Museum CAO
/2016\
/2018\
Looptijd 1 oktober 2016 – 1 oktober 2018
/Inhoud\
/Artikel\
/Bijlage\
Artikelen
3 Algemene verplichtingen van de werkgever 6
4 Algemene verplichtingen van partijen bij deze cao 7
5 Algemene verplichtingen van de werknemer 7
7 Arbeidsduur en werktijden 11
8 Functiegroepen en salarisschalen 12
17 Xxxxxxxxx bij overlijden 22
20 Procedure bij reorganisaties 23
Bijlagen
3 Opleidings- en begeleidingsplan promovendus 29
5 Overgangsregeling afschaffen leeftijdsvakantie-uren 29
6 Voorbeeld stappenplan reorganisatie 30
7 Ondernemingen onder de werkingssfeer van de cao 33
8 Levensfasebewust personeelsbeleid 34
9b Overzicht seizoenmusea en functies 34
/Artikel\
/Bijlage\
Artikel 1 Definities
In deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt verstaan onder:
a. Museumvereniging:
partij ter ener zijde;
b. Werkgever:
elk lid van partij ter ene zijde, voor zover door partijen bij deze cao opgenomen of tussentijds opgenomen in de in bijlage 7 opgenomen lijst;
c. Vakverenigingen:
partijen ter andere zijde;
d. Werknemer:
iedere persoon die op basis van een arbeids- overeenkomst in dienst is van de werkgever en waarvan de functie is ingedeeld of gezien de aard der werkzaamheden behoort te worden ingedeeld in de salarisschalen als genoemd in bijlage 1b van deze cao;
e. Partner:
de echtgenoot/echtgenote, de geregis- treerde partner, alsmede de partner met wie de niet-gehuwde werknemer, met het oog- merk duurzaam samen te leven, een gemeenschappelijke huishouding voert. Niet als partner wordt beschouwd de huisgenoot met wie bloedverwantschap in de eerste of
zaamheden aanvangen, deze beëindigen en onderbreken;
m.Normale arbeidsduur:
een contractuele arbeidsduur van 36 uur gemiddeld per week op jaarbasis;
n. Maandsalaris:
het salaris zoals geregeld in bijlage 1 van deze cao, inclusief een eventuele persoonlijke garantietoeslag;
o. Maandinkomen:
het maandsalaris vermeerderd met de toe- slag voor tijdelijke waarneming als bedoeld in artikel 8 lid 6, alsmede de toeslagen voor roosterdienst en bereikbaarheidsdienst als bedoeld in artikel 9, leden 1, 2 en 3;
p. Jaar:
kalenderjaar, tenzij anders vermeld;
q. Jaarsalaris:
12 keer het maandsalaris;
r. Jaarinkomen:
12 keer het maandinkomen, vermeerderd met de vakantietoeslag en de eindejaarsuitkering;
s. Uursalaris:
1/156ste van het maandsalaris;
t. Standplaats:
de door de werkgever als zodanig aangegeven plaats waar de werknemer als regel zijn werk- zaamheden verricht of van waaruit als regel zijn werkzaamheden aanvangen.
tweede graad bestaat;
f. OR:
de ondernemingsraad als bedoeld in de Wet op de Ondernemingsraden;
g. CAO:
deze collectieve arbeidsovereenkomst met inbegrip van de daarbij behorende bijlagen;
h. BW:
boek 7 titel 10 Burgerlijk Wetboek;
i. Maand:
een kalendermaand;
j. Week:
een periode van 7 etmalen, waarvan het eerste aanvangt bij het begin van de eerste dienst op maandagochtend;
k. Weekeinde:
Het tijdvak tussen zaterdag 00.00 uur en zondag 24.00 uur
l. Dienstrooster:
een werktijdenregeling die aangeeft op welke tijdstippen werknemers normaliter hun werk-
Artikel 2 Deeltijdarbeid
1. Verzoek tot deeltijdarbeid
De Wet Aanpassing Arbeidsduur is niet van toepassing voor zover het betreft het recht op vermeerdering van de overeengekomen arbeidsduur. De werkgever kan dit verzoek toe- wijzen, indien de vermeerdering niet in strijd is met enig belang van de werkgever.
2. Arbeidsvoorwaarden naar rato Indien op grond van de individuele arbeids- overeenkomst de bedongen arbeid minder
bedraagt dan de normale arbeidsduur zijn de bepalingen van deze cao, naar rato van de individuele arbeidsduur, op overeenkomstige wijze van toepassing, tenzij in deze cao anders is geregeld.
3. Tijdelijke deeltijdarbeid
a. Het bepaalde in het eerste en tweede lid geldt eveneens voor een verzoek tot tijdelijk werken in deeltijd, mits dit organisatorisch inpasbaar is.
b. De termijn dient ten minste één jaar en ten hoogste drie jaren te bedragen.
c. De nieuwe tijdelijke arbeidsduur dient ten minste de helft van de voor de betreffende werknemer geldende arbeidsduur te bedragen.
d. De werknemer die op grond van deze bepaling een beroep doet op tijdelijk werken in deeltijd behoudt het recht op terugkeer naar de eigen functie of, indien dit niet mogelijk is, het eigen functieniveau.
Artikel 3
Algemene verplichtingen van de werkgever
deze cao, die van de individuele arbeidsovereen- komst integraal deel uitmaakt.
3. Uitreiking cao
De werkgever zal aan de werknemer een exem- plaar van de cao, alsmede van de wijzigingen daarop, ter beschikking stellen.
4. Wervingsbeleid
Bij het ontstaan van vacatures zal de werkgever, rekening houdend met het advies van de OR, alsmede rekening houdend met de uitgangs- punten van een normale bedrijfsvoering, overgaan tot een interne wervingsprocedure.
Gelijktijdig kan worden gestart met een externe wervingsprocedure.
5. Arbeidsomstandigheden
De Arbeidsomstandighedenwet is van toepassing.
6. Vakbondsfaciliteiten
a. Werkgeversbijdrage
c. Op bedrijfsniveau kunnen de werkgever en de OR afspreken dat de vakbondscontributie onderdeel is van de fiscale ruimte in de werkkostenregeling.
d. Voor een verlofregeling betreffende vak- bondsbijeenkomsten wordt verwezen naar artikel 11, lid 3 van deze CAO.
7. Getuigschrift
Artikel 656 BW is van toepassing.
8. Medezeggenschap
1. Voor ondernemingen die vallen onder artikel
35.b van de Wet op de Ondernemingsraden (tussen 10 en 50 werknemers), zal – indien ten minste drie kandidaten op de wettelijk voorgeschreven wijze worden voorgedragen en verkozen – de Wet op de Ondernemings- raden van toepassing zijn.
2. De grens voor het verplicht stellen van een ondernemingsraad wordt gelegd bij 35 werk- nemers of meer.
2. Uitvoering opgedragen werkzaamheden De werknemer is gehouden alle hem door of namens de werkgever opgedragen werkzaam- heden, voor zover deze redelijkerwijze van hem kunnen worden verlangd, zo goed mogelijk uit te voeren en daarbij alle verstrekte aanwijzingen en voorschriften in acht te nemen.
3. Arbeidsomstandigheden
De werknemer is mede verantwoordelijk voor de orde, veiligheid en de arbeidsomstandigheden in het bedrijf van de werkgever en gehouden tot naleving van de desbetreffende aanwijzingen en voorschriften door of namens de werkgever gegeven.
4. Nevenwerkzaamheden
a. Indien de werknemer enigerlei arbeid voor derden gaat verrichten of als zelfstandige een nevenbedrijf gaat voeren, dient hij dit vooraf aan de werkgever te melden. Indien naar het oordeel van de werkgever te ver-
1. Toepassing cao
De werkgever verplicht zich geen werknemers
De Museumvereniging verklaart zich bereid om tot 2022 aan de vakverenigingen vallend
wachten valt dat de nevenwerkzaamheden schadelijk zijn voor een goede vervulling van
in dienst te nemen of te houden op voorwaarden die voor de werknemer in negatieve zin afwijken van deze cao.
a. De bepalingen met betrekking tot de arbeids- voorwaarden van deze CAO zijn niet van toepassing op de voormalig universitair werk- nemers van de Universiteiten van Amsterdam, Leiden en Wageningen die in verband met de overdracht van de botanische en zoölogische collecties en hieraan gerelateerde activiteiten van deze universiteiten in dienst zullen komen bij de Stichting Nederlands Centrum voor Biodiversiteit Naturalis (hierna te noemen:
onder deze CAO een bijdrage te verstrekken van € 20.000 per jaar. De vakverenigingen dragen zelf zorg voor de onderlinge verdeling van dit bedrag.
b. Organisatorische faciliteiten
De werkgever zal ten behoeve van het vak- bondswerk in de onderneming de volgende faciliteiten toekennen onder voorwaarde dat dit vakbondswerk de bestaande communi- catie- en overlegstructuren niet doorkruist of belemmert, de voortgang van de werk- zaamheden in de onderneming niet worden geschaad en dat jaarlijks een schriftelijke
Artikel 4
Algemene verplichtingen van partijen bij deze cao
1. Nakoming door partijen
Partijen zullen deze overeenkomst naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid naleven en handhaven.
2. Nakoming door leden
Partijen zullen bevorderen, dat hun leden de bepalingen van deze overeenkomst naar de maat- staven van redelijkheid en billijkheid naleven.
het dienstverband dan wel zakelijke belangen van de werkgever schaden, is hij bevoegd de nevenwerkzaamheden te verbieden of aan het verrichten ervan voorwaarden te verbinden, hetgeen door hem schriftelijk en gemotiveerd aan werknemer wordt medegedeeld. Dit laat onverlet het bepaalde in artikel 11, lid 6.
b. De werknemer die arbeidsongeschikt wordt als gevolg van niet door de werkgever goed- gekeurde nevenwerkzaamheden, verliest elke aanspraak op de in artikel 16 geregelde aanvullingen op de wettelijke uitkeringen in geval van arbeidsongeschiktheid.
“NCB Naturalis”). In plaats daarvan zal
NCB Naturalis op de arbeidsovereenkomsten
opgave plaatsvindt van de kaderleden van de
vakorganisatie die ondernemingsgerichte
5. Geheimhouding
met deze voormalig universitaire werk- nemers de bepalingen zoals opgenomen in de separaat tussen partijen bij deze CAO overeengekomen ‘Arbeidsvoorwaarden- regeling Voormalig Universitair Werknemers’ toepassen.
2. Individuele arbeidsovereenkomst De werkgever zal met iedere werknemer schriftelijk een individuele arbeidsovereen-
komst aangaan waarin verwezen wordt naar
activiteiten ontplooien:
1. op verzoek zal door de werkgever een vergaderruimte of spreekkamer ter beschikking worden gesteld;
2. de werkgever zal de kaderleden een gepast gebruik toestaan van telecommunicatie- en reproductieapparatuur en, indien aan- wezig, van internet en e-mailfaciliteiten;
3. voor het doen van zakelijke mededelingen kan gebruik gemaakt worden van publicatieborden.
Artikel 5
Algemene verplichtingen van de werknemer
1. Goed werknemerschap
De werknemer is gehouden de belangen van het bedrijf van de werkgever als een goed werknemer te behartigen, ook indien geen uit- drukkelijke opdracht daartoe is gegeven.
a. Tijdens het dienstverband en na beëindiging daarvan, verplicht de werknemer zich tot volstrekte geheimhouding omtrent al die ondernemingsaangelegenheden waarvan hij weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat geheimhouding vereist is, ongeacht de wijze waarop deze ter kennis zijn gekomen.
De werkgever behoudt zich het recht voor de als gevolg van schending van de geheim- houdingsplicht geleden schade op de (ex-) werknemer te verhalen.
b. De werknemer is ter zake tevens gehouden aan de voorwaarden die de werkgever bij het verwerven van opdrachten met de cliënten is overeengekomen voor zover de werkgever deze voorwaarden schriftelijk aan de werk- nemer heeft medegedeeld.
vrij aan derden hulp te verlenen bij pogingen om voor de betreffende uitvindingen enzo- voort bescherming te verkrijgen.
d. In geval de werkgever in een door werknemer gedane uitvinding als bedoeld onder a niet is geïnteresseerd, verkrijgt de werknemer, na
8. Visitatie
De werknemer kan aan visitatie worden onder- worpen volgens de binnen het museum vastgestelde veiligheidsregels, welke zijn vast- gesteld in overleg met het medezeggenschaps- orgaan (OR of PVT).
3. Aard van de arbeidsovereenkomst Onverminderd het hiervoor bepaalde, wordt de arbeidsovereenkomst aangegaan:
a. hetzij voor onbepaalde tijd;
b. hetzij voor bepaalde tijd.
