PENSIOENREGLEMENT 2015
PENSIOENREGLEMENT 2015
BP Group Netherlands zoals beheerd door:
OFP BP Pensioenfonds
Instelling voor bedrijfspensioenvoorziening Ingeschreven bij de FSMA onder het nummer 50.521
Versie 2023.1
Januari 2023
INLEIDING
(A) Dit pensioenreglement is onderdeel van de pensioenovereenkomst tussen BP Group Netherlands en haar (oud) werknemers. Dit pensioenreglement voorziet onder meer in de pensioenopbouw voor een levenslang ouderdomspensioen en partnerpensioen. Het door BP Group Netherlands aan haar (oud) werknemers toegezegd pensioen betreft een middelloonregeling met het karakter van een uitkeringsovereenkomst.
(B) Dit Pensioenreglement 2015 is in werking getreden op 1 januari 2015. De aangepaste versie van dit pensioenreglement dat voor u ligt, zal in werking treden op 1 januari 2023. Per 1 juni 2016 is het pensioenreglement gewijzigd. Die versie van het pensioenreglement beoogde geen inhoudelijke wijzigingen in de pensioenregeling ten opzichte van de voorgaande versie van Pensioenreglement 2015. Die wijzigingen hingen samen met de manier waarop de pensioenregelingen van BP Group Netherlands vanaf 1 juni 2016 worden uitgevoerd. De reden voor enkele wijzigingen was gelegen in het feit dat de pensioenregeling van BP Group Netherlands per 1 juni 2016 wordt uitgevoerd door een Belgische pensioenuitvoerder, OFP BP Pensioenfonds, die onderworpen is aan de Belgische prudentiële regels. Wat de pensioenregeling zelf betreft, blijft het Nederlands sociaal- en arbeidsrecht van toepassing. Vooropgesteld moet worden dat OFP BP Pensioenfonds de bij haar ondergebrachte pensioenregelingen uitvoert op basis van een middelenverbintenis. Een middelenverbintenis naar Belgisch recht is te vergelijken met een inspanningsverbintenis naar Nederlands recht. De aangepaste versie van dit pensioenreglement per 1 januari 2023 beoogt een inhoudelijke wijziging.
(C) Er wordt een onderscheid gemaakt tussen enerzijds de inhoud van de pensioenregeling, die verwoord is in dit pensioenreglement en anderzijds de bepalingen die betrekking hebben op de uitvoering van de pensioenregeling, die verwoord zijn in Bijlage 2 en Bijlage 4 bij dit pensioenreglement.
(D) De (gewezen) deelnemers verwerven een pensioenaanspraak jegens de werkgever, die op grond van voormelde middelenverbintenis het beheer van de pensioenregeling heeft ondergebracht bij het OFP BP Pensioenfonds. Beslissingen die samenhangen met de inhoud van de pensioenregelingen komen voortaan enkel toe aan BP Group Netherlands en beslissingen die enkel samenhangen met de uitvoering aan OFP BP Pensioenfonds. OFP BP Pensioenfonds zal de nodige reserves opbouwen en de gepaste beleggingen doen teneinde haar activa goed te beheren, als een goed huisvader, met het oog op een goed beheer en een goede uitvoering van de pensioenregelingen die het beheert. Daartoe is OFP BP Pensioenfonds gerechtigd om van BP Group Netherlands alle vereiste bijdragen, stortingen en kosten te eisen in overeenstemming met het financieringsplan of een eventueel sanerings- of herstelplan. In uitvoering van zijn opdracht zal OFP BP Pensioenfonds uit zijn beschikbare middelen de voordelen en uitkeringen betalen, in overeenstemming met de pensioenregelingen en met de wettelijke bepalingen ter zake, aan hen die krachtens de pensioenregelingen begunstigde of rechthebbende zijn. OFP BP Pensioenfonds stelt zelf geen pensioenreglement op doch baseert zich voor de uitvoering op onderhavig pensioenreglement van de werkgever.
INHOUDSOPGAVE
Hoofdstuk 1. DEELNEMING AAN DE PENSIOENREGELING 5
Artikel 1 Deelnemers 5
Artikel 2 Start en einde deelneming 6
Artikel 3 Kosten en financiering van de pensioenregeling 7
Hoofdstuk 2. DE OPBOUW VAN HET PENSIOEN 9
Artikel 4 De basis voor de pensioenopbouw in de pensioenregeling 9
Artikel 5 Pensioenen binnen de regeling 11
Artikel 6 Ouderdomspensioen 11
Artikel 7 Levenslang partnerpensioen 12
Artikel 8 Tijdelijk partnerpensioen 14
Artikel 9 Wezenpensioen 15
Artikel 10 Arbeidsongeschiktheidspensioen 17
Hoofdstuk 4. GEBEURTENISSEN DIE INVLOED HEBBEN OP DE OPBOUW VAN HET PENSIOEN 20
Artikel 11 Inbreng van waarde bij start deelneming 20
Artikel 12 Beëindiging van de deelneming aan de pensioenregeling 20
Artikel 13 Pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid 23
Artikel 14 Scheiding 26
Artikel 15 Xxxxxx en tijdelijk minder werken 29
Hoofdstuk 5. KEUZEMOGELIJKHEDEN BIJ PENSIONERING 30
Artikel 16 Keuzemogelijkheden bij pensionering 30
Artikel 17 Vervroegen van het volledige ouderdomspensioen 30
Artikel 17a Vervroegen of uitstellen van een gedeelte van het ouderdomspensioen (deeltijdpensioen) 31
Artikel 18 Uitruilen van partnerpensioen in ouderdomspensioen 32
Artikel 19 Uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen 32
Artikel 20 Hoog-laagregeling 33
Hoofdstuk 6. MET PENSIOEN 35
Artikel 21 Pensioenuitkering 35
Artikel 22 Toeslagverlening 35
Hoofdstuk 7. OVERGANGSBEPALINGEN 38
Artikel 23 Ongewijzigde overgangsbepalingen uit oude pensioenregelingen 38
Artikel 24 Gewijzigde overgangsbepalingen uit oude pensioenregeling 38
Artikel 25 Overgangsbepaling voor deelnemers die op 31 december 2014 deelnemer waren in het op dat moment geldende pensioenreglement en die op 1 januari 2015 aan de voorwaarden voor deelnemerschap aan dit reglement voldoen 39
Artikel 26 Overgangsbepaling voor deelnemers die op 31 december 2014 ziek of arbeidsongeschikt zijn 39
Artikel 27 Overgangsbepaling voor deelnemers die op 31 december 2014 een arbeidsongeschiktheidspensioen via de werkgever BP Raffinaderij ontvangen 39
Artikel 28 Overgangsbepaling voor deelnemers die vóór 1 januari 2015 pensioenvermogen in de beschikbare premieregeling hebben opgebouwd 39
Artikel 29 Wat gebeurt er met reeds opgebouwde rechten uit de pensioenregeling geldend op
31 december 2017? 43
Artikel 30 Maximaal pensioenvermogen 43
Hoofdstuk 8. ONVOORZIENE GEVALLEN EN OVERIG 46
Artikel 31 Recht op wijziging van de pensioenovereenkomst en pensioenreglement of verlaging van de premiebetaling door de werkgever 46
Artikel 32 Afkoop, vervreemding enz 47
Artikel 33 Klachten en geschillen 47
Artikel 34 Bijzondere en onvoorziene gevallen en fiscale glijclausule 47
Artikel 35 Inwerkingtreding en wijziging van het reglement 48
Bijlage 1. BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN 49
Bijlage 2. RUIL- EN AFKOOPVOETEN EN INKOOPFACTOREN 55
1. Algemene bepalingen 55
2. Keuzemogelijkheden bij pensionering 55
3. Afkoopvoet kleine pensioenen 60
Bijlage 3. | BELEGGINGSFONDSEN EN -KOSTEN | 67 |
Bijlage 4. | JAARLIJKS TE WIJZIGEN BEDRAGEN | 68 |
Hoofdstuk 1. DEELNEMING AAN DE PENSIOENREGELING
Artikel 1 Deelnemers
1.1 Wie is deelnemer aan deze pensioenregeling?
Deelnemer aan deze pensioenregeling zijn alle werknemers van 21 jaar of ouder die:
− op of na 1 januari 2015 een arbeidsovereenkomst met de werkgever zijn aangegaan; of
− op 31 december 2014 pensioen verwierven op grond van Pensioenreglement 1998 van werkgever BP Europa SE - BP Nederland, Pensioenreglement 2006 van werkgever BP Europa SE - BP Nederland of Pensioenreglement 2006 van werkgever BP Raffinaderij en op 1 januari 2015 nog steeds een arbeidsovereenkomst met de werkgever hebben; of
− op 31 december 2014 arbeidsongeschikt waren en in die hoedanigheid premievrij pensioen verwierven op grond van Pensioenreglement 1998 van werkgever BP Europa SE - BP Nederland, Pensioenreglement 2006 van werkgever BP Europa SE - BP Nederland of Pensioenreglement 2006 van werkgever BP Raffinaderij, en op 1 januari 2015 nog steeds arbeidsongeschikt zijn.
1.2 Wat is de verplichting van de (gewezen) deelnemer en de pensioengerechtigde?
De (gewezen) deelnemer en de pensioengerechtigde zijn verplicht om mee te werken aan het tijdig verstrekken van alle informatie die nodig is voor de uitvoering van dit reglement. De deelnemer verstrekt deze informatie aan de werkgever; de gewezen deelnemer en de pensioengerechtigde verstrekken deze informatie aan het fonds.
1.3 Wat gebeurt er als de (gewezen) deelnemer of de pensioengerechtigde zijn verplichting niet nakomt?
Als de (gewezen) deelnemer of de pensioengerechtigde zijn verplichting niet nakomt, kan dit tot gevolg hebben dat het pensioen dat uit dit reglement voortvloeit niet of slechts gedeeltelijk is verzekerd. In dat geval heeft de (gewezen) deelnemer of pensioengerechtigde slechts recht op dit gedeeltelijk verzekerde pensioen of geen recht op een verzekerd pensioen. De gevolgen van het niet nakomen van deze verplichtingen zijn derhalve voor risico van de (gewezen) deelnemer, pensioengerechtigde of de nabestaande.
