Reglement van de Stichting Collectief Financieel Zekerheidsfonds ‘CoFiZe’ A Definities
Reglement van de Stichting Collectief Financieel Zekerheidsfonds ‘CoFiZe’
A Definities
Bedrijfsbeëindiging is het definitief buiten gebruikstellen van een Tankstation. Hiervan is sprake indien gedurende drie achtereenvolgende maanden geen verkoopactiviteiten plaatsvinden vanuit het Tankstation.
Bedrijfsschade is schade in de vorm van verlies of vermindering van inkomen of derving van omzet als gevolg van of voortvloeiend uit Bodemverontreiniging of de verwijdering daarvan.
Bevoegd gezag is het overheidsorgaan dat belast is met de uitvoering van de milieuwetgeving.
Bodemverontreiniging is de verontreiniging van de bodem en/of het grondwater door motorbrandstoffen of andere stoffen die gebruikt worden in de normale exploitatie van een Tankstation. Verontreiniging door stoffen die vreemd zijn aan of niet gebruikelijk bij de exploitatie van een Tankstation, zijn geen verontreiniging in de zin van dit reglement.
Certificaat is het document dat verstrekt wordt aan de exploitant indien hij aan de toelatingsvoorwaarden heeft voldaan en als deelnemer aan het Fonds is geaccepteerd.
CoFiZe is een financieel zekerheidsfonds dat is opgericht ter uitvoering van het bepaalde in artikel 2.24 van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer.
Exploitant, natuurlijke persoon of rechtspersoon, is de drijver van een inrichting. Fonds is het kapitaal dat beheerd wordt door de Stichting en waaruit bijdragen aan natuurlijke personen of rechtspersonen, die in aanmerking komen voor vergoeding van niet- verhaalbare schade in de zin van dit reglement, verleend worden.
Niet-verhaalbare schade is de vermogensschade die het gevolg is van bodemverontreiniging als gevolg van het exploiteren van een tankstation (het drijven van een inrichting) en die ontstaan is na acceptatie
door CoFiZe van dat Tankstation en waarvoor de Exploitant aansprakelijk is maar die niet of niet volledig verhaald kan worden ten gevolge van betalingsonmacht van de Exploitant. Deze betalingsonmacht kan blijken uit een in kracht van gewijsde gegaan faillissementsvonnis dan wel een gehomologeerd akkoord.
Stichting is de Stichting Collectief Zekerheidsfonds (CoFiZe ).
Tank is het ondergrondse opslagvat waarin zich motorbrandstoffen bevinden voor de verkoop aan het wegverkeer door het Tankstation.
Tankstation is een (deel van een) inrichting die bestemd is voor de verkoop en/of aflevering van brandstoffen aan motorvoertuigen voor het wegverkeer.
Toelatingsovereenkomst is de overeenkomst die getekend wordt tussen de Stichting en de Exploitant die voldoet aan de voorwaarden van dit reglement.
Toegelaten Tankstation is een Tankstation dat voldoet aan de toelatingsvoorwaarden opgenomen in dit reglement.
B Aanmelden van Tankstations
B.1 Een Tankstation kan door de Exploitant bij de Stichting worden aangemeld om in aanmerking te komen voor de zekerheidsdekking die vereist wordt onder artikel 2.24 van het Besluit Algemene regels voor inrichtingen milieubeheer.
B.2 Aanmelding vindt plaats door indiening van een door de Stichting vastgesteld aanmeldingsformulier.
B.3 Ingeval de Stichting van mening is dat de bij het aanmeldingsformulier gevoegde stukken onvoldoende zijn, stelt zij een termijn vast waarbinnen de door haar verlangde stukken alsnog kunnen worden ingediend. Indien het gevraagde niet binnen de gestelde termijn wordt verstrekt kan de Stichting de toelating weigeren.
C Toelating van Tankstations
C.1 Algemeen
C.1.1 De Stichting beoordeelt of een Tankstation in aanmerking komt voor de zekerheidsdekking van het Fonds.