In de individuele arbeidsovereenkomst wordt
6. Misbruik van positie
toestemming van de werkgever, het recht daarop octrooi aan te vragen. De werkgever
vermeld welke arbeidsovereenkomst is aan- gegaan. Indien deze vermelding ontbreekt, is
De werknemer zal zich ervan onthouden:
a. middellijk of onmiddellijk deel te nemen aan ten behoeve van de onderneming door derden uit te voeren aannemingen, leveringen of werken;
b. middellijk of onmiddellijk geschenken met handelswaarde, provisie of beloning aan te nemen van personen of rechtspersonen, waarmee hij door of vanwege zijn functie direct of indirect in aanraking komt;
c. andere werknemers van de onderneming te verplichten tot het verrichten van persoon- lijke diensten;
d. goederen van de onderneming te gebruiken voor eigen doeleinden.
7. Intellectuele eigendom
a. Onverminderd het wettelijk bepaalde inzake het van rechtswege aan de werkgever toe- komen van industriële en intellectuele eigen- domsrechten, verkrijgt de werkgever het uitsluitend recht op de door de werknemer in het kader van zijn dienstverband door hem alleen of in samenwerking met anderen gedane uitvindingen, verkregen uitkomsten, modellen, uitgedachte werkwijzen, tekeningen, software, geschreven en/of vervaardigde werken. De werkgever verkrijgt een gelijk recht ten aanzien van zaken en/of goederen als hiervoor omschreven, welke de werk- nemer niet in het kader van zijn dienst- verband, maar aantoonbaar met gebruik- making van aan de werkgever ontleende kennis of vaardigheid heeft verkregen.
b. De werknemer is verplicht in opdracht en
voor rekening van de werkgever te allen tijde medewerking te verlenen bij het verkrijgen van, het beschikken over en het handhaven van alle rechten in en buiten Nederland, bedoeld in of voortvloeiend uit het bepaalde onder a.
c. De werkgever is niet gehouden voor de onder a bedoelde zaken octrooi of andere bescherming aan te vragen. De werkgever is
zal zich zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen twee maanden nadat een daartoe strekkend schriftelijk verzoek van de betref- fende werknemer is ontvangen, uitspreken over het al dan niet verlenen van toestem- ming. Zolang een dergelijk verzoek niet is ontvangen, is de werkgever vrij van de betrokken uitvindingen gebruik te maken en daarover te publiceren, dan wel daarover aan derden mededeling te doen.
Indien een dergelijk verzoek is ontvangen, zal de werkgever, zolang hij zich over het ver- zoek niet heeft uitgesproken, waar redelijker- wijs mogelijk met de belangen van de werk- nemer rekening houden bij enig gebruik van de uitvinding of publicatie daaromtrent.
Indien de werknemer het octrooi heeft ver- worven, zal hij, wanneer de werkgever dit ver- langt, bij het verlenen van licenties aan derden ten behoeve van de werkgever bedingen dat deze de vinding en de daarmee verband hou- dende specifieke kennis voor zichzelf mag gebruiken en laten gebruiken. Voor zover mogelijk is dit onderdeel op overeenkomstige wijze van toepassing op andere vormen van industriële en intellectuele eigendom.
e. De werknemer die belangen heeft of ver-
krijgt bij octrooien of aanvragen daartoe, is verplicht hiervan onmiddellijk kennis te geven aan de werkgever. Deze laatste zal beslissen of het voortduren van deze belangen al of niet verenigbaar is met het dienstverband.
In geval de werknemer verzuimt deze kennis- geving te doen, kan het dienstverband onmiddellijk worden verbroken.
f. Voor zover dit niet afwijkt van enige wette- lijke bepaling van dwingende aard, vindt de werknemer in het krachtens de arbeids- overeenkomst genoten salaris vergoeding voor het gemis van de aan de werkgever toevallende rechten van industriële en intellectuele eigendom.
Artikel 6
Indienstneming en ontslag
1. Individuele arbeidsovereenkomst
De werknemer ontvangt bij indiensttreding een exemplaar van deze cao, alsmede een individuele arbeidsovereenkomst waarin onder meer is opgenomen:
a. de naam en plaats van vestiging van de werkgever;
b. de naam, voornamen, geboorteplaats en geboortedatum van de werknemer;
c. de standplaats;
d. de datum van indiensttreding;
e. de functie bij de aanvang van de arbeids- overeenkomst, alsmede de aanduiding ‘voltijdarbeidsovereenkomst’, indien de functie de normale arbeidsduur vergt, dan wel de aanduiding van de overeengekomen individuele arbeidsduur, indien sprake is van een deeltijdarbeidsovereenkomst;
f. de proeftijd;
g. welk van de in lid 3 van dit artikel genoemde arbeidsovereenkomsten is aangegaan;
h. de salarisschaal en het salaris;
i. de datum van toetreding tot de pensioen- regeling;
j. eventuele bijzondere voorwaarden die op de arbeidsovereenkomst van toepassing zijn;
k. de opzegtermijn.
2. Proeftijd
In afwijking van artikel 652 BW bedraagt de proeftijd twee maanden, met dien verstande dat geen proeftijd kan worden overeengekomen in een arbeidsovereenkomst met een duur
van ten hoogste zes maanden. Voor arbeids- overeenkomsten langer dan zes maanden maar korter dan twee jaar bedraagt de proeftijd een maand.
de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd aangegaan.
4. Arbeidsovereenkomst bepaalde tijd
Op basis van artikel 668a BW geldt het volgende:
1. Vanaf de dag dat tussen dezelfde partijen:
a. arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd elkaar met tussenpozen van niet meer dan 6 maanden hebben opgevolgd en een periode van 24 maanden, deze tussen- pozen inbegrepen, hebben overschreden, geldt met ingang van die dag de laatste arbeidsovereenkomst als aangegaan voor onbepaalde tijd;
b. meer dan 3 voor bepaalde tijd aangegane
arbeidsovereenkomsten elkaar hebben opgevolgd met tussenpozen van niet meer dan 6 maanden, geldt de laatste arbeidsovereenkomst als aangegaan voor onbepaalde tijd.
2. Lid 1, onderdeel a en laatste zinsnede, is niet van toepassing op een arbeidsovereenkomst aangegaan voor niet meer dan 3 maanden die onmiddellijk volgt op een tussen dezelfde partijen aangegane arbeidsovereenkomst voor 24 maanden of langer.
3. Artikel 668a, lid 2 BW is niet van toepassing
(opvolgende werkgevers).
4. Artikel 668a BW is niet van toepassing op promovendi.
5. Gelet op onder meer de aard van de bedrijfs- voering bij onderzoeksorganisaties en
-afdelingen, de te verwachten carrièrepaden en de wijze van financiering geldt in afwijking van het bepaalde in artikel 668a lid 1 BW dat met wetenschappelijk personeel maximaal
3 arbeidsovereenkomsten in maximaal 4 jaar kunnen worden overeengekomen voordat een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd ontstaat.
6. In afwijking van het bepaalde in lid 1 geldt voor functies die worden vervuld door
seizoenskrachten in dienst van een seizoen- museum, dat de tussenpoos van niet
meer dan 6 maanden wordt verkort tot niet meer dan 3 maanden. Deze afwijking geldt uitsluitend voor de musea en de functies die zijn opgenomen in bijlage 9B van deze cao.
5. Oproepkrachten
Op basis van artikel 628a BW geldt het volgende: Indien een arbeidsomvang van minder dan
15 uur per week is overeengekomen en de tijd- stippen waarop de arbeid moet worden verricht niet zijn vastgelegd, dan wel indien de omvang van de arbeid niet of niet eenduidig is vast- gelegd, heeft de werknemer voor iedere periode van minder dan drie uur waarin hij arbeid heeft verricht, recht op het loon waarop hij aanspraak zou hebben indien hij drie uur arbeid zou hebben verricht.
6. Verklaring omtrent het gedrag/ veiligheidsonderzoek
Een arbeidsovereenkomst wordt slechts aan- gegaan indien op grond van een ten aanzien van de betrokkene ingesteld veiligheidsonderzoek dan wel op grond van een verklaring omtrent
8. Einde van de arbeidsovereenkomst en opzegtermijnen
Behoudens in geval van ontslag op staande voet wegens een dringende reden in de zin van de artikelen 678 en 679 BW en behoudens tijdens of aan het einde van de proeftijd als bedoeld in lid 2, in welke gevallen de arbeidsovereenkomst wederzijds onmiddellijk kan worden beëindigd, neemt de arbeidsovereenkomst een einde:
a. voor werknemers voor onbepaalde tijd in dienst1:
1. De door de werkgever in acht te nemen termijn van opzegging bedraagt bij een arbeidsovereenkomst die op de dag van opzegging
a. korter dan vijf jaar heeft geduurd: één maand;
b. vijf jaar of langer, korter dan tien jaar heeft geduurd: twee maanden;
c. tien jaar of langer, maar korter dan vijf- tien jaar heeft geduurd: drie maanden.
d. vijftien jaar of langer heeft geduurd: vier maanden.
2. De door de werknemer in acht te nemen termijn van opzegging bedraagt één maand.
3. Indien de toestemming bedoeld in artikel
komst, dan wel op het tijdstip, bepaald op grond van het eerste lid van artikel 667 en 668 BW. Tussentijdse opzegging is mogelijk na een geldig beding dat schriftelijk is over- eengekomen tussen werkgever en werk- nemer en dat voor beide partijen geldt.
In zijn algemeenheid geldt dat de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, voor zover in deze cao niet anders is bepaald, wordt beheerst door de artikelen 667 tot en met 686a BW.
9. Einde arbeidsovereenkomst bij AOW gerechtigde leeftijd
De arbeidsovereenkomst tussen de werkgever en de werknemer eindigt op de eerste dag van de maand waarin de werknemer gebruik maakt van de pensioenregeling, doch uiterlijk van rechtswege op de dag voorafgaand aan de dag waarop de werknemer de AOW gerechtigde leeftijd bereikt. Voortzetting van de arbeids- overeenkomst na de AOW leeftijd is alleen mogelijk in overleg tussen de werkgever en de betrokken werknemer. De pensioenregeling is de pensioenregeling Museumvereniging zoals ondergebracht bij PFZW. Nadere definiëring is opgenomen in bijlage 2 van deze CAO.
overeengekomen met wederzijds goed- vinden en/of wanneer het dienstbelang dit noodzakelijk maakt.
3. Werkdagen
Op werkdagen wordt normaliter gewerkt op
7 dagen van de week tussen 07.30 en 20.00 uur.
4. Dienstroosters
a. De werknemer ontvangt van de werkgever jaarlijks voorafgaande aan het kalenderjaar een jaarrooster waarin in redelijkheid rekening is gehouden met zijn wensen. Structurele wijzigingen in dit jaarrooster worden tijdig, doch ten minste twee maanden van tevoren, aan de werknemer voorgelegd en door de werkgever vastgesteld.
b. Bij onvoorziene roosterwijzigingen in verband
met calamiteiten wordt in onderling overleg tussen werkgever en werknemer of groep van werknemers naar oplossingen gezocht.
c. Voor werken op zondag wordt aangesloten bij hetgeen daarover in de overlegregeling van de Arbeidstijdenwet is geregeld. Deze bepalingen zijn niet van toepassing op de werknemer die uitsluitend of overwegend zijn werkzaamheden op zondag verricht.
het gedrag, naar het oordeel van de werkgever,
geen bezwaar bestaat tegen vervulling van de
671a lid 1 BW is verleend, wordt de termijn
van opzegging, bedoeld in lid 7.a.1, op
5. Overwerk
desbetreffende functie door betrokkene.
7. Aanzegging arbeidsovereenkomst bepaalde tijd
De werkgever deelt de werknemer uiterlijk een maand voordat een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd eindigt schriftelijk mee:
• of hij de arbeidsovereenkomst al dan niet wil voortzetten,
• en bij voortzetting onder welke voorwaarden deze zal plaatsvinden.
Deze mededelingsplicht geldt niet bij een arbeidsovereenkomst met een duur van minder dan zes maanden, of bij een arbeids- overeenkomst die niet op een vaste kalender- datum eindigt.
grond van het bepaalde in artikel 672 lid 4 BW verkort met de proceduretijd, met dien verstande dat de resterende termijn van opzegging ten minste één maand bedraagt.
Voor beide partijen bedraagt de termijn van opzegging na de proeftijd echter nooit minder dan één maand. De opzegging dient zodanig te geschieden dat het einde van de arbeidsovereenkomst samenvalt met het einde van de kalendermaand.
Het opzeggen van een arbeidsovereenkomst dient te allen tijde schriftelijk te gebeuren.
b. voor werknemers voor een bepaalde tijd in dienst op de laatste dag van het tijdvak, genoemd in de individuele arbeidsovereen-
Artikel 7
Arbeidsduur en werktijden
1. Arbeidsduur
De arbeidsovereenkomst van een werknemer met een voltijd arbeidsovereenkomst heeft een gemiddelde arbeidsduur van 36 uur per week. De jaarurennorm bedraagt 1872 uur (52 weken van 36 uur). De werknemer met een deeltijd arbeidsovereenkomst heeft een jaarurennorm naar rato van het deeltijdpercentage. Voor de berekening van het netto te werken aantal uren geldt een uitvoeringsregeling.
