S E C R E T AR IA A T
X X X X X X XX XX X X
Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxx Xxxxxxxxx XXX 0000 - 2013
Contract 2010 - 2013 090401A/IWW/iww
’s-Gravenhage, 1 april 2009
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave 2
Ondergetekenden 3
Overwegingen 3
1. Definities 4
2. Werkzaamheden en rayons 6
3. Bereikbaarheid en beschikbaarheid 9
4. Bergingscondities 10
5. Uitvoering van werkzaamheden 10
6. Tarieven 18
7. Maatregelen ter verkrijging van betaling voor geleverde diensten 20
8. Kwaliteitseisen 21
9. Facturering en betaling 22
10. Duur van de overeenkomst 23
11. Overige bepalingen 25
Bijlage 1. Rayonnummer en tarieven 27
2
Ondergetekenden:
1. Stichting Incident Management Nederland, gevestigd te 's-Gravenhage,
hierna te noemen: "Stichting IMN", en
2. Naam bergingsonderneming, gevestigd te plaatsnaam,
hierna te noemen: "de bergingsonderneming",
Overwegende:
(I) dat Stichting IMN is belast met het periodiek aanbesteden van bergingswerkzaam- heden binnen rayons op alle wegen in Nederland waarop incident management van toepassing is – hierna te noemen IM-wegen - en het helpen voorbereiden van over- eenkomsten met bergingsondernemingen terzake de zogeheten eerste berging op IM-wegen binnen die rayons, waarbij Stichting IMN optreedt (mede) namens de daarin participerende alarmcentrales, te weten ANWB, Eurocross International, Eu- rop Assistance, Inter Partner Assistance, Mondial Assistance, SOS International en ZLM Verzekeringen,
(II) dat Stichting IMN de bergingsonderneming op basis van een aanbesteding heeft ge- selecteerd om gedurende de looptijd van deze overeenkomst op eerste afroep ber- gingsdiensten te verlenen ten behoeve van de eerste berging bij een incident op een IM-weg binnen het aan de bergingsonderneming toegewezen rayon, telkens wan- neer daartoe door of vanwege Stichting IMN een opdracht wordt verstrekt,
(III) dat Stichting IMN deze overeenkomst (mede) ondertekent namens de eerder ge- noemde alarmcentrales en dat aldus (ook) een overeenkomst tot stand komt tussen
de bergingsonderneming en de betrokken alarmcentrales, welke rechtsverhouding door de inhoud van deze overeenkomst wordt beheerst,
(IV) dat partijen tot doel hebben om de betrokkenen bij een gestrand personenvoertuig zo veel mogelijk tot dienst te zijn en partijen bij de uitvoering van deze overeen- komst te allen tijde de belangen van deze betrokkenen zullen dienen,
(V) dat partijen gedurende de looptijd van deze overeenkomst waar nodig in overleg zullen treden over de hulpverlening door de bergingsonderneming en daarmee sa- menhangende bergingswerkzaamheden.
Verklaren te zijn overeengekomen als volgt:
1. Definities
In deze overeenkomst wordt een aantal voor de overeenkomst specifieke begrippen gehan- teerd. Een overzicht van die begrippen en hun betekenis is opgenomen in dit artikel.
1.1. Aanbestedingsreglement
Het Aanbestedingsreglement 2010 - 2013 ('s-Gravenhage, 1 april 2009) voor uitvoe- ring van de aanbesteding van werkzaamheden in het kader van de eerste berging van personenvoertuigen op IM-wegen.
1.2. Landelijk Centraal Meldpunt
Het door Stichting IMN te (doen) beheren meldpunt ten behoeve van de eerste ber- ging van op IM-wegen gestrande personenvoertuigen, hierna ook te noemen LCM.
1.3. Doortransport
Het door een derde (transporteur), die daartoe opdracht heeft gekregen van de ter- zake betrokken alarmcentrale, doortransporteren van een ingevolge deze overeen- komst geborgen personenvoertuig.
1.4. Eerste berging
Het vrijmaken van de weg en naar een veilige plaats afvoeren van een in het kader van een incident gestrand personenvoertuig.
1.5. Loze rit
Een melding van het LCM op grond waarvan de bergingsonderneming is uitgere- den, maar waarbij geen berging behoeft plaats te vinden en ook niet plaatsvindt. Als de melding wordt herroepen voordat het daarvoor in te zetten bergingsvoertuig de vestiging van de bergingsonderneming heeft verlaten, is geen sprake van een loze rit.
1.6. IM-wegen
Wegen die door de verantwoordelijke wegbeheerder zijn aangewezen als wegen waarop incident management in samenwerking met Stichting IMN wordt toegepast.
1.7. Rayon
Werkgebied voor de uitvoering van bergingswerkzaamheden, gedefinieerd in ter- men van een lijst van wegvakken en aangeduid met een uniek nummer.
1.8. Incident
Elke gebeurtenis (zoals ongeval, pechgeval, afgevallen lading, gestrand voertuig) die de capaciteit van de weg nadelig beïnvloedt of kan beïnvloeden en als zodanig de doorstroming van het verkeer belemmert of kan belemmeren, overkomen aan één of meerdere personenvoertuigen, uitgezonderd pechgevallen op de vluchtstrook voorzover sprake is van een aanvaardbaar risico ten aanzien van de doorstroming en de veiligheid van het overige verkeer.1 Een pechgeval is in beginsel geen incident, behalve wanneer wegbeheerder en/of pechhulpverlener anders besluiten.
1.9. Personenvoertuig of voertuig
Ieder gekentekend motorvoertuig met een Toegestane Maximum Massa ("TMM") van 3.500 kilogram.
1.10. Veilige plaats
Het opslagterrein van de bergingsonderneming ofwel een door het LCM of de be- trokken alarmcentrale opgegeven andere bestemming indien deze zich op minder dan 25 kilometer (over de weg gemeten) bevindt van de plaats van de berging.
1.11. Vestiging
Een bedrijfspand annex -terrein dat is gecertificeerd volgens de door Stichting IMN gestelde kwaliteitseisen.
1 Beleidsregels Incident Management Rijkswaterstaat, Staatscourant 1999 nummer 89, pagina 6 en nummer 98, pagina 8.
1.12. Kwaliteitseisen
De door Stichting IMN voor de looptijd van deze overeenkomst vastgestelde eisen waaraan bedrijfsvoering en materieel van de bergingsonderneming moet voldoen, welke eisen zijn gepubliceerd in het document Kwaliteitseisen voor Bergingsonder- nemingen. Bijlage bij de Bergingsovereenkomst Stichting IMN 2010 - 2013, 's- Gravenhage, 1 april 2009 (hierna: "Kwaliteitseisen").
2. Werkzaamheden en rayons
2.1. De overeenkomst heeft betrekking op het rayon RAYONNUMMER, hierna aange- duid als "het gegunde rayon". De wegvakken waar dit rayon uit bestaat zijn be- schreven in het document Landelijke Rayonindeling 2010 - 2013, situatie per 1 april 2010, 's-Gravenhage 1 april 2009 (hierna: "Rayonindeling"). Dit document wordt ondersteund door rayonkaarten die net als het document zelf zijn gepubli- ceerd op de website van Stichting IMN (als download op de pagina xxxx://xxx. xxxxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxxxxxx/xxxxx.xxx) en die de ligging van deze wegvakken glo- baal illustreren. Waar de Rayonindeling en de rayonkaarten elkaar tegenspreken, prevaleert de Rayonindeling. De Rayonindeling kan na 1 april 2010 worden aange- past ingevolge het bepaalde in artikel 2.10 tot en met 2.13. Wijzigingen zullen door Stichting IMN bekend worden gemaakt op haar website en worden verantwoord in een nieuwe versie van de Rayonindeling.
