TRAC T A TENBLAD
TRAC T A TENBLAD
VAN HET
K O N I N K R I J K D E R N E D E R L A N D E N
JAARGANG 2012 Nr. 178
A. TITEL
Handelsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Colombia en Peru, anderzijds;
(met bijlagen, aanhangsels en verklaringen) Xxxxxxx, 00 juni 2012
B. TEKST1) 2)
Handelsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Colombia en Peru, anderzijds
Het Koninkrijk België, De Republiek Bulgarije,
De Tsjechische Republiek, Het Koninkrijk Denemarken, De Bondsrepubliek Duitsland, De Republiek Estland, Ierland,
De Helleense Republiek, Het Koninkrijk Spanje,
1) De Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Italiaanse, de Letse, de Litouwse, de Mal- tese, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische en de Zweedse tekst zijn niet opgenomen.
De bijlagen en aanhangsels liggen ter inzage bij de Afdeling Verdragen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
2) Het voor eensluidend gewaarmerkt afschrift is nog niet ontvangen. In de tekst kunnen derhalve onjuistheden voorkomen die in een volgend Tractatenblad zullen worden gecorrigeerd.
De Franse Republiek, De Italiaanse Republiek, De Republiek Cyprus, De Republiek Letland, De Republiek Litouwen,
Het Groothertogdom Luxemburg, Hongarije,
Malta,
Het Koninkrijk der Nederlanden, De Republiek Oostenrijk,
Xx Xxxxxxxxx Xxxxx,
Xx Xxxxxxxxx Xxxxxxxxx, Xxxxxxxx,
Xx Xxxxxxxxx Xxxxxxxx, De Slowaakse Republiek, De Republiek Finland, Het Koninkrijk Zweden,
Het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland,
partijen bij het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, hierna de „lidstaten van de Europese Unie” genoemd,
en
De Europese Unie, enerzijds, en
De republiek Colombia (hierna „Colombia” genoemd), en
De Republiek Peru (hierna „Peru” genoemd),
hierna „de overeenkomstsluitende Andeslanden” genoemd, anderzijds,
Gezien het belang van de historische en culturele banden en de bij- zondere banden van vriendschap en samenwerking tussen de Europese Unie en haar lidstaten en de overeenkomstsluitende Andeslanden, en hun wens om de economische integratie tussen de partijen te bevorderen;
Vastbesloten om die banden te versterken door voort te bouwen op de bestaande instrumenten die de betrekkingen tussen de Europese Unie en haar lidstaten en de overeenkomstsluitende Andeslanden regelen;
Opnieuw bevestigend dat zij het handvest van de Verenigde Naties en de Universele Verklaring van de rechten van de mens ten volle onder- schrijven;
Hiermee een bijdrage leverend aan de harmonieuze ontwikkeling en uitbreiding van de wereld- en regionale handel en een katalysator voor internationale samenwerking biedend;
Geleid door de wens de algehele economische ontwikkeling te bevor- deren, teneinde op hun grondgebieden de armoede te verminderen, werkgelegenheid te creëren en arbeidsomstandigheden te verbeteren, alsook er de levensstandaard te verhogen, door het liberaliseren en uit- breiden van de onderlinge handel en investeringen;
Vastbesloten deze overeenkomst uit te voeren overeenkomstig de doelstelling „duurzame ontwikkeling”, welke doelstelling onder meer het bevorderen van economische vooruitgang, het in acht nemen van arbeidsrechten en het beschermen van het milieu omvat, overeenkomstig de internationale verbintenissen die de partijen zijn aangegaan;
Voortbouwend op de rechten en verplichtingen die voor de partijen voortvloeien uit de Overeenkomst van Marrakesh tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie (hierna de „WTO-overeenkomst” genoemd);
Vastbesloten tot het verwijderen van verstoringen in de handel tussen de partijen en het voorkomen van onnodige handelsbelemmeringen;
Vastbesloten tot het vaststellen van duidelijke, alle partijen tot voor- deel strekkende handelsregels en het bevorderen van de onderlinge han- del en investeringen en van een regelmatige dialoog hierover;
Geleid door de wens het concurrentievermogen van hun ondernemin- gen op internationale markten te vergroten door die ondernemingen een voorspelbaar wetgevingskader voor hun handels- en investeringsrelaties te verschaffen;
Gezien de verschillen in economische en sociale ontwikkeling tussen de overeenkomstsluitende Andeslanden en de Europese Unie en haar lid- staten;
Bevestigend dat de partijen het recht hebben om zo veel mogelijk gebruik te maken van de flexibiliteiten in het multilaterale kader om het algemeen belang te beschermen;
Zich ervan bewust dat de overeenkomstsluitende Andeslanden lid van de Andesgemeenschap zijn en volgens Besluit 598 van de Andesge- meenschap bij onderhandelingen met derde landen ervoor moeten zor- gen dat het stelsel van wettelijke regels dat van toepassing is op de wederzijdse betrekkingen tussen de Andeslanden, gehandhaafd blijft;
Zich bewust van het belang van de respectieve regionale integratie- processen van de Europese Unie en de overeenkomstsluitende Andeslan- den, laatstgenoemde in het kader van de Andesgemeenschap,
Zijn het volgende overeengekomen:
TITEL I INLEIDENDE BEPALINGEN
HOOFDSTUK 1 ESSENTIËLE ELEMENTEN
Artikel 1
Algemene beginselen
Eerbiediging van de democratische beginselen en fundamentele rech- ten van de mens, zoals vastgelegd in de Universele Verklaring van de rechten van de mens, en het beginsel van de rechtsstaat vormen de basis van het binnen- en buitenlands beleid van de partijen. Eerbiediging van deze beginselen vormt een essentieel element van deze overeenkomst.
Artikel 2
Ontwapening en non-proliferatie van massavernietigingswapens
1. De partijen zijn van oordeel dat de proliferatie van massavernieti- gingswapens en overbrengingsmiddelen daarvoor, onder zowel staten als niet-statelijke actoren, een van de ernstigste bedreigingen voor de inter- nationale stabiliteit en veiligheid vormt.
2. De partijen komen daarom overeen samen te werken en bij te dra- gen tot het tegengaan van de proliferatie van massavernietigingswapens en overbrengingsmiddelen daarvoor, door bestaande verplichtingen die voor hen voortvloeien uit overeenkomsten, verdragen en andere rele- vante internationale instrumenten inzake ontwapening en non- proliferatie, volledig na te leven.
3. Dat de partijen overeenkomen samen te werken en bij te dragen tot het realiseren van de doelstelling van ontwapening en non-proliferatie
van massavernietigingswapens, betekent dat zij zich er gezamenlijk voor inzetten dat de desbetreffende verdragen universele geldigheid krijgen en overal ten uitvoer worden gelegd.
4. De partijen komen overeen dat de leden 1 en 2 van dit artikel een essentieel element van deze overeenkomst vormen.
HOOFDSTUK 2 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 3
Oprichting van een vrijhandelszone
De partijen komen overeen een vrijhandelszone op te richten, over- eenkomstig artikel XXIV van de Algemene Overeenkomst inzake tarie- ven en handel 1994, hierna de „GATT 1994” genoemd, en artikel V van de Algemene Overeenkomst inzake de handel in diensten, hierna de
„GATS” genoemd.
Artikel 4
Doelstellingen
Deze overeenkomst heeft de volgende doelstellingen:
a. het geleidelijk liberaliseren van de handel in goederen, overeen- komstig artikel XXIV van de GATT 1994;
b. het vergemakkelijken van de handel in goederen, met name door het toepassen van de overeengekomen bepalingen inzake douane en han- delsbevordering, normen, technische voorschriften en procedures voor conformiteitsbeoordeling en sanitaire en fytosanitaire maatregelen;
c. het geleidelijk liberaliseren van de handel in diensten, overeen- komstig artikel V van de GATS;
d. het ontwikkelen van een gunstig investeringsklimaat waardoor de investeringsstromen worden vergroot en in het bijzonder het verbeteren van de vestigingsvoorwaarden, op basis van niet-discriminatie;
e. het bevorderen van handel en investeringen tussen de partijen door het liberaliseren van lopende betalingen en het kapitaalverkeer in ver- band met directe investeringen;
f. het daadwerkelijk en wederzijds openstellen van markten voor overheidsopdrachten;
g. het adequaat en effectief beschermen van intellectuele- eigendomsrechten, overeenkomstig de internationale regels die tussen de partijen gelden, waarbij een evenwicht moet worden bewaard tussen de rechten van houders van intellectuele-eigendomsrechten en het algemeen belang;
h. het uitoefenen van economische activiteiten, in het bijzonder tus- sen de partijen, overeenkomstig het beginsel van vrije mededinging;
i. het creëren van een snelle, effectieve en voorspelbare procedure voor geschillenbeslechting;
j. het bevorderen van internationale handel op een wijze die bijdraagt aan de doelstelling duurzame ontwikkeling en het integreren en weer- spiegelen van deze doelstelling in de handelsbetrekkingen van de par- tijen;
k. ervoor zorgen dat de samenwerking op het terrein van technische bijstand en de versterking van de handelscapaciteit van de partijen bij- dragen aan de uitvoering van deze overeenkomst en er ook toe bijdra- gen dat optimaal gebruik wordt gemaakt van de kansen die de overeen- komst biedt, met inachtneming van het bestaande wettelijke en institutionele kader.
Artikel 5
Verband met de WTO-overeenkomst
De partijen bevestigen opnieuw de bestaande rechten en verplichtin- gen die zij ingevolge de WTO-overeenkomst jegens elkaar hebben.
Artikel 6
Definitie van de partijen
1. Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt verstaan onder:
– „partij”: de Europese Unie of haar lidstaten of de Europese Unie en haar lidstaten, binnen de grenzen van hun respectieve bevoegdheden zoals deze voortvloeien uit het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna „EU- ”genoemd), of elk van de overeenkomstsluitende Andeslanden;
– „partijen”: de EU, enerzijds, en elk van de overeenkomstsluitende Andeslanden, anderzijds.
2. Daar waar deze overeenkomst voorziet in specifieke en afzonder- lijke verbintenissen ten aanzien van een lidstaat van de Europese Unie of een van de overeenkomstsluitende Andeslanden, geldt de overeen- komst voor dat specifieke land of die specifieke landen al naargelang wat van toepassing is.
3. Overeenkomstig artikel 7 betekenen „een andere partij” of „de andere partijen” voor de overeenkomstsluitende Andeslanden „de EU”, daar waar deze termen in deze overeenkomst worden gebruikt.
Economische en handelsbetrekkingen die onder deze overeenkomst vallen
1. Deze overeenkomst is van toepassing op de bilaterale economische en handelsbetrekkingen tussen, enerzijds, elk overeenkomstsluitend An- desland en, anderzijds, de EU, maar niet op de economische en handels- betrekkingen tussen de overeenkomstsluitende Andeslanden1).
2. De rechten en verplichtingen die de partijen in deze overeenkomst vastleggen, hebben geen gevolgen voor de rechten en verplichtingen die de overeenkomstsluitende Andeslanden als lid van de Andesgemeen- schap jegens elkaar hebben.
Artikel 8
Voldoen aan verplichtingen
1. Elke partij is verantwoordelijk voor de naleving van alle bepalin- gen van deze overeenkomst en neemt alle noodzakelijke maatregelen om ervoor te zorgen dat wordt voldaan aan de daaruit voortvloeiende ver- plichtingen; dat betekent onder meer dat wordt toegezien op de naleving van deze bepalingen door centrale, regionale of lagere overheden en instanties, alsook door niet-gouvernementele organisaties wanneer zij bevoegdheden uitoefenen die bedoelde overheden en instanties aan hen hebben gedelegeerd2).
2. Wanneer een partij van oordeel is dat een andere partij niet heeft voldaan aan de verplichtingen die voor haar uit deze overeenkomst voortvloeien, heeft bedoelde partij als enige rechtsmiddel de procedure voor geschillenbeslechting die in titel XII (Geschillenbeslechting) is vastgesteld, en is zij gebonden aan het resultaat daarvan.
3. Onverminderd de bestaande mechanismen voor politieke dialoog tussen de partijen, kan elke partij bij schending door een andere partij van de in artikel 1 en 2 van deze overeenkomst bedoelde essentiële ele- menten, onmiddellijk passende maatregelen in overeenstemming met het internationale recht nemen. Die andere partij kan om een spoedeisende vergadering vragen waarbij de betrokken partijen binnen 15 dagen voor een grondig onderzoek van de situatie bijeenkomen om een aanvaard-
1) Deze bepaling wordt niet zodanig uitgelegd dat afbreuk wordt gedaan aan de verplichtingen die de overeenkomstsluitende Andeslanden en de EU volgens de artikelen 10 en 105 jegens elkaar hebben.
2) Onder „centrale, regionale of lagere overheden en instanties” vallen alle autoriteiten en bestuursniveaus van de partijen.
bare oplossing te vinden. De maatregelen moeten in verhouding staan tot de schending. Voorrang wordt gegeven aan maatregelen die de werking van deze overeenkomst het minst verstoren. De maatregelen worden ingetrokken zodra de redenen waarom zij zijn genomen, niet meer bestaan.
Artikel 9
Geografisch toepassingsgebied
1. Deze overeenkomst is enerzijds van toepassing op elk grondgebied waarop het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betref- fende de werking van de Europese Unie van toepassing is, onder de in die verdragen neergelegde voorwaarden, en anderzijds op het grondge- bied van respectievelijk Colombia en Peru3).
2. In afwijking van het bepaalde in lid 1 is deze overeenkomst ook van toepassing op de gebieden van het douanegebied van de EU (hierna het „EU-douanegebied” genoemd) die niet vallen onder bovenstaande omschrijving van het geografisch toepassingsgebied van de overeen- komst.
Artikel 10
Regionale integratie
1. De partijen zijn zich bewust van het belang van regionale integra- tie voor het bevorderen van de economische en sociale ontwikkeling van de overeenkomstsluitende Andeslanden en van de Europese Unie, waar- door de betrekkingen tussen de partijen kunnen worden versterkt en aan de doelstellingen van deze overeenkomst kan worden bijgedragen.
2. De partijen zijn zich bewust van en bevestigen opnieuw het belang van de processen van regionale integratie van de lidstaten van de Euro- pese Unie onderling en van de landen van de Andesgemeenschap onder- ling als middel om de handelsmogelijkheden te vergroten en hun effec- tieve integratie in de wereldeconomie te bevorderen.
3. De partijen zijn zich ervan bewust dat verdere regionale integratie van de Andeslanden een zaak van de leden van de Andesgemeenschap is.
3) Voor de duidelijkheid verklaren partijen hierbij dat de in deze overeenkomst vervatte verwijzingen naar „grondgebied” uitsluitend betrekking hebben op het geografisch toepassingsgebied van de overeenkomst.
5. Gezien het streven van de partijen om te komen tot een associatie tussen de twee regio’s, waarbij alle landen van de Andesgemeenschap partij bij deze overeenkomst zullen worden, zal het Handelscomité de relevante bepalingen, in het bijzonder dit artikel en artikel 105, te zijner tijd opnieuw onderzoeken om deze aan te passen aan de nieuwe situatie en regionale-integratieprocessen te ondersteunen.
HOOFDSTUK 3 ALGEMENE DEFINITIES
Artikel 11
Definities
Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt verstaan onder:
– „dagen”: kalenderdagen, inclusief weekenden en vakantiedagen;
– „goed van een partij” of „product van een partij”: binnenlandse pro- ducten als bedoeld in de GATT 1994 of andere door de partijen over- eengekomen goederen of producten, waaronder begrepen goederen of producten van oorsprong uit die partij, zoals omschreven in artikel 19;
– „rechtspersoon”: elke juridische eenheid, naar toepasselijk recht opgericht of anderszins georganiseerd, met winst- of andere oogmerken, ongeacht of zij eigendom van particulieren of van de overheid is, met inbegrip van alle vennootschappen, trusts, maatschappen, joint ventures, eenmanszaken of verenigingen;
– „maatregel”: een handeling of nalating van een partij, waaronder begrepen (wettelijke) voorschriften, procedures, besluiten, administra- tieve handelingen of praktijken, of een handeling of nalating in enige andere vorm;
– „persoon”: een natuurlijke persoon of een rechtspersoon.
TITEL II INSTITUTIONELE BEPALINGEN
Artikel 12
Handelscomité
1. De partijen richten een Handelscomité op. Dit comité zal bestaan uit vertegenwoordigers van de EU en van elk overeenkomstsluitend Andesland.
2. Het Handelscomité komt minstens eenmaal per jaar bijeen op het niveau van ministers of de door deze ministers aangewezen vertegen- woordigers. Daarnaast kan het Handelscomité op schriftelijk verzoek van een partij op elk moment bijeenkomen op het niveau van hogere functionarissen die zijn aangewezen voor het nemen van de noodzake- lijke besluiten.
3. Het Handelscomité komt afwisselend bijeen in Bogota, Brussel en Lima, tenzij de partijen anders besluiten. Het Comité wordt door de par- tijen beurtelings voor een jaar voorgezeten.
4. Onverminderd het bepaalde in lid 1 kan het Handelscomité ook vergaderen wanneer behalve de EU maar een van de overeenkomstslui- tende Andeslanden is vertegenwoordigd, als het een kwestie betreft:
a. die uitsluitend betrekking heeft op de bilaterale betrekkingen tus- sen de EU en dat land, of
b. die is besproken in een vergadering van een gespecialiseerd orgaan waaraan uitsluitend de EU en het betreffende Andesland hebben deelge- nomen en die vervolgens naar het Handelscomité is doorverwezen.
Wanneer een ander overeenkomstsluitend Andesland blijk geeft van belangstelling voor de kwestie die tijdens bedoelde vergadering wordt besproken, mag het aan de vergadering deelnemen als de EU en het overeenkomstsluitende Andesland dat primair bij de kwestie betrokken is, daarvoor vooraf toestemming hebben gegeven.
Artikel 13
Taken van het Handelscomité
1. Het Handelscomité:
a. ziet toe op en faciliteert de uitvoering van deze overeenkomst en de juiste toepassing van de bepalingen ervan en denkt na over andere manieren om de algemene doelstellingen van de overeenkomst te berei- ken;
b. evalueert de resultaten van deze overeenkomst, in het bijzonder de ontwikkeling van de economische en handelsbetrekkingen tussen de par- tijen;
c. houdt toezicht op de werkzaamheden van alle gespecialiseerde organen die krachtens deze overeenkomst worden opgericht;
d. beoordeelt en neemt besluiten overeenkomstig deze overeenkomst over elk onderwerp dat de krachtens deze overeenkomst opgerichte gespecialiseerde organen naar hem doorverwijzen;
e. ziet toe op de toepassing van artikel 105;
f. ziet toe op de verdere ontwikkeling van deze overeenkomst;
g. zoekt naar de meest geschikte manier om moeilijkheden in verband met kwesties die onder deze overeenkomst vallen, te voorkomen of op te lossen, onverminderd de in titel XII (Geschillenbeslechting) toege- kende rechten en andere bepalingen van deze overeenkomst;
h. stelt tijdens zijn eerste vergadering het in artikel 315 bedoelde reglement van orde vast, alsook de in hetzelfde artikel genoemde ge- dragscode voor scheidsrechters;
i. stelt de beloning en onkostenvergoeding voor de scheidsrechters vast;
j. stelt naast zijn eigen reglement van orde ook zijn vergaderrooster en agenda vast;
k. buigt zich over alle andere aangelegenheden die van belang zijn met betrekking tot de door deze overeenkomst bestreken terreinen.
2. Het Handelscomité kan:
a. gespecialiseerde organen oprichten en daaraan taken delegeren;
b. inlichtingen ontvangen van of inwinnen bij belanghebbenden;
c. besluiten tot het starten van onderhandelingen voor een verdere liberalisering van sectoren die onder het toepassingsgebied van deze overeenkomst vallen;
d. zich buigen over eventuele wijzigingen in de bepalingen van deze overeenkomst, die afhankelijk zijn van de voltooiing van de interne wet- telijke procedures van elke partij;
e. de bepalingen van deze overeenkomst interpreteren4). Krachtens titel XII (Geschillenbeslechting) ingestelde arbitragepanels houden reke- ning met deze interpretaties;
f. in het kader van de uitoefening van zijn taken andere maatregelen nemen wanneer de partijen dat overeenkomen;
g. de verwezenlijking van de doelstellingen van deze overeenkomst bevorderen door middel van wijzigingen, waarin is voorzien in deze overeenkomst, in:
i. bijlage I (Lijsten inzake tariefafschaffing), teneinde een of meer producten toe te voegen die niet zijn opgenomen in de lijst voor tariefafschaffing van een partij;
4) Interpretaties van het Handelscomité worden niet als wijzigingen be- schouwd.
iii. de specifieke oorsprongsregels in bijlage II (Definitie van het begrip „producten van oorsprong” en methoden van administra- tieve samenwerking);
iv. de lijst van aanbestedende diensten in aanhangsel 1 van bijlage XII (Overheidsopdrachten);
v. de lijsten van verbintenissen in de bijlagen VII (Lijst van ver- bintenissen inzake vestiging) en VIII (Lijst van verbintenissen inzake grensoverschrijdende dienstverlening) en de voorbehou- den in bijlage IX (Voorbehouden betreffende de tijdelijke aan- wezigheid van natuurlijke personen voor zaken); en
vi. andere bepalingen die op grond van een uitdrukkelijke bepaling in deze overeenkomst door het Handelscomité kunnen worden gewijzigd.
Elke partij legt de in dit punt bedoelde wijzigingen in overeenstem- ming met haar toepasselijke wettelijke procedures ten uitvoer.
3. Het Handelscomité kan onderzoek doen naar de gevolgen van deze overeenkomst voor micro-ondernemingen en kleine en middelgrote on- dernemingen, hierna „micro-ondernemingen en KMO’s” genoemd, met inbegrip van eventuele baten.
4. De partijen wisselen binnen het Handelscomité zoveel mogelijk informatie uit over overeenkomsten waarbij douane-unies of vrijhandels- zones worden opgericht of aangepast en desgevraagd ook over andere belangrijke aangelegenheden met betrekking tot het handelsbeleid dat elke partij ten opzichte van derde landen voert.
5. Bij de uitoefening van de in dit artikel genoemde taken kan het Handelscomité elk besluit nemen waarin deze overeenkomst voorziet.
Artikel 14
Besluitvorming
1. Het Handelscomité besluit bij consensus.
2. De besluiten van het Handelscomité zijn bindend voor de partijen, die de nodige maatregelen treffen voor de uitvoering ervan.
3. In de gevallen als bedoeld in artikel 12, lid 4, worden de besluiten vastgesteld door de EU en het desbetreffende overeenkomstsluitende Andesland en hebben deze besluiten, mits de rechten en verplichtingen van een ander overeenkomstsluitend Andesland hierbij onverlet blijven, uitsluitend rechtsgevolgen voor die partijen.
Gespecialiseerde organen
1. Bij deze overeenkomst worden de volgende subcomités opgericht:
a. subcomité Markttoegang;
b. subcomité Landbouw;
c. subcomité Technische handelsbelemmeringen;
d. subcomité Douane, handelsbevordering en oorsprongsregels;
e. subcomité Overheidsopdrachten;
f. subcomité Handel en duurzame ontwikkeling;
g. subcomité Sanitaire en fytosanitaire maatregelen;
h. subcomité Intellectuele eigendom.
2. Krachtens deze overeenkomst opgerichte gespecialiseerde organen zijn samengesteld uit vertegenwoordigers van de EU en van elk over- eenkomstsluitend Andesland.
3. Het bevoegdheidsgebied en de taken van elk van de bij deze over- eenkomst opgerichte gespecialiseerde organen worden omschreven in de desbetreffende titels.
4. Het Handelscomité kan daarnaast nog andere subcomités, werk- groepen of enig ander gespecialiseerd orgaan oprichten om hem bij de uitvoering van zijn taken bij te staan. Het bepaalt de samenstelling en taken en stelt het reglement van orde van bedoelde gespecialiseerde organen vast.
5. De gespecialiseerde organen stellen het Handelscomité ruim voor hun vergaderingen in kennis van het vergaderrooster en de agenda. Ook doen zij het Handelscomité bij elk van zijn vergaderingen verslag van hun activiteiten.
6. In afwijking van het bepaalde in lid 2 kan elk gespecialiseerd orgaan ook vergaderen wanneer behalve de EU maar een van de over- eenkomstsluitende Andeslanden deelneemt wanneer het punt dat op de agenda staat uitsluitend betrekking heeft op de bilaterale betrekkingen tussen de EU en dat Andesland.
7. Wanneer een ander overeenkomstsluitend Andesland blijk geeft van belangstelling voor de kwestie die tijdens bedoelde vergadering wordt besproken, mag het aan de vergadering deelnemen indien de EU en het betrokken overeenkomstsluitende Andesland daarvoor vooraf toe- stemming hebben gegeven.
Coördinatoren van de overeenkomst
1. Elke partij wijst een coördinator aan en stelt alle andere partijen daarvan uiterlijk bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst in ken- nis5).
2. De coördinatoren van de overeenkomst:
a. stellen de agenda op en coördineren de voorbereiding van de ver- gaderingen van het Handelscomité;
b. zien er in voorkomend geval op toe dat de besluiten van het Han- delscomité worden uitgevoerd;
c. fungeren als contactpunt voor de communicatie tussen de partijen over kwesties die onder deze overeenkomst vallen, tenzij in deze over- eenkomst anders is bepaald;
d. ontvangen de kennisgevingen en informatie die krachtens deze overeenkomst worden verstrekt, waaronder begrepen kennisgevingen aan en informatie voor het Handelscomité, tenzij anders is bepaald;
e. houden zich op verzoek van het Handelscomité bezig met andere kwesties die gevolgen voor de werking van deze overeenkomst kunnen hebben.
3. De coördinatoren van de overeenkomst vergaderen naar behoefte. TITEL III
HANDEL IN GOEDEREN
HOOFDSTUK 1 MARKTTOEGANG VOOR GOEDEREN
AFDELING 1 GEMEENSCHAPPEL'KE BEPALINGEN
Artikel 17
Doel
Gedurende een overgangsperiode die aanvangt bij de inwerkingtre- ding van deze overeenkomst, wordt de handel in goederen door de par-
5) Voor de duidelijkheid: bedoelde kennisgeving wordt in het geval van de EU geacht te hebben plaatsgevonden wanneer zij is gedaan aan de Europese Com- missie.
tijen geleidelijk geliberaliseerd, overeenkomstig het bepaalde in deze overeenkomst en in overeenstemming met artikel XXIV van de GATT 1994.