2. Kaders voor dienstroosters
a. Inroosteren geschiedt jaarlijks in overleg tussen de werkgever en de werknemer, groep van werknemers of OR/PVT volgens
a. Van overwerk is sprake indien de jaaruren- norm van 1872 uur bruto wordt overschreden.
b. Jaarlijks wordt per werknemer het aantal gewerkte uren vastgesteld en vergeleken met de norm.
Indien de werknemer in enig jaar minder is ingeroosterd dan in zijn individuele arbeids- overeenkomst is afgesproken, worden deze minuren uitbetaald
Indien de werknemer in enig jaar meer uren heeft gewerkt dan in zijn individuele arbeids- overeenkomst is afgesproken, dienen deze plusuren binnen drie maanden na afloop van het kalenderjaar in tijd te worden gecompen- seerd. Indien dit niet of slechts ten dele moge- lijk is, worden de resterende plusuren uitbetaald. De werknemer in schaal 10 of hoger heeft vanaf 1 maart 2011 geen recht op uitbetaling
1. Voor de werknemer die op het tijdstip van het in werking treden van deze wet 45 jaar of ouder was en voor wie op dat tijdstip een langere termijn voor opzegging gold dan volgens deze wet, blijft de oude termijn gelden zo lang hij bij dezelfde werkgever in dienst blijft
de normen die gelden in de Arbeidstijdenwet.
b. Voor de werknemer geldt een minimum arbeidsduur van 3 uur per dag, tenzij anders
of compensatie in tijd van resterende plus- uren, tenzij deze plusuren zijn gemaakt in opdracht van de directie.
c. Ieder kwartaal genereert de werkgever een overzicht van gewerkte uren per werknemer. Deze informatie wordt aan betrokkene en zijn direct leidinggevende ter hand gesteld ten behoeve van de indeling van de te werken uren in de rest van het jaar.
6. Incidentele overschrijdingen
Een incidentele overschrijding van de normale dagelijkse arbeidsduur van een half uur of minder wordt geacht deel uit te maken van de in het eerste lid bedoelde wekelijkse arbeidsduur.
7. Nachtarbeid
Nachtarbeid is niet verplicht voor werknemers die ongeschiktheid kunnen aantonen op grond van een medische indicatie.
2. Periodiekenschaal
a. Bij indiensttreding ontvangt de werknemer in het algemeen het schaalsalaris bij nul periodieken.
b. De werknemer die bij indiensttreding nog niet over de voor de functie vereiste kundig- heden en ervaring beschikt, kan gedurende ten hoogste 2 jaar in een lagere dan de met die functie overeenkomende salarisschaal worden ingedeeld.
c. De werknemer die in een functie elders
zoveel voor de functie bruikbare kundigheden en ervaring heeft verkregen, dat het op grond daarvan niet redelijk zou zijn hem op basis van nul periodieken te belonen, kan één of meer periodieken worden toegekend.
d. Tijdelijke werknemers zonder uitzicht op een
2. Bij onvoldoende functioneren kan de werkgever besluiten de normale jaarlijkse salarisverhoging niet toe te kennen. Een besluit als bedoeld onder 1 of 2 kan alleen plaats vinden op basis van een schrifte- lijke beoordeling uitgebracht binnen het kader van een met de OR overeen te komen beoordelingssysteem.
c. Indien na 30 juni van enig jaar indiensttreding
plaatsvindt, kan de werkgever besluiten de normale jaarlijkse salarisverhoging per eerst- volgende 1 januari niet toe te kennen.
5. Tijdelijke waarneming
a. De werknemer, die tijdelijk een functie volledig waarneemt, die hoger is ingedeeld dan zijn eigen functie, blijft ingedeeld in de
7. Plaatsing in een lager ingedeelde functie
a. De werknemer die door eigen toedoen, wegens onbekwaamheid of op eigen verzoek, wordt overgeplaatst naar een lager ingedeelde functie, wordt in de overeen- komende lagere salarisschaal ingedeeld met ingang van de maand volgend op die waarin de overplaatsing naar de lagere functie is geschied.
b. De verlaging van het salaris wordt vastgesteld
op het verschil tussen de schaalsalarissen bij nul periodieken van de twee betrokken salaris- schalen, dan wel zoveel meer als nodig is
om het nieuwe salaris in overeenstemming te brengen met het eerstkomende lagere bedrag in de lagere salarisschaal.
vast contract, waaronder vakantiewerkers, worden beloond conform het minimumloon
functiegroep en de salarisschaal die met zijn eigen functie overeenkomen.
Artikel 8
Functiegroepen en salarisschalen
1. Algemeen
a. De functies van de werknemers zijn ingedeeld in functiegroepen op basis van het
ORBA-systeem (referentiemethode).
b. De beschrijving van de functies vindt plaats conform het Functiehandboek Musea Museumvereniging, zoals vastgelegd in overleg tussen partijen bij de CAO. In iedere aangesloten onderneming zal dit Handboek ter inzage beschikbaar zijn.
c. De werkgever is verantwoordelijk voor een
juiste indeling van de functie.
d. Bij elke functiegroep hoort een salarisschaal. De salarisschalen zijn opgenomen in bijlage 1b van de cao.
e. De werknemer ontvangt schriftelijk mede- deling van de functiegroep waarin zijn functie is ingedeeld, de salarisschaal waarin hij is ingedeeld, zijn schaalsalaris en het aantal periodieken, waarop zijn schaalsalaris is gebaseerd.
f. Indien een werknemer bezwaar heeft tegen
functieomschrijving en/of indeling van zijn functie, kan hij gebruik maken van de bezwarenprocedure functie-indeling zoals opgenomen in het Functiehandboek Musea Museumvereniging.
dan wel het minimumjeugdloon.
3. Aanloopschaal minimumloon
In afwijking van het bepaalde in lid 2, kan bij indiensttreding gedurende ten hoogste een periode van een jaar het minimumloon dan wel het minimumjeugdloon worden betaald aan werknemers – bij voorkeur uit de doelgroepen op de arbeidsmarkt met geen of weinig scholing
– die (nog) niet volledig voldoen aan de functie- eisen, echter uitsluitend onder één van de volgende voorwaarden:
1. met verplichting van de werkgever na dat jaar – bij gebleken geschiktheid – een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd aan te gaan;
2. ten behoeve van een additionele werk- ervaringsplaats, met de inspanningsver- plichting na dat jaar een arbeidsovereen- komst voor onbepaalde tijd aan te gaan.
4. Jaarlijkse salarisverhoging
a. Bij voldoende functioneren wordt het salaris van de werknemer in periodiekenschaal jaar- lijks per 1 januari met een periodiek verhoogd tot het eerst hogere salarisbedrag van de salarisschaal, totdat het einde van de schaal is bereikt.
b. 1. Bij buitengewoon goed functioneren kan
het salaris worden verhoogd met meer dan een periodiek.
b. Indien de tijdelijke waarneming ten minste 30 achtereenvolgende dagen (of diensten) heeft geduurd, ontvangt de werknemer daar voor een uitkering. Deze uitkering wordt vastgesteld op basis van het verschil tus- sen het salaris van de werknemer en het salaris dat hij zou ontvangen als hij zou zijn bevorderd naar de waargenomen functie.
c. Deze uitkering wordt niet toegekend aan de
werknemer voor wie bij de indeling van zijn functie met het eventueel waarnemen van een hogere functie reeds rekening is gehouden.
6. Plaatsing in een hoger ingedeelde functie
a. De werknemer die wordt overgeplaatst naar een hoger ingedeelde functie, wordt in de overeenkomende hogere salarisschaal inge- deeld met ingang van de maand volgend op die waarin de overplaatsing naar de hogere functie heeft plaatsgevonden.
b. De verhoging van het salaris wordt vast-
gesteld op de volgende wijze: bij bevordering of inschaling in een hogere salarisschaal wordt het eerst hogere bedrag verhoogd met minimaal 1 periodiek, in de bij de nieuwe functie behorende salarisschaal genomen.
c. In geval van bevordering na 30 juni kan de toekenning van een periodiek één jaar later plaatsvinden dan per eerstvolgende 1 januari.
Artikel 9
Bijzondere beloningen
1. Vergoeding voor onregelmatige diensten
a. Aan de werknemer die is ingeroosterd op andere tijden dan op de dagen maandag tot en met zondag tussen 07.30 uur en 20.00 uur, wordt per gewerkt uur een toeslag op het uursalaris toegekend van:
• maandag t/m zondag
tussen 06.00 uur en 07.30 uur
en tussen 20.00 uur en 22.00 uur: 20%
• maandag t/m zondag
tussen 00.00 uur en 06.00 uur
en tussen 22.00 uur en 24.00 uur: 40%
• feestdagen: 100%
Voor de berekening wordt ten hoogste het uursalaris behorend bij het maximum van schaal 7 gehanteerd.
b. Indien in opdracht van de werkgever een wijziging in het rooster wordt aangebracht binnen 4 dagen voorafgaand aan de geplande arbeid, geldt – tenzij de werkgever wordt genoodzaakt tot de wijziging door buiten zijn invloed vallende omstandigheden – een toe- slag van 25% per verschoven uur.
c. Bij de invoering van het nieuwe toeslagen-
regime per 1 juli 2006 geldt voor de werk- nemer die al in dienst was bij de werkgever voor 1 juli 2006 een garantieregeling. Deze
werknemers ontvangen een inkomensgarantie van 100% van de aan de invoering van het nieuwe toeslagenregime in het voorafgaande jaar (1 juli 2005 – 1 juli 2006) gemiddeld verdiende zaterdagtoeslagen binnen het dagdienstvenster. De garantietoeslag
wordt geïndexeerd met de structurele loons- verhogingen van deze CAO en is pensioen- gevend. In het geval van een roosterwijziging op initiatief van de werknemer, waarbij de werknemer geheel of gedeeltelijk afziet van werken op zaterdag, wordt de garantie- toeslag aangepast aan de gewijzigde omstandigheden.
d. Bij de invoering van het nieuwe toeslagen- regime per 1 oktober 2013 geldt voor de werknemer die al in dienst was bij de werk- gever voor 1 oktober 2013 een garantie- regeling. Deze werknemers ontvangen een inkomensgarantie van 100% van de aan de invoering van het nieuwe toeslagenregime in het voorafgaande jaar (1 oktober 2012 -
1 oktober 2013) gemiddeld verdiende zon-
3. Afbouwregeling roosterdienst/bereik- baarheidsdienst
a. De werknemer, die als direct gevolg van onvrijwillige overgang naar een andere functie blijvend een aanzienlijke vermindering van inkomsten ondergaat door het wegvallen of verminderen van de toelage als bedoeld in lid 1 respectievelijk lid 2, ontvangt een garantie- toelage.
b. De regeling geldt voor de werknemer die ten
minste 2 jaar – direct voorafgaande aan de beëindiging of vermindering van de toelage – zonder onderbreking een toelage heeft ont- vangen.
c. De garantietoelage wordt toegekend voor een periode gelijk aan een vierde deel van de tijd gedurende welke de toelage zonder onderbreking is ontvangen, met een maxi- mum van 36 maanden.
De garantieperiode wordt in 3 gelijke delen gesplitst.
d. De garantietoelage bedraagt respectievelijk 75%, 50% en 25% van het gemiddelde toe-
aan de werknemer een bijzondere beloning toe- kennen in de vorm van bijvoorbeeld extra verlof, een gratificatie of een tijdelijke toelage. Ook aan werknemers die het einde van de salarisschaal hebben bereikt dan wel aan wie een persoonlijke garantietoeslag is toegekend, kan een dergelijke bijzondere beloning worden toegekend.
5. Jubileumgratificatie
Aan de werknemer die 12,5 of 25 of 40 jaar bij de werkgever in dienst is, wordt – voor zover de fiscale regelgeving dit toelaat – een van inhoudingen vrijgestelde gratificatie toegekend ter hoogte van:
• 25% van het bruto maandinkomen bij 12,5 jaar (belast);
• 100% van het bruto maandinkomen bij 25 jaar (onbelast);
• 100% van het bruto maandinkomen bij 40 jaar (onbelast).
Voor de berekening wordt het bruto maand- inkomen op de jubileumdatum
gehanteerd.
1. Betaald verlof
In de volgende gevallen kan de werknemer betaald xxxxxx opnemen, mits hij zo mogelijk ten minste een dag tevoren en onder overlegging van bewijsstukken aan de werkgever van het verzuim kennis geeft en de gebeurtenis in het desbetreffende geval bijwoont:
a. bij ondertrouw: 1 werkdag;
b. bij huwelijk/geregistreerd partnerschap:
4 aaneengesloten werkdagen, te weten de dag van het huwelijk/geregistreerd partner- schap en 3 aansluitende werkdagen;
c. bij huwelijk van xxxxx, xxxxxxxxxxx, stief- of pleegouder, broer, zwager, zuster, schoon- zuster, eigen kind, stief-, pleegkind of klein- kind: 1 werkdag en in bijzondere gevallen ten hoogste 2 werkdagen;
d. bij bevalling van de partner: 5 kalenderdagen aaneengesloten, inclusief de dag van beval- ling en roostervrije dagen;
e. bij overlijden van de partner of een eigen kind, stief- of pleegkind: de dag van overlijden tot en met de dag van de begrafenis of
dagtoeslagen binnen het dagdienstvenster.
