Inhoudsopgave
Energiebesluit – aanvulling ‘faillissementsregeling’:
Nadere uitwerking artikel 2.19, 2.24 en 3.79
Bijbehorende toelichting (Nota van toelichting)
Consultatieversie d.d. 13 december 2023
Inhoudsopgave
Leeswijzer ten behoeve van de (aanvullende) internetconsultatie 3
I. UITWERKING FAILLISSEMENTSREGELING 5
II. ALGEMENE TOELICHTING & ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING 9
III. AFKORTINGEN EN GEHANTEERDE BEGRIPPEN 17
Leeswijzer ten behoeve van de (aanvullende) internetconsultatie
1. Het wetsvoorstel voor de Energiewet is na akkoord van de Ministerraad op 9 juni 2023 voor behandeling aangeboden aan de Tweede Kamer.1 De Tweede Kamer is de behandeling inmiddels gestart middels een technische briefing (6 september 2023), een wetenschapstoets en rondetafelgesprekken (allen op 14 september 2023). Op 18 oktober 2023 heeft de Tweede Kamer ook Verslag uitgebracht.
2. Uitgaande van de Energiewet zoals deze thans bij de Tweede kamer ligt, is door het ministerie van Economische Zaken en Klimaat (hierna ook: EZK) gewerkt aan de uitwerking van de verschillende delegatiegrondslagen op het niveau van de Algemene Maatregel van Bestuur (hierna ook: AMvB). In verband met de demissionaire status van het Kabinet Rutte IV2 heeft de Ministerraad op 13 oktober 2023 akkoord gegeven voor de start van de internetconsultatie.
a. Op 18 oktober 2023 is via xxxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx de ‘reguliere’ consultatie voor het Energiebesluit gestart. De consultatiedocumenten zijn via de volgende link te downloaden: xxxxx://xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxxxxxxxx/x0. Via deze link kan tot en met 15 december 2023 worden gereageerd.
b. In de consultatie van 18 oktober 2023 miste nog de uitwerking voor de faillissementsregeling (zie met name de grondslagen onder artikel 2.24 en 3.79 van de Energiewet). Aangekondigd was reeds om deze uitwerking op een later moment alsnog openbaar te maken. Deze aanvullende (2e) consultatie ziet specifiek op deze uitwerking.
3. Een internetconsultatie is een belangrijke stap bij de voorbereiding van wet- en regelgeving. In dit licht heeft de consultatie twee doelen: (1) betrokken stakeholders inzicht bieden in de stand van zaken qua ontwikkeling van de beoogde AMvB-artikelen en (2) hen gelegenheid te bieden om inhoudelijk te reageren op de conceptartikelen, zodat het voorstel waar nodig verder kan worden verbeterd en aangescherpt.
4. Ten aanzien van deze internetconsultatie zijn de volgende (praktische) punten relevant:
a. Scope – Dit betreft de consultatie van een specifiek onderdeel van het Energiebesluit, namelijk de uitwerking voor de faillissementsregeling.
Reacties op de overige Energiebesluit-onderdelen kunnen tot en met 15 december 2023 worden gedeeld via: xxxxx://xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxxxxxxxx/x0
De tekst van de Energiewet zelf is als het ware ‘exogeen’ en kan enkel nog door het parlement worden aangepast (al dan niet op voorstel van XXX). Opmerkingen over (eventuele fouten in) de Energiewet kunnen natuurlijk worden gemaakt; het is niet gegarandeerd dat EZK hier ook wat mee doet.
b. Vragen aan stakeholders - Vanuit EZK wordt graag van de gelegenheid gebruik gemaakt om stakeholders expliciet te vragen naar een reactie/reflectie op de huidige uitwerking van de faillissementsregeling:
Thema | Toelichting + vragen aan stakeholders |
Algemeen | Algemeen Vraag 1: kennen de regels in het faillissementsregime in het voorgestelde Energiebesluit een goede balans tussen de borging van de leveringszekerheid en keuzevrijheid voor de eindafnemers met een kleine aansluiting? |
1e venster periode | Eerste vensterperiode: verduidelijking bij overname In het huidige faillissementsregime in de besluiten Leveringszekerheid was er onduidelijkheid met betrekking tot de vrijwillige overname door een |
1 De parlementaire stukken voor de Energiewet zijn te vinden onder Kamerstuknummer ‘36378’.
2 Logischerwijze kan een nieuw kabinet andere keuzes maken en/of accenten verleggen, waardoor de situatie verandert.
Thema | Toelichting + vragen aan stakeholders |
andere leverancier van het klantenbestand in de eerste vensterperiode. Dit is onder het Energiebesluit aangepast. Vraag 2: is met de aanpassing van de bepalingen in de eerste vensterperiode verduidelijkt welke verplichtingen er zijn voor de overnemende leverancier? | |
2e venster periode | Tweede vensterperiode: restverdeling en modelcontract Bij de restverdeling worden eindafnemers met een kleine aansluiting toegewezen aan een andere, in beginsel willekeurige, leverancier om de continuïteit van de levering van elektriciteit of gas te waarborgen. Eindafnemers met een kleine aansluiting krijgen dan van rechtswege een nieuw contract. Hierbij is gekozen voor het modelcontract voor onbepaalde tijd dat is voorgeschreven voor iedere leverancier en dat door de ACM is vastgesteld. Daarmee hebben alle eindafnemers met een kleine aansluiting in de restverdeling een contract met uniforme en voorzienbare voorwaarden. Dit geldt echter niet voor het tarief, dat door elke leverancier zelf wordt bepaald en per leverancier zal verschillen. Eindafnemers met een kleine aansluiting kunnen na afronding van de restverdeling weer zelf kiezen voor een ander energiecontract en overstappen met een korte opzegtermijn. Vraag 3: Wat vindt u van de keuze voor het modelcontract met het tarief van de leverancier, in plaats van – zoals in de huidige Besluiten leveringszekerheid voorgeschreven - een regulier variabel contract voor onbepaalde tijd van de leverancier met bijbehorend tarief? Vraag 4: Worden met deze vormgeving van het besluit de belangen van de eindafnemers met een kleine aansluiting voldoende gewaarborgd? Zo nee, waar ziet u nog mogelijkheden voor verbetering? |
c. Opbouw en notatie artikelen - Het Energiebesluit is voor een groot deel opgebouwd in de chronologische volgorde waarin de delegatiegrondslagen voorkomen in de Energiewet, maar er zijn uitzonderingen hierop. Om te verduidelijken om welke delegatiegrondslag het gaat is er voor gekozen om de originele grondslagen ook te vermelden in het artikelnummer. Een algemene illustratie: ‘Artikel 2.24.1 Artikel 1’ ziet op de uitwerking van de delegatiegrondslag in het eerste lid van artikel 2.24 Energiewet.
d. Consultatiereacties - Stakeholders worden uitgenodigd om richting EZK te reageren en hun zienswijze op het Energiebesluit te geven. Enkele aandachtspunten hierbij:
Reacties graag zoveel mogelijk per afzonderlijke delegatiegrondslag en dit ook duidelijk vermelden (bijvoorbeeld: t.a.v. ‘2.24.1 Artikel 1’);
Het helpt bij de verwerking als onderscheid wordt gemaakt tussen reacties die zien op
(i) het doel of inhoud van een artikel of (ii) meer tekstuele fouten, missende woorden, niet-kloppende verwijzingen, etc. Ook het overzichtelijk nummeren van afzonderlijke opmerkingen helpt bij de verwerking
5. Reacties op de internetconsultatie worden, als de respondent daarvoor kiest, openbaar gemaakt. Goed om hier bij het opstellen van de reactie, bijvoorbeeld ten aanzien van het noemen van personen of bedrijven, rekening mee te houden.