1.4 Welke informatie ontvangt de (gewezen) deelnemer, gewezen partner of
pensioengerechtigde?
a. De deelnemer ontvangt bij opname in de pensioenregeling een bevestiging van zijn deelneming, alsmede binnen drie maanden een welkomstbericht met informatie over deze pensioenregeling, zoals bedoeld in artikel 21 van de Pensioenwet. Het bepaalde in de vorige zin is niet van toepassing indien de gewezen deelnemer binnen zes maanden na beëindiging van een eerdere periode van deelneming opnieuw deelnemer wordt in het fonds en de gewezen deelnemer de in de eerste volzin bedoelde informatie al eerder heeft ontvangen. Informatie die sinds de vorige verstrekking is gewijzigd wordt wel verstrekt.
b. Het fonds verstrekt de (gewezen) deelnemer, de gewezen partner of de pensioengerechtigde op verzoek een opgave van de opbouwde pensioenaanspraken, reglementair te bereiken pensioenaanspraken of pensioenrecht, waarbij deze gegevens voor zover het ouderdomspensioen betreft, tevens weergegeven worden op basis van een pessimistisch scenario, een verwacht scenario en een optimistisch scenario.
c. Het fonds verstrekt de (gewezen) deelnemer of de gewezen partner op verzoek de informatie zoals vermeld in artikel 40 lid 1 respectievelijk artikel 42 lid 1 van de Pensioenwet.
d. De deelnemer ontvangt jaarlijks een opgave van verworven pensioenaanspraken, alsmede andere informatie die op grond van de Pensioenwet aan hem dient te worden verstrekt.
e. Het fonds stelt beschikbaar of verstrekt de (gewezen) deelnemer, gewezen partner, de pensioengerechtigde en andere belanghebbenden tijdig alle informatie die het fonds op grond van wet- en regelgeving verplicht is beschikbaar te stellen of te verstrekken.
f. Voorafgaand aan of bij de ingang van het pensioen wordt de (gewezen) deelnemer geïnformeerd over zijn pensioenrecht, de opgebouwde aanspraken op nabestaandenpensioen, de toeslagverlening, informatie over vermindering van de pensioenaanspraken en pensioenrechten op grond van artikel 134 van de Pensioenwet en over de keuzemogelijkheden ten aanzien van pensionering conform het bepaalde in artikel 16.
1.5 Aan welke eisen dient informatieverstrekking te voldoen?
De informatie die het fonds verstrekt of beschikbaar stelt dient correct, duidelijk en evenwichtig te zijn.
De in dit artikel genoemde informatie wordt schriftelijk of elektronisch verstrekt, tenzij de deelnemer, gewezen deelnemer, pensioengerechtigde of gewezen partner – voor zover instemming vereist is – niet instemt met of bezwaar maakt tegen elektronische verstrekking.
Indien de deelnemer, gewezen deelnemer, gewezen partner of pensioengerechtigde – voor zover instemming vereist is - niet instemt met of bezwaar maakt tegen elektronische verstrekking, verstrekt het fonds de informatie schriftelijk.
Bij het verstrekken van de schriftelijke informatie kan het fonds zich houden aan het laatst hem bekende adres. Blijkt dit adres onjuist te zijn, dan doet het fonds navraag bij de gemeentelijke basisadministratie in de laatst bekende woonplaats. De hiermee gepaard gaande kosten kan het fonds in rekening brengen bij de deelnemer, gewezen deelnemer, pensioengerechtigde of gewezen partner. Deze kosten kunnen niet direct in mindering worden gebracht op de uitkering.
Indien de deelnemer, gewezen deelnemer, pensioengerechtigde of gewezen partner – voor zover instemming vereist is - niet ingestemd heeft met of geen bezwaar heeft gemaakt tegen elektronische verstrekking van informatie en het bij het fonds bekende adres voor deze elektronische verstrekking blijkt onjuist, verstrekt het fonds de informatie schriftelijk.
Het fonds is bevoegd kosten in rekening te brengen voor het verstrekken van informatie, indien en voor zover dit bij en krachtens de Pensioenwet wordt toegestaan.
Artikel 2 Start en einde deelneming
2.1 Wanneer start de deelneming aan de pensioenregeling?
De deelneming aan de pensioenregeling begint zodra de werknemer aan de in artikel 1.1 gestelde voorwaarden voldoet, maar niet eerder dan de eerste dag van de maand waarin de werknemer 21 jaar wordt en niet eerder dan 1 januari 2015.
Als de deelneming aanvangt in de loop van een maand, telt deze maand niet mee bij de bepaling van de start van het deelnemerschap.
2.2 Wanneer eindigt de deelneming aan de pensioenregeling?
De deelneming aan de pensioenregeling eindigt:
− op de dag van overlijden van de deelnemer;
− op de pensioendatum of de eerdere datum waarop het ouderdomspensioen volledig ingaat;
− op de eerste dag van de maand waarin de arbeidsovereenkomst met de werkgever wordt beëindigd voordat de pensioendatum is bereikt, anders dan om reden van arbeidsongeschiktheid;
− op de dag dat de werkgever met wie de deelnemer een arbeidsovereenkomst heeft ophoudt
werkgever in de zin van dit pensioenreglement te zijn.
Als de deelneming eindigt in de loop van een maand, telt deze maand niet mee bij de bepaling van het einde van het deelnemerschap.
2.3 Wat is er geregeld voor werknemers die jonger zijn dan 21 jaar?
De werknemer die jonger is dan 21 jaar, maar wel voldoet aan de andere vereisten voor deelneming aan deze pensioenregeling, wordt vanaf de datum van indiensttreding bij de werkgever als aspirant- deelnemer in de pensioenregeling opgenomen. Hij komt in aanmerking voor verzekering op risicobasis van het arbeidsongeschiktheidspensioen, het levenslang partnerpensioen, het tijdelijk partnerpensioen, het wezenpensioen en premievrije deelname bij (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid als omschreven in dit reglement. Deze pensioenen worden vastgesteld conform het bepaalde in dit artikel.
De verzekering eindigt:
− zodra de werknemer deelnemer wordt aan de pensioenregeling volgens artikel 2.1;
− op de dag van overlijden van de aspirant-deelnemer;
− op het moment dat het dienstverband van de werknemer anders dan door overlijden wordt beëindigd voordat de deelneming aan de pensioenregeling is begonnen; in dat geval vervallen alle voor die werknemer gesloten verzekeringen zonder dat er recht ontstaat op een premievrije aanspraak.
De aspirant-deelnemer is geen bijdrage verschuldigd.
Het verzekerde levenslange partnerpensioen bedraagt voor de aspirant-deelnemer 70% van het te bereiken ouderdomspensioen, waarop hij overeenkomstig artikel 6 aanspraak zou hebben gehad, indien hij wel voor het deelnemerschap in aanmerking was gekomen. Het tijdelijk partnerpensioen bedraagt voor de aspirant-deelnemer 10% van het ouderdomspensioen, waarop hij overeenkomstig artikel 6 aanspraak zou hebben gehad, indien hij wel voor het deelnemerschap in aanmerking was gekomen, echter tot een maximum van het verschil in verschuldigde premie voor de volksverzekeringen over het partnerpensioen voor en na de AOW-gerechtigde leeftijd van de partner xxxxxxxxxxx met 8/7 maal de bruto-nabestaandenuitkering ingevolge de Algemene Nabestaandenwet inclusief vakantie- uitkering. De hoogte van dit maximum tijdelijk partnerpensioen is opgenomen in bijlage 4.
Het verzekerde wezenpensioen bedraagt voor elk kind van een aspirant-deelnemer 14% het te bereiken ouderdomspensioen, waarop hij overeenkomstig artikel 6 aanspraak zou hebben gehad, indien hij wel voor het deelnemerschap in aanmerking was gekomen. Genoemd percentage wordt verdubbeld vanaf de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin het kind volle wees wordt.
Voor het vaststellen van de hoogte van het verzekerde levenslange partnerpensioen, het tijdelijk partnerpensioen en het wezenpensioen, wordt uitgegaan van het ouderdomspensioen dat de aspirant- deelnemer met behoud van de laatste voor hem vastgestelde pensioengrondslag zou hebben bereikt als hij vanaf 21 jaar tot zijn pensioendatum deelnemer was gebleven.
Artikel 3 Kosten en financiering van de pensioenregeling
3.1 Hoe wordt de pensioenregeling gefinancierd?
De financiering van de pensioenen vindt plaats door middel van een jaarlijks per 1 januari volgens de regels in het financieringsplan vast te stellen premie, te voldoen volgens het bepaalde in de
beheersovereenkomst tussen de werkgever en het fonds, met inachtneming van het toepasselijk Nederlands sociaal- en arbeidsrecht.
3.2 Wie betaalt de premie?
De aan het fonds verschuldigde premie bestaat uit een bijdrage van de werkgever en een bijdrage van de deelnemer. De jaarlijkse deelnemersbijdrage bedraagt 2,63% van de pensioengrondslag.
De werkgever houdt de bijdrage van de deelnemer in op het aan hem verschuldigde salaris in dezelfde termijnen als waarin het salaris wordt uitbetaald. Aspirant deelnemers zoals bedoeld in artikel 2.3 zijn geen bijdrage verschuldigd.
Voor de vaststelling van de premie wordt de pensioengrondslag van de deelnemer steeds vermenigvuldigd met het voor de deelnemer geldende percentage deeltijd.
Voor deelnemers die op grond van artikel 13 recht hebben op premievrije pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid is voor het arbeidsongeschikte deel, waarvoor premievrije voorzetting is verleend, gedurende de periode van arbeidsongeschiktheid geen premie verschuldigd.
3.3 Wat is verzekerd?
Het bestuur kan de verplichtingen die voortvloeien uit dit reglement geheel of gedeeltelijk dekken door het sluiten van een of meer verzekeringsovereenkomsten met een of meer verzekeraars als bedoeld in bijlage 1 bij dit reglement. Zo worden de financiële risico’s van het fonds beperkt. De voorwaarden van de verzekeringsovereenkomsten liggen voor belanghebbenden bij het fonds ter inzage.
3.4 Wie is de bevoordeelde bij deze verzekeringsovereenkomsten?
Het fonds zal als contractant en bevoordeelde op de betreffende polis(sen) worden aangewezen. Het
bestuur heeft echter het recht de belanghebbende als bevoordeelde aan te wijzen.
3.5 Welke verbintenis hebben de partijen ?
Het fonds heeft bij de uitvoering van de statutaire verplichtingen een middelenverbintenis ten aanzien van de werkgever zoals beschreven in artikel 2 WIBP. Indien de financiële verplichtingen van het fonds onvoldoende gedekt zijn door dekkingswaarden, is de werkgever gehouden het tekort te dekken ten opzichte van deze verplichtingen onder de voorwaarden die hiervoor zijn vastgelegd in de beheersovereenkomst en het financieringsplan zoals deze thans luiden en in de toekomst zullen luiden. De werkgever heeft aldus een resultaatverbintenis. Voor een eventuele wijziging in de beheersovereenkomst en het financieringsplan wordt het Dutch Management Committee om een verbindend advies gevraagd voorafgaand aan de besluitvorming door het fonds en de werkgever, overeenkomstig het Dutch Management Committee Charter.