2.2. Voor ieder rayon wordt een separate overeenkomst gesloten, ook als aan de ber- gingsonderneming meerdere rayons zijn gegund.
2.3. Stichting IMN ontvangt van politie, wegbeheerders, ANWB en andere partijen meldingen van incidenten die zich voordoen op IM-wegen. Gedurende de looptijd van de overeenkomst zal Stichting IMN in beginsel alle aan haar gemelde inciden- ten op IM-wegen in het gegunde rayon aan de bergingsonderneming doorgeven. De bergingsonderneming krijgt van Stichting IMN, mede namens de in haar participe- rende alarmcentrales, de opdracht om de voor afhandeling van elk doorgegeven in- cident vereiste bergingswerkzaamheden uit te voeren. Stichting IMN spant zich in om als centraal meldpunt op te treden voor incidenten op IM-wegen. Stichting IMN kan echter niet garanderen dat alle incidenten ook daadwerkelijk bij haar worden gemeld. Incidenten die niet bij Stichting IMN of een in Stichting IMN participeren- de alarmcentrale worden gemeld vallen buiten de werkingssfeer van deze overeen- komst.
2.4. Het is mogelijk dat een wegbeheerder besluit om op een wegvak dat is gelegen in het rayon op bepaalde tijdstippen gedurende de dag een door of namens hem gecon- tracteerde bergingsonderneming standby te laten staan. Deze zogenaamde standby- berger krijgt de opdracht om op het toegewezen wegvak bij incidenten onmiddellijk op te treden. De standby-berger kan een andere berger zijn dan de in het rayon door Stichting IMN gecontracteerde bergingsonderneming. Als dit gebeurt zal de stand- by-berger de op het door de wegbeheerder aangewezen wegvak bij incidenten be- trokken voertuigen bergen. Hij zal deze voertuigen daarna afvoeren naar een in overleg met de bergingsonderneming te bepalen plek waar ze door de bergingson- derneming worden opgehaald. Afgezien van de afwijkende locatie waarop dergelij- ke bergingen beginnen, zijn op deze bergingen de relevante bepalingen van voorlig- gende overeenkomst van toepassing.
Als de door Stichting IMN gecontracteerde bergingsondernemng en de standby- berger dezelfde partij zijn, kan dit bedrijf in overleg met de betrokken opdrachtge- vers bepalen op welke wijze hij aan de verplichtingen uit hoofde van beide over- eenkomsten het best uitvoering kan geven.
Bij grote incidenten of grote drukte kan de standby-berger een beroep doen op de bergingsonderneming om hem bij de afhandeling van incidenten op het standby- wegvak bij te staan. Stichting IMN streeft ernaar dat IM-meldingen in het standby- wegvak rechtstreeks aan de standby-berger worden gemeld. Het is echter mogelijk dat aan de bergingsonderneming zal worden gevraagd om IM-meldingen op het standby-wegvak op bepaalde tijdstippen te ontvangen en telefonisch door te geven aan de standby-berger. De bergingsonderneming zal aan een dergelijk verzoek te al- len tijde gehoor geven.
2.5. Meldingen van incidenten die niet aan het Landelijk Centraal Meldpunt ("LCM") van Stichting IMN worden gemeld, maar aan een in Stichting IMN participerende alarmcentrale worden in beginsel eveneens aan de bergingsonderneming doorgege- ven en vallen ook overigens binnen de werkingssfeer van deze overeenkomst, met uitzondering van artikel 5.3.6.
2.6. Stichting IMN behoudt zich het recht voor om in uitzonderlijke en dringende geval- len waarin de verkeerssituatie en/of verkeersveiligheid dit vereisen al dan niet op verzoek van de politie incidenteel een of meer andere bergingsbedrijven in te scha- kelen, mits deze bedrijven voldoen aan de kwaliteitseisen en contractvoorwaarden van Stichting IMN.
2.7. In bepaalde gevallen vinden bergingen plaats in opdracht en ten laste van de politie. Incidenten waarbij dit het geval is vallen buiten de werkingssfeer van deze over-
eenkomst, behoudens het bepaalde in artikel 5.6. Een en ander is nader geregeld in de brief van het Nederlands Politie-Instituut aan de Korpschefs van 26 april 2007. Dit document is gepubliceerd op de website van Stichting IMN (als download op xxxx://xxx.xxxxxxxxxxxx.xx/000000-xxxxxxxx-xxxxxxxxxxxxx.xxx).
2.8. De bergingsonderneming kan bij het waarnemen van een incident op een IM-weg in het gegunde rayon het initiatief nemen om contact te leggen met de Regionale Ver- keerscentrale van Rijkswaterstaat. Uitvoering van een berging is daarbij alleen toe- gestaan nadat de Verkeerscentrale daartoe opdracht heeft gegeven.
2.9. Voor de bepaling van het rayon waarin het incident zich voordoet en daardoor ook bij de selectie van de bergingsonderneming die de berging dient te verrichten, laat Stichting IMN zich leiden door de locatie die zij bij ontvangst van de melding van de meldende instantie doorkrijgt. Dit geldt ook als de feitelijke locatie van het inci- dent door onnauwkeurigheid van de meldende instantie in een ander rayon blijkt te liggen.
2.10. Tijdens de looptijd van deze overeenkomst zal de bergingsonderneming binnen het gegunde rayon op door of vanwege Stichting IMN gedane meldingen inzake een in- cident bergingswerkzaamheden verrichten ten behoeve van een adequate, snelle eerste berging. Onder eerste berging valt niet het eventuele doortransport na een eerste berging, het verlenen van pechhulp en het eventuele doortransport na pech- hulp.
2.11. Tal van Provincies en Gemeenten overwegen om op delen van het door hen beheer- de zogenaamde onderliggende wegennet een beleid van incident management in te voeren. Vanaf het moment dat incident management wordt toegepast op bepaalde wegen van het onderliggend wegennet en voorzover dat gebeurt in samenwerking met Stichting IMN, krijgen deze wegen automatisch het karakter van IM-wegen volgens de definitie in deze overeenkomst. Wanneer nieuwe IM-wegen worden in- gedeeld in het rayon waarop deze overeenkomst betrekking heeft, wordt Stichting IMN opdrachtgever van de werkzaamheden in het kader van de eerste berging van voertuigen op de betrokken nieuwe IM-wegen. De uitvoering van de daaruit voort- vloeiende bergingswerkzaamheden valt vanaf dat moment binnen de werkingssfeer van deze overeenkomst en zal aan de bergingsonderneming worden opgedragen.
2.12. Stichting IMN is vrij om nieuwe IM-wegen naar eigen inzicht in rayons in te delen. Stichting IMN is niet verantwoordelijk voor het nemen van besluiten over de invoe- ring van incident management op het onderliggend wegennet. Stichting IMN zal de
bergingsonderneming zo vroeg en zo goed als mogelijk informeren over mogelijke toevoegingen van IM-wegen aan het gegunde rayon. Het gaat daarbij met name om de beschrijving van de wegvakken die aan het rayon worden toegevoegd en om de datum waarop deze toevoeging plaats zal vinden.