I. UITWERKING FAILLISSEMENTSREGELING
Conceptvoorstel van een algemene maatregel van bestuur houdende regels over energiemarkten en energiesystemen (Energiebesluit)
CONCEPT ALGEMENE MAATREGEL VAN BESTUUR
Xxx Xxxxxx-Xxxxxxxxx, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van […] van nr. […] Gelet op….;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Afdeling 2.2 Vergunning leveranciers
Artikel 2.24 faillissementsregime
1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de verplichting van vergunninghouders om de levering alsmede de levering inzake peer-to-peerhandel aan eindafnemers met een kleine aansluiting te verzekeren in geval de vergunninghouder voorziet of behoort te voorzien dat hij niet langer in staat zal zijn om zijn plicht tot levering van elektriciteit of gas aan zijn eindafnemers met een kleine aansluiting na te komen.
NB: het ministerie van EZK bereidt momenteel een ‘Nota van wijziging’ voor. In deze Nota van wijziging wordt voorgesteld om het tweede lid van artikel 2.19 te verplaatsen naar een nieuw artikel 2.24a. De beoogde nieuwe grondslag is hieronder weergegeven. Zie ook de toelichting verderop in dit document:
Artikel 2.24a maatregelen in het kader van de leveringszekerheid
5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot de procedure en de vereisten die gelden in geval een vergunning als bedoeld in artikel 2.18, derde lid, wordt ingetrokken dan wel in geval een vergunninghouder surseance van betaling is verleend of deze is failliet verklaard, dan wel ingeval diens surseance of faillissement is aangevraagd
2.24.1 Artikel 1 intrekking vergunning en faillissementsprocedure
1. Indien een vergunninghouder voorziet of behoort te voorzien dat hij niet langer in staat zal zijn om zijn plicht tot levering van elektriciteit of gas aan zijn eindafnemers met een kleine aansluiting na te komen, doet hij daarvan onverwijld mededeling aan de transmissiesysteembeheerder en aan de Autoriteit Consument en Markt.
2. De vergunninghouder dan wel, indien deze failliet is verklaard, de curator, treedt zo spoedig mogelijk in overleg met de Autoriteit Consument en Markt en met de
transmissiesysteembeheerder, met het oog op de leveringszekerheid en de toepassing van deze afdeling.
3. Een beschikking tot intrekking van een leveringsvergunning treedt ten hoogste twintig werkdagen na de dag, waarop die beschikking is gegeven, in werking. De vergunninghouder dan wel de curator geeft na vaststelling van de beschikking tot intrekking van een leveringsvergunning daarvan onverwijld bericht aan de eindafnemers met een kleine aansluiting aan wie hij elektriciteit of gas levert.
2.24.1 Artikel 2 overdragen overeenkomst in het kader van de leveringszekerheid
Tot het tijdstip waarop de Autoriteit Consument en Markt een aanwijzing als bedoeld in artikel 2.24a, derde lid, van de wet geeft, maar uiterlijk tot en met tien werkdagen na de dag waarop de beschikking tot intrekking van de leveringsvergunning is gegeven kan, de vergunninghouder dan wel de curator de geldende leveringsovereenkomsten en leveringsovereenkomsten inzake peer-to- peer-handel met de eindafnemers met een kleine aansluiting, alsmede de gegevens, bedoeld in [2.18.2 Artikel 1, eerste lid, onderdeel a, en tweede lid, eisen aan de vergunning], overdragen aan een andere vergunninghouder.
2.24.1 Artikel 3 restverdeling in het kader van de leveringszekerheid
1. De Autoriteit Consument en Markt besluit, indien geldende leveringsovereenkomsten en leveringsovereenkomsten inzake peer-to-peer-handel niet zijn overgedragen, uiterlijk op de elfde werkdag na de dag waarop de beschikking tot intrekking van een leveringsvergunning is gegeven, tot verdeling van de resterende eindafnemers met een kleine aansluiting en geeft een aanwijzing aan vergunninghouders om de levering van elektriciteit of gas voort te zetten aan de aan hen toegewezen eindafnemers met een kleine aansluiting.
2. De vergunninghouder dan wel de curator, draagt na het besluit tot verdeling, de gegevens, bedoeld in [2.18.2 Artikel 1, eerste lid, onderdeel a, en tweede lid, eisen aan de vergunning] van de eindafnemers met een kleine aansluiting die nog een leveringsovereenkomst of leveringsovereenkomst inzake peer-to-peer-handel met de vergunninghouder hebben, onverwijld over aan de transmissiesysteembeheerder.
3. Een aangewezen leverancier zet de levering van elektriciteit of gas voort met toepassing van het modelcontract voor onbepaalde tijd met variabele tarieven als bedoeld in artikel 2.23, tweede lid, onderdeel b, van de wet, met dien verstande dat vanaf de datum van toedeling gedurende dertig dagen een opzegtermijn van ten hoogste veertien dagen geldt.
4. De Autoriteit Consument en Markt verdeelt de eindafnemers met een kleine aansluiting bij de aanwijzing, bedoeld in het eerste lid, naar evenredigheid van het totale aantal eindafnemers met een kleine aansluiting dat de andere vergunninghouders reeds beleveren, tenzij zij met het oog op de belangen van de eindafnemers met een kleine aansluiting tot een andere wijze van verdeling besluit.
2.24.1 Artikel 4 contractuele verplichtingen in het kader van de leveringszekerheid
1. Een eindafnemer met een kleine aansluiting is gedurende ten hoogste twintig werkdagen na de dag waarop een beschikking tot intrekking van een leveringsvergunning is gegeven, niet bevoegd zijn geldende leveringsovereenkomst of leveringsovereenkomst inzake peer-to-peer- handel op te zeggen, tot het moment waarop deze overeenkomst is overgedragen aan een andere vergunninghouder of tot het moment waarop deze overeenkomst eindigt en een daartoe aangewezen vergunninghouder de levering voortzet.
2. Een vergunninghouder wijst in zijn leveringsovereenkomst of leveringsovereenkomst inzake peer-to-peer-handel met een eindafnemer met een kleine aansluiting erop dat indien de Autoriteit Consument en Markt besluit tot intrekking van zijn vergunning:
x. xx xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx of leveringsovereenkomst inzake peer-to-peer-handel kunnen worden overdragen aan een andere vergunninghouder; en
b. dat indien deze overeenkomsten niet wordt overgedragen aan een andere vergunninghouder, een door de Autoriteit Consument en Markt aangewezen vergunninghouder de levering van
elektriciteit of gas voortzet met toepassing van het modelcontract voor onbepaalde tijd met variabele tarieven als bedoeld in artikel 2.23, tweede lid, onderdeel b, van de wet.