C.1.2 Na acceptatie ontvangt de Exploitant een Certificaat als bewijs van de toelating. Het Certificaat is geldig zolang de toelating duurt. Van de toelating en de beëindiging van de toelating doet de Stichting mededeling aan het Bevoegd gezag.
C.1.3 Wanneer de Stichting besluit dat een aangemeld Tankstation niet in aanmerking komt voor de zekerheidsdekking van het Fonds deelt zij deze beslissing omgaand onder opgave van redenen mee aan de Exploitant en aan het Bevoegd gezag.
C.2 Voorwaarden voor toelating
C.2.1 Het Tankstation moet voldoen aan de voorschriften van het Besluit algemene regels voor inrichting milieubeheer en de Regeling algemene regels voor inrichtingen milieubeheer. Om dit te bewijzen stuurt de Exploitant de documenten mee die gevraagd worden in het hiervoor genoemde aanmeldingsformulier. De Exploitant verschaft verder alle inlichtingen waar de Stichting om verzoekt.
C.2.2 Indien het tankstation is gesaneerd moeten alle maatregelen die genoemd zijn in het afsluitende evaluatieonderzoek ten
genoegen van het Bevoegd gezag zijn uitgevoerd, blijkens een beschikking.
C.2.3 Indien sprake is van een restverontreiniging waarvoor maatregelen ter controle en beheersing zijn omschreven in het plan, dienen deze maatregelen ten genoegen van het Bevoegde Gezag te worden uitgevoerd.
C.2.4 Indien sprake is van bodemverontreiniging volgens een verkennend onderzoek als bedoeld in NEN 5740 of een nader onderzoek als bedoeld in de Wet Bodembescherming die niet hoeft te worden
gesaneerd moet dat blijken uit een desbetreffende mededeling van het Bevoegd gezag.
C.3 Toelatingsovereenkomst
C.3.1 Als aan de voorwaarden voor toelating is voldaan wordt tussen de Stichting en de Exploitant een overeenkomst gesloten volgens het door de Stichting vastgestelde model, waarin ten minste het volgende wordt bepaald:
(1) de Exploitant verbindt zich tegenover de Stichting om het Toegelaten Tankstation gedurende de looptijd van deze overeenkomst te allen tijde in overeenstemming met de van tijd tot tijd geldende wet - en regelgeving, meer in het bijzonder de milieuwetgeving, te exploiteren. De Exploitant stelt de Stichting of een door haar aan te wijzen derde in de gelegenheid om de naleving van de relevante bepalingen te controleren;
(2) de Exploitant verplicht zich om alle voorvallen waardoor de bodem en/of het grondwater is of dreigt te worden verontreinigd en waarvan hij melding dient te doen aan het Bevoegd gezag, ook onmiddellijk schriftelijk te melden aan de Stichting. De Exploitant neemt onmiddellijk alle mogelijke maatregelen ter beperking van de schade;
(3) de Exploitant betaalt voor elk Toegelaten Tankstation een eenmalige bijdrage van € 450;
(4) de Exploitant betaalt jaarlijks vooraf de standaardbijdrage volgens bijlage A voor elke Tank of, ingeval de Tank in meerdere compartimenten is verdeeld, voor elk tankcompartiment, tot een maximum van 6 keer het bedrag per tank per jaar;
(5) indien sprake is van een door het bevoegde gezag geaccepteerd afsluitend evaluatieonderzoek en een nazorgplan als bedoeld in art C.2.3 geldt het verhoogde tarief volgens bijlage A per Tank of tankcompartiment zonder maximum per jaar;
(6) indien een sanering niet is afgerond is de toelating tijdelijk en wordt een tijdelijk
certificaat afgegeven voor de duur van (maximaal) 3 jaar. Deze termijn kan ter beoordeling van de Stichting worden verlengd. Hiervoor geldt eveneens het verhoogde tarief volgens bijlage A per Tank of tankcompartiment zonder maximum per jaar;
(7) op het moment waarop het tijdelijk certificaat kan worden omgezet in een definitief certificaat omdat aan de voorwaarden is voldaan, is de Exploitant een eenmalig bedrag volgens bijlage A verschuldigd als vergoeding voor de administratiekosten van de omzetting;
(8) de Exploitant is een eenmalige vergoeding volgens bijlage A verschuldigd voor administratiekosten ingeval van naamswijziging. In dat geval wordt een nieuw certificaat verstrekt.
