond van Pensioenreglement 2002 van de stichting op 31 december 2013 opgebouwde pensioenaanspraken. Op de aanspraken die de deelnemer heeft behouden, blijft Pensioenreglement 2002 van de stichting van toepassing. Het toeslagbeleid van het huidige pensioenreglement wordt van toepassing voor de actieve deelnemers.
Artikel 36. Inwerkingtreding
1. Dit reglement is in werking getreden op 1 januari 2016 en is van toepassing op de werknemers die op 1 januari 2016 in dienst zijn van de werkgever of op een later tijdstip onder dit reglement vallen, hetzij vanwege indiensttreding hetzij om andere redenen.
Aldus vastgesteld en goedgekeurd in de vergadering van 7 september 2016 Namens het bestuur van Pensioenstichting Transport,
Aanhangsel bij het pensioenreglement (Bestellers DHL Parcel (e-commerce) B.V.)
In afwijking van het bepaalde in het pensioenreglement geldt voor de bestellers in dienst van DHL Parcel (e-commerce) B.V. B.V., gevestigd te Utrecht, met een dienstverband voor bepaalde of onbepaalde tijd, met betrekking tot het aantal schriftelijk overeengekomen werkdagen, alsmede voor de A-bestellers met een contract op afroep, het volgende:
Algemeen:
1. Het parttime percentage wordt in afwijking van het bepaalde in artikel 3 lid 3 als volgt vastgesteld. Het parttime percentage is gelijk aan het quotiënt van het daadwerkelijk verdiende inkomen van de bestellers (inclusief alle looncomponenten) per maand en het gemiddeld inkomen van de bestellers. Dit gemiddeld inkomen is voor het eerst vastgesteld over het jaar 2002. Dit bedrag wordt jaarlijks aangepast op basis van de in het CAO overleg overeengekomen loonsverhoging.
2. Indien het deelnemerschap eindigt anders dan wegens pensionering of overlijden, dan verkrijgt de gewezen deelnemer een premievrije aanspraak op ouderdomspensioen, excedentprepensioen, partnerpensioen ten behoeve van de partner en wezenpensioen ten behoeve van de kinderen. Er is geen aanspraak op premievrij aanvullend wezenpensioen.
Ouderdomspensioen:
1. Het ouderdomspensioen bedraagt voor elk bij de werkgever doorgebracht deelnemersjaar 1,8% van het voor de deelnemer in het betreffende deelnemersjaar vastgestelde pensioengevend salaris verminderd met de voor dat betreffende jaar geldende franchise.
2. Bij de in het voorgaande lid bedoelde vaststelling van het pensioengevend salaris wordt uitgegaan van het daadwerkelijk verdiende inkomen van de bestellers (inclusief alle looncomponenten) per maand.
Partnerpensioen:
1. Indien de deelnemer in enig jaar komt te overlijden wordt het partnerpensioen vastgesteld op basis van de parttime factor zoals deze van toepassing was op 1 januari van het betreffende jaar.
Afwijkende bepalingen:
Overal in het pensioenreglement waar wordt gesproken over ouderdomspensioen dient het ouderdomspensioen gelezen te worden als het ouderdomspensioen overeenkomstig het bepaalde in dit aanhangsel.
Inwerkingtreding:
Dit gewijzigde aanhangsel bij het pensioenreglement treedt in werking op 1 april 2002 en is laatstelijk gewijzigd per 1 januari 2007.
Verval aanhangsel Vervallen.
