ALGEMEEN REGLEMENT
ALGEMEEN REGLEMENT
PREAMBULE
(1) Overwegende dat de subcommissie Voor het Wegvervoer van het Comité voor Binnenlands Vervoer van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties in 1949 een aanbeveling1 heeft gericht tot de regeringen van de Lidstaten, waarin zij werden uitgenodigd de verzekeraars, die risico’s dekken betreffende de burgerrechtelijke aansprakelijkheid inzake wegverkeer, te verzoeken overeenkomsten te sluiten die tot doel hebben, eenvormige en praktische bepalingen vast te leggen die aan automobilisten toelaten op bevredigende wijze verzekerd te zijn wanneer zij landen betreden waar de verzekering van dergelijke risico’s verplicht is;
(2) Overwegende dat deze aanbeveling de instelling van een éénvormig verzekeringsdocument heeft aangewezen als de meest geschikte maatregel teneinde het vooropgestelde doel te bereiken, met vermelding van de fundamentele principes aangaande de tussen de verzekeraars van de verschillende landen te sluiten overeenkomsten;
(3) Overwegende dat de Overeenkomst tussen Bureaus, waarvan de tekst in november 1951 werd aangenomen door de vertegenwoordigers der verzekeraars van de Staten die toen gunstig reageerden op de aanbeveling, de basis heeft gevormd voor de relaties tussen deze verzekeraars;
(4) Overwegende dat:
a. het doel van het systeem, algemeen bekend onder de naam “groene kaart systeem”, is het internationaal wegverkeer van motorrijtuigen te vergemakkelijken door mogelijk te maken dat de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven, aan de opgelegde criteria van het bezochte land zouden voldoen en bij ongevallen te waarborgen dat de schadeloosstelling van de benadeelden overeenkomstig de regelgeving van dat land zou gebeuren.
b. de internationale verzekeringskaart voor motorrijtuigen (“groene kaart”) – een door de overheden van de Staten die de aanbeveling van de
Verenigde Naties hebben onderschreven, officieel erkend document –vormt in elk bezocht land het bewijs van verplichte verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer van het motorrijtuig dat erop vermeld is, aanleiding kan geven;
c. in elke deelnemende Staat, een nationaal bureau werd opgericht en officieel erkend teneinde te waarborgen :
i. ten overstaan van zijn overheid, de naleving van de in het land toepasselijke wetgeving door de buitenlandse verzekeraar en binnen dit kader, de schadeloosstelling van de benadeelden;
ii. ten overstaan van het bureau van het bezochte land, de verbintenis van de aangesloten verzekeraar, die de burgerrechtelijke aansprakelijkheid verzekert, voortvloeiend uit het gebruik van het bij het ongeval betrokken voertuig;
d. ingevolge deze dubbele taak vervuld zonder winstoogmerk moet elk bureau beschikken over een onafhankelijke financiële structuur, gesteund op de solidariteit van de op zijn nationale markt actieve verzekeraars, die toegelaten zijn tot het uitoefenen van de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven, zodat het de verplichtingen kan naleven in het kader van de overeenkomsten die het binden aan andere Bureaus.
(5) Overwegende dat:
a. sommige Staten, teneinde het internationale wegverkeer nog meer te vergemakkelijken, de controle van de groene kaart bij het overschrijden van de grens hebben afgeschaft op basis van door hun respectievelijke bureaus gesloten overeenkomsten, die hoofdzakelijk steunen op de kentekenplaat van de voertuigen;
x. xx Xxxx van de Europese gemeenschappen aan de bureaus der Lidstaten, via de Richtlijn van 24 april 19722, heeft voorgesteld een dergelijke overeenkomst te sluiten; dat deze laatste, genaamd Aanvullende Overeenkomst tussen Bureaus, tot stand kwam op 16 oktober 1972;
1 Aanbeveling nr. 5 van 25 januari 1949, vervangen door Bijlage 2 van de Globale Resolutie over het vergemakkelijken van het wegvervoer, aangenomen door de subcommissie voor het Wegvervoer van het Comité voor Binnenlands Vervoer van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties waarvan de tekst is opgenomen in bijlage 1.
2 Richtlijn van de Raad van 24 april 1972 (72/166/EEG) inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven en de controle op de verzekering tegen deze aansprakelijkheid, waarvan de tekst is opgenomen in bijlage 2.
c. latere overeenkomsten, gesteund op dezelfde principes, toegelaten hebben aan bureaus van andere landen hierbij aan te sluiten; dat deze werden gebundeld in één enkel document getekend op 15 maart 1991 en gekend als Multilaterale Garantieovereenkomst;
(6) Aangezien het opportuun is in éénzelfde document het geheel van de overeenkomsten die de betrekkingen tussen de bureaus regelen, te bundelen, heeft de Raad van bureaus ter gelegenheid van de algemene vergadering van 30 mei 2002 te Rethymno (Kreta) dit Algemeen Reglement aangenomen.