Artikel 18
Toepassingsgebied
Tenzij in deze overeenkomst anders is bepaald, is dit hoofdstuk van toepassing op de handel in goederen tussen de partijen.
Artikel 19
Definities
Voor de toepassing van deze titel wordt verstaan onder:
– „douanerechten”: alle rechten en heffingen, met inbegrip van alle aanvullende heffingen of belastingen, die worden opgelegd op of in ver- band met de invoer van goederen. Daaronder vallen niet:
a. aan interne belastingen gelijkgestelde heffingen die in overeen- stemming met artikel III van de GATT 1994 worden opgelegd;
b. antidumping-, compenserende of vrijwaringsmaatregelen die worden toegepast in overeenstemming met, voor zover relevant, de GATT 1994, de WTO-overeenkomst inzake de toepassing van artikel VI van GATT 1994, hierna de „antidumpingovereenkomst” genoemd, de WTO-overeenkomst inzake subsidies en compenserende maatrege- len, hierna de „subsidieovereenkomst” genoemd, en de WTO- overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen, hierna de „vrijwarings- overeenkomst” genoemd;
c. vergoedingen en andere heffingen die in overeenstemming met artikel VIII van de GATT 1994 worden opgelegd;
– „producten of goederen van oorsprong”: producten of goederen die beantwoorden aan de oorsprongsregels in bijlage II (Definitie van het begrip „producten van oorsprong” en methoden van administratieve samenwerking).
Artikel 20
Indeling van de goederen
De indeling van de handelsgoederen waarop deze overeenkomst van toepassing is, gebeurt volgens de tariefnomenclatuur van elke partij, in overeenstemming met het geharmoniseerd systeem inzake de omschrij- ving en codering van goederen van 2007, hierna de „GS” genoemd, en latere wijzigingen daarvan.
Nationale behandeling
1. Elke partij kent ten aanzien van goederen van een andere partij nationale behandeling toe, overeenkomstig artikel III van de GATT 1994, inclusief de aantekeningen daarbij. Hiertoe worden artikel III van de GATT 1994 en de aantekeningen daarbij mutatis mutandis in deze overeenkomst opgenomen en tot een integrerend deel van deze overeen- komst gemaakt.
2. Voor de duidelijkheid bevestigen partijen dat onder nationale be- handeling wordt verstaan, met betrekking tot overheden en autoriteiten op alle bestuursniveaus, een behandeling die niet minder gunstig is dan de behandeling die de desbetreffende overheid of autoriteit geeft aan soortgelijke, rechtstreeks concurrerende of substitueerbare binnenlandse goederen, waaronder goederen van oorsprong uit het bevoegdheidsge- bied van die overheid of autoriteit6).
AFDELING 2 AFSCHAFFING VAN DOUANERECHTEN
Artikel 22
Afschaffıng van douanerechten
1. Tenzij in deze overeenkomst anders is bepaald, schaft elke partij haar douanerechten op goederen van oorsprong uit een andere partij af overeenkomstig bijlage I (Lijsten inzake tariefafschaffing).
2. Voor elk product is het basisdouanerecht, waarop ingevolge lid 1 de achtereenvolgende verlagingen worden toegepast, het recht dat in bij- lage I (Lijsten inzake tariefafschaffing) voor dat product is vermeld.
3. Indien een partij na de inwerkingtreding van deze overeenkomst op enig tijdstip het door haar toegepaste meestbegunstigingsrecht verlaagt, geldt dat recht alleen als het lager is dan het overeenkomstig bijlage I (Lijsten inzake tariefafschaffing) berekende recht.
6) Colombia en de EU zijn het erover eens dat deze bepaling niet in de weg staat van de instandhouding en handhaving van de alcoholmonopolies in Colom- bia.
5. Wanneer het Handelscomité in overeenstemming met artikel 13, lid 2, onder g), besluit de afschaffing van douanerechten te versnellen of uit te breiden, komt dat besluit in de plaats van de douanerechten of afbouwcategorieën die overeenkomstig bijlage I (Lijsten inzake tariefaf- schaffing) zijn vastgesteld.
6. Tenzij in deze overeenkomst anders is bepaald, mogen de partijen douanerechten die in bijlage I (Lijsten inzake tariefafschaffing) als basis- recht zijn vastgesteld, niet verhogen en mogen zij evenmin nieuwe dou- anerechten vaststellen voor goederen van oorsprong uit een andere par- tij.
7. Lid 6 belet een partij niet een douanerecht:
a. na een eenzijdige verlaging te verhogen tot het niveau dat in bij- lage I (Lijsten inzake tariefafschaffing) voor het desbetreffende jaar is vastgesteld; of
b. te handhaven of te verhogen in overeenstemming met het WTO- Memorandum van overeenstemming inzake de regels en procedures betreffende de beslechting van geschillen, hierna het „DSU” genoemd, of titel XII (Geschillenbeslechting).
AFDELING 3
NIET-TARIFAIRE MAATREGELEN
Artikel 23
Invoer- en uitvoerbeperkingen
De partijen stellen of handhaven geen verbod of beperking op de invoer van een goed van een andere partij of de uitvoer of verkoop voor uitvoer van een goed dat voor het grondgebied van een andere partij is bestemd, behalve als in deze overeenkomst anders is bepaald of in over- eenstemming met artikel XI van de GATT 1994 en de aantekeningen daarbij. Hiertoe worden artikel XI van de GATT 1994 en de aantekenin- gen daarbij mutatis mutandis in deze overeenkomst opgenomen en tot een integrerend deel van deze overeenkomst gemaakt.
Vergoedingen en heffıngen
1. Elke partij draagt er zorg voor, overeenkomstig artikel VIII van de GATT 1994 en de aantekeningen daarbij, dat alle vergoedingen en hef- fingen van welke aard ook (andere dan douanerechten, aan interne belas- tingen gelijkgestelde heffingen of andere interne heffingen die worden opgelegd in overeenstemming met artikel III van de GATT 1994, alsook antidumping- en compenserende maatregelen) ter zake van in- of uitvoer worden beperkt tot, bij benadering, de kosten van de verleende diensten, en geen indirecte bescherming van binnenlandse goederen of een belas- ting op de in- of uitvoer voor fiscale doeleinden vormen.
2. De partijen schrijven voor de invoer van goederen van een andere partij geen consulaire formaliteiten voor7), waaronder begrepen vergoe- dingen en heffingen.
3. Elke partij maakt actuele informatie beschikbaar over alle vergoe- dingen en heffingen ter zake van in- en uitvoer, bij voorkeur via inter- net.
Artikel 25
Uitvoerrechten en -belastingen
Tenzij in deze overeenkomst anders is bepaald, mogen de partijen geen rechten of belastingen vaststellen of handhaven ter zake van de uit- voer van goederen naar het grondgebied van een andere partij, andere dan interne heffingen die worden opgelegd conform artikel 21.
Artikel 26
Procedures voor in- en uitvoervergunningen
1. De partijen mogen geen maatregelen vaststellen of handhaven die in strijd zijn met de WTO-overeenkomst inzake procedures op het gebied van invoervergunningen, hierna de „overeenkomst invoervergun-
7) Voor de toepassing van dit lid wordt onder „consulaire formaliteiten” ver- staan, het vereiste dat goederen van een partij die zijn bestemd voor de uitvoer naar het grondgebied van een andere partij, eerst op het grondgebied van de par- tij van uitvoer voor controle aan de consul van de partij van invoer moeten wor- den aangeboden, voor het verkrijgen van een consulaire factuur of een consulair visum op een handelsfactuur, certificaat van oorsprong, manifest, aangifte ten uit- voer van de verzender, of enig ander douanebescheid dat bij of in verband met de invoer is vereist.
2. Elke partij past de in de overeenkomst invoervergunningen ver- vatte bepalingen mutatis mutandis toe op elke vergunningprocedure voor uitvoer naar een andere partij. De in artikel 5 van de overeenkomst invoervergunningen bedoelde kennisgeving wordt door de partijen ook verricht bij procedures betreffende uitvoervergunningen.
3. Onder „procedure betreffende invoervergunningen” wordt verstaan een administratieve procedure die wordt gebruikt voor de uitvoering van een regeling voor invoervergunningen waarbij als eerste voorwaarde voor invoer op het grondgebied van de partij van invoer, aan de be- voegde instantie een aanvraag of andere bescheiden (dan die welke voor douanedoeleinden zijn vereist) moeten worden overgelegd.
Artikel 27
Staatshandelsondernemingen
1. Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt onder „staats- handelsondernemingen” verstaan, overheids- en niet-overheids- ondernemingen, ongeacht de plaats van vestiging, op centraal en lager niveau, waaronder begrepen afzetorganisaties, waaraan exclusieve of bijzondere rechten of voorrechten zijn toegekend, waaronder wettelijke of constitutionele bevoegdheden, bij de uitoefening waarvan zij door hun aan- of verkopen de hoogte of richting van de in- en uitvoer beïn- vloeden8).
2. De partijen erkennen dat staatshandelsondernemingen door hun wijze van bedrijfsvoering geen handelsbelemmeringen mogen creëren en gaan derhalve de in dit artikel neergelegde verplichtingen aan.
3. De partijen bevestigen opnieuw hun bestaande rechten en verplich- tingen uit hoofde van artikel XVII van GATT 1994, de aantekeningen en aanvullende bepalingen daarbij, en het Memorandum van Overeen- stemming betreffende de interpretatie van artikel XVII van de GATT 1994, welke mutatis mutandis in deze overeenkomst zijn opgenomen en daarvan een integrerend deel uitmaken.
4. De partijen zien er met name op toe dat staatshandelsondernemin- gen bij hun aan- en verkopen, en steeds wanneer zij een bevoegdheid
8) Voor de duidelijkheid wordt opgemerkt dat de alcoholondernemingen die opereren in het kader van het in artikel 336 van de Grondwet van Colombia bedoelde „monopolio rentístico” onder deze definitie van staatshandelsonderne- mingen vallen.
uitoefenen, waaronder een eventuele wettelijke of constitutionele be- voegdheid, die een partij op centraal of lager niveau aan deze onderne- mingen heeft gedelegeerd, voldoen aan de verplichtingen die de partijen in deze overeenkomst aangaan.
5. De bepalingen van dit artikel laten de rechten en verplichtingen die voor partijen voortvloeien uit titel VI (Overheidsopdrachten) onverlet.
6. In de context van de kennisgeving die de partijen ingevolge artikel XVII van de GATT 1994 verrichten, streeft een partij wie om aanvul- lende informatie is verzocht over het effect van staatshandelsonderne- mingen op de bilaterale handel, naar maximale transparantie in haar reactie op een dergelijk informatieverzoek, voor zover de verzoekende partij die informatie nodig heeft om te kunnen bepalen of de staatshan- delsondernemingen voldoen aan de toepasselijke verplichtingen van deze overeenkomst, overeenkomstig de bepalingen van artikel XVII, lid 4, onder d), van de GATT 1994 betreffende vertrouwelijke informatie.
AFDELING 4 LANDBOUWPRODUCTEN
Artikel 28
Toepassingsgebied
Deze afdeling is van toepassing op de maatregelen die de partijen vaststellen of handhaven met betrekking tot de onderlinge handel in landbouwproducten, hierna „landbouwproducten” genoemd, die vallen onder de definitie van bijlage I van de WTO-overeenkomst inzake land- bouw, hierna de „landbouwovereenkomst” genoemd9).
Artikel 29
Landbouwvrijwaringsmaatregelen
1. In afwijking van het bepaalde in artikel 22 mag een partij ten aan- zien van landbouwproducten van oorsprong die zijn opgenomen in haar lijst in bijlage IV (Landbouwvrijwaringsmaatregelen) een landbouwvrij- waringsmaatregel in de vorm van aanvullende invoerrechten toepassen, mits is voldaan aan de voorwaarden van dit artikel. Het tarief van een
9) Voor de toepassing van dit artikel omvatten landbouwproducten voor Co- lombia ook de volgende onderverdelingen: 2905.45.00, 3302.10.10, 3302.10.90, 3823.11.00, 3823.12.00, 3823.13.00, 3823.19.00, 3823.70.10, 3823.70.20, 3823.70.30, 3823.70.90, 3824.60.00.
aanvullend invoerrecht of van enig ander douanerecht op bedoelde pro- ducten bedraagt ten hoogste het laagste van de volgende rechten:
a. het toegepaste meestbegunstigingsrecht; of
b. het basisrecht dat staat vermeld in bijlage I (Lijsten inzake tarief- afschaffing).
2. Een partij mag voor de duur van één kalenderjaar een op hoeveel- heid gebaseerde vrijwaringsmaatregel toepassen indien bij de binnen- komst van een product van oorsprong in haar douanegebied de totale hoeveelheid die dat jaar van bedoeld product is ingevoerd, het in de lijst van de partij in bijlage IV (Landbouwvrijwaringsmaatregelen) gespeci- ficeerde drempelvolume overstijgt.
3. Een krachtens de leden 1 en 2 toegepast aanvullend recht dient in overeenstemming te zijn met de lijst van de partij in bijlage IV (Land- bouwvrijwaringsmaatregelen).
4. Geen van partijen mag met betrekking tot hetzelfde product tege- lijkertijd een landbouwvrijwaringsmaatregel krachtens dit artikel en een van de volgende maatregelen toepassen:
a. een vrijwaringsmaatregel krachtens het bepaalde in hoofdstuk 2 (Handelsmaatregelen); of
b. een maatregel als bedoeld in artikel XIX van de GATT 1994 en de vrijwaringsovereenkomst.
5. Geen van de partijen mag een landbouwvrijwaringsmaatregel vast- stellen of handhaven:
a. vanaf de datum dat een product vrijstelling van invoerrechten geniet krachtens bijlage I (Lijsten inzake tariefafschaffing), behalve als onder b) anders is bepaald; of
b. na het verstrijken van de overgangsperiode die is gespecificeerd in de lijst van de partij in bijlage IV (Landbouwvrijwaringsmaatregelen); of
c. die een douanerecht binnen een tariefcontingent verhoogt.
6. Binnen tien dagen na het toepassen van een landbouwvrijwarings- maatregel krachtens de leden 1 en 2, stelt de partij die de maatregel toe- past, de betrokken partij van uitvoer daarvan schriftelijk in kennis en verstrekt zij haar de relevante data en een motivering van de maatregel. De partij die de maatregel toepast, biedt de betrokken partij van uitvoer de gelegenheid om in overleg te treden over de voorwaarden waaronder de maatregel overeenkomstig bedoelde leden zal worden toegepast.
7. Elke partij behoudt de rechten en verplichtingen die voor haar voortvloeien uit artikel 5 van de landbouwovereenkomst, behalve voor de handel in landbouwproducten die voorwerp zijn van een preferen- tiële behandeling.
Prijstranchesysteem
Tenzij in deze overeenkomst anders is bepaald,
a. mag Colombia het prijstranchesysteem toepassen dat bij Besluit 371 van de Andesgemeenschap, alsmede wijzigingen daarop, is vastge- steld, dan wel latere systemen voor de landbouwproducten die onder dat besluit vallen;
b. mag Peru het prijstranchesysteem toepassen dat bij Besluit 115- 2001-EF, alsmede wijzigingen daarop, is vastgesteld, dan wel latere sys- temen voor de landbouwproducten die onder dat besluit vallen.
Artikel 31
Invoerprijssysteem
Tenzij in deze overeenkomst anders is bepaald, mag de EU het invoer- prijssysteem toepassen dat is vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1580/ 2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepa- lingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit, alsmede wijzigingen daarop, dan wel latere systemen.
Artikel 32
Uitvoersubsidies en andere maatregelen van gelijke werking
1. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder „uitvoersubsidies” verstaan, uitvoersubsidies in de zin van artikel 1, onder e), van de land- bouwovereenkomst en eventuele wijzigingen van dat artikel.
2. De partijen werken in het kader van de WTO gezamenlijk aan een akkoord over de afschaffing van uitvoersubsidies en andere maatregelen van gelijke werking voor landbouwproducten.
3. Vanaf de inwerkingtreding van deze overeenkomst handhaven de partijen geen, en onthouden zij zich van het invoeren of opnieuw invoe- ren van, uitvoersubsidies of andere maatregelen van gelijke werking voor landbouwproducten die zijn bestemd voor het grondgebied van een andere partij en die in overeenstemming met bijlage I (Lijsten inzake tariefafschaffing) volledig en onmiddellijk zijn geliberaliseerd dan wel op termijn volledig worden geliberaliseerd en waarvoor bij de inwer- kingtreding van de overeenkomst een van rechten vrijgesteld contingent geldt.
5. Onverminderd het bepaalde in de leden 3 en 4 geldt dat wanneer een partij subsidies of andere maatregelen van gelijke werking hand- haaft, invoert of opnieuw invoert met betrekking tot de uitvoer naar een andere partij van geheel of ten dele geliberaliseerde landbouwproducten, de partij van invoer, voor de duur dat de maatregel gehandhaafd blijft, een aanvullend recht kan heffen waarmee de invoerrechten van het betrokken product worden verhoogd tot maximaal het toegepaste meest- begunstigingsrecht of, indien dat lager is, het basisrecht als vermeld in bijlage I (Lijsten inzake tariefafschaffing).
6. Voor de afschaffing van het aanvullende recht dat overeenkomstig lid 5 wordt geheven, verstrekt de partij van uitvoer de partij van invoer gedetailleerde informatie waaruit blijkt dat aan de bepalingen van dit artikel is voldaan.
Artikel 33
Beheer en toepassing van tariefcontingenten
1. De partijen dragen zorg voor het beheer en de toepassing van de in bijlage I (Lijsten inzake tariefafschaffing) gespecificeerde tariefcon- tingenten voor de invoer van landbouwproducten, overeenkomstig arti- kel XIII van de GATT 1994, met inbegrip van de aantekeningen daarbij, en de overeenkomst invoervergunningen.
2. De partijen beheren de tariefcontingenten voor de invoer van land- bouwproducten op basis van het beginsel dat wie het eerst komt, het eerst maalt.
3. Op verzoek van een partij van uitvoer treedt een partij van invoer met de partij van uitvoer in overleg over het beheer van de tariefcontin- genten van de partij van invoer. Dit overleg komt in de plaats van het in artikel 301 bedoelde overleg, mits het beantwoordt aan de vereisten van lid 9 van dat artikel.
HANDELWIJZE BIJ ADMINISTRATIEVE FOUTEN
Artikel 34
Handelwijze bij administratieve fouten
Indien de bevoegde autoriteiten van een partij bij het beheer van de preferentiële uitvoerregeling een fout hebben gemaakt, met name bij de toepassing van de bepalingen van bijlage II (Definitie van het begrip
„producten van oorsprong” en methoden van administratieve samenwer- king), en deze fout gevolgen heeft voor de invoerrechten, kan elke par- tij die met deze gevolgen wordt geconfronteerd, het Handelscomité ver- zoeken na te gaan of passende maatregelen kunnen worden genomen om de situatie op te lossen, nadat de betrokken partijen eerst binnen het in artikel 68 beschreven subcomité Douane, handelsbevordering en oor- sprongsregels, de technische aspecten van de kwestie hebben besproken. Het besluit van het Handelscomité over passende maatregelen wordt bij consensus van de betrokken partijen vastgesteld.
AFDELING 6 SUBCOMITÉS
Artikel 35
Subcomité Markttoegang
1. De partijen richten een subcomité Markttoegang op, dat is samen- gesteld uit vertegenwoordigers van elke partij.
2. Het subcomité komt op verzoek van een partij of het Handelsco- mité bijeen voor het bespreken van uit dit hoofdstuk voortvloeiende kwesties die niet tot het werkterrein van een ander subcomité behoren.
3. Het subcomité heeft onder meer de volgende taken:
a. bevorderen van de handel in goederen tussen de partijen, onder meer door het voeren van overleg over een versnelde en ruimere afschaf- fing van douanerechten ingevolge deze overeenkomst, alsmede, waar passend, over andere kwesties;
b. bespreken van niet-tarifaire maatregelen die de handel in goederen tussen de partijen kunnen beperken en zulke aangelegenheden waar nodig voorleggen aan het Handelscomité;
c. het Handelscomité adviseren en aanbevelingen doen over samen- werkingsbehoeften met betrekking tot markttoegang;
Artikel 36
Subcomité Landbouw
1. De partijen richten een subcomité Landbouw op, dat is samenge- steld uit vertegenwoordigers van de EU en elk overeenkomstsluitend Andesland.
2. Het subcomité Landbouw heeft de volgende taken:
a. toezicht op en bevorderen van de samenwerking bij de uitvoering en het beheer van afdeling 4, teneinde de handel in landbouwproducten tussen de partijen te bevorderen;
b. wegnemen van ongerechtvaardigde belemmeringen in de handel in landbouwproducten tussen de partijen;
c. beraadslagen over kwesties in verband met afdeling 4, in overleg met andere relevante subcomités, werkgroepen of andere gespeciali- seerde organen die krachtens deze overeenkomst zijn opgericht;
d. evalueren van de ontwikkeling van de handel in landbouwproduc- ten tussen de partijen en van de gevolgen van deze overeenkomst voor de landbouwsector van elke partij, alsook de werking van de instrumen- ten waarin deze overeenkomst voorziet, en het doen van aanbevelingen aan het Handelscomité over passende acties;
e. verrichten van aanvullende werkzaamheden die hem door het Han- delscomité worden opgedragen;
f. verslag uitbrengen aan het Handelscomité van de resultaten van de werkzaamheden die krachtens dit lid zijn uitgevoerd.
3. Het subcomité Landbouw komt ten minste eenmaal per jaar bijeen. Onder bijzondere omstandigheden komt het subcomité op verzoek van een partij en met instemming van de overige partijen uiterlijk dertig dagen na de datum van dat verzoek bijeen. Vergaderingen van het sub- comité kunnen ook op bilateraal niveau plaatsvinden en worden dan voorgezeten door een vertegenwoordiger van de partij die als gastheer optreedt.
4. Het subcomité Landbouw besluit bij consensus.
HOOFDSTUK 2 HANDELSMAATREGELEN AFDELING 1
ANTIDUMPING- EN COMPENSERENDE MAATREGELEN
Artikel 37
Algemene bepalingen
1. De partijen bevestigen opnieuw hun rechten en verplichtingen uit hoofde van de antidumpingovereenkomst, de subsidieovereenkomst en de WTO-overeenkomst betreffende oorsprongsregels, hierna de „over- eenkomst oorsprongsregels” genoemd.
2. Wanneer de autoriteit van de Andesgemeenschap namens twee of meer van haar leden een antidumping- of compenserende maatregel toe- past of een prijsverbintenis aanvaardt, is de bevoegde rechterlijke instan- tie van de Andesgemeenschap het enige forum voor rechterlijke toetsing.
3. De partijen dragen er zorg voor dat regionale en nationale autori- teiten met betrekking tot hetzelfde product niet tegelijkertijd meerdere antidumpingmaatregelen toepassen. Hetzelfde geldt voor compenserende maatregelen.
Artikel 38
Transparantie
1. Handelsmaatregelen moeten volgens de toepasselijke WTO- voorschriften worden genomen en moeten op een transparant systeem gebaseerd zijn.
2. Zich bewust van de voordelen van rechtszekerheid en voorspel- baarheid voor marktdeelnemers, draagt elke partij er zorg voor dat haar interne wetgeving inzake handelsmaatregelen volledig in overeenstem- ming is met de toepasselijke WTO-voorschriften.
3. Onverminderd artikel 6, lid 5, van de antidumpingovereenkomst en artikel 12, lid 4, van de subsidieovereenkomst draagt elke partij er zorg voor dat na de instelling van voorlopige maatregelen zo spoedig als vol- gens de interne wetgeving mogelijk is, maar in elk geval vóór de uitein- delijke vaststelling ervan, de belangrijkste feiten en overwegingen die aan de beslissing tot het al dan niet toepassen van maatregelen ten grondslag liggen, volledig en duidelijk worden meegedeeld. Bedoelde
feiten en overwegingen moeten schriftelijk worden meegedeeld, en be- langhebbenden moeten voldoende tijd krijgen om opmerkingen te ma- ken.
4. Op verzoek van belanghebbenden worden zij bij het onderzoek naar handelsmaatregelen door de onderzoeksautoriteit gehoord, mits het onderzoek daardoor niet onnodig wordt vertraagd.
Artikel 39
Algemene belangen
In overeenstemming met hun interne wetgeving stellen de EU en Colombia industriële gebruikers en importeurs van het onderzochte pro- duct, alsook, in voorkomend geval, representatieve consumentenorgani- saties in de gelegenheid informatie te verstrekken die relevant is voor het onderzoek. De onderzoeksautoriteit houdt met bedoelde informatie rekening voor zover deze relevant is, met bewijzen gestaafd is en ver- strekt is binnen de termijn die in de interne wetgeving is voorgeschreven.
Artikel 40
Regel van het laagste recht
Niettegenstaande hun rechten uit hoofde van de antidumping- en sub- sidieovereenkomst met betrekking tot de toepassing van antidumping- en compenserende rechten, achten de EU en Colombia het wenselijk dat het toegepaste recht lager is dan de overeenkomstige dumping- of sub- sidiemarge, wanneer de schade voor de binnenlandse bedrijfstak ook door een lager recht ongedaan kan worden gemaakt.
Artikel 41
Onderzoeksautoriteiten
Voor de toepassing van deze afdeling wordt verstaan onder:
– „onderzoeksautoriteit”:
a. met betrekking tot Colombia: het ministerie van Handel, indus- trie en toerisme, dan wel de opvolger daarvan;
b. met betrekking tot Peru: het Instituto Nacional de Defensa de la Competencia y de la Protección de la Propiedad Intelectual, dan wel de opvolger daarvan;
c. met betrekking tot de EU: de Europese Commissie.
Uitsluiting van de procedure voor geschillenbeslechting
Titel XII (Geschillenbeslechting) is niet van toepassing op deze afdeling.
