Gezamenlijk aanvullend onderwijs- en examenreglement (OER) ten behoeve van de master-na-bacheloropleidingen in de ‘Kinesitherapie’ en in de ‘Revalidatiewetenschappen en de Kinesitherapie’ in Vlaanderen
Gezamenlijk aanvullend onderwijs- en examenreglement (OER) ten behoeve van de master-na-bacheloropleidingen in de ‘Kinesitherapie’ en in de ‘Revalidatiewetenschappen en de Kinesitherapie’ in Vlaanderen
Situering
Alle masteropleidingen in de’Kinesitherapie’ of in de ‘Revalidatiewetenschappen en de Kinesitherapie’ in Vlaanderen, ingericht door zowel hogescholen als universiteiten, hebben verregaande afspraken gemaakt met betrekking tot het gezamenlijk organiseren van bepaalde afstudeerrichtingen. Dit gezamenlijk aanvullend OER heeft derhalve als bedoeling de toepassing van het gelijkheidsbeginsel bij de beoordeling van studieresultaten in de specifieke genoemde context te garanderen. Het wijkt op de hieronder vastgelegde punten af van het OER van de instelling (of instellingen die een gezamenlijke masteropleiding aanbieden) waar de student zich heeft ingeschreven.
Behoudens de hieronder vermelde punten blijven deze OER’s dus verder van toepassing.
1. Algemene bepalingen, onderwijsorganisatie en studievoortgang
Artikel 1
Dit reglement legt de regels vast betreffende het onderwijs en de examens in het kader van de masteropleidingen in de ‘Kinesitherapie’ of in de ‘Revalidatiewetenschappen en de Kinesitherapie’ in Vlaanderen met de bedoeling het gezamenlijk organiseren van afstudeerrichtingen mogelijk te maken en daarbij de gelijkberechtiging van de student te garanderen.
Voor de instellingen met betreffende onderwijsbevoegdheid komt dit onderwijs- en examenreglement dan in de plaats van de conflicterende bepalingen in het eigen onderwijs- en examenreglement. Voor de overige bepalingen die niet expliciet vermeld worden in dit OER, blijven de lokale reglementen van toepassing.
Artikel 2
§1 Dit onderwijs- en examenreglement en eventuele wijzigingen of aanvullingen moeten door de respectieve instellingsbesturen goedgekeurd zijn vóór de aanvang van het academiejaar van de inwerkingtreding.
§2 Een student blijft voor alle activiteiten in het kader van gezamenlijke onderwijsactiviteiten verzekerd door de reguliere verzekeringspolissen van de instelling waar hij is ingeschreven.
§3 Specifieke onderwijs- en examenfaciliteiten kunnen worden toegekend aan een student die volgens de interne regelingen van de instelling waar de student is
ingeschreven erkend is als student die beroep kan doen op faciliteiten en in overeenstemming met de bij aanvang van het academiejaar gemaakte afspraken.
Artikel 3
§1 Een student die in het bezit is van een bachelordiploma in de Kinesitherapie of in de Revalidatiewetenschappen en de Kinesitherapie wordt zonder overgangsmodaliteiten rechtstreeks toegelaten tot het masterprogramma. De gelijkwaardige uitwisselbaarheid tussen de betreffende Vlaamse bacheloropleidingen is hierbij dus gegarandeerd.
§2 Een student die van het hierboven vermelde bachelorprogramma minstens 150 studiepunten verworven heeft, worden eveneens toegelaten tot het masterprogramma doch moet hierbij rekening houden met de ‘volgtijdelijkheidsregels’ en de regels voor opmaak van een individueel studietraject vastgelegd door de instelling waar de student zich inschrijft voor het masterprogramma.
§3 Wanneer een student met een diplomacontract geen 50% studie-efficiëntie behaalt voor het studieprogramma waarvoor hij is ingeschreven, zal de bevoegde examencommissie een bindende studievoorwaarde opleggen waarbij hij bij een volgend diplomacontract minstens 50% studie-efficiëntie voor het studieprogramma waarvoor hij is ingeschreven moet halen. Wanneer de student niet aan deze bindende voorwaarde voldoet, wordt de inschrijving voor een nieuw diplomacontract voor dezelfde opleiding geweigerd. Een student met een credit- of examencontract wordt eveneens voor herinschrijving geweigerd wanneer hij zich voor dat opleidingsonderdeel al tweemaal heeft ingeschreven zonder het creditbewijs te behalen. In beide gevallen kan op gemotiveerd schriftelijk verzoek van de betrokken student gericht aan de bevoegde instantie van de instelling waar hij zich wenst in te schrijven, de inschrijving uitzonderlijk worden toegestaan. Tegen het opleggen van de bindende studievoorwaarden of een weigering tot inschrijving is beroep mogelijk volgens de procedures eigen aan de
betreffende instelling.”