Bijlage 1 Aangesloten ondernemingen
Aangesloten ondernemingen, als bedoeld in artikel 2, onder a, met ingang van 1 januari 2016:
Regelingen voor het gehele personeel
A) aangesloten ondernemingen voor deelname als bedoelt onder artikel 11 lid 2
Naam | statutaire vestigingsplaats |
DHL Supply Chain Management B.V. | Schiphol |
DHL Global Forwarding (Netherlands) B.V. | Hoofddorp |
DP Global Mail (Netherlands) B.V. | Nieuwegein |
Deutsche Post International B.V. | Amsterdam |
Gerlach & Co Internationale Expediteurs B.V. | Venlo |
FX Xxxxxxxx B.V. | Duiven |
B) aangesloten ondernemingen voor deelname als bedoelt onder artikel 11 lid 3:
Naam | statutaire vestigingsplaats |
DHL Parcel (Netherlands) B.V. | Utrecht |
DHL International B.V. | Den Haag |
DHL Aviation (Netherlands) B.V. | Haarlemmermeer |
DHL Freight (Netherlands) B.V. | Tiel |
DHL Supply Chain (Netherlands) B.V. | Utrecht |
Danzas Fashion Service Center B.V. | Waalwijk |
Exel Group Holdings (Nederland) B.V. | Veghel |
DHL Parcel (e-commerce) B.V. | Utrecht |
Regelingen voor een gedeelte van het personeel
C) aangesloten ondernemingen voor deelname aan de aanvulling pensioengrondslag (VPL- module):
Naam | statutaire vestigingsplaats |
Gerlach & Co Internationale Expediteurs B.V. | Venlo |
DHL Supply Chain Management B.V. | Schiphol |
Deze bijlage vermeldt de aangesloten ondernemingen per 1 januari 2016
Bijlage 2 Reglement voor arbeidsongeschiktheidspensioen
als bedoeld in artikel 34 lid 2 eerste alinea
Reglement voor Arbeidsongeschiktheidspensioen Pensioenstichting Transport
Inhoud reglement voor arbeidsongeschiktheidspensioen (W.A.O.-excedent)
Artikel
1. Definities
2. Aanspraak op arbeidsongeschiktheidspensioen
3. Bijdrage
4. Hoogte van het arbeidsongeschiktheidspensioen
5. Anti-cumulatie
6. Aanvang en einde van het arbeidsongeschiktheidspensioen
7. Aanspraken bij het beëindigen van de deelneming
8. Uitsluitingen
9. Verplichtingen van de deelnemers
10. Bewijs van arbeidsongeschiktheidspensioentoekenning
11. Aanvraag van arbeidsongeschiktheidspensioen
12. Uitbetaling van het arbeidsongeschiktheidspensioen
13. Bijzondere gevallen
14. Inwerkingtreding en overgangsbepaling
Artikel 1 Definities
Dit reglement is uitsluitend van toepassing op de deelnemers van de aangesloten onderneming, waarvoor het pensioenreglement 2016 van de stichting geldt en die voor 1 januari 2004 arbeidsongeschikt zijn geworden.
1. In dit reglement wordt verstaan onder:
a. deelnemer:
de deelnemer, als omschreven in artikel 2;
b. arbeidsongeschiktheidspensioengrondslag:
260 x het dagloon waarnaar de wettelijke uitkering ingevolge de WAO ter zake van dezelfde arbeidsongeschiktheid voor de eerste maal zou zijn berekend, als de voor het dagloon wettelijk gestelde maximumgrens buiten beschouwing zou zijn gebleven;
c. arbeidsongeschikt(heid):
arbeidsongeschikt(heid) in de zin van de W.A.O.;
d. WAO:
Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering;
e. stichting:
De stichting “Pensioenstichting Transport”, gevestigd te Utrecht.
f. maximum pensioengevend salaris:
Voor degene die na herstel na 1 januari 2015 weer arbeidsongeschikt zijn geworden en derhalve wederom een uitkering uit hoofde van de WAO ontvangen is deze uitkering gemaximaliseerd op het maximum pensioengevend salaris. Dit is opgegenomen in de tabel in het bijlagen reglement bij dit pensioenreglement 2016.
2. Voor de toepassing van het bepaalde in het eerste lid onder b en in artikel 5 worden perioden van arbeidsongeschiktheid, die elkaar met een onderbreking van minder dan een maand opvolgen, als dezelfde arbeidsongeschiktheid beschouwd, tenzij de laatste periode van arbeidsongeschiktheid uit een andere oorzaak is voortgekomen dan de daaraan voorafgaande.
Artikel 2 Deelnemerschap
1. Deelnemer in de zin van dit reglement is de werknemer die voor 1 januari 2004 reeds deelnemer was uit hoofde van de toenmalige basispensioenregeling van de stichting, wiens pensioengevend salaris meer bedraagt dan de arbeidsongeschiktheidspensioengrondslag.