3. De inkoopcontracten van vergunninghouders bevatten geen beding tot ontbinding van rechtswege van die overeenkomsten ingeval aan de vergunninghouder surseance van betaling is verleend of deze failliet is verklaard, dan wel ingeval diens surseance of faillissement is aangevraagd, dan wel ingeval diens vergunning zal worden ingetrokken, noch bedingen die het de toeleverende producent of handelaar mogelijk maken in die gevallen de nakoming van de verbintenis op te schorten of te ontbinden of onder gewijzigde voorwaarden voort te zetten, een en ander voor zover betrekking hebbend op de levering van elektriciteit of gas ten behoeve van eindafnemers met een kleine aansluiting.
Artikel 3.79 delegatiegrondslag nadere verplichtingen
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over:
(…)
d. voorzieningen die een transmissie- of distributiesysteembeheerder ter ondersteuning van het gestelde krachtens artikel 2.24 treft ten behoeve van aangeslotenen met een kleine aansluiting;
Artikel 3.79 Artikel 3 voorzieningen transmissie- of distributiesysteembeheerder bij faillissement leverancier
1. Indien een distributiesysteembeheerder uit de hem ter beschikking staande gegevens redenen heeft om te vermoeden, dat de continuïteit van de levering door een vergunninghouder meldt hij dat zo spoedig mogelijk aan de transmissiesysteembeheerder voor elektriciteit of gas en aan de Autoriteit Consument en Markt.
2. Tot en met tien werkdagen na het tijdstip waarop een beschikking tot intrekking van een vergunning als bedoeld in artikel 2.18, derde lid, van de wet, is genomen, of indien dat korter is, tot het tijdstip waarop een dergelijke beschikking in werking is getreden, is ingetrokken of tot het tijdstip waarop de Autoriteit Consument en Markt besluit het derde lid toe te passen:
a. voert een distributiesysteembeheerder ten aanzien van de eindafnemers met een kleine aansluiting die een leveringsovereenkomst of leveringsovereenkomst inzake peer-to-peer-handel hebben met die vergunninghouder, geen leverancierswisseling door in het register, bedoeld in artikel 4.5, tweede lid, van de wet;
b. staat de transmissiesysteembeheerder voor elektriciteit of gas op verzoek van de vergunninghouder dan wel de curator tot wie de beschikking, bedoeld in het eerste lid, is gericht, garant voor de betaling van de inkoop van elektriciteit of gas ten behoeve van de levering aan de eindafnemers met een kleine aansluiting die een leveringsovereenkomst of leveringsovereenkomst inzake peer-to-peer-handel hebben met die vergunninghouder,
1°. indien die vergunninghouder dan wel de curator bij het verzoek aantoont dat de bestaande kredietruimte onvoldoende is om te waarborgen dat gedurende de in de aanhef bedoelde periode de levering van elektriciteit onderscheidenlijk gas kan worden voortgezet, of
2°. voor zover dat redelijkerwijs noodzakelijk is om te waarborgen dat gedurende de in de aanhef bedoelde periode de levering van elektriciteit onderscheidenlijk gas aan die eindafnemers kan worden voortgezet.
3. Indien de Autoriteit Consument en Markt een besluit tot verdeling neemt als bedoeld in artikel 2.24.1, Artikel 3, derde lid:
a. voert een distributiesysteembeheerder ten aanzien van de eindafnemers met een kleine aansluiting die een leveringsovereenkomst of leveringsovereenkomst inzake peer-to-peer-handel hebben met die vergunninghouder, geen leverancierswisseling door in het register, bedoeld in artikel 4.5, tweede lid, van de wet, totdat de verdeling is afgerond, conform onderdeel d;
b. verstrekt een distributiesysteembeheerder aan de transmissiesysteembeheerder voor elektriciteit of gas de gegevens die de Autoriteit Consument en Markt nodig heeft voor de verdelingsbeslissing, bedoeld in artikel 2.24.1, Artikel 3, vierde lid;
c. verstrekt de transmissiesysteembeheerder voor elektriciteit of gas de gegevens, bedoeld in onderdeel b, aan de Autoriteit Consument en Markt;
d. coördineert de transmissiesysteembeheerder voor elektriciteit of gas op aanwijzing van de Autoriteit Consument en Markt, het doorvoeren van de verdeling, bedoeld in artikel 2.24.1, Artikel 3, vierde lid, in het register, bedoeld in artikel 4.5, tweede lid, van de wet en geeft daartoe aanwijzingen aan de distributiesysteembeheerders;
e. verstrekt de transmissiesysteembeheerder voor elektriciteit of gas de gegevens, bedoeld in [2.18.2 Artikel 1, eerste lid, onderdeel a en tweede lid, eisen aan de vergunning] van de eindafnemers met een kleine aansluiting die een leveringsovereenkomst of leveringsovereenkomst inzake peer-to-peer-handel hebben met die vergunninghouder conform het besluit tot verdeling, bedoeld in artikel 2.24.1, Artikel 3, vierde lid, aan de aangewezen leveranciers;
f. De transmissiesysteembeheerder voor elektriciteit of gas staat voor zover dat redelijkerwijs noodzakelijk is om te waarborgen dat gedurende de periode vanaf de beschikking tot intrekking van een vergunning en tot het tijdstip waarop de levering van elektriciteit of gas wordt voortgezet door een andere vergunninghouder, op verzoek van de vergunninghouder dan wel de curator garant voor de betaling van de inkoop van elektriciteit of gas ten behoeve van de levering aan de eindafnemers met een kleine aansluiting met een geldende leveringsovereenkomst of een leveringsovereenkomst inzake peer-to-peer-handel met de betrokken vergunninghouder hebben, mits bij het verzoek wordt aangetoond dat de bestaande kredietruimte onvoldoende is om te waarborgen dat gedurende deze periode de levering van elektriciteit of gas kan worden voortgezet;
g. De transmissiesysteembeheerder voor elektriciteit of gas staat voor zover dat redelijkerwijs noodzakelijk is om te waarborgen dat gedurende de periode vanaf de beschikking tot intrekking van een vergunning tot en het tijdstip van inwerkingtreding van de beschikking en ten hoogste de daaropvolgende twee maanden, de levering van elektriciteit of gas kan worden voortgezet, op verzoek van een vergunninghouder aan wie op grond van artikel 24a, derde lid, van de wet, eindafnemers met een kleine aansluiting zijn toegedeeld garant voor de betaling van de inkoop van elektriciteit of gas ten behoeve van de levering van elektriciteit of gas aan de toegewezen eindafnemers met een kleine aansluiting in die periode, mits bij het verzoek wordt aangetoond dat de bestaande kredietruimte onvoldoende is om te waarborgen dat gedurende in deze periode en in de daaropvolgende twee maanden de levering van elektriciteit of gas aan de toegedeelde eindafnemers met een kleine aansluiting kan worden voortgezet.
II. ALGEMENE TOELICHTING & ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
Algemene toelichting bij 2.24.1 Artikel 1 tot en met 2.24.2 Artikel 4
Ter introductie
Als onderdeel van het Energiebesluit onder de Energiewet zijn in de artikelen 2.24.1 Artikel 1 tot en met 2.24.1 Artikel 4 aanvullende regels opgenomen die tot doel hebben leveringsonderbrekingen te voorkomen bij eindafnemers met een kleine aansluiting. De artikelen regelen de procedure bij de overgang van eindafnemers met een kleine aansluiting naar een nieuwe leverancier in het geval dat de leveringsvergunning van een leverancier wordt ingetrokken, er sprake is van een faillissement of wanneer een leverancier aangeeft om andere redenen niet meer in staat te zijn om aan zijn plicht tot levering te voldoen.