2.13. Het komt voor dat wegbeheerders van IM-wegen in geval van de uitvoering van grootschalige wegwerkzaamheden besluiten tot het tijdelijk invoeren van incident management op wegen van het onderliggende wegennet in de omgeving. Als dit gebeurt, geldt voor deze zogenaamde tijdelijke IM-wegen hetzelfde als in artikel
2.11. en 2.12. is gesteld voor nieuwe IM-wegen.
2.14. Als wegbeheerders mochten besluiten om de uitvoering van een beleid van incident management op bepaalde wegvakken in het gegunde rayon al dan niet tijdelijk te staken, worden deze wegvakken uit het gegunde rayon verwijderd. Stichting IMN is niet aansprakelijk voor de mogelijk uit een dergelijke wijziging voortvloeiende schade voor de bergingsonderneming. Stichting IMN is gehouden de bergingson- derneming over een dergelijke verandering zo spoedig mogelijk te informeren. Aan door Stichting IMN in dit verband aan de bergingsonderneming verstrekte informa- tie kunnen geen rechten worden ontleend.
3. Bereikbaarheid en beschikbaarheid
3.1. De bergingsonderneming zal met betrekking tot de uit deze overeenkomst voort- vloeiende bergingsopdrachten zorgdragen voor bereikbaarheid en beschikbaarheid om de hulpverlening uit te voeren gedurende 365 dagen per jaar en 24 uur per dag. Het is de bergingsonderneming alleen toegestaan om de uit de opdrachten voort- vloeiende werkzaamheden door een andere partij te laten verrichten als deze partij voldoet aan de door Stichting IMN gestelde kwaliteitseisen en vooraf als mogelijke vervanger bij Stichting IMN is aangemeld. De bergingsonderneming mag niet meer dan 10% van het totaal aantal opdrachten in elk kalenderjaar door de vervanger la- ten uitvoeren. De bergingsonderneming draagt de volledige verantwoordelijkheid voor bergingen die door de vervanger worden uitgevoerd. Stichting IMN accepteert geen facturen van de vervanger.
3.2. In het geval dat sprake is van incidentele en onvermijdelijke ontstentenis van de bergingsonderneming zal zij hiervan onverwijld kennis geven aan het LCM of aan de betrokken alarmcentrale onder opgave van de redenen en de te verwachten tijds-
duur waarin zij niet beschikbaar is. In dat geval hebben Stichting IMN en/of daarin participerende alarmcentrales het recht om in het belang van een goede dienstverle- ning aan weggebruikers tijdelijk een andere bergingsonderneming in te schakelen, zolang de bergingsonderneming niet in staat is zijn werkzaamheden ingevolge deze overeenkomst te verrichten.
3.3. De bergingsonderneming dient per telefoon, fax en email bereikbaar te zijn. De bergingsonderneming dient Stichting IMN op de hoogte te stellen van de betrokken contactgegevens en eventuele wijzigingen daarvan onmiddellijk aan Stichting IMN door te geven.
4. Bergingscondities
4.1. Op de uit deze overeenkomst voortvloeiende opdrachten of nadere overeenkomsten zijn de Algemene Bergings- en Vervoerscondities Gestrande Voertuigen ("ABVV") van toepassing zoals deze gelden bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst. Waar de ABVV zouden afwijken van de condities van deze overeenkomst, preva- leert te allen tijde deze overeenkomst.
5. Uitvoering van werkzaamheden
5.1. Algemeen
5.1.1. De bergingsonderneming dient te zorgen voor een representatieve bedrijfsvoering en voor een optimale kwaliteit van de uitgevoerde werkzaamheden.
5.1.2. Bergingswerkzaamheden dienen zo snel en vakkundig mogelijk te worden uitge- voerd. De bergingsonderneming is gehouden om bij de uitvoering van de bergings- werkzaamheden de aanwijzingen van politie en wegbeheerder op te volgen voorzo- ver deze niet in strijd zijn met deze overeenkomst.
5.1.3. Werkzaamheden dienen te worden verricht in en vanuit de gecertificeerde vestigin- gen van de bergingsonderneming. Dit geldt onder meer, maar niet uitsluitend, voor het opvangen van automobilisten na de berging en voor het stallen van voertuigen. Het geldt niet voor het uitrukken naar een incident na ontvangst van een melding.
De bergingsonderneming is vrij zijn bergingsvoertuigen vanuit iedere willekeurige locatie te laten vertrekken.
5.2. Opdrachten
5.2.1. Opdrachten aan de bergingsonderneming in het kader van deze overeenkomst zul- len door of vanwege Stichting IMN worden gegeven en zullen door de bergingson- derneming nauwkeurig worden uitgevoerd. Onder “vanwege” Stichting IMN ver- leende opdrachten worden in het kader van deze overeenkomst opdrachten verstaan die afkomstig zijn van de in Stichting IMN participerende alarmcentrales.
5.2.2. Bij opdrachten door of vanwege Stichting IMN zullen, voorzover mogelijk, de om- vang van de opdracht alsmede de beschikbare gegevens welke het voertuig en de verzekerde identificeren, worden vermeld.
5.2.3. De bergingsonderneming is gehouden om alle door of vanwege Stichting IMN ge- durende de looptijd van deze overeenkomst gegeven instructies en alle door de bij een bergingsopdracht betrokken alarmcentrale gegeven nadere instructies in ver- band met uit te voeren bergingsopdrachten op te volgen. In het geval de bergings- onderneming de door of vanwege Stichting IMN gegeven instructies en nadere in- structies niet opvolgt, heeft de bij een bergingsopdracht betrokken alarmcentrale de bevoegdheid om de bergingsonderneming zijn recht op vergoeding met betrekking tot de uitgevoerde werkzaamheden te ontzeggen. De bergingsonderneming kan in een dergelijk geval geen aanspraak maken op vergoeding voor de uitgevoerde werkzaamheden. Van de bevoegdheid om het recht op vergoeding te ontzeggen zul- len Stichting IMN en de participerende alarmcentrales geen onredelijk gebruik ma- ken.
5.3. Aanrijdtijd
5.3.1. Na het ontvangen van iedere melding zal de bergingsonderneming onmiddellijk met het naar haar inschatting juiste materieel en personeel naar de plaats van het onge- val uitrijden.
5.3.2. Bergingen dienen te worden uitgevoerd met een bergingsvoertuig dat is uitgerust met een goed werkende GPS-unit met communicatiemodule zoals omschreven in artikel 3E van de Kwaliteitseisen, zodanig dat het LCM de beschikking heeft over accurate gegevens over de locatie van het voertuig en het tijdstip waarop het voer- tuig zich op deze locatie bevindt, met name van het moment van aankomst op de plaats van het incident. Stichting IMN behoudt zich het recht voor om de aanwezig- heid, correcte inbouw en werking van de GPS-unit in het door de bergingsonderne-
ming opgegeven bergingsvoertuig te controleren of te laten controleren, aan welke controle de bergingsonderneming medewerking dient te verlenen. De bergingson- derneming draagt zelf verantwoordelijkheid voor het goede functioneren van de GPS-unit. Voor de geregelde controle op het goede functioneren van de GPS-units kan de bergingsonderneming onder meer gebruik maken van de door Stichting IMN ter beschikking gestelde computerapplicatie Bergerview.