§4 Een student die het bachelordiploma heeft behaald maar niet over voldoende leerkrediet beschikt om het masterprogramma aan te vangen, wordt wel toegelaten tot het masterprogramma en dit zonder extra inschrijvingskosten, tenzij ondertussen decretale regelgeving tot andere schikkingen noopt.
§5 Een student heeft recht op studiebegeleiding en –advies van de diensten van de instelling waar hij is ingeschreven. In het geval van gezamenlijke afstudeerrichtingen zullen de instellingen die instaan voor de organisatie van bepaalde opleidingsonderdelen die deel uitmaken van de gezamenlijke afstudeerrichting hun betreffende dienstverlening ook openstellen voor studenten van een andere instelling.
§6 Het aanvragen en toekennen van vrijstellingen op basis van EVC en EVK gebeurt volgens de regels van de instelling waar de student is ingeschreven.
2. Oprichting commissies, organisatie van de afstudeerrichtingen en studievoortgangbewaking
Artikel 4
§1 De betreffende instellingen zoals bedoeld in art.1 richten door een onderlinge overeenkomst één coördinerende stuurgroep op die de operationele uitwerking bewaakt van de gezamenlijke afstudeerrichtingen en evenzeer noodzakelijke evaluaties en adviezen voorlegt aan de betreffende instellingsbesturen om de bedoelde samenwerking mogelijk te maken .
§2 Er worden evenzeer per gezamenlijke afstudeerrichting een afstudeerrichtingcommissie (ARC) opgericht die bevoegd is voor het betreffende studieprogramma met bijhorende eindcompetenties, onderwijskundige uitwerking en kwaliteitsbewaking van de betreffende afstudeerrichting. De afstudeerrichtingcommissies rapporteren aan de stuurgroep.
§3 Afstudeerrichtingen die niet gezamenlijk worden georganiseerd blijven aangestuurd door de beheersorganen eigen aan de betreffende instelling.
3. Organisatie van de examens Artikel 5
De examenperiodes worden jaarlijks voor de aanvang van het academiejaar aan de studenten bekendgemaakt.
Artikel 6
In de loop van één zelfde academiejaar mag niemand zich meer dan tweemaal voor dezelfde examens of examengedeelten aanbieden. Indien de aard van het opleidingsonderdeel niet toelaat dat tweemaal wordt geëxamineerd, dan kan het recht op twee examenkansen tijdens hetzelfde academiejaar niet worden uitgeoefend. Dit wordt voor het betrokken opleidingsonderdeel duidelijk aangegeven in de ECTS-fiche van het opleidingsonderdeel.
Artikel 7
De concrete examenregeling voor elke student (met vermelding van tijdstip én plaats) wordt in de betreffende instellingen ten minste veertien kalenderdagen vóór het begin van de betrokken examenperiode bekendgemaakt aan de studenten.
Bij de examenregeling worden de namen van de voorzitter, de secretaris van de betrokken examencommissie en de ombudspersoon vermeld, en waar en wanneer zij bereikbaar zijn. Tevens wordt vermeld op welke datum beraadslaagd wordt over de resultaten.
4. Verloop van de examens Artikel 8
De verantwoordelijke lesgevers van de opleidingsonderdelen of hun aangestelde plaatsvervangers geven ten laatste bij de aanvang van de onderwijsactiviteiten en bij
voorkeur ook via de studiegids met ECTS-fiche of syllabus informatie over de inhoud en de doelstellingen van hun opleidingsonderdelen, de examenstof, de wijze van evalueren, de wijze waarop het examencijfer tot stand komt en de evaluatiecriteria.