De artikelen betreffen een omzetting en aanpassing van het Besluit leveringszekerheid Elektriciteitswet 1998 en het Besluit leveringszekerheid Gaswet (hierna: de Besluiten leveringszekerheid). De procedure in voorliggend besluit heeft als doel het voorkomen van leveringsonderbrekingen bij eindafnemers met een kleine aansluiting als gevolg van het wegvallen van een vergunninghoudende leverancier om welke reden ook. Het besluit voorziet in twee mogelijkheden voor het onderbrengen van eindafnemers met een kleine aansluiting bij een andere vergunninghouder, te onderscheiden als de eerste vensterperiode en de tweede vensterperiode. In de eerste vensterperiode, een periode van maximaal tien werkdagen nadat de beschikking tot intrekking van de leveringsvergunning is gegeven, kan de curator of vergunninghouder het klantenbestand (de leveringsovereenkomsten en leveringsovereenkomsten inzake peer-to-peer- handel) in de markt aanbieden. Eindafnemers met een kleine aansluiting mogen in deze periode niet opzeggen. Andere vergunninghouders kunnen de overeenkomsten uit eigen beweging overnemen. Wanneer na het aanbieden van het klantenbestand in de markt geen overname plaatsvindt of slechts gedeeltelijke overname plaatsvindt start de tweede vensterperiode en zullen de klanten worden verdeeld (ook wel: de ‘restverdeling’). De ACM geeft een aanwijzing aan de andere vergunninghouders om de levering van elektriciteit of gas voort te zetten onder de voorwaarden van het modelcontract tegen variabele tarieven.
Belangrijkste wijzigingen
Ten opzichte van de Besluiten leveringszekerheid zijn er hoofdzakelijk vier aanpassingen te onderscheiden.
Ten eerste wordt in artikel 2.24.a, eerste en tweede lid, van de Energiewet en in voorliggend besluit geregeld dat het overnemen van het de leveringsovereenkomsten of leveringsovereenkomsten inzake peer-to-peer-handel in de eerste vensterperiode onder de voorwaarden en tarieven van de bestaande overeenkomsten gaat. Deze aanpassing bij de vrijwillige overname door een vergunninghoudende leverancier regelt de contractuele relatie tussen de overnemende vergunninghoudende leverancier en de eindafnemer met een kleine aansluiting in de eerste vensterperiode. De bestaande rechtsverhouding gaat over op de overnemende leverancier, hierdoor gaan ook alle rechten en verplichtingen ten aanzien van de klant over. Dit houdt bijvoorbeeld in dat de nieuwe leverancier de voorschotten die door de eindafnemer met de kleine aansluiting betaald zijn aan de vorige leverancier overneemt. In het geval de oude leverancier een schuld heeft richting de eindafnemer nu deze recht heeft op teruggave wegens teveel betaalde voorschotten, zal de nieuwe leverancier deze verplichting overnemen. Voor de nieuwe leverancier ontstaat dan een vorderingsrecht op de boedel van de oude leverancier. Nu het hier om contractovergang gaat, gaan de leveringsovereenkomsten van rechtswege over op de nieuwe vergunninghoudende leverancier. Deze verduidelijking behoeft een wijziging van de Energiewet. Voornemen is om middels een nota van wijziging het wetsvoorstel daartoe aan te passen. De Energiewet voorziet in de grondslag op basis waarvan leveringsovereenkomsten van rechtswege overgaan op de vergunninghoudende
leverancier die vrijwillig de bestaande leveringsovereenkomsten overneemt in de eerste vensterperiode.
Ten tweede is de procedure in de tweede vensterperiode aangepast, door te regelen dat aangewezen vergunninghouders de aan hen toegewezen eindafnemers met een kleine aansluiting een modelovereenkomst voor onbepaalde tijd met variabele tarieven hanteren vanaf de datum van toedeling, waarbij de landelijke uniforme voorwaarden gelden conform het betreffende modelcontract van de ACM. Deze verplichting aan de aangewezen leverancier van voortzetting van levering conform het modelcontract van de ACM vloeit voort uit de aanwijzing van de ACM. Deze taak van de ACM alsmede de verplichte levering overeenkomstig het vastgestelde uniforme modelcontract door de aangewezen leverancier behoeven een wettelijke grondslag in de Energiewet. Middels nota van wijziging zal dit in het wetsvoorstel worden aangepast. Het voortzetten van de levering door een andere vergunninghouder overeenkomstig een modelcontract wordt opgenomen in de leveringsovereenkomst met de eindafnemer of in de algemene voorwaarden van de vergunninghoudende leverancier voor het geval deze leverancier failliet mocht gaan en geen overname in de eerste vensterperiode plaatsvindt. Daarmee zijn eindafnemers vooraf bekend met deze procedure en weten zij welke contractuele relatie met deze aangewezen leverancier geldt ter waarborging van continuïteit van de levering. Het modelcontract dat tot stand komt, als gevolg van de restverdeling, mag door de afnemer gedurende ten hoogste 14 dagen niet opgezegd worden. Deze periode is ten opzichte van de Besluiten leveringszekerheid verkort, om de afnemer de mogelijkheid te bieden om op zo’n korte mogelijke termijn te kiezen voor een nieuwe leverancier en zo goed mogelijk tegemoet te komen aan zijn keuzevrijheid. Gedurende dertig dagen na toedeling kunnen eindafnemers met een kleine aansluiting opzeggen met een opzegtermijn van ten hoogste
14 dagen. Nadat een dertig dagen zijn verstreken geldt de reguliere opzegtermijn. Om
administratieve en systeemtechnische problemen te voorkomen, is deze periode nodig, zodat een leverancierswisseling gerealiseerd kan worden en de distributiesysteembeheerders het verzoek vanuit de leverancier voor deze wisseling correct door kunnen voeren.
Ten derde zijn de bepalingen aangepast naar aanleiding van de attributie van de bevoegdheid om een vergunning in te trekken in artikel 2.19 van de Energiewet. Onder de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet voerde de ACM deze taken uit in mandaat. Dit betekent dat de ACM de bevoegdheden in dit besluit niet in naam van de minister uitoefent, maar dat de bevoegdheden zijn toegekend aan de ACM zelf.
Tot slot zijn de bepalingen zoals oorspronkelijk in artikel 2 van het Besluit leveringszekerheid Elektriciteitswet 1998 en artikel 3 van het Besluit leveringszekerheid Gaswet gesplitst voor wat betreft de taken. De taken van de systeembeheerders zijn geregeld in artikel 3.79 Artikel 3 van dit besluit (voorzieningen transmissie- of distributiesysteembeheerder bij faillissement leverancier).
Artikelsgewijze toelichting bij 2.24.1 Artikel 1 tot en met 2.24.2 Artikel 4
2.24.1 Artikel 1 intrekking vergunning en faillissementsprocedure
In de artikelen 2.24.1 Artikel 1 tot en met 2.24.1 Artikel 4 wordt de procedure bij het intrekken van de leveringsvergunning geregeld, waarmee uitwerking is gegeven aan de artikelen 2.19, tweede lid, 2.24, eerste lid, en 2.24a, vijfde lid, van de Energiewet. De artikelen zijn deels gelijk aan artikel 2 van het Besluit leveringszekerheid Elektriciteitswet 1998 en artikel 3 van het Besluit leveringszekerheid Gaswet.