Hoofdstuk 2. DE OPBOUW VAN HET PENSIOEN
Artikel 4 De basis voor de pensioenopbouw in de pensioenregeling
4.1 Wat is het karakter van de pensioenregeling?
De pensioenregeling is een uitkeringsovereenkomst in de vorm van een middelloonregeling in de zin van de Pensioenwet.
4.2 Wat is de basis voor de pensioenopbouw?
De berekening van de hoogte van de pensioenen is gebaseerd op de pensioengrondslag. De pensioengrondslag is gelijk aan het pensioengevend salaris van de deelnemer, verminderd met de franchise. De opbouw en financiering van de pensioenaanspraken vindt gedurende de deelneming ten minste tijdsevenredig plaats.
4.3 Wat is het pensioengevend salaris?
Het pensioengevend salaris in enig jaar is gelijk aan het in het betreffende kalenderjaar verdiende vaste salaris inclusief het ploegendienstsalaris, vakantiegeld en dertiende maand. Voor de berekening van de pensioengrondslag wordt een voltijds pensioengevend salaris in aanmerking genomen van maximaal het bedrag dat is bedoeld in artikel 18ga van de Wet op de loonbelasting 1964 (zie bijlage 4). Dit bedrag kan jaarlijks worden aangepast.
Voor het vaststellen van het pensioengevend salaris wordt een loonsverlaging niet in aanmerking genomen indien de verlaging van het salaris plaatsvindt in de periode van 10 jaar direct voorafgaand aan de pensioendatum en het gevolg is van het vervullen van een lager gekwalificeerde functie of een deeltijdfunctie.
Bij een loonsverlaging die het gevolg is van het aanvaarden van een deeltijdfunctie wordt de verlaging van het loon uitsluitend buiten aanmerking gelaten voor zover de omvang van het dienstverband na het aanvaarden van de deeltijdfunctie niet lager is dan 50% van de omvang van het dienstverband aan het eind van de periode direct voorafgaande aan de aanvang van de in de eerste volzin bedoelde 10- jaarsperiode. De pensioengrondslag, zoals bedoeld in 4.8, zal niet worden geïndexeerd. Het bepaalde in de voorgaande drie volzinnen is niet van toepassing op het moment dat de feitelijke pensioengrondslag hoger is dan de pensioengrondslag die gold voorafgaand aan het moment van loonsverlaging.
4.4 Wat telt niet mee voor het pensioengevend salaris?
Overwerk- en onkostenvergoedingen, gratificaties, tantièmes en andere aan de dienstbetrekking verbonden bijzondere beloningen maken geen onderdeel uit van het pensioengevend salaris. Het pensioengevend salaris kan worden verhoogd met vaste persoonlijke toeslagen waarvan de werkgever schriftelijk heeft verklaard dat deze toeslagen pensioengevend zijn.
4.5 Welk pensioengevend salaris wordt vastgesteld in geval van ziekte?
Gedurende de periode waarin de deelnemer recht heeft op loondoorbetaling bij ziekte ingevolge artikel 7:629 van het (Nederlands) Burgerlijk Wetboek of recht heeft op een uitkering ingevolge de Ziektewet, wordt de pensioenopbouw voortgezet. De pensioengrondslag wordt gedurende die periode vastgesteld op basis van het pensioengevend salaris bij aanvang van zijn ziekte en vervolgens op basis van het laatst vastgestelde pensioengevend salaris.
4.6 Wat is de franchise?
De overheid verstrekt een AOW-uitkering. Over een gedeelte van het inkomen hoeft daarom geen pensioen te worden opgebouwd. Het deel van het inkomen waarover geen pensioenopbouw plaatsvindt, wordt franchise genoemd.
4.7 Hoe hoog is de franchise?
De franchise wordt jaarlijks per 1 januari door de werkgever vastgesteld en is opgenomen in bijlage 4. De franchise zal jaarlijks met de prijsinflatie worden verhoogd.
De franchise bedraagt nooit minder dan het op grond van de fiscale regelgeving verplicht te hanteren minimumbedrag. Dit minimumbedrag is gelijk aan 100/75e van het bruto-ouderdomspensioen, inclusief vakantie-uitkering, ingevolge de AOW-uitkering waarop een gehuwde zelfstandig recht heeft op 1 januari van het betreffende jaar.
4.8 Wanneer wordt de pensioengrondslag vastgesteld?
De pensioengrondslag is gelijk aan het pensioengevend salaris verminderd met de franchise. De pensioengrondslag wordt vastgesteld bij opname in de pensioenregeling en vervolgens jaarlijks achteraf bij de salarisaanlevering door de werkgever in december van het betreffende jaar en bij de volgende gebeurtenissen:
− beëindiging van de deelname zoals bedoeld in artikel 2.2;
− meer of minder gaan werken;
− arbeidsongeschiktheid zoals bedoeld in artikel 10 en 13;
− scheiding zoals bedoeld in artikel 14.
4.9 Hoe wordt de pensioengrondslag vastgesteld bij een deeltijd dienstverband?
Voor de vaststelling van de pensioengrondslag van de deelnemer met een deeltijd dienstverband wordt het pensioengevend salaris herleid naar een pensioengevend salaris op basis van een voltijd dienstverband.
Hoofdstuk 3. DE SOORTEN PENSIOEN BINNEN DE REGELING
Artikel 5 Pensioenen binnen de regeling
5.1 In welke pensioenen voorziet de pensioenregeling?
De pensioenregeling voorziet, met inachtneming van de bepalingen in dit reglement, in aanspraken op:
− levenslang ouderdomspensioen (artikel 6);
− levenslang partnerpensioen (artikel 7);
− tijdelijk partnerpensioen (artikel 8);
− wezenpensioen (artikel 9);
− arbeidsongeschiktheidspensioen (artikel 10).
Artikel 6 Ouderdomspensioen
6.1 Wat is het ouderdomspensioen?
Het ouderdomspensioen is de levenslange uitkering die de (gewezen) deelnemer in beginsel ontvangt vanaf de pensioendatum.
6.2 Hoe wordt het ouderdomspensioen opgebouwd?
De deelnemer bouwt vanaf 1 januari 2015 of de latere datum van aanvang van de deelneming per jaar een gedeelte van het ouderdomspensioen op. Het op jaarbasis op te bouwen ouderdomspensioen bedraagt 1,875% van de jaarlijks vast te stellen pensioengrondslag. Het ouderdomspensioen is daarmee een afspiegeling van het gewogen gemiddelde van de tijdens de deelneming geldende pensioengrondslag (middelloonregeling).
6.3 Hoe hoog is het ouderdomspensioen?
De hoogte van het ouderdomspensioen is gelijk aan de som van:
a. het ouderdomspensioen dat de deelnemer heeft opgebouwd tot en met 31 december 2014 op basis van één van de op deze datum geldende pensioenreglementen van Stichting Pensioenfonds BP;
b. het gedurende de periode van deelneming aan deze pensioenregeling bij Stichting Pensioenfonds BP / het fonds jaarlijks op basis van artikel 6.2 opgebouwde ouderdomspensioen.
Met inbegrip van alle hierop verleende toeslagen.
6.4 Wanneer begint en wanneer eindigt het ouderdomspensioen?
Het ouderdomspensioen gaat in beginsel in op de pensioendatum. Dit is de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de (gewezen) deelnemer de 68-jarige leeftijd bereikt. Het ouderdomspensioen kan op een eerder moment ingaan als gevolg van de volgens artikel 17 gemaakte keuze en wordt in dat geval verlaagd conform dit artikel. Dit moment kan zijn:
− de eerste dag van de maand volgend op de datum waarop de (gewezen) deelnemer de AOW- gerechtigde leeftijd bereikt;
− indien het een deelnemer betreft: een andere, met de werkgever overeengekomen, datum gelegen voor de 68-jarige leeftijd van de deelnemer;
− indien het een gewezen deelnemer betreft: een andere datum gelegen voor de 68-jarige leeftijd van de gewezen deelnemer.
Het ouderdomspensioen wordt uitgekeerd tot en met de laatste dag van de maand waarin de
gepensioneerde overlijdt.
6.5 In hoeverre zijn de aanspraken van deelnemers op het ouderdomspensioen
welvaartsvast?
Op de pensioenaanspraken van deelnemers wordt jaarlijks toeslag volgens het bepaalde in artikel 22.1.
Artikel 7 Levenslang partnerpensioen
7.1 Wat is het levenslang partnerpensioen?
Het partnerpensioen is een uitkering aan de partner van de (gewezen) deelnemer of de gepensioneerde, die wordt uitgekeerd na het overlijden van de (gewezen) deelnemer of de gepensioneerde.
7.2 Wanneer is er geen recht op levenslang partnerpensioen?
Er is geen recht op levenslang partnerpensioen als de (gewezen) deelnemer op de
pensioeningangsdatum geen partner in de zin van dit pensioenreglement heeft.
7.3 Wordt het partnerpensioen gekort als de partner veel jonger is?
Als de (gewezen) deelnemer of de gepensioneerde een partner heeft die meer dan tien jaar jonger is dan hijzelf, wordt het partnerpensioen gekort met 2,5% voor elk vol jaar dat het leeftijdsverschil groter is dan tien jaar.
7.4 Wanneer begint en wanneer eindigt het levenslang partnerpensioen?
Het levenslang partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de (gewezen) deelnemer of de gepensioneerde overlijdt. Het wordt uitgekeerd tot en met de laatste dag van de maand waarin de gerechtigde tot partnerpensioen overlijdt.
7.5 Hoe hoog is het levenslang partnerpensioen:
7.5a Bij overlijden van de deelnemer?
Bij overlijden van de deelnemer vóór de pensioendatum is het jaarlijkse levenslange partnerpensioen
gelijk aan de som van:
a. het partnerpensioen dat de deelnemer heeft opgebouwd tot en met 31 december 2014 bij
Stichting Pensioenfonds BP;
b. 70% van het ouderdomspensioen dat de deelnemer heeft opgebouwd bij Stichting Pensioenfonds BP / het fonds vanaf 1 januari 2015 – dan wel vanaf de latere datum waarop de deelneming is aangevangen – tot en met 31 december 2017, voordat de omzetting zoals bedoeld in artikel 29 heeft plaatsgevonden;
c. 70% van het ouderdomspensioen dat de deelnemer heeft opgebouwd vanaf 1 januari 2018 – dan wel vanaf de latere datum waarop de deelneming is aangevangen – tot de overlijdensdatum bij het fonds;
d. 70% van het ouderdomspensioen dat de deelnemer vanaf de overlijdensdatum met behoud van de laatste voor hem vastgestelde pensioengrondslag zou hebben bereikt als hij tot zijn pensioendatum deelnemer was gebleven.
Met inbegrip van alle hierop verleende toeslagen.
7.5b Bij overlijden van de gewezen deelnemer?