5.3.3. Het LCM dient voor elk door de bergingsonderneming in te zetten gecertificeerd bergingsvoertuig te beschikken over de identificatiecode van de in dat voertuig in- gebouwde GPS-unit. Mutaties door verkoop en/of aanschaf van bergingsvoertuigen en/of het uitbouwen en/of overplaatsen van GPS-units naar andere voertuigen die- nen onverwijld aan het LCM te worden doorgegeven, waarbij tenminste de identifi- catiecode van de GPS-unit en het kenteken van het corresponderende voertuig wordt gemeld.
5.3.4. De bergingsonderneming dient zich in te spannen om zo snel mogelijk na ontvangst van de melding op de plaats van het incident te arriveren. Daarbij geldt dat zij in ie- der kwartaal2 in het gegunde rayon voor tenminste 90% van alle bergingsopdrach- ten binnen 20,00 minuten na het ontvangen van de melding op de locatie van het in- cident dient te arriveren.
5.3.5. Stichting IMN stelt vast of de bergingsonderneming aan deze eis voldoet op basis van een objectieve meting en registratie van de gerealiseerde aanrijdtijd voor iedere berging. Aanrijdtijden worden door Stichting IMN vastgesteld door automatische verwerking van de locatie- en tijdgegevens die door de met GPS-units geïnstrumen- teerde bergingsvoertuigen aan Stichting IMN worden aangeleverd. Daarbij geldt het moment waarop de bergingsonderneming de melding van het LCM in ontvangst heeft genomen als starttijd en het moment waarop de bergingsonderneming op de plaats van het incident arriveert als eindtijd. De aanrijdtijd is gelijk aan de tijdsperi- ode tussen starttijd en eindtijd.
5.3.6. Voorzover de bergingsonderneming bij het bereiken van het incident wordt gehin- derd door files of stremmingen op A-wegen en N-wegen, zal de opgetreden vertra- ging door Stichting IMN op objectieve basis worden vastgesteld en automatisch in mindering worden gebracht op de gemeten aanrijdtijd. Met eventuele stremmingen op het onderliggend wegennet wordt geen rekening gehouden. Als Stichting IMN door nalatigheid van de kant van de bergingsonderneming voor een bepaalde ber-
2 Onder kwartaal wordt in het verband van deze overeenkomst verstaan iedere periode van drie maan- den die begint op 1 januari, 1 april, 1 juli of 1 oktober.
ging geen locatie- en tijdgegevens van het voor de berging ingezette bergingsvoer- tuig ontvangt, zal voor de betrokken berging een aanrijdtijd van 21 minuten worden geregistreerd. Het door Stichting IMN beheerde computersysteem dat aanrijdtijden registreert, heeft de naam Aanrijdtijdensysteem Incident Management "("AIM").
5.3.7. De performance van de bergingsonderneming wordt één keer per kwartaal voor elk rayon vastgesteld op basis van gegevens die het LCM ontleent aan het aanrijdtij- densysteem dat Stichting IMN in stand houdt en dat wordt gevoed met gegevens die worden aangeleverd door de GPS-unit met communicatiemodule in de gebruikte bergingsvoertuigen. Daarbij geldt dat de bergingsonderneming bij tenminste 90% van de registreerbare bergingsopdrachten binnen 20,00 minuten op de plaats van het incident dient te arriveren. Als zich in enig kwartaal in het rayon minder dan tien registreerbare opdrachten voordoen, wordt over dat kwartaal geen rapportage opge- steld. De performance van het bedrijf wordt dan bepaald over de eerste opeenvol- gende reeks van kwartalen waarin wel tenminste tien registreerbare opdrachten voorkomen.
5.3.8. Een bergingsopdracht is registreerbaar (zie artikel 5.3.7) als aan de volgende voor- waarden wordt voldaan:
• de opdracht is verstrekt door het LCM en niet door een andere partij
• de opdracht leidt tot een berging en resulteert niet in een zogenaamde loze rit, waarbij geen te bergen voertuig wordt aangetroffen, of een annulering, waarbij de opdracht wordt ingetrokken voordat de berger op de plaats van het incident in gearriveerd
• de opdracht wordt verstrekt op een tijdstip waarop het AIM normaal functi- oneert en niet tijdelijk buiten gebruik is
• de opdracht heeft betrekking op een locatie die door het AIM kan worden geïdentificeerd (bij aanpassing van wegen of ingebruikneming van nieuwe wegen is identificatie van de locatie soms niet mogelijk).
5.3.9. Als de bergingsonderneming in enig kwartaal in enig rayon niet aan de in artikel
5.3.7. genoemde eis voldoet, dan zal Stichting IMN binnen drie maanden na afloop van het kwartaal (of de reeks van kwartalen) de bergingsonderneming per aangete- kende post een waarschuwing sturen. Als desondanks ook in een tweede kwartaal binnen de contractperiode de gestelde eis niet wordt gehaald, heeft Stichting IMN het recht om de overeenkomst voor het betrokken rayon met onmiddellijke ingang en zonder ingebrekestelling te beëindigen. Stichting IMN kan in dat geval ook be- sluiten om de werkingssfeer van overeenkomst te beperken tot een deel van het ray- on.
5.3.10. Stichting IMN is gehouden om het systeem waarmee de aanrijdtijden worden vast- gesteld, alsmede het administratieve systeem waarmee de kwartaalscores worden berekend in optimale staat te houden en jaarlijks te laten keuren door een onafhan- kelijke en daartoe gekwalificeerde partij. Als het aanrijdtijdensysteem in enig kwar- taal gedurende maximaal tweeënzeventig uur zodanig buiten gebruik raakt dat geen aanrijdtijden kunnen worden bepaald, worden kwartaalscores berekend met wegla- ting van de gegevens uit de betrokken periode. Als het systeem in enig kwartaal ge- durende een langere periode zodanig buiten gebruik raakt dat geen aanrijdtijden kunnen worden bepaald, verliest het artikel 5.3.9. gedurende dat kwartaal zijn wer- kingskracht. Dit betekent dat Stichting IMN geen sancties kan verbinden aan de gemeten kwartaalscore. Het buiten gebruik zijn van het aanrijdtijdensysteem brengt geen verandering in de verplichting uit hoofde van artikel 5.3.4.
5.4. Berging
5.4.1. De bergingsonderneming is gehouden zich ten opzichte van de betrokkenen bij een gestrand voertuig correct te gedragen en zal bij de uitvoering van de werkzaamhe- den onder meer de belangen van deze betrokkenen en andere derden niet schaden, de kosten van de berging beperkt houden, de werkzaamheden verrichten op een wijze waarbij zoveel mogelijk additionele schade aan het betrokken voertuig wordt voorkomen, alsmede bij de uitvoering van de werkzaamheden ervoor zorgdragen dat er tijdens die werkzaamheden en daarna geen of zo min mogelijk verkeersge- vaar voor andere weggebruikers ontstaat of resteert.
5.4.2. De bergingsonderneming is verplicht de voor bergingsbedrijven ontworpen vracht- brief op basis van de ABVV in te vullen voor aanvang of direct na voltooiing van de bergingswerkzaamheden, dat wil zeggen na het bereiken van de veilige plaats. De medewerker van de bergingsonderneming ziet er op toe dat de vrachtbrief bij het laden of anders uiterlijk bij het lossen van het voertuig wordt ondertekend door de bestuurder, de ontvanger of de eigenaar van het voertuig.