Afdeling I
Algemene voorwaarden
(verplichte bepalingen)
Artikel 1 : DOEL
Dit Algemeen Reglement heeft tot doel de betrekkingen tussen nationale bureaus van verzekeraars te regelen in het kader van de toepassing van de beschikkingen van Aanbeveling nr. 5, aangenomen op 25 januari 1949 door de subcommissie Voor het Wegvervoer van het Comité voor Binnenlands Vervoer van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties, vervangen door Bijlage 2 van de Gecombineerde Resolutie over het vergemakkelijken van het wegvervoer (R.E.4), door de subcommissie aangenomen op haar vierenzeventigste zitting op 25-29 juni 1984, zoals hernomen in haar laatste versie (hierna Aanbeveling nr. 5 genoemd).
Artikel 2 : DEFINITIES
Voor de toepassing van dit Algemeen Reglement zullen de volgende woorden en begrippen uitsluitend de betekenis hebben die er in onderstaande tekst wordt aan toegekend:
2.1 “Nationaal bureau van verzekeraars” (hierna “Bureau” genoemd): de in het land waar zij is gevestigd, overeenkomstig Aanbeveling nr. 5 opgerichte beroepsorganisatie, lid van de Raad van Bureaus.
2.2 “Verzekeraar”: elke onderneming die toegelaten is tot de uitoefening van de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven.
2.3 “Lid”: elke verzekeraar aangesloten bij een Bureau.
2.4 “Correspondent”: een verzekeraar of elke andere natuurlijke of rechtspersoon die door één of meerdere verzekeraars werd aangesteld, onder erkenning van het Bureau van het land waar hij is gevestigd, voor de
behandeling en de afwikkeling van aanspraken op schadevergoeding ontstaan uit ongevallen waarbij voertuigen betrokken zijn, die zij verzekeren, en die plaatsvonden op het grondgebied van het land van vestiging van deze correspondent.
2.5 “Voertuig”: elk motorrijtuig dat bestemd is om zich anders dan langs spoorstaven over de grond te bewegen en dat door een mechanische kracht kan worden gedreven, alsmede elke al dan niet aan het motorrijtuig gekoppelde aanhangwagen, op voorwaarde dat het motorrijtuig of de aanhangwagen onderworpen zijn aan de verplichte verzekering in het land waar zij gebruikt worden.
2.6 “Ongeval”: elke gebeurtenis die schade heeft veroorzaakt waarop, volgens de wet van het land waar ze voorkomt, de verplichte verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer van voertuigen aanleiding kan geven,, van toepassing is .
2.7 “Benadeelde”: elke persoon die recht heeft op vergoeding van door een voertuig veroorzaakte schade.
2.8 “Aanspraak op schadevergoeding”: één of meer aanvragen tot vergoeding ingediend door een benadeelde of zijn rechthebbenden, en die voortvloeien uit éénzelfde ongeval.
2.9 “Verzekeringspolis”: een verplicht verzekeringscontract uitgereikt door een lid van een Bureau ter dekking van de burgerrechtelijkelijke aansprakelijkheid voortvloeiend uit het gebruik van een voertuig.
2.10 “Verzekerde”: elke persoon wiens aansprakelijkheid gedekt is door een verzekeringspolis.
2.11 “Groene kaart”: de internationale motorrijtuigenverzekeringskaart, volgens een door de Raad van Bureaus goedgekeurd model.
2.12 “Raad van Bureaus”: het orgaan waarbij alle Bureaus verplicht aansluiten, belast met het beheer en de werking van het Internationaal verzekeringssysteem tegen aansprakelijkheid betreffende motorrijtuigen (bekend als “ het Groene Kaart Systeem”).
Artikel 3 : BEHANDELING VAN DE AANSPRAKEN OP SCHADEVERGOEDING
3.1 Wanneer een Bureau verneemt dat er zich een ongeval heeft voorgedaan op het grondgebied van het land waarvoor het bevoegd is, waarin een uit een ander land afkomstig voertuig betrokken is, moet het overgaan tot een onderzoek naar de omstandigheden van het ongeval zonder te wachten op een formele aanspraak op schadevergoeding. Het deelt, binnen de
Wanneer, in de loop van het onderzoek, het Bureau vaststelt dat de verzekeraar van het betrokken voertuig bekend is en dat een correspondent van deze verzekeraar conform de bepalingen van artikel 4 werd aangesteld, bezorgt het zonder verwijl de informatie aan de correspondent voor verdere behandeling.
3.2 Wanneer het Bureau een aanspraak op schadevergoeding ontvangt ingevolge een ongeval overkomen onder bovenvermelde omstandigheden en er een correspondent door de verzekeraar werd aangesteld, moet het de aanspraak op schadevergoeding zonder verwijl aan de correspondent overmaken met het oog op de behandeling en afwikkeling overeenkomstig de bepalingen van artikel 4. Bij gebreke van een correspondent, moet het Bureau de verzekeraar die de groene kaart of verzekeringspolis heeft uitgereikt of, bij gebreke daaraan, het betrokken Bureau, onmiddellijk meedelen dat het een aanspraak op schadevergoeding heeft ontvangen en dat het deze zal behandelen of laten behandelen door een lasthebber van wie het de identiteit bekendmaakt.
