B- 136
X- 000
Green Deal textielservice industrie zet in op energie efficiëntie
Partijen:
1. De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, de heer drs. M.J.M. Verhagen en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, de heer J.J. Atsma, ieder handelend in zijn hoedanigheid van bestuursorgaan, samen hierna te noemen: Rijksoverheid;
2. De bedrijven Berendsen Textielservice B.V., Lips Gezondheidszorg B.V. (Synergy Health PLC), Newasco consortium (Xxxxxxx Xxx Xxxxxx B.V., Newasco Neerlandia B.V., Newasco Textielreiniging De Hoop B.V.), Wasserij ’t Heycop, Landuwasco B.V., CleanLease Fortex B.V., Ecolab B.V., Rentex Awé Stein B.V., Lamme Groep B.V., Initial B.V., Vendrig IJsselstein B.V., Xxxxxxxxxx B.V., Moderna Textielservice B.V., Blycolin Hotelservice B.V., Eper stoom & xxxxxxxx B.V., C.W.S. Nederland B.V., Lavans B.V., Rentex Floron B.V., Jensen Benelux B.V. te dezen allen rechtsgeldig vertegenwoordigd door Federatie Textielbeheer Nederland, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer M.A.M. Xxxxxxxxx, voorzitter Platform Milieu & Techniek, hierna samen te noemen: Bedrijven;
3. Brancheorganisatie Federatie Textielbeheer, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door X. xxx Xxxx, ad interim voorzitter Federatie Textielbeheer Nederland, hierna te noemen: brancheorganisatie;
Hierna samen te noemen: Partijen;
Algemene overwegingen:
1. Het kabinet beoogt een algemene Green Deal met de samenleving, die bijdraagt aan verduurzaming van de maatschappij op korte en langere termijn en die lonend is voor overheid en maatschappij. Doel van de Green Deal is laten zien dat groen en groei hand in hand gaan.
2. Partijen zien publiek-private samenwerking als de beste manier om verduurzaming van de Nederlandse economie te versnellen en hier ook economisch van te profiteren. Deze unieke gezamenlijke aanpak is in Nederland op andere terreinen zeer succesvol en de Green Deal zal hierop voortbouwen. Creativiteit, ondernemerschap en innovatie zijn onmisbaar om deze verduurzaming mogelijk te maken.
3. Bij de Green Deal gaat het om concrete duurzame initiatieven, waarbij barrières verdwijnen, innovaties ontwikkeld, gefinancierd en toegepast worden en duurzame kansen worden benut. In de praktijk loopt de maatschappij tegen belemmeringen aan die in de weg staan van initiatieven die leiden tot een verdere verduurzaming.
4. In de Green Deal willen partijen concrete afspraken maken die deze belemmeringen wegnemen, zodat de initiatieven die anders moeilijk van de grond komen ruim baan krijgen. Deze initiatieven kunnen vervolgens ook als voorbeeldfunctie dienen voor andere partijen en daarmee de totale markt in beweging zetten.
5. De voor de Green Deal geïnventariseerde projecten van initiatiefnemers zijn door het wegnemen van de beschreven belemmeringen potentieel succesvol, kunnen op korte termijn resultaten opleveren en kunnen uitmonden in nieuwe economische activiteiten of kostenbesparingen op korte of langere termijn voor het bedrijfsleven. De resultaten van een concrete Green Deal kunnen daarna toepasselijk zijn op andere, vergelijkbare projecten, waardoor de reikwijdte van de Green Deal kan worden vergroot zonder dat daar specifieke ondersteuning vanuit de Rijksoverheid tegenover staat.
Specifieke overwegingen Green Deal
1. De toekomst van de Nederlandse textielservice industrie heeft een uitstekend perspectief. De huidige penetratiegraad van de sector in de markt is ongeveer 50 procent en er liggen grote groeikansen voor de sector. Tel daarbij op dat de sector arbeidsintensief is (meer dan 10.000 veelal laaggeschoolde medewerkers). En dat het toekomstperspectief is een groei van 10.000 extra arbeidsplaatsen.