De garantietoeslag wordt geïndexeerd met
lagebedrag berekend over een periode van
12 betalingstijdvakken voorafgaande aan de
crematie;
f. bij overlijden van xxxxx of schoonouder,
de structurele loonsverhogingen van deze CAO en is pensioengevend. In het geval van een roosterwijziging op initiatief van de werknemer, waarbij de werknemer geheel of gedeeltelijk afziet van werken op zondag, wordt de garantietoeslag aangepast aan de gewijzigde omstandigheden.
2. Vergoeding voor bereikbaarheidsdienst
a. Wanneer de werknemer zich buiten de voor hem geldende werktijden in opdracht van de werkgever beschikbaar dient te houden om zo nodig arbeid te verrichten, is sprake van bereikbaarheidsdienst.
b. De volledige toelage voor bereikbaarheids- dienst per uur bedraagt:
• op maandag tot en met vrijdag: 10%
datum waarop beëindiging of vermindering van het werken in onregelmatige diensten plaatsvindt, verminderd met het nieuwe gemiddelde toelagebedrag voor de werknemer.
e. Voor ieder jaar dat de werknemer langer dan 12 jaar zonder onderbreking toelage heeft ontvangen, wordt de termijn van 36 maan- den verlengd met een maand. Deze verlen- ging bedraagt ten hoogste 12 maanden. Over deze maanden bedraagt de garantie- toelage 25%, overeenkomstig onderdeel d.
f. Voor de werknemer van 55 jaar of ouder
zal geen (verdere) afbouw van de garantie- toelage plaatsvinden, tenzij onderdeel g van toepassing is.
g. Indien er sprake is van verlaging van de over- eengekomen arbeidsduur wordt de garantie-
Artikel 10 Feestdagen
a. Onder feestdagen worden in deze cao ver- staan: nieuwjaarsdag, eerste en tweede paasdag, bevrijdingsdag, de dag waarop de verjaardag van ons staatshoofd wordt gevierd, Hemelvaartsdag, eerste en tweede pinksterdag, eerste en tweede kerstdag, als- mede eventueel andere door de werkgever als zodanig aan te wijzen dagen.
De werknemer heeft op feestdagen vrijaf met behoud van inkomen.
b. Voor arbeid verricht in roosterdienst op een in artikel 10 lid a genoemde, maandag tot en met vrijdag vallende feestdag, ontvangt de werknemer compenserend vrijaf.
stief- of pleegouder: 2 werkdagen; indien de werknemer belast is met de regeling van de uitvaart: de dag van overlijden tot en met de dag van de begrafenis of crematie;
g. bij overlijden van xxxxxxxxxxx xxxxxxxxxx, broer of zwager, zuster of schoonzuster, schoonzoon of schoondochter, kleinkind of huisgenoot: 2 werkdagen;
h. bij 25-jarig of 40-jarig huwelijk: 1 werkdag;
i. bij 25-, 40-, 50- of 60-jarig huwelijk van ouders of schoonouders, stief- of pleegouders: 1 werkdag;
j. bij 25- of 40-jarig dienstverband: 1 werkdag;
k. bij verhuizing: 1 werkdag en ten hoogste twee maal per jaar;
l. voor het voldoen aan wettelijke verplichtingen en persoonlijke verplichtingen ontstaan
• op zater-, zon- en feestdagen: 20%
van het voor de werknemer geldende uur-
toelage naar evenredigheid aangepast. In het geval van vrijwillige overgang naar een andere
buiten zijn schuld of nalatigheid, alsmede voor het uitoefenen van kiesrecht: de daar-
salaris, doch ten hoogste het maximum van schaal 7.
c. Indien aan de opgedragen bereikbaarheid geen extra gebondenheid aan de plaats van tewerk- stelling is verbonden, worden de onder b genoemde percentages tot de helft verminderd.
functie, wordt de vastgestelde garantietoelage aangepast aan de gewijzigde omstandigheden.
4. Buitengewone prestaties
Wegens buitengewone prestaties kan de werk- gever, onverlet het bepaalde in artikel 8 lid 4,
Artikel 11
Buitengewoon verlof
De Wet Arbeid en Zorg is van toepassing. In afwijking en met uitsluiting daarvan, voor zover wettelijk toegestaan, geldt het volgende:
voor benodigde tijd, voor zover dit niet buiten de werktijd kan plaatsvinden en omzet- ting van dienst niet mogelijk is;
x.xx geval van ernstige ziekte van partner, xxxxx, schoon-, stief- of pleegouder, eigen kind, stief- of pleegkind en andere personen
die van de zorg van de betrokken werknemer afhankelijk zijn, indien de omstandigheden daartoe noodzaken en in overleg met de werkgever.
2. Mantelzorg
Op verzoek van de werknemer kan de werk- gever met de werknemer passende individuele afspraken maken over noodzakelijke en door de werknemer te verrichten mantelzorg.
3. Verlof vakbondsbijeenkomsten
a. De werkgever zal, voor zover de bedrijfs- omstandigheden dit naar zijn mening toe- laten, op verzoek van de vakvereniging waar- van de betrokken werknemer lid is, aan
een werknemer verlof toekennen in de navolgende gevallen:
1. het als officieel afgevaardigde deelnemen aan bijeenkomsten van bondscongres, bondsraad, districtsvergaderingen, bedrijfsconferenties of andere daarmee vergelijkbare in de statuten van de vak- verenigingen opgenomen organen, voor zover opgenomen in de door de vak- vereniging ter beschikking van de werk- gever te stellen lijst, met inachtneming van een maximum van:
• 10 dagen per jaar, per vakvereniging, partij bij deze cao,
• te vermeerderen met 1 dag per jaar per 10 leden, per vakvereniging, partij bij deze cao;
2. het deelnemen aan een door de vak- vereniging georganiseerde vormings- of scholingsbijeenkomst, met inachtneming van een maximum van 3 dagen per jaar, per vakvereniging, partij bij deze cao.
Het verzoek om verlof voor onder 1 of 2 van dit lid bedoelde activiteiten zal door de betrokken werknemer, namens de vak- vereniging, als regel schriftelijk en tijdig bij de werkgever worden ingediend.
Indien het onder 1 bepaalde maximum in een bijzondere situatie niet toereikend zou zijn, kan de werkgever in overleg met de vak- vereniging van dat maximum afwijken, met inachtneming van de overige in dit lid genoemde voorwaarden.
4. Ouderschapsverlof
Artikel 6.1 t/m 6.9 van de Wet Arbeid en Zorg
is van toepassing. In aanvulling daarop geldt het volgende:
a. Het ouderschapsverlof wordt toegestaan indien het belang van de normale bedrijfs- voering zich daartegen niet verzet. In geval van onregelmatige werktijden volgens rooster kan in onderling overleg worden gekozen voor een aangepaste invulling van de regeling.
b. In de periode van het ouderschapsverlof
verwerft de werknemer vakantierechten over de gewerkte uren.
c. Gedurende het ouderschapsverlof kan de werknemer ervoor kiezen om de pensioen- premie (deels) te betalen die hij zou moeten betalen bij handhaving van zijn arbeidsuren van voor het ouderschapsverlof. Dit in over- eenstemming met de geldende regelingen binnen het pensioenfonds. De werkgever
is niet verplicht om het werkgeversdeel van de pensioenpremie gedurende het ouder- schapsverlof door te betalen. Indien de pensioenregeling is ondergebracht bij PFZW is het vanaf 1 januari 2013 niet meer toe- gestaan om de pensioenopbouw bij onbetaald verlof via de werkgever voort te zetten.
d. In geval van ziekte van de werknemer gedurende het ouderschapsverlof en buiten- gewoon verlof als bedoeld in dit artikel kan geen opschorting van het ouderschapsverlof plaatsvinden. Indien de werknemer gedurende de periode van het ouderschapsverlof ziek wordt, blijft gedurende de eerste twee werk- weken het voor hem tijdens het ouder- schapsverlof geldende maandinkomen ongewijzigd. Indien de ziekteperiode langer duurt dan twee werkweken, wordt vanaf de elfde dag het maandinkomen bepaald op
het bedrag alsof geen sprake was van ouder- schapsverlof. Zie verder de bepalingen opgenomen in artikel 16 van deze CAO.
5. Zwangerschaps- en bevallingsverlof
De werkneemster heeft recht op in totaal
16 weken zwangerschaps- en bevallingsverlof. De vaststelling van het aantal weken verlof voor en na de – blijkens een schriftelijke verklaring van een geneeskundige – vermoedelijke datum
van de bevalling geschiedt in overleg met de werkgever, met dien verstande dat ten minste vier weken voor de vermoedelijke datum van de bevalling het zwangerschapsverlof in elk geval ingaat. Indien de werkneemster arbeids- ongeschikt wordt voor het begin van het zwangerschapsverlof, wordt dit geacht te zijn
ingegaan bij het begin van die arbeidsongeschikt- heid tot een maximum van 6 weken voor de vermoedelijke datum van de bevalling.
6. Buitengewoon verlof publiekrechtelijke colleges
Artikel 643 BW is van toepassing.
7. Overige gevallen
a. Buiten de in dit artikel genoemde gevallen kan de werkgever de werknemer op diens verzoek buitengewoon verlof met behoud van zijn gehele of gedeeltelijke maandinkomen verlenen, indien de omstandigheden dat naar zijn oordeel rechtvaardigen.
b. Een verzoek van de werknemer tot het ver-
lenen van buitengewoon verlof zonder behoud van zijn maandinkomen wordt in beginsel gehonoreerd, tenzij dit redelijkerwijs op grond van zwaarwegende bedrijfs- belangen van de werkgever niet kan worden gevergd.
De werknemer zal in beginsel ten minste twee maanden tevoren schriftelijk een verzoek indienen; de werkgever zal binnen twee maanden schriftelijk en gemotiveerd reageren op het verzoek.
Gedurende het buitengewoon verlof kan de werknemer ervoor kiezen om de pensioen- premie (deels) te betalen die hij zou moeten betalen bij handhaving van zijn arbeidsuren van voor het buitengewoon verlof. Dit in overeenstemming met de geldende regelingen binnen het pensioenfonds. De werkgever is niet verplicht om het werkgeversdeel van de pensioenpremie gedurende het buiten- gewoon verlof door te betalen. Indien de pensioenregeling is ondergebracht bij PFZW is het vanaf 1 januari 2013 niet meer toe- gestaan om de pensioenopbouw bij onbetaald verlof via de werkgever voort te zetten.
c. Voor overige verlofvormen geldt de tekst
van de Wet Arbeid en Zorg.
Artikel 12 Vakantie
1. Vakantie-uren
De werknemer met een volledige arbeidsover- eenkomst verwerft ongeacht geheel of gedeel- telijke arbeidsongeschiktheid per kalenderjaar, indien en voor zover hij recht op loon heeft gehad, rechten op vakantie met behoud van inkomen ter grootte van 187,2 vakantie-uren.
De werknemer die in deeltijd werkt, verwerft vakantierechten naar rato van zijn deeltijd- percentage.
Voor werknemers die voor 1 januari 2009 de leeftijd hebben bereikt van 45 jaar of ouder geldt bijlage 5 van deze CAO.
2. Berekening aantal vakantie-uren
a. van de in lid 1 van dit artikel genoemde vakantierechten bedragen de wettelijk gegarandeerde vakantierechten vier maal het contractueel aantal arbeidsuren per week
b. van de in lid 1 van dit artikel genoemde vakantierechten vormen de resterende vakantierechten de bovenwettelijke vakantie- rechten
c. De werknemer die slechts een deel van het kalenderjaar in dienst van de werkgever is (geweest), heeft aanspraak op een evenredig deel van de in lid 1 genoemde rechten.
3. Opnemen van vakantie-uren
a. Het recht op opname van vakantie-uren gaat in op 1 januari van het jaar waarin deze uren zullen worden verworven of zoveel later in het jaar als wanneer het dienstverband aanvangt.
b. De werkgever stelt de vakantie-uren vast na overleg met de werknemer.
c. De werknemer dient de vakantie-uren zoveel mogelijk op te nemen in het kalenderjaar waarin zij worden verworven, maar in ieder geval voor 31 december van het jaar daarna. De werkgever zal de werknemer daartoe zoveel mogelijk in de gelegenheid stellen.
d. Indien de werknemer de wettelijke vakantie-
uren niet voor 1 juli na het kalenderjaar waarin zij zijn verworven heeft opgenomen dan wel gepland, is de werkgever gerechtigd om de vakantie-uren na overleg met de werknemer vast te stellen.
e. Het bepaalde in lid c en d geldt ook voor de (langdurig) zieke werknemer, behalve
wanneer hem geen re-integratieverplichtingen zijn opgelegd. De zieke werknemer is ver- plicht om de werkgever te melden wanneer hij met vakantie gaat, zodat de opgenomen uren van het vakantie-urensaldo kunnen worden afgeboekt.
f. Wanneer de werknemer vakantie-uren opneemt worden altijd de uren van het saldo afgeboekt die het eerst komen te vervallen of te verjaren.
g. Vastgestelde vakantie-uren kunnen alleen wegens gewichtige redenen worden inge- trokken. Indien de werknemer hierdoor onvermijdelijk aantoonbare schade lijdt, zal
5. Samenvallen van vakantie-uren met bepaalde andere uren waarop geen arbeid wordt verricht
a. Uren waarop de werknemer geen arbeid heeft verricht om de redenen genoemd in artikel 11, eerste lid sub d, e, f, g, l of m en artikel 12, lid 4 sub b gelden niet als vakantie- uren.
b. Van een verhindering als hiervoor onder a bedoeld, dient de werknemer de werkgever in beginsel van tevoren doch in elk geval zo spoedig mogelijk in kennis te stellen.
c. Indien de werknemer arbeidsongeschikt wordt gedurende vastgestelde vakantie, zullen de uren waarop de verhindering zich voordoet niet als vakantie worden geteld.
vakantierechten geldt, conform de wet, een verjaringstermijn van 5 jaar.