5.4.3. Op de plaats waar de hulp moet worden verleend is de bergingsonderneming ver- antwoordelijk voor de vakbekwame uitvoering.
5.4.4. De medewerkers van de bergingsonderneming moeten tijdens het uitvoeren van bergingswerkzaamheden oranje bergingskleding met CE-normering dragen (NEN- EN 471 Rijkswaterstaat normklasse 2).
5.4.5. De bergingsonderneming moet op de hoogte zijn van voorschriften of gebruiken die naar het oordeel van de plaatselijke politie en/of wegbeheerder in acht dienen te worden genomen. De bergingsonderneming zal dienovereenkomstig handelen.
5.4.6. Het is de bergingsonderneming niet toegestaan om tijdens de uitvoering van ber- gingswerkzaamheden diensten aan te bieden die niet thuis horen bij de directe hulp- verlening.
5.4.7. Het is aan medewerkers van de bergingsonderneming niet toegestaan om zich te mengen in discussies over oorzaak van het ongeval en de mogelijke verantwoorde- lijkheid van de daarbij betrokken bestuurders.
5.4.8. De bergingsonderneming dient de bij een incident betrokken personen van de plaats van het ongeval te vervoeren naar de veilige plaats als omschreven in artikel 1.10. Het is niet toegestaan om deze personen op een andere locatie af te zetten zonder voorafgaande goedkeuring van de betrokken alarmcentrale. Indien het ingezette bergingsvoertuig over onvoldoende zitplaatsen beschikt om alle betrokkenen te ver- voeren, dient de bergingsonderneming in overleg met het LCM voor een passende oplossing te zorgen. De bergingsonderneming zal de plaats van het incident niet verlaten voordat alle bij het incident betrokken personen de plaats van het incident verlaten hebben.
5.4.9. Als de bergingsonderneming één of meer bij een incident betrokken personen mee- neemt naar haar vestiging, dient zij deze personen het gebruik aan te bieden van een ontvangstruimte die voldoet aan de door Stichting IMN gestelde kwaliteitseisen (ar- tikel 4C).
5.4.10. De bergingsonderneming zal het gestrande voertuig of de gestrande voertuigen naar de veilige plaats brengen, een en ander als bedoeld in artikel 1.10. Als het voertuig door de bergingsonderneming zelf wordt opgeslagen dient dit te gebeuren op een terrein dat voldoet aan de door Stichting IMN gestelde kwaliteitseisen (artikel 4E).
5.4.11. De bergingsonderneming zal geen gebruik maken van verkregen informatie omtrent verkeersslachtoffers aan haar verstrekt of vernomen bij verkeersongevallen.
5.4.12. De bergingsmedewerker die is belast met de uitvoering van een bergingsopdracht dient vanaf het moment van uitrukken tot en met het moment van de voltooiing van de bergingswerkzaamheden bereikbaar te zijn via een mobiele telefoon.
5.5. Pechverslepingen
Pechgevallen op IM-wegen kunnen als incident bij Stichting IMN worden gemeld. Voor de correcte behandeling van deze zogenaamde pechverslepingen dient de ber- gingsonderneming de afspraken te volgen welke zijn vastgelegd in het document Incident Management en pechhulp op IM-wegen (26 februari 2008). Dit document is gepubliceerd op de website van Stichting IMN (als download op de pagina xxxx://xxxxxxxxxxxx.xx/000000-xxxxxxxxxxxxx-xxxx-xx-xxxxxxxxx-xx-xxxxxxxx.xxx).
5.6. Veiligstelling in opdracht van politie
Bij veiligstelling van voertuigen in opdracht van de politie dient de bergingsonder- neming het voertuig af te voeren naar de door politie opgegeven bestemming, ook als die bestemming het terrein is van een andere bergingsonderneming. Als deze be- stemming zich bevindt op minder dan 25 kilometer afstand (over de weg gemeten) van de locatie van het incident, dan vallen de betrokken werkzaamheden binnen de afspraken en tarieven in deze overeenkomst. Ligt de bestemming op grotere afstand dan 25 kilometer dan zijn de meerkosten voor rekening van de politie.
5.7. Milieuwerkzaamheden
Alvorens de plaats van hulpverlening te verlaten dient de bergingsonderneming wegdek, vluchtstrook, wegberm en de eventueel daarnaast gelegen sloot te ontdoen van alle losse voorwerpen, vaste stoffen en vloeistoffen, die daar als gevolg van het incident terecht zijn gekomen. Zij dient de omgeving bezemschoon achter te laten met inachtneming van de geldende milieu-eisen, te weten:
- vaste stoffen worden meegenomen naar de eigen vestiging en vanaf daar op verantwoorde wijze afgevoerd (het afvoeren van grote hoeveelheden gebeurt in overleg met de wegbeheerder),
- vloeistoffen (tot een maximum van 5 liter op één vierkante meter) worden voor zover mogelijk gedispergeerd of opgevangen, geabsorbeerd en in spe- ciale zakken meegenomen naar de eigen vestiging en vanaf daar op verant- woorde wijze afgevoerd.
Eventuele achterblijvende milieuvervuiling dient aan het bevoegd gezag te worden gemeld.
5.8. Controle
De bergingsonderneming dient de aan haar in verband met de berging verstrekte gegevens te controleren en eventuele onjuistheden zo snel mogelijk, doch in ieder geval binnen 12 uur aan de betrokken alarmcentrale door te geven. De bergingson- derneming dient op verzoek al die informatie te verstrekken die LCM, Stichting IMN en de betrokken alarmcentrale redelijkerwijs nodig hebben.
5.9. Doortransport
5.9.1. Het is de bergingsonderneming bekend dat de in Stichting IMN participerende alarmcentrales ten aanzien van het doortransport na een eerste berging of na pech- hulp ieder voor zich afzonderlijke overeenkomsten sluiten, hetgeen zij niet noodza- kelijkerwijs met de bergingsonderneming doen. Dit betekent dat de bergingsonder- neming de in het kader van een eerste berging aan zijn zorgen toevertrouwde perso- nenvoertuigen op eerste afroep beschikbaar stelt aan een door de betrokken alarm- centrale aangewezen derde en daarbij alle medewerking verleent. Dit betekent voorts dat de bergingsonderneming zonder uitdrukkelijke toestemming van de be- trokken alarmcentrale niet zelf het doortransport van bovenbedoelde personenvoer- tuigen zal verzorgen en zich er dus ook van zal onthouden de toestemming van de gestrande bestuurder ofwel eigenaar/houder van het betrokken voertuig te verkrij- gen om het doortransport te verzorgen. Wordt desalniettemin toestemming van de gestrande bestuurder verkregen, dan geldt die toestemming niet als toestemming van de betrokken alarmcentrale. De bergingsonderneming zal zich evenzo onthou- den van het sturen van rekeningen voor het doortransport naar gestrande passa- gier(s), bestuurder(s) of verzekerde(n) van de betrokken personenvoertuigen dan wel naar auto-verzekeraars.