Doel van deze artikelen is het voorkomen van leveringsonderbrekingen bij eindafnemers met een kleine aansluiting. Vanwege het publieke belang van energielevering aan deze groep eindafnemers is het wenselijk in aanvulling op het vergunningstelsel extra maatregelen in te bouwen. De extra maatregelen gelden niet alleen voor de situatie van een in surseance verkerende of faillerende vergunninghouder, maar ook als de leveringsvergunning om andere redenen ingetrokken dreigt te worden.
In het eerste lid is een meldplicht opgenomen voor vergunninghouders indien er problemen voorzien zijn voor de continuïteit van de levering van elektriciteit of gas of indien het surseance of faillissement van de vergunninghouder is aangevraagd. De melding dient te worden gedaan aan de transmissiesysteembeheerder, met het oog op diens taken in het kader van de leveringszekerheid, en aan de ACM, die bevoegd is de leveringsvergunning in te trekken (artikel 2.19, eerste lid van de Energiewet). De ACM zal daarna de minister in kennis stellen van deze melding.
In tweede lid is geregeld dat de ACM, al dan niet na een mededeling krachtens het eerste lid door de vergunninghouder zelf of na een mededeling door de distributiesysteembeheerder (krachtens artikel
3.79 Artikel 3), indien de ACM daartoe aanleiding ziet met de vergunninghouder, dan wel in geval van surseance met de bewindvoerder en de vergunninghouder tezamen of, in geval van faillissement, met de curator, in overleg treden over de continuïteit van de levering en, indien die in gevaar blijkt te zijn, over de verdere gang van zaken. Gelet op de taken die bij dit besluit aan de transmissiesysteembeheerder worden toebedeeld neemt deze aan het overleg deel. De vergunninghouder, of curator is verplicht tot het voeren van overleg indien de ACM dit initieert. In het overleg wordt nagegaan welke mogelijke risico’s aanwezig zijn voor het voldoen aan de leveringsplicht van de vergunninghouder. Als de curator kan aantonen aan de ACM dat binnen enkele dagen weer volledig en duurzaam aan de vergunningsvoorwaarden kan worden voldaan en dat er geen leveringsonderbreking (meer) dreigt voor de eindafnemers met een kleine aansluiting, kan wellicht een doorstart gerealiseerd worden. Ingeval er geen sprake is van faillissement of surseance maar de risico’s voor de leveringszekerheid zodanig zijn, dat de ACM genoodzaakt is van de bevoegdheid tot intrekking van de leveringsvergunning gebruik te maken, wordt de intrekkingsbeschikking onmiddellijk gegeven. De vergunninghouder geeft daarvan bericht aan zijn eindafnemers met kleine aansluiting.
In geval van faillissement wordt in het overleg met de vergunninghouder en met de curator nagegaan in hoeverre de vergunninghoudende leverancier binnen enkele dagen volledig en duurzaam aan de vergunningsvoorwaarden kan voldoen zonder dat een leveringsonderbreking dreigt. Als dit niet mogelijk blijkt en geen doorstart gerealiseerd wordt, wordt nagegaan welke risico’s voor de leveringszekerheid van eindafnemers met een kleine aansluiting bestaan en welke maatregelen daartegen worden getrokken. Indien de risico’s acceptabel zijn en de voorgenomen maatregelen bevredigend, hoeft de ACM niet meteen tot intrekking van de leveringsvergunning over te gaan, maar kan hij de vinger aan de pols houden om tot ingrijpen over te gaan als de risico’s voor de leveringszekerheid onacceptabel groot dreigen te worden; hij kan de vergunning dan intrekken. Op deze wijze wordt zo lang als enigszins mogelijk is ruimte geboden aan de curator voor een goede, liefst op continuïteit van de vergunninghoudende leverancier gerichte afwikkeling binnen de surseance of het faillissement, terwijl anderzijds vanuit het publieke belang kan worden gewaakt voor de leveringszekerheid.
De intrekkingsbeschikking bepaalt tevens het tijdstip waarop zij in werking treedt, het tijdstip dus waarop de vergunning feitelijk vervalt. Naarmate de acute risico’s voor de leveringszekerheid groter zijn, zal de feitelijke effectuering van de intrekking eerder moeten plaatsvinden. Vanwege de overdracht van de bestaande leveringsovereenkomsten of leveringsovereenkomsten inzake peer-to- peer-handel van de eindafnemers met een kleine aansluiting aan één of meerdere vergunninghouders zal er altijd wel enige tijd moeten zitten tussen het nemen van de intrekkingsbeschikking en de inwerkingtreding daarvan. Deze periode mag echter ook weer niet al te lang duren, mede gelet op de financiële verplichting van de transmissiesysteembeheerder om krachtens artikel 3.79 Artikel 3 op verzoek van de vergunninghouder garant te staan voor de betaling van de inkoop van elektriciteit of gas. Daarom wordt in het derde lid gekozen voor inwerkingtreding van een intrekkingsbeschikking op een termijn van ten hoogste twintig werkdagen.
2.24.1 Artikel 2 overdragen overeenkomst in het kader van de leveringszekerheid
De eerste fase van maximaal 10 werkdagen vangt aan op het moment dat de ACM het besluit tot intrekken van de leveringsvergunning neemt. In deze periode wordt in de eerste dagen afgewogen of een doorstart gerealiseerd kan worden. Indien dit niet mogelijk is, probeert de curator
vergunninghoudende leveranciers te vinden die het klantenbestand met inbegrip van de bestaande leveringsovereenkomsten over willen nemen waarbij deze leveranciers de bestaande tarieven en voorwaarden van de oude leverancier moeten respecteren.
In dit artikel wordt bepaald welke activiteiten binnen de vensterperiode van ten hoogste tien werkdagen moeten of kunnen worden verricht. Een eindafnemer met een kleine aansluiting die een leveringscontract met de betrokken leverancier heeft, mag dit contract gedurende deze periode niet opzeggen (artikel 2.24.1 Artikel 4). Indien de betrokken vergunninghouder (of in voorkomend geval de curator) in deze periode zijn klanten overdraagt aan één of meer vergunninghouders, draagt hij de bestaande leveringsovereenkomsten over aan de nieuwe vergunninghouders. Hierbij wordt de gehele rechtsverhouding met de betrokken vergunninghouder overgedragen aan een nieuwe vergunninghouder, met inbegrip van bijvoorbeeld reeds betaalde voorschotten en een eventuele waarborgsom, cashbackbonus, loyaliteitsbonus of welkomstbonus. Wat betreft rechtsgevolgen sluit dit aan bij artikel 6:159 BW. De leveringsovereenkomst of leveringsovereenkomst inzake peer-to- peer-handel wordt onder dezelfde voorwaarden en tarieven voortgezet en de overnemende vergunninghouder zet de levering van elektriciteit of gas voort. Bij het overdragen van deze overeenkomsten worden ook de gegevens overgedragen waarover een vergunninghoudende leverancier als onderdeel van een goede administratieve organisatie beschikt (artikel 2.18, eerste lid, onderdeel a). Deze gegevens worden op basis van de delegatiegrondslag in artikel 2.18, tweede lid, nader uitgewerkt. Het voornemen bestaat om het huidige Besluit vergunning levering elektriciteit aan kleinverbruikers en het Besluit vergunning levering gas aan kleinverbruikers daarbij als uitgangspunt te laten dienen. De beschikking tot intrekking van de vergunning hoeft niet te worden afgewacht om over te gaan tot de restverdeling. Als de restverdeling is afgerond treedt de beschikking tot intrekking van de vergunning in werking.
