Samenwerkingsovereenkomst1 van
Samenwerkingsovereenkomst1 van
Samen Veilig Midden-Nederland (zowel de GI als Veilig Thuis en inclusief de onderaannemers Xxxxxxx Xxxxxxxxx Stichting Jeugdbescherming en Reclassering en het Leger des Heils)
en de Raad voor de Kinderbescherming en de 26 gemeenten van de provincie Utrecht.
Inleiding
Gemeenten, gecertificeerde instellingen (GI’s), Veilig Thuis en de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) werken samen op het gebied van (on)veiligheid van jeugdigen en volwassenen. De zes Utrechtse jeugdzorgregio’s, bestaand uit 26 gemeenten hebben via een subsidietender in 2018 Samen Veilig Midden-Nederland (SVMN) geselecteerd als de instelling die de taken Veilig Thuis (VT), (preventieve) jeugdbescherming (JB) en jeugdreclassering (JR) uitvoert. FoodValley heeft alleen meegedaan met de subsidietender voor de taken van Xxxxxx Xxxxx. Voor de taken op het gebied van (preventieve) jeugdbescherming en jeugdreclassering heeft FoodValley een eigen contract volgens bestuurlijk aanbesteden. De afspraken in dit document gelden voor de FoodValley alleen voor de taken van Xxxxxx Xxxxx. Waar in dit stuk ‘ gemeenten’ wordt genoemd is dit voor JB- en JR-taken met uitzondering van de gemeenten van jeugdhulpregio FoodValley.
SVMN is voor de GI- taken de hoofdaannemer. Voor (preventieve) JB en JR-taken voor specifieke doelgroepen heeft SVMN overeenkomsten met twee onderaannemers gesloten, te weten de Xxxxxxx Xxxxxxxxx Stichting jeugdbescherming en jeugdreclassering (WSSjbjr) en het Leger des Heils jeugdbescherming en Reclassering (LJ&R)), beiden GI.
De RvdK is een onafhankelijke instantie die onder het Ministerie van Justitie en Veiligheid valt. De SAVE werkwijze en de werkwijze van de RvdK sluiten op elkaar aan qua uitgangspunten en in de samenwerking.
De gemeenten en SVMN werken vanuit partnerschap samen in een opdrachtgever- opdrachtnemersrelatie. Op deze relatie zijn de afspraken rond het subsidieverleningsproces, zoals neergelegd in de Subsidieregeling VT-JB-JR 2018 en de uitgangspunten (par. 1.4) en eisen (par. 4.1) van de bij de subsidieregeling behorende subsdietenderleidraad van toepassing.
Deze samenwerkingsovereenkomst vult de afspraken in, als het gaat om rollen en verantwoordelijkheden van enerzijds gemeenten (m.n. de lokale teams) en anderzijds de GI’s, VT en de RvdK2 in de concrete samenwerking binnen het primair proces.
Met het samenstel van subsidieregeling, subsidietenderleidraad en deze Samenwerkingsovereenkomst wordt invulling gegeven aan artikel 3.1 en 3.5 van de Jeugdwet, waarin is opgenomen dat de wijze van samenwerken tussen RvdK en college van B&W (art. 3.1) en de wijze van overleggen tussen GI en college inzake bepaling jeugdhulp (art. 3.5) in een protocol is vastgelegd.
In de WMO, artikel 4.1.1. en in het Uitvoeringsbesluit WMO, artikel 4.1.1. lid 3 is de werkwijze van VT omschreven en vastgelegd. Deze artikelen vormen de grondslag onder deze samenwerkingsafspraken. Eveneens zijn de eisen uit het Handelingsprotocol VT verwerkt en wordt tegemoetgekomen aan het Kwaliteitskader Veilig Thuis waar gesproken wordt over afspraken tussen gemeenten en Veilig Thuis over de overdracht van meldingen aan instellingen of professionals die door de gemeenten zijn aangewezen om hulp en/of ondersteuning te bieden/verlenen aan cliëntsystemen.
Deze samenwerkingsovereenkomst is geldig per datum ondertekening tot en met in principe 31-12-2024 (analoog aan de looptijd van de subsidierelatie, zoals genoemd in paragraaf 1.7 van de subsidietenderleidraad) met de mogelijkheid tot verlenging.
Eens in de twee jaar wordt deze overeenkomst geëvalueerd en indien noodzakelijk d.m.v. een addendum geactualiseerd. Het initiatief daar toe wordt genomen door SVMN.
.
Bijlage bij deze Samenwerkingsoverkomst is:
1 Betreffende inhoudelijke samenwerkingsafspraken rondom de SAVE werkwijze
2 In dit document worden de GI’s van SVMN, WSSjbjr, LJ&R, VT Utrecht (eveneens vallend onder SVMN) en de RvdK MN SAVE- partners genoemd. Zie voor toelichting van andere begrippen en afkortingen de lijst op blz. 19
• het Calamiteitenprotocol instellingen zorg voor jeugd, de gemeenten in de provincie Utrecht d.d. 20190501.
Bepaalde afspraken in het kader van maatregelhulp zijn vaststaand. Ze zijn desondanks opgenomen in dit document vanwege de volledigheid.
1. Algemene afspraken
1.1
De gemeenten en de SAVE partners spreken nadrukkelijk uit, dat zij de inzet van jeugdbescherming (het gedwongen kader) waar mogelijk willen voorkomen. De inzet van de SAVE partners draagt hier zoveel mogelijk aan bij.
1.2
De SAVE partners bewaken altijd de ondergrens als het gaat om de veiligheid van een cliënt (jeugdige3 of volwassene) : zij zullen aangeven (zowel aan professionals, als aan het gezin of andere betrokkenen) wat naar hun oordeel in deze situatie tenminste nodig is om de veiligheid van de betrokken jeugdigen, dan wel volwassenen te waarborgen.
1.3
De GI’s en de lokale teams werken conform 1 gezin, 1 plan, 1 regisseur4.
1.4
Het management en professionals overleggen periodiek met betrekking tot de (lokale) voortgang en ontwikkeling van de zorg voor jeugd, dan wel m.b.t. zich voordoende vormen van (huiselijk) geweld jegens burgers. Specifieke casuïstiek kan ook op de agenda staan. De RvdK kan op agendapunten aansluiten.
2. Afspraken rond preventieve jeugdbescherming5 (GI) en advies/meldingen (VT)
Uitgangspunten bij het inschakelen van expertise rondom (on)veiligheid
Een lokaal teammedewerker overlegt met en vraagt toestemming6 aan een cliënt om een medewerker van een GI team7 in te schakelen bij zorgen m.b.t. de veiligheid dan wel de ontwikkeling van jeugdigen. Primair is het overleg gericht op het gezamenlijk in kaart brengen van onveiligheid, dan wel het wegnemen van onveiligheid en secundair gericht op het voorkomen van maatregelhulp. De GI medewerker richt zich in eerste instantie zoveel mogelijk qua advies en ondersteuning op de lokaal medewerker, zodat deze “weer verder kan met een gezin”.
Een GI medewerker kan als de ondersteuning onvoldoende de gewenste ontwikkeling oplevert op twee manieren intensiever ingezet worden. Op afroep en onder regie en aanwezigheid van een lokaal teammedewerker kan de GI medewerker een face tot face contact hebben met een cliënt (betrokkenen) waar (veiligheids)zorgen zijn of er wordt een langer durend contact aangegaan in samenwerking met de lokaal teammedewerker.
Tijdig inschakelen van SAVE expertise is cruciaal. Afhankelijk van de verbetering/verslechtering van de situatie kan de intensiteit van de betrokkenheid van de GI medewerker minder of groter worden.
3 Hiermee kan hier en ook in het verdere document het ongeboren kind worden bedoeld.
4 Onder regie wordt verstaan: bundelen/coördineren en focus aanbrengen, waarbij rekening gehouden wordt met verantwoordelijkheid, bevoegdheid, taakinvulling en het gevolg geven aan samenwerkingsafspraken (daar waar regie bij professionals is belegd).
Onder “regie op veiligheid” wordt verstaan: vanuit expertise het proces van zicht op veiligheid initiëren /organiseren met behulp van de hiervoor geformuleerde omschrijving van regie voeren.
5 Het gaat hier om inzet van de GI vóór maatregelhulp. Er is feitelijke sprake van een vrijwillige context; van een vraag van een jeugdige/ouders met gezag/wettelijke vertegenwoordiger(s) en een antwoord daarop van het lokaal team in samenspraak met de GI.
6 Toestemming is nodig van een jeugdige van 12+ en ouder(s) met gezag/wettelijke vertegenwoordiger(s) met name omdat er gegevens vastgelegd worden.
7 Hieronder wordt verstaan een team van GI medewerkers die de SAVE werkwijze uitvoeren. Het betreft dus een medewerker van SVMN of WSSjbjr of LJ&R.
Toestemming van de cliënt is altijd noodzakelijk, tenzij er geanonimiseerd wordt geconsulteerd. Als er geen toestemming wordt verkregen en er is sprake van acute of structurele onveiligheid, dan melden bij VT (zie 2.3.b).
Meldcode HG/KM
Professionals die onder de meldcode huiselijk geweld/kindermishandeling vallen – zoals lokaal team- en GI medewerkers zijn zelf verantwoordelijk voor het volgen van de meldcode (ahv het professionele afwegingskader).
Hieronder worden de verschillende vormen van samenwerking in de preventieve jeugdbescherming nader toegelicht.
2.1. Consulteren
GI
2.1.1.Inroepen expertise
Er kan laagdrempelig een beroep op de kennis van de GI’s op het gebied van veiligheid worden gedaan:
• Een lokaal team medewerker kan een GI medewerker een informatieve vraag stellen over een (cliënt)situatie en daarbij advies inwinnen en/of het eigen professionele handelen, overwegingen, voorgenomen stappen toetsen.
• Een lokaal team medewerker kan één of enkele keren met een GI medewerker over eenzelfde situatie overleggen.
• Indien het een vraag rond een specifieke doelgroep betreft is 2.1.4 van toepassing.
• Consult kan ook betekenen dat professionals geholpen worden bij de afweging van de onveiligheid, één van de stappen die doorlopen moeten worden in de meldcode.
Bij VT: Bovenstaande vormen van consult (in het landelijk handelingsprotocol VT ‘advies’ genoemd) worden ook door VT geboden aan met name burgers en andere professionals dan lokaal teammedewerkers.
Bij VT is advies (consultatie) anoniem.