AFDELING 2
MULTILATERALE VRIJWARINGSMAATREGELEN
Artikel 43
Algemene bepalingen
Elke partij behoudt de rechten en verplichtingen die voortvloeien uit artikel XIX van de GATT 1994, de vrijwaringsovereenkomst en de over- eenkomst oorsprongsregels.
Artikel 44
Transparantie
In afwijking van het bepaalde in artikel 43 geeft een partij die een vrijwaringsonderzoek opent of voornemens is vrijwaringsmaatregelen te treffen, op verzoek van een andere partij onmiddellijk ad hoc schrifte- lijk kennis van alle relevante informatie, met inbegrip van, voor zover van toepassing, informatie over de start van het onderzoek en de voor- lopige en definitieve vaststelling van de feiten.
Artikel 45
Niet-gelijktijdige toepassing van vrijwaringsmaatregelen
De partijen mogen met betrekking tot hetzelfde product niet tegelij- kertijd toepassen:
a. een bilaterale vrijwaringsmaatregel overeenkomstig afdeling 3 (Bi- laterale vrijwaringsmaatregelen) van dit hoofdstuk; en
b. een maatregel als bedoeld in artikel XIX van de GATT 1994 en de vrijwaringsovereenkomst.
Artikel 46
Onderzoeksautoriteit
Voor de toepassing van deze afdeling wordt onder „onderzoeksauto- riteit” verstaan:
a. met betrekking tot Colombia: het ministerie van Handel, industrie en toerisme, dan wel de opvolger daarvan;
b. met betrekking tot Peru: het Instituto Nacional de Defensa de la Competencia y de la Protección de la Propiedad Intelectual; en
c. met betrekking tot de EU: de Europese Commissie.
Artikel 47
Uitsluiting van de procedure voor geschillenbeslechting
Titel XII (Geschillenbeslechting) is niet van toepassing op deze afde- ling, met uitzondering van artikel 45.
AFDELING 3
BILATERALE VRIJWARINGSMAATREGELEN
Artikel 48
Toepassing van bilaterale vrijwaringsmaatregelen
1. Onverminderd het bepaalde in afdeling 2 (Multilaterale vrijwa- ringsmaatregelen) mag de partij van invoer onder de in deze afdeling vervatte voorwaarden en volgens de in deze afdeling neergelegde proce- dures passende maatregelen vaststellen, indien als gevolg van concessies uit hoofde van deze overeenkomst een product van oorsprong uit een partij in dermate toegenomen hoeveelheden – in absolute zin of in ver- houding tot de binnenlandse productie – en onder zodanige voorwaar- den op het grondgebied van een andere partij wordt ingevoerd dat bin- nenlandse producenten die soortgelijke of rechtstreeks concurrerende producten vervaardigen, daarvan ernstige schade ondervinden of dreigen te ondervinden.
2. Een partij mag alleen tijdens de overgangsperiode bilaterale vrij- waringsmaatregelen toepassen10).
10) De overgangsperiode is een periode van tien jaar gerekend vanaf de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst. Voor producten ten aanzien waar- van de lijst in bijlage I (Lijsten inzake tariefafschaffing) van de partij die de maat- regel toepast, voorziet in een tariefafschaffingsperiode van tien jaar of meer, bedraagt de overgangsperiode de in die lijst voor dat product opgenomen tarief- afschaffingsperiode plus drie jaar.
Kennisgeving en overleg
1. Een partij stelt de betrokken partij van uitvoer onmiddellijk in ken- nis van de opening van een onderzoek en de toepassing van voorlopige en definitieve maatregelen.
2. Wanneer een partij meent dat er sprake is van de in artikel 48 genoemde omstandigheden en derhalve toepassing of verlenging van een definitieve maatregel gerechtvaardigd is, stelt zij de benadeelde partij in de gelegenheid met haar overeenkomstig de wetgeving van elke partij overleg te plegen, teneinde de beschikbare informatie te onderzoeken, van gedachten te wisselen over de toepassing of verlenging van de maat- regel en een wederzijds bevredigende oplossing te vinden.
3. Het in lid 2 bedoelde overleg begint binnen 15 dagen nadat de benadeelde partij van de onderzoeksautoriteit de uitnodiging voor over- leg heeft ontvangen.
4. Indien binnen 45 dagen na de datum van ontvangst van de uitno- diging voor overleg door de benadeelde partij geen bevredigende oplos- sing is bereikt, kan de partij van invoer maatregelen vaststellen om over- eenkomstig het bepaalde in deze afdeling de situatie te herstellen.
5. Een partij kan zonder voorafgaand overleg een voorlopige bilate- rale vrijwaringsmaatregel toepassen.
Artikel 50
Soorten maatregelen
Wanneer een partij van invoer krachtens artikel 48 een bilaterale vrij- waringsmaatregel toepast, kan deze uit een of meer van de volgende maatregelen bestaan:
a. opschorting van de verdere verlaging van het douanerecht voor het betrokken product overeenkomstig de lijst van die partij in bijlage I (Lijsten inzake tariefafschaffing), of
b. verhoging van het douanerecht op het betrokken product tot maxi- maal het meestbegunstigingsrecht dat op het moment van de maatregel voor dat product geldt, of, indien dat lager is, het basisrecht dat in de lijst van die partij in bijlage I (Lijsten inzake tariefafschaffing) staat ver- meld.
Onderzoeksprocedure
1. Een partij mag pas een bilaterale vrijwaringsmaatregel toepassen nadat de bevoegde instanties van die partij overeenkomstig artikel 3 van de vrijwaringsovereenkomst een onderzoek hebben ingesteld, waartoe dat artikel mutatis mutandis in deze overeenkomst wordt opgenomen en tot een integrerend deel daarvan wordt gemaakt.
2. Een onderzoek als bedoeld in lid 1 voldoet aan de vereisten van artikel 4, lid 2, onder a) en c), van de vrijwaringsovereenkomst, waartoe artikel 4, lid 2, onder a) en c), van de vrijwaringsovereenkomst mutatis mutandis in deze overeenkomst wordt opgenomen en tot een integrerend deel daarvan wordt gemaakt.
3. Naast het bepaalde in lid 2 toont de onderzoekende partij middels objectief bewijs aan dat er een oorzakelijk verband bestaat tussen de stij- ging van de invoer van het product van de partij van uitvoer en ernstige schade of de dreiging van ernstige schade daardoor.
4. Elke partij draagt er zorg voor dat haar bevoegde instanties be- doeld onderzoek afronden binnen de termijn die in haar interne wetge- ving is voorgeschreven, maar in ieder geval niet later dan twaalf maan- den nadat het onderzoek is geopend.
Artikel 52
Voorwaarden en duur van een maatregel
1. De partijen mogen een bilaterale vrijwaringsmaatregel slechts toe- passen met inachtneming van de volgende beperkingen:
a. de maatregel mag alleen worden toegepast voor zover en zo lang zij noodzakelijk is om ernstige schade als bedoeld in artikel 48 te voor- komen of te herstellen;
b. de maatregel mag niet langer duren dan twee jaar, welke termijn bij uitzondering met twee jaar kan worden verlengd indien:
i. de bevoegde instanties van de partij van invoer overeenkomstig de toepasselijke procedures van artikel 51 bepalen dat de maat- regel noodzakelijk blijft om ernstige schade als bedoeld in arti- kel 48 te voorkomen of te herstellen; en
ii. er bewijzen zijn voor aanpassing van de binnenlandse bedrijfs- tak.
De totale toepassingsduur van een vrijwaringsmaatregel, inclusief de aanvankelijke toepassingsduur en een eventuele verlenging, bedraagt niet meer dan vier jaar.
2. Wanneer een partij een bilaterale vrijwaringsmaatregel beëindigt, is het douanerecht het recht dat volgens de lijst van die partij in bijlage I (Lijsten inzake tariefafschaffing) zonder die maatregel van toepassing zou zijn geweest.
Artikel 53
Voorlopige maatregelen
1. In kritieke omstandigheden, wanneer uitstel moeilijk te herstellen schade zou veroorzaken, mag een partij een voorlopige bilaterale vrij- waringsmaatregel toepassen nadat voorlopig is vastgesteld dat er duide- lijke bewijzen zijn voor een toename van de invoer van een product van oorsprong uit de partij van uitvoer als gevolg van de verlaging of afschaffing van rechten krachtens bijlage I (Lijsten inzake tariefafschaf- fing) en dat deze invoer ernstige schade veroorzaakt of dreigt te veroor- zaken als bedoeld in artikel 48.
2. Een voorlopige maatregel duurt niet langer dan tweehonderd da- gen, gedurende welke periode de partij die de maatregel toepast aan de voorschriften van de artikelen 49 en 51, leden 1, 2 en 3, moet voldoen.
3. De partij in kwestie betaalt krachtens lid 1 toegepaste tariefverho- gingen onverwijld terug wanneer het onderzoek niet uitwijst dat aan de vereisten van artikel 48 is voldaan. De duur van een voorlopige maatre- gel wordt meegerekend bij de in artikel 52, lid 1, onder b), bedoelde ter- mijn.
Artikel 54
Compensatie
1. Een partij die een bilaterale vrijwaringsmaatregel wil verlengen, treedt in overleg met de partij waarvan de producten zijn onderworpen aan die maatregel, teneinde overeenstemming te bereiken over een pas- sende compensatie in de vorm van concessies die in wezen een gelijk- waardig effect op het handelsverkeer hebben. De partij van invoer biedt uiterlijk 30 dagen voordat de maatregel wordt verlengd, gelegenheid voor bedoeld overleg.
2. Indien het overleg als bedoeld in lid 1 niet binnen 30 dagen nadat het aanbod daartoe is gedaan leidt tot overeenstemming over compensa- tie en de partij van invoer besluit de vrijwaringsmaatregel te verlengen, mag de partij waarvan de producten zijn onderworpen aan die maatre- gel, de toepassing opschorten van in wezen gelijkwaardige handelscon- cessies aan de partij die de maatregel verlengt.
Hernieuwde toepassing van een maatregel
De invoer van een product dat al eerder aan een vrijwaringsmaatregel als bedoeld in deze afdeling is onderworpen, mag niet opnieuw aan een dergelijke maatregel worden onderworpen, behalve één keer voor de helft van de tijd dat de maatregel eerder heeft gegolden, mits de maat- regel gedurende ten minste één jaar niet is toegepast.
Artikel 56
Ultraperifere gebieden van de Europese Unie11)
1. Wanneer een product van oorsprong uit de overeenkomstsluitende Andeslanden in dermate toegenomen hoeveelheden en onder zodanige voorwaarden op het grondgebied van de ultraperifere gebieden van de Europese Unie (hierna de „ultraperifere gebieden van de EU” genoemd) wordt ingevoerd dat de economische situatie van de ultraperifere gebie- den daardoor ernstig verslechtert of dreigt te verslechteren, kan de EU, na alternatieve oplossingen te hebben onderzocht, bij uitzondering vrij- waringsmaatregelen treffen die beperkt zijn tot het grondgebied van het betrokken gebied of de betrokken gebieden.
2. Op de vrijwaringsmaatregelen voor ultraperifere gebieden van de EU zijn de bepalingen van dit hoofdstuk van toepassing.
Artikel 57
Bevoegde instantie
Voor de toepassing van deze afdeling wordt onder bevoegde instantie verstaan:
11) Op de datum van ondertekening van deze overeenkomst zijn de ultraperi- fere gebieden van de Europese Unie: Guadeloupe, Frans-Guyana, Xxxxxxxxxx, Xxxxxxx, Xxxxx-Xxxxxx, xx Xxxxxx, Xxxxxxx xx xx Xxxxxxxxxx Xxxxxxxx. Dit arti- kel is gelijkelijk van toepassing op een land of gebied waarvan de status bij besluit van de Europese Raad wordt gewijzigd in ultraperifeer gebied overeen- komstig de procedure als bedoeld in artikel 355, lid 6, van het Verdrag betref- fende de werking van de Europese Unie, en wel vanaf de datum van vaststelling van dat besluit. In het geval dat de status van een ultraperifeer gebied van de Europese Unie via dezelfde procedure wordt gewijzigd, is dit artikel niet op dat gebied van toepassing vanaf de datum van vaststelling van het daartoe strekkende besluit van de Europese Raad. De EU stelt de overige partijen in kennis van wij- zigingen in de lijst van gebieden die als „ultraperifeer gebied” van de Europese Unie worden beschouwd.
a. met betrekking tot Colombia: het ministerie van Handel, industrie en toerisme, dan wel de opvolger daarvan;
b. met betrekking tot Peru: het ministerie van Buitenlandse handel en toerisme, dan wel de opvolger daarvan; en
c. met betrekking tot de EU: de Europese Commissie.
HOOFDSTUK 3
DOUANE EN HANDELSBEVORDERING
Artikel 58
Doelstellingen
1. De partijen erkennen het belang van douane en handelsbevordering bij de ontwikkeling van het mondiale handelsklimaat. Zij komen over- een op dit gebied nauwer samen te werken om ervoor te zorgen dat de toepasselijke wetgeving en procedures van elke partij, alsook de bestuur- lijke capaciteit van hun respectieve diensten, toereikend zijn voor een effectieve controle en handelsbevordering.
2. De partijen erkennen dat legitieme doelstellingen van overheidsbe- leid, waaronder die welke betrekking hebben op veiligheid en de bestrij- ding en voorkoming van fraude, op geen enkele wijze in het gedrang mogen komen.
Artikel 59
Douane- en handelsgerelateerde procedures
1. Elke partij stelt efficiënte, transparante en vereenvoudigde proce- dures vast om de kosten te verlagen en de voorspelbaarheid van de pro- cedures te waarborgen ten behoeve van importeurs en exporteurs.
2. De partijen komen overeen hun handels- en douanewetgeving en
-procedures te baseren op:
a. de internationale instrumenten en normen die op het gebied van douane en handel van toepassing zijn, waaronder begrepen de materiële elementen van de Herziene Overeenkomst van Kyoto inzake de vereen- voudiging en harmonisatie van douaneprocedures, hierna de „Herziene overeenkomst van Kyoto” genoemd, het Internationaal Verdrag betref- fende het geharmoniseerd systeem inzake de omschrijving en codering van goederen, hierna het „GS-Verdrag” genoemd, het Framework of Standards to Secure and Facilitate Global Trade van de Werelddouaneor- ganisatie (WDO), hierna het „WDO SAFE” genoemd, en het Customs Data Model van de WDO, hierna: het „WDO-gegevensmodel” ge- noemd;
b. de bescherming en bevordering van het handelsverkeer door een effectieve handhaving en naleving van wettelijke voorschriften;
c. redelijke en niet-discriminatoire voorschriften voor marktdeelne- mers, waardoor fraude wordt voorkomen;
d. het gebruik van een enkel administratief document of elektronisch equivalent daarvan voor het doen van douaneaangiften ten invoer en ten uitvoer;
e. de toepassing van moderne douanetechnieken, zoals risicobeoorde- ling, vereenvoudigde procedures voor de binnenkomst en vrijgave van goederen, controles na de vrijgave en methoden voor de controle van bedrijfsboekhoudingen;
f. de geleidelijke ontwikkeling van systemen, met inbegrip van sys- temen die op informatietechnologie zijn gebaseerd, voor het faciliteren van de elektronische gegevensuitwisseling tussen marktdeelnemers, dou- anediensten en andere verwante instanties. Te dien einde werkt elke par- tij, voor zover mogelijk, aan de geleidelijke invoering van een één-loket- systeem voor het vergemakkelijken van de handel met het buitenland;
g. regels die voorzien in straffen voor overtredingen van douane- of procedurevoorschriften die proportioneel en niet-discriminatoir zijn en waarvan de toepassing niet tot onnodige vertragingen in de vrijgave van goederen leidt;
h. redelijke vergoedingen en heffingen, die niet hoger zijn dan de kos- ten van de dienst die in verband met een specifieke transactie wordt ver- leend en niet ad valorem worden berekend. Voor consulaire diensten worden geen vergoedingen en heffingen opgelegd;
i. de afschaffing van eisen die inspecties of gelijkwaardige maatrege- len vóór verzending verplicht stellen;
j. de noodzaak dat alle bevoegde overheidsinstanties die betrokken zijn bij de controle en fysieke inspectie van in- en uitvoerproducten, hun werkzaamheden, voor zover mogelijk, gelijktijdig en op een enkele plaats verrichten.
3. Teneinde de werkmethoden te verbeteren en te zorgen voor een niet-discriminatoire, transparante, efficiënte en integere werkwijze waar- voor verantwoording wordt afgelegd, neemt elke partij de volgende maatregelen:
a. verminderen, vereenvoudigen en standaardiseren van de gegevens en bescheiden die de douane en andere diensten verlangen;
b. vereenvoudigen, waar mogelijk, van eisen en formaliteiten voor het inklaren en vrijgeven van goederen, zodat goederen al kunnen wor- den vrijgegeven voordat de douanerechten zijn betaald, mits overeen- komstig de interne wetgeving zekerheid wordt gesteld voor betaling van de verschuldigde rechten, vergoedingen en heffingen;
c. zorgen voor effectieve, snelle, niet-discriminatoire en gemakkelijk toegankelijke beroepsprocedures tegen administratieve beslissingen van
de douane die gevolgen hebben voor de in-, uit- en doorvoer van goe- deren. Deze procedures zijn gemakkelijk toegankelijk, ook voor micro- ondernemingen en KMO’s;
d. ervoor zorgen dat de hoogste integriteitsnormen in stand worden gehouden, door maatregelen die in overeenstemming zijn met de in internationale overeenkomsten en instrumenten ter zake neergelegde beginselen.
Artikel 60
Bindende informatie vooraf
1. Op schriftelijk verzoek en voorafgaand aan de invoer van een pro- duct op haar grondgebied, verstrekt elk partij via haar bevoegde instan- ties en overeenkomstig haar interne wet- en regelgeving vooraf schrifte- lijk bindende informatie (advance rulings) over de tariefindeling, de oorsprong of enige andere kwestie die volgens de partijen hiervoor in aanmerking komt.
2. Behoudens vereisten inzake vertrouwelijkheid in haar interne recht, maakt elke partij haar bindende informatie vooraf over tariefindeling en enige andere kwestie die volgens partijen hiervoor in aanmerking komt, algemeen bekend, indien mogelijk langs elektronische weg.
3. Om de handel te bevorderen, houden de partijen elkaar in hun bila- terale overleg regelmatig op de hoogte van wijzigingen in hun respec- tieve wetgeving met betrekking tot de in de leden 1 en 2 bedoelde kwes- ties.
4. Alle procedurele kwesties in verband met de verstrekking van bin- dende informatie vooraf worden geregeld bij de interne wetgeving van elke partij, in overeenstemming met de internationale normen van de WDO. De procedures worden algemeen bekend en toegankelijk ge- maakt.
Artikel 61
Risicobeheer
1. Elke partij gebruikt risicobeheerssystemen om haar douaneautori- teiten in staat te stellen hun inspecties te concentreren op risicotransac- ties, en goederen met een laag risico sneller vrij te geven.
2. De partij van invoer neemt nota van de inspanningen van de partij van uitvoer met betrekking tot de beveiliging van de toeleveringsketen.
3. De partijen werken aan het uitwisselen van informatie over de risi- cobeheerstechnieken die door hun respectieve douaneautoriteiten wor- den toegepast, met inachtneming van de vertrouwelijkheid van die infor- matie, en dragen, waar nodig, hun kennis over.
Artikel 62
Geautoriseerde marktdeelnemer
De partijen bevorderen de tenuitvoerlegging van het begrip „geauto- riseerde markdeelnemer”, overeenkomstig WDO SAFE. De partijen ver- lenen marktdeelnemers die voldoen aan de veiligheidseisen die in hun douanewetgeving zijn neergelegd, de status van „geautoriseerde markt- deelnemer” en verstrekken hun voordelen op het terrein van de handelsbevordering.
Artikel 63
Doorvoer
1. De partijen waarborgen de vrije doorvoer over hun grondgebied via de route die daarvoor het meest geschikt is.
2. Eventuele beperkingen, controles of vereisten moeten gebaseerd zijn op een legitiem doel van overheidsbeleid en moeten niet- discriminatoir en evenredig zijn en overal op dezelfde wijze worden toe- gepast.
3. Onverminderd rechtmatige douanecontroles op goederen in door- voer, behandelen partijen de doorvoer van goederen naar of uit het gebied van een andere partij niet minder gunstig dan de doorvoer van goederen via hun grondgebied.
4. De partijen hanteren entrepotregelingen waarmee goederen, behou- dens een passende zekerheidsstelling, zonder betaling van rechten en andere heffingen kunnen worden doorgevoerd.
5. De partijen bevorderen regionale regelingen voor doorvoer om handelsbelemmeringen te verminderen.
6. De partijen passen internationale normen en instrumenten in ver- band met de doorvoer toe.
7. De partijen zien erop toe dat alle betrokken instanties en diensten op hun grondgebied samenwerken en met elkaar overleggen om de door- voer te vergemakkelijken en de grensoverschrijdende samenwerking te bevorderen.
Relaties met het bedrijfsleven
De partijen:
a. zien erop toe dat alle douanewetten en -procedures, alsook doua- nerechten, vergoedingen en heffingen algemeen bekend worden ge- maakt, voor zover mogelijk langs elektronische weg en waar nodig met een toelichting;
b. zien erop toe dat, voor zover mogelijk, een redelijke termijn wordt betracht tussen de bekendmaking en de inwerkingtreding van nieuwe of gewijzigde douanewetgeving en -procedures, alsook van nieuwe of ge- wijzigde douanerechten, vergoedingen en heffingen;
c. bieden het bedrijfsleven de gelegenheid opmerkingen te maken over douanegerelateerde wetgevingsvoorstellen en procedures. Hiertoe richt elke partij mechanismen voor overleg tussen de douaneautoriteiten en het bedrijfsleven op;
d. geven algemene bekendheid aan berichten van administratieve aard, met name over de voorschriften voor douane-expediteurs, proce- dures bij de binnenkomst van goederen, openingstijden en werkwijzen van douanekantoren in havens en bij grensposten, en adressen voor het inwinnen van informatie;
e. bevorderen de samenwerking tussen marktdeelnemers en relevante diensten door gebruik te maken van niet-arbitraire en voor iedereen toe- gankelijke procedures, teneinde fraude en illegale activiteiten te bestrij- den, de veiligheid van de toeleveringsketen te vergroten en de handel te bevorderen; en
f. zien erop toe dat voorschriften en procedures op douanegebied en aanverwante gebieden, aan de behoeften van de handel blijven beant- woorden, dat hierbij beste praktijken worden gevolgd en dat de handel hierdoor zo min mogelijk wordt beperkt.
Artikel 65
Douanewaarde
De Overeenkomst inzake de toepassing van artikel VII van GATT 1994, hierna de „Overeenkomst inzake de douanewaarde” genoemd, regelt de voorschriften voor de vaststelling van de douanewaarde die voor de handel tussen de partijen gelden.
Artikel 66
Douanesamenwerking
1. De partijen bevorderen en faciliteren de samenwerking tussen hun respectieve douanediensten voor het realiseren van de in dit hoofdstuk
genoemde doelstellingen, in het bijzonder de vereenvoudiging van dou- aneprocedures en de bevordering van rechtmatige handel zonder dat dit ten koste gaat van hun controlecapaciteit.
2. De in lid 1 bedoelde samenwerking omvat onder meer:
a. uitwisselen van informatie over douanewetgeving, -procedures en
-technieken op de volgende terreinen:
i. vereenvoudiging en modernisering van douaneprocedures;
ii. relaties met het bedrijfsleven;
b. gezamenlijk initiatieven ontplooien op overeengekomen gebieden;
c. het bevorderen van coördinatie tussen verwante diensten.
3. Samenwerking tussen douaneautoriteiten bij de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten gebeurt overeenkomstig het bepaalde in titel VII (Intellectuele eigendom).
Artikel 67
Wederzijdse bijstand
De partijen verlenen elkaar administratieve bijstand in douanezaken overeenkomstig het bepaalde in bijlage V (Wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken).
Artikel 68
Subcomité Douane, handelsbevordering en oorsprongsregels
1. De partijen richten een subcomité Douane, handelsbevordering en oorsprongsregels op, dat is samengesteld uit vertegenwoordigers van elke partij. Dit subcomité vergadert op een datum en volgens een agenda die vooraf in onderling overleg door de partijen zijn vastgesteld en wordt door de partijen beurtelings voor één jaar voorgezeten. Het brengt ver- slag uit aan het Handelscomité.
2. Het subcomité heeft onder meer de volgende taken:
a. monitoren van de uitvoering en het beheer van dit hoofdstuk en van bijlage II (Definitie van het begrip „producten van oorsprong” en methoden van administratieve samenwerking);
b. bieden van een forum voor overleg en discussie over alle douane- aangelegenheden, zoals specifieke douaneprocedures, douanewaarde, ta- riefstelsels, douanenomenclatuur, samenwerking tussen douanediensten en wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken;
c. bieden van een forum voor overleg en discussie over kwesties in verband met oorsprongsregels en administratieve samenwerking;
e. indienen van voorstellen bij het Handelscomité voor wijzigingen van bijlage II (Definitie van het begrip „producten van oorsprong” en methoden van administratieve samenwerking);
f. bieden van een forum voor overleg en discussie over verzoeken tot oorsprongscumulatie krachtens de artikelen 3 en 4 van bijlage II (Defi- nitie van het begrip „producten van oorsprong” en methoden van administratieve samenwerking);
g. zoeken van een wederzijds bevredigende oplossing wanneer een geschil ontstaat na een verificatieprocedure als bedoeld in artikel 31 van bijlage II (Definitie van het begrip „producten van oorsprong” en metho- den van administratieve samenwerking);
h. zoeken van een wederzijds bevredigende oplossing wanneer een geschil ontstaat over de tariefindeling van goederen. Wanneer het geschil niet langs deze weg kan worden beslecht, wordt het doorverwezen naar het Comité voor het geharmoniseerd systeem van de WDO. De beslui- ten van dit comité zijn voor de betrokken partijen bindend.
3. De partijen kunnen besluiten tot het houden van ad- hocvergaderingen over douanesamenwerking, oorsprongsregels of we- derzijdse administratieve bijstand.