5.9.2. Indien het voertuig door de bergingsonderneming op haar opslagterrein wordt opge- slagen, dient de autosleutel te allen tijde bij het voertuig te blijven en dient de ber- gingsonderneming alle medewerking te verlenen aan het ophalen en laden van het voertuig door een derde (transporteur) die daartoe door de ter zake betrokken alarmcentrale is ingeschakeld. Onder medewerking is te verstaan het door de week tijdens kantooruren (08.00 - 18.00 uur) en op zaterdag overdag (09.00 - 15.00 uur) aanbieden van het voertuig aan de transporteur. Het takelen van een niet rolbaar voertuig op een transportvoertuig valt daar niet onder, het behulpzaam zijn bij het laden van motorfietsen wel. De kosten van deze medewerking maken deel uit van het overeengekomen tarief (zie artikel 6 en Bijlage 1) dat de bergingsonderneming voor een dergelijke berging aan de alarmcentrale in rekening brengt. Aan de trans- porteur worden geen kosten in rekening gebracht.
5.9.3. Tot bovenbedoelde medewerking wordt in elk geval ook gerekend:
• het in de gelegenheid stellen van inzittenden om bagage of andere eigen- dommen uit het voertuig te halen,
• het bij afgifte van het voertuig tekenen van de benodigde papieren (vracht- brief) en het verstrekken van een ondertekend exemplaar aan de ophalende partij.
5.10. Stalling
Als het voertuig naar het terrein van de bergingsonderneming wordt vervoerd, draagt de bergingsonderneming zorg voor een veilige stalling van het voertuig en voor een adequate beveiliging van de sleutels van het voertuig.
5.11. Afmelden en rapportage
Na uitvoering van de bergingswerkzaamheden zal de bergingsonderneming zo snel als mogelijk, maar in ieder geval binnen 24 uur aan de betrokken alarmcentrale of het LCM het kenteken van het (de) geborgen voertuig(-en) en eventuele andere ge- gevens melden die bij het verstrekken van de opdracht ontbraken, alsmede de gege- vens terzake van:
• het type berging, te weten een standaardberging of een bijzondere berging zoals gedefinieerd in artikel 6.2.1.,
• eventueel door de politie gegeven instructies die verband houden met een technisch onderzoek.
6. Tarieven
6.1. Standaardtarieven
Voor de uitvoering van bergingswerkzaamheden gelden gestandaardiseerde tarie- ven. Deze tarieven zijn van toepassing op alle bergingen behalve op zogenaamde bijzondere bergingen die voldoen aan de eisen die worden beschreven in artikel 6.2. Voor andere gevallen kunnen de kosten uitsluitend worden gefactureerd volgens de hieronder gedefinieerde tariefcategorieën A tot en met D. De aanwezigheid van een standbyberger in het rayon (zie artikel 2.4) heeft geen invloed op de hoogte van de tarieven en hun toepasselijkheid.
6.1.1. Tariefcategorie A
Berging van de incidentlocatie naar het opslagterrein van de bergingsonderneming (tariefcategorieën A1 en A2, zie Bijlage 1). Ook bergingen van voertuigen die na de berging zelf hun weg kunnen vervolgen en pechverslepingen vallen in deze catego- rie. In het tarief voor dit type berging zijn de volgende kosten inbegrepen:
- de kosten voor de uitvoering van alle betrokken bergingswerkzaamheden, uitgaande van een maximale totale tijdsbesteding van 1,5 uur,
- de kosten voor het gedurende maximaal 72 uur stallen van het voertuig,
- de kosten voor de uitvoering van eventuele milieuwerkzaamheden zoals be- schreven in artikel 5.7.,
- de kosten van het verlenen van medewerking aan de transporteur die het voertuig ophaalt voor doortransport; daarbij wordt onder medewerking ook verstaan het zodanig opstellen van het voertuig dat de transporteur erbij kan om het te laden.
6.1.2. Tariefcategorie B
Berging van de incidentlocatie direct naar het afleveradres of een andere door de alarmcentrale opgegeven locatie binnen een afstand van 25 kilometer van de inci- dentlocatie (tariefcategorieën B1 en B2, zie Bijlage 1). In het tarief voor dit type berging zijn de volgende kosten inbegrepen:
- de kosten voor de uitvoering van alle betrokken bergingswerkzaamheden, uitgaande van een maximale totale tijdsbesteding van 1,5 uur,
- de kosten voor het afleveren van het voertuig op de plaats van bestemming,
- de kosten voor de uitvoering van eventuele milieuwerkzaamheden zoals be- schreven in artikel 5.7.
6.1.3. Tariefcategorie C
Vergoeding voor een loze rit, ofwel voor een melding van het LCM op grond waar- van de bergingsonderneming is uitgerukt, maar waarbij geen berging behoeft plaats te vinden en ook niet plaatsvindt (tariefcategorie C, Bijlage 1).
6.1.4. Tariefcategorie D
Vergoeding voor de stalling van het voertuig gedurende 24 uur (of een deel daar- van) voorzover de stallingsduur een tijdsduur van 72 uur te boven gaat.
6.1.5. Voor alle bergingswerkzaamheden die vallen onder de hierboven omschreven cate- gorieën zal de bergingsonderneming de standaardtarieven hanteren zoals vastgelegd in Bijlage 1. Voor bergingen van de categorieën 6.1.1. en 6.1.2. die op werkdagen aanvangen voor 08.00 uur 's ochtends of na 18.00 uur ’s avonds ofwel plaatsvinden in het weekend of op landelijke feestdagen mag een nachttarief worden gehanteerd.
6.2. Bijzondere bergingen
6.2.1. In de volgende gevallen is sprake van een bijzondere berging:
- berging van een geheel te water geraakt voertuig,
- berging van een voertuig dat is beklemd geraakt onder een zwaar voertuig (trein, vrachtwagen en dergelijke) en daardoor zeer zwaar is beschadigd en niet rolbaar meer is,
- berging van een voertuig waarbij op de incidentlocatie een extreme wacht- tijd voor de bergingsonderneming ontstaat als gevolg van technisch onder-
zoek of sporenonderzoek door de politie of medische en andere hulpverle- ning aan slachtoffers; er is sprake van een extreme wachttijd indien de ber- ging niet binnen drie kwartier na de melding kan aanvangen met de ber- gingswerkzaamheden.
6.2.2. Voor de facturering van extra kosten voor een bijzondere berging dient de ber- gingsonderneming vooraf toestemming van Stichting IMN of, indien deze bekend is, de betrokken alarmcentrale te verkrijgen, tenzij de spoedeisendheid van de werk- zaamheden dit niet toelaat. De bergingsonderneming zal in alle gevallen achteraf de noodzaak van een afwijkende berging aantonen middels een gedetailleerde rappor- tage, die ook situatiefoto’s bevat. Indien en zolang die rapportage ontbreekt, zal de betrokken alarmcentrale de desbetreffende factuur niet behoeven te voldoen.
6.3. Stalling
Wanneer een voertuig langer dan 72 uur gestald moet worden, mag per extra perio- de van 24 uur of deel daarvan een dagtarief in rekening worden gebracht (tarief D, zie Bijlage 1). Beperking van stallingsdagen zal een gezamenlijke inspanning zijn van de bergingsonderneming en de betrokken alarmcentrale of wegbeheerder. Daar- toe zal de bergingsonderneming de alarmcentrale terstond, doch uiterlijk binnen 12 uur na de berging, op de hoogte brengen van een stalling. Indien de bergingsonder- neming deze informatie niet tijdig doorgeeft, zal de mogelijkheid tot het in rekening brengen van extra stallingkosten pas ingaan 72 uur nadat de bergingsonderneming de betrokken alarmcentrale van een stalling heeft bericht, zonder dat de betrokken alarmcentrale extra stallingskosten verschuldigd is voor een eventuele stalling voor de dagen voorafgaand aan het bericht van de bergingsonderneming.