Bij RvdK:
• Een GI medewerker kan een professional van de bureaudienst van de RvdK consulteren of inschakelen. Omdat alle burgers de RvdK kunnen consulteren is het mogelijk dat lokaal teammedewerkers zich eveneens rechtstreeks tot de RvdK wenden; qua werkwijze heeft het echter de voorkeur dat lokaal teammedewerkers de GI medewerker eerst benaderen.
2.1.2
Bij voorkeur is consultatie van de GI medewerker niet-anoniem.
Is deze wel anoniem (dus zonder de persoonsgegevens van het betreffende gezin met de SAVE partner te delen), dan zal de GI alleen algemene noties kunnen geven over de mogelijkheden van het omgaan met onveiligheid dan wel ontwikkelingsbedreigingen. Cliënten hoeven van deze anonieme advisering niet op de hoogte te worden gesteld. Cliënten worden vanzelfsprekend wel geïnformeerd hierover als de consultatie tot stappen leidt als b.v. inroepen SAVE expertise .
2.1.3 Participerend consult
Bij een wat complexere vraag van het lokale team kan in afstemming met en in aanwezigheid van een cliënt tot de inzet van een participerend consult worden overgegaan. Dit kan de vorm van een overleg aannemen of heeft de vorm van een huisbezoek. Een participerend consult onderscheidt zich van een consult door een face to face contact met de cliënt om tot een zorgvuldige afweging/beoordeling te komen:
• een inschatting van xxxxxx’x (en de noodzaak van het stellen van voorwaarden om veiligheid te bewerkstelligen) en/of
• het bepalen van de ernst/aard van de situatie/ontwikkelingsbedreigingen.
• (bijdragen aan het) verbeteren/oplossen van de onveiligheidssituatie van de cliënt (voorkomen van een melding) doordat de lokaal teammedewerker weet wat nodig is en wat te doen.
Een professional van een zorgaanbieder kan hierbij ook aanwezig zijn.
Bij VT kan een wat complexere vraag mb.t. huiselijk geweld dan wel kindermishandeling van iedere professional of (direct8) betrokkene leiden tot een participerend consult. Binnen een participerend consult
8 In dat geval legt VT contact tussen de direct betrokkene en hulpverlener(s) of neemt deel aan één of meer gesprekken tussen directbetrokkenen met de hulpverlener of politie.
is er sprake van enkele contacten (in het nieuwe handelingsprotocol ‘Ondersteuning’ genoemd), waaronder één of meer face-to-face contacten met de consultvrager9. Dit kan de vorm aannemen van ondersteuning in de voorbereiding van gesprekken met direct betrokkenen bij HG/KM (voorbereiden of bespreken van de melding), ondersteunen bij het opstellen van een veiligheidsplan, bijwonen van een overleg ter bespreking van te nemen stappen in geval van HG/KM. De uitkomst van een participerend consult is er op gericht dat de situatie van huiselijk geweld en/of kindermishandeling doorbroken wordt, de veiligheid wordt hersteld en de consultvrager in staat is de benodigde stappen te zetten.
Een vraag hoeft niet in overleg met een cliënt te worden voorgelegd.
Inzet onderaannemer bij specifieke vraag/doelgroep
2.1.4
Bij (participerende) consultatievragen of verzoeken voor SAVE begeleiding van het lokaal team beoordeelt en besluit de GI van SVMN als SAVE partner, op grond van informatie of overleg met het lokaal team, welke GI het consult, participerend consult of de begeleiding het beste kan uitvoeren, gezien de vraag en/of kenmerken van het gezinssysteem.10
2.1.5
Consultatie in geval van crisis
In crisissituaties is altijd consultatie van SVMN (24-uurs bereikbaarheidsdienst) door een lokaal team mogelijk. Hierin komen twee situaties voor (afhankelijk van consultatie binnen of buiten kantoortijden en wel of geen bekende cliënt) :
Er is sprake van een al bij SVMN bekende 18- zaak (d.w.z. een jeugdige of gezin is bekend als cliënt bij de (preventieve) jeugdbescherming of VT).Ontstaat de crisis tijdens kantooruren dan pakt de GI medewerker van SVMN, dan wel de VT medewerker (of bij diens afwezigheid een collega) deze crisis op door dat te doen wat nodig is.
(Vaak wordt er rechtstreeks naar het GI team van SVMN gebeld. Wordt VT gebeld, omdat men niet weet met wie contact op te nemen, dan kan VT tijdens kantooruren in de Verwijsindex constateren dat het om een cliënt van de GI gaat).
Is er sprake van een bekende dan wel onbekende 18- cliënt en het betreft een crisis buiten kantooruren dan pakt de crisisdienst van SVMN de melding op met als doel de rust en veiligheid gedurende de avond/nacht te herstellen.
Bij een bekende casus binnen de GI wordt de casus de volgende dag overgedragen naar de GI medewerker. De vertegenwoordigende crisisdienst voor heel SVMN (dus zowel voor het GI deel als VT) kan beide registratiesystemen raadplegen om te bezien of een cliënt bekend is binnen SVMN. Overdracht naar de onderaannemers volgt als de cliënt daar bekend is (door raadpleging van de Verwijsindex).
Bij een onbekende casus treedt VT handelend op Als het kan w.b. de veiligheidssituatie wordt de casus afgesloten, overgedragen naar het lokaal team en/of het GI team, als daar toestemming voor is van de betrokkenen (ouders met gezag en jeugdige 12+).
Bij VT 18+ zaken: de situatie wordt binnen VT opgepakt.
2.2 Begeleiding van de GI
2.2.1
De GI medewerker wordt door de lokaal teammedewerker(met toestemming van ouders met gezag en jeugdige 12+) intensiever betrokken bij de begeleiding aan het gezin (SAVE Xxxxxxxxxxx) als het nodig is voorwaarden te stellen om de onveiligheid te keren. Idealiter is er al sprake van samenwerking tussen een lokaal teammedewerker en een GI medewerker via een (participerend) consult, maar dat hoeft niet. Het gaat om:
- structureel onveilige situaties of complexe acute onveilige situaties
- situaties waarin de begeleiding van het lokaal team stagneert in verband met het schenden van afspraken, die een relatie hebben met de veiligheid van de jeugdige
- of bij terugval na een periode van maatregelhulp, waarbij het lokaal team de nazorg op zich heeft genomen en de veiligheidssituatie toch weer bedreigd wordt.
Professionals zullen in dit type situatie overwegen of het doen van een eventuele melding bij VT a.g.v. de meldcode (op basis van het professioneel afwegingskader) nodig is. In overleg wordt besloten wie de eventuele melding bij VT doet. Dit wordt met cliënten besproken door de melder, zie 2.3.1b. Zowel het
9 In aanwezigheid van xxxxx(s) met gezag en kind 12+ als het kindermishandeling betreft; in aanwezigheid van betrokkenen, de mensen om wie het gaat als het huiselijk geweld betreft.
10 Consultatie onderling tussen de GI’s is mogelijk.
lokaal team als de GI medewerker leggen in hun registratiesystemen de afwegingen rondom de melding vast, evenals wie betrokken zijn geweest bij de melding aan VT.
2.2.2
Voor een periode van maximaal 4 maanden worden veiligheidsvoorwaarden afgesproken en uitgevoerd. Leidend in deze periode zijn de afspraken die de lokaal teammedewerker en de GI medewerker gemaakt hebben. Overleg vindt plaats in aanwezigheid van cliënten.
Zodra de veiligheidssituatie dit toe laat, maar uiterlijk aan het einde van de eerder genoemde 4 maanden wordt een besluit genomen over het vervolg. Bij onverminderd aanhoudende zorgen wordt tijdig een Jeugdbeschermingstafel (zie onder 3) met cliënten11 en de RvdK georganiseerd om te besluiten of het noodzakelijk is een raadsonderzoek in te stellen. Indien daar toe wordt besloten kan nog 3 maanden begeleiding door de GI medewerker worden ingezet t.b.v. de veiligheid van de jeugdigen/de jeugdige (gedurende het Raadsonderzoek).
Dezelfde termijnen gelden eveneens als er niet een raadsonderzoek wordt ingesteld, maar in verband met de situatie het toch wenselijk is de begeleiding te verlengen.
2.3 Meldingen van (vermoedens van) kindermishandeling/huiselijk geweld (VT)
Aannemen van meldingen en (vermoedens van)huiselijk geweld en/of kindermishandeling
2.3.1.
VT neemt zoals is afgesproken met gemeenten meldingen aangaande vermoedens van onveiligheid of huiselijk geweld en kindermishandeling aan. Dat kan verlopen op 3 manieren:
a. De politie stuurt meldingen12 via CORV naar Veilig Thuis. Veilig Thuis (VT) beoordeelt aard en ernst en beslist welk vervolg naar de zorgsignalen of vermoedens van kindermishandeling en huiselijk geweld is aangewezen (veiligheidsbeoordeling) .
Op basis van de veiligheidsbeoordeling door VT is het mogelijk meldingen met de politie te bespreken in het overleg van Xxxxxx Xxxxx met de politie (en OM). Complexe casuïstiek kan worden geagendeerd in het overleg complexe casuïstiek in het Veiligheidshuis (MDA++ in ontwikkeling).
b. Melding door professionals bij constatering van acute of structurele onveiligheid.
Professionals bespreken in aanwezigheid van cliënten de zorgen die er zijn. Het stappenplan in de Meldcode kindermishandeling en het afwegingskader (versie ingaand 01-01-2019) zijn leidend m.b.t. het constateren van acute dan wel structurele onveiligheid en de noodzaak om het al dan niet melden van de situatie bij VT.
Het kan voorkomen dat een lokale professional (met toestemming van cliënten) contact zoekt met het lokaal team omdat er twijfel bestaat over een situatie. Het lokaal team kan (weer met toestemming van cliënten) overleggen met het GI team over ernst en aard van de situatie (zeker als cliënten de noodzaak van ondersteuning niet of onvoldoende onderkennen en niet onderschrijven wat nodig is om te komen tot veiligheid). Mocht een melding bij VT aangewezen zijn, dan overleggen de professionals wie dat doet en wordt daar met het noemen van de overwegingen notitie (en wie melding heeft gedaan) van gemaakt in de eigen informatiesystemen.
c. Melding van burgers bij VT.