Artikel 69
Technische bijstand betreffende douane en handelsbevordering
1. De partijen erkennen het belang van technische bijstand op het ter- rein van douane en handelsbevordering voor het nakomen van de ver- bintenissen die in dit hoofdstuk zijn neergelegd.
2. De partijen komen overeen met name, maar niet uitsluitend, op de volgende punten samen te werken:
a. vergroting van de institutionele samenwerking tussen de partijen;
b. verstrekking van expertise en capaciteitsopbouw op het terrein van wetgeving en techniek voor het ontwikkelen en handhaven van douane- wetgeving;
c. toepassing van moderne douanetechnieken, waaronder technieken voor risicobeheer, bindende informatie vooraf, douanewaarde, vereen- voudigde procedures voor de binnenkomst en vrijgave van goederen, controles na de vrijgave, methoden voor de controle van bedrijfsboek- houdingen en geautoriseerde marktdeelnemers;
d. invoering van procedures en werkwijzen die zoveel mogelijk in overeenstemming zijn met internationale instrumenten en normen op het
gebied van douane en handel, met inbegrip van WTO-voorschriften en WDO-instrumenten en -normen, waaronder de herziene Overeenkomst van Kyoto en WDO SAFE;
e. vereenvoudiging, harmonisatie en automatisering van douanepro- cedures.
Artikel 70
Tenuitvoerlegging
Artikel 59, lid 2, sub f), en artikel 60 zijn in Peru van toepassing twee jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst.
HOOFDSTUK 4
TECHNISCHE HANDELSBELEMMERINGEN
Artikel 71
Doelstellingen
De doelstellingen van dit hoofdstuk zijn:
a. vergemakkelijken en vergroten van de handel in goederen en het realiseren van daadwerkelijke markttoegang voor de partijen door een betere uitvoering van de WTO-overeenkomst inzake technische handels- belemmeringen, hierna de „TBT-overeenkomst” genoemd;
b. voorkomen van het ontstaan, of het stimuleren van de afschaffing, van onnodige technische handelsbelemmeringen;
c. vergroten van de samenwerking tussen de partijen in aangelegen- heden die onder het toepassingsgebied van dit hoofdstuk vallen.
Artikel 72
Definities
1. Voor de toepassing van dit hoofdstuk gelden de definities van bij- lage 1 bij de TBT-overeenkomst.
2. Daarnaast gelden de volgende definities:
– „voorzien van niet-permanente etiketten”: aanbrengen van informa- tie op een product door gebruik te maken van zelfklevende etiketten, hanglabels of een ander soort etiket dat kan worden verwijderd, of door de informatie bij te voegen in de verpakking;
– „voorzien van permanente etiketten”: aanbrengen van informatie op een product door deze stevig aan het product te bevestigen door bedruk- ken, aannaaien, graveren of een vergelijkbaar proces.
Relatie met de TBT-overeenkomst
De partijen bevestigen opnieuw de rechten en verplichtingen die voor hen voortvloeien uit de TBT-overeenkomst, die mutatis mutandis in deze overeenkomst is opgenomen en daarvan een integrerend deel uitmaakt.
Artikel 74
Toepassingsgebied
1. Dit hoofdstuk is van toepassing op het opstellen, vaststellen en toe- passen van technische voorschriften, normen en conformiteitsbeoorde- lingsprocedures, inclusief wijzigingen daarvan en aanvullingen daarop, die de handel in goederen tussen de partijen kunnen beïnvloeden.
2. Dit hoofdstuk is niet van toepassing op:
a. aankoopspecificaties die door overheidsorganen zijn opgesteld om te voorzien in de productie- of verbruiksbehoeften van die organen;
b. sanitaire en fytosanitaire maatregelen.
Artikel 75
Samenwerking en handelsbevordering
1. De partijen zijn het erover eens dat samenwerking tussen zowel particuliere als overheidsinstanties en -organen die betrokken zijn bij technische regelgeving, normalisatie, conformiteitsbeoordeling, accredi- tering, metrologie, grenscontrole en markttoezicht, belangrijk is voor het bevorderen van de handel tussen de partijen. Te dien einde verbinden de partijen zich tot:
a. het intensiveren van de onderlinge samenwerking om de toegang tot elkaars markten te vergemakkelijken en de kennis van en het inzicht in elkaars systemen te vergroten;
b. het in kaart brengen, ontwikkelen en bevorderen van initiatieven om de onderlinge handel te bevorderen, met inachtneming van hun res- pectieve ervaringen. Mogelijke initiatieven zijn onder meer:
i. het uitwisselen van informatie, ervaringen en gegevens, weten- schappelijke en technologische samenwerking, en het toepassen van goede werkwijzen op het terrein van de regelgeving;
ii. het vereenvoudigen van certificeringsprocedures en administra- tieve voorschriften die bij algemene of technische regelgeving zijn vastgesteld, en het afschaffen van registratie-eisen of ver- plichte voorafgaande vergunningen, voor zover die krachtens de TBT-overeenkomst overbodig zijn;
iii. werken aan de convergentie en harmonisering van technische voorschriften en conformiteitsbeoordelingsprocedures of het vaststellen van de gelijkwaardigheid ervan. Gelijkwaardigheid brengt voor de partijen niet automatisch verplichtingen mee, tenzij uitdrukkelijk anders is overeengekomen;
iv. het doen van onderzoek, bij een toekomstige herziening van de regelgeving, naar de mogelijkheid van accreditatie of aanwij- zing als middel voor de erkenning van conformiteitsbeoorde- lingsinstanties die op het grondgebied van een andere partij gevestigd zijn;
v. het bevorderen en faciliteren van de samenwerking en informatie-uitwisseling tussen relevante openbare en particu- liere organen van de partijen.
2. Wanneer een partij goederen van oorsprong uit een andere partij in een aankomsthaven vasthoudt wegens een vermeende overtreding van technische voorschriften, stelt de partij die de goederen vasthoudt de importeur onverwijld in kennis van de reden daarvan.
3. Een partij besteedt op verzoek van een andere partij naar behoren aandacht aan voorstellen van die andere partij voor samenwerkingsiniti- atieven als bedoeld in dit hoofdstuk.
Artikel 76
Technische voorschriften
1. De partijen gebruiken internationale normen als basis voor hun technische voorschriften, tenzij die internationale normen niet effectief of niet geschikt zijn voor het realiseren van het nagestreefde legitieme doel. Een partij geeft op verzoek van een andere partij de reden voor het niet gebruiken van internationale normen als basis voor haar technische voorschriften.
2. Op verzoek van een andere partij die het opstellen van een verge- lijkbaar technisch voorschrift overweegt, en om zo veel mogelijk te voorkomen dat kosten dubbel worden gemaakt, verstrekt een partij de verzoekende partij, voor zover mogelijk, alle relevante informatie, tech- nische studies, risicobeoordelingen of andere beschikbare documentatie, met uitzondering van vertrouwelijke informatie, waarop zij het technisch voorschrift in kwestie heeft gebaseerd.
Artikel 77
Normen
1. Elke partij verbindt zich tot:
b. het toepassen van het op 13 november 2000 door de WTO- Commissie technische handelsbelemmeringen vastgestelde besluit in- zake de beginselen voor de ontwikkeling van internationale normen, richtsnoeren en aanbevelingen met betrekking tot de artikelen 2 en 5 en bijlage 3 van de overeenkomst bij het vaststellen of er sprake is van een internationale norm, richtsnoer of aanbeveling in de zin van de artikelen 2 en 5 en bijlage 3 van de TBT-overeenkomst;
c. het aanmoedigen van haar normalisatie-instellingen om bij interna- tionale normalisatie-activiteiten samen te werken met de relevante normalisatie-instellingen van een andere partij. Bedoelde samenwerking kan plaatsvinden binnen de internationale normalisatie-instellingen of op regionaal niveau, wanneer de samenwerking tot stand komt op uitnodi- ging van de overeenkomstige normalisatie-instelling of op basis van een memorandum van overeenstemming dat onder meer de ontwikkeling van gemeenschappelijke normen beoogt;
d. het uitwisselen van informatie over het gebruik van normen in ver- band met technische voorschriften en er, voor zover mogelijk, op toe- zien dat normen niet bindend zijn;
e. het uitwisselen van informatie over de normalisatieprocedures van elke partij en over de mate waarin internationale, regionale of subregi- onale normen als basis voor nationale normen worden gebruikt;
f. het uitwisselen van algemene informatie over samenwerkingsover- eenkomsten met derde landen op het gebied van de normalisatie.
2. Elke partij beveelt op haar grondgebied gevestigde niet- gouvernementele normalisatie-instellingen aan de bepalingen van dit artikel in acht te nemen.
Artikel 78
Conformiteitsbeoordeling en accreditatie
1. De partijen erkennen dat er een breed scala van mechanismen bestaat die kunnen helpen bij de aanvaarding van de resultaten van op het grondgebied van een andere partij verrichte conformiteitsbeoordelin- gen. Zo kunnen de partijen overeenkomen:
a. conformiteitsverklaringen van leveranciers te erkennen;
b. de resultaten van de conformiteitsbeoordelingsprocedures van op het grondgebied van een andere partij gevestigde organen te erkennen;
c. dat een op het grondgebied van een partij gevestigd conformiteits- beoordelingsorgaan met een op het grondgebied van een andere partij gevestigd conformiteitsbeoordelingsorgaan kan afspreken de resultaten van elkaars conformiteitsbeoordelingsprocedures vrijwillig te erkennen en daarom te aanvaarden;
e. accreditatieprocedures aan te nemen om op het grondgebied van een andere partij gevestigde conformiteitsbeoordelingsorganen te erken- nen.
2. Te dien einde verbinden de partijen zich ertoe:
a. ervoor te zorgen dat niet-gouvernementele organen die bij de con- formiteitsbeoordeling worden gebruikt, met elkaar kunnen concurreren;
b. te bevorderen dat de resultaten van beoordelingen door organen die krachtens een multilaterale accreditatieovereenkomst of een overeen- komst tussen sommige van de conformiteitsbeoordelingsorganen van de partijen worden erkend, bij conformiteitsbeoordelingsprocedures worden aanvaard;
c. te overwegen onderhandelingen te openen over overeenkomsten die aanvaarding van de resultaten van conformiteitsbeoordelingen door op het grondgebied van een andere partij gevestigde organen moeten vergemakkelijken, wanneer dat in het belang van de partijen en econo- misch gerechtvaardigd is;
d. hun conformiteitsbeoordelingsorganen aan te moedigen deel te nemen aan overeenkomsten met de conformiteitsbeoordelingsorganen van een andere partij betreffende de aanvaarding van de resultaten van conformiteitsbeoordelingen.
Artikel 79
Transparantie en kennisgevingsprocedures
1. Overeenkomstig de TBT-overeenkomst stuurt elke partij de in arti- kel 10 van die overeenkomst bedoelde contactpunten langs elektronische weg, rechtstreeks dan wel via het WTO-secretariaat, de technische voor- schriften en conformiteitsbeoordelingsprocedures die zij voorstelt of die zij heeft vastgesteld om het hoofd te bieden aan ontstane of dreigende urgente problemen in verband met de veiligheid, gezondheid, milieube- scherming of nationale veiligheid. Het elektronische bericht waarin wordt kennisgegeven van een technisch voorschrift of een conformiteits- beoordelingsprocedure bevat een link naar, of een kopie van, de volle- dige tekst van het document dat aanleiding gaf tot de kennisgeving.
2. Ook (ontwerp)voorstellen voor technische voorschriften en confor- miteitsbeoordelingsprocedures, en technische voorschriften of conformi- teitsbeoordelingsprocedures die zijn vastgesteld om het hoofd te bieden aan ontstane of dreigende urgente problemen in verband met de veilig- heid, gezondheid, milieubescherming of nationale veiligheid en die in overeenstemming zijn met de technische inhoud van de toepasselijke internationale normen, worden door elke partij openbaar gemaakt of langs elektronische weg verstuurd.
4. Een partij houdt naar behoren rekening met de opmerkingen van een andere partij wanneer een voorstel voor een technisch voorschrift aan een openbare raadpleging wordt onderworpen, en geeft een andere partij desgevraagd schriftelijke antwoord op haar opmerkingen.
5. Elke partij maakt haar antwoord op belangrijke opmerkingen die zij heeft ontvangen, uiterlijk op de dag van publicatie van het definitieve technische voorschrift of de definitieve conformiteitsbeoordelingsproce- dure openbaar of voor het publiek toegankelijk.
6. Elke partij verstrekt een andere partij desgevraagd nadere informa- tie over een technisch voorschrift dat of een conformiteitsbeoordelings- procedure die zij heeft vastgesteld of voornemens is vast te stellen.
7. De periode tussen de publicatie en inwerkingtreding van een tech- nisch voorschrift of een conformiteitsbeoordelingsprocedure bedraagt ten minste zes maanden, tenzij het legitieme doel niet binnen deze ter- mijn kan worden bereikt. Een partij neemt redelijke verzoeken tot ver- lenging van deze termijn in welwillende overweging.
8. De partijen zien erop toe dat alle vastgestelde en geldende techni- sche voorschriften en conformiteitsbeoordelingsprocedures voor ieder- een gratis beschikbaar zijn op een officiële website die gemakkelijk te vinden en eenvoudig toegankelijk is. Zo nodig en indien beschikbaar worden ook richtsnoeren voor de toepassing van technische voorschriften verschaft.
Artikel 80
Grenscontrole en markttoezicht
De partijen verbinden zich:
a. tot het uitwisselen van informatie en ervaringen over hun grens- controles en markttoezicht, behalve wanneer die informatie vertrouwe- lijk is;
b. erop toe te zien dat de bevoegde instanties grenscontroles en markttoezicht uitoefenen, waartoe deze gebruik kunnen maken van geac- crediteerde of speciaal daarvoor aangewezen organen of organen waar- aan taken zijn gedelegeerd, waarbij belangenconflicten tussen deze orga-
Artikel 81
Merktekens en etikettering
1. Wanneer een partij voorschrijft dat producten van een merkteken of etiket moeten worden voorzien, geldt het volgende:
a. het plaatsen van een permanent merkteken of etiket kan alleen worden voorgeschreven als de informatie van belang is voor consumen- ten of gebruikers, dan wel om aan te geven dat het product voldoet aan de bindende technische voorschriften;
b. het plaatsen van aanvullende informatie op de verpakking van een product middels niet-permanente etiketten kan alleen worden voorge- schreven als dit voor het markttoezicht door de bevoegde instanties noodzakelijk is;
c. met betrekking tot de onder b) bedoelde informatie onderzoekt de partij bij de herziening van de toepasselijke voorschriften of die infor- matie ook op andere wijze kan worden verstrekt;
d. tenzij dit met het oog op het risico voor het leven of de gezond- heid van mensen, dieren of planten, het milieu of de nationale veiligheid noodzakelijk is, stelt de partij de verkoop van producten op haar mark- ten niet afhankelijk van voorafgaande goedkeuring, registratie of certi- ficering van etiketten of merktekens. Het bepaalde onder dit punt laat de door een partij krachtens haar interne regelgeving vastgestelde maatre- gelen om te controleren of etiketten aan de bindende voorschriften vol- doen of om misleiding van consumenten tegen te gaan, onverlet;
e. wanneer een partij het gebruik van een identificatienummer door marktdeelnemers voorschrijft, wordt dit nummer onverwijld verstrekt;
f. tenzij dit misleidend, tegenstrijdig of verwarrend is ten opzichte van de informatie die in het land van bestemming moet worden ver- strekt, staat een partij toe:
i. dat informatie in meer talen dan alleen de taal die in het land van bestemming is voorgeschreven, wordt verstrekt;
ii. dat internationale nomenclaturen, pictogrammen, symbolen of grafieken worden gebruikt;
iii. dat meer informatie dan die welke in het land van bestemming is voorgeschreven, wordt verstrekt;
g. tenzij de in de TBT-overeenkomst neergelegde legitieme doelen daardoor in het gedrang komen, aanvaardt de partij dat niet-permanente of verwijderbare etiketten worden gebruikt of dat de informatie in de handleiding bij het product of op de verpakking wordt vermeld in plaats van dat zij op het product wordt gedrukt of eraan wordt bevestigd.
2. Wanneer een partij voorschrijft dat textielproducten, kleding of schoeisel van een merkteken of etiket moeten worden voorzien:
a. mag zij alleen voor de volgende informatie voorschrijven dat deze middels een permanent merkteken of etiket moet worden vermeld:
i. in het geval van textielproducten en kleding: vezelgehalte, land van oorsprong, veiligheidsinstructies voor specifiek gebruik en wasvoorschriften;
ii. in het geval van schoeisel: de belangrijkste grondstoffen van de hoofdonderdelen, veiligheidsinstructies voor specifiek gebruik en land van oorsprong;
b. stelt zij:
i. geen eisen ten aanzien van de fysieke kenmerken of het ont- werp van een etiket, onverminderd maatregelen ter bescherming van consumenten tegen misleidende reclame;
ii. het niet verplicht om kledingstukken van een permanent etiket te voorzien wanneer dit door de grootte van de kledingstukken moeilijk is of de waarde ervan vermindert;
iii. het voor producten die als paar worden verkocht niet verplicht om beide delen van een etiket te voorzien wanneer deze qua materiaal en ontwerp gelijk zijn.
3. Partijen passen dit artikel uiterlijk één jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst toe.
Artikel 82
Handelsgerelateerde technische bijstand en capaciteitsopbouw
De partijen erkennen het belang van handelsgerelateerde technische bijstand en capaciteitsopbouw voor de uitvoering van de bepalingen van dit hoofdstuk, die zich onder meer gericht moeten zijn op:
a. capaciteitsopbouw van nationale instellingen en hun technische infrastructuur en uitrusting, en de opleiding van personeel;
b. bevorderen en faciliteren van de deelname aan voor dit hoofdstuk relevante internationale organen;
c. bevorderen van de betrekkingen tussen de organen van de partijen die belast zijn met normalisering, technische regelgeving, conformiteits- beoordeling, accreditatie, metrologie, grenscontrole en markttoezicht.
Artikel 83
Subcomité Technische handelsbelemmeringen
1. De partijen richten een subcomité Technische handelsbelemmerin- gen op, dat is samengesteld uit vertegenwoordigers van elke partij.
2. Dit subcomité heeft de volgende taken:
a. begeleiden en evalueren van de uitvoering, het beheer en de nale- ving van het bepaalde in dit hoofdstuk;
b. behandelen van kwesties die een partij aan de orde stelt in verband met dit hoofdstuk en de TBT-overeenkomst;
c. bijdragen aan het vaststellen van prioriteiten voor samenwerking en programma’s voor technische bijstand op het terrein van normen, technische voorschriften, conformiteitsbeoordelingsprocedures, accredi- tering, metrologie, grenscontroles en markttoezicht, en het onderzoeken van de voortgang en de behaalde resultaten;
d. uitwisselen van informatie over de werkzaamheden van niet- gouvernementele, regionale en multilaterale fora die betrokken zijn bij activiteiten in verband met normen, technische voorschriften en confor- miteitsbeoordelingsprocedures;
e. op verzoek van een partij in overleg treden over kwesties die voortvloeien uit dit hoofdstuk of de TBT-overeenkomst;
f. oprichten van werkgroepen voor specifieke kwesties die voort- vloeien uit dit hoofdstuk of de TBT-overeenkomst wanneer de doelstel- lingen van dit hoofdstuk dat vereisen, waarbij het werkterrein en de taken van deze werkgroepen nauwkeurig worden omschreven;
g. faciliteren, waar nodig, van de dialoog en samenwerking tussen regelgevers, overeenkomstig het bepaalde in dit hoofdstuk;
h. opstellen, ingevolge artikel 75, lid 1, onder b), van dit hoofdstuk, van een regelmatig te herzien werkprogramma betreffende kwesties die voor de partijen van wederzijds belang zijn;
i. onderzoeken van alle andere kwesties in verband met dit hoofdstuk die kunnen bijdragen aan het toegankelijker maken van de markten van de partijen;
j. xxxxxxx van dit hoofdstuk naar aanleiding van ontwikkelingen in het kader van de TBT-overeenkomst en van besluiten of aanbevelingen van de WTO-Commissie technische handelsbelemmeringen en doen van aanbevelingen voor mogelijke wijzigingen van dit hoofdstuk;
k. het Handelscomité zo nodig informeren over de uitvoering van dit hoofdstuk;
l. nemen van andere maatregelen die volgens de partijen helpen bij de uitvoering van dit hoofdstuk en de TBT-overeenkomst en die bijdra- gen aan het bevorderen van de handel.
3. Ten behoeve van de uitvoering van dit hoofdstuk is de vertegen- woordiger van elke partij in het subcomité verantwoordelijk voor de coördinatie met centrale en lokale overheidsinstellingen, niet- gouvernementele instellingen en andere relevante personen op het grond- gebied van die partij, en nodigt hij deze instellingen en personen op ver- zoek van een andere partij uit om de vergaderingen van het subcomité bij te wonen. De vertegenwoordigers van de partijen maken melding van alle kwesties die verband houden met dit hoofdstuk.
4. Tenzij de partijen anders overeenkomen, is overleg als bedoeld in lid 2, onder e), overleg krachtens artikel 301, mits aan de voorwaarden van lid 9 van dat artikel is voldaan.
5. Het subcomité kan ook vergaderen wanneer behalve de EU maar een van de overeenkomstsluitende Andeslanden deelneemt, als het punt dat op de agenda staat uitsluitend betrekking heeft op de bilaterale betrekkingen tussen de EU en dat Andesland. Wanneer een ander over- eenkomstsluitend Andesland blijk geeft van belangstelling voor de kwes- tie die tijdens bedoelde vergadering wordt besproken, mag het aan de vergadering deelnemen als de EU en het overeenkomstsluitende Andes- land dat primair bij de kwestie betrokken is, daarvoor vooraf toestem- ming hebben gegeven.
6. Tenzij partijen anders overeenkomen, komt het subcomité ten min- ste eenmaal per jaar bijeen. Partijen kunnen een manier van vergaderen overeenkomen waarbij de deelnemers niet lijfelijk aanwezig zijn.
Artikel 84
Uitwisseling van informatie
1. Informatie of toelichtingen die op verzoek van een partij overeen- komstig de bepalingen van dit hoofdstuk worden verstrekt, worden ver- strekt in gedrukte of elektronische vorm en binnen zestig dagen, welke termijn door de rapporterende partij om gegronde, vooraf vermelde rede- nen kan worden verlengd.
2. Ten aanzien van de verzoeken om informatie die de informatiepun- ten in overeenstemming met artikel 10 van de TBT-overeenkomst of met dit hoofdstuk in behandeling moeten nemen en de afhandeling van deze verzoeken, volgen de partijen de aanbevelingen van de WTO-Commissie technische handelsbelemmeringen die op 4 oktober 1995 zijn aangeno- men.
HOOFDSTUK 5
SANITAIRE EN FYTOSANITAIRE MAATREGELEN
Artikel 85
Doelstellingen
De doelstellingen van dit hoofdstuk zijn:
a. beschermen van het leven en de gezondheid van mensen, dieren en planten op het grondgebied van de partijen en tegelijkertijd vergemak- kelijken van de handel tussen de partijen op het terrein van sanitaire en fytosanitaire maatregelen;
b. samenwerken voor de verdere tenuitvoerlegging van de WTO- overeenkomst inzake de toepassing van sanitaire en fytosanitaire maat- regelen, hierna de „SPS-overeenkomst” genoemd;
c. ervoor zorgen dat sanitaire en fytosanitaire maatregelen geen onge- rechtvaardigde belemmeringen voor de handel tussen de partijen vor- men;
d. ontwikkelen van mechanismen en procedures om problemen die in verband met sanitaire en fytosanitaire maatregelen tussen de partijen ontstaan, op efficiënte wijze op te lossen;
e. versterken van de communicatie en samenwerking tussen de be- voegde instanties van de partijen op het gebied van sanitaire en fytosa- nitaire kwesties;
f. vergemakkelijken van de toepassing van de bijzondere en afwij- kende behandeling, door rekening te houden met de asymmetrieën tus- sen de partijen.
Artikel 86
Rechten en verplichtingen
De partijen bevestigen opnieuw de bestaande rechten en verplichtin- gen die voor hen uit de SPS-overeenkomst voortvloeien. Partijen zijn ook onderworpen aan de bepalingen van dit hoofdstuk.
Artikel 87
Toepassingsgebied
1. Dit hoofdstuk is van toepassing op alle sanitaire en fytosanitaire maatregelen die de handel tussen de partijen direct of indirect kunnen beïnvloeden.
2. Dit hoofdstuk is niet van toepassing op de normen, technische voorschriften en conformiteitsbeoordelingsprocedures als omschreven in de TBT-overeenkomst, behalve als zij betrekking hebben op sanitaire en fytosanitaire maatregelen.
3. Daarnaast is dit hoofdstuk van toepassing op de samenwerking tus- sen de partijen op het terrein van dierenwelzijn.
Artikel 88
Definities
1. Voor de toepassing van dit hoofdstuk gelden de definities van bij- lage A bij de SPS-overeenkomst.
2. De partijen kunnen nog andere definities voor de toepassing van dit hoofdstuk overeenkomen, waarbij rekening dient te worden gehou- den met de glossaria en definities van de relevante internationale orga- nisaties.
Artikel 89
Bevoegde instanties
Voor de toepassing van dit hoofdstuk zijn de bevoegde instanties van elke partij die welke staan vermeld in de lijst in aanhangsel 1 van bij- lage VI (Sanitaire en fytosanitaire maatregelen). De partijen stellen elkaar in kennis van wijzigingen in deze lijst.
Artikel 90
Algemene beginselen
1. Sanitaire en fytosanitaire maatregelen worden niet gebruikt als ongerechtvaardigde belemmeringen voor de handel tussen de partijen.
2. De ingevolge dit hoofdstuk vastgestelde procedures worden als volgt toegepast:
a. op transparante wijze;
b. zonder onnodige vertragingen;
c. met bepaalde voorwaarden en vereisten, onder meer met betrek- king tot de vergoeding van kosten, die niet hoger mag zijn dan de wer- kelijke kosten van de dienst en die billijk moet zijn vergeleken met de vergoedingen die in verband met soortgelijke binnenlandse producten van de partijen in rekening worden gebracht.