2. De sector kan naar verwachting door technologische ontwikkelingen in de functionaliteit van textiel voor verschillende sectoren (gezondheidszorg, handel, horeca, industrie en recreatie) een belangrijke rol gaan spelen in versterking van de duurzaamheid en economische factoren. De textielservice sector zal daarbij een belangrijke rol spelen qua reiniging en onderhoud zoals in de ‘Routekaart Textielservice 2030’ is aangegeven. In het kader van het convenant Meerjarenafspraken Energie-efficiëntie heeft de sector deze routekaart ontwikkeld. Een routekaart is een strategische visie op het gebied van energie- efficiëntie voor de periode tot 2030. Met een routekaart krijgt een sector in beeld wat de technologische en niet-technologische mogelijkheden zijn om extra energie te besparen.
3. In de routekaart 2030 schetst de sector haar toekomstbeeld en wordt een scala aan voorstellen gedaan om in totaal een energiebesparing van 80 procent te realiseren ten opzichte van het huidig gebruik in 2012.
Op vele onderdelen vanuit de Routekaart zijn inmiddels eerste stappen gezet zowel op nationaal als internationaal niveau en hebben bedrijven hun interesse middels een “Letter of Intent” bevestigd.
4. Binnen textielservicebedrijven wordt continue gestuurd op efficiency maatregelen. Installaties samenstellen en inregelen op de juiste energiebehoefte binnen textielservicebedrijfsprocessen, waarbij de eventuele overschotten nuttig aangewend worden, is een belangrijk aandachtspunt.
Komen het volgende overeen:
1. Doel Green Deal
Artikel 1 Doelstelling
De Green Deal ‘textielservice industrie zet in op energie efficiëntie’ is gericht op het realiseren van een vijftal projecten. De projecten maken onderdeel uit van de Routekaart Textielservice 2030.
In de Green Deal stelt zich tot doel om de sector 35 procent energie efficiënter te maken. Tevens leidt het realiseren van deze projecten tot een bredere uitrol van technieken binnen de sector.
Bij de projecten gaat het in het merendeel om het toepassen van beschikbare technieken binnen specifieke bedrijfsprocessen. Het gaat onder meer om het vaststellen van het benodigde energieprofiel binnen een textielservicebedrijf en om het inregelen van technieken in technische, veelal complexe, processen. De sector gaat deze uitdaging in ieder geval graag aan.
2. Green Deal initiatief
De volgende vijf projecten zullen in gezamenlijkheid met de Rijksoverheid worden opgepakt om het doel van de Green deal te verwezenlijken.
Artikel 2.1 Project 1: het toepassen van zonnecollectoren in de textielservice industrie
Een pilotproject heeft inmiddels aangetoond dat bij het bedrijf Lavans B.V., die 300 m2 zonnecollectoren heeft toegepast het energiegebruik voor circa 40 procent wordt gegenereerd uit eigen opwekking mede door de toepassing van warmwater buffers. De verwachtte terugverdientijd bij dit pilotproject bedraagt 10 jaar of meer.
De toepassing van zonnecollectoren zal tot zeker 15 procent verduurzaming van het energiegebruik van de sector leiden. Met een energieverbruik in de sector van circa 2 petjoule per jaar, mag het belang duidelijk zijn.
In het pilotproject is inmiddels enige ervaring opgedaan. Maar daarmee is het nog niet zo dat een techniek standaard kan worden toegepast bij een vergelijkbaar bedrijf. Bij textielservicebedrijven is de temperatuurinstelling van wasprocessen leidend. Daarnaast verschillen veelal de technische processen en is elk bedrijf qua intern draagvlak verschillend. Men loopt aan tegen specifieke afstemming met
de warmtevraag, elektriciteitsvraag en temperatuurafstelling bij de wasprocessen. Vaststellen van het
energieprofiel is nodig om wat bij een textielservicebedrijf benodigd is te kunnen bepalen alsmede welke zonne-energiesysteemconfiguratie daarvoor dan het meest geschikt is.
Het pilotproject bij Lavans B.V. heeft geleerd dat met name vanuit welstandstoezicht de nodige aandachtspunten gelden en dat landelijk de opslag van warmte in buffertanken of in de bodem naar verwachting de nodige problematieken ten aanzien van vergunningen op zal leveren.
Het project 1 heeft als doelstelling dat binnen 3 jaar 20 procent van de textielservicebedrijven gebruik maakt van zonnecollectoren en/of -panelen, dat overeen komt met het toepassen van de techniek bij 15 textielservicebedrijven. Dit leidt naar verwachting tot een verduurzaming van het energiegebruik van 15 procent van de sector.