Ten laatste bij de aanvang van het academiejaar wordt de examenvorm van elk opleidingsonderdeel aan de studenten bekendgemaakt. Deze kan enkel nog gewijzigd worden in overmachtsituaties te beoordelen door de bevoegde opleidings- of afstudeerrichtingcommissie.
Artikel 9
Examinatoren en studenten houden zich strikt aan de vastgelegde examenregeling. Examens kunnen enkel om zwaarwichtige redenen verplaatst worden. De voorzitter treft dan na overleg met de betrokken partijen een nieuwe regeling, met kennisgeving aan de administratieve verantwoordelijke voor de examenregeling. De voorzitter kan deze bevoegdheid delegeren.
Artikel 10
De vorm van het examen is afhankelijk van de voor het opleidingsonderdeel te beoordelen competenties; deze wordt voor elk opleidingsonderdeel vastgelegd door de verantwoordelijke lesgever en bekrachtigd door de betreffende opleidings- of afstudeerrichtingcommissie.
Artikel 11
Alle examens zijn openbaar en worden, behalve ingeval van zwaarwichtige redenen vast te stellen door de voorzitter van de examencommissie, afgenomen in een lokaal van één van de instellingen met betreffende onderwijsbevoegdheid.
Een student en een examinator hebben het recht voor iedere mondelinge ondervraging de aanwezigheid van een tweede lid van de examencommissie te vragen en/of van een ombudspersoon. De student en/of de examinator richten dit verzoek schriftelijk tot de voorzitter van de examencommissie.
Artikel 12
Het examenresultaat van een opleidingsonderdeel wordt in een geheel getal van 0 tot 20 uitgedrukt. Dit wordt het examencijfer genoemd.
Artikel 13
Een student die niet aan alle examens deelneemt of zijn deelname aan de examens stopzet, deelt dit onverwijld mee aan de administratief verantwoordelijke voor de betreffende examenregeling.
Artikel 14
§1 Als bedrieglijke onregelmatigheid wordt beschouwd elk gedrag van een student in het kader van een examen waardoor deze het vormen van een juist oordeel omtrent de kennis, het inzicht, de vaardigheden en/of attitudes van hemzelf dan wel van andere studenten geheel of gedeeltelijk onmogelijk maakt of poogt te maken.
Plagiaat is een bedrieglijke onregelmatigheid die bestaat uit elke overname van het werk (ideeën, teksten, structuren, beelden, plannen, ...) van zichzelf of van anderen, op identieke wijze of onder licht gewijzigde vorm en zonder adequate bronvermelding.
De verantwoordelijke lesgever van het opleidingsonderdeel informeert zo spoedig mogelijk de voorzitter van de examencommissie over elke bij een evaluatie of examen begane bedrieglijke onregelmatigheid die de uiteindelijke beslissing van de examencommissie kan beïnvloeden. In geval van een inbreuk die mogelijk als plagiaat kan worden beschouwd, onderzoekt de voorzitter van de examencommissie - in overleg met de ombudspersoon en eventueel met een aangewezen expert - of er plagiaat is gepleegd. De voorzitter zal in voorkomend geval ook de ernst van de bedrieglijke onregelmatigheid inschatten. In elk geval wordt, vóór enige beslissing, een student die verdacht wordt van een onregelmatigheid gehoord door de voorzitter in het bijzijn van de ombudspersoon.
In afwachting van een uitspraak door de examencommissie mag de student de evaluatie- en examenreeks verder afwerken, met inbegrip van het examen in kwestie, zij het, wat dit laatste betreft, desgevallend na inbeslagname van de betwiste stukken en de al aangemaakte kopij.
De voorzitter kan, na overleg met de verantwoordelijke lesgever van het opleidingsonderdeel, beslissen om de examencommissie vervroegd bijeen te roepen.
In het geval de examencommissie vervroegd wordt bijeengeroepen kan een student die hierom verzoekt gehoord worden door de examencommissie vooraleer zij een beslissing neemt
§2 Op grond van een bij een examen of evaluatie begane bedrieglijke onregelmatigheid kan de examencommissie bij de beraadslaging of in een vervroegde bijeenkomst beslissen dat de student:
1°een aangepast cijfer krijgt op het examen of werkstuk 2° het cijfer ‘nul’ krijgt op het examen of werkstuk
3° geen credits verwerft voor het opleidingsonderdeel waarbij de bedrieglijke onregelmatigheid is begaan; hij kan evenwel deelnemen aan het betreffende examen in een volgende semester of tweede examenperiode
4° geen credits verwerft voor alle opleidingsonderdelen die in het betreffende semester worden geëvalueerd; hij kan evenwel deelnemen aan de betreffende examens in een volgende semester of tweede examenperiode
5° afgewezen wordt: de student kan zich dan ten vroegste opnieuw inschrijven voor het volgende academiejaar. De afgewezene verliest alle examencijfers behaald in de betrokken examenperiode.