3.3 Het Bureau is toegelaten iedere aanspraak op schadevergoeding door minnelijke schikking te regelen en alle kennisgevingen in en buiten rechte in ontvangst te nemen in verband met de aanspraak op of de vergoeding van de schade.
3.4 Elke aanspraak op schadevergoeding moet door het Bureau behandeld worden in volstrekte autonomie en overeenkomstig de wet- en regelgeving, die van kracht zijn in het land van het ongeval en die betrekking hebben op de aansprakelijkheid, de vergoeding van de benadeelden en de verplichte motorrijtuigenverzekering, en, in zijn optreden, moet het Bureau de belangen van de verzekeraar die de groene kaart of verzekeringspolis heeft uitgereikt of, bij ontstentenis, van het betrokken bureau, zo goed mogelijk behartigen.
Het Bureau is als enige bevoegd voor alle vragen aangaande de interpretatie van de in het land van ongeval toepasselijke wetgeving, ook als deze verwijst naar wetsbepalingen van een ander land, en de afwikkeling van de aanspraak op schadevergoeding. Onder voorbehoud van laatstvermelde beschikking, en zo het daartoe uitdrukkelijk wordt uitgenodigd, licht het Bureau de verzekeraar of het betrokken Bureau in, alvorens een definitieve beslissing te nemen.
3.5 Wanneer evenwel de regeling die wordt overwogen de voorwaarden of beperkingen die van toepassing zijn op grond van de in het land van het ongeval geldende wetgeving betreffende de verplichte
motorrijtuigenverzekering overtreft, maar gedekt is door de verzekeringspolis, moet het bureau overleg plegen met de verzekeraar in verband met dat deel van de aanspraak op schadevergoeding dat deze voorwaarden of beperkingen overtreft. De goedkeuring van deze verzekeraar is niet vereist indien de toepasselijke wet het Bureau verplicht rekening te houden met contractuele waarborgen die de voorwaarden of beperkingen overschrijden, die bij wet voorzien zijn aangaande de wettelijke aansprakelijkheidsverzekering voor motorrijtuigen van het land waar het ongeval is voorgekomen.
3.6 Het Bureau mag niet, op eigen initiatief, zonder schriftelijke toestemming van betrokken verzekeraar of bureau, de behandeling van een aanspraak op schadevergoeding toevertrouwen aan een lasthebber, die uit hoofde van een contractuele verbintenis financiële belangen heeft bij deze aanspraak op schadevergoeding. Indien het dit toch doet, zonder dergelijke toestemming, wordt zijn recht op terugbetaling beperkt tot de helft van het normaal terugvorderbare bedrag.
Artikel 4 : CORRESPONDENTEN
4.1 Behoudens het bestaan van een andersluidende overeenkomst die het bindt aan andere Bureaus en/of onder voorbehoud van welke nationale wet- of regelgeving ook, bepaalt ieder Bureau de voorwaarden onder dewelke het de erkenning van de correspondenten in het land waarvoor het verantwoordelijk is, toekent, weigert of herroept.
De erkenning moet echter zonder meer verleend worden indien ze gevraagd wordt in naam van een lid van een ander Bureau, wanneer ze betrekking heeft op een vestiging waarover dit lid beschikt in het land van het aangesproken Bureau, op voorwaarde dat het in dat land toegelaten is de burgerrechtelijke aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen uit te oefenen.
4.2 De Bureaus van de lidstaten van de Europese Economische Ruimte zijn ertoe gehouden als correspondent te aanvaarden, de schaderegelaars die in hun land door de verzekeraars van de andere lidstaten zijn aangewezen overeenkomstig Richtlijn 2000/26/EG, wanneer dergelijke verzoek tot hen wordt gericht. Behoudens zware tekortkoming aan de gestelde verplichtingen uit dit artikel, kan de aldus verleende erkenning niet herroepen worden zolang de betrokken correspondent de hoedanigheid van schaderegelaar behoudt, zoals ze in betrokken richtlijn is omschreven.
4.3 Enkel de Bureaus zijn gerechtigd, op aanvraag van één van hun leden, om de aanvraag tot erkenning van een correspondent gevestigd in het land van een bepaald Bureau over te maken aan dat laatste Bureau. Deze aanvraag moet per fax of e-mail gericht worden en vergezeld zijn van het bewijs dat de voorgedragen correspondent de gevraagde erkenning aanvaardt.
4.4 De correspondent behandelt, overeenkomstig de wet- en regelgeving die van kracht zijn in het land van het ongeval en die betrekking hebben op de aansprakelijkheid, de vergoeding van de benadeelden en de verplichte motorrijtuigenverzekering, in naam van het Bureau dat hem heeft aangesteld en voor rekening van de verzekeraar die zijn erkenning heeft aangevraagd, de aanspraken op schadevergoeding voortvloeiend uit ongevallen die daar overkomen zijn en waarbij voertuigen, verzekerd door de verzekeraar die zijn erkenning heeft aangevraagd, betrokken zijn.