Bij overlijden van de gewezen deelnemer vóór de pensioendatum is het jaarlijkse levenslange
partnerpensioen gelijk aan de som van:
a. het partnerpensioen dat de gewezen deelnemer heeft opgebouwd tot en met 31 december 2014 bij Stichting Pensioenfonds BP, dan wel de eerdere datum van beëindiging van de deelname;
b. 70% van het ouderdomspensioen dat de gewezen deelnemer heeft opgebouwd bij Stichting Pensioenfonds BP / het fonds vanaf 1 januari 2015 – dan wel vanaf de latere datum waarop de deelneming is aangevangen – tot en met 31 december 2017, voordat de omzetting zoals bedoeld in artikel 29 heeft plaatsgevonden;
c. 70% van het ouderdomspensioen dat de gewezen deelnemer heeft opgebouwd vanaf 1 januari 2018 bij het fonds – dan wel vanaf de latere datum waarop de deelneming is aangevangen – tot de datum van beëindiging van de deelname.
Met inbegrip van alle hierop verleende toeslagen.
7.5c Bij overlijden van de gepensioneerde?
Het jaarlijkse levenslange partnerpensioen van de gepensioneerde is gelijk aan het levenslangepartnerpensioen dat hij heeft opgebouwd op de pensioeningangsdatum nadat hij eventuele keuzes heeft gemaakt op grond van hoofdstuk 5, met inbegrip van alle hierop verleende toeslagen.
7.5d Bij overlijden van de deelnemer tijdens onbetaald verlof?
Het bepaalde in artikel 15.2 is van toepassing.
7.6 Op welk deel van het partnerpensioen heeft de partner recht?
Op de uitkering van het partnerpensioen aan de partner van de overleden (gewezen) deelnemer of de gepensioneerde wordt in mindering gebracht het bijzonder partnerpensioen waarop de gewezen partner(s) volgens artikel 14 van dit reglement recht heeft (hebben). Deze vermindering vindt niet plaats als de gewezen partner(s) op het moment van ingang van het partnerpensioen zelf inmiddels is (zijn) overleden.
Als de partner schuldig of medeplichtig is aan de opzettelijke levensberoving van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde dan wordt een partnerpensioen toegekend dat is gebaseerd op de premievrije waarde berekend naar de dag voorafgaande aan het overlijden.
7.7 Kan het partnerpensioen bij ingang worden afgekocht?
Als het jaarlijkse partnerpensioen op de ingangsdatum lager is dan het wettelijk afkoopbedrag, heeft het
fonds het recht dit partnerpensioen af te kopen. Het wettelijk afkoopbedrag is opgenomen in bijlage 4.
Bij afkoop van pensioen wordt het recht op pensioen omgezet in een geldsom (de afkoopsom). Met de uitbetaling van die geldsom koopt het fonds de verplichting tot het doen van pensioenuitkeringen af. Voordat de afkoopsom wordt vastgesteld, worden de af te kopen pensioenaanspraken verlaagd voor zover in het kader van een herstelplan verlagingen zijn verwerkt in de technische voorzieningen, maar nog niet doorgevoerd in de pensioenaanspraken.
De afkoopsom wordt aan de partner uitbetaald onder inhouding van verschuldigde belastingen en wettelijke heffingen.
Het fonds informeert de partner binnen zes maanden na de ingangsdatum van het partnerpensioen over de afkoop en gaat ook binnen deze termijn van zes maanden tot uitbetaling over. Na afloop van de termijn van zes maanden is voor de afkoop toestemming van de partner nodig.
Voor de bepaling van de hoogte van de afkoopsom wordt door het bestuur een afkoopvoet vastgesteld. In bijlage 2 van dit pensioenreglement is in onderdeel 1 de geldigheidsduur en in onderdeel 3 de afkoopvoet te vinden.
Artikel 8 Tijdelijk partnerpensioen
8.1 Wat is het tijdelijk partnerpensioen?
Het tijdelijk partnerpensioen is een tijdelijke uitkering aan de partner van de deelnemer en de gepensioneerde tot de partner de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt. Het pensioen wordt uitgekeerd na het overlijden van de deelnemer of de gepensioneerde.
8.2 Wanneer begint en wanneer eindigt het tijdelijk partnerpensioen?
Het tijdelijk partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de deelnemer of de gepensioneerde met achterlating van een partner overlijdt, mits de partner nog niet de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt.
Het tijdelijk partnerpensioen wordt uitgekeerd tot de eerste dag van de maand waarin de partner de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt, doch uiterlijk tot en met de maand waarin de partner vóór het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd overlijdt.
8.3 Hoe hoog is het tijdelijk partnerpensioen:
8.3a Bij overlijden van de deelnemer?
De jaarlijkse uitkering van het tijdelijk partnerpensioen is gelijk aan 10% van het ouderdomspensioen dat die deelnemer met behoud van de laatste voor hem vastgestelde pensioengrondslag zou hebben bereikt als hij tot zijn pensioendatum deelnemer was gebleven. Het tijdelijk partnerpensioen is nooit meer dan het verschil in verschuldigde premie voor de volksverzekeringen over het partnerpensioen voor en na de AOW-gerechtigde leeftijd van de partner xxxxxxxxxxx met 8/7 maal de bruto- nabestaandenuitkering ingevolge de Algemene Nabestaandenwet inclusief vakantie-uitkering. De hoogte van dit maximum tijdelijk partnerpensioen is opgenomen in bijlage 4.
Als de partner schuldig of medeplichtig is aan de opzettelijke levensberoving van de deelnemer dan wordt een tijdelijk partnerpensioen toegekend dat is gebaseerd op de premievrije waarde berekend alsof het tijdelijk partnerpensioen zou zijn opgebouwd bij Stichting Pensioenfonds BP / het fonds tot en met de dag voorafgaande aan het overlijden.
8.3b Bij overlijden van de gewezen deelnemer?
De partner van de gewezen deelnemer heeft bij overlijden van deze gewezen deelnemer geen recht op een tijdelijk partnerpensioen.
8.3c Bij overlijden van de gepensioneerde?
De jaarlijkse uitkering van het tijdelijk partnerpensioen is gelijk aan 10% van het ouderdomspensioen dat de gepensioneerde geniet op het tijdstip van zijn overlijden. Het tijdelijk partnerpensioen is nooit meer dan het verschil in verschuldigde premie voor de volksverzekeringen over het partnerpensioen voor en na de AOW-gerechtigde leeftijd van de partner xxxxxxxxxxx met 8/7 maal de bruto-
nabestaandenuitkering ingevolge de Algemene Nabestaandenwet inclusief vakantie-uitkering. De hoogte van dit maximum tijdelijk partnerpensioen is opgenomen in bijlage 4.
Als de partner schuldig of medeplichtig is aan de opzettelijke levensberoving van de deelnemer dan wordt een tijdelijk partnerpensioen toegekend dat is gebaseerd op de premievrije waarde berekend alsof het tijdelijk partnerpensioen zou zijn opgebouwd tot en met de dag voorafgaande aan het overlijden.
8.3d Bij overlijden van de deelnemer tijdens onbetaald verlof?
Het bepaalde in artikel 15.2 is van toepassing.
8.3e Bij overlijden van de deelnemer tijdens werkloosheid?
De gewezen deelnemer, die na beëindiging van de deelneming recht heeft op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet behoudt gedurende de periode dat hij de uitkering ontvangt, aanspraak op tijdelijk partnerpensioen ten behoeve van zijn partner.
Bij overlijden van deze deelnemer gedurende de hiervoor omschreven periode, heeft de partner een aanspraak op een tijdelijk partnerpensioen overeenkomstig het bepaalde in lid 8.3a van dit artikel, met dien verstande dat voor de vaststelling van de hoogte van de aanspraken alleen dienstjaren tot beëindiging van de deelneming in aanmerking worden genomen.
Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op de gewezen deelnemer die na beëindiging van de deelneming recht heeft op een werkloosheidsuitkering van zijn woonland.
Artikel 9 Wezenpensioen
9.1 Wat is het wezenpensioen?
Het wezenpensioen is een uitkering voor kinderen van de (gewezen) deelnemer of de gepensioneerde, die wordt uitgekeerd na het overlijden van de (gewezen) deelnemer of de gepensioneerde.
9.2 Wanneer is er geen recht op wezenpensioen?
Er is geen recht op wezenpensioen voor kinderen die op of na de pensioeningangsdatum de status van kind verkrijgen indien het huwelijk, het geregistreerd partnerschap of de samenwoning is aangevangen op of na de pensioeningangsdatum.
9.3 Wanneer begint en wanneer eindigt het wezenpensioen?
Het wezenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de (gewezen) deelnemer of de gepensioneerde overlijdt. Het wezenpensioen gaat niet eerder in dan op de eerste dag van de maand waarin het kind wordt geboren.
Het wezenpensioen wordt uitgekeerd tot en met de laatste dag van de maand waarin het kind de 23-jarige leeftijd bereikt doch uiterlijk tot en met de laatste dag van de maand waarin het kind vóór het bereiken van de 23-jarige leeftijd overlijdt.
9.4 Hoe hoog is het wezenpensioen:
9.4a Bij overlijden van de deelnemer?
Bij overlijden van de deelnemer vóór de pensioendatum is het jaarlijkse wezenpensioen gelijk aan de som van:
a. het wezenpensioen dat de deelnemer heeft opgebouwd tot en met 31 december 2014 bij
Stichting Pensioenfonds BP;
b. 14% van het ouderdomspensioen dat de deelnemer heeft opgebouwd bij Stichting Pensioenfonds BP / het fonds vanaf 1 januari 2015 tot en met 31 december 2017, voordat de omzetting zoals bedoeld in artikel 29 heeft plaatsgevonden;
c. 14% van het ouderdomspensioen dat de deelnemer heeft opgebouwd vanaf 1 januari 2018 bij het fonds – dan wel vanaf de latere datum waarop de deelneming is aangevangen – tot de overlijdensdatum;
d. 14% van het ouderdomspensioen dat de deelnemer vanaf de overlijdensdatum met behoud van de laatste voor hem vastgestelde pensioengrondslag zou hebben bereikt als hij tot zijn pensioendatum deelnemer was gebleven.
Met inbegrip van alle hierop verleende toeslagen.
9.4b Bij overlijden van de gewezen deelnemer?
Bij overlijden van de gewezen deelnemer vóór de pensioendatum is het jaarlijkse wezenpensioen
gelijk aan de som van:
a. het wezenpensioen dat de gewezen deelnemer heeft opgebouwd tot en met 31 december 2014 bij Stichting Pensioenfonds BP, dan wel de eerdere datum van beëindiging van de deelname;
b. 14% van het ouderdomspensioen dat de gewezen deelnemer heeft opgebouwd bij Stichting Pensioenfonds BP / het fonds vanaf 1 januari 2015 tot en met 31 december 2017, voordat de omzetting zoals bedoeld in artikel 29 heeft plaatsgevonden;
c. 14% van het ouderdomspensioen dat de gewezen deelnemer heeft opgebouwd vanaf 1 januari 2018 bij het fonds – dan wel vanaf de latere datum waarop de deelneming is aangevangen – tot de datum van beëindiging van de deelname.