6.4. Tarieven
De overeengekomen tarieven worden jaarlijks, te beginnen op 1 april 2011, geïn- dexeerd op basis van het gemiddelde prijsindexcijfer voor het "goederenvervoer over de weg" over het voorgaande jaar, zoals gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek.
7. Maatregelen ter verkrijging van betaling voor geleverde diensten
7.1. De bergingsonderneming wordt door het LCM of door een in Stichting IMN parti- ciperende alarmcentrale binnen 24 uur na uitvoering van de berging geïnformeerd over de identiteit van de voor de berging en eventuele stalling verantwoordelijke opdrachtgever en van het hanteren factuuradres.
7.2. Bergingswerkzaamheden en stallingskosten dienen in rekening te worden gebracht bij de alarmcentrale die optreedt voor de verzekeringsmaatschappij bij wie het (de) betrokken voertuig(en) verzekerd is (zijn).
7.3. De bergingsonderneming zal zich onthouden van het sturen van rekeningen voor een eerste berging of andere dienst naar gestrande passagier(s), bestuurder(s) of verzekerde(n) van de betrokken personenvoertuigen dan wel naar auto- verzekeraars, onverminderd het bepaalde in artikel 7.4.
7.5. Voor de berging en stalling van onverzekerde voertuigen en/of van onbeheerd ach- tergelaten voertuigen gelden de in deze overeenkomst bepaalde tarieven, ongeacht de identiteit van de uiteindelijke opdrachtgever.
7.6. Het optreden van een loze rit dient aan het LCM te worden gemeld. Het tarief voor een loze rit dient in rekening te worden gebracht bij het LCM. Indien voor één en hetzelfde voertuig alsnog een betaalde opdracht wordt verkregen, vervalt het recht op vergoeding voor een loze rit.
8. Kwaliteitseisen
8.1. De bergingsonderneming dient gedurende de gehele looptijd van de overeenkomst te voldoen aan de Kwaliteitseisen zoals omschreven in artikel 1.12. De bergingson- derneming dient gedurende de gehele looptijd van de overeenkomst te beschikken over een geldig certificaat. De eisen waar het certificaat aan moet voldoen zijn be- schreven in Hoofdstuk 5 van de Kwaliteitseisen.
8.2. De bergingsonderneming dient gedurende de gehele looptijd van de overeenkomst te beschikken over een bedrijfsvestiging die voldoet aan de gestelde kwaliteitseisen en die is gelegen op een afstand van maximaal dertig kilometer van het meest afge- legen punt op de IM-wegen in het rayon.
8.3. Teneinde adequate controle uit te oefenen op de naleving van de Kwaliteitseisen en contractvoorwaarden heeft Stichting IMN het recht het bedrijf van de bergingson- derneming gedurende deze overeenkomst opnieuw te laten onderzoeken en aan een (her)keuring te onderwerpen, waarvan de kosten door Stichting IMN worden gedra- gen. Aan bedoeld onderzoek en bedoelde (her)keuring zal de bergingsonderneming alle medewerking verlenen en derhalve ook zijn bedrijfsterrein op eerste verzoek openstellen. Indien dit onderzoek daartoe aanleiding geeft, heeft Stichting IMN het recht deze overeenkomst met onmiddellijke ingang en zonder ingebrekestelling te beëindigen.
8.4. Bergingswerkzaamheden mogen uitsluitend worden uitgevoerd met bergingsvoer- tuigen en -materialen die aan de door Stichting IMN gestelde kwaliteitseisen vol- doen (artikel 3A tot en met 3L van de Kwaliteitseisen). Het kenteken van bergings- voertuigen die worden ingezet voor de uitvoering van bergingswerkzaamheden die- nen te zijn vermeld op het meest recente kwaliteitscertificaat dat aan Stichting IMN is overgelegd. Mutaties in de vloot van bergingsvoertuigen dienen onverwijld aan Stichting IMN te worden gemeld door het overleggen van een kopie van het laatste kwaliteitscertificaat. Keuringsrapporten van deze voertuigen dienen binnen de ber- gingsonderneming aanwezig te zijn en bij navraag onmiddellijk aan Stichting IMN of haar vertegenwoordiger getoond te worden.
8.5. Bergingswerkzaamheden mogen uitsluitend worden uitgevoerd door medewerkers die voldoen aan de door Stichting IMN gestelde opleidingseisen (Hoofdstuk 2 van de Kwaliteitseisen). Medewerkers die worden ingezet voor bergingswerkzaamheden dienen op verzoek van Stichting IMN of haar vertegenwoordiger, Rijkswaterstaat of politie hun rijbewijs en opleidingscertificaat te tonen of binnen 24 uur na het ver- zoek een kopie van dat certificaat aan Stichting IMN te overleggen.
9. Facturering en betaling
9.1. De factuur van de bergingsonderneming met betrekking tot uitgevoerde bergings- werkzaamheden zal mede als kenmerk het meldingsnummer dragen dat het LCM of
een participerende alarmcentrale als opdrachtgever aan de bergingsonderneming verstrekt en zal dienen overeen te stemmen met de opdrachtbevestiging.
9.2. Tenzij partijen anders zijn overeengekomen, is de betrokken alarmcentrale in ver- band met de uit deze overeenkomst voortvloeiende bergingsopdrachten aan de ber- gingsonderneming uitsluitend een tarief verschuldigd dat is opgenomen in Bijlage 1 van deze overeenkomst.
9.3. Facturen zullen door de bergingsonderneming niet later worden verzonden dan der- tig dagen na de datum van de uitvoering van de werkzaamheden.
9.4. Indien een alarmcentrale verlangt dat facturen langs elektronische weg worden in- gediend, dan zal de bergingsonderneming aan die eis voldoen. Als een alarmcentra- le besluit om elektronische facturering verplicht te stellen dan zal zij de bergingson- derneming daarvan tenminste zes maanden voor de ingangsdatum van deze facture- ringswijze informeren. De alarmcentrale zal de bergingsonderneming van de infor- matie voorzien die nodig is om de facturen op correcte wijze elektronisch te kunnen aanbieden.
9.5. De bij een bergingsopdracht betrokken alarmcentrale zal uiterlijk dertig dagen na de ontvangstdatum van de factuur zorgdragen voor betaling van het factuurbedrag. Daartoe is de betrokken alarmcentrale niet gehouden indien en als en zolang het overleg en/of de schriftelijke rapportage, bedoeld in artikel 5.11, 6.2, 6.3, 7.4. of
7.6. achterwege blijft dan wel de bergingsonderneming niet de instructies heeft op- gevolgd als bedoeld in artikel 5.2.
9.6. Bezwaren tegen het door de bergingsonderneming berekende factuurbedrag dienen binnen dertig dagen na ontvangstdatum van de factuur door het LCM of de betrok- ken alarmcentrale aan de bergingsonderneming ter kennis te zijn gebracht. De ber- gingsonderneming is op eerste verzoek van de betrokken alarmcentrale gehouden nader inzicht te geven in de wijze waarop het gefactureerde bedrag tot stand is ge- komen.