2.3.2
Xxxx en xxxxx xxx xxxxxxxxx en (vermoedens van) kindermishandeling en huiselijk geweld zijn zeer divers. VT beoordeelt (binnen 5 werkdagen) d.m.v. een veiligheidsbeoordeling (voorheen triage genoemd) welke vervolgstappen moeten worden gezet, dan wel of er ivm de specifieke bevoegdheden betrokkenheid van VT nodig is.
11Toestemming van cliënten (ouders met gezag en jeugdige 12+) voor de organisatie van een JBT is vereist, niet voor het indienen van een VTO. Als er geen toestemming wordt gegeven kan er geen informatie worden uitgewisseld en dus geen JBT georganiseerd worden. Dan zijn er 2 mogelijkheden te overwegen: indienen van een VTO bij de RvdK dan wel een melding bij VT (met name bij het ontbreken van voldoende informatie) , die n.a.v. een veiligheidsbeoordeling een kernbeslissing neemt t.a.v. een vervolg. Het is wel mogelijk voorafgaand aan het één dan wel het ander de RvdK anoniem te consulteren over de situatie.
12 Het kan gaan om een melding m.b.t. jeugdigen dan wel volwassenen (kindermishandeling, huiselijk geweld etc.)
Doorgeleiding(invulling geven aan vervolgstappen) naar overdrachtspartij na veiligheidsbeoordeling
2.3.3.
Als besloten is a.g.v. de uitkomst van de veiligheidsbeoordeling dat de casus niet door VT verder wordt opgepakt, dan kan een doorgeleiding plaatsvinden naar een overdrachtspartij. Dat kunnen zijn:
- het lokale team13 al dan niet in samenwerking met een GI medewerker. Dit gebeurt als er sprake is van een casus die wat betreft aard en ernst door een lokaal team kan worden opgepakt a.g.v. de afspraken die met de gemeente zijn overeengekomen (zie onder 2.3.4).
- aan lopende hulpverlening of begeleiding
- aan een multidisciplinair team (een samenwerkingsverband rondom casuïstiek)
- aan het cliëntsysteem zelf
of er wordt een besluit genomen dat de bemoeienis wordt beëindigd. Als VT de casus zelf ter hand neemt zie 2.3.9.
2.3.4
Criteria inzet lokale veld
Veilig Thuis zet meldingen naar het lokale veld door waarbij er sprake is van inschatting van:
− een (vermoedelijk) éénmalig onveilige situatie, of
− er is sprake van een multi-problematische (maar niet onveilige) situatie met kinderen;
− en er zijn geen signalen dat de directbetrokkenen niet open staan voor het inzetten van hulp;
− of er is sprake van andere zorgen, bv. kind problematiek, pedagogische onmacht, kwetsbare personen in het gezinssysteem.
Criteria inzet GI team (in samenwerking met het lokaal team)
Er is sprake van acute of structurele onveiligheid en/of complexere veiligheidsissues, waarbij de bevoegdheden en/of expertise van Veilig thuis niet noodzakelijk zijn. Het betreft zaken waarbij sprake is van:
− een multi-problematische gezinssituatie met kinderen, waarbij het niet lukt om hulp te organiseren, het gezin heeft geen hulpvraag of de hulp heeft onvoldoende effect;
− structurele onveiligheid (waarbij niet de expertise of bevoegdheden van Xxxxxx Xxxxx nodig is);
− er sprake is van een hermelding: er is eerder betrokkenheid geweest vanuit lokaal team in samenwerking met een GI team of het betreft een melding over een (gezins)systeem waarbij het lokaal team en het GI team nog betrokken zijn. Hierbij dient met gezond verstand overwogen te worden of, met oog op de continuïteit en bekendheid met informatie, het wenselijk is dat het lokaal team in samenwerking met het GI team wederom betrokken raakt.
Veilig Thuis richt zich zelf op meldingen inzake acute en structurele onveiligheid waarbij de bevoegdheden en / of expertise van Veilig Thuis noodzakelijk zijn/is.
2.3.5
De overdracht direct na de veiligheidsbeoordeling (benoemd onder 2.3.4) wordt schriftelijk of digitaal gedaan tenzij Veilig Thuis van mening is dat het noodzakelijk/wenselijk is dat een overdrachtsgesprek plaatsvindt in aanwezigheid van de directbetrokkenen (‘warme overdracht’). Als VT geen contact met ouders en jeugdige 12+ heeft gehad tijdens de veiligheidsbeoordeling, dan vraagt het lokaal team/het GI team toestemming voor de begeleiding tijdens het eerste contact. Als ouders en jeugdige 12+ weigeren, dan verwijst het lokaal/GI team terug naar VT en vernietigt het lokaal/GI team de gegevens.
2.3.6
Generiek wordt van het lokaal, dan wel GI team(als overdrachtspartij) het volgende verwacht:
- In staat zijn om melding te bespreken met het cliëntsysteem en in lichte mate aan vraagverheldering te doen: de directbetrokkenen informeren over de inhoud van de melding in het eerste contact (binnen 5 werkdagen) en de aanleiding voor de afspraak/het huisbezoek.
13 In deze samenwerkingsovereenkomst wordt hier specifiek het lokaal team als primaire overdrachtspartij mee bedoeld. Veilig Xxxxx wendt zich rechtstreeks tot deze teams met het verzoek contact te zoeken met de directbetrokkenen om hun situatie te bespreken, zo nodig een hulpaanbod te doen en als zij daarmee instemmen, deze hulp te bieden.
- Melden aan VT als de directbetrokkenen geen hulp van het lokaal team dan wel het GI team wensen. Het lokaal team dan wel het GI team verwijdert de gegevens die het van Veilig Thuis over de directbetrokkenen heeft ontvangen uit het registratiesysteem.
- In staat zijn om een veiligheids-, hulpverlenings-, herstelplan te maken.
- Verantwoordelijkheid te nemen voor de uitvoering en het toezicht op het (veiligheids)plan
- Contact op te nemen met VT als de veiligheid opnieuw in het geding komt of blijft voortduren (handelen volgens het afwegingskader meldcode én doen wat het gezinssysteem helpt: een JBT overwegen , dan wel een VTO indienen).
- In staat met voldoende capaciteit uitvoering te geven aan de noodzakelijke vervolgstappen van meldingen die door VT worden overgedragen
- In die zaken waarin VT alleen schriftelijk overdraagt en het niet lukt een zaak op te pakken contact op te nemen met VT.
2.3.7
Veilig Thuis onderneemt de volgende stappen:
- VT reikt een folder uit aan de cliënt waarin is beschreven dat de gegevens van de directbetrokkenen zijn vastgelegd in het registratiesysteem van Veilig Thuis, wat het doel daarvan is, met wie deze gegevens zijn gedeeld, hoe lang ze worden bewaard en welke rechten directbetrokkenen kunnen uitoefenen. Ook worden de contactgegevens van Xxxxxx Xxxxx hierin vermeld.
- draagt de inhoud van de melding en de voor de overdrachtspartij relevante informatie die in het kader van de veiligheidsbeoordeling is verkregen over aan het lokaal team/de GI medewerker (de overdrachtspartij);
- informeert de directbetrokkenen over de identiteit van de melder (bij anonieme melder is er geen overdracht)
Als VT de casus zelf ter hand neemt.
2.3.8
Het handelen van VT zelf na een veiligheidsbeoordeling kan vorm krijgen d.m.v. de volgende activiteiten (keuze inzet is afhankelijk van welke bevoegdheid nodig is in een bepaalde situatie):
1. Inzet voorwaarden en vervolg (V&V). Via het stellen van voorwaarden zorgt VT voor organisatie van directe veiligheid voor alle direct betrokkenen en wordt vervolghulp georganiseerd (binnen 10 weken).
2. Het inzetten van onderzoek met name wanneer het belangrijk is om een conclusie te trekken over de aanwezigheid van huiselijk geweld of kindermishandeling in het gezinssysteem, er onvoldoende samenwerking is met het gezinssysteem (en derhalve de bevoegdheden van VT noodzakelijk zijn), er specifieke onderzoeks expertise nodig is (te denken aan medisch(dossier) onderzoek, samenwerking in strafrechtkader enz.) Termijn: 10 weken na afronding veiligheidsbeoordeling.
3. Crisisinterventie
4. Begeleiding 18+
5. Initiëren/procesregie tijdelijk Huisverbod
6. Inzet AWARE
Afhankelijk van de situatie wordt na V&V of Onderzoek de casus afgesloten, doorgeleid naar een overdrachtspartij (zie 2.3.9.), volgt een ander VT traject (2.3.8.), wordt een JBT (3.1) georganiseerd dan wel een schriftelijk verzoek tot VTO gedaan (3.2).
2.3.9
Overdracht na inzet van Voorwaarden en Vervolg (V&V) of Onderzoek door VT
Na uitvoering van deze diensten draagt Veilig Thuis bij voorkeur over in een overdrachtsgesprek waarbij de directbetrokkene aanwezig is (‘warme overdracht’).
Veilig Thuis onderneemt de volgende stappen:
- draagt de inhoud van de melding en de informatie die in het kader van de veiligheidsbeoordeling is verkregen over aan de overdrachtspartij;
- draagt schriftelijk de veiligheidsvoorwaarden over aan de directbetrokkenen en aan de overdrachtspartij;
- maakt afspraken met het lokaal team/het GI team (de overdrachtspartij) over het opstellen van een veiligheidsplan, een hulpverleningsplan en een herstelplan;
- maakt met de directbetrokkenen en de overdrachtspartij(en) afspraken over het monitoren op de veiligheidsvoorwaarden;
- bespreekt met de directbetrokkenen en de overdrachtspartij wat de consequenties zijn wanneer er geen of onvoldoende herstel is van de directe veiligheid en stabiele veiligheid.
Streeftermijnen:
- Het lokaal team/het GI team streeft er naar, indien zij overdrachtspartij is, uiterlijk 2 weken na schriftelijke aanmelding (doorgaans voorafgegaan door telefonisch overleg) door VT een medewerker ter beschikking te hebben aan wie de zaak door VT kan worden overgedragen. Hierdoor wordt de kans op herhaling van de onveiligheid geminimaliseerd.
- Indien het een crisis betreft streeft het lokaal/GI team er naar binnen 3 werkdagen een medewerker beschikbaar te hebben om de zaak op te pakken.
2.3.10
Het lokaal team/ het GI team streeft er naar indien zij overdrachtspartij is al ten tijde van het stellen van de veiligheidsvoorwaarden aan te sluiten bij de nog lopende activiteit van VT (genoemd onder 2.3.8).Het lokaal team blijft na overname van de casus als overdrachtspartij betrokken totdat er stabiele veiligheid is bereikt.