2.24.1 Artikel 3 restverdeling in het kader van de leveringszekerheid
In dit artikel wordt bepaald op welke wijze de restverdeling wordt uitgevoerd. Per geval zal ACM in overleg met de transmissiesysteembeheerders besluiten in hoeveel dagen de restverdeling kan worden uitgevoerd. Het streven daarbij is om de restverdeling zo snel mogelijk uit te voeren zodat de betrokken eindafnemers zo snel mogelijk een nieuwe leverancier hebben.
In het eerste lid is geregeld dat de ACM uiterlijk 10 werkdagen na de dag waarop een beschikking tot intrekking van een leveringsvergunning is gegeven een aanwijzing geeft aan een vergunninghouder, deze aangewezen vergunninghouder zet vervolgens de levering van elektriciteit of gas voort aan de aan hem toegewezen eindafnemers met een kleine aansluiting. In artikel 2.24a, derde lid, van de Energiewet is geregeld dat de ACM een andere vergunninghouder kan aanwijzen om de levering voort te zetten. Hierbij kan geen rekening worden gehouden met de bijzonderheden van de eindafnemers of van de andere leveranciers nu in het register geen contractuele relaties tussen leveranciers en eindgebruikers vastgelegd worden. In het register wordt onderscheid gemaakt tussen eindafnemers met een kleine aansluiting en andere eindafnemers, waarbij eindafnemers met een kleine aansluiting verdeeld worden over een of meerdere vergunninghoudende leveranciers.
In het derde lid is een verplichting opgenomen voor andere (overnemende) vergunninghouders om de levering voort te zetten aan de aan hem toegewezen eindafnemers met een kleine aansluiting middels een modelovereenkomst voor onbepaalde tijd met variabele tarieven. Vanaf de datum van toedeling geldt een vastgesteld modelcontract waarin de landelijke voorwaarden gelden die door de ACM zijn bepaald (artikel 2.23, tweede lid, onderdeel b, van de Energiewet). De tarieven zijn door de leverancier vastgesteld. De ACM houdt hier regulier toezicht op. De overeenkomst voor onbepaalde duur garandeert dat indien de eindafnemer met een kleine aansluiting een andere leverancier wenst, hij de overeenkomst kan opzeggen, met inachtneming van de opzegtermijn van ten hoogste 14 dagen. Tot de datum van toedeling aan een nieuwe leverancier zijn eindafnemers met een kleine aansluiting niet bevoegd hun leveringsovereenkomst of leveringsovereenkomst inzake peer-to-peer-handel op te zeggen Indien de eindafnemer met een kleine aansluiting geen keuze maakt voor een nieuwe leverancier, zal van rechtswege het modelcontract blijven gelden tussen de leverancier en de eindafnemer. Deze voortzetting is nodig voor de waarborging van de
continuïteit van levering van energie als eerste levensbehoefte, biedt zekerheid voor de eindafnemer en voorkomt dat een eindafnemer na enige tijd geconfronteerd wordt met afsluiting. Bij de restverdeling worden de betrokken eindafnemers door de ACM in principe naar rato verdeeld over alle andere vergunninghouders (vierde lid). De ACM kan tot een andere wijze van verdeling besluiten.
Een eindafnemer met een kleine aansluiting die beschikt over meerdere, wordt beschouwd als eindafnemer met een kleine aansluiting, ook indien hij gebruik maakt van de mogelijkheid die artikel 2.17, tweede lid, onderdeel c, van de Energiewet biedt, op grond waarvan het vergunningsvereiste niet geldt in het geval dat geleverd wordt dan wel gefaciliteerd wordt in peer-to-peer-handel aan een groep eindafnemers waarvan de meerderheid van de in de groep participerende eindafnemers rechtspersoon is of handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf dat deelneemt aan een raamovereenkomst (zogenoemde ‘multisite-overeenkomst’). Omdat de restverdeling thans op EAN- code van de aansluiting geschiedt (en niet op type overeenkomst) kunnen de aansluitingen van de eindafnemer met een kleine aansluiting bij de restverdeling worden toebedeeld aan verschillende leveranciers. In het geval van multisites kunnen de eindafnemers met een kleine aansluiting bij verdeling worden toebedeeld aan verschillende vergunninghouders. De eindafnemer met een kleine aansluiting die onderdeel was van een multisite-overeenkomst, kan na opzegging van het modelcontract met de leverancier, kiezen voor een nieuwe leverancier en weer een multisite- overeenkomst aangaan. Wanneer een niet-vergunninghoudende leverancier levert aan eindafnemers met een kleine aansluiting die vallen onder een multisite-overeenkomst, worden deze bij een restverdeling beschouwd als eindafnemers met een grote aansluiting. In dit geval dient de BRP de rol van leverancier over te nemen. Als de BRP failliet gaat, volgt een restverdeling over alle BRP’s.
2.24.1 Artikel 4 contractuele verplichtingen in het kader van de leveringszekerheid
In dit artikel zijn (contractuele) verplichtingen opgenomen in het kader van de leveringszekerheid. In het eerste lid is geregeld dat eindafnemers met een kleine aansluiting hun leveringsovereenkomst of leveringsovereenkomst inzake peer-to-peer-handel niet kunnen opzeggen totdat de overeenkomst hetzij is overgenomen door een andere leverancier (eerste vensterperiode) of de eindafnemer met een kleine aansluiting is ondergebracht bij een aangewezen leverancier (tweede vensterperiode). In het tweede lid is geregeld dat leveranciers in een leveringsovereenkomst of leveringsovereenkomst inzake peer-to-peer-handel met eindafnemers met een kleine aansluiting opnemen dat ingeval van een restverdeling de levering wordt voortgezet door een andere leverancier met een modelcontract voor onbepaalde tijd en met variabele tarieven. Dit betreft het door de ACM vastgestelde modelcontract als bedoeld in artikel 2.23, tweede lid, onderdeel b, van de Energiewet. Dit kan ook in de algemene voorwaarden worden opgenomen. In het derde lid is geregeld dat vergunninghouders in hun inkoopcontracten geen beding mogen opnemen tot opschorting of ontbinding van rechtswege in geval van verleende of aangevraagde surseance van betaling, verklaring of aanvraag van faillissement of als er sprake is van intrekking van de vergunning, ten behoeve van de continuering van de levering.