Wanneer de regeling die wordt overwogen de voorwaarden of beperkingen die van toepassing zijn op grond van de in het land van het ongeval geldende wetgeving op de verplichte motorrijtuigenverzekering overtreft, maar gedekt is onder de verzekeringspolis, moeten de bepalingen voorzien onder artikel 3.5 door de correspondent nageleefd worden.
4.5 Het Bureau dat de erkenning van een correspondent verleent, erkent hem als enige bevoegd voor de behandeling en de afwikkeling van aanspraken op schadevergoeding in naam van het Bureau zelf en voor rekening van de verzekeraar die zijn erkenning heeft aangevraagd. Het Bureau is ook verplicht de benadeelde op de hoogte te stellen van deze bevoegdheid en de correspondent alle kennisgevingen te bezorgen die betrekking hebben op deze aanspraken op schadevergoeding. Het kan echter op elk ogenblik en zonder opgave van reden de plaats van de correspondent innemen bij de behandeling en de afwikkeling van een aanspraak op schadevergoeding.
4.6 Indien, om welke reden dan ook, het Bureau dat de erkenning heeft verleend een benadeelde moet vergoeden in de plaats van een correspondent, wordt het onmiddellijk terugbetaald door het Bureau dat de aanvraag tot erkenning heeft verzonden, volgens de bepalingen voorzien in artikel 5.
4.7 Onder voorbehoud van de beschikkingen in artikel
4.4 is de correspondent vrij om, samen met de verzekeraar die zijn erkenning heeft aangevraagd, de modaliteiten af te spreken voor de terugbetaling van aan benadeelden gestorte bedragen, alsook voor de berekening van de behandelingsvergoeding, hoewel deze modaliteiten aan de Bureaus niet tegenstelbaar zijn.
Wanneer een correspondent de terugbetaling niet krijgt van de bedragen die hij heeft voorgeschoten in opdracht van de verzekeraar die zijn erkenning in overeenstemming met artikel 4.4 heeft aangevraagd, wordt hij terugbetaald door het Bureau dat hem heeft erkend. Dit Bureau wordt dan op zijn beurt terugbetaald door het Bureau waarvan de betrokken verzekeraar lid is, volgens de bepalingen voorzien in artikel 5.
4.8 Wanneer een Bureau verneemt dat één van zijn leden beslist geen beroep meer te doen op een correspondent, licht het onmiddellijk het Bureau in dat de erkenning heeft aanvaard. Deze laatste dient de datum vast te leggen vanaf dewelke de beëindiging van de erkenning uitwerking heeft .
Wanneer het Bureau dat de erkenning aan een correspondent heeft verleend, beslist deze te herroepen of verneemt dat de correspondent zelf daarvan wenst af te zien, licht het zonder verwijl de Bureaus in die de aanvragen tot erkenning m.b.t. deze correspondent hebben overgemaakt. Het deelt hen ook de datum mee waarop de herroeping of de beëindiging van de erkenninguitwerking heeft
Artikel 5 : TERUGBETALINGSMODALITEITEN
5.1 Wanneer een Bureau of de hiertoe aangewezen lasthebber alle aanspraken op schadevergoeding voortvloeiend uit eenzelfde ongeval heeft behandeld, richt hij per fax of e-mail, binnen een maximumtermijn van één jaar te rekenen vanaf de laatste betaling verricht ten gunste van een benadeelde, een verzoek tot terugbetaling aan het lid van het Bureau dat de groene kaart of de verzekeringspolis heeft uitgereikt of, bij ontstentenis, aan het betrokken Bureau zelf, onder opgave van:
5.1.1 de bedragen uitbetaald als schadevergoedingen aan de benadeelden op basis van een minnelijke schikking of krachtens een rechtelijke beslissing;
5.1.2 de bedragen betaald voor externe diensten inherent aan de behandeling en de afwikkeling van elke aanspraak op schadevergoeding, alsook kosten die specifiek nodig zijn voor een gerechtelijke procedure, die in vergelijkbare omstandigheden ook zouden zijn betaald door een verzekeraar gevestigd in het land van het ongeval;
5.1.3 de behandelingsvergoeding voor het dekken van alle andere kosten, berekend volgens de regels die door de Raad van Bureaus goedgekeurd zijn.
Wanneer aanspraken op schadevergoeding voortvloeiend uit eenzelfde ongeval geen enkele schadevergoeding tot gevolg hebben gehad, kunnen de bedragen voorzien onder punt 5.1.2 opgeëist worden
5.2 Het verzoek tot terugbetaling vermeldt dat het opgevorderde bedrag betaalbaar is in de nationale munteenheid in het land van de begunstigde, vrij van kosten, binnen een termijn van twee maanden te rekenen vanaf de datum van het verzoek en dat, na verloop van deze termijn, vertragingsinteresten van rechtswege verschuldigd zijn, berekend tegen een rentevoet van 12% per jaar vanaf de datum van het verzoek tot en met de datum waarop de bank van de begunstigde het gevorderde bedrag heeft ontvangen.