Over de ernst van de bedrieglijke onregelmatigheid en de daaraan gekoppelde strafmaat oordeelt uiteindelijk de bevoegde examencommissie. De examencommissie kan additioneel de student verplichten een ander onderwerp en/of promotor te nemen voor de masterproef. De betreffende instelling kan bijkomend de regel instellen dat bij het opleggen van de zwaarste sanctie (5°) het advies verplicht moet ingewonnen worden van een daartoe aangestelde instellingscentrale commissie.
§3 De ernst van de overtreding en de strafmaat bij plagiaat worden beoordeeld aan de hand van de volgende elementen:
1) de omvang van het plagiaat
2) de aard van het plagiaat (slecht refereren, afwezigheid van referenties, ...)
3) ervaring van de student (de mate waarin de student zich zou moeten bewust zijn van de xxxxx van wat hij doet, onder meer rekening houdend met het moment in de studieloopbaan)
4) de intentie om bedrog te plegen.
§4 Bij het ontdekken van nieuwe bezwarende elementen na een al genomen beslissing kan de bevoegde examencommissie een genomen gunstige beslissing juridisch als onbestaande beschouwen en beslissen dat de behaalde resultaten nietig zijn en de eventueel afgeleverde creditbewijzen, getuigschriften en diploma's terugvorderen. In dit geval dient de instelling waarbij de student is ingeschreven de genomen beslissing te bekrachtigen. De beroepstermijn begint te lopen na mededeling van deze bekrachtiging.
5. Examencommissies: aard, samenstelling en bevoegdheden Artikel 15
§1 In het geval van gezamenlijke afstudeerrichtingen worden gezamenlijke examencommissies ingesteld die bevoegdheden hebben om op te treden als facultatieve examencommissies zoals beschreven in art.16 §1 en dit voor de studiepakketten die één of meer afstudeerrichtingspecifieke opleidingsonderdelen bevatten
§2 In het geval van gezamenlijke afstudeerrichtingen worden gezamenlijke examencommissies over het geheel van de opleiding ingesteld – met bevoegdheden zoals beschreven in art. 16 §2.
§3 In het geval afstudeerrichtingen niet gezamenlijk worden georganiseerd en voor studiepakketten die geen afstudeerrichtingspecifieke opleidingsonderdelen bevatten, worden de bevoegde examencommissies ingesteld aan de inrichtende instelling waar betreffende studenten zijn ingeschreven.
§4 In alle gevallen volgen alle examencommissies van de masteropleidingen in de Kinesitherapie en in de Revalidatiewetenschappen en de Kinesitherapie de richtlijnen en criteria zoals in dit OER is vastgelegd.
Artikel 16
§1 De facultatieve examencommissies, zowel de gezamenlijke als zij die instellingsgebonden zijn – bedoeld voor het geheel van de opleidingsonderdelen dat door de studenten met een diplomacontract of examencontract met het oog op het verwerven van een diploma werd gevolgd – hebben volgende bevoegdheden:
1. de examenresultaten definitief vastleggen
2. de creditbewijzen toekennen
3. de bindende en/of niet-bindend studieadviezen bepalen
Met het hierboven vermeld ‘geheel van opleidingsonderdelen’ worden de studiepakketten bedoeld zowel enerzijds van de eerste 60 studiepunten (1ste master) als anderzijds van de volgende 60 studiepunten (2de master) van het reguliere normtraject, of afgeleiden van deze deeltrajecten in het geval van individuele studietrajecten.
§2 De examencommissies voor het geheel van de opleiding hebben volgende bevoegdheden:
1. verklaren dat een student al dan niet geslaagd is voor het geheel van de opleiding
2. de graad van verdienste vastleggen
Artikel 17
Alle examencommissies beraadslagen ten minste tweemaal per academiejaar, voor zover er studenten geregistreerd zijn voor de examens.