2. Het deelnemerschap vangt aan op de eerste dag van de maand waarin de werknemer die voldoet aan het gestelde in lid 1 is aangemeld bij de stichting.
3. Het deelnemerschap eindigt
- door overlijden van de deelnemer;
- door voortijdige beëindiging van de arbeidsovereenkomst met de aangesloten onderneming - niet gevolgd door een aansluitende indiensttreding bij een andere aangesloten onderneming - tenzij een arbeidsongeschiktheidspensioen uit hoofde van dit reglement is ingegaan;
- in geval van beëindiging van de aansluiting van een onderneming bij de stichting, als bedoeld in artikel 6 van de statuten;
- twee jaar voorafgaand aan de standaard pensioendatum op grond van dit reglement, zijnde 65 jaar, mits een arbeidsongeschiktheidspensioen uit hoofde van dit reglement niet is ingegaan.
Artikel 3 Aanspraak op arbeidsongeschiktheidspensioen
De deelnemer die na aanvang van zijn deelneming en met ingang van de dag van het inwerkingtreden van dit reglement een uitkering ingevolge de WAO ontvangt berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15% of meer, heeft, met inachtneming van de bepalingen van dit reglement, recht op een arbeidsongeschiktheidspensioen.
Artikel 4 Bijdrage
1. De normale premie voor de in artikel 3 bedoelde aanspraken bedraagt voor de deelnemer een door het bestuur vast te stellen percentage van diens pensioengevend salaris, bedoeld in artikel 13 van het pensioenreglement 2002 van de stichting nadat dit is verminderd met 260 x het maximum-dagloon, waarnaar een uitkering ingevolge de WAO wordt berekend. Wijzigingen in de loop van het jaar in de pensioengrondslag en in het maximum-dagloon, als hiervoor bedoeld, blijven voor de toepassing van dit artikel buiten beschouwing. De premie wordt door de aangesloten onderneming betaald, zulks met inachtneming van het bepaalde in artikel 26 van de Pensioenwet.
2. Voor de deelnemer die een arbeidsongeschiktheidspensioen ingevolge dit reglement ontvangt berekend naar een arbeidsongeschiktheid van 80-100% is geen premie verschuldigd.
Voor de deelnemer die nog in dienst is van de aangesloten onderneming en een arbeidsongeschiktheidspensioen ontvangt berekend naar een arbeidsongeschiktheid van 65- 80%, 55-65%, 45-55%, 35-45%, 25-35%, 15-25%, resp. 0-15% bedraagt de premie 35%,
45%, 55%, 65%, 75%, 85% resp. 100% van de in het eerste lid genoemde premie.
Artikel 5 Hoogte van het arbeidsongeschiktheidspensioen
Het arbeidsongeschiktheidspensioen bedraagt per jaar een percentage van de (al dan niet op het maximum pensioengevend salaris gemaximeerde) arbeidsongeschiktheidspensioengrondslag nadat deze is verminderd met 260 x het maximum-dagloon waarnaar de uitkering ingevolge de WAO ter zake van dezelfde arbeidsongeschiktheid voor de eerste maal is berekend en wel bij arbeidsongeschiktheid van
80-100%: | 70% |
65-80%: | 56% |
55-65%: | 43,75% |
45-55%: | 35% |
35-45% | 26,25% |
25-35% | 17,50% |
15-25% | 8,75% |
0-15% | 0% |
Over een kortere periode dan een jaar bedraagt het arbeidsongeschiktheidspensioen een evenredig deel daarvan.
Artikel 6 Anti-cumulatie
1. Indien een deelnemer, aan wie een arbeidsongeschiktheidspensioen ingevolge dit reglement is toegekend, inkomsten uit arbeid verkrijgt en/of een wettelijke uitkering ter zake van werkloosheid ontvangt, wordt dat arbeidsongeschiktheidspensioen zodanig verminderd dat het arbeidsongeschiktheidspensioen, de uit arbeid genoten inkomsten en de wettelijke uitkeringen ter zake van arbeidsongeschiktheid en werkloosheid, niet meer bedragen dan de arbeidsongeschiktheidspensioengrondslag.
2. Indien de deelnemer door eigen verwijtbaar toedoen een wettelijke uitkering als bedoeld in het voorgaande lid niet ontvangt, wordt hij niettemin geacht die uitkering te hebben ontvangen.