Het verzoek tot terugbetaling mag tevens vermelden dat de bedragen vermeld in nationale munteenheid, betaalbaar zijn in Euro, aan de officiële koers in het land van het verzoekende Bureau op de datum van het verzoek.
5.3 Het gevorderde bedrag mag in geen geval boeten bevatten, borgen of enige andere aan de verzekerde opgelegde financiële straf, die in het land waar het ongeval is overkomen niet vallen binnen de waarborg voorzien door de verplichte burgerrechtelijke aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen.
5.4 Op verzoek van degene aan wie het verzoek tot terugbetaling is gericht, worden de bewijsstukken, waaronder ook het objectieve bewijs dat de verschuldigde schadevergoedingen werden uitbetaald aan de benadeelden, zonder verwijl bezorgd, zonder dat dit evenwel de terugbetaling mag vertragen.
5.5 De terugbetaling van de bedragen voorzien onder
5.1.1 en 5.1.2 kan aangevraagd worden onder de voorwaarden voorzien in dit artikel zelfs indien het Bureau nog niet alle aanspraken op schadevergoeding voortvloeiend uit hetzelfde ongeval heeft behandeld. De behandelingsvergoeding voorzien onder punt 5.1.3 mag eveneens opgeëist worden indien het hoofdbedrag dat wordt geëist het bedrag vastgelegd door de Raad van Bureaus overtreft.
5.6 Wanneer na uitbetaling van het verzoek tot terugbetaling, een afgewikkelde aanspraak op schadevergoeding wordt heropend of een verdere aanspraak op schadevergoeding voor hetzelfde ongeval wordt ingediend, zal het eventueel als behandelingsvergoeding te betalen saldo worden berekend in overeenstemming met de bepalingen die gelden op het ogenblik dat het verzoek tot terugbetaling met betrekking tot de heropende of verdere aanspraak op schadevergoeding wordt ingediend.
5.7 Geen enkele behandelingsvergoeding mag worden gevorderd wanneer een ongeval geen aanleiding heeft gegeven tot een aanspraak op schadevergoeding.
Artikel 6 : VERPLICHTING TOT WAARBORG
6.1 Elk Bureau waarborgt de terugbetaling van de aan zijn leden door het Bureau van het land waarin het ongeval is overkomen of door de hiertoe aangestelde lasthebber gevorderde bedragen, overeenkomstig de beschikkingen voorzien in artikel 5.
Wanneer een lid de terugbetaling die hem wordt opgevorderd niet uitvoert binnen de termijn van twee maanden voorzien in artikel 5, gaat het Bureau waarbij dit lid is aangesloten zélf over tot terugbetaling volgens de hierna beschreven modaliteiten, na ontvangst van de oproep tot waarborg geadresseerd door het Bureau van het land waarin het ongeval is overkomen of door de hiertoe aangewezen lasthebber.
Het Bureau dat de waarborg verschuldigd is, beschikt over een termijn van één maand om de betaling te verrichten. Wanneer deze termijn verstreken is, worden van rechtswege vertragingsinteresten berekend aan een rentevoet van 12% per jaar vanaf de datum van de oproep tot waarborg tot de datum waarop het gevraagde bedrag door de bank van de begunstigde is ontvangen.
Deze oproep tot waarborg moet per fax of per e-mail gericht worden binnen een termijn van twaalf maanden te rekenen vanaf de verzending van het verzoek tot terugbetaling bedoeld onder artikel 5. Bij het verstrijken van deze termijn, en onverminderd de eventuele vertragingsinteresten dat het zelf zou verschuldigd zijn, zal het Bureau dat de waarborg verschuldigd is slechts het bedrag geëist van zijn lid vermeerderd met twaalf maanden interesten berekend tegen een rentevoet van 12% per jaar, moeten betalen.
De oproep tot waarborg is niet meer ontvankelijk wanneer hij meer dan twee jaar na verzending van het verzoek tot terugbetaling wordt verstuurd.
6.2 Elk Bureau waarborgt dat zijn leden de correspondenten, waarvan zij de erkenning hebben aangevraagd, opdragen om de aanspraken op schadevergoeding overeenkomstig de beschikkingen voorzien in de eerste alinea van artikel 4.4 te behandelen en dat zij hen alle documenten bezorgen
m.b.t. aanspraken op schadevergoeding die bij deze correspondenten of bij het Bureau van het land waar het ongeval zich heeft voorgedaan aanhangig zijn gemaakt.
Afdeling II
Bijzondere regels betreffende contractuele verhoudingen tussen Bureaus steunend op de groene kaart
(optionele bepalingen)
De beschikkingen van deze afdeling worden toegepast wanneer de contractuele verhoudingen tussen Bureaus steunen op de groene kaart.
Artikel 7 : UITREIKING EN AFGIFTE VAN GROENE KAARTEN
7.1 Elk Bureau draagt de verantwoordelijkheid voor de druk of verleent toelating aan zijn leden tot de druk, van groene kaarten .