Met inbegrip van alle hierop verleende toeslagen.
9.4c Bij overlijden van de gepensioneerde?
Het jaarlijkse wezenpensioen van de gepensioneerde is gelijk aan het wezenpensioen dat hij heeft opgebouwd op de pensioeningangsdatum nadat hij eventuele keuzes heeft gemaakt op grond van hoofdstuk 5, met inbegrip van alle hierop verleende toeslagen.
9.5 Hoe hoog is het wezenpensioen als beide ouders zijn overleden?
Het wezenpensioen waarop recht bestaat op grond van artikel 9.4a tot en met 9.4c wordt verdubbeld vanaf de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin het kind volle wees wordt.
9.6 Kan het wezenpensioen bij ingang worden afgekocht?
Als het jaarlijkse wezenpensioen op de ingangsdatum lager is dan het wettelijk afkoopbedrag, heeft het fonds het recht dit wezenpensioen af te kopen. Het fonds koopt een klein wezenpensioen alleen af als er geen achterblijvende ouder is aan wie partnerpensioen wordt uitgekeerd. Als er wel een achterblijvende ouder is aan wie het partnerpensioen wordt uitgekeerd, dan wordt het wezenpensioen alleen gezamenlijk met het partnerpensioen afgekocht en alleen als het een klein partnerpensioen betreft. Het wettelijk afkoopbedrag is opgenomen in bijlage 4.
Bij afkoop van pensioen wordt het recht op pensioen omgezet in een geldsom (de afkoopsom). Met de uitbetaling van die geldsom koopt het fonds de verplichting tot het doen van pensioenuitkeringen af.
Voordat de afkoopsom wordt vastgesteld, worden de af te kopen pensioenaanspraken verlaagd voor zover in het kader van een herstelplan verlagingen zijn verwerkt in de technische voorzieningen, maar nog niet doorgevoerd in de pensioenaanspraken.
De afkoopsom wordt uitbetaald aan het kind of aan diens wettelijke vertegenwoordiger onder inhouding van verschuldigde belastingen en wettelijke heffingen.
Het fonds informeert het kind binnen zes maanden na de ingangsdatum van het wezenpensioen over de afkoop en gaat ook binnen deze termijn van zes maanden tot uitbetaling over. Na afloop van de termijn van zes maanden is voor de afkoop toestemming van het kind of diens wettelijke vertegenwoordiger nodig.
Voor de bepaling van de hoogte van de afkoopsom wordt door het Bestuur een afkoopvoet vastgesteld. In bijlage 2 van dit pensioenreglement is in onderdeel 1 de geldigheidsduur en in onderdeel 3 de afkoopvoet te vinden.
Artikel 10 Arbeidsongeschiktheidspensioen
10.1 Wat is het arbeidsongeschiktheidspensioen?
Het arbeidsongeschiktheidspensioen is een uitkering die bedoeld is om inkomensachteruitgang vanwege arbeidsongeschiktheid te beperken voor de deelnemer.
10.2 Wanneer heeft de deelnemer recht op arbeidsongeschiktheidspensioen?
Het arbeidsongeschiktheidspensioen wordt uitgekeerd aan de (gewezen) deelnemer die een pensioengevend salaris verdient dat hoger is dan het bedrag bedoeld in artikel 10.5, tijdens de deelneming aan de pensioenregeling arbeidsongeschikt wordt en een uitkering op grond van de WIA ontvangt. De deelnemer die bij aanvang van de deelneming bij Stichting Pensioenfonds BP / het fonds gedeeltelijk arbeidsongeschikt is, heeft ingevolge dit artikel geen recht op arbeidsongeschiktheidspensioen, ook niet ten aanzien van een toename van die arbeidsongeschiktheid.
Als het recht op een uitkering ingevolge de WIA herleeft binnen vier weken nadat de uitkering is ingetrokken, dan wordt voor de toepassing van de voorgaande zin de bij aanvang van het deelnemerschap bestaande arbeidsongeschiktheid en toename daarvan verondersteld niet te zijn onderbroken.
Als de (gewezen) deelnemer aan het einde van de wachttijd van 104 weken voor minder dan 35% arbeidsongeschikt wordt verklaard, ontvangt hij geen WIA-uitkering. Als hij echter binnen vier weken daarna alsnog voor meer dan 35% arbeidsongeschikt wordt verklaard en een WIA-uitkering krijgt, leidt dit tot een recht op arbeidsongeschiktheidspensioen volgens het bepaalde in dit artikel. Wordt de (gewezen) deelnemer ná vier weken alsnog voor meer dan 35% arbeidsongeschikt verklaard, dan heeft hij alleen recht op arbeidsongeschiktheidspensioen volgens het bepaalde in dit artikel als hij op dat moment nog deelnemer is.
10.3 Wanneer gaat het arbeidsongeschiktheidspensioen in?
Het arbeidsongeschiktheidspensioen gaat in op de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer het recht verkrijgt op een uitkering op grond van de WIA. Het arbeidsongeschiktheidspensioen over de vermeerdering van de arbeidsongeschiktheid van de deelnemer die bij aanvang van de deelneming volledig arbeidsgeschikt was, gaat in op de eerste dag van de maand waarin de deelnemer het recht krijgt op een WIA-uitkering over de vermeerdering.
10.4 Tot wanneer wordt het arbeidsongeschiktheidspensioen uitgekeerd?
Het arbeidsongeschiktheidspensioen wordt uitgekeerd tot het eerste van de hierna volgende tijdstippen:
− de eerste dag van de maand waarin de deelnemer de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt, maar uiterlijk op de pensioeningangsdatum;
− de eerste dag van de maand waarin de WIA-uitkering eindigt;
− de eerste dag van de maand waarin de arbeidsongeschiktheid daalt beneden de 35%;
− de eerste dag van de maand volgend op die waarin de (gewezen) deelnemer overlijdt.
In afwijking van het bepaalde in de voorgaande alinea wordt een arbeidsongeschiktheidspensioen dat is ingegaan vóór 1 januari 2014 uiterlijk uitgekeerd tot de eerste dag van de maand waarin de deelnemer de 65-jarige leeftijd bereikt.
10.5 Hoe wordt het arbeidsongeschiktheidspensioen berekend?
Voor de berekening van het arbeidsongeschiktheidspensioen wordt uitgegaan van:
- het laatst vastgestelde pensioengevend salaris vóór ingang van de (vermeerdering van de) WIA- uitkering, zoals vastgesteld conform artikel 4.3 echter met dien verstande dat de maximering zoals bedoeld in de tweede volzin van artikel 4.3 in dit geval niet geldt. Indien de deelnemer werkzaam is in deeltijdverband, wordt het pensioengevend salaris niet herleid naar een pensioengevend salaris op basis van een voltijd dienstbetrekking maar wordt uitgegaan van het daadwerkelijk genoten pensioengevend salaris;
- het maximum dagloon op jaarbasis voor de uitkeringen op grond van de WIA.
Alleen als bovenbedoeld pensioengevend salaris hoger is dan het maximum dagloon op jaarbasis, bestaat recht op arbeidsongeschiktheidspensioen. De grondslag voor de berekening is in dat geval het verschil tussen bedoeld pensioengevend salaris en het maximum dagloon op jaarbasis, vermenigvuldigd met het deeltijdpercentage.
De hoogte van het maximale jaarlijkse arbeidsongeschiktheidspensioen bij volledige arbeidsongeschiktheid is opgenomen in bijlage 4. Dit bedrag wordt jaarlijks per 1 januari aangepast met de prijsinflatie.
10.6 Wat is de hoogte van het te ontvangen arbeidsongeschiktheidspensioen?
10.6a Algemeen?
De arbeidsongeschikte (gewezen) deelnemer ontvangt een percentage van de volgens artikel 10.5 berekende grondslag. Dit percentage wordt gebaseerd op de mate van arbeidsongeschiktheid zoals die door het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) wordt vastgesteld. Hierbij geldt de onderstaande tabel.
Mate van arbeidsongeschiktheid in procenten | Uitkeringspercentage in procenten |
0 tot 35 | 0 |
35 tot 45 | 28 |
45 tot 55 | 35 |
55 tot 65 | 40 |
65 tot 80 | 50,75 |
80 tot en met 100 | 70 |
10.6b Bij vermeerdering van de arbeidsongeschiktheid?
Bij vermeerdering van de arbeidsongeschiktheid van de gedeeltelijk arbeidsongeschikte deelnemer die bij aanvang van de deelname volledig arbeidsgeschikt was, wordt het arbeidsongeschiktheidspensioen opnieuw vastgesteld (verhoogd) met ingang van de maand waarin de deelnemer het recht krijgt op een WIA-uitkering over de vermeerdering.
De vaststelling vindt plaats volgens de systematiek van artikel 10.5 en 10.6a, waarbij ter vaststelling van de verhoging als uitgangspunt wordt genomen het pensioengevend salaris dat de deelnemer genoot direct voor de vermeerdering van de arbeidsongeschiktheid.
10.6c Bij vermindering van de arbeidsongeschiktheid?
Bij vermindering van de arbeidsongeschiktheid wordt het arbeidsongeschiktheidspensioen met ingang van de maand na de wijziging verlaagd, en wel door vaststelling van een lager uitkeringspercentage conform de tabel in artikel 10.6a. De verlaging vindt plaats ongeacht of de arbeidsongeschikte (gewezen) deelnemer nog in dienst is van de werkgever. Als het recht op een uitkering ingevolge de WIA herleeft binnen vier weken nadat de uitkering is ingetrokken, dan herleeft het bepaalde in dit artikel per dezelfde datum als het recht op een WIA-uitkering.
10.7 In hoeverre is het arbeidsongeschiktheidspensioen waardevast?
Op ingegane arbeidsongeschiktheidspensioenen wordt jaarlijks een toeslag verleend conform het bepaalde in artikel 22.2a.
Hoofdstuk 4. GEBEURTENISSEN DIE INVLOED HEBBEN OP DE OPBOUW VAN HET PENSIOEN
Artikel 11 Inbreng van waarde bij start deelneming
11.1 Wat is inkomende waardeoverdracht?
Inkomende waardeoverdracht houdt in dat de deelnemer bij verandering van dienstverband, en daarmee van pensioenuitvoerder, de waarde van zijn bij zijn vorige pensioenuitvoerder opgebouwde pensioenaanspraken overdraagt aan het fonds ter verwerving van pensioenaanspraken in deze pensioenregeling.