Op individueel niveau kan in overleg tussen werkgever en werknemer van de verval- en verjaringstermijn worden afgeweken, bijvoor- beeld omdat de werknemer wil sparen voor een periode van langdurig verlof.
Afspraken over afwijking van de verval- en verjaringstermijn zullen schriftelijk worden vastgelegd.
8. Afkoop vakantie-uren
Afkoop van de in lid 2b genoemde boven- wettelijke vakantierechten is toegestaan, mits werkgever en werknemer hierover overeen- stemming bereiken.
Artikel 15 Ontwikkelbeleid
a. Minimaal 1 keer per jaar wordt met iedere medewerker een gesprek gevoerd over zijn functioneren en de ontwikkelmogelijkheden en -wensen, rekening houdend met levensfase- bewust personeelsbeleid. Hierbij kan het des- gewenst gaan over taakroulatie, in- en externe mobiliteit, stages, opleidingen, trainingen of anderszins. De uitkomsten van dit gesprek worden schriftelijk vastgelegd. Ter bevorde- ring van levensfasebewust personeelsbeleid ontwikkelen de musea middels een klankbord- groep instrumenten om elkaar te faciliteren in de uitvoering van dit beleid en zodoende
deze worden vergoed.
Dit geldt uitsluitend indien de arbeids-
ongeschiktheid door de controlerende
de inzetbaarheid van medewerkers te bevor-
deren. Zie ook bijlage 8 van deze CAO.
4. Het niet verwerven van vakantierechten gedurende onderbreking der werkzaam- heden
a. De werknemer verwerft geen vakantie- rechten over de tijd gedurende welke hij wegens het niet verrichten van zijn werk- zaamheden geen aanspraak op doorbetaling van het inkomen heeft.
Ook over de periode van het ouderschaps- verlof als bedoeld in artikel 11 lid 4, wordt
– naar evenredigheid van het verlof – geen vakantie verworven.
b. De werknemer verwerft echter wel vakantie indien hij zijn werkzaamheden niet heeft kunnen verrichten wegens:
1. zwangerschaps- en bevallingsverlof;
2. het naleven van een wettelijke verplichting of verbintenis ten aanzien
instantie wordt geaccepteerd dan wel door een medische verklaring wordt gestaafd, respectievelijk over die uren een wettelijke uitkering ter zake van ziekte is ontvangen.
d. Aanvankelijk vastgestelde vakantie-uren die op grond van het in dit lid bepaalde niet als zodanig zijn gerekend, kunnen in overleg met de werkgever opnieuw worden vastgesteld.
6. Vakantie bij ontslag
a. Bij het eindigen van de arbeidsovereenkomst zal de werknemer desgewenst in de gelegen- heid worden gesteld de hem nog toekomende vakantie op te nemen met dien verstande, dat deze dagen niet eenzijdig in de opzeg- gingstermijn mogen worden begrepen.
b. Indien de werknemer de hem toekomende
vakantie niet heeft opgenomen, zal hem voor
Artikel 13 Vakantietoeslag
1. De werknemer ontvangt, als regel uiterlijk 31 mei, een vakantietoeslag van 8% van het maandinkomen dat de werknemer in het voorafgaande jaar (1 juni tot en met 31 mei) heeft ontvangen. Voor werknemers die deze volledige periode werkzaam zijn geweest op
basis van de normale arbeidsduur als bedoeld in artikel 1 onder m geldt een minimum vakantietoeslag van € 1250,–.
In de vakantietoeslag zijn begrepen eventuele vakantie-uitkeringen krachtens de sociale verzekeringswetten.
2. Bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst vindt verrekening van de vakantietoeslag plaats.
b. De werkgever stelt, met inachtneming van de wettelijke bevoegdheden van OR en PVT, ten- minste eens in de twee jaar een opleidings- en ontwikkelplan op voor (onderdelen van) de museale organisatie, waarin mede gebruik gemaakt wordt van de met alle medewerkers gevoerde gesprekken. In dit opleidingsplan worden per afdeling en voor de gehele orga- nisatie de prioriteiten gesteld t.a.v. opleiding, scholing en ontwikkeling van medewerkers.
c. Ten behoeve van het ontwikkelbeleid wordt
jaarlijks per werkgever een budget van 1% van de loonsom ter beschikking gesteld. Binnen de 1% wordt tenminste 0,5% gereserveerd voor persoonsgebonden opleidingen. De OR of PVT ziet erop toe dat dit budget daadwer- kelijk wordt besteed. Indien het beschikbare budget niet wordt uitgeput is de OR of PVT
van de landsverdediging of openbare
orde;
elke niet genoten dag een evenredig bedrag
van het jaarinkomen worden uitbetaald.
bevoegd om voorstellen voor besteding te
doen. Deze voorstellen worden uitgevoerd,
3. het met toestemming van de werkgever
c. Te veel genoten vakantie wordt op over-
Artikel 14
tenzij er gemotiveerd van afgeweken wordt.
deelnemen aan een door de vakvereniging van de werknemer georganiseerde bijeen-
eenkomstige wijze met het maandinkomen verrekend.
Eindejaarsuitkering
komst;
4. onvrijwillige werkloosheid bij handhaving van het dienstverband;
5. verlof als bedoeld in artikel 643 BW;
6. het volgen van onderricht waartoe
hij krachtens de wet door de werkgever in de gelegenheid moet worden
gesteld.
7. Verjaring vakantierechten
Wettelijke vakantierechten, welke niet zijn opgenomen voor het tijdstip liggend 1 jaar na het einde van het kalenderjaar waarin ze zijn verworven, vervallen. Voor de wettelijke vakantie- rechten die zijn verworven vóór 2017 geldt een vervaltermijn van 2 jaar na het kalenderjaar waarin ze zijn verworven. Voor bovenwettelijke
1. De eindejaarsuitkering van enig jaar bedraagt 3,15%.
2. De eindejaarsuitkering wordt in december uitgekeerd en berekend over het in het lopende jaar verdiende jaarsalaris.
3. Bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst vindt verrekening van de eindejaarsuitkering plaats naar evenredigheid van de gewerkte tijd in dat kalenderjaar.
Artikel 16 Arbeidsongeschiktheid
1. Algemeen
Indien de werknemer ten gevolge van ziekte, zwangerschap of bevalling niet in staat is de bedongen arbeid te verrichten gelden voor hem de bepalingen van artikel 7:629 BW, de Ziekte- wet, de wet Arbeid en Zorg, de Wet op de
arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) en de Wet Werk en Inkomen naar Arbeids-
vermogen (WIA), voor zover hierna niet anders is bepaald.
2. Doorbetaling bij arbeidsongeschiktheid
a. Bij arbeidsongeschiktheid zal aan de werk nemer gedurende de wettelijke periode als genoemd in artikel 7:629 BW 70% van het maandinkomen, tot maximaal het voor de werknemer geldende maximum dagloon op grond van de wet Financiering Sociale Verzekeringen, worden doorbetaald.
b. Gedurende de eerste 52 weken van de wet-
telijke periode als genoemd in artikel 7:629 BW ontvangt de werknemer, boven op de wettelijke loondoorbetaling, een aanvulling tot 100% van zijn maandinkomen
c. Gedurende de tweede 52 weken van de wet- telijke periode als genoemd in artikel 7:629 BW ontvangt de werknemer, boven op de wettelijke loondoorbetaling een aanvulling tot 70% van het maandinkomen
d. Indien sprake is van een verlenging van de wettelijke loondoorbetaling als bedoeld in artikel 7:629 lid 11 BW, zal aan de werknemer gedurende deze periode 70% van zijn maand- inkomen worden doorbetaald
e. Perioden waarin de werknemer ten gevolge van ziekte verhinderd is geweest zijn werk- zaamheden te verrichten worden samen- geteld indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen.
f. De maximering tot 70% van het maandinkomen geldt over het deel van de individuele arbeidsduur dat de werknemer als gevolg van zijn arbeidsongeschiktheid geen werk- zaamheden kan verrichten.
g. Voor de beoordeling van de arbeidsongeschikt- heid zoals bedoeld in dit lid zal het oordeel van de door de werkgever aangewezen bedrijfsarts/ARBO-arts gevolgd worden.
3. In afwijking van de in lid 2 sub c en d bedoelde maximering tot 70% van het maandinkomen heeft de werknemer over de uren waarin hij activiteiten verricht, waaronder scholing, gericht op re-integratie, recht op een aanvul- ling tot 100% van het maandinkomen, onder de voorwaarde dat de werkgever hiervoor
vooraf, op grond van overeenstemming met de bedrijfsarts/ARBO-arts inzake nut en noodzaak, toestemming heeft verleend.
4. In afwijking van de in lid 2 sub c bedoelde maximering tot 70% van het maandinkomen heeft de werknemer recht op een aanvulling tot 100% van het maandinkomen voor de tijd waarover hij in de in lid 2 sub c bedoelde periode een uitkering op grond van de Inkomensvoorziening duurzaam volledig arbeidsongeschikten (IVA) ontvangt, onder de voorwaarde dat het recht op deze uit- kering bij aanvang van de in lid 2 sub c bedoelde periode reeds vaststaat.
5. De in de leden 2 tot en met 4 bedoelde loon- doorbetaling wordt beëindigd, wanneer de werknemer de AOW gerechtigde leeftijd bereikt en wordt niet toegekend aan werk- nemers na de AOW gerechtigde leeftijd.
6. De werkgever heeft het recht de in dit artikel bedoelde loondoorbetaling en aanvullingen op te schorten, dan wel de aanvulling te weigeren ten aanzien van de werknemer die:
a. geweigerd heeft gebruik te maken van voor- handen zijnde veiligheidsmiddelen
b. misbruik maakt van deze voorzieningen
c. de controlevoorschriften overtreedt
7. De werkgever heeft het recht de in dit artikel bedoelde loondoorbetaling en aanvullingen te weigeren over de tijd gedurende welke:
a. de werknemer zonder deugdelijke grond weigert mee te werken aan zijn re-integratie bij de eigen of een andere werkgever;
b. de werknemer zijn genezing heeft belemmerd of vertraagd;
c. de werknemer weigert mee te werken aan geneeskundig onderzoek door een door de werkgever aangewezen bedrijfsarts/ARBO- arts, daaronder begrepen het niet volledig informeren van deze arts en het niet opvol- gen van de aanwijzingen van deze arts
8. De werknemer die in aansluiting op de in lid 2 onder a bedoelde periode minder dan 35% arbeidsongeschikt is, ontvangt over de tijd waarin hij zijn verdiencapaciteit volledig
xxxxx en voor zo lang de mate van arbeids- ongeschiktheid gedurende de hierna aan- gegeven perioden onafgebroken minder dan 35% blijft:
a. Gedurende een periode van 52 weken een aanvulling op zijn verdiencapaciteit tot 80% van zijn maandinkomen
b. In aansluiting op de periode als bedoeld onder a gedurende een periode van 52 weken een aanvulling op zijn verdiencapaciteit tot 75% van zijn maandinkomen
c. In aansluiting op de periode als bedoeld onder b gedurende een periode van 52 weken een aanvulling op zijn verdiencapaciteit tot 70% van zijn maandinkomen
9. De werkgever zal zich, naast de verplichting van de werknemer, optimaal inspannen om de gedeeltelijk arbeidsongeschikte werk- nemer te herplaatsen in passende arbeid. Een herplaatste werknemer ontvangt na afloop van de in lid 2 onder a genoemde periode een nieuw individuele arbeids- overeenkomst conform verdiencapaciteit en overeengekomen passende arbeid.
Indien herplaatsing bij de werkgever evident onmogelijk is, zal de werkgever de arbeids- overeenkomst beëindigen na twee jaar arbeidsongeschiktheid. In dit geval wordt gestreefd naar herplaatsing in passende arbeid bij een andere werkgever (het tweede spoor). Bij reorganisatie wordt geen bijzon- dere bescherming geboden aan gedeeltelijk arbeidsongeschikten, anders dan de bescherming die ook aan anderen wordt geboden.
00.Xx bedragen, bedoeld in dit artikel, worden verminderd met de uitkeringen die de werk- nemer toekomen krachtens enige sociale verzekeringswet.