De betrokkenen bij dit project zijn textielservicebedrijven, installatiebedrijven, energiebedrijven, de branchevereniging en de overheid in het algemeen.
De projectkosten bestaan uit de technische projectvoorbereiding, projectmanagement, kennisverspreiding en activiteiten in de branche. Voor de technische uitvoering van het project 1 zal expertise van derden ingehuurd worden. De projectkosten hiervoor worden geschat op circa € 250.000,-.
Een innovatief onderdeel van het project 1 is de toepassing van thermische olie als medium in zonnecollectoren. De techniek wordt al toegepast in grootschalige zonnecentrales (Spanje/USA) maar kan voor de textielservice sector extra interessant zijn wegens de toepassing van een zelfde thermische olie in specifieke droog en strijkmachines (zogeheten mangels). Een innovatieve combinatie van beide technieken zal tot verdere energie-efficiency in de droog- en strijkprocessen leiden. Hiervoor zal een demonstratie worden ingericht bij de deelnemende bedrijven.
Artikel 2.1.1 Inzet en actie Bedrijven
a. Het doel is dat een vijftiental bedrijven de techniek (toepassing van zonnecollectoren) daadwerkelijk gaan toepassen voor eind 2015 hetgeen zal moeten leiden tot 2% kostenbesparing per bedrijf.
b. De Bedrijven die de techniek gaan toepassen zullen expertise en personeel inzetten en investeringen doen ten behoeve van de installatie, installatiebedrijven, energiebedrijven en ingehuurde experts.
Artikel 2.1.2 Inzet en actie brancheorganisatie
a. De brancheorganisatie zal de resultaten van het project in leden bijeenkomsten presenteren en via vakbladen en eigen reguliere publicaties aan belangstellenden kenbaar maken.
b. De brancheorganisatie stelt een handboek op voor bedrijven waarbij ook rekening wordt gehouden met de verschillen tussen de textielservicebedrijven onderling. Op basis van de projectresultaten wordt door de branche een handboek gemaakt met voorwaarden, condities en resultaten op basis waarvan andere textielservicebedrijven de potentie van zonne-energie toepassing kunnen bepalen.
Artikel 2.1.3 Inzet en actie Bedrijven en brancheorganisatie gezamenlijk
De Bedrijven die de techniek zullen toepassen en de brancheorganisatie zullen de kennis van project 1 delen en verspreiden via bijeenkomsten en publicaties.
Artikel 2.1.4 Inzet en actie Rijksoverheid
a. De Rijksoverheid zet zich in om het complexe proces van vergunningverlening inzichtelijk te maken. Daartoe zal de Rijksoverheid in overleg treden met bevoegde gezagen en voor hen een handreiking opstellen ter bevordering van de acceptatie en versnelde toepassing van deze techniek.
b. De Rijksoverheid zal gelet op haar kennis en expertise een regierol vervullen bij het overleg tussen brancheorganisatie en netbeheeders, indien het gaat om de toepassing van PV-systemen, ook energiebedrijven en netbeheerders betrekken over specifieke technische energiezaken zoals over het gebruik van energie, de benodigde stroombehoefte bij opstart en optimalisatie van piekbelasting.
c. De Rijksoverheid zal een bijeenkomst organiseren om de sector te informeren over de bestaande financiële instrumenten als EIA en SDE+.
Artikel 2.2 Project 2: De toepassing van WKK-systemen en systemen voor water-recycling.
De totale energiebehoefte van een textielservicebedrijf bestaat traditioneel voor circa ¾ uit warmte en ¼ uit elektriciteit. De onbalans tussen warmte- en elektra vraag die nu in textielservicebedrijven
aanwezig is, zal door de voortgaande introductie van lagere temperaturen wasprocessen naar verwachting weggenomen worden. De warmtevraag wordt zowel door lagere temperaturen wasprocessen als door (warm) waterhergebruik verminderd. Hierdoor wordt het voor textielservicebedrijven steeds interessanter om een WKK-installatie te plaatsen mogelijk in combinatie met een systeem van waterrecycling, mits
de belemmeringen voor de toepassing van deze systemen ten gevolge van regelgeving kunnen worden weggenomen. Dit leidt naar verwachting tot 10% verbetering in de energie efficiency binnen de sector. Analyse van de juiste energiebehoefte en het daarop afstemmen van de installaties moet plaatsvinden. Installaties samenstellen en inregelen binnen textielservicebedrijfsprocessen waarbij de eventuele overschotten nuttig aangewend worden is een belangrijk aandachtspunt.