2.3.11
Beëindiging verantwoordelijkheid zicht op veiligheid
- De verantwoordelijkheid van Xxxxxx Xxxxx voor het zicht op de veiligheid eindigt vanaf het moment dat de uitvoering van de noodzakelijke vervolgstappen is belegd bij een instelling of professional.
- Veilig Thuis draagt de verantwoordelijkheid voor de afwegingen rondom het besluit tot overdracht en voor de overdracht zelf.
- in overleg met de directbetrokkenen en de overdrachtspartij stelt VT vast: hoe vaak, met wie, op welke tijdstippen en op welke wijze contacten worden gelegd tijdens de monitoringsperiode;
- Veilig Thuis monitort gedurende een periode van gemiddeld anderhalf jaar, maar monitoring vindt altijd plaats na 3 en 12 maanden.
- De overdrachtspartij, zijnde het lokaal team en/of het GI team, houdt zicht op het uitvoering geven aan/nakomen van de voorwaarden.
- De overdrachtspartij signaleert en koppelt zo nodig tussentijds terug naar VT.
- VT beëindigt de monitoring als duurzaam aan de gestelde veiligheidsvoorwaarden is voldaan en daarmee stabiele veiligheid is bereikt.
3. Afspraken rond toeleiding naar maatregelhulp
3.1Jeugdbeschermingstafel
3.1.1
De Jeugdbeschermingstafel(JBT)14 is een plek waar de GI, VT, de RvdK, het lokaal team (en evt. andere zorginstellingen) en de ouders en/of jeugdige de zorgen aangaande de opvoed- en veiligheidssituatie bespreken, omdat er onvoldoende veranderingen tot stand zijn gekomen m.b.t. een zorgelijke (opvoed)situatie.
Primair is het doel van de Jeugdbeschermingstafel de veiligheid en ontwikkeling van de jeugdige onmiddellijk te bewerkstelligen en te borgen én een eventueel Raadsonderzoek, mogelijk leidend tot maatregelhulp af te wenden. Daarnaast kan in voorkomende gevallen tot een JBT besloten worden als er tussen de lokaal teammedewerker en de GI e/o VT medewerker geen eensluidend oordeel is m.b.t. de noodzakelijke begeleiding, dan wel hulp. In degelijke gevallen wordt het JBT overleg benut om klaarheid hierin te verkrijgen.
De RvdK start altijd een onderzoek als er onvoldoende bescherming voor de jeugdige geboden kan worden door ouders.
3.1.2
Voor het organiseren van een JBT (c.q. het uitwisselen van informatie) is toestemming van ouders en jeugdigen van 12 jaar en ouder nodig15. Ouders/eventuele verzorgers en jeugdigen ouder dan 12 jaar worden uitgenodigd voor de bijeenkomst. Het kan voorkomen dat ouders niet zelf bij de Jeugdbeschermingstafel aanwezig (kunnen/willen) zijn; dan wordt er zorg voor gedragen dat zij zo volledig mogelijk worden geïnformeerd, ook over de consequenties van niet verschijnen.
14 Invoegen (zodra gereed) n.a.v. verander/ontwikkelopgaven: doc. afspraken m.b.t. JBT 15 Zie voetnoot 11
Een uitzondering hierop is die situatie waarin vooraf toestemming vragen dan wel informeren bedreigend is voor de veiligheid van de jeugdige; dan is inschakelen van VT de aangewezen weg, dan wel het direct aanvragen van een VTO.
Hoe te handelen als er twijfel is m.b.t. het besluit wel of geen VTO
3.1.3
Als bij de besluitvorming naar aanleiding van de uitkomsten van een Jeugdbeschermingstafel blijkt dat ofwel de RvdK ofwel de GI dan wel VT een verzoek tot raadsonderzoek noodzakelijk achten, dan wordt door de RvdK dat onderzoek gestart.
Overigens kan de RvdK ambtshalve ook zelf besluiten om een raadsonderzoek te starten, op basis van een eigen afweging.
3.2 Het verzoek tot raadsonderzoek
Wie doen een verzoek?
3.2.1
De gemeenten mandateren de GI’s om de verzoeken tot Raadsonderzoek namens de gemeente (de lokale teams) op te stellen en in te dienen, als het gaat over jeugdigen die nog geen maatregelhulp ontvangen.
Een uitzondering hierop vormt een verzoek gedaan door de burgemeester (zie nr. 3.2.4 en 3.6.4).
3.2.2
Het indienen van een verzoek tot onderzoek door de RvdK wordt via een afgesproken werkwijze voorbereid. Het verzoek tot raadsonderzoek wordt schriftelijk via CORV ingediend. Ouders en jeugdigen en de betrokken lokaal teammedewerker worden altijd qua proces en inhoud geïnformeerd, tenzij de veiligheid van de jeugdige daardoor wordt geschaad.
3.2.3
Xxxxxx Xxxxx of de GI kan conform de jeugdwet direct (zonder tussenkomst van een Jeugdbeschermingstafel) een verzoek tot onderzoek indienen bij de RvdK. Indien nodig kan de RvdK een v-OTS verzoek indienen bij de Rechtbank.
3.2.4
Voor de situatie dat een GI, VT of een individuele gemeente (in de persoon van de burgemeester) een casus ernstig genoeg vindt voor een verzoek tot raadsonderzoek, maar de RvdK heeft argumenten om geen onderzoek in te stellen, geldt het volgende: de inzet van overleg over een casus is consensus te bereiken over de noodzaak van een raadsonderzoek. Is dat niet mogelijk, dan start de RvdK voor de veiligheid voor de jeugdige een raadsonderzoek.
Als de RvdK vervolgens het besluit neemt niet een verzoek tot maatregelhulp in te dienen, kan de gemeente (in de persoon van de burgemeester) binnen 2 weken(na afronding van het Raadsonderzoek) de RvdK verplichten een oordeel van de kinderrechter te vragen over de noodzaak van een maatregel. Dit zal slechts in zeer uitzonderlijke situaties gebeuren.
3.2.5
Het kan voorkomen dat het besluit om een verzoek tot raadsonderzoek in te dienen overwogen wordt tijdens een (casus)bespreking waarbij de RvdK aanwezig is (b.v. in geval een jeugdige in het ziekenhuis verblijft of daar is geboren). De RvdK overlegt in een dergelijke situatie zo spoedig mogelijk met Veilig Thuis of in voorkomende gevallen met de GI en ouders of een raadsonderzoek mogelijk kan worden afgewend. Zo nodig organiseert de RvdK een JBT.
3.2.6
De GI of Veilig Thuis die bij de RvdK een verzoek tot raadsonderzoek indient, informeert de ouders en de jeugdige ouder dan 12 jaar hierover als zij niet aanwezig konden of wilden zijn bij het overleg hierover. Ouders/eventuele verzorgers en/of jeugdigen ouder dan 12 jaar hoeven niet geïnformeerd te worden over het indienen van een verzoek tot raadsonderzoek, als dit een kennelijke bedreiging vormt voor de jeugdige.
3.2.7
Ouders met gezag en jeugdigen ouder dan 12 jaar ontvangen van de GI of Xxxxxx Xxxxx, die bij de RvdK een verzoek tot raadsonderzoek indient, een kopie van dit verzoek. Als de individuele situatie van een jeugdige daar reden toe geeft, kan een professional daar van afwijken.
3.3 Criteria waaraan een verzoek tot raads(dan wel beschermings)onderzoek moet voldoen
3.3.1
De criteria voor het indienen van een verzoek tot raadsonderzoek zijn als volgt gedefinieerd: alleen als er een redelijk vermoeden bestaat dat er sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging of de veiligheid van het jeugdige in gevaar is, en hulp in een vrijwillig kader niet (meer) toereikend is om die bedreiging af te wenden.
3.3.2
Conform de wettelijke vereisten moet uit het verzoek tot raadsonderzoek in ieder geval uit feiten en omstandigheden concreet blijken:
a. dat een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefent door dezen niet of onvoldoende worden geaccepteerd,
b. dat de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding in staat zijn te dragen16.
De GI/VT geeft naast de feitelijke gegevens ondermeer informatie over:
• Om welke mensen het gaat, de krachten en zorgen, hoe de (veiligheids)situatie gewogen is en aan welke voorwaarden voldaan moet worden om een veilige opvoedingssituatie te bewerkstelligen.
• Welke factoren in en om het gezin de bedreiging verminderen en/of bijdragen aan een oplossing, en hoe die factoren versterkt kunnen worden.
Informatie uit het familiegroepsplan (indien aanwezig vanuit betrokkenheid vanuit het lokaal team dan wel GI team) en/of het gezinsplan (indien aanwezig) wordt indien noodzakelijk voor de taak van de RvdK opgenomen in het (veiligheids)plan, dan wel als bijlage toegevoegd.
3.3.3
Indien een GI/VT zich zorgen maakt over een (pas- of on)geboren kind van ouders van wie een ander kind al onder toezicht is gesteld, dan wordt een Jeugdbeschermingstafel gepland conform de beschreven handelswijze onder 3.1 Jeugdbeschermingstafel.
3.3.4
VTO’s worden door de GI’s en VT in de Utrechtse jeugdzorgregio’s verzonden via CORV middels een aangepast SAVE plan en een gegevensblad.
3.3.5
Uiterlijk binnen 10 werkdagen na het ontvangen van het VTO streeft de RvdK naar starten van het Raadsonderzoek.
3.4 Verzoek tot raadsonderzoek door de RvdK zelf (ambtshalve uitbreiding)
16 Eenvoudiger gezegd:
Bij punt a:
‘dat het kind ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd, en hulpverlening voor de zorgen onvoldoende wordt geaccepteerd.’
Bij punt b.:
‘dat de verwachting reëel is dat ouders (met behulp van doelen in het kader van een ondertoezichtstelling) uiteindelijk wel weer in staat zijn zelf de zorg of in ieder geval de opvoedingsverantwoordelijkheid van de kinderen op zich te nemen binnen een aanvaardbare termijn voor de kinderen.’
3.4.1
Als de RvdK bij de uitvoering van zijn taken in het kader van schoolverzuim, straf, gezag- en of omgang een onveilige (en ontwikkelingsbedreigende) situatie aantreft en ambtshalve een onderzoek naar de opvoedingssituatie start dan informeert de RvdK (indien nodig en zicht op de veiligheidssituatie noodzakelijk is) de gemeente17 of een door de gemeente aangewezen jeugdhulpaanbieder.