Artikel 18
§1 Tenzij de stuurgroep voor 1 oktober beslist over een andere representatieve samenstelling, bestaat de facultatieve examencommissie uit alle verantwoordelijke lesgevers per opleidingsonderdeel van het bedoelde studiepakket. In het geval van een gezamenlijke afstudeerrichting is de voorzitter van de betreffende afstudeerrichtingcommissie (ARC) eveneens lid van de betreffende examencommissie
§2 De facultatieve examencommissies voor het tweede studiepakket van 60 studiepunten (2de master) van het reguliere modeltraject, en samengesteld zoals beschreven in art.18 §1, fungeren eveneens als examencommissies voor het geheel van de opleiding.
§3 De examencommissies stellen onder hun leden een voorzitter en een secretaris aan.
§4 De examencommissies kunnen zich op de beraadslaging uitzonderlijk laten bijstaan door andere leden van het academisch personeel met een opdracht in de opleiding.
Deze zijn niet stemgerechtigd.
§5 De ombudsperso(o)n(en) aangesteld overeenkomstig art. 33 nemen deel aan de werkzaamheden van de examencommissie, evenwel zonder stemrecht.
6. Beraadslaging van de examencommissies
Artikel 19
Tijdstip en plaats van de beraadslaging worden tenminste 21 kalenderdagen op voorhand vastgelegd.
De leden van de examencommissie nemen aan de beraadslaging deel en ondertekenen de aanwezigheidslijst. Een lid dat verhinderd is, deelt dit onverwijld aan de voorzitter mee.
Om geldig over een student te stemmen moet tenminste de helft van de stemgerechtigde commissieleden aanwezig zijn. De voorzitter kan bij afwezigheid van een stemgerechtigd lid een plaatsvervanger aanduiden.
Artikel 20
Elk stemgerechtigd lid van de examencommissie heeft slechts één stem.
Artikel 21
Aan de hand van een puntenlijst overloopt de examencommissie gezamenlijk de studieresultaten van elke student afzonderlijk en beslist zij over de resultaten van een student.
Tenzij een lid van de examencommissie of de ombudspersoon een stemming vraagt, geldt het voorstel van de voorzitter als beslissing.
Als een lid van de examencommissie om een stemming verzoekt, is die niet geheim, tenzij een lid van de examencommissie of de (/een) ombudspersoon hierom expliciet verzoekt.
Beslissingen door stemmen worden genomen bij gewone meerderheid van de uitgebrachte stemmen. Bij de stemmingen worden ongeldige stemmen en onthoudingen niet meegerekend.
Bij staking van stemmen geldt het voor de student gunstigste voorstel als beslissing van de examencommissie.
Artikel 22
De examencommissies, zowel de facultatieve als die over het geheel van de opleiding, hanteren bij het beraadslagen over de examenresultaten het principe van de ‘nultolerantie’.Dit komt tot uiting in volgende aspecten:
§1. Een student wordt door de facultatieve examencommissie voor een studiepakket enkel geslaagd verklaard als hij alle credits van het betrokken pakket heeft behaald.
§2. Een student die niet geslaagd is voor het eerste pakket, kan opleidingsonderdelen voorafnemen uit het tweede pakket volgens de regeling van de instelling waar hij is ingeschreven
§3. Een student wordt door de examencommissie voor het geheel van de opleiding slechts geslaagd verklaard als hij geslaagd is voor zowel het eerste als het tweede pakket afzonderlijk, dit dus telkens na het behalen van alle credits voor de betrokken pakketten.
Artikel 23
§1 Aan een student die het diploma behaalt wordt door de examencommissie over het geheel van de opleiding de volgende graad van verdienste toegekend :
- op voldoende wijze, als hij minder dan 68 % als totaalscore behaalt
- onderscheiding, op voorwaarde dat hij ten minste 68 % als totaalscore behaalt
- grote onderscheiding, op voorwaarde dat hij ten minste 77 % als totaalscore behaalt
- grootste onderscheiding, op voorwaarde dat hij ten minste 85 % als totaalscore behaalt;
Deze berekening vindt plaats op het geheel van de masteropleiding en met de studiepunten van de opleidingsonderdelen als wegingsfactor.