Het project 2 richt zich op het binnen drie jaar plaatsen van 5 WKK-installaties met zo mogelijk waterrecycling bij textielservicebedrijven en het verspreiden van de kennis hierover binnen de branche.
De projectkosten bestaan uit technische projectvoorbereiding, projectmanagement en kennisdisseminatie- activiteiten in de branche. Voor de technische uitvoering van het project 2 zal expertise van derden ingehuurd moeten worden. De projectkosten hiervoor worden geschat op circa € 100.000,-.
Artikel 2.2.1 Inzet en actie Bedrijven
a. De Bedrijven zetten zich in om 5 WKK-installaties voor eind 2015 bij een aantal Bedrijven te plaatsen om waterrecycling daadwerkelijk toe te passen.
b. De Bedrijven die de WKK-installaties gaan plaatsen zullen expertise en personeel inzetten en investeringen doen ten behoeve van de installatie, installatiebedrijven, energiebedrijven en ingehuurde experts.
Artikel 2.2.2 Inzet en actie brancheorganisatie
De brancheorganisatie zal op basis van de resultaten van project 2 een handboek voor bedrijven maken waarbij ook rekening wordt gehouden met de verschillen tussen textielservicebedrijven onderling. Het handboek zal voorwaarden, condities en resultaten bevatten op basis waarvan andere textielservicebedrijven de potentie van WKK en systemen voor water recycling kunnen bepalen.
Artikel 2.2.3 Inzet en actie Bedrijven en brancheorganisatie gezamenlijk
De Bedrijven die de WKK-installaties gaan plaatsen en de brancheorganisatie zullen de kennis van project 2
delen en verspreiden via bijeenkomsten en publicaties.
Artikel 2.2.4 Inzet en actie Rijksoverheid
De Rijksoverheid zal gelet op haar kennis en expertise een regierol vervullen bij het overleg tussen brancheorganisatie en netbeheerders over specifieke technische energiezaken zoals over het gebruik van energie, de benodigde stroombehoefte bij opstart, optimalisatie van piekbelasting.
Artikel 2.3 Project 3: Hygiëne en de rol van industriële reiniging
Het ontbreken van regelgeving t.a.v. hygiëne van werkkleding kan leiden tot gezondheidsrisico’s. Steeds meer medewerkers in de gezondheidszorg wordt gevraagd om hun bedrijfskleding thuis te wassen en recent onderzoek door TNO heeft aangetoond dat industrieel wassen vele malen hygiënischer is dan thuiswassen. Door te wassen bij lagere temperaturen kunnen de textielservicebedrijven dat bovendien op een energie- efficiënte manier doen. De te realiseren energie efficiency verbetering bedraagt zeker 5%.
Doel van het project 3 is om binnen drie jaar tot een certificatiesysteem te komen ten aanzien van de hygiëne- eisen bij gebruik van lage temperaturen wasprocessen. Een dergelijk systeem komt alleen in overleg met
de afnemers tot stand, waarbij wordt verwezen naar toepasselijke richtlijnen en relevante regelgeving. Ondersteuning van de overheid is ook gewenst op het verbeteren van het nalevingproces van het bevoegd gezag en de betrokken partijen. Als voorbeeld zijn ten aanzien van het omgaan met cytostatica al door de sector met de sector gezondheidszorg protocollen vastgesteld die onderdeel van een certificatiesysteem zijn.
Daarnaast wordt aan de kant van de textielindustrie gewerkt aan technische innovatie met behulp van ICT die in de zorg kan worden toegepast. Hierbij speelt ook de reiniging en hygiëne een rol. Deze ontwikkelingen worden in het project 3 meegenomen.
De projectkosten bestaan uit project inhoudelijke voorbereiding, projectmanagement, overlegvormen, inhuur expertise en kennisdisseminatie activiteiten in de branche. De projectkosten hiervoor worden geschat op circa € 200.000,-.
Artikel 2.3.1 Inzet en actie Bedrijven
De Bedrijven spannen zich in voor de technische en inhoudelijke uitvoering van project 3 door expertise, personeel en ingehuurde experts, chemicaliënleveranciers, afnemers en CERTEX in te zetten en bij het project 3 te betrekken.