3. De partijen gebruiken noch de in lid 2 genoemde procedures noch de verzoeken om aanvullende informatie om de toegang van ingevoerde producten tot hun markten zonder gegronde wetenschappelijke of tech- nische redenen te vertragen.
Artikel 91
Invoervereisten
1. Voor de producten van een andere partij gelden de algemene invoervereisten van een partij.
2. Elke partij ziet erop toe dat de producten die naar een andere par- tij worden uitgevoerd, voldoen aan de sanitaire en fytosanitaire voor- schriften van die andere partij.
4. Bij een wijziging van de invoervereisten van een partij moet zo nodig een overgangsperiode worden vastgesteld, afhankelijk van de aard van de wijziging, om een onderbreking van de handel in goederen te voorkomen en de partij van uitvoer in de gelegenheid te stellen haar pro- cedures aan bedoelde wijziging aan te passen.
5. Wanneer de invoervereisten ook een risicobeoordeling omvatten, zal de partij van invoer onmiddellijk met deze beoordeling beginnen en de partij van uitvoer in kennis stellen van de tijd die voor de beoorde- ling nodig is.
6. Wanneer de partij van invoer heeft vastgesteld dat de producten van de partij van uitvoer voldoen aan de sanitaire en fytosanitaire voor- schriften, geeft zij binnen negentig werkdagen nadat deze vaststelling is gedaan12), toestemming voor de invoer van de producten.
7. Inspectievergoedingen dekken uitsluitend de kosten van de be- voegde instantie in verband met de invoercontroles. Inspectievergoedin- gen zijn billijk vergeleken met de vergoedingen die voor de inspectie van soortgelijke binnenlandse producten in rekening worden gebracht.
8. De partij van invoer stelt de partij van uitvoer zo spoedig mogelijk in kennis van wijzigingen in vergoedingen en van de reden daarvoor.
Artikel 92
Invoerprocedures
1. Voor de invoer van dierlijke producten verschaft de partij van uit- voer de partij van invoer een lijst van inrichtingen die voldoen aan de eisen van de partij van invoer.
2. Op verzoek van de partij van uitvoer, welk verzoek vergezeld dient te gaan van passende garanties, erkent de partij van invoer de in punt 3 van aanhangsel 2 van bijlage VI (Sanitaire en fytosanitaire maatregelen) vermelde inrichtingen die zijn gevestigd op het grondgebied van de par- tij van uitvoer zonder voorafgaande inspectie van individuele inrichtin- gen. Bedoelde erkenning gebeurt overeenkomstig de voorwaarden en bepalingen van aanhangsel 2 van bijlage VI (Sanitaire en fytosanitaire maatregelen) en is beperkt tot de categorieën producten waarvoor een invoervergunning is verleend.
12) Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt onder „werkdagen” verstaan, werkdagen in de partij waarvoor de termijn geldt.
4. Het subcomité Sanitaire en fytosanitaire maatregelen kan wijzigin- gen aanbrengen in de voorschriften en bepalingen inzake de erkenning van inrichtingen voor producten van dierlijke oorsprong. De overeen- komstige wijziging van aanhangsel 2 van bijlage VI (Sanitaire en fytosa- nitaire maatregelen) wordt vastgesteld door het Handelscomité.
5. De partij van invoer doet regelmatig verslag van afgekeurde zen- dingen, met vermelding van de onregelmatigheden waarop de afkeurin- gen zijn gebaseerd.
Artikel 93
Verificaties
1. Om het vertrouwen in de doeltreffende tenuitvoerlegging van de bepalingen van dit hoofdstuk te bewaren, heeft elke partij, binnen de werkingssfeer van dit hoofdstuk, het recht om:
a. overeenkomstig de richtsnoeren in aanhangsel 3 van bijlage VI (Sanitaire en fytosanitaire maatregelen), het controlesysteem van de instanties van een andere partij in zijn geheel of gedeeltelijk te verifië- ren. De kosten hiervan zijn voor rekening van de partij die de verificatie uitvoert;
b. van de andere partijen informatie te ontvangen over hun controle- systeem en over de resultaten van controles die via dat systeem zijn uit- gevoerd.
2. Een partij die krachtens dit artikel op het grondgebied van een andere partij een verificatie uitvoert, informeert die partij over de resul- taten en conclusies van die verificatie.
3. Indien de partij van invoer besluit om aan de partij van uitvoer een verificatiebezoek te brengen, stelt zij de partij van uitvoer daar ten min- ste zestig werkdagen van tevoren van in kennis, uitgezonderd in nood- gevallen of in gevallen waarin partijen anders overeenkomen. Enigerlei wijziging ten aanzien van bedoeld bezoek wordt overeengekomen door de betrokken partijen.
Maatregelen in verband met de gezondheid van planten en dieren
1. De partijen aanvaarden het concept van ziekte- en plagenvrije gebieden en gebieden met een lage prevalentie van ziekten en plagen overeenkomstig de SPS-overeenkomst en de normen, richtsnoeren en aanbevelingen van de Wereldorganisatie voor diergezondheid, hierna de
„OIE” genoemd, en het Internationaal Verdrag voor de Bescherming van Xxxxxxx, hierna het „IPPC” genoemd.
2. Ingevolge het bepaalde in lid 1 stelt het subcomité Sanitaire en fytosanitaire maatregelen een geschikte procedure vast voor de erken- ning van ziekte- en plagenvrije gebieden en gebieden met een lage pre- valentie van ziekten en plagen, waarbij rekening wordt gehouden met relevante internationale normen, richtsnoeren en aanbevelingen. Deze procedure wordt tevens toegepast bij uitbraken en herinfestaties.
3. Bij het vaststellen van de in lid 1 en 2 bedoelde gebieden wordt rekening gehouden met factoren als geografische ligging, ecosystemen, epidemiologisch toezicht en de doeltreffendheid van sanitaire of fytosa- nitaire controles in die gebieden.
4. De partijen werken nauw samen bij het vaststellen van ziekte- en plagenvrije gebieden en gebieden met een lage prevalentie van ziekten en plagen, teneinde vertrouwen te krijgen in elkaars procedures voor het vaststellen van ziekte- en plagenvrije gebieden en gebieden met een lage prevalentie van ziekten en plagen.
5. Bij het vaststellen van ziekte- en plagenvrije gebieden en gebieden met een lage prevalentie van ziekten en plagen, en ongeacht of dit voor het eerst gebeurt of na de uitbraak van een dierenziekte of de herinfes- tatie met een voor planten schadelijk organisme, baseert de partij van invoer haar eigen vaststelling van de dier- of plantgezondheidsstatus van de partij van uitvoer of delen daarvan in beginsel op de door die partij overeenkomstig de normen van de SPS-overeenkomst en de OIE en het IPPC verstrekte informatie, en houdt zij rekening met de vaststelling die de partij van uitvoer heeft gedaan.
6. Ingeval een partij van invoer de gebieden waarvan een partij van uitvoer heeft vastgesteld dat het ziekte- en plagenvrije gebieden of gebieden met een lage prevalentie van ziekten en plagen zijn, niet als zodanig erkent, dan verstrekt de partij van invoer de partij van uitvoer desgevraagd de informatie op basis waarvan zij bedoelde vaststelling heeft gedaan en/of treedt zij zo spoedig mogelijk in overleg over een mogelijke oplossing.
7. De partij van uitvoer levert de partij van invoer voldoende bewijs dat de desbetreffende gebieden ziekte- of plagenvrij zijn of gebieden zijn met een lage prevalentie van ziekten of plagen, en dat waarschijnlijk ook blijven. Hiertoe verleent de partij van uitvoer de partij van invoer des- gevraagd redelijke toegang voor het verrichten van inspecties, tests en andere relevante procedures.
8. De partijen erkennen het compartimenteringsbeginsel van de OIE en het beginsel van plagenvrije productielocaties van het IPPC. Het sub- comité Sanitaire en fytosanitaire maatregelen beoordeelt eventuele aan- bevelingen van de OIE of het IPPC over deze kwestie en doet dienover- eenkomstig aanbevelingen.
Artikel 95
Gelijkwaardigheid
Het subcomité Sanitaire en fytosanitaire maatregelen kan gelijkwaar- digheidsbepalingen ontwikkelen en het Handelscomité dienovereenkom- stig aanbevelingen doen. Dit subcomité stelt tevens de procedure voor de erkenning van gelijkwaardigheid vast.
Artikel 96
Transparantie en uitwisseling van informatie
1. De partijen:
a. streven naar transparantie met betrekking tot sanitaire en fytosani- taire maatregelen die op de handel van toepassing zijn en in het bijzon- der met betrekking tot de sanitaire en fytosanitaire voorschriften die gel- den voor invoer uit de andere partijen;
b. vergroten het wederzijdse begrip van elkaars sanitaire en fytosani- taire maatregelen en de toepassing ervan;
c. wisselen informatie uit over aangelegenheden die verband houden met de ontwikkeling en toepassing van sanitaire en fytosanitaire maat- regelen – waaronder het beschikbaar komen van nieuw wetenschappe- lijk bewijs – die de handel tussen de partijen beïnvloeden of kunnen beïnvloeden, opdat de negatieve gevolgen ervan voor de handel zoveel mogelijk worden beperkt;
d. stellen een partij binnen vijftien werkdagen na de datum van een daartoe strekkend verzoek in kennis van de invoervereisten voor speci- fieke producten en of een risicobeoordeling nodig is;
e. stellen een partij desgevraagd in kennis van de stand van zaken bij de procedure voor het verkrijgen van een invoervergunning voor een specifiek product.
3. Wanneer de in dit artikel bedoelde informatie beschikbaar is ge- steld door kennisgeving aan de WTO overeenkomstig de toepasselijke voorschriften, of door plaatsing op een van de officiële, algemeen toe- gankelijke en gratis websites van de desbetreffende partij, die staan ver- meld in de lijst in aanhangsel 4 van bijlage VI (Sanitaire en fytosanitaire maatregelen), wordt de informatie geacht te zijn verstrekt.
Artikel 97
Kennisgeving en overleg
1. Elke partij stelt de andere partijen binnen twee werkdagen schrif- telijk in kennis van ernstige of aanzienlijke gezondheidsrisico’s voor mensen, dieren of planten, waaronder begrepen noodsituaties in de levensmiddelensector.
2. De in lid 1 bedoelde kennisgeving wordt gedaan aan de contact- punten die staan vermeld in de lijst in aanhangsel 4 van bijlage VI (Sani- taire en fytosanitaire maatregelen). Wanneer er wijzigingen zijn met betrekking tot het contactpunt, stellen de partijen elkaar overeenkomstig artikel 96 daarvan in kennis. De schriftelijke kennisgeving als bedoeld in lid 1 wordt per post, fax of e-mail gedaan.
3. Wanneer een partij zich ernstig zorgen maakt over mogelijke ge- zondheidsrisico’s voor mensen, dieren en planten van producten die tus- sen de partijen worden verhandeld, mag een partij de partij van uitvoer verzoeken om overleg hierover. Dit overleg vindt zo spoedig mogelijk plaats. Elke partij streeft ernaar om bij dit overleg alle informatie te ver- strekken die nodig is om een verstoring van de handel te voorkomen.
4. Het in lid 3 bedoelde overleg kan worden gehouden via e-mail, via video- of audioconferenties of via andere communicatietechnieken waar- over de partijen beschikken. De partij die om het overleg heeft gevraagd, zorgt voor het opstellen van de notulen van het overleg.
Noodmaatregelen
1. De partij van invoer kan op grond van ernstige gezondheidsrisico’s voor mensen, dieren of planten zonder voorafgaande kennisgeving voor- lopige maatregelen nemen die nodig zijn voor het beschermen van de gezondheid van mensen, dieren of planten. Voor lopende zendingen tus- sen de partijen kiest de partij van invoer voor de meest geschikte en evenredige oplossing, teneinde onnodige handelsverstoringen te voorko- men.
2. De partij die krachtens lid 1 maatregelen neemt, stelt de andere partijen daar zo spoedig mogelijk van in kennis, maar in ieder geval niet later dan één werkdag nadat de maatregel is vastgesteld. De andere par- tijen mogen vragen om informatie over de sanitaire situatie van de par- tij die de maatregel neemt, alsook om informatie over de maatregel zelf. Zodra de gevraagde informatie beschikbaar is, wordt deze verstrekt door de partij die de maatregel neemt.
3. Op verzoek van een partij, en overeenkomstig de bepalingen van artikel 97, treden de partijen in overleg over de situatie; dit overleg vindt plaats binnen vijftien werkdagen na ontvangst van het daartoe strek- kende verzoek. Doel van het overleg is het voorkomen van onnodige handelsverstoringen. Tijdens het overleg kan worden gesproken over alternatieve maatregelen of manieren voor het faciliteren van de uitvoe- ring van de maatregelen.
Artikel 99
Alternatieve maatregelen
1. Op verzoek van een partij van uitvoer, en met betrekking tot maat- regelen van de partij van invoer die gevolgen voor de handel hebben (zoals het vaststellen van specifieke drempels voor additieven, reststof- fen en verontreinigende stoffen), treden de betrokken partijen overeen- komstig artikel 97 in overleg over aanvullende invoervoorwaarden of alternatieve maatregelen door de partij van invoer. Deze aanvullende invoervoorwaarden of alternatieve maatregelen kunnen, voor zover van toepassing, worden gebaseerd op internationale normen of op maatrege- len van de partij van uitvoer die eenzelfde niveau van bescherming bie- den als die van de partij van invoer. Artikel 95 is niet op deze maatre- gelen van toepassing.
2. Op verzoek van de partij van invoer verstrekt een partij van uit- voer alle volgens de wetgeving van de partij van invoer vereiste infor- matie, inclusief de resultaten van haar officiële laboratoria en andere
wetenschappelijke informatie, voor beoordeling door de geschikte we- tenschappelijke instellingen. Indien overeenstemming wordt bereikt, neemt de partij van invoer de wettelijke of bestuurlijke maatregelen om de invoer op basis van die overeenstemming toe te laten.
3. Wanneer er onvoldoende wetenschappelijk bewijs is, kan een par- tij op basis van beschikbare gegevens ter zake voorlopige sanitaire en fytosanitaire maatregelen nemen. In dat geval proberen de partijen de aanvullende informatie voor een meer nauwkeurige risicobeoordeling te verkrijgen, zodat de partij van invoer haar sanitaire en fytosanitaire maatregelen dienovereenkomstig kan herzien.
Artikel 100
Bijzondere en afwijkende behandeling
Ingevolge artikel 10 van de SPS-overeenkomst kan een overeen- komstsluitend Andesland, wanneer het bij een voorgestelde maatregel waarvan de EU heeft kennisgegeven moeilijkheden vaststelt, in de op- merkingen die het ingevolge artikel 7 van de SPS-overeenkomst op het voorstel kan indienen, om een gelegenheid voor overleg hierover ver- zoeken. De betrokken partijen treden vervolgens in overleg om overeen- stemming te bereiken over:
a. alternatieve invoervoorwaarden door de partij van invoer, en/of
b. technische bijstand overeenkomstig artikel 101, en/of
c. een overgangsperiode van zes maanden, die bij uitzondering met nog eens zes maanden kan worden verlengd.
Artikel 101
Technische bijstand en versterken van de handelscapaciteit
1. Overeenkomstig de bepalingen van titel XIII (Technische bijstand en opbouw van handelscapaciteit) komen de partijen overeen nauwer samen te werken om bij te dragen aan de uitvoering van dit hoofdstuk en dit optimaal te benutten, teneinde zo gunstig mogelijke resultaten te behalen, de handelsmogelijkheden uit te breiden en voor de partijen zo groot mogelijke voordelen te behalen op het terrein van de volksgezond- heid, de gezondheid van dieren en planten en de voedselveiligheid. Deze samenwerking wordt ontwikkeld binnen het wettelijk en institutioneel kader voor de samenwerkingsbetrekkingen tussen de partijen.
2. Voor het realiseren van deze doelstellingen komen de partijen over- een bijzonder belang te hechten aan de door het subcomité Sanitaire en fytosanitaire maatregelen vastgestelde samenwerkingsbehoeften en in-
formatie daarover uit te wisselen, zoals bepaald in titel XIII (Technische bijstand en opbouw van handelscapaciteit). Dit subcomité kan de ge- noemde behoeften ook herzien.
Artikel 102
Samenwerking op het gebied van dierenwelzijn
Het subcomité Sanitaire en fytosanitaire maatregelen bevordert de samenwerking tussen de partijen op het terrein van dierenwelzijn.
Artikel 103
Subcomité Sanitaire en fytosanitaire maatregelen
1. De partijen richten een subcomité Sanitaire en fytosanitaire maat- regelen op dat fungeert als forum voor het monitoren van de uitvoering van dit hoofdstuk en het bespreken van kwesties die gevolgen kunnen hebben voor de naleving ervan. Dit subcomité kan dit hoofdstuk herzien en dienovereenkomstige aanbevelingen doen.
2. Het subcomité Sanitaire en fytosanitaire maatregelen is samenge- steld uit vertegenwoordigers van elke partij. Dit subcomité komt ten minste eenmaal per jaar in gewone vergadering bijeen, op een overeen- gekomen datum en plaats, en houdt speciale vergaderingen wanneer een partij daarom verzoekt. Het subcomité houdt zijn eerste gewone verga- dering in het eerste jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst. Tijdens die eerste vergadering stelt het zijn werkprocedures vast. De agenda wordt door de partijen vóór de vergadering overeengekomen. Het subcomité kan ook via video- en audioconferenties vergaderen.
3. Het subcomité Sanitaire en fytosanitaire maatregelen heeft de vol- gende taken:
a. voorbereiden en monitoren van de uitvoering van dit hoofdstuk;
b. bieden van een forum voor het bespreken van problemen die ont- staan door de toepassing van sanitaire en fytosanitaire maatregelen en de bepalingen van dit hoofdstuk, en het zoeken naar mogelijke oplossingen;
c. overleg plegen over de behoefte aan gezamenlijke onderzoekspro- gramma’s, in het bijzonder met betrekking tot het vaststellen van speci- fieke drempels;
d. in kaart brengen van samenwerkingsbehoeften;
e. voeren van het in artikel 104 bedoelde overleg voor het beslechten van geschillen die voortvloeien uit dit hoofdstuk;
f. voeren van het in artikel 100 bedoelde overleg over bijzondere en afwijkende behandeling;
g. verrichten van andere door de partijen overeengekomen taken.
4. Het subcomité Sanitaire en fytosanitaire maatregelen kan ad- hocwerkgroepen oprichten voor het verrichten van specifieke werkzaam- heden en stelt hun taken en werkprocedures vast.
Artikel 104
Geschillenbeslechting
1. Wanneer een partij van mening is dat een sanitaire of fytosanitaire maatregel van een andere partij in strijd is of kan zijn met verplichtin- gen die voortvloeien uit dit hoofdstuk, of dat een andere partij een onder dit hoofdstuk vallende verplichting met betrekking tot een sanitaire of fytosanitaire maatregel heeft geschonden, kan zij om technisch overleg in het subcomité Sanitaire en fytosanitaire maatregelen verzoeken. De in aanhangsel 1 van bijlage VI (Sanitaire en fytosanitaire maatregelen) ver- melde bevoegde instanties faciliteren dit overleg.
2. Tenzij door de partijen bij een geschil anders is overeengekomen, geldt dat wanneer een geschil overeenkomstig lid 1 onderwerp is ge- weest van overleg in het subcomité Sanitaire en fytosanitaire maatrege- len, dat overleg in de plaats komt van het in artikel 301 bedoelde over- leg, mits het voldoet aan de voorwaarden van lid 9 van dat artikel. Overleg in het subcomité Sanitaire en fytosanitaire maatregelen wordt dertig dagen na de datum van indiening van het verzoek geacht te zijn afgesloten, tenzij de overlegvoerende partijen besluiten het overleg voort te zetten. Dit overleg kan worden gehouden via videoconferentie of via enig ander door de overlegvoerende partijen overeengekomen technolo- gisch middel.
HOOFDSTUK 6
Artikel 105
Goederenverkeer
1. De partijen zijn zich bewust van de uiteenlopende niveaus van regionale integratie binnen de Europese Unie, enerzijds, en tussen de overeenkomstsluitende Andeslanden binnen de Andesgemeenschap, an- derzijds. In deze context streven de partijen naar de totstandbrenging van omstandigheden die bevorderlijk zijn voor het vrije verkeer van goede- ren van andere partijen tussen hun respectieve grondgebieden. In dit opzicht:
a. geldt voor producten van oorsprong uit een overeenkomstsluitend Andesland vrij verkeer van goederen binnen het grondgebied van de Europese Unie, onder de voorwaarden die in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie voor het vrije verkeer van goederen van oorsprong uit derde landen zijn neergelegd;
b. behandelen de overeenkomstsluitende Andeslanden elkaar met be- trekking tot het goederenverkeer niet minder gunstig dan dat zij de EU ingevolge deze overeenkomst behandelen, behoudens de bepalingen van de Andean Subregional Integration Agreement, hierna de „Overeen- komst van Cartagena” genoemd. Deze verplichting is niet onderworpen aan het bepaalde in titel XII (Geschillenbeslechting);
c. doen de overeenkomstsluitende Andeslanden, met inachtneming van het bepaalde in artikel 10, hun best om het verkeer van goederen van oorsprong uit de Europese Unie tussen hun grondgebieden te verge- makkelijken en dubbele procedures en controles te voorkomen.
2. Afgezien van lid 1 geldt het volgende:
a. wat douaneaangelgenheden betreft, passen de overeenkomstslui- tende Andeslanden op goederen van oorsprong uit de Europese Unie die aankomen vanuit een ander overeenkomstsluitend Andesland, de meest gunstige douaneprocedure voor goederen afkomstig uit andere overeen- komstsluitende Andeslanden toe;
b. wat technische handelsbelemmeringen betreft:
i. hanteren de overeenkomstsluitende Andeslanden voor goederen van oorsprong uit de Europese Unie de geharmoniseerde nor- men, technische voorschriften en conformiteitsbeoordelingspro- cedures die van toepassing zijn op de handel tussen de overeen- komstsluitende Andeslanden;
ii. bevorderen de overeenkomstsluitende Andeslanden op terreinen van belang naar beste kunnen de geleidelijke harmonisering van normen, technische voorschriften en conformiteitsbeoordelings- procedures;
c. wat sanitaire en fytosanitaire maatregelen betreft, hanteren de over- eenkomstsluitende Andeslanden voor goederen van oorsprong uit de Europese Unie de geharmoniseerde procedures en voorschriften die op de handel van toepassing zijn. Het subcomité Sanitaire en fytosanitaire maatregelen onderzoekt de toepassing van deze alinea.
3. In het geval dat alle landen van de Andesgemeenschap partij bij deze overeenkomst worden, onderzoeken de overeenkomstsluitende An- deslanden deze nieuwe situatie en doen zij aan de EU voorstellen voor passende maatregelen om de voorwaarden voor het verkeer van goede- ren van oorsprong uit de Europese Unie tussen de landen van de Andes- gemeenschap te verbeteren en met name om dubbele procedures, dub- bele douanerechten en andere heffingen en dubbele inspecties en controles te voorkomen.
4. Ingevolge het bepaalde in lid 3 bevorderen de overeenkomstslui- tende Andeslanden naar beste kunnen de harmonisatie van hun wetge- ving en procedures betreffende technische voorschriften en sanitaire en fytosanitaire maatregelen, alsook de harmonisatie en wederzijdse erken- ning van hun controles en inspecties.
HOOFDSTUK 7 UITZONDERINGEN
Artikel 106
Uitzonderingen op titel III (Handel in goederen)
1. Mits maatregelen niet zodanig worden toegepast dat zij een mid- del tot willekeurige of ongerechtvaardigde discriminatie tussen de par- tijen vormen in gelijke omstandigheden, of een verkapte beperking van de handel in goederen tussen de partijen, wordt niets in deze overeen- komst uitgelegd als beletsel voor het vaststellen of handhaven door een partij van maatregelen die:
a. noodzakelijk zijn voor het beschermen van de openbare zeden of het handhaven van de openbare orde13);
b. noodzakelijk zijn voor de bescherming van leven en gezondheid van mensen, dieren of planten, waaronder begrepen de hiertoe noodza- kelijke milieumaatregelen;
c. verband houden met de in- of uitvoer van goud of zilver;
d. noodzakelijk zijn voor de handhaving van wet- of regelgeving die niet strijdig is met deze overeenkomst, met inbegrip van maatregelen voor de handhaving van douanevoorschriften, de handhaving van mono- polies waarvan de werking in overeenstemming is met artikel 27, de bescherming van intellectuele-eigendomsrechten en de voorkoming van misleidende praktijken;
e. betrekking hebben op de voortbrengselen van gevangenisarbeid;
f. zijn opgelegd voor de bescherming van nationaal artistiek, histo- risch of archeologisch erfgoed;
g. betrekking hebben op de instandhouding van levende en niet- levende uitputbare natuurlijke hulpbronnen, mits die maatregelen ge- paard gaan met beperkingen van de binnenlandse productie of het bin- nenlandse verbruik;
h. uitvoering geven aan verplichtingen die voortvloeien uit een inter- gouvernementele grondstoffenovereenkomst die beantwoordt aan criteria
13) Op de uitzondering betreffende de openbare orde kan slechts een beroep worden gedaan bij een daadwerkelijke en voldoende ernstige bedreiging van fun- damentele maatschappelijke belangen.
die aan partijen zijn voorgelegd en niet door hen zijn afgewezen of die zelf aan partijen is voorgelegd en niet is afgewezen14);
i. noodzakelijke beperkingen stellen aan de uitvoer van binnenlandse grondstoffen om te verzekeren dat de binnenlandse verwerkende indus- trie over voldoende van deze grondstoffen beschikt in perioden waarin de binnenlandse prijzen ervan als onderdeel van een stabilisatiepro- gramma van de overheid onder de wereldmarktprijs worden gehouden, mits zulke beperkingen niet worden gebruikt voor de bescherming van de binnenlandse industrie of om de uitvoer van deze industrie te vergro- ten en niet strijdig zijn met de niet-discriminatiebepalingen van deze overeenkomst;
j. van wezenlijk belang zijn voor de verwerving of distributie van producten waaraan een algemeen of plaatselijk tekort bestaat, mits de maatregelen in overeenstemming zijn met het beginsel dat alle partijen recht hebben op een billijk aandeel in het internationale aanbod van die producten en, wanneer zij strijdig zijn met andere bepalingen van deze overeenkomst, worden beëindigd zodra de omstandigheden die aanlei- ding hebben gegeven tot de maatregelen, niet meer bestaan.