11.2 Hoe vindt inkomende waardeoverdracht plaats?
De deelnemer die de waarde van zijn bij zijn vorige pensioenuitvoerder opgebouwde pensioenaanspraken wil overdragen, dient daartoe een verzoek in bij het fonds. De inkomende waardeoverdracht vindt plaats volgens de wettelijk vastgestelde rekenregels en procedures.
De waarde van de pensioenaanspraken die door middel van inkomende waardeoverdracht in deze pensioenregeling wordt ingebracht, wordt gebruikt voor de inkoop van extra aanspraken op ouderdoms-, partner- en wezenpensioen volgens de bepalingen in dit pensioenreglement. Hierbij blijft buiten beschouwing:
- een voor de omzetting verkregen aanspraak van een gewezen partner van de deelnemer op bijzonder partnerpensioen;
- een in de voorgaande pensioenregeling verkregen aanspraak op partnerpensioen waarvoor de
partner geen toestemming voor overdracht geeft;
- een waardeoverdracht uit hoofde van een dienstbetrekking die vóór 8 juli 1994 is geëindigd.
Artikel 12 Beëindiging van de deelneming aan de pensioenregeling
12.1 Wat gebeurt er bij beëindiging van de deelneming aan de pensioenregeling?
Bij beëindiging van de deelneming aan de pensioenregeling, anders dan wegens overlijden of pensionering, behoudt de deelnemer aanspraken op het tot de beëindigingsdatum conform artikel 2.2 opgebouwde ouderdoms-, partner-, en wezenpensioen. Deze aanspraken worden verhoogd zoals is aangegeven in artikel 22.2 van dit reglement. Daarnaast behoudt de deelnemer aanspraak op het eventueel op grond van artikel 28 opgebouwde pensioenvermogen. Dit geldt eveneens voor de gewezen partner die op grond van artikel 14.7 een zelfstandig aanspraak op een pensioenvermogen is toegekend.
De gewezen deelnemer heeft recht om ouderdomspensioen uit te ruilen in partnerpensioen zoals omschreven in artikel 19.
Onder bepaalde voorwaarden kan de waarde van de door de gewezen deelnemer opgebouwde
aanspraken:
− worden overgedragen (zie lid 2 van dit artikel);
− aan hem worden uitgekeerd na afkoop (zie lid 3 van dit artikel).
12.2 Vervallen van pensioenaanspraken?
In afwijking van artikel 12.1 en artikel 134 Pensioenwet vervallen de pensioenaanspraken van een deelnemer bij beëindiging van de deelneming, als op basis van de tot het tijdstip van beëindiging opgebouwde aanspraak op ouderdomspensioen de uitkering van het ouderdomspensioen op jaarbasis op de pensioendatum niet meer zal bedragen dan € 2,- per jaar. Deze bepaling is niet van toepassing als de deelnemer verhuist naar een andere lidstaat als bedoeld in de Pensioenwet en hij het fonds daarover bij beëindiging van de deelneming heeft geïnformeerd.
12.3 Uitgaande waardeoverdracht
12.3a Wat is uitgaande waardeoverdracht?
Uitgaande waardeoverdracht houdt in dat de gewezen deelnemer de waarde (geldsom) van zijn bij het fonds opgebouwde pensioenaanspraken meeneemt naar zijn nieuwe pensioenuitvoerder. De nieuwe pensioenuitvoerder vertaalt de geldsom in extra pensioen volgens de regels die daarvoor gelden in de nieuwe regeling. Voor overdracht van de waarde van de aanspraak op partnerpensioen is de afzonderlijke goedkeuring van de partner van de gewezen deelnemer vereist.
12.3b Wanneer vindt uitgaande waardeoverdracht plaats?
Het fonds is verplicht om na een verzoek van een gewezen deelnemer tot waardeoverdracht, de overdrachtswaarde van zijn pensioenaanspraken over te dragen indien:
a. er sprake is van een individuele beëindiging van de deelneming; en
b. die waardeoverdracht ertoe strekt het de gewezen deelnemer mogelijk te maken pensioenaanspraken te verwerven bij de ontvangende pensioenuitvoerder van de nieuwe werkgever of de beroepspensioenregeling;
tenzij het pensioenaanspraken betreft waarvoor het fonds artikel 12.3c toepast.
Voor zover het fonds op grond van de Pensioenwet hiertoe niet verplicht is, werkt het fonds niet mee aan verzoeken tot waardeoverdracht.
Bij de uitvoering van de uitgaande waardeoverdracht gelden de wettelijk vastgestelde rekenregels en procedures.
Door de waardeoverdracht vervallen de daarmee corresponderende pensioenaanspraken.
Bij liquidatie van het fonds, dan wel beëindiging van de Sectie Nederland binnen het fonds zal worden overgegaan tot collectieve waardeoverdracht.
12.3c Wordt een klein ouderdomspensioen automatisch overgedragen?
Het fonds heeft het recht om na beëindiging van de deelneming de overdrachtswaarde van de
pensioenaanspraken van een gewezen deelnemer over te dragen indien:
a. op basis van de opgebouwde aanspraak op ouderdomspensioen de uitkering van het ouderdomspensioen op jaarbasis op de pensioendatum minder zal bedragen dan het wettelijk afkoopbedrag; en
b. de waardeoverdracht ertoe strekt het de gewezen deelnemer mogelijk te maken pensioenaanspraken te verwerven bij de ontvangende pensioenuitvoerder waarbij de aanspraakgerechtigde als deelnemer pensioen verwerft.
12.4 Afkoop
12.4a Wat is afkoop?
In dit reglement wordt onder afkoop van pensioen verstaan het omzetten van de aanspraak op pensioen in een geldsom (de afkoopsom). Met de uitbetaling van die geldsom koopt het fonds de verplichting tot het doen van pensioenuitkeringen af.
12.4b Kunnen de pensioenaanspraken bij beëindiging van de deelneming worden afgekocht als de deelneming is beëindigd voor 1 januari 2018?
a. Het fonds koopt op zijn vroegst twee jaar na beëindiging van de deelneming een aanspraak op ouderdomspensioen af, indien op basis van de premievrije aanspraak op ouderdomspensioen de uitkering van het ouderdomspensioen op jaarbasis op de pensioendatum minder bedraagt dan het wettelijk afkoopbedrag, tenzij de gewezen deelnemer binnen twee jaar na beëindiging van de deelneming een procedure tot waardeoverdracht is gestart.
b. Het fonds informeert de gewezen deelnemer over zijn besluit tot afkoop binnen zes maanden na afloop van de periode van twee jaar na beëindiging van de deelneming en gaat over tot de uitbetaling van de afkoopsom binnen die termijn van zes maanden. Na afloop van de termijn van zes maanden is voor de afkoop toestemming van de gewezen deelnemer nodig.
12.4c Kunnen de pensioenaanspraken bij beëindiging van de deelneming worden afgekocht als de deelneming is beëindigd op of na 1 januari 2018?
Het fonds koopt een aanspraak op ouderdomspensioen af indien:
a. op basis van de premievrije aanspraak op ouderdomspensioen de uitkering van het ouderdomspensioen op jaarbasis op de pensioendatum, getoetst per 1 januari van dat jaar, minder bedraagt dan het wettelijk afkoopbedrag;
b. de gewezen deelnemer instemt met de afkoop; en
c. het fonds na beëindiging van de deelneming ten minste vijf maal tevergeefs heeft gepoogd de overdrachtswaarde van de pensioenaanspraken van een gewezen deelnemer over te dragen als bedoeld in artikel 70a Pensioenwet en na de beëindiging van de deelneming of, indien de deelneming is geëindigd tussen 1 januari 2018 en 1 januari 2019, na 1 januari 2019, ten minste vijf jaar is verstreken.
12.4d Kunnen de pensioenaanspraken op de pensioeningangsdatum worden afgekocht?
a. De aanspraak op ouderdomspensioen wordt op de pensioeningangsdatum afgekocht, indien de hoogte van het ouderdomspensioen op de pensioeningangsdatum minder bedraagt dan het wettelijk afkoopbedrag en de gepensioneerde geen bezwaar maakt tegen de afkoop indien de deelneming is geëindigd voor 1 januari 2007 of de gepensioneerde instemt met de afkoop indien de deelneming is geëindigd vanaf 1 januari 2007.
b. Het fonds informeert de gepensioneerde over zijn besluit tot afkoop voor de ingang van het ouderdomspensioen en gaat over tot de uitbetaling van de afkoopsom binnen zes maanden na de pensioeningangsdatum.
12.4e Hoogte van de afkoopsom?
Voor de bepaling van de hoogte van de afkoopsom worden door het bestuur afkoopvoeten vastgesteld, op basis van collectieve actuariële gelijkwaardigheid en sekseneutrale factoren. In bijlage van dit pensioenreglement zijn in onderdeel 1 de geldigheidsduur en in onderdeel 3 de afkoopvoeten te vinden. De afkoopsom wordt, onder inhouding van verschuldigde belastingen en wettelijke heffingen, uitbetaald aan de gewezen deelnemer.
Artikel 13 Pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid
13.1 Voor wie geldt de premievrije pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid?
Dit artikel is van toepassing op de deelnemer die bij aanvang van de deelname volledig arbeidsgeschikt is. Voor de deelnemer die bij aanvang deelname gedeeltelijk arbeidsgeschikt is, heeft dit artikel uitsluitend betrekking op het arbeidsgeschikte deel. Ingeval een bij aanvang van de deelneming bestaande arbeidsongeschiktheid is geëindigd en niet binnen vier weken na die beëindiging opnieuw intreedt, geldt voor de betreffende deelnemer het bepaalde in dit artikel als ware hij bij aanvang van zijn deelneming volledig arbeidsgeschikt.
Als de (gewezen) deelnemer aan het einde van de wachttijd van 104 weken voor minder dan 35% arbeidsongeschikt wordt verklaard, ontvangt hij geen WIA-uitkering. Als hij echter binnen vier weken daarna alsnog voor meer dan 35% arbeidsongeschikt wordt verklaard en een WIA-uitkering krijgt, leidt dit tot een recht op voortzetting wegens arbeidsongeschiktheid volgens het bepaalde in dit artikel. Wordt de (gewezen) deelnemer ná vier weken alsnog voor meer dan 35% arbeidsongeschikt verklaard, dan heeft hij alleen recht op voortzetting wegens arbeidsongeschiktheid volgens het bepaalde in dit artikel als hij op dat moment nog deelnemer is.
De door een arbeidsongeschikte voortgezette pensioenopbouw volgt de wijzigingen in de pensioenopbouw van deelnemers; de waarde in een bepaald jaar van de door een arbeidsongeschikte voortgezette pensioenopbouw kan nimmer hoger zijn dan die van het door deelnemers op te bouwen pensioen.
Of, per welke datum en in welke mate iemand arbeidsongeschikt is, wordt steeds bepaald aan de hand van de beschikking zoals die ter zake door het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) wordt vastgesteld.