Artikel 2.3.2 Inzet en actie Bedrijven en brancheorganisatie
a. De brancheorganisatie en de Bedrijven zullen zich inspannen een sector protocol hygiënisch reinigen voor de gezondheidszorg bij gebruik van een lage temperaturen wasproces voor eind 2015 tot stand te brengen.
b. De brancheorganisatie en de Bedrijven zullen zich inspannen om een certificeringsysteem hygiëne bij lage temperatuur wassen tot stand te brengen.
c. De brancheorganisatie en de Bedrijven zullen zich inspannen om afspraken te maken over reiniging van producten waarbij textiel en ICT zijn geïntegreerd.
d. De Bedrijven en de brancheorganisatie zullen de kennis van project 3 delen en verspreiden via bijeenkomsten en publicaties.
Artikel 2.3.4 Inzet en actie Rijksoverheid
De Rijksoverheid zal gelet op haar kennis en expertise een stimulerende rol vervullen en relevante organisaties bijeen te brengen om de realisatie van het project 3 te bevorderen.
Artikel 2.4 Project 4: Distributie met elektrische bedrijfswagens
Het kabinet wil Nederland ontwikkelen tot een aansprekend testland voor elektrisch rijden en hiermee eveneens een impuls geven aan duurzame bedrijvigheid. Het Nederlandse bedrijfsleven en kennisinstellingen kunnen een goede positie verwerven in een snel ontwikkelende mondiale markt (Bron: Green Deal Energie-Nederland).
De distributie door bedrijven in de textielservicesector gaat via min of meer vaste dagelijkse routes. Een deel van deze routes zal afhankelijk van locatie geschikt zijn om via elektrisch vervoer te laten plaatsvinden, zeker daar waar het binnenstedelijke fijnmazige distributie betreft. Om dit te realiseren is er behoefte aan kennis en kunde van het Rijk om concreet invulling te geven aan enkele pilots in de textielservice-industrie en daarmee het draagvlak voor elektrische distributie in de sector te vergroten.
Eén van de textielservicebedrijven staat in de top-10 van eigen vervoerders in Nederland om aan te geven welk belang daarmee gediend is.
Doel van het project 4 is om binnen drie jaar bij 2 bedrijven pilotprojecten te starten die gebruik maken van elektrische bedrijfswagens. Samenwerking tussen verschillende textielservicebedrijven zal daarvoor naar verwachting noodzakelijk zijn. De uiteindelijk sector brede invoering van elektrisch transport
voor binnenstedelijke distributie leidt naar verwachting tot zeker 5% energie-efficiency verbetering.
De projectkosten bestaan uit inhoudelijke project voorbereiding, projectmanagement, inhuur externe expertise en kennisdisseminatie activiteiten in de branche. De projectkosten hiervoor worden geschat op circa 150.000 euro.
De textielservicesector is voorzichtig om nieuwe processen op te pakken. De sector wil graag weten welke vormen van logistieke samenwerking vanuit de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) toegestaan zijn zonder daarbij in conflict te komen met regels rond marktverdeling en concurrentie.
Artikel 2.4.1 Inzet en actie Bedrijven
Van de Bedrijven zal een tweetal zich inspannen om project 4 voor eind 2015 uit te voeren en te realiseren door inzet van expertise, personeel en ingehuurde experts waarbij tevens wordt samengewerkt met Energie- Nederland.
Artikel 2.4.2 Inzet en actie Bedrijven en brancheorganisatie gezamenlijk
a. Het tweetal Bedrijven dat project 4 uitvoert en de brancheorganisatie zullen een rapportage opstellen met hun bevindingen en zich daarbij ook richten op praktische toepassing en implementatie.
b. In samenwerking met het tweetal Bedrijven zal de brancheorganisatie de meest geschikte proeflocatie en routes moeten bepalen voor de pilots met elektrisch vervoer, de pilots uitrollen en ervaringen en resultaten vastleggen.
c. De Bedrijven en de brancheorganisatie zullen de kennis van project 4 delen en verspreiden via bijeenkomsten en publicaties.