2. De partijen zijn het erover eens dat een partij, wanneer zij voorne- mens is een in lid 1, onder i) en j), bedoelde maatregel te nemen, de andere partijen alle relevante informatie verstrekt, teneinde een voor de partijen aanvaardbare oplossing te vinden. Partijen kunnen besluiten tot elk middel dat een einde maakt aan de moeilijkheden van de partij die voornemens is de maatregel te nemen. Indien binnen dertig dagen geen overeenstemming is bereikt, kan die partij krachtens lid 1, onder i) en j), maatregelen nemen ten aanzien van de uitvoer van het betrokken pro- duct. Wanneer echter door uitzonderlijke en kritieke omstandigheden die onmiddellijke actie vereisen, voorafgaande informatieverstrekking of voorafgaand onderzoek niet mogelijk is, kan de partij die voornemens is de maatregel te nemen, dat onmiddellijk doen en stelt zij de andere par- tijen hiervan zo spoedig mogelijk in kennis.
14) De in dit punt bedoelde uitzondering geldt voor elke grondstoffenovereen- komst die beantwoordt aan de beginselen die door de Economische en Sociale Raad bij resolutie 30 (IV) van 28 maart 1947 zijn goedgekeurd.
HANDEL IN DIENSTEN, VESTIGING EN ELEKTRONISCHE HANDEL
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 107
Doel en toepassingsgebied
1. De partijen bevestigen opnieuw hun verbintenissen uit hoofde van de WTO-overeenkomst en leggen hierbij, met het oog op het bevorde- ren van de economische integratie, duurzame ontwikkeling en verder- gaande integratie in de wereldeconomie en gezien de verschillen in ont- wikkelingsniveau van de partijen, de noodzakelijke bepalingen vast voor de geleidelijke liberalisering van het recht van vestiging en de handel in diensten en voor samenwerking op het gebied van elektronische handel.
2. Niets in deze titel wordt uitgelegd als een verplichting voor een partij tot het privatiseren van overheidsondernemingen of het stellen van eisen met betrekking tot overheidsopdrachten.
3. De bepalingen van deze titel zijn niet van toepassing op subsidies die door een partij worden verleend15).
4. Deze titel is niet van toepassing op diensten verleend in het kader van de uitoefening van overheidsgezag.
5. Behoudens de bepalingen van deze titel behoudt elke partij het recht haar bevoegdheden uit te oefenen en nieuwe regelingen op te stel- len en in te voeren om legitieme doelstellingen van overheidsbeleid te bereiken.
6. Deze titel is noch van toepassing op maatregelen betreffende na- tuurlijke personen die toegang tot de arbeidsmarkt van een partij zoe- ken, noch op maatregelen inzake staatsburgerschap, verblijf of werk op permanente basis.
7. Niets in deze titel belet een partij maatregelen toe te passen tot regeling van de toegang of het tijdelijke verblijf van natuurlijke perso- nen op haar grondgebied, waaronder begrepen maatregelen die nodig
15) Voor de toepassing van dit lid worden ook door de overheid gesteunde leningen, garanties en verzekeringen als subsidie beschouwd.
Artikel 108
Definities
Voor de toepassing van deze titel wordt verstaan onder:
– „overeenkomst inzake economische integratie”: een overeenkomst waarbij de handel in diensten en het recht van vestiging uit hoofde van de WTO-voorschriften aanzienlijk worden geliberaliseerd;
– „rechtspersoon van een partij”: een rechtspersoon die overeenkom- stig de wetgeving van die partij is opgericht en op haar grondgebied zijn statutaire zetel, hoofdbestuur of hoofdvestiging heeft. Wanneer een rechtspersoon alleen zijn statutaire zetel of hoofdbestuur op het grond- gebied van een partij heeft, wordt hij niet beschouwd als een rechtsper- soon van die partij, tenzij de werkzaamheden van die rechtspersoon daadwerkelijk en duurzaam verband houden met de economie van die partij17);
– „maatregel”: elke maatregel van een partij, in de vorm van een wet, regeling, voorschrift, procedure, besluit, administratieve handeling of enige andere vorm;
– „door een partij vastgestelde of gehandhaafde maatregelen”: maatregelen die zijn vastgesteld of worden gehandhaafd door:
a. centrale, regionale of lokale overheden of autoriteiten;
b. niet-gouvernementele organen bij de uitoefening van door cen- trale, regionale of lokale overheden of autoriteiten gedelegeerde be- voegdheden;
16) Het feit alleen dat voor natuurlijke personen uit het ene land wel en uit het andere land geen visum is vereist, wordt niet geacht voordelen op grond van een specifieke verbintenis teniet te doen of uit te hollen.
17) Scheepvaartmaatschappijen die buiten de Europese Unie en de overeen- komstsluitende Andeslanden zijn gevestigd maar onder zeggenschap staan van onderdanen van een lidstaat van de Europese Unie of overeen komstsluitend Andesland, vallen onder het toepassingsgebied van deze titel wanneer hun sche- pen overeenkomstig de wetgeving van die lidstaat van de Europese Unie of dat overeenkomstsluitend Andesland zijn geregistreerd en onder de vlag van een lid- staat van de Europese Unie of overeenkomstsluitend Andesland varen.
– „diensten”: alle diensten, ongeacht de sector, behalve diensten ver- leend in het kader van de uitoefening van overheidsgezag;
– „diensten verleend in het kader van de uitoefening van overheidsgezag”: alle diensten die noch op commerciële basis, noch
in concurrentie met een of meer dienstverleners worden verleend;
– „dienstverlener van een partij”: elke natuurlijke of rechtspersoon van een partij die een dienst wenst te verlenen of verleent;
– „verlenen van een dienst”: de productie, distributie, marketing, ver- koop en levering van een dienst.
Artikel 109
Werkgroepen
Voor zover noodzakelijk en gerechtvaardigd kan het Handelscomité een werkgroep met onder meer de volgende taken oprichten:
a. bespreken van regelgevingskwesties betreffende vestiging, handel in diensten en elektronische handel;
b. doen van voorstellen voor richtsnoeren en strategieën waarmee de overeenkomstsluitende Andeslanden zichzelf tot een „veilige haven” voor persoonsgegevens kunnen maken. De werkgroep stelt daarvoor een samenwerkingsagenda met prioriteiten vast, vooral met betrekking tot de homologatieprocessen van gegevensbeschermingssystemen;
c. zoeken van de noodzakelijke mechanismen voor aspecten die on- der artikel 162 vallen;
d. doen van aanbevelingen voor hulpmechanismen voor micro- ondernemingen en KMO’s die problemen ondervinden bij het gebruik van elektronische handel;
e. verbeteren van de veiligheid van onder meer elektronische trans- acties en elektronisch bestuur;
f. stimuleren van de deelname van de particuliere sector aan oplei- dingen en aan het vaststellen van gedragscodes, contractmodellen, richt- snoeren en mechanismen voor de controle op de naleving van voor-
18) Voor de toepassing van deze titel wordt een natuurlijke persoon van een par- tij die zowel de nationaliteit van een lidstaat van de Europese Unie als van een overeenkomstsluitend Andesland heeft, geacht uitsluitend de nationaliteit te heb- ben van de partij waar hij/zij bewijs van overheersende en feitelijke nationaliteit heeft voorgelegd. Ten behoeve hiervan wordt onder „overheersende en feitelijke nationaliteit” verstaan, de nationaliteit van de partij waarmee de natuurlijke per- soon de sterkste banden heeft, waarbij wordt gekeken naar factoren als zijn/haar gebruikelijke verblijfplaats, familierelaties, plaats van belastingheffing en de plaats waar hij/zij zijn/haar politieke rechten uitoefent.
g. vaststellen van samenwerkingsmechanismen betreffende digitale accreditatie en certificatie voor elektronische transacties en wederzijdse erkenning van digitale certificaten;
h. actieve deelname aan regionale en multilaterale fora voor het bevorderen van elektronische handel.
HOOFDSTUK 2 VESTIGING
Artikel 110
Definities
Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
– „filiaal van een rechtspersoon”: een vestiging zonder rechtspersoon- lijkheid die:
a. kennelijk een permanent karakter heeft, zoals het agentschap van een moedermaatschappij;
b. een eigen management heeft;
c. over de nodige materiële voorzieningen beschikt om zaken te doen met derden, zodat derden, hoewel zij weten dat er indien nodig een rechtsverhouding is met de moedermaatschappij waarvan het hoofdkantoor zich in het buitenland bevindt, geen rechtstreeks contact met deze moedermaatschappij hoeven te hebben, maar rechtstreeks transacties kunnen aangaan met de vestiging die de voorpost vormt;
– „economische activiteit”: elke economische activiteit behalve acti- viteiten die worden uitgevoerd in het kader van de uitoefening van over- heidsgezag, dus behalve die welke noch op commerciële grondslag, noch in concurrentie met een of meer marktdeelnemers worden uitge- voerd;
– „vestiging”: elk type zakelijke of beroepsmatige vestiging19) door middel van:
a. de oprichting, overname of handhaving van een rechtspersoon20),
of
19) De term „zakelijke of beroepsmatige vestiging” omvat onder meer de ves- tiging voor het uitoefenen van een productieve economische activiteit, met een industrieel of commercieel karakter, die betrekking heeft op de productie van goe- deren en het verlenen van diensten.
20) Onder „oprichting” en „overname” van een rechtspersoon wordt ook ver- staan deelneming in het kapitaal van een rechtspersoon met het oogmerk duur- zame economische banden tot stand te brengen of te handhaven.
b. de oprichting of handhaving van een filiaal of vertegen- woordiging,
op het grondgebied van een partij met als doel een economische acti- viteit uit te oefenen;
– „investeerder van een partij”: elke natuurlijke of rechtspersoon van die partij die door middel van concrete acties een economische activiteit op het grondgebied van een andere partij uitoefent, heeft uitgeoefend of tracht uit te oefenen door middel van het oprichten van een vestiging;
– „maatregelen van een partij die gevolgen hebben voor vestiging”: maatregelen met betrekking tot alle activiteiten die onder de definitie van vestiging vallen;
– „dochteronderneming van een rechtspersoon van een partij”: een rechtspersoon waarover een andere rechtspersoon van die partij feitelijke zeggenschap heeft21).
Artikel 111
Toepassingsgebied
Dit hoofdstuk is van toepassing op door de partijen vastgestelde of gehandhaafde maatregelen die gevolgen hebben voor vestiging22) met het oog op de uitoefening van een economische activiteit, met uitzonde- ring van:
a. de winning, vervaardiging en verwerking van nucleair materiaal;
b. de productie van of handel in wapens, munitie en oorlogsmateri- eel;
c. het verlenen van audiovisuele diensten;
d. nationale cabotage over zee23);
e. het verwerken en storten van giftig afval;
21) Een rechtspersoon staat onder zeggenschap van een andere rechtspersoon wanneer laatst-genoemde bevoegd is een meerderheid van zijn bestuurders te benoemen of zijn handelingen anderszins te sturen.
22) Voor de duidelijkheid en onverminderd de verplichtingen die in dit hoofd- stuk zijn neergelegd, is dit hoofdstuk niet van toepassing op bepalingen inzake investeringsbescherming, zoals specifieke bepalingen betreffende onteigening en eerlijke en billijke behandeling, noch op procedures voor de beslechting van geschillen tussen investeerders en de staat.
23) Onverminderd de activiteiten die onder de toepasselijke interne wetgeving als cabotage kunnen worden beschouwd, omvat nationale cabotage voor de toe- passing van dit hoofdstuk het vervoer van passagiers of goederen tussen een haven of plaats in een overeenkomstsluitend Andesland of in een lidstaat van de Europese Unie en een andere haven of plaats in hetzelfde overeenkomstsluitende Andesland of in dezelfde lidstaat van de Europese Unie, met inbegrip van het continentaal plat van dat Andesland of van die lidstaat van de Europese Unie, en verkeer dat vertrekt uit en aankomt in dezelfde haven of plaats van een overeen- komstsluitend Andesland of een lidstaat van de Europese Unie.
i. reparatie en onderhoud van vliegtuigen waarbij het vliegtuig buiten dienst wordt gesteld;
ii. verkoop en marketing van luchtvervoerdiensten;
iii. geautomatiseerde boekingssystemen (CRS);
iv. grondafhandelingsdiensten en exploitatie van luchthavens.
Artikel 112
Markttoegang
1. Wat markttoegang door middel van vestiging betreft, geeft elke partij vestigingen en investeerders van andere partijen geen minder gun- stige behandeling dan die waarin is voorzien in de specifieke verbinte- nissen van bijlage VII (Lijst van verbintenissen inzake vestiging).
2. Voor sectoren waarvoor verbintenissen inzake markttoegang wor- den aangegaan, worden de volgende maatregelen door een partij noch op basis van een regionale onderverdeling, noch voor het hele grondge- bied gehandhaafd of vastgesteld, tenzij in bijlage VII (Lijst van verbin- tenissen inzake vestiging) anders is bepaald:
a. beperkingen van het aantal vestigingen, hetzij in de vorm van numerieke quota, monopolies of exclusieve rechten of in de vorm van vestigingseisen, zoals een onderzoek naar de economische behoefte;
b. beperkingen van de totale waarde van transacties of activa, in de vorm van numerieke quota of de eis van een onderzoek naar de econo- mische behoefte;
c. beperkingen van het totale aantal transacties of het totale volume van de output, in bepaalde numerieke eenheden uitgedrukt in de vorm van quota of de eis van een onderzoek naar de economische behoefte24);
d. beperkingen van het totale aantal natuurlijke personen dat in een bepaalde economische activiteit te werk mag zijn gesteld of dat een ves- tiging te werk mag stellen en die nodig zijn voor, en zich rechtstreeks bezighouden met, het uitvoeren van die economische activiteit, in de vorm van numerieke quota of de eis van een onderzoek naar de econo- mische behoefte;
e. beperkingen van de participatie van buitenlands kapitaal, uitge- drukt als een maximumpercentage voor buitenlands aandeelhouderschap of de totale waarde van individuele of totale buitenlandse investeringen;
24) De punten a), b) en c) van lid 2 zijn niet van toepassing op maatregelen die de productie van een landbouwproduct beperken.
Artikel 113
Nationale behandeling
1. Voor de sectoren waarvoor Colombia in bijlage VII (Lijst van ver- bintenissen inzake vestiging) verbintenissen inzake markttoegang heeft opgenomen, en behoudens de daarin vermelde voorwaarden en kwalifi- caties, behandelt Colombia vestigingen en investeerders van de EU niet minder gunstig dan zijn eigen soortgelijke26) vestigingen en investeer- ders in verband met alle maatregelen die gevolgen voor vestiging heb- ben.
2. Voor de sectoren waarvoor Peru in bijlage VII (Lijst van verbinte- nissen inzake vestiging) verbintenissen inzake markttoegang heeft opge- nomen, en behoudens de daarin vermelde voorwaarden en kwalificaties, behandelt Peru vestigingen en investeerders van de EU in soortgelijke omstandigheden niet minder gunstig dan zijn eigen vestigingen en inves- teerders in verband met alle maatregelen die gevolgen voor vestiging hebben27).
3. Voor de sectoren waarvoor de EU in bijlage VII (Lijst van verbin- tenissen inzake vestiging) verbintenissen inzake markttoegang heeft op- genomen, en behoudens de daarin vermelde voorwaarden en kwalifica- ties, behandelt de EU vestigingen en investeerders van de overeenkomstsluitende Andeslanden niet minder gunstig dan haar eigen soortgelijke vestigingen en investeerders in verband met alle maatrege- len die gevolgen voor vestiging hebben.
25) Elke partij mag eisen dat bij de oprichting van een rechtspersoon volgens haar eigen recht, investeerders een specifieke rechtsvorm aannemen. Voor zover die eis op niet-discriminatoire wijze wordt toegepast, is voor het handhaven of vaststellen van die eis geen vermelding in bijlage VII (Lijst van verbintenissen inzake vestiging) nodig.
26) Voor de duidelijkheid: de term „soortgelijke” doet geen afbreuk aan de term
„soortgelijke omstandigheden” in andere internationale overeenkomsten die Co- lombia aangaat of is aangegaan.
27) Voor de duidelijkheid: de rechten die voor diensten en dienstverleners van de EU voortvloeien uit de verplichtingen van Peru uit hoofde van de GATS, blij- ven volledig afdwingbaar in het kader van de WTO, in het bijzonder wat betreft de toepassing van het beginsel van „soortgelijke diensten en dienstverleners” van artikel XVII van de GATS.
4. De op grond van dit artikel aangegane specifieke verbintenissen worden niet zodanig uitgelegd dat een partij verplicht is tot compensatie van concurrentienadelen die inherent zijn aan het buitenlandse karakter van de desbetreffende investeerders.
Artikel 114
Lijst van verbintenissen
De sectoren waarvoor elke partij ingevolge dit hoofdstuk verbintenis- sen aangaat, alsook eventuele voorbehouden of beperkingen ten aanzien van markttoegang en/of nationale behandeling die van toepassing zijn op vestigingen en investeerders van een andere partij in deze sectoren, zijn vermeld in bijlage VII (Lijst van verbintenissen inzake vestiging).
Artikel 115
Andere overeenkomsten
1. Niets in deze titel wordt uitgelegd als een beperking van de rech- ten en verplichtingen die voor de partijen en hun investeerders voort- vloeien uit een bestaande of toekomstige internationale overeenkomst betreffende investeringen waarbij een lidstaat van de Europese Unie en een overeenkomstsluitend Andesland partij zijn.
2. In afwijking van het bepaalde in lid 1 is een procedure voor geschillenbeslechting die is vastgesteld krachtens een bestaande of toe- komstige internationale overeenkomst betreffende investeringen waarbij de Europese Unie, een lidstaat van de Europese Unie of een overeen- komstsluitend Andesland partij zijn, niet van toepassing op vermeende inbreuken op dit hoofdstuk.
Artikel 116
Investeringsbevordering en evaluatie
1. Met het oog op een geleidelijke liberalisering van investeringen bevorderen de Europese Unie en de overeenkomstsluitende Andeslanden binnen hun respectieve bevoegdheidsgebieden een aantrekkelijk klimaat voor wederzijdse investeringen.
2. De in lid 1 bedoelde bevordering leidt tot samenwerking bij onder meer de evaluatie van het wettelijk kader voor investeringen, het inves- teringsklimaat en de investeringsstroom tussen de partijen, in overeen- stemming met hun uit internationale overeenkomsten voorvloeiende ver-
bintenissen. Deze evaluatie vindt uiterlijk vijf jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst plaats en vervolgens met regelmatige tussenpo- zen.
HOOFDSTUK 3 GRENSOVERSCHRIJDENDE DIENSTVERLENING
Artikel 117
Definities
Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
– „grensoverschrijdende dienstverlening”: het verlenen van een dienst:
a. vanaf het grondgebied van een partij naar het grondgebied van een andere partij (vorm van dienstverlening 1), en
b. binnen het grondgebied van een partij ten behoeve van een dienstafnemer van een andere partij (vorm van dienstverlening 2);
– „maatregelen van een partij die gevolgen hebben voor grensover- schrijdende dienstverlening”: onder meer maatregelen betreffende:
a. de aankoop, de betaling of het gebruik van een dienst, en
b. de toegang tot en het gebruik van, in verband met grensover- schrijdende dienstverlening, een dienst waarvan die partij eist dat zij algemeen aan het publiek worden aangeboden.
Artikel 118
Toepassingsgebied
Dit hoofdstuk is van toepassing op maatregelen van de partijen die gevolgen hebben voor alle grensoverschrijdende dienstverlening, met uitzondering van:
a. audiovisuele diensten;
b. nationale cabotage over zee28);
c. binnenlandse en internationale luchtvervoerdiensten, ongeacht of het gaat om lijn- of charterdiensten, en diensten die rechtstreeks verband houden met de uitoefening van verkeersrechten, andere dan:
28) Onverminderd de activiteiten die onder de toepasselijke interne wetgeving als cabotage kunnen worden beschouwd, omvat nationale cabotage over zee voor de toepassing van dit hoofdstuk het vervoer van passagiers of goederen tussen een haven of plaats in een overeenkomstsluitend Andesland of een lidstaat van de Europese Unie en een andere haven of plaats in hetzelfde overeenkomstsluitende Andesland of in dezelfde lidstaat van de Europese Unie, met inbegrip van het continentaal plat van dat Andesland of van die lidstaat van de Europese Unie, en verkeer dat vertrekt uit en aankomt in dezelfde haven of plaats van een overeen- komstsluitend Andesland of een lidstaat van de Europese Unie.
i. reparatie en onderhoud van vliegtuigen waarbij het vliegtuig buiten dienst wordt gesteld;
ii. de verkoop en marketing van luchtvervoerdiensten;
iii. geautomatiseerde boekingssystemen (CRS);
iv. grondafhandelingsdiensten en exploitatie van luchthavens.
Artikel 119
Markttoegang
1. Wat betreft markttoegang door middel van grensoverschrijdende dienstverlening, geeft elke partij diensten en dienstverleners van een andere partij geen minder gunstige behandeling dan die waarin is voor- zien in de specifieke verbintenissen van bijlage VIII (Lijst van verbinte- nissen inzake grensoverschrijdende diensten).
2. Voor sectoren waarvoor verbintenissen inzake markttoegang wor- den aangegaan, worden de volgende maatregelen door een partij noch op basis van een regionale onderverdeling, noch voor het hele grondge- bied gehandhaafd of vastgesteld, tenzij in bijlage VIII (Lijst van verbin- tenissen inzake grensoverschrijdende dienstverlening) anders is bepaald:
a. beperkingen van het aantal dienstverleners in de vorm van nume- rieke quota, monopolies, exclusieve dienstverleners of de eis van een onderzoek naar de economische behoefte;
b. beperkingen van de totale waarde van transacties of activa in ver- band met diensten in de vorm van numerieke quota of de eis van een onderzoek naar de economische behoefte;
c. beperkingen van het totale aantal dienstentransacties of de totale hoeveelheid geleverde diensten, in bepaalde numerieke eenheden uitge- drukt in de vorm van quota of de eis van een onderzoek naar de econo- mische behoefte29).
Artikel 120
Nationale behandeling
1. Voor de sectoren waarvoor Colombia in bijlage VIII (Lijst van ver- bintenissen inzake grensoverschrijdende dienstverlening) verbintenissen inzake markttoegang heeft opgenomen, en behoudens de daarin ver- melde voorwaarden en kwalificaties, behandelt Colombia diensten en dienstverleners van de EU niet minder gunstig dan zijn eigen soortge- lijke diensten en dienstverleners in verband met alle maatregelen die gevolgen voor grensoverschrijdende dienstverlening hebben.
29) Lid 2, onder c), geldt niet voor maatregelen van een partij die de input voor de verlening van diensten beperken.
3. Voor de sectoren waarvoor de EU in bijlage VIII (Lijstn van ver- bintenissen inzake grensoverschrijdende dienstverlening) verbintenissen inzake markttoegang heeft opgenomen, en behoudens de daarin ver- melde voorwaarden en kwalificaties, behandelt de EU diensten en dienst- verleners van de overeenkomstsluitende Andeslanden niet minder gun- stig dan haar eigen soortgelijke diensten en dienstverleners in verband met alle maatregelen die gevolgen voor grensoverschrijdende dienstver- lening hebben.
4. De op grond van dit artikel aangegane specifieke verbintenissen worden niet zodanig uitgelegd dat een partij verplicht is tot compensatie van concurrentienadelen die inherent zijn aan het buitenlandse karakter van de desbetreffende diensten of dienstverleners.
Artikel 121
Lijst van verbintenissen
De sectoren waarvoor elke partij ingevolge dit hoofdstuk verbintenis- sen aangaat, alsook eventuele voorbehouden of beperkingen ten aanzien van markttoegang en/of nationale behandeling die van toepassing zijn op diensten en dienstverleners van een andere partij in deze sectoren, zijn vermeld in bijlage VIII (Lijst van verbintenissen inzake grensoverschrij- dende dienstverlening).
30) Voor de duidelijkheid: de rechten die voor diensten en dienstverleners van de EU voortvloeien uit de verplichtingen van Peru uit hoofde van de GATS, blij- ven volledig afdwingbaar in het kader van de WTO, in het bijzonder wat betreft de toepassing van het beginsel van „soortgelijke diensten en dienstverleners” van artikel XVII van de GATS.
TIJDELIJKE AANWEZIGHEID VAN NATUURLIJKE PERSONEN VOOR ZAKEN
Artikel 122
Toepassingsgebied
Dit hoofdstuk is van toepassing op maatregelen van een partij betref- fende de toegang tot en het tijdelijke verblijf op haar grondgebied van stafpersoneel, afgestudeerde stagiairs, verkopers van zakelijke diensten, dienstverleners op contractbasis, beoefenaars van een vrij beroep en kor- tetermijnbezoekers voor zaken, overeenkomstig artikel 107, lid 6.