Bij de vaststelling van de bedoelde bedragen wordt tevens rekening gehouden met inkomsten uit arbeid of bedrijf, genoten voor werkzaamheden die de werknemer verricht gedurende de tijd dat hij, zo hij daar niet verhinderd was geweest, de bedongen arbeid had kunnen verrichten.
Door eigen schuld of toedoen niet verkregen of prijsgegeven uitkeringen en inkomsten
worden voor de toepassing van het in dit artikel bepaalde als wel genoten beschouwd.
11. Voor de werknemer die arbeidsongeschikt is geworden en die recht heeft op een loon- doorbetaling als bedoeld in artikel 16 lid 2, geldt zolang de arbeidsongeschiktheid en het recht op loondoorbetaling voortduurt, een pensioenopbouw van 100% van het opbouwpercentage dat gold direct vooraf- gaand aan de arbeidsongeschiktheid.
Dit opbouwpercentage is van toepassing voor zover pensioen- en fiscale wetgeving zich hiertegen niet verzetten.
12.Voor de werknemer die wegens een voor 1 januari 2004 aangevangen arbeids- ongeschiktheid de bedongen arbeid niet
heeft kunnen verrichten, geldt het bepaalde in artikel 14 zoals deze was opgenomen in de CAO met looptijd 1 juli 2003 tot 1 januari 2005.
00.Xx afwijking van het bepaalde in het tweede lid onder c van dit artikel ontvangt de werknemer die wegens een in de periode vanaf 1 januari 2004 tot 1 januari 2005 aangevangen arbeidsongeschiktheid de bedongen arbeid niet heeft kunnen ver- richten, een aanvulling tot 100% van het maandinkomen.
00.Xx werkgever zal ter voorkoming van ziekte en arbeidsongeschiktheid in verband met de arbeid maatregelen treffen. De maatregelen betreffen onder meer:
a. het (doen) voeren van een verzuimregistratie waarvan de uitkomsten worden geanalyseerd en ten minste jaarlijks met de OR worden besproken;
b. het (doen) plegen van onderzoek naar de kwaliteit van de arbeid en de arbeids- omstandigheden (in het bijzonder van de oudere werknemer) en het op basis van dit onderzoek zo nodig aanbrengen van ver- beteringen;
c. in opleidingen aan leidinggevenden aandacht
besteden aan het voorkomen van ziekte en arbeidsongeschiktheid in verband met de arbeid.
Uitkering bij overlijden
1. Indien de werknemer overlijdt, zal aan zijn nagelaten betrekkingen een overlijdens- uitkering worden verstrekt, gelijk aan drie maal het bedrag van het de werknemer
stand te houden. Indien geen sprake is van een gelijkwaardige pensioenregeling wordt van de betrokken werkgever verwacht dat hij na het verlopen van het pensioencontract alsnog gaat deelnemen aan de pensioen- regeling Museumvereniging, zoals omschre- ven in lid 2.
b. De kosten van een studie of opleiding die overwegend in het belang van de werkgever kan worden geacht, worden voor 75% ver- goed. De voor deze studie benodigde tijd is voor 75% van de werkgever en voor 25% van de werknemer.
c. De kosten van een studie of opleiding die
Artikel 21
Tussentijdse herziening
In geval van ingrijpende veranderingen in de algemene sociaal-economische verhoudingen in Nederland en bij gewijzigde wetgeving, zijn zowel de werkgever als de vakverenigingen
laatstelijk rechtens toekomende bruto maand- inkomen, netto uitbetaald. De uitkering
deels in het belang van werkgever en deels in het belang van werknemer is, worden voor
gerechtigd gedurende de looptijd van deze overeenkomst tussentijdse herzieningen aan
wordt vermeerderd met de opgebouwde
Artikel 19
50% vergoed. Deze studie wordt zoveel
de orde te stellen.
vakantietoeslag en de afrekening van de nog niet genoten vakantie-uren en de opge-
Kostenvergoedingen
mogelijk in eigen tijd gevolgd.
d. In overleg met en ter beoordeling van de werk-
bouwde eindejaarsuitkering van enig jaar.
2. Voor het begrip nagelaten betrekkingen wordt de definitie gevolgd van artikel 674 lid 3 BW
3. Op de overlijdensuitkering mogen uit- keringen als bedoeld in artikel 674 lid 4 BW in mindering worden gebracht
1. Algemeen
Alle in redelijkheid, ter beoordeling van de werk- gever, ten behoeve van de werkgever gemaakte kosten worden aan de werknemer vergoed.
2. Woon-werkverkeer
De werkgever treft in overleg met de OR een vergoedingsregeling voor woon-werkverkeer.
gever worden arbeidsmarktrelevante opleidin- gen ter vergroting van de in- en externe mobi- liteit van de medewerker aangemerkt als een studie of opleiding als bedoeld in sub b en c.
6. EHBO/bedrijfshulpverlening
De werkgever zal in overleg met de OR een regeling treffen inzake de vergoeding voor EHBO/ bedrijfshulpverlening.
Artikel 22
Uitleg en geschillen
1. Algemeen
De uitleg van deze cao berust bij partijen.
2. Overleg tussen partijen
Indien partijen van mening zijn dat er een geschil bestaat omtrent de toepassing van deze cao,
3. Verhuiskosten
De werknemer die in opdracht van de werk-
7. Werknemers in deeltijd
zal de meest gerede van hen de overige partijen uitnodigen voor nader overleg, teneinde te
Artikel 18
Pensioenregeling
1. In het bedrijf van de werkgever bestaat een pensioenregeling waaraan deelname voor
gever verhuist, ontvangt de volgende ver- goedingen:
a. een volledige vergoeding voor de kosten van het transport van de inboedel door een erkend verhuisbedrijf;
In afwijking van het bepaalde in artikel 2 van deze cao, worden de vergoedingen ingevolge de leden 1, 2, 3 sub a, 4, 5 (met uitzondering van compensatie in tijd) en 6 niet toegekend naar rato van de individuele arbeidsduur.
trachten het geschil in der minne op te lossen.
3. Individuele geschillen
Indien een werknemer of een werkgever van mening is dat zich een geschil voordoet voort-
de werknemer die een arbeidsovereenkomst heeft, verplicht is op grond van de des-
b. een vergoeding van anderhalf bruto maand-
salaris netto uitbetaald voor de kosten van
vloeiend uit de individuele arbeidsovereenkomst, kan hij dit geschil voorleggen aan een commissie
betreffende toetredingsvoorwaarden.
2. De pensioenregeling is de pensioenregeling Museumvereniging zoals ondergebracht bij Pensioenfonds Zorg & Welzijn (PFZW).
3. Met ingang van 1 januari 2012 is de pensioen- premieverdeling als volgt:
De werkgever 60% van de premie, de werk- nemer 40% van de premie.
4. Musea die tot de MuseumCAO toetreden op of na de datum van 1 januari 2007, kunnen op hun verzoek op grond van administratieve en financiële argumenten, dispensatie vragen voor toetreding tot het pensioenreglement van PFZW, als geregeld in artikel 18 lid 2. Dispensatie wordt uitsluitend verleend indien de betrokken werkgever kan aantonen mini- maal een gelijkwaardige pensioenregeling in
herinrichting en andere kosten rond de verhuizing, tot ten hoogste het fiscaal vrij- gestelde bedrag.
4. Dienstreizen
Dienstreizen worden vergoed op basis van de kosten van openbaar vervoer dan wel tegen het fiscaal vrijgestelde bedrag per kilometer, indien naar het oordeel van de werkgever het gebruik van een eigen vervoermiddel noodzakelijk is.
5. Studie
a. De werknemer kan worden verplicht een bijzondere (vak)opleiding of studie te volgen. De daaraan verbonden kosten komen voor rekening van de werkgever. Het verplicht volgen van opleidingen en studies buiten werktijd wordt gecompenseerd in tijd. Seminars en congressen worden niet beschouwd als opleiding en studie.
Artikel 20
Procedure bij reorganisaties
1. Bij het voornemen tot reorganisatie dienen de vakbonden tijdig te worden betrokken. Onder reorganisatie wordt verstaan een ver- andering in de organisatie, zoals bedoeld in artikel 25 eerste lid, onderdeel a tot en met f, van de wet op de ondernemingsraden, met permanente directe en ingrijpende rechts- positionele gevolgen voor werknemers.
2. Alvorens tot de uitvoering van een reorgani- satie over te gaan dient overleg met de vakbonden te hebben plaatsgevonden over de rechtspositionele gevolgen van de reorganisatie
3. Een voorbeeld stappenplan reorganisatie is opgenomen in bijlage 6 van deze CAO.
van geschillen. Deze commissie bestaat uit een lid met het vertrouwen van de werknemer, een lid met het vertrouwen van de werkgever en een door beide eerdergenoemde leden samen aan te trekken onafhankelijk voorzitter.
De geschillencommissie stelt haar eigen werk- wijze vast en doet aan de geschilpartijen binnen twee werkweken na installatie mededeling van de procedure die ze zal volgen.
Geschillen inzake functie-indeling en ontslag- zaken kunnen niet worden voorgelegd aan deze commissie.
In het kader van individuele geschillen als genoemd in dit lid, geldt een verplichting van de werkgever om in het voor beroep vatbare besluit te melden dat bezwaar moet worden ingediend bij het secretariaat van de Museumvereniging,
Xxxxxxx 0000,
0000 XX Xxxxxxxxx.
22 Museum CAO 2016-2018 Museum CAO 2016-2018 23
Artikel 23 Onvoorziene gevallen
In gevallen waarin deze cao niet voorziet, zal de werkgever naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid een voorziening treffen.
Artikel 24 Looptijd
1. Deze cao treedt in werking op 1 oktober 2016 en eindigt op 30 september 2018.
2. Behoudens opzegging door een der partijen wordt deze cao geacht telkens met een jaar te zijn verlengd. Opzegging dient ten minste drie maanden voor de afloopdatum te geschieden bij aangetekend schrijven aan de andere partij(en).
3. Indien deze cao is opgezegd, doch de onder- handelingen omtrent een nieuwe cao bij het eindigen van de lopende cao nog niet zijn afgesloten, worden voor de tijd van de daarna nog voortdurende onderhandelingen die bepalingen van de opgezegde cao toe- gepast.
4. Bij opzegging door een of meer partijen
ter andere zijde eindigt deze overeenkomst uitsluitend voor die partij(en).
Aldus overeengekomen op 19 oktober 2016
partij ter ene zijde:
Museumvereniging X. Xxxxx, directeur
partijen ter andere zijde:
FNV Publiek Belang Mw. L. Groen CNV Overheid en Publieke Diensten X. Xxxxx CMHF X. Xxxxx
/Artikel\
/Bijlage\
Bijlage 1a Salarisverhogingen
Per 1 oktober 2016 worden de salarisschalen van 1 januari 2016 verhoogd met 1,75%.
Per 1 oktober 2017 worden de salarisschalen van 1 oktober 2016 verhoogd met 1,5%.
Bijlage 1b Salarisschalen
Salarisschalen per 1 oktober 2016 (inclusief de verhoging van 1,75%)
Eindejaarsuitkering 3,15%. Loonschalen per 1 oktober 2016 (+ 1,75%)
groep
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15
0 1822 1871 1911 1993 2067 2175 2312 2476 2670 2912 3201 3520 3853 4188 4616
1 1852 1912 1951 2039 2116 2230 2378 2544 2749 0000 0000 0000 3982 4348 4805
2 1883 1952 1993 2087 2167 2287 2440 2616 2822 3077 3385 3748 4114 4501 4993
3 1912 1993 2031 2140 2217 2344 2507 2683 2898 3158 3477 3864 4246 4657 5179
4 1939 2030 2071 2190 2270 2398 2571 2753 2972 3239 3566 3979 4377 4814 5369
periodieken
5 1967 2070 2111 2237 2317 2454 2636 2822 3045 3321 3662 4095 4508 4969 5556
6 1999 2109 2150 2288 2369 2510 2700 2893 3123 3403 3753 4211 4639 5129 5746
7 2029 2148 2193 2339 2422 2567 2766 2960 3195 3483 3844 4325 4771 5284 5934
8 0000 0000 0000 2470 2623 2828 3030 3270 3564 3936 4439 4902 5441 6123
9 2521 2679 2896 3097 3346 3646 4029 4557 5036 5597 6313
10 3168 3418 3729 4118 4671 5166 5754 6502
11 3495 3810 4212 4787 5297 5910 6688
12 4301 4901 5431 6070 6877
13 5559 6225 7065
Salarisschalen per 1 oktober 2017 (inclusief de verhoging van 1,5%)
Bijlage 2 Pensioenregeling
Eindejaarsuitkering 3,15%. Loonschalen per 1 oktober 2017 (+ 1,50%)
De pensioenregeling is het reglement van Pensioenfonds Zorg & Welzijn.
Dit reglement, en wijzigingen daarop, worden aan de werknemer ter beschikking gesteld.