Artikel 2.4.3 Inzet en actie Rijksoverheid
a. De Rijksoverheid zal gelet op haar kennis en expertise een stimulerende rol vervullen en relevante organisaties bijeen te brengen om de realisatie van het project 4 te bevorderen.
b. De Rijksoverheid zal een overleg organiseren tussen de brancheorganisatie, de Bedrijven en de NMa zodat de textielservicesector kan worden geïnformeerd over de vormen van logistieke samenwerking welke gelet op de mededingingsregels zijn toegestaan en in hoeverre aansluiting kan worden gezocht op bestaande pilots met betrekking tot elektrisch transport.
c. De Rijksoverheid zet kennis en expertise op het terrein van elektrisch rijden in om de realisatie van het project 4 te bevorderen en richt zich daarbij op de mogelijke synergie met het bestaande Plan van Aanpak Elektrisch rijden in de Versnelling, meer specifiek het onderdeel ‘stedelijke distributie’, dat een van de kansrijke marktsegmenten is in dat plan. Waar nuttig zal de Rijksoverheid gebruik maken van de kennis en expertise van het Formule E-Team en de Taskforce.
Artikel 2.5 Project 5: Innovatieve energie-monitoring
Sterke fluctuaties in hoeveelheid en type van te reinigen producten zorgen ervoor dat good-housekeeping in de operationele besturing een van de belangrijkste aspecten in een textielservicebedrijf is. Het in- en uitschakelen, de instellingswijzigingen en bezettingsgraad van machines zijn belangrijke componenten in de bedrijfsvoering.
Een meer gedetailleerde monitoring en bewaking van energiegebruiken in een onderneming levert derhalve een belangrijke bijdrage aan de besparing van energie. Hiervoor zijn echter, gezien de verschillende typen energieverbruikers die in een textielservicebedrijf aanwezig zijn (gebruikmakend van stoom, elektra, gas en luchtdruk), ontwikkelingen van innovatieve meetinstrumenten en bijbehorende software noodzakelijk.
Good-housekeeping in relatie tot energieverbruik kan wel tot een besparing van 5% in het energieverbruik leiden binnen de sector. Doel van project 5 is een gedetailleerde monitoring van energiegebruiken in waarop medewerkers van een textielservicebedrijf hun gedrag kunnen sturen. In samenwerking met de Bedrijven zullen hiervoor randvoorwaarden moeten worden bepaald en (technische) belemmeringen in kaart worden gebracht. Bestaande en/of nog te ontwikkelen apparatuur en software zal vastgesteld moeten worden.
Ondersteuning overheid is gewenst omdat het ontbreekt aan kennis en contacten buiten de eigen sector op het gebied van energie monitoring en meetinstrumentatie. Door het coördineren en samenbrengen van partijen met betrekking tot energie monitoring kan de Rijksoverheid hieraan bijdragen. Machinebouwers, instrumentatie bedrijven en software ontwikkelaars maken samen een intelligent energie monitoring systeem voor productiebedrijven (stoom, elektra, gas, lucht). Meten is immers weten, en deze kennis leidt tot besparing.
De projectkosten bestaan uit technische project voorbereiding, projectmanagement, inhuur van expertise en kennisdisseminatie activiteiten in de branche. De projectkosten hiervoor worden geschat op circa
150.000 euro.
Artikel 2.5.1 Inzet en actie Bedrijven
Een vijftal Bedrijven zal zich inspannen om project 5 voor eind 2015 uit te voeren en daadwerkelijk good- housekeeping maatregelen toe te passen door inzet van expertise, personeel en ingehuurde experts waarbij tevens wordt samengewerkt met Energie-Nederland. Dit zal moeten leiden tot 1% kostenbesparing per bedrijf en 5% energiebesparing per bedrijf.
Artikel 2.5.2 Inzet en actie brancheorganisatie
De brancheorganisatie zal op basis van de ervaring met project 5 een handleiding voor gebruik opstellen voor textielservicebedrijven en vergelijkbare bedrijven.
Artikel 2.5.3 Inzet en actie Bedrijven en brancheorganisatie gezamenlijk
De Bedrijven en de brancheorganisatie zullen de kennis van project 4 delen en verspreiden via bijeenkomsten en publicaties.
Artikel 2.5.4 Inzet en actie Rijksoverheid
De Rijksoverheid zal gelet op haar kennis en expertise een stimulerende rol vervullen en relevante organisaties bijeen te brengen om de realisatie van het project 5 te bevorderen en te zorgen voor een uitwisseling van kennis en ervaring uit dit project met andere in de Meerjarenafspraken genoemde sectoren.