3.4.2
Als de RvdK in het kader van een andere taak onderzoek doet, daar een onveilige situatie van een minderjarige aantreft terwijl er (nog) geen redenen zijn om een beschermingsonderzoek te starten, dan wordt het gezin overgedragen aan het lokaal team in de plaats waar het gezin woont voor hulp op vrijwillige basis. Hier is toestemming van ouders met gezag en van de jeugdige 12+ voor nodig. In het lokaal team kan alsnog beoordeeld worden of het noodzakelijk is de GI te vragen tijdelijk aan te sluiten qua ondersteuning (aan het lokaal team) dan wel m.b.v. SAVE begeleiding (met toestemming van ouders met gezag en jeugdige 12+). De RvdK kan hierin ook adviseren.
3.5 Samenwerking tijdens het raadsonderzoek: bescherming en borging van de veiligheid van de jeugdige
3.5.1
Het onderzoek door de RvdK wordt altijd systeemgericht uitgevoerd.
3.5.2
Bij het besluit tot en gedurende het raadsonderzoek maken ouders, RvdK, het lokaal team en de GI , dan wel Xxxxxx Xxxxx afspraken over de samenwerking en over de borging van de veiligheid van een jeugdige. De gemaakte afspraken worden opgenomen in het (veiligheids)plan.
De GI is in samenspraak met de eerder genoemde partijen (en als ouders toestemming geven) verantwoordelijk voor het zicht houden op de veiligheid18 van de jeugdige en voor effectieve begeleiding tijdens het Raadsonderzoek. Parallel aan elkaar werkt ieder vanuit de eigen bevoegdheid en rol samen. Afspraken over de veiligheid gelden ook voor crisissituaties en (beschermings)onderzoeken die door de RvdK vanuit andere taken worden opgestart.
De volgende afspraken over de samenwerking van de betrokken instellingen worden vastgelegd:
• De wijze waarop de bescherming van de jeugdige wordt gevolgd.
• De manier waarop afstemming plaatsvindt tussen de RvdK, de GI e/o VT, ouders en het lokaal team19.
• Wie welke informatie aanlevert en op welke termijn.
• Ook bevat het plan afspraken over wat er gebeurt als de uitvoering ervan stagneert of als op een andere manier onveiligheid voor de jeugdige ontstaat.
3.5.3
Als ouders niet bekend zijn bij SAVE partners, dan wel als er nog geen sprake is van een Raadsonderzoek en ouders houden zich niet aan de afspraken of zijn niet bereid zich daar aan te houden dan wel mee te werken aan het (veiligheids)plan, dan kan door de GI e/o VT aan de RvdK een spoedonderzoek worden gevraagd, afhankelijk van de mate van bedreiging voor de jeugdige. Vervolgens kan de RvdK besluiten (een voorlopige) kinderbeschermingsmaatregel te rekwestreren.
3.5.4
In het belang van de betrokken jeugdigen duren raadsonderzoeken in principe zo kort mogelijk (landelijke richtlijn). De duur van het raadsonderzoek wordt echter ook bepaald door de tijd die nodig is om op een zorgvuldige manier te kunnen beoordelen of ingrijpen in het ouderlijk gezag noodzakelijk is.
3.5.5
De RvdK houdt de indiener van het VTO en de ouders gedurende het raadsonderzoek op de hoogte van de vorderingen en de stand van zaken in het raadsonderzoek.
3.5.6
17 Op grond van de jeugdwet geldt een wettelijke verplichting tot informeren van de gemeente over het aantal ambtshalve uitbreidingen ivm mogelijke (V)OTS verzoeken.
18 Invoegen (zodra gereed) n.a.v. verander/ontwikkelopgaven: afspraken over “zicht houden op veiligheid” tijdens het
raadsonderzoek, in het bijzonder in situaties waarin ouders hier niet aan willen meewerken.
19 Strikt juridisch gezien is er gedurende de samenwerking tijdens het raadsonderzoek nog steeds sprake van vrijwilligheid en is in die zin de ouder regievoerder ondersteund door het lokale team.
Als een lokaal team, GI e/o VT de RvdK of ouders signaleren dat er een onveilige situatie voor de jeugdige ontstaat gedurende een Raadsonderzoek (ook bij een broertje of zusje), volgt acuut overleg en wordt actie ondernomen. Afspraken ontslaan partijen nooit van de verantwoordelijkheid om, indien nodig, zelf actie te ondernemen.
3.6 De afronding van het raadsonderzoek Als de RvdK een maatregel vraagt
3.6.1
De gemeenten en de RvdK spreken af dat de RvdK in het verzoek aan de rechter gebruik maakt van de door de gemeenten gecontracteerde GI. Omdat de SAVE werkwijze uitgaat van continuïteit in de vorm van doorgaande begeleiding en eenzelfde gezicht in een gezin is in principe de GI die het gezin begeleidde in de preventieve jeugdbescherming de aangewezen GI die de begeleiding in het kader van een maatregel op zich neemt. De RvdK kan hiervan gemotiveerd afwijken. De rechter kan (al dan niet op verzoek van ouders en/of advocaat) afwijken van het advies van de RvdK.
3.6.2
De gemeenten en de GI’s dan wel Veilig Thuis spreken af dat als er een veiligheidsplan in het gezin aanwezig is20, deze van kracht blijft tot het moment dat de rechter een uitspraak heeft gedaan op het verzoek van de RvdK en er daadwerkelijk sprake is van begeleiding in het gedwongen kader.
Vanzelfsprekend is borging van de veiligheid na uitspraak van de rechter altijd aan de orde en wordt de ingezette hulp gecontinueerd (maar binnen een (=gedwongen) wettelijk kader).
Als de RvdK geen maatregel vraagt
3.6.3
Wanneer de RvdK na onderzoek besluit om geen maatregel te vragen aan de rechtbank deelt de RvdK dit schriftelijk mee aan de instelling, die het verzoek tot onderzoek indiende. Desgewenst licht de RvdK zoveel mogelijk in aanwezigheid van ouders met gezag en jeugdige 12+ de uitkomst van het onderzoek toe.
3.6.4
Er is een overdracht van de RvdK naar de instelling, die het VTO indiende. Daarbij kan worden gemeld dat het mogelijk is te overwegen om de zaak aan de burgemeester (van de gemeente) voor te leggen. De burgemeester heeft de mogelijkheid om de zaak via de RvdK aan de kinderrechter voor te leggen voor een oordeel over de noodzaak van een kinderbeschermingsmaatregel (termijn: 2 weken na afronding raadsonderzoek).
3.6.5
Als ouders of de jeugdige tijdens het raadsonderzoek alsnog bereid zijn om vrijwillige hulpverlening te accepteren en die hulp toereikend wordt geacht, dan wordt de casus in principe weer overgelaten aan de GI en wordt Veilig Thuis, indien melder, hiervan op de hoogte gesteld. De GI overlegt met het lokaal team hoe de begeleiding gecontinueerd wordt.
Na afloop van het onderzoek stuurt de RvdK het rapport, met toestemming van cliënten naar de GI dan wel VT21 indien melder. Het rapport van de RvdK bevat alle informatie die relevant is voor voortzetting van de hulpverlening. De RvdK vermeldt in het rapport in ieder geval de hulpvraag, de krachten van het gezin en zorgen en de beoogde hulpverleningsvorm. Verder zorgt de RvdK ervoor dat in het rapport duidelijk wordt gemotiveerd waarom cliënten nu wel hulp op vrijwillige basis accepteren en/of waarom die hulp nu wel toereikend wordt geacht om de vastgestelde bedreiging van de jeugdige af te wenden. De inhoud van het rapport is afgestemd met de cliënt en met de GI/VT. In voorkomende gevallen wordt een gesprek belegd met cliënten, de GI/VT en het lokaal team.
3.6.6
Wanneer RvdK en GI /VT het eens zijn over de voortzetting van een vrijwillig hulpverleningstraject, vindt er een overdracht plaats aan het lokaal en/of GI team, het liefst in aanwezigheid van ouders. Ouders met gezag en een jeugdige 12+ worden altijd om toestemming gevraagd en geïnformeerd over de inhoud van de overdracht.
20 Bijvoorbeeld vanuit eerder wel meedoen van ouders dan wel vanuit VT a.g.v. veiligheidsvoorwaarden stellen en het daaraan gerelateerde (voorlopige) veiligheidsplan.
21 Relevant voor VT ivm mogelijk herhaalde bemoeienis (in de toekomst) en ivm een inhoudelijke reactie van VT als de RvdK niet overgaat tot een verzoek aan de rechtbank.
3.6.7
Als tijdens het vrijwillig hulpverleningstraject blijkt dat de hulp stagneert of niet het beoogde resultaat oplevert binnen de afgesproken termijnen, doet de GI/VT op verzoek van het lokaal team of zelf (opnieuw) een verzoek aan de RvdK om een onderzoek in te stellen of verzoeken het per direct weer te heropenen. In het laatste geval bevat het verzoek in ieder geval een beschrijving van de laatste ontwikkelingen in het hulpverleningstraject en de redenen waarom dat traject stagneert of niet het beoogde resultaat oplevert.
• Het nieuwe verzoek wordt binnen 3 maanden gedaan: Het raadsonderzoek wordt direct heropend zonder dat er een Jeugdbeschermingstafel plaatsvindt.
• Het nieuwe verzoek overschrijdt de 3 maanden: Het verzoek tot raadsonderzoek wordt opnieuw besproken in een Jeugdbeschermingstafel (als ouders met gezag en de jeugdige 12+ daarvoor toestemming geven) tussen SAVE partners, de ouders/verzorgers en het lokaal team.
3.7 Crisiszaken
3.7.1
De gemeenten en de SAVE partners spreken af dat de 24-uurs bereikbaarheidsdienst van zowel de RvdK als SVMN 24 uur per dag, 7 dagen in de week overleg mogelijk maakt t.a.v. crisissituaties. Een mogelijk verzoek tot Raadsonderzoek en eventueel rekwestreren van een v-OTS of een voorlopige voogdij door de RvdK kan hiermee doorgang vinden, alsmede voor werkzaamheden die daaruit voortvloeien.
3.7.2
Van een acute en ernstige bedreigende situatie voor een minderjarige is sprake, wanneer uit de feiten en omstandigheden concreet blijkt dat onmiddellijk ingrijpen, middels een maatregel van kinderbescherming dan wel het gezag, noodzakelijk is, ter afwending van de acute en ernstige bedreiging voor de minderjarige. Concrete (gedetailleerde) werkafspraken zijn vastgelegd in samenwerkingsafspraken tussen de GI’s, VT en de RvdK.