13.2 Wat gebeurt er met de pensioenopbouw bij het ontstaan van volledige arbeidsongeschiktheid?
Als de deelnemer volledig arbeidsongeschikt wordt en een WIA-uitkering ontvangt, dan eindigt daarmee de normale opbouw van het ouderdomspensioen en de verzekering van het partnerpensioen en wezenpensioen. Om pensioenverlies te voorkomen, wordt in plaats daarvan de pensioenopbouw voortgezet volgens de leden 4 tot en met 10 van dit artikel. De deelnemer heeft recht op deze verdere opbouw wegens arbeidsongeschiktheid op voorwaarde dat de arbeidsongeschiktheid is ontstaan na aanvang van de deelname. Als de deelnemer bij aanvang van de deelname al gedeeltelijk arbeidsongeschikt was, geldt het bovenstaande slechts voor de vermeerdering van de arbeidsongeschiktheid na aanvang van de deelname.
De financiering van de voortzetting van de pensioenopbouw komt voor rekening van de werkgever.
De opbouw en verzekeringen worden voortgezet op basis van het pensioengevend salaris onmiddellijk voorafgaand aan de aanvang van de uitkering ingevolge de WIA. Deze voortzetting wordt hierna aangeduid als pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid.
13.3 Wat gebeurt er met de pensioenopbouw bij het ontstaan van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid?
Als de deelnemer gedeeltelijk arbeidsongeschikt wordt en een WIA-uitkering ontvangt, dan kunnen twee situaties worden onderscheiden:
1. De deelnemer behoudt een dienstbetrekking bij de werkgever
De verdere pensioenopbouw wordt gesplitst in twee delen. Voor het deel dat de deelnemer een
dienstbetrekking bij de werkgever behoudt, wordt ook de pensioenopbouw voortgezet. Dit gebeurt op
de normale manier volgens de bepalingen van dit reglement uitgaande van het pensioengevend salaris dat nog uit dienstbetrekking wordt genoten, met dien verstande dat de totale pensioenopbouw niet kan uitgaan boven 100% van de opbouw waarop de deelnemer recht zou hebben als hij niet arbeidsongeschikt zou zijn geweest, uitgaande van het pensioengevend salaris dat voor hem laatstelijk voorafgaand aan zijn ziekte was vastgesteld. Om pensioenverlies te voorkomen, wordt voor het arbeidsongeschikte deel de pensioenopbouw voortgezet volgens de leden 4 tot en met 10 van dit artikel.
2. De deelnemer beëindigt zijn dienstbetrekking bij de werkgever.
In het geval dat de deelnemer gedeeltelijk arbeidsongeschikt raakt en de dienstbetrekking met de werkgever wordt beëindigd, wordt om pensioenverlies te voorkomen voor het arbeidsongeschikte deel de opbouw van het ouderdomspensioen voortgezet volgens de leden 4 tot en met 10 van dit artikel. Op de pensioenaanspraken die zijn opgebouwd voor het arbeidsgeschikte deel, is het bepaalde in artikel 12 van toepassing.
In beide situaties heeft de deelnemer recht op deze verdere opbouw wegens arbeidsongeschiktheid op voorwaarde dat de arbeidsongeschiktheid is ontstaan na aanvang van de deelname. Over al bestaande arbeidsongeschiktheid bij aanvang van deelname aan deze pensioenregeling vindt dus géén opbouw wegens arbeidsongeschiktheid plaats. Als de deelnemer bij aanvang van de deelname al gedeeltelijk arbeidsongeschikt was, geldt het bovenstaande slechts voor de vermeerdering van de arbeidsongeschiktheid tijdens de deelname.
13.4 Wanneer gaat de pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid in?
De premievrije pensioenopbouw wegens arbeidsongeschiktheid gaat in op de dag waarop de deelnemer een WIA-uitkering ontvangt. Voor de deelnemer die bij aanvang van de deelname gedeeltelijk arbeidsongeschikt is, gaat de premievrije pensioenopbouw wegens vermeerdering van de arbeidsongeschiktheid in per de eerste dag van de maand waarin de deelnemer het recht krijgt op een WIA-uitkering over de vermeerdering.
13.5 Hoe vindt de pensioenopbouw plaats?
De berekening van de hoogte van de pensioenen is gebaseerd op de pensioengrondslag. De pensioengrondslag is gelijk aan het pensioengevend salaris dat genoten werd direct voor aanvang van de arbeidsongeschiktheid verminderd met de franchise. Deze pensioengrondslag wordt vermenigvuldigd met een voortzettingspercentage dat is gerelateerd aan de mate van arbeidsongeschiktheid zoals die door het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) wordt vastgesteld. Deze voortzettingspercentages zijn weergegeven in de tabel op de volgende pagina.
Mate van arbeidsongeschiktheid in procenten Voortzettingspercentage
Minder dan 35 | 0 |
35 tot 45 | 40 |
45 tot 55 | 50 |
55 tot 65 | 60 |
65 tot 80 | 72,5 |
80 tot en met 100 | 100 |
Zodra de mate van arbeidsongeschiktheid daalt beneden de 35% wordt de pensioenopbouw bij
arbeidsongeschiktheid beëindigd.
13.6 Wanneer eindigt de pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid?
De pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid eindigt op het eerste van de hierna volgende tijdstippen:
− de eerste dag van de maand waarin de gewezen deelnemer niet langer recht heeft op een WIA- of
WAO-uitkering;
− de eerste dag van de maand waarin de gewezen deelnemer de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt, maar uiterlijk op de pensioendatum;
− de eerste dag van de maand waarin het volledige ouderdomspensioen ingaat, maar uiterlijk op de
pensioendatum;
− de eerste dag van de maand waarin de mate van arbeidsongeschiktheid daalt beneden de 35%.
13.7 In hoeverre zijn de opgebouwde pensioenaanspraken en de nog op te bouwen pensioenen waardevast?
Het pensioengevend salaris waarop de pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid wordt gebaseerd, wordt jaarlijks per 1 januari verhoogd met hetzelfde percentage als geldt voor gewezen deelnemers en pensioengerechtigden zoals bedoeld in artikel 22.2. Op de premievrije opbouw van pensioenaanspraken is het bepaalde in artikel 22.1 van toepassing.
13.8 Wat zijn de gevolgen van vermeerdering van de arbeidsongeschiktheid voor de pensioenopbouw wegens arbeidsongeschiktheid:
13.8a Als de deelnemer na het ontstaan van de arbeidsongeschiktheid een dienstbetrekking
bij de werkgever behoudt?
Als de deelnemer na het ontstaan van de arbeidsongeschiktheid in loondienst is blijven werken bij de werkgever, wordt de pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid vanaf de eerste dag van de maand waarin de deelnemer meer arbeidsongeschikt wordt verklaard aangepast aan het nieuwe voortzettingspercentage dat hoort bij het nieuwe percentage arbeidsongeschiktheid. Al bestaande arbeidsongeschiktheid op het moment waarop de deelname is aangevangen, maakt geen deel uit van dit voortzettingspercentage. Voor het bepalen van de grondslag waarover de pensioenopbouw wegens arbeidsongeschiktheid wordt voortgezet, wordt aangesloten bij het pensioengevend salaris dat genoten werd direct voor vermeerdering van de arbeidsongeschiktheid, verminderd met de franchise.
13.8b Als de dienstbetrekking na het ontstaan van de arbeidsongeschiktheid is beëindigd?
Als de dienstbetrekking van de deelnemer na het ontstaan van de arbeidsongeschiktheid is beëindigd, dan leidt vermeerdering van arbeidsongeschiktheid niet tot een verhoging van de pensioenopbouw wegens arbeidsongeschiktheid.
13.9 Wat zijn de gevolgen van vermindering van de arbeidsongeschiktheid voor de pensioenopbouw wegens arbeidsongeschiktheid?
Een vermindering van de mate van arbeidsongeschiktheid leidt tot verlaging van de pensioenopbouw wegens arbeidsongeschiktheid vanaf de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de vermindering van kracht is.
13.10 Wat gebeurt er als het recht op een wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering herleeft?
Als de arbeidsongeschiktheidsuitkering door het UWV wordt ingetrokken, maar binnen 4 weken na die intrekking weer wordt toegekend omdat de deelnemer voor 35% of meer arbeidsongeschikt is, dan leidt dit tot een recht op premievrijstelling wegens arbeidsongeschiktheid volgens het bepaalde in dit artikel.
Herleeft het recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering ná 4 weken na intrekking van de uitkering, dan heeft de deelnemer alleen recht op premievrijstelling wegens arbeidsongeschiktheid volgens het bepaalde in dit artikel als hij op dat moment nog een dienstbetrekking bij de werkgever heeft.
Artikel 14 Scheiding
14.1 Op welk partnerpensioen behoudt de partner aanspraak na scheiding?
Voor toepassing van dit lid en de leden 2 en 3 wordt onder scheiding verstaan: echtscheiding, ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed, beëindiging van een geregistreerd partnerschap anders dan door overlijden of vermissing en beëindiging van een partnerrelatie tussen twee ongehuwd samenwonenden. Omzetting van een geregistreerd partnerschap in een huwelijk of omzetting van een partnerrelatie tussen twee ongehuwd samenwonenden in een huwelijk of in een geregistreerd partnerschap is geen scheiding in de zin van dit lid.
Bij scheiding behoudt de gewezen partner van de (gewezen) deelnemer of van de gepensioneerde
aanspraak op een premievrij partnerpensioen (het bijzonder partnerpensioen).
De hoogte van dit premievrije partnerpensioen is gelijk aan het partnerpensioen waarop recht zou bestaan als de deelneming aan deze pensioenregeling op de dag van scheiding zou zijn geëindigd.
Ingeval de deelneming al is geëindigd, is het premievrije partnerpensioen gelijk aan het premievrije partnerpensioen waarop recht is ontstaan bij het beëindigen van de deelneming, vermeerderd met de eventueel daarop verleende toeslagen.
Als de deelnemer pensioenvermogen zoals bedoeld in artikel 28 heeft opgebouwd, dan wordt voor de in dit artikel bedoelde vaststelling van bijzonder partnerpensioen uitgegaan van de tot aan de scheidingsdatum verrichte stortingen, inclusief de nadien daarover bijgeschreven en nog bij te schrijven rendementen.
Van het in dit lid bepaalde kan worden afgeweken als de (gewezen) partners bij voorwaarden in verband met de partnerrelatie of in een schriftelijke overeenkomst met het oog op de scheiding anders overeenkomen. Deze overeenkomst is slechts geldig indien een verklaring van het fonds aan de overeenkomst is gehecht, waaruit blijkt dat het fonds bereid is een uit de afwijking voortvloeiend risico te dekken.