C.3.2 De in bijlage A vermelde tarieven kunnen door de Stichting worden aangepast als de financiële reserves van de Stichting daarvoor aanleiding geven.
C.4 Beëindiging toelating
C.4.1 De toelating eindigt ingeval van Bedrijfsbeëindiging. De financiële zekerheidsdekking eindigt dan zoals in artikel
2.24.3 van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer is vermeld.
C.4.2 De toelating eindigt niet indien blijkt uit het onderzoek dat vereist is in geval van Bedrijfsbeëindiging volgens art. 2.11 Besluit algemene regels voor inrichtingen dat bodemverontreiniging aanwezig is en deze wegens betalingsonmacht van de Exploitant niet verwijderd kan worden. In dat geval eindigt de toelating zodra een verzoek om herstel of vergoeding van Niet- verhaalbare schade is afgehandeld dan wel de Bodemverontreiniging op een andere manier ten genoegen van het Bevoegd gezag is gesaneerd.
C.4.3 De toelating wordt eveneens beëindigd indien de Exploitant de exploitatie van het Tankstation overdraagt aan een derde. Deze derde kan de Stichting verzoeken de toelating
op zijn naam voort te zetten. Indien de Stichting met dit verzoek, dat niet op onredelijke gronden
zal worden geweigerd, instemt, betaalt deze derde aan de Stichting de administratiekosten voor een nieuwe Toelatingsovereenkomst en een nieuw Certificaat, conform het tarief van bijlage A.
C.4.4 De toelating eindigt ook wanneer de Exploitant zijn verplichtingen onder de Toelatingsovereenkomst niet nakomt. De Exploitant zal in geval van niet nakoming van zijn verplichtingen na ingebrekestelling 60 dagen de tijd krijgen om alsnog aan zijn verplichtingen te voldoen. Bij niet voldoening zal de overeenkomst daarna met inachtneming van een termijn van een maand worden beëindigd; de financiële zekerheid eindigt op dat zelfde moment. De Stichting brengt het Bevoegd gezag onmiddellijk op de hoogte van de beëindiging van de toelating en de financiële zekerheidsdekking.
C.4.5 De Toelatingsovereenkomst eindigt ook
indien de Exploitant de overeenkomst opzegt. In dit geval eindigt de financiële zekerheid op hetzelfde moment. Opzegging dient schriftelijk te geschieden met inachtneming van een opzegtermijn van drie maanden. De Stichting brengt het Bevoegd gezag onmiddellijk op de hoogte van de beëindiging van de toelating en de financiële zekerheidsdekking.
C.4.6 In geval van beëindiging van de toelating bestaat geen recht op gehele of gedeeltelijke teruggave van hetgeen door de Exploitant aan de Stichting is bijgedragen.
D Zekerheidsdekking
D.1 Het fonds biedt onder de voorwaarden van dit reglement zekerheid voor vergoeding van Niet-verhaalbare schade tot een maximum van €225.000,00 per Tank. Indien meer dan 6 Tanks aanwezig zijn blijft de dekking beperkt tot €1.361.340,65. De dekking eindigt zodra de toelating eindigt als bedoeld onder C. Schade die geclaimd wordt nadat de zekerheidsdekking is geëindigd komt slechts voor vergoeding in aanmerking in geval van D.5.
D.2 Het Fonds kan uitsluitend worden aangesproken voor Niet-verhaalbare schade ontstaan na toelating van het station door de Stichting. Indien de schade het gevolg is van opzet, grove schuld of bewuste overtreding van overheidsvoorschriften door de Exploitant, wordt deze schade wel door de Stichting vergoed en zij heeft het recht om de kosten te verhalen op de veroorzaker.