7.2 Het staat zijn leden toe groene kaarten uit te reiken aan hun verzekerden uitsluitend voor voertuigen ingeschreven in de landen waarvoor het bevoegd is.
7.3 Een lid kan echter wel de toestemming krijgen om groene kaarten uit te reiken aan zijn verzekerden in elk land waar er geen Bureau bestaat en op voorwaarde dat het lid ter plaatse gevestigd is. Deze mogelijkheid wordt beperkt tot voertuigen ingeschreven in het desbetreffende land.
7.4 Elke groene kaart wordt geacht geldig te zijn gedurende tenminste vijftien dagen. Indien zulks niet het geval is, moet het Bureau dat de uitreiking van de groene kaart heeft toegelaten ten opzichte van de Bureaus van de landen waarvoor deze geldig is, zijn waarborg verlenen gedurende vijftien dagen te rekenen vanaf de datum vanaf dewelke de kaart geldig is.
7.5 Wanneer de overeenkomst tussen twee Bureaus wordt opgezegd overeenkomstig artikel 16.3.5, verliezen de groene kaarten, die in hun naam werden uitgereikt voor gebruik op hun respectievelijke grondgebieden, iedere geldigheid zodra de opzegging van de overeenkomst van kracht wordt.
7.6 Wanneer deze overeenkomst opgezegd of opgeschort wordt overeenkomstig artikel 16.3.6, zal de resterende geldigheid van de groene kaarten, die werden uitgereikt in naam van de betrokken Bureaus tot gebruik op hun respectievelijke grondgebieden, bepaald worden door de Raad van Bureaus.
Artikel 8 : BEVESTIGING VAN GELDIGHEID VAN DE GROENE KAART
Elke aanvraag tot bevestiging van geldigheid van een groene kaart, die per fax of e-mail aan een Bureau wordt gericht door het Bureau van het land waar het ongeval zich heeft voorgedaan of door de hiertoe gemachtigde lasthebber, moet binnen de drie maand na de aanvraagdatum door een definitief antwoord gevolgd worden. Bij ontstentenis van dergelijk antwoord binnen deze termijn zal de groene kaart als geldig worden beschouwd.
Artikel 9 : VALSE, ONREGELMATIG UITGEREIKTE OF GEWIJZIGDE GROENE KAARTEN
Elke groene kaart, die wordt voorgelegd in een land waarvoor ze geldig is, als uitgereikt onder het gezag van een Bureau, verbindt dit laatste tot waarborg ook indien deze groene kaart vals, op onregelmatige wijze is uitgereikt of gewijzigd.
De waarborg van het Bureau is echter niet verschuldigd indien dergelijke groene kaart verwijst naar een voertuig dat niet regelmatig ingeschreven is in zijn land, tenzij er werd beroep gedaan op de uitzondering voorzien onder artikel 7.3.
Afdeling III
Bijzondere regels betreffende de contractuele betrekkingen tussen bureaus, steunend op het vermoeden van verzekering
(optionele bepalingen)
De beschikkingen van deze afdeling worden toegepast behoudens uitzonderingen wanneer de verhoudingen tussen Bureaus steunen op het vermoeden van verzekering.
Artikel 10 : VERPLICHTINGEN VAN DE BUREAUS
De Bureaus waarop de bepalingen van deze afdeling betrekking hebben, waarborgen ten opzichte van elkaar de terugbetaling van alle bedragen, die op grond van dit Algemeen Reglement betaalbaar zijn en volgen uit gelijk welke aanspraak op schadevergoeding voortvloeiend uit gelijk welk ongeval waarbij een al dan niet verzekerd voertuig betrokken is dat gewoonlijk is gestald op het grondgebied van de Staat waarvoor elk van deze Bureaus bevoegd is.
Artikel 11 : GEWOONLIJKE STANDPLAATS
11.1 Het grondgebied van de Staat waar een voertuig gwoonlijk gestald is heeft wordt, naargelang het geval, bepaald op grond van de volgende criteria:
11.1.1 het grondgebied van de Staat waarvan het voertuig een kentekenplaat draagt;
11.1.2 indien voor een bepaald soort voertuigen geen inschrijving bestaat, maar dit voertuig een verzekeringsplaat of een met een kentekenplaat analoog kenteken draagt, het grondgebied van de Staat waar deze plaat of dit teken zijn uitgegeven;
11.1.3 indien voor bepaalde typen voertuigen geen inschrijving, verzekeringsplaat of onderscheidingsteken bestaat, het grondgebied van de Staat waar de houder van het voertuig zijn woonplaats heeft.
11.2 Ingeval een aan de inschrijving onderworpen voertuig niet voorzien is van een kentekenplaat of een
kentekenplaat draagt dat er niet mee overeenkomt en dat voertuig betrokken is geweest in een ongeval, wordt het grondgebied van de Staat waar het ongeval heeft plaatsgevonden beschouwd als het grondgebied waar het voertuig gewoonlijk gestald is voor wat betreft de behandeling van het schadegeval.