3. Indien als gevolg van een wijziging van de lonen en/of kosten van levensonderhoud een aan de deelnemer toegekende wettelijke uitkering na de ingangsdatum van het arbeidsongeschiktheidspensioen ingevolge dit reglement wijzigt, wordt deze wijziging voor de toepassing van het eerste lid van dit artikel buiten beschouwing gelaten.
4. Het bestuur is bevoegd bij toepassing van het eerste lid van dit artikel rekening te houden met de sedert de ingangsdatum van het pensioen ingevolge dit reglement ingetreden wijzigingen in het algemene loonpeil.
Artikel 7 Aanvang en einde van het arbeidsongeschiktheidspensioen
1. Het pensioen gaat in met ingang van de dag waarop de aan de deelnemer toegekende uitkering ingevolge de WAO ingaat.
2. Het arbeidsongeschiktheidspensioen eindigt de laatste dag van de maand, waarin de aan de deelnemer toegekende uitkering ingevolge de WAO wordt berekend naar een arbeidsongeschiktheid van minder dan 45% dan wel wordt beëindigd, behalve indien deze uitkering wordt beëindigd met ingang van de laatste dag van de maand waarin de deelnemer de 65-jarige leeftijd bereikt in welk geval het arbeidsongeschiktheidspensioen ingevolge dit reglement eerst wordt beëindigd met ingang van de dag, waarop het ouderdomspensioen ingevolge artikel 16 lid 2 van het pensioenreglement 2002 van de stichting ingaat.
Artikel 8 Aanspraken bij het beëindigen van de deelneming
De deelnemer, die een arbeidsongeschiktheidspensioen uit hoofde van dit reglement ontvangt en geen arbeidsovereenkomst meer heeft met een aangesloten onderneming, behoudt, met inachtneming van het bepaalde in de overige artikelen, aanspraak op arbeidsongeschiktheidspensioen en wel voor zover en voor zolang hij uit dezelfde oorzaak onafgebroken arbeidsongeschikt blijft.
Artikel 9 Verplichtingen van de deelnemers
De aanspraak- of pensioengerechtigde is verplicht om:
a. de stichting alle inlichtingen te verstrekken die deze nodig acht;
b. de stichting opgave te verstrekken van de inkomsten die hij tijdens de duur van het arbeidsongeschiktheidspensioen uit arbeid heeft verkregen;
c. de stichting terstond mededeling te doen van de herziening of intrekking van de uitkering ingevolge de WAO
Artikel 10 Bewijs van arbeidsongeschiktheidspensioentoekenning
De stichting geeft aan de deelnemer, wiens arbeidsongeschiktheidspensioen is ingegaan, een bewijsstuk af, waarin de aanspraak op arbeidsongeschiktheidspensioen is vermeld.
Artikel 11 Aanvraag van arbeidsongeschiktheidspensioen
1. De deelnemer, die aanspraak maakt op uitkering van arbeidsongeschiktheidspensioen dient door tussenkomst van de aangesloten onderneming een daartoe strekkende aanvraag in bij de stichting.
2. De aangesloten onderneming kan ten behoeve van een deelnemer een aanvraag indienen, indien hij meent dat de deelnemer aanspraak op arbeidsongeschiktheidspensioen kan maken en de deelnemer zelf een aanvraag achterwege laat.
Artikel 12 Uitbetaling van het arbeidsongeschiktheidspensioen
1. De uitbetaling van het pensioen geschiedt aan de deelnemer in maandelijkse termijnen bij achterafbetaling.
2. Het arbeidsongeschiktheidspensioen wordt uitbetaald onder aftrek van de daarop ingevolge de wettelijke voorschriften verplichte inhoudingen.
3. Een rechtsvordering tegen de stichting tot het doen van een uitkering verjaart niet bij leven van de pensioengerechtigde.
Artikel 13 Bijzondere gevallen
In alle gevallen waarin dit reglement niet voorziet beslist het bestuur van de stichting.