3.7.3
Indien de RvdK een voorlopige ondertoezichtstelling of voorlopige voogdij verzoekt aan de rechtbank dan geeft de GI, direct uitvoering aan de uitspraak.
3.7.4
In een crisis (als een jeugdige nog niet als cliënt bekend is bij de GI ) zal ten tijde van de crisis het (mondelinge) verzoek (gevolgd door een schriftelijk verzoek) tot Raadsonderzoek door Xxxxxx Xxxxx worden gedaan.
3.7.5
Als een jeugdige wel bekend is bij de GI dient een GI medewerker het verzoek tot Raadsonderzoek in via CORV.
3.7.6
Wanneer het verzoek tot raadsonderzoek in een crisiszaak niet door VT of een GI wordt ingediend, informeert de RvdK de verantwoordelijke gemeente hierover, per casus. Dit gebeurt automatisch door middel van een notificatie via CORV.
Indien nodig wordt de GI door de RvdK geïnformeerd (met toestemming van ouders en jeugdige 12+) , zodat zij een GI medewerker kunnen inzetten.
4. Afspraken rondom civiele maatregelen22
4.1
Bij het uitspreken van een maatregel gaat de regie23 in verband met de veiligheidssituatie en de bedreigde ontwikkeling van ouders (lokaal team)over naar de GI. De GI gaat bij voorkeur door met (elementen van) het eerder opgestelde familiegroepsplan en/of gezinsplan, waarmee het gezin eerder samen met het lokaal team is gestart. Met name de informatie rondom de veiligheidsaspecten en de voorwaarden die noodzakelijk zijn om te stellen worden toegevoegd aan het opgestelde (veiligheids)plan. Als een gezin weer in staat is te voldoen aan de eisen die gesteld zijn om de maatregel op te heffen neemt een lokaal team in samenspraak met ouders het (veiligheids)plan van de GI , dat gericht is op de veiligheid van de jeugdige, als uitgangspunt bij de vervolgaanpak.
22 Hieronder vallen alle kinderbeschermingsmaatregelen. 23 Zie begrippenlijst
4.2
Als de GI redenen ziet om de aanvullende zorg (lopend in het gedwongen kader) voort te zetten op vrijwillige basis na het 18e levensjaar, dan wordt het lokaal team uiterlijk 6-3 maanden afhankelijk van de situatie voor de einddatum van de maatregelhulp op de hoogte gesteld van de overwegingen hieromtrent en geïntroduceerd bij de cliënt (indien nog niet gebeurd) en zorgaanbieder. Hiervoor is toestemming van ouders met gezag en jeugdige 12+ nodig. Het lokaal team/ de gemeente kan dan aansluitend of voor het 19e jaar van de cliënt zo nodig een verleningsbeschikking afgeven.
Toetsende taak
4.3
De RvdK toetst (het voornemen van) de GI om
- een ondertoezichtstelling niet te verlengen. Termijn: 10 weken voor afloop maatregel.
- een (machtiging) uithuisplaatsing van een jeugdige niet te verlengen.
- een tussentijdse terugplaatsing naar de thuissituatie (het eigen leefmilieu) te effectueren Termijn:1 maand voor de daadwerkelijke terugplaatsing.
en adviseert aan de GI of een gezagsbeëindigende maatregel wellicht meer geëigend is
- bij een verzoek tot verlenging van een ondertoezichtstelling, die al 2 jaar duurt, waarbij er gedurende deze 2 jaar sprake is (geweest) van een uithuisplaatsing. Termijn: 10 weken voor afloop maatregel.
De GI’s spreken af dat in de rapportages rond deze beslissingen de afspraken met het lokaal team expliciet worden opgenomen.
Gezagsbeëindigende maatregel
4.4
De GI en de RvdK kunnen onderling overleggen over de noodzaak en meerwaarde van het inzetten van een gezagsbeëindigende maatregel bij een gezinssysteem. Het lokaal team kan hierbij ‘bevraagd’ worden. Dat kan in een ‘lopende’ OTS zonder toestemming van betrokkenen, maar als het een gezag beëindigende maatregel zonder voorafgaande OTS betreft, dan is toestemming van ouders met gezag en jeugdige 12+ nodig.
4.5.
De RvdK maakt met de GI uniforme afspraken over de onderbouwing van het verzoek tot gezagsbeëindigende maatregel en over de afhandeling ervan door de Raad.
5. Afspraken rondom (straf)maatregelen24
5.1
De gemeenten, de GI’s, VT en de RvdK maken afspraken25 over de inhoudelijke inbreng, deelname en informatie-uitwisseling:
- in de (casus)overleggen van het Veiligheidshuis, met inachtneming van de bestaande afspraken in het Landelijk Kader Veiligheidshuizen
- binnen ZSM
- met de volwassenenreclassering
- in de overige overleggen van de Veiligheidsketen, zoals het TopX overleg en de lokale PGA (Persoonsgerichte Aanpak)
In afstemming met het GI team (en met in acht nemen van het vragen van toestemming van betrokkenen, waaronder de toestemming van een jeugdige van 16+ om de ouder(s) met gezag te informeren en te betrekken), kan het lokaal team deelnemen aan een overleg in de veiligheidsketen. Het GI team houdt medewerkers van het lokaal team in ieder geval qua hoofdlijnen aangesloten op de veiligheidsketen.
Onderzoek RvdK en inzet van jeugdreclassering door rechter of OM
5.2
24 Hieronder vallen de maatregelen (modaliteiten) in het kader van het jeugdstrafrecht.
Een samenloopmaatregel is ook mogelijk (d.w.z. dat er sprake is van tegelijkertijd een beschermingsmaatregel én een strafmaatregel, zowel vanuit het civiele als het strafrecht)
25 De Veiligheidsketen kent een eigen dynamiek; de aansluiting op de veiligheidsketen vindt plaats in afstemming en samenhang met elkaar als SAVE partners.
De RvdK legt contact met het lokale team en het GI team om na te vragen of een cliënt bekend is bij hen in (lokaal dan wel binnen de preventieve jeugdbescherming). Zo ja, dan worden zij zo nodig benaderd als informant in het strafonderzoek.
In de hoedanigheid van GI (maatregelhulp) benadert de RvdK in elk strafonderzoek het GI team als informant.
Inzet jeugdreclassering in opdracht van de RvdK
5.3
De RvdK informeert de gemeenten (d.m.v. notificaties via CORV)over de inzet van Toezicht en Begeleiding in opdracht van de RvdK26.
Zorg bij detentie 18- en Nazorg na detentie
5.4
De RvdK is casusregisseur van de jeugdige tijdens detentie. De RvdK roept de betrokken partijen bij elkaar en meldt als voorzitter van het trajectberaad de uitstroom van jongeren uit een jeugdinrichting aan de gemeentelijke contactpersonen die zorg dragen voor het organiseren van nazorg (ID, scholing/dagbesteding, uitkering, huisvesting, hulp). De GI en/of medewerker van het lokaal team neemt deel aan het trajectberaad, afhankelijk van de afspraken die een gemeente maakt. De deelnemer aan het trajectberaad maakt verbinding met het lokale team (ingeval de deelnemer een GI medewerker is) en eventuele gemeentelijke voorzieningen (met in achtneming van het vragen van toestemming van betrokkenen, waaronder de toestemming van een jeugdige van 16+ om de ouder(s) met gezag te informeren en te betrekken).
Adolescentenstrafrecht
5.5
Bij de adviesfase voor het jeugd- of commune strafrecht door de RvdK of volwassenenreclassering is actuele informatie over (het ontvangen van ondersteuning/hulp) van een jeugdige en/of een gezin van groot belang. Zowel de GI als het lokaal team kan met een jeugdige van doen hebben die verdacht wordt van een strafbaar feit. Met in achtneming van de privacywetgeving (toestemmingsverklaring van betrokkenen is nodig in de preventieve jeugdbescherming-zie bepaling onder 5.4)) spannen partijen zich in om die informatie te vergaren, zodat een afgewogen keuze gemaakt kan worden.
Uitvoering taakstraffen
5.7
De RvdK overlegt met een gemeente over de mogelijkheden voor het uitvoeren van werkstraffen wanneer er onvoldoende projecten zijn in die betreffende gemeente.
6. Afspraken inzet aanvullende (gespecialiseerde) hulp/begeleiding
6.1
Primair voeren ouders met gezag en jeugdige afhankelijk van de leeftijd (ondersteund door de lokale teams) regie over de uitvoering van zorg binnen de preventieve jeugdbescherming. In overleg tussen een GI medewerker en ouders/een lokaal team wordt afgesproken of en zo ja, wat een lokaal teammedewerker zelf als (generalistische) hulp kan (blijven) bieden. Eveneens is er overleg over welke aanvullende hulp nodig is.
Lokale teams geven een “verleningsbeschikking” m.b.t. de inzet van jeugdhulp namens de gemeente27.
6.2
Bij wet in het kader van maatregelhulp is de GI degene die bepaalt welke specialistische jeugdhulp zij noodzakelijk acht. Daartoe geeft de GI een ‘bepaling jeugdhulp ”af. Als de RvdK een verzoek OTS indient met een verzoek machtiging uithuisplaatsing (MUHP), dan geeft de GI de bepaling jeugdhulp m.b.t. de MUHP af t.b.v. de zitting bij de kinderrechter.
6.3
De GI medewerker informeert en stemt altijd af met ouders/een medewerker van het lokaal team (namens de gemeente). In principe wordt ingezet wat de gemeenten hebben ingekocht aan jeugdhulp
26 Hier is sprake van de vrijwillige variant van T&B, welke de RvdK aanbiedt. De verplichte T&B wordt door de Rechtbank of het OM opgelegd.
27 Per gemeente wordt hier verschillend mee omgegaan; aanvragen verlopen via het lokale team.
(zorg in natura). Bij uitzondering en met onderbouwing kan daar in samenspraak met het lokaal team en bij voorkeur na accordering van de gemeente van worden afgeweken. Hierbij worden redelijke termijnen in acht genomen.
6.4
Als er een strafrechtelijke beslissing tot de inzet van jeugdhulp in het kader van een gedrags beïnvloedende maatregel(GBM) wordt genomen dan informeert de RvdK de cliënt als zij het strafadvies bespreekt.28
6.5
Bij maatregelhulp kan onder voorwaarden een persoonsgebonden budget worden ingezet. Overleg door de GI medewerker met de gemeente is in een dergelijke situatie altijd aan de orde, zie ook 6.3.