Artikel 12 : UITSLUITINGEN
De bepalingen van deze afdeling zijn niet van toepassing op:
12.1 voertuigen die in andere landen zijn ingeschreven dan deze waarvan de Bureaus gebonden zijn door de bepalingen van deze afdeling en waarvoor een groene kaart door een lid van deze Bureaus werd uitgereikt Bij ongevallen zullen deze bureaus de regels toepassen zoals voorzien in afdeling 2;
12.2 voertuigen toebehorend aan bepaalde publiekrechtelijke of privaatrechtelijke natuurlijke of rechtspersonen indien de Staat waar ze ingeschreven zijn, in de andere Staten een instantie of lichaam heeft aangewezen belast met de schadeloosstelling onder de voorwaarden vastgesteld door de wetgeving van het land waar het schadegeval zich heeft voorgedaan;
12.3 bepaalde typen voertuigen of bepaalde voertuigen met een speciale kentekenplaat, wanneer de toelating tot het verkeer in een bezocht land bij wet onderworpen is aan het bezit door hun houder van een geldige groene kaart of aan het onderschrijven van een grensverzekering;
De lijst van voertuigen beoogd onder punt 12.2 (met inbegrip van de lijst der in andere Staten aangewezen instanties of lichamen) en onder punt 12.3, wordt opgesteld door elke betrokken Staat en meegedeeld aan de Raad van Bureaus door het Bureau van deze Staat.
Artikel 13 : BEVESTIGING VAN GEWOONLIJKE STANDPLAATS
Elke aanvraag tot bevestiging van de gewoonlijke standplaats, gericht tot een Bureau, per fax of e-mail, door het Bureau van het land waarin het ongeval is overkomen of door de daartoe aangewezen lasthebber, moet een definitief antwoord krijgen binnen drie maand na aanvraag. Bij ontstentenis van dergelijk antwoord binnen deze termijn wordt de gewoonlijke standplaats als bevestigd beschouwd.
Artikel 14 : BEPERKING IN DE TIJD VAN DE WAARBORG
De Bureaus mogen de waarborg verschuldigd op grond van artikel 10 beperken in de tijd voor:
14.1 op basis van een verklaring gericht tot de Raad van Bureaus, de voertuigen die een tijdelijke kentekenplaat dragen. In dit geval zal de beperking twaalf maand bedragen te rekenen vanaf het einde van de geldigheidsduur aangeduid op de plaat;
14.2 elk ander voertuig, op basis van wederzijdse overeenkomsten met andere Bureaus die zijn meegedeeld aan de Raad van Bureaus.
Artikel 15 : UNILATERALE TOEPASSING VAN DE WAARBORG STEUNEND OP HET VERMOEDEN VAN VERZEKERING
Onder voorbehoud van andersluidende wetsbepalingen kan de unilaterale toepassing van deze afdeling overeengekomen worden in het kader van de bilaterale verhoudingen tussen Bureaus.
Afdeling IV
Regels betreffende overeenkomsten tussen nationale bureaus van verzekeraars
( dwingende bepalingen)
Artikel 16 : BILATERALE OVEREENKOMSTEN
– MODALITEITEN
16.1 De Bureaus hebben de mogelijkheid onderling bilaterale overeenkomsten te sluiten, waarbij ze er zich toe verbinden, in het kader van hun wederzijdse verhoudingen, de verplichte beschikkingen van dit algemeen reglement na te leven zowel als de optionele bepalingen die er specifiek in vermeld zijn.
16.2 Deze overeenkomst is opgesteld in drie exemplaren, ondertekend door de contracterende Bureaus, die elk één exemplaar behouden. Het derde exemplaar wordt gezonden aan de Raad van Bureaus die, na raadpleging van betrokkenen, meedeelt wanneer hun overeenkomst in werking treedt.
16.3 Deze overeenkomst omvat de volgende verplichte clausules:
16.3.1 de identificatie der contracterende Bureaus met opgave van hun hoedanigheid van lid van de Raad van Bureaus zowel als de grondgebieden waarvoor ze verantwoordelijk zijn;
16.3.2 de verbintenis tot naleving van de verplichte beschikkingen van dit algemeen reglement;
16.3.3 de verbintenis tot naleving van de optionele beschikkingen van dit algemeen reglement;
16.3.4 de wederzijdse toekenning door de Bureaus, zowel in hun naam als in naam van hun leden, van de bevoegdheid om elke aanspraak op schadevergoeding bij minnelijke schikking te regelen of van elke gerechtelijke of buitengerechtelijke procedure de betekening in ontvangst te nemen, die kan leiden tot schadeloosstelling ingevolge ongevallen beoogd door het algemeen reglement;
16.3.5 de onbeperkte duur van de overeenkomst onder voorbehoud van het recht dat elke contractant toekomt om deze overeenkomst op te zeggen mits een opzegtermijn van twaalf maanden, tegelijkertijd meegedeeld aan de andere partij en aan de Raad van Bureaus;
16.3.6 de automatische opzegging of schorsing van de overeenkomst indien één van beide contractanten zijn hoedanigheid van lid van de Raad van Bureaus verliest of geschorst ziet;
16.4 Een model voor deze overeenkomst is opgenomen in bijlage 3.
Artikel 17 : UITZONDERING
17.1 Als uitzondering op de beschikkingen vermeld onder artikel 16 zullen de Bureaus van de Lidstaten van de Europese Economische Ruimte hun wederzijdse aansluiting aan dit Algemeen Reglement uitdrukken, overeenkomstig artikel 2 van de Europese richtlijn van
24 april 1972 (72/166/EEG), door middel van een multilaterale overeenkomst waarvan de ingangsdatum vastgelegd wordt door de Commissie van de Europese Unie in samenwerking met de Raad van Bureaus.