Artikel 123
Definities
Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
– „verkopers van zakelijke diensten”: natuurlijke personen die verte- genwoordiger van een dienstverlener van een partij zijn en tijdelijke toe- gang tot het grondgebied van een andere partij wensen om voor die dienstverlener over de verkoop van diensten te onderhandelen of over- eenkomsten voor de verkoop van diensten te sluiten. Zij verkopen niet direct aan het publiek en ontvangen geen beloning uit een bron op het grondgebied van de gastpartij;
– „zakelijke bezoekers”: natuurlijke personen met een staffunctie die verantwoordelijk zijn voor het opzetten van een vestiging. Zij verrich- ten geen directe transacties met het publiek en ontvangen geen beloning uit een bron op het grondgebied van de gastpartij;
– „dienstverleners op contractbasis”: natuurlijke personen in dienst van een rechtspersoon van een partij die geen vestiging op het grondge- bied van een andere partij heeft en die met een eindgebruiker in die andere partij een bonafide contract (anders dan via een agentschap als omschreven in code 872 van de centrale productclassificatie van de Ver- enigde Naties, hierna de „CPC” genoemd) heeft gesloten voor de verle- ning van diensten waarvoor de tijdelijke aanwezigheid van zijn werkne- mers in die partij vereist is om aan het dienstverleningscontract te voldoen31);
– „afgestudeerde stagiairs”: natuurlijke personen die ten minste een jaar in dienst zijn van een rechtspersoon van een partij of een filiaal van die rechtspersoon, die universitair afgestudeerd zijn en die voor hun loopbaanontwikkeling of een opleiding in bedrijfstechnieken of
31) Het dienstverleningscontract moet in overeenstemming zijn met de wetten, regels en eisen van de partij waar het contract wordt uitgevoerd.
-methoden tijdelijk naar een vestiging van die rechtspersoon op het grondgebied van een andere partij worden overgeplaatst32);
– „beoefenaars van een vrij beroep”: natuurlijke personen die als zelf- standige dienstverlener op het grondgebied van een partij zijn gevestigd en geen vestiging op het grondgebied van een andere partij hebben, en die met een eindgebruiker in die andere partij een bonafide contract (anders dan via een agentschap als omschreven in code 872 van de cen- trale productclassificatie van de Verenigde Naties, hierna de „CPC” genoemd) hebben gesloten voor de verlening van diensten waarvoor de tijdelijke aanwezigheid in die partij vereist is om aan het dienstverle- ningscontract te xxxxxxx00);
– „binnen de onderneming overgeplaatste personen”: natuurlijke per- sonen die ten minste een jaar werknemer of partner van een rechtsper- soon of van een filiaal van die rechtspersoon zijn en die tijdelijk naar een vestiging op het grondgebied van een andere partij worden overge- plaatst, welke vestiging een dochteronderneming, filiaal of bijkantoor kan zijn. De natuurlijke personen in kwestie behoren tot een van de vol- gende categorieën:
a. „managers”: personen die deel uitmaken van het hogere kader van een rechtspersoon, die in de eerste plaats verantwoordelijk zijn voor het management van de vestiging, onder het algemene toezicht of de leiding van de raad van bestuur of de aandeelhouders of daar- mee gelijkgestelde personen, waaronder personen die:
i. leiding geven aan de vestiging of een afdeling of onderafde- ling daarvan;
ii. toezicht houden en controle uitoefenen op de werkzaamheden van andere werknemers met een toezichthoudende, leiding- gevende of specialistische functie;
iii. bevoegd zijn om op eigen initiatief werknemers in dienst te nemen en te ontslaan of indienstneming, ontslag of andere maatregelen in het kader van het personeelsbeleid aan te bevelen;
of
b. „specialisten”: bij een rechtspersoon werkzame personen die beschikken over bijzondere kennis die van wezenlijk belang is voor de activiteiten, de onderzoeksuitrusting, de technische werkzaamhe- den of het management van de vestiging. Voor de beoordeling van die kennis wordt niet alleen specifiek met de vestiging verband houdende kennis in aanmerking genomen, maar ook of de persoon in hoge mate
32) Van de ontvangende vestiging kan worden verlangd dat zij vooraf ter goed- keuring een opleidingsprogramma voor de volledige duur van het verblijf voor- legt, om aan te tonen dat het verblijf bedoeld is voor opleiding. Voor Oostenrijk, Tsjechië, Duitsland, Frankrijk, Spanje en Hongarije moet de opleiding aansluiten bij de behaalde universitaire graad.
33) Het dienstverleningscontract moet in overeenstemming zijn met de wetten, regels en eisen van de partij waar het contract wordt uitgevoerd.
– „stafpersoneel”: natuurlijke personen die werkzaam zijn bij een rechtspersoon van een partij, niet zijnde een organisatie zonder winst- xxxxxxx00), en verantwoordelijk zijn voor het opzetten of het toezicht, het beheer en de exploitatie van een vestiging, waaronder begrepen zakelijke bezoekers die verantwoordelijk zijn voor het opzetten van een vestiging en binnen een onderneming overgeplaatste personen;
– „kwalificaties”: diploma’s, certificaten en andere titels die zijn afgegeven door een bij wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen aan- gewezen autoriteit waarmee de succesvolle afsluiting van een beroeps- opleiding wordt geattesteerd.
Artikel 124
Stafpersoneel en afgestudeerde stagiairs
1. Voor elke sector waarvoor overeenkomstig hoofdstuk 2 (Vestiging) van deze titel verbintenissen worden aangegaan, en behoudens eventu- ele in bijlage VII (Lijst van verbintenissen inzake vestiging) of aanhang- sel 1 van bijlage IX (Voorbehouden betreffende de tijdelijke aanwezig- heid van natuurlijke personen voor zaken) vermelde voorbehouden, staat elke partij investeerders van een andere partij toe in hun vestiging natuurlijke personen van die andere partij te werk te stellen, mits die werknemers stafpersoneel of afgestudeerde stagiairs als gedefinieerd in artikel 123 zijn. De duur van het tijdelijke verblijf van stafpersoneel en afgestudeerde stagiairs bedraagt ten hoogste drie jaar35) voor binnen een onderneming overgeplaatste personen, ten hoogste negentig dagen bin- nen een periode van twaalf maanden voor zakelijke bezoekers, en ten hoogste één jaar voor afgestudeerde stagiairs.
2. Voor elke sector waarvoor overeenkomstig hoofdstuk 2 (Vestiging) van deze titel verbintenissen worden aangegaan, worden de volgende maatregelen door de partijen noch op basis van een regionale onderver- deling, noch voor het gehele grondgebied gehandhaafd of vastgesteld,
34) De beperking „niet zijnde een organisatie zonder winstoogmerk” geldt uit- sluitend voor Oostenrijk, België, Cyprus, Tsjechië, Duitsland, Xxxxxxxxxx, Xxx- xxxx, Xxxxxxxxxxx, Xxxxxx, Xxxxxxx, Xxxxxxxxx, Xxxxxxx, Xxxxxx, Litouwen, Xxxxx- xxxx, Xxxxxxx, Xxxxx, Xxxxxxxxx, Xxxxxxxx, Xxxxxxxx, het Verenigd Koninkrijk en Peru.
35) Voor Colombia bedraagt de maximale verblijfsduur voor binnen de onder- neming overgeplaatste personen twee jaar, welke termijn met een jaar kan wor- den verlengd. Voor Peru is de maximale duur van de arbeidsovereenkomst drie jaar. De maximale verblijfsduur voor binnen de onderneming overgeplaatste per- sonen is echter één jaar, welke termijn kan worden verlengd als de voorwaarden waaronder de verblijfsvergunning is verstrekt nog steeds worden vervuld.
tenzij in aanhangsel 1 van bijlage IX (Voorbehouden betreffende de tij- delijke aanwezigheid van natuurlijke personen voor zaken) anders is bepaald: discriminatoire beperkingen en beperkingen van het totale aan- tal natuurlijke personen dat een investeerder als stafpersoneel of afge- studeerde stagiair naar een bepaalde sector mag overplaatsen, in de vorm van numerieke quota of de eis van een onderzoek naar de economische behoefte.
Artikel 125
Verkopers van zakelijke diensten
Voor elke sector waarvoor overeenkomstig hoofdstuk 2 (Vestiging) of 3 (Grensoverschrijdende dienstverlening) verbintenissen worden aange- gaan, en behoudens eventuele in de bijlagen VII (Lijst van verbintenis- sen inzake vestiging) en VIII (Lijst van verbintenissen inzake grensover- schrijdende dienstverlening) vermelde voorbehouden, staat elke partij de toegang tot haar grondgebied en het tijdelijke verblijf aldaar van verko- pers van zakelijke diensten toe voor maximaal negentig dagen binnen een periode van twaalf maanden.
Artikel 126
Dienstverleners op contractbasis
1. De partijen herbevestigen hun respectieve rechten en verplichtin- gen ingevolge de door hen krachtens de GATS aangegane verbintenis- sen ten aanzien van de toegang en het tijdelijke verblijf van dienstver- leners op contractbasis.
2. Colombia en de EU staan toe dat dienstverleners op contractbasis van de EU respectievelijk Colombia door middel van de aanwezigheid van natuurlijke personen de volgende diensten verlenen op hun grond- gebied, behoudens de voorwaarden die zijn neergelegd in lid 4 en aan- hangsel 2 van bijlage IX (Voorbehouden betreffende de tijdelijke aanwe- zigheid van natuurlijke personen voor zaken):
a. rechtskundig advies met betrekking tot internationaal publiekrecht en buitenlands recht (in het geval van de EU wordt het EU-recht niet beschouwd als internationaal publiekrecht of buitenlands recht);
b. accountants en boekhouders;
c. belastingconsulenten;
d. architecten;
e. stedenbouwkundigen en landschapsarchitecten;
f. ingenieurs;
g. ingenieurs: geïntegreerde diensten;
h. artsen (psychologen daaronder begrepen) en tandartsen;
i. dierenartsen;
j. verloskundigen;
k. verpleegkundigen, fysiotherapeuten en paramedisch personeel;
l. diensten in verband met computers;
m. markt- en opinieonderzoek;
n. advies op het gebied van bedrijfsbeheer;
o. diensten in verband met advies op het gebied van bedrijfsbeheer;
p. designers;
q. chemisch ingenieurs, farmacologen en fotochemici;
r. diensten op het gebied van de cosmeticatechnologie;
s. gespecialiseerde diensten op het terrein van technologie, enginee- ring, marketing en verkoop voor de automobielindustrie;
t. commerciële design en marketing voor de mode-industrie (kleding, schoenen en andere modeartikelen);
u. onderhoud en reparatie van werktuigen en transportmiddelen, met name in het kader van servicecontracten na verkoop of lease.
3. Peru en de EU staan toe dat dienstverleners op contractbasis van de EU respectievelijk Peru door middel van de aanwezigheid van natuur- lijke personen de volgende diensten verlenen op hun grondgebied, be- houdens de voorwaarden die zijn neergelegd in lid 4 en aanhangsel 2 van bijlage IX (Voorbehouden betreffende de tijdelijke aanwezigheid van natuurlijke personen voor zaken):
a. rechtskundig advies met betrekking tot internationaal publiekrecht en buitenlands recht (in het geval van de EU wordt het recht van de Europese Unie (hierna „EU-recht” genoemd) niet beschouwd als inter- nationaal publiekrecht of buitenlands recht);
b. accountants en boekhouders;
c. belastingconsulenten;
d. architecten;
e. stedenbouwkundigen en landschapsarchitecten;
f. ingenieurs;
g. ingenieurs: geïntegreerde diensten;
h. artsen (psychologen daaronder begrepen) en tandartsen;
i. dierenartsen;
j. verloskundigen;
k. diensten in verband met computers;
l. markt- en opinieonderzoek;
m. advies op het gebied van bedrijfsbeheer;
n. aan managementconsultancy gerelateerde diensten.
4. Op de door de partijen aangegane verbintenissen zijn de volgende voorwaarden van toepassing:
a. de natuurlijke personen moeten voor het verlenen van een dienst tijdelijk zijn aangetrokken als werknemer van een rechtspersoon die een dienstverleningscontract heeft gesloten voor een periode van maximaal twaalf maanden;
b. de natuurlijke personen die het grondgebied van een andere partij binnenkomen, moeten op de datum waarop het verzoek om toegang tot dat grondgebied wordt ingediend, al ten minste een jaar lang als werk- nemer van de rechtspersoon die de dienst verleent, bedoelde diensten hebben verleend; bovendien moeten zij op die datum al ten minste drie jaar beroepservaring36) hebben in de bedrijfstak waarop het contract betrekking heeft;
c. de natuurlijke personen die het grondgebied van een andere partij binnenkomen, hebben:
i. een universitaire graad of een kwalificatie waarmee hun kennis op een gelijkwaardig niveau37) wordt aangetoond;
ii. de beroepskwalificaties die de wet- of regelgeving van de partij waar de dienst wordt verleend eventueel voorschrijft voor het uitoefenen van de desbetreffende activiteit;
d. de natuurlijke personen ontvangen geen andere beloning voor het verlenen van diensten dan die welke door de rechtspersoon voor wie zij gedurende hun verblijf op het grondgebied van een andere partij werken, wordt betaald;
e. de duur van het tijdelijke verblijf van natuurlijke personen op het grondgebied van de desbetreffende partij bedraagt over een periode van 12 maanden of, als het contract korter duurt, voor de duur van het con- tract, in totaal maximaal 6 maanden of, in het geval van Luxemburg, 25 weken;
f. de krachtens dit artikel verleende toegang betreft uitsluitend de dienstenactiviteit waarop het contract betrekking heeft en geeft geen recht op het voeren van de beroepstitel van de partij waar de dienst wordt verleend;
g. het aantal personen dat onder het dienstverleningscontract valt, mag niet groter zijn dan noodzakelijk is voor de uitvoering van het con- tract, zoals bepaald in de wet- en regelgeving van de partij waar de dienst wordt verleend;
h. andere discriminatoire beperkingen, zoals op het aantal natuurlijke personen in de vorm van een onderzoek naar de economische behoefte, die zijn gespecificeerd in aanhangsel 2 van bijlage IX (Voorbehouden betreffende tijdelijke aanwezigheid van natuurlijke personen voor za- ken).
36) Voor de toepassing van het bepaalde onder dit punt, wordt onder beroeps- ervaring verstaan, beroepservaring die na het bereiken van meerderjarigheid is opgedaan.
37) Wanneer de graad of kwalificatie niet is verkregen op het grondgebied van de partij waar de dienst wordt verleend, kan die partij onderzoeken of deze graad of kwalificatie gelijkwaardig is aan de op haar grondgebied vereiste graden of kwalificatie.
Beoefenaars van een vrij beroep
1. De partijen herbevestigen hun respectieve rechten en verplichtin- gen ingevolge de door hen krachtens de GATS aangegane verbintenis- sen ten aanzien van de toegang en het tijdelijke verblijf van beoefenaars van een vrij beroep.
2. Colombia en de EU staan toe dat beoefenaars van een vrij beroep van de EU respectievelijk Colombia door middel van de aanwezigheid van natuurlijke personen de volgende diensten verlenen op hun grond- gebied, behoudens de voorwaarden die zijn neergelegd in lid 4 en aan- hangsel 2 van bijlage IX („Voorbehouden betreffende de tijdelijke aan- wezigheid van natuurlijke personen voor zaken”):
a. rechtskundig advies met betrekking tot internationaal publiekrecht en buitenlands recht (in het geval van de EU wordt het EU-recht niet beschouwd als internationaal publiekrecht of buitenlands recht);
b. architecten;
c. ingenieurs;
d. ingenieurs: geïntegreerde diensten;
e. diensten in verband met computers;
f. markt- en opinieonderzoek;
g. advies op het gebied van bedrijfsbeheer;
h. diensten in verband met advies op het gebied van bedrijfsbeheer;
i. vertalers en tolken;
j. gespecialiseerde diensten op het terrein van technologie, enginee- ring, marketing en verkoop voor de automobielindustrie.
3. Peru en de EU staan toe dat beoefenaars van een vrij beroep van de EU respectievelijk Peru door middel van de aanwezigheid van natuur- lijke personen de volgende diensten verlenen op hun grondgebied, be- houdens de voorwaarden die zijn neergelegd in lid 4 en aanhangsel 2 van bijlage IX (Voorbehouden betreffende de tijdelijke aanwezigheid van natuurlijke personen voor zaken):
a. rechtskundig advies met betrekking tot internationaal publiekrecht en buitenlands recht (in het geval van de EU wordt het EU-recht niet beschouwd als internationaal publiekrecht of buitenlands recht);
b. architecten;
c. ingenieurs;
d. ingenieurs: geïntegreerde diensten;
e. diensten in verband met computers;
f. markt- en opinieonderzoek;
g. advies op het gebied van bedrijfsbeheer;
h. diensten in verband met advies op het gebied van bedrijfsbeheer.
4. Op de door de partijen aangegane verbintenissen zijn de volgende voorwaarden van toepassing:
a. de natuurlijke personen moeten voor het verlenen van een dienst tijdelijk zijn aangetrokken als op het grondgebied van een andere partij gevestigde zelfstandige en een dienstverleningscontract hebben gesloten voor een periode van maximaal twaalf maanden;
b. de natuurlijke personen die het grondgebied van een andere partij binnenkomen, moeten op de datum waarop het verzoek om toegang tot dat grondgebied wordt ingediend, al ten minste zes jaar beroepservaring hebben in de bedrijfstak waarop het contract betrekking heeft;
c. de natuurlijke personen die het grondgebied van een andere partij binnenkomen, hebben:
i. een universitaire graad of een kwalificatie waarmee hun kennis op een gelijkwaardig niveau38) wordt aangetoond;
ii. de beroepskwalificaties die de wet- of regelgeving van de partij waar de dienst wordt verleend eventueel voorschrijft voor het uitoefenen van de desbetreffende activiteit;
d. de duur van het tijdelijke verblijf van natuurlijke personen op het grondgebied van de desbetreffende partij bedraagt over een periode van 12 maanden of, als het contract korter duurt, voor de duur van het con- tract, in totaal maximaal 6 maanden of, in het geval van Luxemburg, 25 weken;
e. de krachtens dit artikel verleende toegang betreft uitsluitend de dienstenactiviteit waarop het contract betrekking heeft en geeft geen recht op het voeren van de beroepstitel van de partij waar de dienst wordt verricht;
f. andere discriminatoire beperkingen, zoals op het aantal natuurlijke personen in de vorm van een onderzoek naar de economische behoefte, die zijn gespecificeerd in aanhangsel 2 van bijlage IX (Voorbehouden betreffende tijdelijke aanwezigheid van natuurlijke personen voor za- ken).
Artikel 128
Tijdelijke bezoekers voor zaken
1. De partijen streven, in overeenstemming met hun respectieve wet- geving, naar vergemakkelijking van de toegang van tijdelijke bezoekers voor zaken tot hun grondgebied en van hun verblijf aldaar voor het uit- oefenen van de volgende activiteiten39):
38) Wanneer de graad of kwalificatie niet is verkregen op het grondgebied van de partij waar de dienst wordt verleend, kan die partij onderzoeken of deze graad of kwalificatie gelijkwaardig is aan de op haar grondgebied vereiste graden of kwalificatie.
39) De onder c) en d) vermelde activiteiten gelden uitsluitend tussen Colombia en de EU.
b. marketingonderzoek: personeel dat onderzoek doet, waaronder marktonderzoek, of analyses maakt namens een op het grondgebied van een andere partij gevestigde onderneming;
c. beurzen en tentoonstellingen: personeel dat op een beurs reclame maakt voor zijn onderneming of voor de producten of diensten van die onderneming;
d. toerismepersoneel (vertegenwoordigers van hotels of reisbureaus, gidsen of reisorganisaties) dat een toerismecongres of -beurs bijwoont of daaraan deelneemt of een rondreis begeleidt die op het grondgebied van een andere partij is begonnen;
mits bedoelde tijdelijke bezoekers:
a. geen goederen of diensten aan het grote publiek verkopen of zelf geen goederen of diensten leveren;
b. niet op eigen naam een beloning ontvangen van een bron binnen de Europese Unie of binnen een overeenkomstsluitende Andesland waar zij tijdelijk verblijven;
c. geen diensten verlenen in het kader van een contract dat is geslo- ten tussen een rechtspersoon zonder commerciële aanwezigheid in de Europese Unie of in een overeenkomstsluitend Andesland waar zij tijde- lijk voor zaken verblijven en een consument in de Europese Unie of een overeenkomstsluitend Andesland.
2. Wanneer voor tijdelijke bezoekers van een partij de toegang tot en het tijdelijke verblijf op het grondgebied van een andere partij is toege- staan, geldt dit voor maximaal negentig dagen binnen een periode van twaalf maanden.
HOOFDSTUK 5 REGELGEVINGSKADER AFDELING 1
BEPALINGEN VAN ALGEMENE STREKKING
Artikel 129
Wederzijdse erkenning
1. Niets in deze titel belet een partij te eisen dat natuurlijke personen de kwalificaties en/of beroepservaring hebben die op het grondgebied waar de dienst wordt verleend, voor de betrokken bedrijfstak zijn voor- geschreven.
3. Wanneer het Handelscomité een aanbeveling als bedoeld in lid 2 ontvangt, onderzoekt het binnen een redelijke termijn of deze aanbeve- ling in overeenstemming is met deze overeenkomst.
4. Wanneer het Handelscomité overeenkomstig lid 3 vaststelt dat bedoelde aanbeveling in overeenstemming met deze overeenkomst is, en de desbetreffende regelingen van de partijen voldoende met elkaar over- eenkomen, onderhandelen zij via hun bevoegde instanties over een over- eenkomst inzake wederzijdse erkenning van eisen, kwalificaties, vergun- ningen en andere regelingen, teneinde deze aanbeveling ten uitvoer te leggen.
5. Ingevolge lid 4 bereikte overeenkomsten zijn in overeenstemming met de toepasselijke bepalingen van de WTO-overeenkomst, in het bij- zonder artikel VII van de GATS.
Artikel 130
Transparantie en openbaarmaking van vertrouwelijke informatie
1. Elke partij:
a. reageert onverwijld op alle verzoeken van een andere partij om specifieke informatie over maatregelen van algemene strekking of inter- nationale overeenkomsten die betrekking hebben op of gevolgen hebben voor deze titel;
b. richt een of meer informatiepunten in die investeerders en dienst- verleners van een andere partij op verzoek alle onder a) bedoelde infor- matie verstrekken. Deze informatiepunten worden vermeld in bijlage X (Informatiepunten betreffende handel in diensten, vestiging en elektroni- sche handel). Bij informatiepunten hoeven geen wetten en regelingen te worden neergelegd.
2. Niets in deze titel verplicht een partij tot verstrekking van vertrou- welijke informatie waarvan bekendmaking de rechtshandhaving zou belemmeren of die anderszins met het openbaar belang in strijd is of schadelijk is voor de rechtmatige handelsbelangen van openbare of par- ticuliere ondernemingen.
Interne regelgeving
1. In sectoren waarvoor specifieke verbintenissen worden aangegaan, draagt elke partij er zorg voor dat alle maatregelen van algemene strek- king die onder het toepassingsgebied van deze titel vallen, op redelijke, objectieve en onpartijdige wijze worden toegepast.
2. Indien voor de verlening van een dienst of een vestiging waarvoor een specifieke verbintenis is aangegaan een vergunning vereist is, delen de bevoegde instanties van een partij de aanvrager binnen een redelijke termijn na indiening van de volgens de interne wet- en regelgeving als ingediend beschouwde aanvraag mede welk besluit zij ten aanzien van die aanvraag hebben genomen. De bevoegde instanties van de partij ver- strekken de aanvrager, op diens verzoek, onverwijld informatie over de stand van zijn aanvraag.
3. Elke partij houdt gerechtelijke, scheidsrechterlijke of administra- tieve tribunalen of procedures in stand of voert deze in, waarmee op ver- zoek van een betroffen investeerder of dienstverlener administratieve besluiten met betrekking tot de vestiging, de grensoverschrijdende dienst- verlening of de tijdelijke aanwezigheid van natuurlijke personen voor zaken terstond kunnen worden getoetst en, indien gerechtvaardigd, pas- sende herstelmaatregelen kunnen worden genomen. Wanneer deze pro- cedures niet onafhankelijk zijn van de instantie die bevoegd is het betrokken administratieve besluit te nemen, zien de partijen erop toe dat de procedures de facto in een objectief en onpartijdig onderzoek voor- zien.
4. Dit artikel wordt na het vereiste overleg tussen de partijen zo nodig gewijzigd om verbintenissen die voortvloeien uit eventuele onderhande- lingen krachtens lid 4 van artikel VI van de GATS, of uit soortgelijke onderhandelingen in het kader van andere multilaterale fora waaraan de partijen deelnemen, in deze titel te integreren zodra die verbintenissen van kracht worden.
5. In afwachting van het resultaat van onderhandelingen krachtens lid 4 van artikel VI van de GATS, onthouden de partijen zich van het toe- passen van vergunnings- en kwalificatievereisten, procedures en techni- sche normen die afbreuk doen aan hun specifieke verbintenissen of deze ongedaan maken op een wijze die:
a. niet beantwoordt aan de criteria van artikel VI, lid 4, onder a), b) en c), van de GATS, en
b. in redelijkheid niet viel te verwachten op het moment dat de spe- cifieke verbintenissen werden aangegaan.
6. Om vast te stellen of een partij heeft gehandeld conform de ver- plichtingen die voor haar uit lid 5 voortvloeien, wordt mede gekeken naar de internationale normen van relevante internationale organisa- ties40) die door die partij zijn toegepast.