10. Duur van de overeenkomst
10.1. De overeenkomst is van kracht van 1 april 2010 tot en met 31 maart 2013.
10.2. Indien blijkt dat de bergingsonderneming zijn verplichtingen ingevolge deze over- eenkomst niet (in voldoende mate) nakomt of kan nakomen, zal Stichting IMN hem hierover informeren door middel van een schriftelijke waarschuwing, tenzij zich het geval voordoet waarin deze overeenkomst op grond van artikel 5.3.9, 8.3. en 10.3. met onmiddellijke ingang en zonder ingebrekestelling wordt beëindigd. Na ont- vangst van deze waarschuwing heeft de bergingsonderneming dertig dagen de tijd om zijn dienstverlening op het vereiste niveau te brengen. Indien de bergingsonder- neming ook daarna niet (in voldoende mate) aan zijn verplichtingen voldoet, is Stichting IMN gerechtigd het contract met onmiddellijke ingang zonder nadere in- gebrekestelling op te zeggen en te beëindigen.
10.3. Deze overeenkomst of een daaruit voortvloeiende overeenkomst kan, onverminderd het bepaalde in artikel 5.3.9. en 8.3. onmiddellijk en zonder voorafgaande ingebre- kestelling door een van partijen worden beëindigd in het geval van een tekortko- ming van de verplichtingen uit deze overeenkomst of de daaruit voortvloeiende overeenkomst(en) door de andere partij die van dien aard is dat onmiddellijke be- eindiging gerechtvaardigd is. Stichting IMN heeft daartoe in elk geval het recht wanneer de bergingsonderneming niet langer aan de kwaliteitseisen voldoet, bij herhaling bergingen zou uitvoeren met niet gecertificeerd materieel en/of niet vol- doende opgeleid personeel, facturen zou sturen voor werkzaamheden die niet zijn verricht of aantoonbaar anders hadden moeten worden verricht, fraudeert, door- transport verzorgt zonder uitdrukkelijke toestemming van de betrokken alarmcen- trale, eerste bergingsactiviteiten verricht in een aan een andere bergingsonderne- ming gegund rayon dan wel op andere wijze de door Stichting IMN georganiseerde bergingsactiviteiten belemmert, frustreert of in gevaar brengt.
10.4 Onmiddellijke beëindiging is eveneens mogelijk in de volgende gevallen:
• indien één van partijen onder curatele wordt gesteld,
• indien één van partijen surséance van betaling heeft gevraagd,
• bij faillissement van één van partijen,
• bij verandering in het aandeelhouderschap, wijziging in de zeggenschap- structuur, overname en/of fusie dan wel verandering van de juridische iden- titeit van het bedrijf van de bergingsonderneming,
• indien door dwingend opgelegde maatregelen van overheidswege of door gerechtelijke uitspraken Stichting IMN de verplichtingen uit deze overeen- komst niet meer in zijn geheel of gedeeltelijk kan nakomen.
De daarvoor in aanmerking komende partij zal de andere partij op de hoogte stellen van de volgende omstandigheden:
• aanvraag van faillissement,
• aanvraag van surséance van betaling,
• voornemen om het bedrijf van de bergingsonderneming aan een ander over te doen dan wel het voornemen van een ander om het bedrijf van de ber- gingsonderneming over te nemen,
• voornemen van overname, fusie of verandering van het aandeelhouderschap, de zeggenschapsstructuur of de juridische identiteit van het bedrijf van de bergingsonderneming.
10.5. Indien deze overeenkomst is gesloten met een bergingsonderneming die niet aan de in het Aanbestedingsreglement opgenomen basisvoorwaarden B en/of C voldoet, kan Stichting IMN deze overeenkomst te allen tijde opzeggen, met name als zich alsnog een partij bij Stichting IMN aandient die wel aan deze voorwaarde(n) vol- doet en bereid is de verplichtingen uit hoofde van de Bergingsovereenkomst in het betrokken rayon op zich te nemen.
10.6 Als de overeenkomst voor het einde van de looptijd ingevolge artikel 5.3.9, 8.3, 10.2, 10.3 of 10.4 is beëindigd, kan dit tot gevolg hebben dat de bergingsonderne- ming wordt uitgesloten van deelname aan een volgende aanbesteding van Stichting IMN. De bergingsonderneming zal van een dergelijk besluit tot uitsluiting tijdig per aangetekend schrijven op de hoogte worden gesteld.
11. Overige bepalingen
11.1. Deze overeenkomst wordt met de bergingsonderneming gesloten door Stichting IMN, mede namens de daarin participerende alarmcentrales. Bij eventuele concen- traties tussen bedoelde alarmcentrales dan wel bij toetreding van een nieuwe parti- cipant tot Stichting IMN zal deze overeenkomst geacht worden ook te zijn gesloten met die geconcentreerde alarmcentrale of nieuwe toetreder. Over een dergelijke ge- beurtenis krijgt de bergingsonderneming bericht.
11.2. De bij deze overeenkomst opgenomen bijlage maakt integraal deel uit van de over- eenkomst en de daaruit voortvloeiende overeenkomsten. Deze overeenkomst ver- vangt alle eventueel eerder gemaakte afspraken.
11.3. Op deze overeenkomst, de uitleg en toepassing daarvan is uitsluitend Nederlands recht van toepassing.
11.4. Ieder geschil dat naar aanleiding van deze overeenkomst en hieruit voortvloeiende overeenkomsten tussen partijen mocht ontstaan, zal worden voorgelegd aan de be- voegde rechter te Amsterdam.
11.5. De bergingsonderneming heeft ingeval van tussentijdse beëindiging van de over- eenkomst geen recht op enige (schade)vergoeding.
11.6. Een geschil over tussentijdse beëindiging van deze overeenkomst op grond van ar- tikel 5.3.9, 8.3, 10.3 of 10.4 zal aanhangig worden gemaakt uiterlijk binnen één jaar na dagtekening van de brief waarbij mededeling is gedaan van de beëindiging van de overeenkomst, op straffe van het verval van het recht om de beëindiging te be- strijden of schadevergoeding te vorderen. Een geschil is aanhangig vanaf de dag waarop de dagvaarding wordt uitgebracht.
Getekend te…………………………………..
Datum:……………………………………….
mede namens:
• ANWB B.V.
• Eurocross International Holding B.V.
• Europ Assistance (Nederland) B.V.
• Inter Partner Assistance S.A.
• Mondial Assistance B.V.
• B.V. Nederlandse Hulpverleningsorganisatie SOS International
• Onderlinge Verzekering Maatschappij ZLM
Bijlage 1
Rayonnummer en tarieven
Rayonnummer en tarieven
Rayonnummer waarop de overeenkomst betrekking heeft:
Het rayonnummer verwijst naar de lijst van wegvakken en de daarbij behorende rayonkaart die zijn gepubliceerd op de website van Stichting IMN (zie artikel 2.1).
De bergingsonderneming verbindt zich de in de Bergingsovereenkomst Stichting IMN 2010
- 2013 beschreven werkzaamheden en verplichtingen op zich te nemen voor de tarieven (exclusief BTW) zoals gegeven in onderstaand schema met toelichting:
werkdagen overdag (8.00 - 18.00 uur) | weekend (00.00 - 24.00 uur) en werkdagen 's nachts (18.00 - 8.00 uur) | |
berging naar berger | A1 . . . . . . . | A2 . . . . . . . |
berging naar bestemming | B1 = A1 * 125% | B2 = A2 * 125% |
loze rit | C . . . . . . . | NVT |
Stalling per dag | D . . . . . . . | NVT |
Onderneming: |
Naam: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Datum: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Handtekening: . . . . . . . . . . . . . . . . .