Artikel 14 Inwerkingtreding en overgangsbepaling
Dit reglement treedt in werking op 1 juni 2000 en vervangt het voordien geldende reglement en is laatstelijk aangepast op 1 januari 2016
Bijlage 3 Aanspraken bij arbeidsongeschiktheid
als bedoeld in artikel 33 lid 2 tweede alinea
Aanspraken bij arbeidsongeschiktheid (artikel 31 van het pensioenreglement 7 maart 2007)
1. De deelnemer die een uitkering ingevolge de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering ontvangt naar een arbeidsongeschiktheid van 65% of meer heeft alle aanspraken die uit dit reglement voortvloeien.
In afwijking van het bepaalde in artikel 30 komt de volgens dat artikel vastgestelde premie ten laste van de stichting.
2. De deelnemer die een uitkering ingevolge de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering ontvangt naar een arbeidsongeschiktheid van 45% of meer, maar minder dan 65%, heeft alle aanspraken die uit dit reglement voortvloeien, met dien verstande dat voor de berekening van deze aanspraken het aantal toekomstige deelnemersjaren voor de helft in aanmerking wordt genomen. In afwijking van het bepaalde in artikel 30 komt de premie voor 50% van de volgens dat artikel vastgestelde premie ten laste van de stichting.
3. De deelnemer die een uitkering ingevolge de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering ontvangt naar een arbeidsongeschiktheid van 25% of meer, maar minder dan 45%, heeft alle aanspraken die uit dit reglement voortvloeien, met dien verstande dat voor de berekening van deze aanspraken het aantal toekomstige deelnemersjaren voor een kwart in aanmerking wordt genomen.
In afwijking van het bepaalde in artikel 30 komt 25% van de volgens dat artikel vastgestelde premie ten laste van de stichting.
4. Indien artikel 4 lid 2 van het pensioenreglement van toepassing is en de verzekerde op de datum van aanvang van de deelneming reeds arbeidsongeschikt is, geldt het volgende: mits betrokkene op die datum nog in dienst is van de werkgever, is met ingang van die datum het in dit artikel bepaalde eveneens van toepassing op de voor hem te verzekeren pensioenen. Deze pensioenen worden vastgesteld als ware betrokkene deelnemer.
5. Voor een arbeidsongeschikte deelnemer wordt, in afwijking van het bepaalde in artikel 13, 22 en 28 onder pensioengevend salaris verstaan het bedrag dat voor hem als pensioengevend salaris geldt op de dag dat de bij de Ziektewet gestelde maximum-uitkeringstermijn, ongeacht of deze wet op hem van toepassing is, is verstreken.
6. Voor een arbeidsongeschikte deelnemer wordt in afwijking van het bepaalde in artikel 14 onder franchise verstaan, het bedrag dat voor hem geldt op de dag dat de bij de Ziektewet gestelde maximum-uitkeringstermijn is verstreken, ongeacht of deze wet op hem van toepassing is.
7. Voor de kinderen van een arbeidsongeschikte deelnemer wordt bij toepassing van artikel 21, voor het bepalen van de hoogte van de aldaar bedoelde wettelijke uitkeringen als dag waarop de deelneming eindigt, beschouwd de in het vijfde lid van dit artikel bedoelde dag.
8. Indien het bestuur ingevolge artikel 13, 22 en 28 heeft besloten een algemene loonsverhoging in aanmerking te laten komen bij de berekening van de pensioengrondslag, geldt dit eveneens voor een arbeidsongeschikte deelnemer.
Alsdan wordt voor de vaststelling van de bedragen, als bedoeld in de leden 5, 6 en 7 van dit artikel, de dag aangehouden waarop deze algemene loonsverhoging in aanmerking wordt genomen.
In afwijking van het bepaalde in artikel 30 komt de premie voor deze verhoging ten laste van de stichting.
Addendum Aanvulling pensioengrondslag in verband met VPL
Artikel 1. Toepassingsgebied
1. Dit addendum is vanaf 1 januari 2006 van toepassing op de deelnemers die
- geboren zijn op of na 1 januari 1950; en
- voor 1 april 2007 een arbeidsovereenkomst zijn aangegaan met DHL Logistics Management Services, DHL Warehousing (Netherlands) B.V. of Gerlach & Co.
2. Dit addendum maakt deel uit van het pensioenreglement 2014.
Artikel 2. Aanspraken op pensioen
Ingevolge deze module kan een ouderdoms-, partner-, bijzonder partner- en wezenpensioen worden verworven.