AFDELING 2
DIENSTEN IN VERBAND MET COMPUTERS
Artikel 132
Afspraak over diensten in verband met computers
Voor zover de handel in diensten in verband met computers in over- eenstemming met de hoofdstukken 2 (Vestiging), 3 (Grensoverschrij- dende dienstverlening) en 4 (Tijdelijke aanwezigheid van natuurlijke personen voor zaken) is geliberaliseerd, onderschrijven de partijen de onder a), b) en c) neergelegde afspraak:
a. de code CPC 84, die wordt gebruikt voor het beschrijven van dien- sten in verband met computers, heeft betrekking op de basisfuncties voor alle diensten in verband met computers: computerprogramma’s, gedefi- nieerd als de instructies waardoor computers kunnen werken en met elkaar kunnen communiceren (met inbegrip van de ontwikkeling en implementatie ervan), gegevensverwerking en -opslag, en aanverwante diensten, zoals het geven van adviezen en opleidingen aan het personeel van klanten. Technologische ontwikkelingen hebben geleid tot een toe- name van het aanbod van deze diensten als een pakket verwante dien- sten die alle of een deel van deze basisfuncties kunnen omvatten. Zo bestaan diensten als web- of domeinhosting, datamining en gridcompu- ting allemaal uit een combinatie van basisfuncties van diensten in ver- band met computers;
b. diensten in verband met computers omvatten, ook indien zij via een netwerk zoals internet worden geleverd, alle diensten op het gebied van:
i. advies, strategie, analyse, planning, specificatie, ontwerp, ont-
wikkeling, installatie, implementatie, integratie, testen, debug- gen, updaten, ondersteuning, technische hulp of beheer van of voor computers of computersystemen;
ii. computerprogramma’s, gedefinieerd als de instructies waardoor computers zelfstandig kunnen werken en met elkaar kunnen communiceren, plus advies, strategie, analyse, planning, speci- ficatie, ontwerp, ontwikkeling, installatie, implementatie, inte-
40) Onder relevante internationale organisaties worden verstaan internationale organen waarvan de relevante organen van de partijen lid kunnen worden.
xxxxxx, testen, debuggen, updaten, aanpassen, onderhoud, onder- steuning, technische hulp, beheer of gebruik van of voor computerprogramma’s;
iii. de verwerking, opslag en hosting van gegevens of diensten in verband met databanken;
iv. onderhoud en reparatie van kantoormachines en toebehoren, met inbegrip van computers;
v. opleidingen voor het personeel van klanten in verband met computerprogramma’s, computers of computersystemen die niet elders zijn ingedeeld;
c. diensten in verband met computers maken andere diensten (bv. bankieren), elektronisch of anderszins, mogelijk. Er is echter een belang- rijk onderscheid tussen de ondersteunende dienst (bv. webhosting of applicatiehosting) en de inhouds- of hoofddienst die elektronisch wordt geleverd (bv. bankieren). In dergelijke gevallen valt de inhouds- of hoofddienst niet onder CPC 84.
XXXXXXXX 0
XXXX- XX XXXXXXXXXXXXXXXX
Artikel 133
Toepassingsgebied
Deze afdeling bevat de beginselen van het regelgevingskader voor alle post- en koeriersdiensten waarvoor in overeenstemming met de hoofd- stukken 2 (Vestiging), 3 (Grensoverschrijdende dienstverlening) en 4 (Tijdelijke aanwezigheid van natuurlijke personen voor zaken) verbinte- nissen zijn aangegaan.
Artikel 134
Definities
Voor de toepassing van deze afdeling en van de hoofdstukken 2 (Ves- tiging), 3 (Grensoverschrijdende dienstverlening) en 4 (Tijdelijke aan- wezigheid van natuurlijke personen voor zaken) wordt verstaan onder:
– „individuele vergunning”: een vergunning, concessie of toestem- ming die door een regelgevende instantie aan een individuele dienstver- lener wordt gegeven en die nodig is om een bepaalde dienst te verlenen;
– „universele dienst”: het overal op het grondgebied van een partij permanent aanbieden van een postdienst van een gespecificeerde kwali- teit tegen prijzen die voor alle gebruikers betaalbaar zijn.
Voorkoming van concurrentiebeperkende praktijken bij post- en koeriersdiensten
Overeenkomstig de bepalingen van titel VIII (Mededinging) worden door elke partij passende maatregelen ingevoerd dan wel gehandhaafd om te voorkomen dat dienstverleners die, alleen of samen met andere dienstverleners, de voorwaarden voor deelneming (wat prijs en aanbod betreft) in de desbetreffende markt voor post- en koeriersdiensten door het gebruik van hun marktpositie wezenlijk kunnen beïnvloeden, con- currentiebeperkende praktijken gaan toepassen of voortzetten.
Artikel 136
Universele dienst
Elke partij heeft het recht vast te stellen welk soort universeledienst- verplichting zij wil vaststellen of handhaven. Bedoelde verplichting wordt niet automatisch geacht concurrentiebeperkend te zijn, mits zij op transparante, niet-discriminatoire en vanuit concurrentieoogpunt neutrale wijze wordt toegepast en niet belastender is dan voor de door de partij vastgestelde soort universele dienst noodzakelijk is.
Artikel 137
Individuele vergunningen
1. Een individuele vergunning kan door een partij uitsluitend worden voorgeschreven voor diensten die tot de universele dienst behoren41).
2. Wanneer een partij een individuele vergunning voorschrijft, wordt de volgende informatie algemeen bekendgemaakt:
a. alle vergunningscriteria en de termijn die normaliter nodig is om een besluit over een vergunningsaanvraag te nemen;
b. de voorwaarden voor individuele vergunningen.
41) In Colombia is de officiële postexploitant of concessiehouder een rechtsper- soon die onder een concessieovereenkomst de universele postdienst verzorgt. De overige postdiensten worden toegekend via een versnelde vergunningprocedure onder verantwoordelijkheid van het ministerie van Informatie- en Communicatie- technologie. In Peru is de officiële postexploitant een rechtspersoon die krachtens een bij wet verleende niet-exclusieve concessie in het hele land de postdienst moet verzorgen. Voor de overige postdiensten wordt door het ministerie van Transport en Communicatie een vergunning verleend.
3. Wanneer een partij een aanvraag voor een individuele vergunning afwijst, stelt zij de aanvrager op diens verzoek in kennis van de redenen hiervoor. Elke partij stelt een beroeps- of herzieningsprocedure bij een onafhankelijk orgaan vast, of handhaaft deze42). Bedoelde procedures zijn transparant en niet-discriminatoir en zijn gebaseerd op objectieve criteria.
Artikel 138
Onafhankelijkheid van regelgevende organen
Regelgevende organen zijn juridisch onafhankelijk van, en geen ver- antwoording verschuldigd aan, leveranciers van post- en koeriersdien- sten. De besluiten die de regelgevende organen nemen en de procedures die zij toepassen, zijn voor alle marktdeelnemers gelijk.
AFDELING 4 TELECOMMUNICATIE
Artikel 139
Toepassingsgebied
Deze afdeling bevat de beginselen van het regelgevingskader voor telecommunicatiediensten, andere dan de omroep43), waarvoor in over- eenstemming met de hoofdstukken 2 (Vestiging), 3 (Grensoverschrij-
42) Voor de duidelijkheid: dit onafhankelijk orgaan kan een rechtscollege zijn.
43) „Omroep” wordt gedefinieerd als de ononderbroken transmissieketen die vereist is voor de distributie van televisie- en radioprogrammasignalen naar het grote publiek. Het begrip omvat niet de toeleveringskoppelingen tussen exploi- tanten.
Artikel 140
Definities
Voor de toepassing van deze afdeling wordt verstaan onder:
– „essentiële telecommunicatiefaciliteiten”: faciliteiten van een open- baar telecommunicatienetwerk of een openbare telecommunicatie- dienst46) die:
a. uitsluitend of voornamelijk ter beschikking worden gesteld door één leverancier of door een beperkt aantal leveranciers, en
b. bij het verlenen van een dienst niet op haalbare wijze econo- misch of technisch kunnen worden vervangen;
– „interconnectie”: de koppeling met leveranciers die openbare tele- communicatienetwerken of -diensten46) aanbieden zodat gebruikers van een leverancier kunnen communiceren met gebruikers van een andere leverancier en toegang krijgen tot door een andere leverancier geleverde diensten;
– „grote leverancier”: een leverancier in de telecommunicatiesector die ten gevolge van de controle die hij heeft over essentiële faciliteiten of door het gebruik van zijn marktpositie de voorwaarden voor deelne- ming (wat prijs en aanbod betreft) in de desbetreffende markt wezenlijk kan beïnvloeden;
– „regelgevende instantie”: het orgaan of de organen die in de tele- communicatiesector belast is/zijn met de telecommunicatieregelgeving als bedoeld in deze afdeling;
– „telecommunicatiediensten”: alle diensten die bestaan uit de trans- missie en ontvangst van elektromagnetische signalen, maar niet de eco-
44) Tussen de EU en Peru geldt het bepaalde in deze afdeling alleen voor tele- communicatiediensten die aan het grote publiek worden aangeboden en die bestaan uit de transmissie in werkelijke tijd van door de klant tussen twee of meer punten verzonden informatie, zonder dat de vorm of inhoud van die informatie van eindpunt tot eindpunt wordt gewijzigd.
45) Tussen de EU en Colombia geldt het bepaalde in deze afdeling ook voor telecommunicatiediensten met een toegevoegde waarde. Voor de duidelijkheid: voor de toepassing van deze afdeling en van bijlage VII (Lijst van verbintenissen inzake vestiging) en bijlage VIII (Lijst van verbintenissen inzake grensoverschrij- dende dienstverlening) geldt tussen Colombia en de EU dat onder telecommuni- catiediensten met toegevoegde waarde wordt verstaan telecommunicatiediensten waarbij „waarde wordt toegevoegd” aan de informatie van de klant door de vorm of inhoud van die informatie te verbeteren of te voorzien in mogelijkheden voor het opslaan en terugzoeken ervan.
46) Voor de duidelijkheid: een openbare telecommunicatiedienst is een dienst als omschreven in de bijlage betreffende telecommunicatie bij de GATS.
nomische activiteit die bestaat uit de levering van inhoud waarvan het transport afhankelijk is van telecommunicatie.
Artikel 141
Concurrentiewaarborgen ten aanzien van grote leveranciers
Overeenkomstig de bepalingen van titel VIII (Mededinging) stelt elke partij passende maatregelen vast, of handhaaft zij bestaande maatrege- len, om te voorkomen dat leveranciers die alleen of samen met andere leveranciers een grote leverancier zijn, concurrentiebeperkende praktij- ken gaan toepassen of voortzetten. In dit verband wordt onder concur- rentiebeperkende praktijken met name het volgende verstaan:
a. het op concurrentiebeperkende wijze toepassen van kruissubsidië- ring of het uithollen van de marges van concurrenten47);
b. het op concurrentiebeperkende wijze gebruiken van informatie van concurrenten;
c. het niet tijdig aan andere dienstverleners beschikbaar stellen van technische informatie over essentiële faciliteiten en van commercieel relevante informatie die deze dienstverleners voor het leveren van hun diensten nodig hebben.
Artikel 14248)
Aanvullende verplichtingen voor grote leveranciers
1. De regelgevende instantie van elke partij legt grote leveranciers overeenkomstig haar interne wetgeving en procedures de volgende aan- vullende verplichtingen op, voor zover van toepassing:
a. verplichtingen inzake transparantie met betrekking tot interconnec- tie en/of toegang. Wanneer een grote leverancier verplichtingen inzake niet-discriminatie als bedoeld onder b) heeft, kan de regelgevende in- stantie van hem eisen dat hij een referentieofferte publiceert die vol- doende gespecificeerd is om te garanderen dat leveranciers niet hoeven te betalen voor faciliteiten die voor de gewenste dienst niet noodzakelijk zijn. Deze referentieofferte bevat onder meer een omschrijving van de
47) De toevoeging „het uithollen van de marges van concurrenten” geldt alleen voor de EU.
48) Dit artikel maakt geen deel uit van de verbintenissen die Peru en de EU krachtens deze overeenkomst jegens elkaar aangaan, onverminderd de interne wetgeving van elke partij: Voor Colombia en de EU is dit artikel uitsluitend van toepassing op telecommunicatiediensten die bestaan uit de transmissie in werke- lijke tijd van door de klant tussen twee of meer punten verzonden informatie zon- der dat de vorm of inhoud van die informatie van eindpunt tot eindpunt wordt gewijzigd.
betrokken offertes, uitgesplitst in diverse elementen naar gelang van de marktbehoeften, en van de daaraan verbonden voorwaarden, inclusief tarieven;
b. verplichtingen inzake niet-discriminatie met betrekking tot inter- connectie en/of toegang om ervoor te zorgen dat grote leveranciers op het grondgebied van een partij:
i. onder gelijkwaardige omstandigheden gelijkwaardige voorwaar- den hanteren voor leveranciers van telecommunicatiediensten van een andere partij die gelijkwaardige diensten verlenen;
ii. aan andere leveranciers diensten en informatie aanbieden onder dezelfde voorwaarden en van dezelfde kwaliteit als die welke zij voor hun eigen diensten of diensten van hun dochteronder- nemingen of partners bieden;
c. verplichtingen inzake het terugverdienen van kosten en prijscon- trole, inclusief verplichtingen inzake kostenoriëntering van prijzen en kostentoerekeningssystemen voor het verlenen van specifieke interconnectie- en/of toegangtypes;
d. verplichtingen om in te gaan op redelijke verzoeken van leveran- ciers van een andere partij om toegang te krijgen tot en gebruik te maken van bepaalde netwerkonderdelen en bijbehorende faciliteiten, onder an- dere wanneer de regelgevende instantie van mening is dat het weigeren van toegang of het opleggen van onredelijke voorwaarden van gelijke werking de ontwikkeling van een door duurzame concurrentie geken- merkte detailhandelsmarkt zou belemmeren of niet in het belang van de eindgebruiker zou zijn.
2. Ingevolge lid 1, onder d), kan van grote leveranciers onder meer worden geëist dat zij:
a. derden toegang verlenen tot bepaalde netwerkonderdelen en/of faciliteiten;
b. te goeder trouw onderhandelen met ondernemingen die om toe- gang verzoeken;
c. op groothandelsbasis bepaalde diensten aanbieden voor wederver- koop door derden;
d. toegang verlenen tot technische interfaces, protocollen of andere sleuteltechnologieën die onmisbaar zijn voor de interoperabiliteit van netwerken en die het mogelijk maken om op verzoek een interconnectie te realiseren via extra aansluitpunten, in aanvulling op de aan de meeste gebruikers aangeboden netwerkaansluitpunten, tegen een vergoeding die gebaseerd is op de kosten voor het aanleggen van de noodzakelijke aan- vullende faciliteiten;
e. colocatie of andere vormen van gedeeld gebruik van faciliteiten aanbieden, inclusief gedeeld gebruik van kabelgoten, gebouwen of mas- ten;
f. bepaalde diensten aanbieden die nodig zijn voor de interoperabili- teit van aan gebruikers geleverde eind-tot-eind-diensten, inclusief facili- teiten voor intelligente netwerkdiensten of roaming binnen mobiele net- werken;
g. zorgen voor interconnectie van netwerken of netwerkfaciliteiten.
Artikel 143
Regelgevende instanties
1. De regelgevende instanties voor telecommunicatiediensten zijn ju- ridisch en functioneel onafhankelijk van leveranciers van telecommuni- catiediensten.
2. De regelgevende instantie heeft voldoende bevoegdheden om de sector te reguleren. De taken van de regelgevende instantie worden dui- delijk en in een gemakkelijk toegankelijke vorm bekendgemaakt, in het bijzonder wanneer meer dan een orgaan met die taken is belast.
3. De besluiten die de regelgevende instantie neemt en de procedures die zij toepast, zijn transparant en voor alle marktdeelnemers gelijk.
4. Een door een besluit van een regelgevende instantie van Colombia getroffen leverancier kan in beroep gaan tegen dat besluit of om herzie- ning verzoeken, al naar gelang het geval, bij een van de regelgevende instantie onafhankelijk orgaan.
5. Een door een besluit van de regelgevende instantie van Peru of van de EU getroffen leverancier kan tegen dat besluit in beroep gaan bij een van de betrokken partijen onafhankelijk beroepsorgaan dat al dan niet een rechtscollege kan zijn.
6. Wanneer een beroepsorgaan van een partij geen rechtscollege is, geeft zij steeds een schriftelijke motivering van haar beslissing en kun- nen haar beslissingen door een onpartijdige en onafhankelijke rechter- lijke autoriteit worden getoetst. Beslissingen van toetsings- of beroeps- instanties van een partij worden daadwerkelijk ten uitvoer gelegd.
Artikel 144
Vergunning voor telecommunicatiediensten
1. De partijen streven naar vereenvoudigde procedures voor de verle- ning van vergunningen voor telecommunicatiediensten.
2. Krachtens de interne wetgeving van elke partij kan in verband met de toewijzing van nummers en frequenties een vergunning49) zijn ver- eist. De voorwaarden voor een dergelijke vergunning worden algemeen bekendgemaakt.
3. Wanneer een vergunning vereist is:
a. worden alle vergunningscriteria en een redelijke termijn die nor- maliter nodig is om een beslissing over een vergunningaanvraag te nemen, algemeen bekendgemaakt;
b. worden de redenen voor afwijzing van een vergunning de aanvra- ger op diens verzoek schriftelijk meegedeeld;
c. kan de aanvrager bij afwijzing van zijn aanvraag een herziening van het daartoe strekkende besluit aanvragen en/of tegen dat besluit in beroep gaan, overeenkomstig de interne wetgeving van de desbetref- fende partij;
d. zijn de door een partij verlangde vergoedingen voor een vergun- ning niet hoger dan de administratieve kosten die normaliter gemoeid zijn met het beheer van, het toezicht op en de handhaving van de toe- passelijke vergunning50).
Artikel 145
Interconnectie
1. Elke partij zorgt ervoor dat iedere leverancier die een vergunning heeft voor het verlenen van telecommunicatiediensten op haar grondge- bied, het recht heeft om met andere leveranciers van openbare telecom- municatienetwerken en -diensten te onderhandelen over interconnectie. In beginsel worden afspraken over interconnectie gemaakt op basis van commerciële onderhandelingen tussen de betrokken leveranciers.
2. De regelgevende instanties van elke partij verlangen dat leveran- ciers die bij onderhandelingen over interconnectieafspraken informatie van een andere leverancier ontvangen, die informatie uitsluitend gebrui- ken voor het doel waarvoor die is verstrekt en dat zij de vertrouwelijk- heid van verzonden of opgeslagen informatie te allen tijde respecteren.
49) Voor de toepassing van deze afdeling wordt onder vergunning verstaan een licentie, concessie, toestemming, bewijs van inschrijving of andere schriftelijke vergunning die een partij voorschrijft om een telecommunicatiedienst te mogen verlenen.
50) Tarieven voor vergunningen omvatten geen veiling- of aanbestedingskosten of kosten van andere niet-discriminatoire middelen om concessies te verlenen, of verplichte bijdragen voor het verlenen van een universele dienst. Voor de duide- lijkheid: het bepaalde in dit punt kan niet worden uitgelegd als een beperking van het recht van elke partij om een vergoeding te eisen voor het toekennen van schaarse middelen, zoals radiofrequenties.
a. op niet-discriminatoire voorwaarden (inclusief technische normen en specificaties) en tegen niet-discriminatoire tarieven, en met een kwa- liteit die niet lager is dan die welke wordt geboden voor eigen soortge- lijke diensten, voor soortgelijke diensten van niet-verbonden dienstver- leners of voor dochterondernemingen of andere verbonden ondernemingen;
b. binnen een redelijke termijn en op voorwaarden (inclusief techni- sche normen en specificaties) en tegen op de kosten gebaseerde tarieven die transparant, economisch redelijk en voldoende gespecificeerd zijn, zodat de leverancier niet hoeft te betalen voor netwerkonderdelen en
-faciliteiten die hij voor de levering van zijn diensten niet nodig heeft;
c. op verzoek via extra aansluitpunten, in aanvulling op de aan de meeste gebruikers aangeboden netwerkaansluitpunten, tegen een vergoe- ding die gebaseerd is op de kosten voor het aanleggen van de noodza- kelijke aanvullende faciliteiten.
4. Elke partij ziet erop toe dat de procedures voor interconnectie met een grote leverancier algemeen worden bekendgemaakt.
5. Elke partij schrijft voor dat grote leveranciers hun interconnectie- overeenkomsten of referentieoffertes voor interconnectie, algemeen be- kend moeten maken.
6. Elke partij ziet erop toe dat een dienstverlener die om interconnec- tie met een grote leverancier verzoekt, te allen tijde, dan wel na een alge- meen bekendgemaakte redelijke termijn, een beroep kan doen op een onafhankelijke intern orgaan, zoals de in artikel 143 bedoelde regelge- vende instantie, om geschillen over de voorwaarden en tarieven voor interconnectie binnen een redelijke periode te beslechten.
Artikel 146
Schaarse middelen
Elke partij ziet erop toe dat alle procedures voor de toewijzing en het gebruik van schaarse middelen, zoals frequenties, nummers en door- gangsrechten, tijdig en op objectieve, transparante en niet-discriminatoire wijze worden toegepast. De stand van zaken met betrekking tot toege- wezen frequentiebanden wordt algemeen bekendgemaakt, maar een ge- detailleerde vermelding van de frequenties die voor specifiek gebruik door de overheid zijn toegewezen, is niet vereist.
Universele dienst
1. Elke partij heeft het recht vast te stellen welk soort universele- dienstverplichtingen zij wil vaststellen of handhaven.
2. De in lid 1 bedoelde verplichtingen worden niet automatisch ge- acht concurrentiebeperkend te zijn, mits zij op transparante, objectieve en niet-discriminatoire wijze worden toegepast. De toepassing van der- gelijke verplichtingen is ook neutraal met betrekking tot de mededinging en niet belastender dan nodig is voor de soort universele dienst die door elke partij wordt vastgesteld.
3. Alle leveranciers komen in aanmerking om de universele dienst te verzorgen en geen leverancier is a priori uitgesloten. De aanwijzing gebeurt door middel van een efficiënt, transparant en niet-discriminatoir mechanisme en in overeenstemming met de interne wetgeving.
Artikel 148
Telefoongidsen
Elke partij ziet erop toe dat:
a. voor gebruikers een gids beschikbaar is van alle abonnees met een vaste telefoonaansluiting, in een door de nationale regelgevende instan- tie goedgekeurde vorm, gedrukt, elektronisch of beide, en dat die gids regelmatig, maar in ieder geval een keer per jaar, wordt geactualiseerd;
b. organisaties die de onder a) bedoelde diensten verlenen, het begin- sel van niet-discriminatie toepassen op de behandeling van informatie die zij van andere organisaties hebben gekregen.
Artikel 149
Vertrouwelijke informatie
Elke partij waarborgt het vertrouwelijke karakter van het telecommu- nicatieverkeer dat via een openbaar telecommunicatienetwerk en via openbare telecommunicatiediensten plaatsvindt, alsmede van de gege- vens over dat verkeer, zonder daardoor de handel in diensten te beperken.
Artikel 150
Geschillen tussen leveranciers
1. Wanneer tussen leveranciers van openbare telecommunicatienet- werken of verleners van telecommunicatiediensten een geschil ontstaat
in verband met uit deze afdeling voortvloeiende rechten en verplichtin- gen, geeft de regelgevende instantie van de betrokken partij op verzoek van een partij bij het geschil een bindende beslissing om het geschil op een zo kort mogelijke termijn op te lossen.
2. Wanneer een dergelijk geschil het grensoverschrijdend verlenen van diensten betreft, coördineren de regelgevende instanties van de betrokken partijen hun inspanningen om een oplossing van het geschil te vinden.
AFDELING 5 FINANCIËLE DIENSTEN
Artikel 151
Toepassingsgebied
Deze afdeling bevat de beginselen van het regelgevingskader voor alle financiële diensten waarvoor in overeenstemming met de hoofdstukken 2 (Vestiging), 3 (Grensoverschrijdende dienstverlening) en 4 (Tijdelijke aanwezigheid van natuurlijke personen voor zaken) van deze titel ver- bintenissen zijn aangegaan. Deze afdeling is van toepassing op maatre- gelen die gevolgen hebben voor het verlenen van financiële diensten51).
Artikel 152
Definities
Voor de toepassing van dit hoofdstuk en de hoofdstukken 2 (Vesti- ging), 3 (Grensoverschrijdende dienstverlening) en 4 (Tijdelijke aanwe- zigheid van natuurlijke personen voor zaken) van deze titel:
– onder „financiële dienst” verstaan: elke dienst van financiële aard die wordt aangeboden door een financiële dienstverlener van een partij. Financiële diensten omvatten alle verzekeringen en aanverwante dien- sten en bankdiensten en andere financiële diensten (behalve verzekerin- gen). Financiële diensten omvatten de volgende activiteiten:
a. verzekeringen en aanverwante diensten:
i. directe verzekering (met inbegrip van medeverzekering):
A. levensverzekering,
B. schadeverzekering;
ii. herverzekering en retrocessie;
51) Voor de toepassing van deze afdeling wordt onder het verlenen van een financiële dienst verstaan het verlenen van een dienst als gedefinieerd in artikel 108.
iii. verzekeringsbemiddeling, zoals makelaars en agentschap- pen;
iv. ondersteunende diensten voor verzekeringen, zoals adviseurs, actuarissen, risicobeoordeling en de regeling van schade- eisen;
b. bankdiensten en andere financiële diensten (behalve verzekerin- gen):
i. aanvaarding van deposito’s en andere terugbetaalbare fond- sen van het publiek;
ii. alle soorten leningen, waaronder consumentenkrediet en hy- potheken, factoring en financiering van commerciële trans- acties;
iii. financiële lease;
iv. alle diensten in verband met betalingsverkeer en de overma- king van geld, waaronder creditcards, betaalkaarten, debet- kaarten, reischeques en bankwissels;
v. garanties en verbintenissen;
vi. transacties voor eigen rekening of voor rekening van cliën- ten, op de beurs, de onderhandse markt of anderszins, ten aanzien van:
A. geldmarktinstrumenten (met inbegrip van cheques, effec- ten en depositocertificaten),
B. deviezen,
C. derivaten, met inbegrip van termijninstrumenten en op- ties,
D. wisselkoers- en rentetariefinstrumenten, waaronder pro- ducten als swaps en rentetermijncontracten,
E. verhandelbare effecten,
F. overige verhandelbare stukken en financiële activa, met inbegrip van ongemunt goud en zilver;
vii. deelneming in de uitgifte van alle soorten effecten, met inbe- grip van garantieverlening en plaatsing in de hoedanigheid van agent (openbaar dan wel particulier) en verlening van diensten in verband met deze uitgiften;
viii. financiële bemiddeling;
ix. beheer van activa, zoals beheer van contanten of portefeuil- lebeheer, alle vormen van beheer van collectieve investerin- gen, beheer van pensioenfondsen, diensten aangaande be- waarneming, depositodiensten en fiduciaire diensten;
x. betalings- en compensatiediensten in verband met financiële activa, waaronder begrepen effecten, derivaten en andere verhandelbare instrumenten;
xi. verstrekking en doorgifte van financiële informatie en ver- werking van financiële gegevens en daarop betrekking heb- bende software;
xii. advies-, bemiddelings- en andere ondersteunende financiële diensten voor alle onder i) tot en met xi) vermelde activitei-