Aanhangsel MuseumCAO
In het kader van de MuseumCAO zijn de volgende aanvullingen overeengekomen:
1. Het jaarsalaris is gelijk aan het jaarinkomen op basis van artikel 1, onderdelen o en r van de MuseumCAO;
2. De verdeling van de pensioenpremie tussen werkgever en werknemer is vastgelegd in artikel 18 van de MuseumCAO;
3. Met betrekking tot de ingangsdatum van het pensioen wordt verwezen naar artikel 6 lid 8 van de cao.
periodieken
groep | ||||||||||||||
1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | 10 | 11 | 12 | 13 | 14 | 15 |
0 1849 | 1899 | 1940 | 2023 | 2098 | 2208 | 2347 | 2513 | 2710 | 2956 | 3249 | 3573 | 3911 | 4251 | 4685 |
1 1880 | 1941 | 1980 | 2070 | 2148 | 2263 | 2414 | 2582 | 2790 | 3040 | 3344 | 3687 | 0000 | 0000 | 0000 |
2 1911 | 1981 | 2023 | 2118 | 2200 | 2321 | 0000 | 0000 | 0000 | 0000 | 0000 | 0000 | 4176 | 4569 | 5068 |
3 1941 | 2023 | 2061 | 2172 | 2250 | 2379 | 2545 | 2723 | 2941 | 3205 | 3529 | 3922 | 4310 | 4727 | 5257 |
4 1968 | 2060 | 2102 | 2223 | 2304 | 2434 | 2610 | 2794 | 3017 | 3288 | 3619 | 4039 | 4443 | 4886 | 5450 |
5 1997 | 2101 | 2143 | 2271 | 2352 | 2491 | 2676 | 2864 | 3091 | 0000 | 0000 | 0000 | 4576 | 5044 | 5639 |
6 2029 | 2141 | 2182 | 2322 | 2405 | 2548 | 2741 | 2936 | 3170 | 3454 | 3809 | 4274 | 4709 | 5206 | 5832 |
7 2059 | 2180 | 2226 | 2374 | 2458 | 2606 | 2807 | 3004 | 3243 | 3535 | 3902 | 4390 | 4843 | 5363 | 6023 |
8 | 2222 | 2263 | 2425 | 2507 | 2662 | 2870 | 3075 | 3319 | 3617 | 3995 | 4506 | 4976 | 5523 | 6215 |
9 | 2559 | 2719 | 2939 | 3143 | 3396 | 3701 | 4089 | 4625 | 5112 | 5681 | 6408 | |||
10 | 3216 | 3469 | 3785 | 4180 | 4741 | 5243 | 5840 | 6600 | ||||||
11 | 0000 | 0000 | 0000 | 4859 | 5376 | 5999 | 6788 | |||||||
12 | 4366 | 4975 | 5512 | 6161 | 6980 | |||||||||
13 | 5642 | 6318 | 7171 |
Bijlage 3 Opleidings- en begeleidingsplan promovendus
Bijlage 1c Participatieschalen
Loonschaal Garantiebanen
Voor mensen uit de doelgroep van de Participatiewet ( Wajongers met arbeids- vermogen, mensen met een wsw indicatie
Loonschaal garantiebanen bedragen in euro’s per 1 juli 2016, voor 23 jarigen en ouder.
Voor werknemers jonger dan 23 gelden de jeugd- minimumloonbedragen uit de WML. Bedragen
Artikel 1 Opleidings- en begeleidingsplan promovendus
Artikel 1.1
De werkgever ziet er op toe dat, na overleg met de promovendus en in overeenstemming met de aangewezen begeleider dan wel de promotor voor de promovendus een op hem afgestemd oplei- dings- en begeleidingsplan wordt vastgesteld en dat dit plan binnen 3 maanden na de aanvang van het dienstverband aan de promovendus wordt uitgereikt. Het opleidings- en begeleidingsplan wordt tegen het einde van het eerste jaar nader ingevuld voor de verdere duur van het dienstver- band en wordt zo nodig van jaar tot jaar bijgesteld.
Artikel 1.2
In het opleidings- en begeleidingsplan wordt in ieder geval vastgelegd:
a. Welke kennis en vaardigheden dienen te worden verworven en op welke wijze dit dient plaats te vinden;
b. Wie voor de promovendus optreedt als bege- leider (dat wil zeggen onder wiens toezicht de promovendus werkzaam is en wie de promotor is). Indien de begeleider niet de promotor is, wordt bovendien vastgelegd dat de promovendus bij de aanvang van het promotie-onderzoek alsmede op die momen- ten die beslissend zijn voor de voortgang
van het onderzoek, doch ten minste eenmaal per jaar, een gesprek heeft over het promotie- onderzoek met de promotor.
c. De omvang in uren per maand van door de aangewezen begeleider te geven persoonlijke begeleiding waarop de promovendus ten- minste recht heeft.
zonder werk, mensen die onder de participatie-
wet vallen en waarvan UWV heeft beoordeeld dat zij niet in staat zijn het WML te verdienen, mensen met een WIW-of ID baan) hebben
worden aangepast volgens de regeling tot aan-
passing van het wettelijk minimumloon.
Bijlage 4 Mobiliteitsmanagement
WML 1537,20
werkgevers en vakbonden per 1 oktober 2016 een nieuwe loonschaal ingevoerd.
Deze loonschaal is nadrukkelijk alleen bedoeld
105% 1614,06
110% 1690,92
115% 1767,78
De werkgever geeft in overleg met de OR of PVT invulling aan mobiliteitsmanagement, waar- bij vooral gekeken wordt naar het flexibiliseren
van arbeidspatronen, het vermijden van auto- gebruik en het bevorderen van plaats- en tijd- onafhankelijk werken.
voor mensen uit de doelgroep en bevat een aantal treden om werknemers een realistisch
120% 1844,64
inkomensperspectief te bieden.
De werknemer heeft recht op een vakantie- toeslag zoals in art. 13 van de CAO geldt.
Bijlage 5 Overgangsregeling afschaffen leeftijdsvakantie-uren
Werknemers van 45 jaar of ouder behouden de, op peildatum 1 januari 2009 voor hen geldende leeftijdsvakantie-uren, voor zover uitstijgend boven de basisvakantie-uren van 187,2 uur. Na
deze datum worden geen leeftijdsvakantie-uren meer opgebouwd. Werknemers in dienst getreden na 1 januari 2009 hebben geen recht op leeftijdsvakantie-uren.
Bijlage 6 Voorbeeld stappenplan reorganisatie
Voorfase | Fase 1: Voorbereiding | Fase 2: Overleg | Fase 3: Uitvoering | Fase 4: Evaluatie |
1. Algemeen beleid | 3. Plan van aanpak w.o.: | 9. OR-traject w.o.: | 12. Ontslag en uitvoering sociaal plan w.o. | 14. Intern |
• organisatieontwikkelingen | • inrichting project team (w.o. benodigde (externe) expertise | • formele advies- | • eventuele vaststelling definitieve ontslaglijst | • Projectevaluatie |
• vlootschouw hoe organisatie | • opstellen draaiboek (de te nemen stappen in alle fases) | aanvraag | • aanzeggingsgesprekken (evt. voorafgaande | • Werknemers- |
erbij staat | • benoemen verantwoordelijken | • afspraak over tijdpad | training) | tevredenheids- |
• dossiers op orde | • risicoanalyse | • overleg | • herplaatsingsprocedure | onderzoek |
• strategie beïnvloeding stakeholders | • informatie- | • uitvoering selectieprocedure (nieuwe | ||
• tijdpad | verstrekking | functies) | ||
• afstemming op | • beëindigen arbeidsovereenkomsten. | |||
vakbondstraject | (vaststellingsovereenkomsten, ontslag- | |||
• inhuur deskundige | procedures | |||
door OR | • berekening ontslagvergoedingen | |||
• adviseren en begelei- | • advisering fiscaal/juridisch | |||
den bij proces | • i.o.m. vakbonden samenstelling en advisering door begeleidingscommissie over SP |
2. Voorafgaande aan besluit
• visievorming directie/ management
• analyse, incl.
- krachtenveld
- scenario’s
• plan van aanpak
• onderzoek beschikbaar budget
• naar wie wordt wanneer waar- over gecommuniceerd
4. Reorganisatieplan w.o.:
• aanleiding
• inhoud voorgenomen besluit
• onderbouwing
• overwogen alternatieven
• organisatieplaatje oud en nieuw
• mogelijke personele consequenties (w.o. te vervallen arbeidsplaatsen)
• tijdpad
10. Onderhandeling vakbonden over sociaal plan w.o.:
• overleg
• afstemming op OR-traject
• afspraak over tijdpad (incl. ledenraadplegin- gen tijdens en aan het eind van het traject)
13. Invoering interne organisatie- structuur w.o.:
• begeleiding blijvers
• training en opleiding
• maken van afspraken over follow-up functieonderzoek
• vormgeven interne overlegstructuur
5. Communicatieplan w.o.:
• netwerk/krachtenveld analyse
• wie wordt wanneer waarover geïnformeerd (w.o. in ieder geval OR, alle vakbonden en werknemers)
• tijdpad (tijdig informeren OR en bonden zoveel mogelijk gelijktijdig)
11. Definitief besluit
• motivatie n.a.v. advies OR
• evt. maand wachttijd bij negatief advies OR
6. Nieuwe organisatiestructuur
• bepalen te vervallen, en nieuwe functies
• uitwisselbaarheid van bestaande functies en nieuwe functies
• afspiegeling binnen bestaande functies
7. Voorbereiding OR-adviesaanvraag
8. Sociaal plan (maatwerk per museum) w.o.:
• keuze instrumenten en procedures
• kosten berekeningen
• wijze beëindigen arbeidsovereenkomsten
• voorlopige routing uitvoering
Vormgeving van het sociaal plan
Bijlage 7 Ondernemingen onder de werkingssfeer van de cao
Onder een sociaal plan wordt verstaan: een uit- gewerkt schema van maatregelen gericht op de opvang van de negatieve sociale en financiële gevolgen van een reorganisatie voor de werk- nemers.
De kern van een sociaal plan wordt gevormd door de instrumenten. Deze geven aan hoe de sociale gevolgen van een reorganisatie voor de medewerkers worden opgevangen.
Daarnaast kennen we procedureregelingen. Hierbij kan gedacht worden aan de werkings- sfeerbepaling, hardheidsclausule, instelling begeleidingsprocedure en plaatsingsprocedures.
Soorten instrumenten
Afhankelijk van het reorganisatietraject en de terreinen waarop de reorganisatie gevolgen zal hebben voor de werknemers kunnen in grote lijnen vier soorten instrumenten worden onder- scheiden, te weten:
• afscheidsregelingen,
• begeleidingsregelingen naar een nieuwe functie (intern/extern), inclusief scholing en opleiding,
• arbeidsvoorwaardelijke regelingen,
• verhuis- en reiskostenregelingen.
Het relatieve belang van de instrumenten kan verschillen per reorganisatietraject.
Keuze van instrumenten
De volgende keuzes dienen in elk geval gemaakt te worden bij het opstellen van een sociaal plan: Welke instrumenten, de vormgeving van de instrumenten en het financieel niveau van de instrumenten.
Voorbeelden:
• (Financiële) afscheidsregelingen: Vertrekstimuleringsuitkering, ontslaguitkering, aanvulling op sociale zekerheidsuitkeringen, aanvulling op lager salaris nieuwe werkgever, reparatie van pensioengaten.
• Begeleidings- en scholingsregelingen: Naar een functie intern (afspraken maken over de definitie van een passende functie, bepalen hoeveel salarisgroepen lager
mag worden ingeschaald, maximale reistijd bepalen).
Naar een functie extern, tijdens en/of na einde dienstverband( inschakelen outplace- mentbureau, faciliteren benodigde tijd, vergoeding sollicitatiekosten).
Vergoeding scholings- en opleidingskosten (voor een functie intern om de kwalificaties van de medewerker te verbeteren, om bemiddelbaarheid naar een functie extern beter mogelijk te maken).
• Arbeidsvoorwaardelijke regelingen, gevolgen van inschaling in een lager ingedeelde functie: (betreffende CAO-artikelen volgen, mogelijk- heden persoonlijke toeslag (pt) bezien, afbouw pt binnen beperkt aantal jaren, bevriezing pt, afkoop pt, indexering pt).
• Verhuis- en reiskostenregeling:
(extra (tijdelijke) reiskostenvergoeding, tijdelijke vergoeding/compensatie extra reistijd, vergoeding verhuiskosten bij externe herplaatsing, vergoeding kosten i.v.m. hogere woonlasten).