Algemene toelichting bij 3.79 Artikel 3
Ter introductie
Dit artikel bevat aanvullende regels voor de situatie dat sprake is van leveringsonderbrekingen bij eindafnemers met een kleine aansluiting als gevolg van het intrekken van een vergunning van een vergunninghoudende leverancier, ongeacht de reden van intrekking van de vergunning (bijvoorbeeld als gevolg van faillissement). Deze regels zijn opgenomen om de overgang van eindafnemers met een kleine aansluiting naar een andere vergunninghouder vloeiend te laten verlopen. De regels zijn een aanvulling op de procedure zoals die beschreven is in artikel 2.24.1 waarin de regels zijn opgenomen voor de vergunninghouder en/of curator en de ACM op het moment dat een vergunninghouder voorziet of behoort te voorzien dat hij niet langer in staat is te voldoen aan zijn verplichting om elektriciteit of gas aan eindafnemers met een kleine aansluiting te leveren. In de eerste periode zal de ACM tussen de aankondiging en feitelijke intrekken van de leveringsvergunning de mogelijkheid bieden aan de curator of bewindvoerder om de leveringsovereenkomsten over te
dragen aan een andere vergunninghoudende leverancier. Dat proces moet ordentelijk verlopen waarin administratieve problemen en bijbehorende lasten bij de curator en de distributiesysteembeheerder (die de leverancierswissel administratief doorvoert in het aansluitingenregister) voorkomen worden. In het geval een overname in de eerste vensterperiode niet plaatsvindt, zal een periode van maximaal 10 werkdagen volgen waarin verdeling van de eindafnemers met een kleine aansluiting over de overige vergunninghouders plaatsvindt. Zowel bij overname als bij restverdeling is goede samenwerking, afstemming en snelle besluitvorming van belang. Om die reden zijn in dit artikel de rolverdeling en de taken en verantwoordelijkheden van de TSB’s en de DSB’s beschreven.
Belangrijkste wijzigingen
Een aantal onderdelen in de rolverdeling, taken en verantwoordelijkheden zijn gewijzigd. Allereerst zal de DSB zijn vermoeden dat een vergunninghouder niet langer kan voldoen aan zijn leveringsverplichting aan eindafnemers met een kleine aansluiting, voortaan melden aan de ACM in plaats van aan de minister. Voorheen voerde de Autoriteit Consument en Markt bepaalde taken uit in mandaat van de minister. Wegens de aanpassing van bepalingen is de uitoefening van de bevoegdheden in dit besluit niet langer in naam van de minister, maar zijn deze bevoegdheden toegekend aan de ACM zelf. De TSB’s hebben, ter waarborging van de leveringszekerheid, de opdracht om zo nodig op verzoek garant te staan voor betaling van toegeleverde elektriciteit en gas gedurende de periode van maximaal 10 werkdagen na het tijdstip waarop een beschikking tot intrekking van de vergunning waar het de elektriciteits- of gas levering aan eindafnemers met een kleine aansluiting betreft. De kosten die de TSB’s daarbij maken werden voorheen in rekening gebracht bij alle vergunninghoudende leveranciers die dit weer in rekening brengen bij hun afnemers. Nu wordt ervoor gekozen om deze kosten van de TSB’s, net zoals alle andere kosten voor de uitvoering van wettelijke taken en verplichtingen door TSB’s en DSB’s, te verdisconteren in de nettarieven. Conform artikel 3.105 in de Energiewet mogen kosten van wettelijke taken en verplichtingen van TSB’s en DSB’s in de tarieven verwerkt worden en in rekening brengen bij degenen die gebruik (kunnen) maken van hun systeem. De vergunninghouder aan wie de eindafnemers zijn toebedeeld is wettelijk verplicht de levering van elektriciteit of gas voort te zetten aan de eindafnemers. De TSB’s hebben in de huidige Besluiten Leveringszekerheid de taak om de eindafnemers met een kleine aansluiting te verdelen onder andere vergunninghoudende leveranciers en dienen daarbij deze verdeling te coördineren. De ACM zal, bij haar aanwijzing aan de leveranciers om de levering van elektriciteit of gas voort te zetten zoals opgenomen in artikel 2.24a, derde lid, van de wet, een beslissing nemen over de verdeling (zie artikel 2.24.1, Artikel 3, vierde lid, van dit besluit). De TSB’s behouden de taak om, op aanwijzing van de ACM, het doorvoeren van die verdeling in het aansluitingenregister te coördineren en daartoe aanwijzingen te geven aan de DSB’s. Ook geeft de TSB gegevens van de DSB’s, die nodig zijn voor de verdeelbeslissing van de ACM, door aan de ACM.
Voorts blijft voor de DSB’s de meldingsplicht gehandhaafd indien zij de continuïteit van de levering in gevaar zien komen zodat de ACM en de TSB’s hier zo nodig op kunnen acteren en dienen zij voor de verdeling relevante gegevens aan de TSB’s te verstrekken.
Tot slot is artikel 3, achtste lid, van het Besluit leveringszekerheid Gaswet niet overgenomen. De systeembeheerder van het landelijke gastransportnet dient zo nodig te waarborgen dat de levering van gas kan worden voortgezet. Dit is geregeld in artikel 3.79, derde lid, onderdeel b en c. De systeembeheerder staat dan garant voor de inkoop ten behoeve van deze levering. In artikel 3, achtste lid, van het Besluit leveringszekerheid Gaswet is geregeld dat de TSB gas beschikbaar moet stellen als dit onvoldoende blijkt. Aangezien dit artikel dezelfde strekking en rechtsgevolg heeft als artikel 3.79, derde lid, onder b en c, is gekozen om dit artikel niet over te nemen.
Artikelsgewijze toelichting bij artikel 3.79 Artikel 3
Artikel 3.79 Artikel 3, eerste lid
Ingevolge artikel 2.24.1 artikel 1 moet de houder van een vergunning om elektriciteit of gas te leveren aan een eindafnemer met een kleine aansluiting of om te faciliteren in peer-to-peer-handel ten behoeve van een eindafnemer met een kleine aansluiting, omwille van de leveringszekerheid van zijn klanten, melding doen aan de ACM en aan de TSB als hij problemen voorziet voor de continuïteit van de elektriciteits- of gaslevering aan eindafnemers met een kleine aansluiting; en in elk geval als zijn faillissement is aangevraagd. Omdat ook de DSB’s uit hoofde van hun verantwoordelijkheid voor het aansluitingenregister en de relatie met de vergunninghouders omdat deze voor hen de aansluit- en transporttarieven factureren en innen, zicht hebben op eventuele problemen voor de continuïteit van de elektriciteits- of gaslevering, moeten ook zij daarvan melding doen aan de ACM en de TSB’s.
Artikel 3.79 Artikel 3, tweede lid
In Artikel 3.79 Artikel 3, tweede lid, wordt bepaald welke activiteiten binnen de eerste vensterperiode van tien werkdagen door de DSB’s en TSB’s moeten worden verricht. Gedurende de eerste tien werkdagen voeren DSB’s geen leverancierswisseling door in het aansluitingenregister om ruimte te geven aan de procedure die is omschreven in artikel 2.24.1. Artikel 2 van dit Besluit. Daarnaast staan de TSB’s voor elektriciteit of gas zo nodig op verzoek van de betrokken vergunninghouder (dan wel de vergunninghouder en bewindvoerder tezamen of de curator) garant voor de betaling van de inkoop van elektriciteit of gas ten behoeve van de levering aan de betrokken eindafnemers met een kleine aansluiting. De vergunninghouder of de curator in diens faillissement moet aantonen dat de bestaande kredietruimte onvoldoende is om gedurende de vensterperiode energie in te kopen voor de eindafnemers met een kleine aansluiting waarmee hij een leveringsovereenkomst of leveringsovereenkomst inzake peer-to-peer-handel heeft. De TSB en de betrokken vergunninghouder zullen bij het aangaan van een garantstelling vastleggen onder welke voorwaarden er gebruik kan worden gemaakt van de garantstelling en wat de kosten daarvan zijn. Deze kosten zullen niet langer worden doorberekend aan alle vergunninghoudende leveranciers, maar zullen verlopen via de tarievenvaststelling van TSB’s en DSB’s conform artikel 3:105 Energiewet nu dit kosten zijn die volgen uit een taak en verantwoordelijkheid van een TSB. Het voordeel van een garantstelling is dat de betrokken vergunninghouder weer in gesprek kan gaan met zijn bank om de kredietruimte (kortdurend) te verruimen. Op deze wijze worden de TSB’s niet direct financieel belast.