Directe en indirecte bedrijfsschade, alsmede de kosten ten behoeve van herinrichting van het gesaneerde terrein komen niet voor vergoeding in aanmerking.
D.3 Niet-verhaalbare schade kan worden geclaimd door een ieder, met uitzondering van de Exploitant, die schade heeft geleden ten gevolge van vervuiling van het Tankstation.
In geval de Niet-verhaalbare schade is geleden door een eigenaar of erfpachter van het perceel waarop het Toegelaten Tankstation werd geëxploiteerd komt dit alleen voor vergoeding in aanmerking als hij aantoont dat hij met de Exploitant uitsluitend een huur- of gebruiksovereenkomst of een daarmee gelijk te stellen overeenkomst of afspraak heeft gehad. Ook de Staat, Provincie of Gemeente komen op gelijke wijze voor vergoeding in aanmerking in geval van kostenverhaal als bepaald in art. 75 Wet bodembescherming.
D.4 Een verzoek om vergoeding kan door degene die daar volgens D.3 recht op heeft worden ingediend bij de Stichting zodra de
schade onherroepelijk is vastgesteld en de verzoeker aantoont dat alles wat redelijk van hem gevraagd kan worden om de schade te verhalen is mislukt. Een dergelijk verzoek moet uiterlijk binnen een jaar nadat het onderzoek als bedoeld in art. 2.11 Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer bij het Bevoegd gezag is ingediend en waaruit is gebleken dat de Bodemverontreiniging is veroorzaakt. Na dat tijdstip ingediende verzoeken worden niet in behandeling genomen.
D.5 Indien de zekerheidsdekking is
beëindigd zoals onder C.4.4 of C.4.5 is aangegeven, wordt een verzoek tot vergoeding
van niet-verhaalbare schade alleen in behandeling genomen als het verzoek binnen een jaar is ingediend nadat de verzoeker kennis had kunnen hebben van het feit dat de financiële zekerheidsdekking is beëindigd. De beëindiging van de zekerheidsdekking wordt middels een advertentie in een plaatselijk blad bekendgemaakt.
D.6 Schade die niet onder de definitie van Bodemverontreiniging valt, komt niet voor vergoeding in aanmerking.
D.7 Het bestuur van de Stichting beoordeelt of het verzoek tot schadevergoeding in aanmerking komt voor uitkering door het Fonds. Het bestuur heeft daarbij de vrijheid af te wijken van de bepalingen van dit reglement als haar dat redelijk voorkomt.
E Schadeafwikkeling
E.1 Als een overheidsorgaan een beroep doet op het Fonds wordt de schade vergoed in geld.
E.2 Indien anderen een beroep doen op het Fonds heeft de Stichting de keus uit een uitkering in geld dan wel in natura in de vorm van herstel dan wel beiden al naar gelang dit de Stichting wenselijk voorkomt afhankelijk van de feitelijke situatie te beoordelen door het bestuur.
E.3 De Stichting streeft er naar de schade melding zo spoedig mogelijk af te handelen.
F Overige bepalingen
F.1 Binnen dertig dagen na een beslissing van de Stichting kan om heroverweging gevraagd worden. De Stichting beslist zo spoedig mogelijk op een verzoek tot heroverweging.
F.2 Geschillen voortvloeiend uit de toepassing van dit reglement en de Toelatingsovereenkomst worden in eerste instantie aangebracht bij de bevoegde rechter te Rotterdam.
F.3 Indien onverkorte toepassing van de bepalingen van dit reglement zou leiden tot gevolgen die niet in overeenstemming moeten
worden geacht met de doelstellingen van de Stichting kan de Stichting daarvan gemotiveerd afwijken.
F.4 Aangezien de Stichting niet BTW- plichtig is zullen alle bedragen zonder BTW in rekening worden gebracht dan wel uitbetaald.
Rotterdam, 30 juli 1997.
1e wijziging 17 juni 1999
2e wijziging 1 januari 2002
3e wijziging 1 januari 2008
4e wijziging 19 september 2012
Ondertekend te
Op
De Exploitant
Ondertekend te Rotterdam Op
De Stichting