17.2 De Bureaus van de Staten die geen lid zijn van de Europese Economische Ruimte hebben de mogelijkheid tot deze multilaterale overeenkomst toe te treden mits naleving van de door het bevoegde comité vastgelegde voorwaarden, overeenkomstig de statuten van de Raad van Bureaus.
Afdeling V
Wijzigingsprocedure van het algemeen reglement
(dwingende bepalingen)
Artikel 18 : PROCEDURE
18.1 Elke wijziging aan dit algemeen reglement valt uitsluitend onder de bevoegdheid van de algemene vergadering van de Raad van Bureaus.
18.2 In afwijking van hetgeen voorafgaat, behoort elke wijziging van de beschikkingen voorzien in afdeling 3
exclusief tot de bevoegdheid van het hiertoe door de statuten van de Raad van Bureaus aangewezen comité. Deze wijziging is van toepassing op de Bureaus, die geen lid zijn van dit comité maar die in het kader van hun bilaterale verhoudingen met andere Bureaus gekozen hebben voor de toepassing van afdeling 3.
18.3 Elke wijziging van punt 4.2 behoort tot de exclusieve bevoegdheid van de Bureaus van de Europese Economische Ruimte.
Afdeling VI
Arbitrage
(dwingende bepalingen)
Artikel 19 : ARBITRALE CLAUSULE
Eventuele geschillen voortkomend uit dit Algemeen Reglement of betrekking hebbend op dit laatste, zullen beslecht worden via arbitrage, overeenkomstig het tegenwoordig van kracht zijnde Arbitragereglement van de CVNIHR (Commissie der Verenigde Naties voor Internationaal Handelsrecht).
De Raad van Bureaus legt het barema voor de honoraria der scheidsrechters alsook de opeisbare kosten vast.
Het gezag tot benoeming wordt uitgeoefend door de Voorzitter van de Raad van Bureaus of, bij ontstentenis, door de Voorzitter van het Comité van Benoemingen.
Het aantal scheidsrechters wordt vastgesteld op drie.
De te gebruiken talen voor de arbitrageprocedure zijn het Engels en het Frans.
Afdeling VII
Inwerkingtreding
(dwingende bepaling)
Artikel 20 : INWERKINGTREDING
De beschikkingen van dit Algemeen Reglement treden in werking op 1 Juli 2003. Op deze datum zal het alle uniforme overeenkomsten vervangen alsook de multilaterale garantieovereenkomst.
BIJLAGEN
Bijlage 1 : Aanbeveling nr. 5
Bijlage 2 : Richtlijn van 24 April 1972 (72/166/EEG) Bijlage 3 : Modelovereenkomst tussen Bureaus:
BIJLAGE III: Modelovereenkomst tussen bureaus
Het Bureau ………….
Lid van de Raad van bureaus en
Het Bureau ………….
Lid van de Raad van Bureaus
Verbinden zich ertoe de verplichte beschikkingen van het Algemeen Reglement, aangenomen door de algemene vergadering van de Raad van Bureaus op 30 mei 2002, na te komen alsook de optionele beschikkingen vermeld onder afdeling Deze verbintenis is tevens van toepassing op de
latere wijzigingen van het vermelde Algemeen Reglement.
Wijzen elkaar de wederzijdse bevoegdheid toe, de betekening van ieder gerechtelijk, of buitengerechtelijk stuk in ontvangst te nemen die tot de betaling van schadevergoeding kan leiden, of op minnelijke wijze iedere aanspraak op schadevergoeding voortvloeiend uit ongevallen die het voorwerp uitmaken van vermeld Algemeen Reglement af te wikkelen.
Deze overeenkomst wordt gesloten voor onbeperkte duur. Nochtans kan ze opgezegd worden door elkeen van de ondertekenaars mits naleving van een opzegtermijn van twaalf maanden. De kennisgeving van deze opzegging moet tegelijkertijd worden meegedeeld aan de Secretaris-generaal van de Raad van Bureaus en aan de andere partij.
Er wordt bovendien overeengekomen dat deze overeenkomst van rechtswege opgezegd of geschorst zal zijn indien één der ondertekenaars zijn hoedanigheid van lid van de Raad van Bureaus verliest of indien deze hoedanigheid wordt geschorst.
De datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst zal door de Secretaris-generaal van de Raad van Bureaus aan de ondertekenaars worden meegedeeld na ontvangst van een door beide partijen ondertekend exemplaar.
Opgemaakt in drievoud op ...