Artikel 3.79 Artikel 3, derde lid
In het derde lid van dit artikel wordt bepaald welke activiteiten de DSB’s en TSB’s moeten uitvoeren indien in de eerste vensterperiode de bestaande leveringsovereenkomsten of leveringsovereenkomsten inzake peer-to-peer-handel niet door één of meer andere vergunninghoudende leveranciers zijn overgenomen en er een restverdeling plaatsvindt op basis van artikel 2.24a, derde lid, van de wet (zie ook artikel 2.24.1 Artikel 3 van dit Besluit). Het streven daarbij is vanzelfsprekend om de restverdeling zo snel mogelijk uit te voeren en door te voeren in het aansluitingenregister.
Gedurende de periode die nodig is voor het uitvoeren van de restverdeling geldt, net als in periode die voorafgaat aan de restverdeling, een verbod voor de betrokken eindafnemers met een kleine aansluiting om hun contract met de betrokken leverancier op te zeggen. In aansluiting daarop is in onderdeel a geregeld dat DSB’s ten aanzien van deze eindafnemers geen leverancierswissel doorvoeren in het aansluitingenregister.
In onderdeel b is geregeld dat DSB’s aan de TSB’s de gegevens verstrekken die nodig zijn voor de beslissing over de restverdeling door de ACM. Het gaat dan bijvoorbeeld over de meest actuele gegevens uit het aansluitingenregister over de aantallen aansluitingen waarop een vergunninghoudende leverancier actief is en waaruit de actuele marktaandelen per
vergunninghoudende leverancier kunnen worden afgeleid. Deze gegevens heeft de ACM nodig om de verdeelsleutel te bepalen voor de verdeling van de betrokken eindafnemers over de resterende vergunninghoudende leveranciers. De TSB’s verzamelen deze gegevens van de DSB’s en verstrekken die aan de ACM te behoeve van de beslissing over de restverdeling. Dat is geregeld in onderdeel c. In de praktijk vindt intensief overleg plaats tussen de ACM en de TSB’s. Het proces van restverdeling is complex, vergt de nodige administratieve informatie, verwerking en doorvoering en moet zo snel mogelijk worden afgerond. Goede samenwerking en snelle besluitvorming is van groot belang. Daarom zijn afspraken gemaakt tussen betrokken partijen over de rolverdeling in dergelijke gevallen. Zo zal de beslissing van de ACM mede gebaseerd zijn op overleggen met de TSB’s en zullen de operationele inzichten van de TSB’s bijdragen bij aan de besluitvorming van de ACM.
Vervolgens coördineren de TSB’s, op aanwijzing van de ACM, het doorvoeren van de beslissing van de ACM omtrent de restverdeling in het aansluitingenregister en geven zij daartoe aanwijzingen aan de DSB’s. Dat is geregeld in onderdeel d. Het aansluitingenregister wordt beheerd door de DSB’s en de ACM en de TSB’s hebben geen zicht op de leverancierswisselingen die daarin plaatsvinden. Deze coördinerende rol en het geven van aanwijzingen aan de DSB’s past bij de taak van de TSB’s om voorzieningen ter waarborging van de leveringszekerheid te treffen. Met deze coördinerende rol van de TSB’s en de mogelijkheid om aanwijzingen te geven aan de DBS’s kan de TSB ook zicht houden op het totaal van het doorvoeren van de restverdeling door de DSB’s. In onderdeel e is geregeld dat de TSB’s de gegevens van eindafnemers die hij heeft ontvangen van de leverancier of de curator (zie
2.18.2 Artikel 1, eerste lid, onderdeel a en tweede lid), verstrekken aan de aangewezen leveranciers die op aanwijzing van de ACM de levering van elektriciteit of gas aan de eindafnemers met een kleine aansluiting voorzetten. De TSB zal op basis van de verdeelbeslissing van de ACM een bestand per aangewezen leverancier maken dat hij deelt met de betreffende aangewezen leveranciers.
In het derde lid, onderdeel f, wordt opgenomen dat TSB’s zo nodig op verzoek ten behoeve van de vergunninghouder dan wel de bewindvoerder en de vergunninghouder gezamenlijk onderscheidenlijk de curator garant staan voor de betaling van de inkoop van elektriciteit of gas ten behoeve van de levering aan bestaande afnemers met een kleine aansluiting van de vergunninghoudende leverancier waarvan de vergunning wordt ingetrokken (zie tevens hetgeen hierboven over de garantstelling is opgemerkt bij de toelichting op het tweede lid). Deze garantstelling heeft betrekking op de periode die aanvangt op de elfde dag nadat de beschikking tot intrekking van een (op dat tijdstip nog niet inwerking getreden) leveringsvergunning is genomen tot aan de inwerkingtreding van de beschikking. In onderdeel g wordt een garantstelling door de TSB’s opgenomen voor een leverancier die afnemers met een kleine aansluiting krijgt toebedeeld. Deze garantstelling kan betrekking hebben op dezelfde periode als de garantstelling van onderdeel e, maar kan voortduren tot maximaal twee maanden na die periode. De periode van twee maanden hangt samen met de tijd die nodig is om ten behoeve van de nieuwe klanten de inkoop en facturatie op gang te brengen. Een leverancier die gebruik wil maken van een garantstelling moet aantonen dat zijn bestaande kredietfaciliteiten niet toereikend zijn om de op die korte termijn benodigde extra hoeveelheid gas of elektriciteit in te kopen om de aan hem toebedeelde eindafnemers met een kleine aansluiting te kunnen beleveren.
III. AFKORTINGEN EN GEHANTEERDE BEGRIPPEN
Overzicht afkortingen en gehanteerde begrippen
Begrippen | Afkorting | Toelichting |
ACM | ACM | N.v.t. |
Algemene Maatregel van Bestuur | AMvB | N.v.t. |
Algemene wet bestuursrecht | Awb | N.v.t. |
Burgerlijk Wetboek | BW | N.v.t. |
Distributiesysteembeheerder | DSB | Beheerder van het distributienetwerk elektriciteit en/of gas. Deze beheerder wordt in de Europese wet- en regelgeving ook aangeduid als ‘Distribution System Operator’ (DSO). In Nederland staan deze beheerders tot nu toe bekend als de ‘regionale netbeheerders’. |
Economische Zaken en Klimaat (ministerie van) | EZK | |
Minister | - | Minister voor Klimaat en Energie |
Transmissiesysteembeheerder | TSB | Beheerder van het transmissienetwerk elektriciteit of gas. Deze beheerder wordt in de Europese wet- en regelgeving ook aangeduid als ‘Transmission System Operator’ (TSO). In Nederland staan deze twee beheerders tot nu toe bekend als de ‘landelijke netbeheerders’. |
Energiewet | Wet |
De Minister voor Klimaat en Energie,