§2 Voor een student waarvan het resterende programma op grond van vrijstellingen gereduceerd is tot onder de grens van 60 studiepunten, beperkt de beslissing van de examencommissie zich enkel tot een beslissing over het slagen of niet-slagen voor dat resterende gedeelte en wordt er dus geen graad van verdienste toegekend.
§3 Voor een student die voor een deel van de opleiding is ingeschreven, legt de examencommissie de studieresultaten van de student vast en zij deelt hem deze mee.
Artikel 24
In afwijking van de geldende beslissingscriteria kan een examencommissie op grond van een individuele motivering een student toch geslaagd verklaren als zij meent dat de student globaal voldaan heeft aan de doelstellingen en eindtermen van de opleiding en er bijzondere redenen zijn om af te wijken van de bepaalde regels.
Artikel 25
De leden van de examencommissie en alle personen die ter zitting aanwezig zijn, zijn tot geheimhouding over de beraadslaging en de stemmingen verplicht.
Artikel 26
Van de beraadslaging wordt een verslag opgemaakt, ondertekend door de voorzitter en de secretaris van de examencommissie.
Dit verslag vermeldt datum en plaats van de beraadslaging, omvat de origineel ondertekende aanwezigheidslijst en vermeldt de voor het bepalen van de resultaten gehanteerde criteria en voor elke kandidaat de vaststelling of beslissing m.b.t. het resultaat, rekening houdend met artikel 22 en 23.
Het beraadslagingsverslag omvat tevens:
• een gedetailleerde motivering van de beoordeling van de resultaten voor elke beslissing die krachtens artikel 24 afwijkt van de geldende beslissingscriteria
• de vermelding dat er over de resultaten van een bepaalde student gestemd is (art. 21).
In het verslag worden de examencijfers vermeld of een verwijzing naar de examencijfers die als bijlage aan het verslag worden toegevoegd of die in een elektronisch bestand zijn opgenomen.
Het beraadslagingsverslag bevat in voorkomend geval ook de gemotiveerde beslissingen genomen op grond van artikel 30 en 31.
Het beraadslagingsverslag van de gezamenlijke examencommissies is beschikbaar voor elke betrokken bevoegde instelling.
7. Bekendmaking van de examenresultaten Artikel 27
De examenresultaten worden op een gemeenschappelijk moment en op elektronische wijze aan de studenten bekendgemaakt. De stuurgroep bepaalt dit gemeenschappelijk moment
Artikel 28
Xxxxxxx van schriftelijke examens worden door de examinator tot ten minste 31 oktober van het eerstvolgende academiejaar bewaard. Tot dan heeft de student de mogelijkheid zijn inzagerecht uit te oefenen.
8. Verwerven van creditbewijzen Artikel 29
Een examenresultaat van 10 of meer levert een student een creditbewijs op voor het desbetreffende opleidingsonderdeel. Dit creditbewijs blijft ten minste 5 academiejaren geldig, waarbij deze periode ingaat in het academiejaar volgend op het academiejaar van het behalen ervan. Na deze periode kan de stuurgroep beslissen een actualiseringsprogramma op te leggen bij een volgende inschrijving.
9. Geschillenregeling Artikel 30
Onregelmatigheden of conflicten tussen een student en een examinator die zich voordoen voor of tijdens het afleggen van een examen en die het correcte verloop van de evaluatie in het gedrang brengen, worden door een van beide partijen zo spoedig mogelijk aan de voorzitter van de bevoegde examencommissie en de verantwoordelijke lesgever van het opleidingsonderdeel meegedeeld, eventueel via de ombudspersoon. De voorzitter van de examencommissie en de ombudspersoon horen in elk geval de examinator en de student. De voorzitter bemiddelt en neemt, zo nodig, voorlopige maatregelen om het correcte verloop van het examen te waarborgen. De examencommissie neemt de uiteindelijke beslissing. De student en de examinator kunnen ook, op hun verzoek, door de examencommissie zelf gehoord worden.
Artikel 31
Als een materiële vergissing wordt vastgesteld voor de beraadslaging, deelt de verantwoordelijke lesgever van het opleidingsonderdeel het correcte examencijfer mee aan de bevoegde administratieve dienst.