6.6
In alle gevallen waar specialistische jeugdhulp nodig blijkt, wordt door de SAVE partners per casus bekeken welke maatwerkoplossing nodig is. Vervolgens worden zorgaanbieders gevraagd om deze maatwerkoplossing uit te voeren. In het geval er wordt overwogen om jeugdhulp met residentieel verblijf in te zetten, dan organiseren SAVE partners of de gemeente op aangeven van de SAVE partner altijd een overleg met relevante zorgaanbieders, om samen met hen tot een maatwerkoplossing te komen waardoor jeugdigen “zo thuis als mogelijk” op kunnen groeien. Deze handelswijze is in lijn met de bovenregionaal met de SAVE partners en zorgpartijen ingezette ontwikkeling rond essentiële functies. In crisissituaties is vaak snel handelen door de SAVE partners geboden, waardoor voorafgaand aan een plaatsing overleg met zorgaanbieders niet altijd mogelijk is.
Gesloten jeugdhulp
6.7
Tijdens iedere vorm van dienstverlening van zowel de lokale teams als van de GI (dus zowel vrijwillig als binnen maatregelhulp) kan gesloten jeugdhulp noodzakelijk zijn voor de veiligheid van een jeugdige of diens omgeving.
6.8
De zwaarte van een gesloten plaatsing (vrijheidsberoving) gaat vaak gepaard met het aanvragen van een (v)OTS. De GI is in een dergelijke situatie verantwoordelijk voor alles wat nodig is om een verzoek in te dienen. De gemeente mandateert de GI’s daartoe.
6.9
Indien een lokaal team, samen met ouders met gezag, die toestemming hebben gegeven, op vrijwillige basis een gesloten plaatsing overweegt (ook al stemt de jeugdige 12+ hier niet mee in) wordt zo snel mogelijk het GI team ingeschakeld. In verband met de complexiteit en de veiligheidsaspecten, die altijd inherent zijn aan een situatie waarin een dergelijke plaatsing wordt overwogen, sluit het GI team aan bij de begeleiding aan gezin en jeugdige en regisseert de GI medewerker samen met de ouders met gezag en het lokaal team de plaatsing.
Gedurende de gesloten plaatsing en de trajectplaatsing, die na een gesloten plaatsing volgt, blijft er tussen het GI team, de ouders met gezag en de jeugdige 12+ en het lokaal team afstemming en overleg.
De gemeente mandateert SVMN (GI)en haar onderaannemers op grond van deze bepaling om een gesloten plaatsing op basis van vrijwilligheid voor te bereiden en te effectueren (in samenspraak met het lokaal team).
6.10
De instemming van een gekwalificeerde gedragswetenschapper t.b.v. gesloten jeugdhulp wordt afgegeven door de GI. De akkoordverklaring van ouders als het gaat om een “vrijwillige” gesloten plaatsing wordt eveneens door de GI verzorgd.
6.11
Als tijdens het raadsonderzoek blijkt dat gesloten jeugdhulp aangewezen is, dan overlegt de RvdK hierover met de GI. Eenzelfde handelswijze als onder 6.7 en 6.8 wordt gevolgd.
6.12
28 Doorgaans is over deze bijzondere (combinatie van) hulp(vormen) afstemming nodig met gemeenten.
De RvdK regelt gesloten jeugdhulp:
• Als de RvdK over de meest actuele informatie beschikt of als de GI nog helemaal geen bemoeienis met het gezin heeft gehad, levert de RvdK de verklaring van noodzaak tot gesloten jeugdhulp en de instemming van een gekwalificeerde gedragswetenschapper.
• Als de RvdK gesloten jeugdhulp noodzakelijk vindt, maar de GI vindt dat niet, dan levert de RvdK zelf de verklaring van de noodzaak en de instemming van de gekwalificeerde gedragswetenschapper.
• Als de GI aan de RvdK een (spoed) verzoek tot onderzoek doet en de GI heeft bemoeienis met de casus (binnen maatregelhulp) dan levert de GI de instemmingsverklaring.
7. Specifieke onderwerpen
Schoolverzuim – verhouding tussen lokaal team, leerplicht (gemeente) en SAVE.
7.1
Wanneer sprake is van schoolverzuim ontvangt leerplicht een melding van school. Leerplicht handelt vervolgens volgens de Methodische Aanpak Schoolverzuim (MAS) – zo handelen we bij schoolverzuim!29 Daarbij geldt dat de leerplichtambtenaar:
• Een verzuimonderzoek start en het vervolg monitort;
• Het initiatief neemt voor een adequaat vervolg op verzuimmeldingen en dat in overleg doet (met toestemming van cliënt/ouders) met de ketenpartners, waaronder lokaal team, het GI team, Veilig Thuis en/of RvdK en vanuit ieders eigen verantwoordelijkheid.
• Afspraken maakt over de regie.
7.2
Afhankelijk van de achterliggende redenen en het type verzuim kunnen, conform de MAS, vier verschillende routes (waarvoor verschillende indicaties worden gehanteerd) worden gevolgd:
1. Vrijwillige (jeugd)hulp, waarbij de ouders (en toestemming van de jeugdige 12+-16- nodig is ivm het feit dat de jeugdige juridisch gezien wordt als de aanvrager van de jeugdhulp; een jeugdige 16+ is juridisch de aanvrager, toestemming van ouders is niet nodig) hulp vragen, bijvoorbeeld via het lokaal team. Ook kan de leerplichtambtenaar de GI medewerker of de RvdK consulteren om de juiste aanpak te bepalen.
2. Halt-aanpak schoolverzuim, waarbij school de ouders en jeugdige hierover informeert en de leerplichtambtenaar een Halt proces-verbaal opmaakt.
3. Een melding bij Veilig Thuis, waar in het meest ernstige geval een jeugdbeschermingsmaatregel uit kan voortkomen.
4. Aanpak via het strafrecht, waarbij de leerplichtambtenaar een proces-verbaal opmaakt en de RvdK vervolgens een onderzoek uitvoert en een (straf)advies geeft aan OM en/of rechtbank.
Regionaal zijn er afspraken over de uitvoering van het MAS. 7.3
De RvdK en de GI’s en VT zijn beschikbaar voor consultatie op casusniveau (anoniem, anders
toestemming nodig van ouders met xxxxx en jeugdige 12+)) door leerplichtambtenaren over de wenselijkheid van doorgeleiding naar de meest geëigende vervolgstap (preventief justitieel, justitieel dan wel een andere vorm van hulp).
Hoe de VIR benutten en wie?
7.4
De GI’s en VT gebruiken actief de VIR. Iedere jeugdige binnen de volgende activiteiten in de preventieve jeugdbescherming wordt aangemeld in de VIR: bij (SAVE) onderzoek ivm (vermoedens van) kindermishandeling (na veiligheidsbeoordeling door Xxxxxx Xxxxx), bij SAVE begeleiding, bij doorgeleiding naar een VTO en bij (alle modaliteiten) van maatregelhulp.
De RvdK registreert jeugdigen na het besluit tot het in (beschermings- of straf-) onderzoek nemen van een jeugdige (niet bij G&O onderzoek). Informatie over al bekende jeugdigen bij de RvdK wordt door de RvdK geraadpleegd.
29 De MAS (2017) is ontwikkeld door Ingrado (een vereniging met als leden de afdelingen leerplicht van de gemeenten en de RMC-regio’s). De Vereniging van Nederlandse gemeenten deelt de visie en aanpak.
De gemeenten spannen zich in om alle professionals/instellingen die onder het gemeentelijk jeugdzorgveld opereren, consequenter te laten registreren in de VIR (zoals lokale teams, onderwijs en het jongeren veld).
Verschil van mening / besluiten tot (minder)intensievere inzet
7.5
Als er zich een (dreigende) crisis voordoet of als er een verschil van mening is over de meest passende aanpak en inzet en er zijn diverse betrokkenen, dan zijn afspraken nodig om op het juiste niveau de noodzakelijke besluitvorming te doen plaatsvinden (zie opschalingsmodel hieronder op volgende bladzijde).
Het in werking treden van een passend ‘opschalend’ overleg is afhankelijk van de urgentie en van de kenmerken van een situatie. Er kunnen diverse instellingen bij betrokken zijn: lokale teams, gemeenten, RvdK, de GI, Veilig Thuis, Politie, zorgpartijen en mogelijk anderen.
Opschalingsmodel gemeenten en SAVE partners
Overlegvorm30 | Samenstelling deelnemers overleg (per gemeente te bepalen) | Status overleg | Preventieve jeugdbescherming en justitieel kader |
Primair proces overleg | De uitvoerende medewerkers uit het primair proces + evt. gedragswetenschapper | Deze afstemming leidt tot een gedeelde opvatting over aard en ernst van de situatie en volgende stappen (of niet, waarna opschaling volgt) | Na onderzoek door de RvdK kan d.m.v. het indienen van een verzoek bij de Rechtbank ook overeenstemming bereikt worden. (dit voorgenomen besluit vraagt binnen de GI e/o VT consultatie van een gedragswetenschapper) |
Managementoverleg | Management + gedragswetenschapper+ evt. een jurist + zorgpartijen + de belangrijke uitvoerende medewerkers uit het primair proces, in ieder geval van de instelling(en) waar de cliënt ‘van is’ (lokaal team/ SAVE partners/ evt. aanvullende zorg) | Deze afstemming leidt tot een gedeelde opvatting over aard en ernst van de situatie en volgende stappen | Na onderzoek door de RvdK kan d.m.v. het indienen van een verzoek bij de Rechtbank ook overeenstemming bereikt worden. (dit voorgenomen besluit vraagt binnen de GI e/o VT consultatie van een gedragswetenschapper) |
Bestuurlijk overleg | Wethouder jeugd + management betrokken zorgpartijen + de belangrijke uitvoerende medewerkers uit het primair proces, in ieder geval van de regievoerende instelling (lokaal team/ SAVE partners/ evt. aanvullende hulp) | Dit overleg brengt risico’s en mogelijkheden in kaart, werkt opties uit en komt tot oordeelsvorming omtrent de meest aangewezen handelingsroute. (Bij overeenstemming wordt deze route gevolgd.) | Na onderzoek door de RvdK kan d.m.v. het indienen van een verzoek bij de Rechtbank ook overeenstemming bereikt worden. (dit voorgenomen besluit vraagt binnen de GI e/o VT consultatie van een gedragswetenschapper) |
Driehoek (plus)31 | Leden per gemeente: Hoofdofficier van Justitie, Burgemeester, Districtschef politie. Afhankelijk van de casus schuift de verantwoordelijk wethouder aan. Afhankelijk van de casus schuift de directie van de regievoerende zorgpartij aan (en draagt zorg t.a.v. de jeugdige w.b.: privacy / wet- en regelgeving / belangenvertegenwoordiging minderjarige) | In deze situatie is er veelal sprake van maatschappelijke onrust en/of een strafrechtelijke aanpak. Aan dit overleg worden scenario’s/keuzes voorgelegd. Uitkomst: knopen doorhakken die de dreiging van de situatie opheft of de impasse van de situatie doorbreekt. | Bepaalde verzoeken omtrent de veiligheid van de jeugdige moeten worden voorgelegd aan de rechter (zoals b.v. een uithuisplaatsing). De G.I.’s (indien er sprake is van een OTS dan wel voogdij) en de RvdK hebben een eigenstandige bevoegdheid om verzoeken al dan niet voor te leggen aan de rechtbank. Zij kunnen niet “in opdracht” van de driehoek(plus) acteren (uitgezonderd de situatie waarin een burgemeester een OTS wenselijk vindt). |
30 Preventieve jeugdbescherming en het betreft een jeugdige 12-: voor overleg is toestemming van ouders met gezag nodig. Bij een jeugdige 12+: van ouders met gezag en de jeugdige zelf. Maatregelhulp: het overleg moet noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de maatregel.