Artikel 3. Pensioengrondslag
Voor de toepassing van deze module wordt per 1 januari 2006 en vervolgens jaarlijks op 1 april een pensioengrondslag vastgesteld. Deze pensioengrondslag is gelijk aan de som van:
- de door de deelnemer in een jaar gewerkte overuren op maandag tot en met vrijdag berekend tegen het vaste uurloon vermenigvuldigd met de factor 1,3;
- de door de deelnemer in een jaar ontvangen ploegen- en onregelmatigheidstoeslagen; en
- het verschil in enig jaar tussen de door de stichting gehanteerde franchise conform artikel 11 lid 2 van pensioenreglement 2016 en het Bedrijfstakpensioenfonds voor het Beroepsvervoer over de Weg gehanteerde franchise voor de basispensioenregeling.
Met ingang van 1 januari 2008 wordt voor de pensioengrondslag mede in aanmerking genomen:
- de door de deelnemer in een jaar gewerkte uren op zaterdag berekend tegen het vaste uurloon vermenigvuldigd met de factor 1,5; en
- de door de deelnemer in een jaar gewerkte uren op zondag berekend tegen het vaste uurloon vermenigvuldigd met de factor 2,0.
Het hierboven berekende bedrag in euro’s aan overuren en de ploegen- en onregelmatigheidstoeslagen worden gezamenlijk tot maximaal 22,75% van het functieloon van de deelnemer in aanmerking genomen als onderdeel van de pensioengrondslag. Verder worden op jaarbasis maximaal 364 gewerkte overuren à factor 1,3 in aanmerking genomen.
De pensioengrondslag in de onderhavige module tezamen met het pensioengevend salaris in de pensioenregeling bedraagt niet meer dan het bedrag dat het Bedrijfstakpensioenfonds voor het Beroepsvervoer over de Weg maximaal in aanmerking neemt als loon op jaarbasis voor de berekening van de pensioengrondslag, per 1 januari van ieder kalenderjaar.
Indien op de datum van vaststelling van de pensioengrondslag de werkgever aan de werknemer tijdelijk geen salaris of niet het normale salaris is verschuldigd, omdat de werknemer:
a. ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte, zwangerschap of bevalling, of
b. wegens gehele of gedeeltelijke werkloosheid tijdens het dienstverband een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet geniet, dan wel
c. om redenen als bedoeld in artikel 10a, eerste lid onder a, van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965, tijdelijk geen of niet gedurende de normale duur arbeid verricht in dienst van de werkgever, wordt met inachtneming van het bepaalde in de voorgaande alinea’s als het salaris van de deelnemer beschouwd het salaris, dat zonder verzuim voor hem zou hebben gegolden.
Voor de deelnemer van wie de arbeidsovereenkomst met de werkgever is beëindigd op grond van een regeling inzake een gedwongen beëindiging van de arbeidsovereenkomst in verband waarmee enige non-activiteitsregeling is getroffen, geldt als pensioengevend salaris het bedrag, vastgesteld met
inachtneming van die regelingen. Het bepaalde in deze alinea zal nimmer leiden tot hogere pensioenaanspraken dan bij ongewijzigde voortzetting van de deelneming tot de standaard prepensioendatum op grond van deze pensioenregeling en zal alleen worden toegepast indien en voor zover het niet in strijd is met wet- en regelgeving.
Artikel 4. Ouderdomspensioen
Het opbouwpercentage voor het ouderdomspensioen is gelijk aan het opbouwpercentage van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Beroepsvervoer over de Weg voor het betreffende jaar. Voor 2016 is dit 1,77%.
Artikel 5. Partner- en wezenpensioen
Het partnerpensioen en wezenpensioen wordt berekend op de in het pensioenreglement 2014 vastgestelde wijze.
Artikel 6. Voorwaardelijke toeslagverlening
Op de gedurende het deelnemerschap opgebouwde pensioenaanspraken is artikel 13 lid 5 en op ingegane pensioenen en premievrije pensioenaanspraken is artikel 26 van het pensioenreglement 2016 van toepassing.
Artikel 7. Datum inwerkingtreding
Dit addendum behorend bij het pensioenreglement 2014 treedt in werking op 1 januari 2006.