Artikel 2.6 Projecten Green Deal
In de diverse projecten, genoemd in de artikelen 2.1 ten met 2.5, is ingeschat wat de specifieke projectkosten zijn en waarvoor (technische project voorbereiding, projectmanagement, inhuur van expertise en kennisdisseminatie activiteiten in de branche).
Artikel 2.6.1 Inzet en actie brancheorganisatie
a. De brancheorganisatie is als penvoerder verantwoordelijk voor de projectvoorbereiding en het management van de vijf projecten genoemd in artikel 2.1 tot en met 2.5.
b. De brancheorganisatie stelt een gecombineerd projectplan op voor alle projecten genoemd in artikel
2.1 tot en met 2.5.
Artikel 2.6.2 Inzet en actie Rijksoverheid
De Rijksoverheid stelt binnen de relevante wettelijke kaders een financiële bijdrage van in totaal maximaal
€ 300.000,- inclusief BTW beschikbaar ter ondersteuning van de projecten genoemd in artikel 2.1 tot en met
2.5 voor zover dit in overeenstemming is met de toepasselijke staatssteunregels. Als uitgangspunt geldt dat een project tot maximaal 50% van de geraamde projectkosten wordt gefinancierd.
Daartoe zal de brancheorganisatie als penvoerder een aanvraag indienen, vergezeld van een gecombineerd projectplan (inclusief begroting en planning) voor alle projecten zoals genoemd in artikel 2.1 tot en met 2.5.
3. Slotbepalingen
Artikel 3.1
De afspraken van deze Green Deal zullen in overeenstemming met het Unierecht worden uitgevoerd in het bijzonder voor zover de afspraken vallen onder de werking van de Europese regels met betrekking tot aanbesteding, staatssteun en technische normen en voorschriften.
Artikel 3.2
1. Elke Partij kan de andere Partijen schriftelijk verzoeken de Green Deal te wijzigen. De wijziging behoeft de schriftelijke instemming van alle Partijen.
2. Partijen treden in overleg binnen 2 maanden nadat een partij de wens daartoe aan de andere Partijen schriftelijk heeft medegedeeld.
3. De wijziging en de verklaring (verklaringen) tot instemming wordt (worden) in afschrift als bijlage aan de Green Deal gehecht.
4. De wijziging wordt openbaar gemaakt op de website xxx.xxxxxxxxxxxxx.xx
Artikel 3.3
Partijen komen overeen dat de Green Deal afspraken niet in rechte afdwingbaar zijn.
Artikel 3.4
Deze Green Deal treedt in werking met ingang van de dag na ondertekening en loopt tot en met 2015. Alle in deze Green Deal genoemde afspraken worden zo snel mogelijk ter hand genomen.
Artikel 3.5
Deze Green Deal zal samen met andere afgesloten Green Deals openbaar worden gemaakt, waardoor anderen kennis kunnen nemen van de gesloten Green Deals, zodat navolging hiervan kan worden bevorderd.
Aldus overeengekomen en in tweevoud ondertekend te ’s-Gravenhage op
Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie
......................................................................
drs. M.J.M. Verhagen
Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu
......................................................................
J.J. Atsma
Berendsen Textielservice B.V., Lips Gezondheidszorg B.V. (Synergy Health PLC), Newasco consortium (Xxxxxxx Xxx Xxxxxx B.V., Newasco Neerlandia B.V., Newasco Textielreiniging De Hoop B.V.), Wasserij ’t Heycop, Landuwasco B.V., CleanLease Fortex B.V., Ecolab B.V., Rentex Awé Stein B.V., Lamme Groep B.V., Initial B.V., Vendrig IJsselstein B.V., Christeyns B.V., Moderna Textielservice B.V.,
Blycolin Hotelservice B.V., Eper stoom & wasserij B.V., C.W.S. Nederland B.V., Lavans B.V., Rentex Floron B.V., Xxxxxx Benelux B.V.
......................................................................
vertegenwoordigd door Federatie Textielbeheer Nederland
de heer M.A.M. Nieuwland
voorzitter Platform Milieu & Techniek
Federatie Textielbeheer Nederland
......................................................................
de xxxx X. xxx Xxxx Ad Interim Voorzitter