Als een materiële vergissing wordt vastgesteld na een beraadslaging, wordt dit formeel gemeld bij de voorzitter van de examencommissie.
Een vergissing die geen invloed heeft op de genomen beslissingen, wordt door de voorzitter en de secretaris van de examencommissie rechtgezet.
Als er al examenresultaten zijn meegedeeld aan de student, geeft de administratieve dienst, na rechtzetting door de voorzitter en secretaris, aan de student een gecorrigeerd examenresultatenblad. De voorzitter en de secretaris rapporteren hierover bij een volgende vergadering van de examencommissie.
Als de vastgestelde vergissing wel invloed kan hebben op de genomen beslissingen, roept de voorzitter de examencommissie zo snel mogelijk opnieuw samen. De vastgestelde resultaten kunnen nog worden gewijzigd:
a) in het nadeel van de student binnen een termijn van 10 kalenderdagen na de mededeling van de resultaten;
b) in het voordeel van de student.
De nieuwe beslissing wordt schriftelijk aan de student meegedeeld. Tegen de nieuwe beslissing is conform artikel 32 opnieuw beroep mogelijk.
Artikel 32
Een student die oordeelt dat een beslissing van de examencommissie zijn rechten schendt, kan intern beroep aantekenen binnen de 5 kalenderdagen na de bekendmaking van de beslissing en dit bij de interne beroepscommissie van de instelling waar hij is ingeschreven. De modaliteiten, procedure en consequenties betreffende dit beroep verlopen volgens het OER van de betreffende instelling.
De interne beroepsinstantie van de instelling hoort alle betrokken partijen, ook al behoort deze tot een andere instelling. Zij overlegt ook met de beroepsinstantie van de andere instelling(en) om over de instellingen heen consistentie van uitspraken te handhaven.
Na uitputting van deze interne beroepsmogelijkheid kan een student conform de bepalingen van het ‘Decreet van 19 maart 2004 betreffende de rechtspositieregeling van de student’ verder beroep instellen bij de Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen.
10. Ombudspersoon, onverenigbaarheden en slotbepalingen Artikel 33
§1 De betreffende instellingen duiden voor de studenten die bij hen zijn ingeschreven een ombudspersoon en een plaatsvervanger aan.
§2 In elk geval kan een lid van de betreffende examencommissie niet als ombudspersoon worden aangesteld.
§3 De ombudspersoon treedt op als bemiddelaar tussen een examinator en een student. In het geval van een gezamenlijke afstudeerrichting bemiddelt de ombudspersoon ook tussen een student van de eigen instelling en een examinator van een andere instelling en dit in ruggespraak met de ombudspersoon van die andere instelling.
§4 Onafgezien van de bevoegdheid omschreven in art.33 §3 kunnen andere bevoegdheden aan de ombudspersoon worden toegewezen en dit overeenkomstig de voorschriften van de betreffende instelling
Artikel 34
In gevallen niet voorzien door dit reglement en bij betwisting over de interpretatie beslist de bevoegde examencommissie overeenkomstig de regels van stemmen vastgesteld in artikels 20 en 21
Artikel 35
Als voor de gevallen bedoeld in artikel 30 de voorzitter van een gezamenlijke examencommissie zelf bij een betwisting betrokken is, wordt hij door een door de voorzitter van de stuurgroep aangeduide persoon vervangen.
Artikel 36
Dit OER treedt in werking met ingang vanaf het academiejaar 2010-2011.
Definitielijst
Verantwoordelijke lesgever: aangestelde lesgever die de eindverantwoordelijkheid draagt over een opleidingsonderdeel alsook over het betreffende examencijfer
Examinator: lesgever in zijn hoedanigheid van het geheel of gedeeltelijk evalueren van de competenties verbonden aan een opleidingsonderdeel
Studiepakket: een door de instelling vastgelegd geheel van opleidingsonderdelen waarover door een facultatieve examencommissie wordt beraadslaagd voor studenten die zijn ingeschreven voor een opleiding met het oog op het behalen van een diploma en waarover door de betreffende examencommissie op geregelde tijdstippen studievoortgangsbeslissingen worden genomen. In het kader van dit reglement betreft het twee studiepakketten: de eerste 60 studiepunten (1ste master-modeltraject) en de volgende 60 studiepunten (2de master-modeltraject)