31 Of equivalent binnen een gemeente.
7.6
Binnen de SAVE werkwijze wordt in het overleg dat plaatsvindt tussen professionals- gedragswetenschapper-team/regiomanager expliciet de vraag beantwoord aan wie (gezien de gemeentelijke verantwoordelijkheid) de crisis dan wel de stagnerende voortgang gemeld moet worden / dan wel welke instellingen uit de hiervoor genoemde domeinen gewaarschuwd/betrokken moeten worden. Specifiek is hierbij aandacht voor de gemeentelijke verantwoordelijkheid (impact).
7.7
Een opschalend overleg (zoals benoemd in voorgaande tabel) richt zich afhankelijk van de aard en ernst van de casus inhoudelijk op analyse en labeling van de situatie, aanpak bepalen en plan afspreken en vastleggen. Er worden afspraken gemaakt over wie de regie voert en/of de aangewezen instellingen bij de besluitvorming betrokken zijn (als er daarvoor al niet een evidente aanleiding daartoe was).
Als een familiegroepsplan, gezinsplan of (veiligheids)plan “niet werkt” (binnen al bestaande lokale begeleiding, dan wel de preventieve jeugdbescherming , wat kan voorkomen in crisissituaties), heeft de individuele gemeente (Burgemeester en wethouders)de bevoegdheid hulp aan te wijzen/te regelen.
7.8
Het “calamiteitenprotocol instellingen zorg voor jeugd en de gemeenten in de provincie Utrecht” (bijlage..) wordt gebruikt in een acute en onvoorziene situatie en is bedoeld om partijen elkaar onmiddellijk te laten vinden en tot eerste afspraken te komen. Gezien de definitie van calamiteit vindt dit plaats op het niveau van bestuurlijk overleg dan wel driehoek(plus).
8. Afspraken over toezicht gemeenten
8.1
De gemeenten in de jeugdzorgregio’s zien erop toe dat SVMN als hoofdaannemer ( en daaruit volgend ook de GI’s die onderaannemer zijn) zich aan de wettelijke verplichtingen houdt en de afspraken met de RvdK nakomt.
De RvdK stelt de gemeenten op de hoogte, als een GI hierin structureel in gebreke blijft na een verbetertraject. Vooraf wordt SVMN (als hoofdaannemer) geïnformeerd over dit (voorgenomen) besluit van de RvdK en zorgt SVMN direct voor overleg met de onderaannemer.
9. Aanvullende afspraak tussen de gemeenten en de RvdK
9. 1
Gegevens uit landelijke ondersteuningssystemen van de RvdK zijn voor gemeenten beschikbaar (en toegankelijk) wat betreft de ontwikkelingen rond doorlooptijden/wachttijden van raadsonderzoeken per jeugdzorgregio. De RvdK kan als dat nodig is t.b.v. bijvoorbeeld inzicht in de ketensamenwerking aanvullende gegevens leveren (uitgezonderd privacygevoelige informatie).
10. Afstemming communicatie (anders dan a.g.v. een calamiteit) bij beantwoording van vragen over de GI, VT en RvdK.
10.1
Als gemeenten en/of regio’s worden benaderd met persvragen of raadsvragen over een GI e/o VT in een specifieke regio of gemeente, dan stemt deze gemeente/regio haar beantwoording in eerste instantie af met SVMN (die zich in verbinding stelt met haar onderaannemers) en deelt zij de beantwoording met de andere regio’s.
10.2
Alle vragen over het functioneren van Veilig Thuis worden door de centrum gemeenten Utrecht en Amersfoort beantwoord, zij stemmen de beantwoording onderling en met SVMN af en delen de beantwoording met de andere regio’s.
10.3
Als gemeenten/regio’s worden benaderd met vragen in algemene zin over het functioneren van de organisatie SVMN en/of een van haar onderaannemers, dan stemmen gemeenten/regio’s en SVMN onderling de beantwoording af.
10.4
Gemeenten kunnen ook vragen krijgen over het functioneren van de Raad voor de Kinderbescherming. In principe verwijzen gemeenten dan voor een antwoord naar de RvdK. Zo nodig stemmen gemeenten en de RvdK beantwoording van vragen af.
Afkortingen en Begrippen:
Familiegroepsplan plan dat door een gezin zelf (al dan niet met het netwerk) is gemaakt Gezinsplan plan dat door een lokaal team samen met het gezin is gemaakt Veiligheidsplan het plan dat de GI/VT samen met het gezin maakt met gebruikmaking van het
familiegroepsplan en/of het gezinsplan
JB Jeugdbescherming
JR Jeugdreclassering
VT Veilig Thuis (Utrecht)
Het Advies- en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling (AMHK) zoals bedoeld in artikel 1.1.1 lid 1 jo. art. 4.1.1 Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en art. 1.1 Jeugdwet.
SVMN Samen Veilig Midden-Nederland (de organisatie waar de GI en Vellig Thuis Utrecht deel van uitmaken).
WSSjbjr Xxxxxx Xxxxxxxxx Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (onderaannemer van SVMN, GI)
LJ&R Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering (onderaannemer van SVMN, GI)
RvdK Raad voor de Kinderbescherming Midden Nederland
SAVE partners De instellingen die de SAVE werkwijze vormgeven en daarin samenwerken: Samen Veilig Midden-Nederland (GI en VT Utrecht), WSSjbjr, Stichting LJ&R en Raad voor de Kinderbescherming.
GI Gecertificeerde Instelling, zoals bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet GI medewerker Een medewerker van een GI van SVMN (= SAVE medewerker), WSSjbjr,
LJ&R, die de SAVE werkwijze uitvoert
GI team Een team van GI medewerkers die de SAVE werkwijze uitvoeren (voor SVMN= SAVE team). De WSSjbjr en het LJ&R hebben verbintenis met dit team, maar zijn daar geen teamlid van.
VT medewerker Een medewerker van Veilig Thuis Utrecht, die de landelijke werkwijze van VT uitvoert en zich daarbij baseert op de uitgangspunten van de SAVE werkwijze
Lokaal team Iedere vorm van een georganiseerd gemeentelijk verband van zorg voor jeugdigen, zoals een (sociaal)wijkteam, buurtteam, CJG team enz.
Accounthouder gemeente
Regie(bij professionals)
De contactpersoon bij de gemeente met wie SAVE partners kunnen afstemmen/overleggen
Bundelen/coördineren en focus aanbrengen, waarbij rekening gehouden wordt met verantwoordelijkheid, bevoegdheid, taakinvulling en het gevolg geven aan samenwerkingsafspraken
Regie op veiligheid Vanuit expertise het proces van zicht op veiligheid initiëren / organiseren met behulp van de hiervoor geformuleerde omschrijving van regie voeren
JBT Jeugdbeschermingstafel
VTO Verzoek tot onderzoek (door de RvdK)
MHUP (verzoek tot) Machtiging uithuisplaatsing
VIR Verwijsindex Risicojongeren
ZSM Afdoeningsaanpak van de justitieketen, waarbij OM, RvdK, politie en Reclassering samenwerken om eenvoudige strafzaken versneld en simpel af te doen
VHRU Veiligheidshuis Regio Utrecht
Trajectberaad Het trajectberaad is een overleg met RvdK (casusregisseur en voorzitter), GI of volwassenenreclassering, de JJI (justitiële jeugdinrichting) en een vertegenwoordiger van de gemeente gericht op afstemming van activiteiten van een jeugdige (tot 23 jaar) na detentie.
CORV Collectieve Opdracht Routeer Voorziening: een digitaal knooppunt dat zorgt voor de elektronische afhandeling van het formele berichtenverkeer tussen justitiepartijen en het gemeentelijk domein. Gemeenten, RvdK en GI’s zijn hier op aangesloten.
Bijlage A
Overzicht overlegsituaties gemeenten (via accounthouder of professionals van het lokale team) en GI’s, VT dan wel RvdK
Op uitvoeringsniveau:
- bij de inzet van aanvullende niet ingekochte zorg (na overleg met lokaal team)
- bij schoolverzuim als overwogen wordt een proces-verbaal op te maken
- Bij de (gezamenlijke) inzet op nazorg na detentie 18-
- Bij de afstemming over (deelname aan) de PGA/TOP X aanpak, met name ook t.a.v. “brusjes”.
- Bij de inbreng van zorginformatie bij het VHRU en ZSM
- Bij de samenwerking rond toegang tot jeugdhulp en ondersteuning van volwassenen
- Bij samenwerking rond aanpak van jeugdgroepen
- Bij afspraken over samenwerking rond woonoverlast
- Bij huisverboden Op aansturingniveau:
- bij het melden van een (dreigende) crisis /incident
- bij inspectierapporten
- bij- op en afschalen van complexe casuïstiek op het snijvlak Zorg en Veiligheid Op bestuurlijk niveau:
- Bij dreigende financiële problemen