• Stichting Joods Historisch Museum te Amsterdam;
• Stichting Nederlands Scheepvaartmuseum Amsterdam te Amsterdam;
• Stichting Het Rijksmuseum Amsterdam te Amsterdam;
• Stichting Van Gogh Museum te Amsterdam;
• Stichting Paleis Het Loo Nationaal Museum te Apeldoorn;
• Stichting tot Beheer van Huis Doorn te Doorn;
• Stichting Rijksmuseum Het Zuiderzeemuseum te Enkhuizen;
• Stichting Rijksmuseum Twenthe te Enschede;
• Stichting Koninklijk Kabinet van Schilderijen Mauritshuis te ’s-Gravenhage;
• Stichting tot Beheer van het Museum van het Boek/Museum Meermanno-Westreenianum te ’s-Gravenhage;
• Stichting tot Exploitatie van het Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie
te ’s-Gravenhage;
• Teylers Museum te Haarlem;
• Stichting Nederlands Centrum voor Biodiversiteit Naturalis te Leiden;
• Stichting Rijksmuseum van Oudheden te Leiden;
• Stichting Nationaal Museum voor Wereldculturen te Leiden;
• Stichting tot Beheer van Museum Boerhaave, Rijksmuseum voor de geschiedenis van de natuurwetenschappen en van de geneeskunde te Leiden;
• Stichting Rijksmuseum Muiderslot te Muiden;
• Stichting Kröller-Müller Museum te Otterlo;
• Stichting Museum Slot Loevestein te Poederoijen;
• Stichting Museum Catharijneconvent te Utrecht;
• Stichting Nederlands Openluchtmuseum te Arnhem;
• Stichting Mommerskwartier te Tilburg;
• Stichting Texels Museum te Texel;
• Stichting Nationaal Veiligheidsinstituut te Apeldoorn;
• Stichting Gelders Erfgoed te Zutphen;
• Stedelijk Museum Breda te Breda;
• Stichting Noordbrabants Museum te ’s Hertogenbosch;
• Koninklijke Stichting Defensiemusea te Soesterberg;
• Stichting Koninklijk Militair-historisch Museum te Soesterberg;
• Stichting Museum Gouda te Gouda;
• Stichting Centraal Museum Utrecht te Utrecht;
• Stichting Stedelijk Museum ’s Hertogenbosch, te ’s Hertogenbosch;
• Stichting Museum Arnhem, te Arnhem;
• Stichting tot beheer Museum Boijmans van Beuningen te Rotterdam;
• Stichting Stedelijk Museum Alkmaar te Alkmaar;
• Stichting Maritiem Museum te Rotterdam;
• Stichting Stedelijk Museum Amsterdam te Amsterdam;
• Stichting Gemeentemuseum Den Haag te Den Haag.
Bijlage 8 Levensfasebewust personeelsbeleid Bijlage 11 Protocolafspraken
Levensfasebewust personeelsbeleid richt zich op medewerkers in alle levensfasen, van jong tot oud, binnen een organisatie. Het heeft tot doel tot een optimale en duurzame inzet van medewerkers te komen en te behouden door de bij hun levensfase behorende wensen, doelen en
Bijlage 9a Seizoenmedewerkers
Werkgevers en werknemers blijven alert op onderscheid in behandeling tussen vaste medewerkers en seizoenmedewerkers, en
mogelijkheden af te stemmen op de doelen en mogelijkheden van een organisatie.
Een overzicht van mogelijke instrumenten per levensfase is opvraagbaar bij het museum of de brancheorganisatie
ondernemen waar nodig actie om een ongeoorloofd onderscheid tegen te gaan.
Reparatie 3e jaar WW
Cao-partijen spreken af dat de duur en de opbouw van de WW en loongerelateerde WGA worden gerepareerd conform de afspraken die hierover in het Sociaal Akkoord van april 2013 zijn gemaakt. De premie voor de reparatie van het 3e jaar WW en WGA die hier te zijner tijd voor zal worden berekend zal conform de brief van de Stichting van de Arbeid van 24 november 2015 voor rekening komen van de werknemer. Zodra de verdere gewenste duidelijkheid bestaat om inhoud en uitwerking te kunnen geven aan deze regeling, zullen cao-partijen, met inacht- neming van dit advies en de StvdA-aanbevelingen van 24 december 2013 en 11 juli 2014, overleg
Sociaal kader
Partijen erkennen dat na de fusie van de VRM en de NMV er zeer veel musea zijn aangesloten bij de nieuwe Museumvereniging en er ook meer musea aansluiting zoeken bij de CAO.
Dit heeft onder meer tot gevolg dat de bonden veelvuldig geconfronteerd worden met reorganisaties en voor overleg over een sociaal plan worden uitgenodigd. Om zowel de bonden als de musea tegemoet te komen zullen cao partijen in een paritair samengestelde werk- groep een sociaal kader ontwikkelen dat door de individuele musea in voorkomende gevallen als (niet bindende) leidraad kan worden gehan- teerd. Op deze wijze wordt het proces om te
Bijlage 9b Overzicht seizoenmusea en functies
voeren om inhoudelijk afspraken te maken over een private aanvullende WW- en WGA-
komen tot een sociaal plan vereenvoudigd.
De navolgende functies* kunnen als gevolg van klimatologische of natuurlijke omstandigheden bij de hieronder genoemde musea slechts gedurende een periode van ten hoogste negen maanden per jaar worden uitgeoefend. Deze functies kunnen niet aansluitend door dezelfde werknemer worden uitgeoefend gedurende een periode van meer dan negen maanden per jaar.
Stichting Texels Museum, functies:
• medewerker Educatie-uitvoering
• medewerker boekingskantoor
• medewerker receptie/winkel
• medewerker restaurant
• medewerker huishoudelijke dienst,
Muiderslot, functies:
• kassamedewerkers, afdeling secretariaat/ kassa
• rondleiders, afdeling rondleiders/routiers
• publieksbegeleiders, afdeling rondleiders/ routiers
• dagverantwoordelijken, afdeling dag- verantwoordelijken.
Zuiderzeemuseum,buitenmuseum, functies:
• afdeling Publieksactiviteiten: medewerker publieksactiviteiten, leermeesters en coördinatoren.
• afdeling Front-office: medewerkers front-
verzekering. Zo nodig wordt de cao tussentijds aangepast.
Overgangs- en garantieregelingen bij aansluiting CAO
Ingeval een museum zich aansluit bij de CAO waardoor de medewerkers onder de werking van de Museumcao komen te vallen zal de directie van betreffend museum met de vakbonden op basis van een pakketvergelijking tussen de bestaande arbeidsvoorwaarden en de Museum- cao onderzoeken of afspraken gemaakt
kunnen worden over overgangs- en garantie- regelingen die naast de Museumcao van toe- passing zullen zijn.
Generatiepact
Partijen spreken af om in de loop van 2017
de mogelijkheden voor de introductie van een generatiepact nader te onderzoeken.
Afspraken over vakantierechten
In artikel 12, lid 3 onder d en lid 7, zijn wijzingen opgenomen met betrekking tot opname en verval van vakantierechten. Deze wijzigingen hebben tot doel vakantiestuwmeren onder controle te bren- gen, maar ook om erop toe te zien dat vakantie- uren zoveel mogelijk worden opgenomen ten behoeve van het welzijn van de medewerkers. Partijen zullen eind 2018 evalueren of de wijzi- gingen aan het beoogde doel hebben bijgedragen.
• medewerker Xxxxxxxxx
• medewerker receptie/restaurant Kaap Skil.
office (kassa, winkels), museumdocenten.
• afdeling vervoer: schippers en matrozen.
* De functienamen kunnen gedurende de looptijd van deze CAO wijzigen.
Bijlage 10 Vrijwilligers
Bijlage 12 Adressen
Museumvereniging
Xxxxxxxxxxxxxxxxx 000
Xxxxxxx 0000
0000 XX Xxxxxxxxx
CNV Overheid en Publieke Diensten
Xxxxxxx 0000
0000 XX Xxxxxxx
tel. 030 - 000 0000
Het beleid met betrekking tot de inzet van vrijwilligers zal per museum worden vastgesteld in overleg met de OR. Uitgangspunt daarbij
zal zijn dat de inzet van vrijwilligers niet mag leiden tot verdringing van reguliere functies in betaalde arbeid.
tel. 020 - 000 00 00
FNV Publiek Belang
Xxxxxxxxxxxxxxx 000
0000 XX Xxxxxxx
tel. 088 - 0000000
CMHF
Xxxxxxxxxxxx 00 Xxxxxxxxx:
0000 XX Xxx Xxxx Postbus 91460
tel. 070 - 000 00 00 0000 EB Den Haag
Het Functiehandboek Musea is te bestellen via de website van de Museumvereniging.
A | G | ||
Aanzegging arbeidsovereenkomst bepaalde tijd | 10 | Garantietoelage | 13, 14 |
Ambtsjubileum | 15 | Geheimhouding | 7 |
Arbeidsduur | 14 | Geschillen | 23 |
normale arbeidsduur | 5 | Getuigschrift | 7 |
incidentele overschrijding | 11 | ||
Arbeidsongeschiktheid Arbeidsovereenkomst | 19 | I Incidentele overschrijding arbeidsduur | 12 |
individuele | 9 | Indienstneming | 9 |
onbepaalde tijd | 9 | Intellectuele eigendom | 8 |
bepaalde tijd | 9 | ||
einde arbeidsovereenkomst | 10 | J | |
Jaarinkomen | 5 | ||
B | Jaarsalaris | 5 | |
Bedrijfshulpverlening | 23 | Jubileumgratificatie | 15 |
Bereikbaarheidsdienst | 14 | ||
afbouwregeling bereikbaarheidsdienst | 14 | K | |
vergoeding bereikbaarheidsdienst | 14 | Kostenvergoedingen | 22 |
Betaald verlof | 15 | ||
Bevallingsverlof | 15 | L | |
Buitengewone prestaties | 14 | Leeftijdsvakantie-uren | 29 |
Buitengewoon verlof | 15 | Levensfasebewust personeelsbeleid | 34 |
Bijzondere beloningen | 13 | Looptijd | 24 |
D | M | ||
Deeltijdarbeid | 5 | Mantelzorg | 16 |
Definities | 5 | Medezeggenschap | 7 |
Dienstreizen | 22 | Minimumloon | 12 |
Dienstrooster | 11 | aanloopschaal minimumloon | 12 |
Dispensatieregeling toetreding pensioenfonds | 22 | Misbruik van positie | 8 |
E | Mobiliteitsmanagement | 29 | |
EHBO | 23 | N | |
Eindejaarsuitkering | 19 | Nachtarbeid | 12 |
Nakoming door leden | 7 | ||
F | Nakoming door partijen | 7 | |
Feestdagen | 15 | Nevenwerkzaamheden | 7 |
Functie | 12 | ||
functie, plaatsing in een hoger ingedeelde | 13 | O | |
functie, plaatsing in een lager ingedeelde | 13 | Onregelmatige diensten, vergoeding | 13 |
Functiegroepen | 12 | Ontwikkelbeleid | 19 |
Opleiding | 19 | ||
Opleiding promovendi | 29 | ||
Oproepkrachten | 10 | ||
Opzegtermijnen | 10 | ||
Ouderschapsverlof | 16 | ||
Overlijden, uitkering bij overlijden | 22 | ||
Overwerk | 11 |
P | Verlof | 15 | |
Participatieschalen | 28 | betaald verlof | 15 |
Partner | 5 | ouderschapsverlof | 16 |
Pensioenregeling | 22, 29 | buitengewoon verlof | 16 |
premieverdeling werkgever-werknemer | 22 | overige gevallen | 17 |
Periodiekenschaal | 12 | zwangerschapsverlof | 16 |
Proeftijd | 9 | vakbondsbijeenkomsten | 16 |
Promovendus | 29 | Visitatie | 9 |
opleiding promovendus | 29 | Vrijwilligers | 34 |
Protocolafspraken | 35 | W | |
R | Xxxxxxxxxx, tijdelijk | 13 | |
Reiskosten | 22 | Week | 5 |
Reorganisatie | 30 | Weekeinde | 5 |
Roosterdienst, afbouwregeling | 14 | Werkdagen | 11 |
S Salarisschalen | 27 | Werkgever algemene verplichtingen werkgever Werknemer | 5 6 5 |
Salarisverhoging | 12, 27 | algemene verplichtingen werknemer | 7 |
salarisverhoging voldoende functioneren | 12 | Werkzaamheden, uitvoering opgedragen | 7 |
salarisverhoging goed functioneren | 12 | Wervingsbeleid | 6 |
salarisverhoging en onvoldoende functioneren | 13 | Wetenschappelijk personeel | 29 |
Seizoenmedewerkers | 34 | tijdelijke aanstelling | 9 |
Xxxxxxxxxxx | 0 | opleidingsplan promovendi | 29 |
Studie | 22 | Woon-werkverkeer | 22 |
T | Z | ||
Tussentijdse herziening | 23 | Zwangerschapsverlof | 16 |
Tijdelijke waarneming | 13 | ||
V | |||
Vakantie | 17 | ||
vakantie bij ontslag | 18 | ||
verjaring vakantierechten | 18 | ||
vakantietoeslag | 19 | ||
Vakantierechten, niet verwerven van | 18 | ||
Vakantie-uren | 17 | ||
afkoop vakantie-uren | 19 | ||
berekening | 17 | ||
opnemen | 17 | ||
bij arbeidsongeschiktheid | 18 | ||
leeftijdsvakantie-uren | 29 | ||
Vakbondsfaciliteiten | 6, 16 | ||
Veiligheidsonderzoek | 9 | ||
Verhuiskosten | 22 | ||
Verklaring omtrent gedrag | 10 |