Het einde van de relatie tussen twee partners die niet zijn gehuwd en geen geregistreerd partnerschap hebben moet zo spoedig mogelijk na het eindigen daarvan aan het fonds worden gemeld, door:
− overlegging van een kopie van het aangetekende schrijven van één van de partners aan een notaris dan wel de andere partner waarmee de partnerrelatie wordt beëindigd, of
− een gezamenlijke verklaring aan het fonds waarin partners verklaren dat de partnerrelatie is beëindigd.
14.2 Wanneer begint en wanneer eindigt het bijzonder partnerpensioen?
Het bijzonder partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de (gewezen) deelnemer of de gepensioneerde overlijdt. Het bijzonder partnerpensioen wordt uitgekeerd tot en met de laatste dag van de maand waarin de pensioengerechtigde gewezen partner overlijdt.
14.3 Kan de aanspraak op partnerpensioen bij scheiding worden afgekocht?
Als de op grond van lid 1 van dit artikel aan de gewezen partner toekomende aanspraak op een premievrij partnerpensioen lager is dan het wettelijk afkoopbedrag, heeft het fonds het recht deze aanspraak af te kopen. Het wettelijk afkoopbedrag is opgenomen in bijlage 4.
Als het fonds gebruik wil maken van dit recht op afkoop, informeert het de gewezen partner daarover binnen zes maanden na de melding van de scheiding en betaalt het de afkoopwaarde binnen die termijn van zes maanden uit. Na afloop van de termijn van zes maanden is voor de afkoop toestemming van de gewezen partner nodig. De afkoopsom wordt uitbetaald aan de gewezen partner onder inhouding van verschuldigde belastingen en wettelijke heffingen.
Voor de bepaling van de hoogte van de afkoopsom wordt door het bestuur een afkoopvoet vastgesteld. In bijlage 2 van dit pensioenreglement is in onderdeel 1 de geldigheidsduur en in onderdeel 3 de afkoopvoet te vinden.
14.4 Kan de aanspraak op partnerpensioen bij scheiding worden vervreemd?
De gewezen partner met een recht op bijzonder partnerpensioen heeft het recht dit (gedeeltelijk) te vervreemden aan een eerdere of latere partner van de overleden (gewezen) deelnemer of gepensioneerde. Dit onder de voorwaarde dat de vervreemding bij huwelijkse voorwaarden of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding zijn overeengekomen en het fonds zich bereid heeft verklaard om een eventueel uit de overdracht voortvloeiende wijziging van het risico te dekken. Deze vervreemding is onherroepelijk.
14.5 Heeft de partner na scheiding recht op uitbetaling van een deel van het
ouderdomspensioen?
Voor toepassing van dit lid en de leden 6 en 7 wordt onder scheiding verstaan echtscheiding, scheiding van tafel en bed en beëindiging van een geregistreerd partnerschap anders dan door overlijden, vermissing of een aansluitend huwelijk tussen dezelfde partners.
Bij scheiding krijgt de gewezen partner van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde conform de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding recht op uitbetaling van de helft van het ouderdomspensioen dat tijdens het huwelijk of geregistreerd partnerschap is opgebouwd, met inachtneming van de bepalingen ten aanzien van aanvang en einde deelname zoals bedoeld in artikel
2.1 en 2.2. Dit recht op uitbetaling ontstaat tegenover het fonds, mits binnen twee jaar na de scheiding aan het fonds van die scheiding melding is gedaan door middel van het daartoe bestemde formulier als bedoeld in de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding. Het fonds verstrekt de gewezen partner een bewijsstuk van het ouderdomspensioen waarop de verevening wordt gebaseerd. De (gewezen) deelnemer of gepensioneerde ontvangt daarvan een afschrift.
Als de deelnemer pensioenvermogen zoals bedoeld in artikel 28 heeft opgebouwd, dan wordt voor de in dit artikel bedoelde verevening uitgegaan van de tijdens de huwelijkse periode verrichte stortingen, inclusief de nadien daarover bijgeschreven en nog bij te schrijven rendementen.
Van het in de tweede zin van dit lid bepaalde kan worden afgeweken als de (gewezen) partners bij voorwaarden in verband met de partnerrelatie of in een schriftelijke overeenkomst met het oog op de scheiding anders overeenkomen.
Er is geen recht op uitbetaling van een deel van het ouderdomspensioen als op het tijdstip van scheiding het deel van het ouderdomspensioen, waarop recht op uitbetaling ontstaat kleiner is dan het wettelijk afkoopbedrag. Het wettelijk afkoopbedrag is opgenomen in bijlage 4.
Het fonds is bevoegd de kosten verbonden aan het vaststellen van het te verevenen
ouderdomspensioen aan elk der betrokken partijen voor de helft in rekening te brengen.
Er is geen recht op verevening bij de beëindiging van de partnerrelatie tussen twee ongehuwd samenwonenden.
14.6 Wanneer begint en wanneer eindigt het recht op uitbetaling van ouderdomspensioen
van de gewezen partner?
Het recht op uitbetaling gaat in op de pensioeningangsdatum.
Indien de (gewezen) deelnemer het ouderdomspensioen eerder dan de pensioendatum laat ingaan, zal het aan de gewezen partner toekomende recht op uitbetaling van een deel van het ouderdomspensioen actuarieel worden gekort. Deze actuariële korting geldt niet voor het op grond van artikel 28 opgebouwde pensioenvermogen, Indien de (gewezen) deelnemer ervoor kiest om het pensioenvermogen eerder dan de pensioendatum aan te wenden voor de inkoop van een pensioenuitkering, dan kan deze vervroegde ingangsdatum invloed hebben op de hoogte van de aan te kopen pensioenuitkering.
Het recht op uitbetaling bestaat tot en met de laatste dag van de maand waarin de gepensioneerde
overlijdt of indien eerder, de laatste dag van de maand waarin de gewezen partner overlijdt.
Na overlijden van de gewezen partner vóórdat de (gewezen) deelnemer de pensioeningangsdatum heeft bereikt, wordt een eventueel op grond van artikel 28 opgebouwd pensioenvermogen weer teruggeboekt naar de pensioenspaarrekening van de (gewezen) deelnemer, tenzij is gekozen voor conversie zoals omschreven in artikel 14.7.
Na overlijden van de gewezen partner, wordt het verevend ouderdomspensioen weer aan de
gepensioneerde uitgekeerd, tenzij is gekozen voor conversie zoals omschreven in artikel 14.7.
14.7 Conversie
Op grond van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding kunnen de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde en de gewezen partner een afwijkende regeling overeenkomen, waarbij het aan de gewezen partner toekomende recht op uitbetaling van een deel van het ouderdomspensioen (volgend uit artikel 14.5) en het aan hem/haar toekomende bijzondere partnerpensioen (volgend uit artikel 14.1) worden omgezet in een eigen aanspraak op ouderdomspensioen ten behoeve van de gewezen partner (conversie).
Als de deelnemer pensioenvermogen zoals bedoeld in artikel 28 heeft opgebouwd, dan wordt voor de in dit artikel bedoelde conversie uitgegaan van de tijdens de huwelijkse periode verrichte stortingen, inclusief de nadien daarover bijgeschreven en nog bij te schrijven rendementen.
Voor het pensioenvermogen dat de deelnemer op grond van artikel 28 heeft opgebouwd, geldt dat op de datum van scheiding wordt vastgesteld wat het maximale ouderdomspensioen is dat aan de vereveningsgerechtigde partner toekomt. Dit wordt met inachtneming van door het fonds vastgestelde factoren geconverteerd naar een maximaal ouderdomspensioen voor de vereveningsgerechtigde partner. De factoren worden door het fonds vastgesteld op basis van collectieve actuariële gelijkwaardigheid, onafhankelijk van geslacht.
In geval van conversie gaat dat ouderdomspensioen in en eindigt het op de tijdstippen of bij overlijden van de gewezen partner conform dit reglement. Een dergelijke regeling is slechts geldig indien het fonds zich schriftelijk bereid heeft verklaard het daaruit voortvloeiende risico te dekken. Het fonds verstrekt de gewezen partner een bewijsstuk van de eigen aanspraak op ouderdomspensioen. De (gewezen) deelnemer of gepensioneerde ontvangt daarvan een afschrift en een opgave van het verminderde pensioen.
14.8 Welke datum geldt als datum van scheiding?
Als datum van echtscheiding, ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed, of beëindiging van het geregistreerd partnerschap anders dan door overlijden, vermissing of een aansluitend huwelijk tussen dezelfde partners, geldt de datum waarop de beschikking tot echtscheiding, ontbinding of beëindiging is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
Als datum van scheiding van tafel en bed geldt de datum waarop de beschikking is ingeschreven in het huwelijksgoederenregister.
Als beëindigingdatum van de partnerrelatie tussen twee ongehuwd samenwonenden geldt de datum van aantekening van het aangetekende schrijven van één van de partners dan wel de dagtekening van de gezamenlijke verklaring waarmee de beëindiging een feit is geworden.
Bij twijfel omtrent de datum van beëindiging van de gezamenlijke huishouding geeft het bevolkingsregister de doorslag. Bij ontbreken van een dergelijke verklaring beslist het bestuur. De verwerking in de administratie vindt plaats per de eerste dag van de maand waarin de beëindiging zich voordoet.
14.9 In hoeverre is de aanspraak op bijzonder partnerpensioen, het verevend ouderdomspensioen of de eigen aanspraak op ouderdomspensioen van de gewezen partner waardevast?
Op de aanspraken op bijzonder partnerpensioen, het verevend ouderdomspensioen en de eigen aanspraak op ouderdomspensioen van de gewezen partner wordt jaarlijks toeslag verleend volgens het bepaalde in artikel 22.2a. Op een eventueel pensioenvermogen dat op grond van artikel 28 is verworven, wordt geen toeslag verleend.
Artikel 15 Xxxxxx en tijdelijk minder werken
15.1 Verlof of tijdelijk minder werken en de verzekering ingeval van overlijden
Als de deelnemer op grond van (aanvullend) geboorteverlof als bedoeld in hoofdstuk 4 van de Wet Arbeid en Zorg of verlof zoals bedoeld in artikel 10a van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965, gedurende een vooraf schriftelijk overeengekomen periode, minder gaat werken dan het aantal uren dat bij de werkgever geldt voor werknemers met een voltijd dienstverband, wordt de verzekering voor de gevolgen van overlijden (levenslang partnerpensioen en tijdelijk partnerpensioen) voortgezet. In geval het genoten verlof ouderschapsverlof betreft, wordt daarnaast eveneens de opbouw van ouderdomspensioen voortgezet. In geval er (aanvullend) geboorteverlof, kort- of langdurend zorgverlof wordt opgenomen, voor zover het verlof past in de bepalingen van de Wet Arbeid en Zorg, worden zowel de verzekering voor de gevolgen van overlijden als de opbouw van het ouderdomspensioen voortgezet. Bij voortzetting zal worden uitgegaan van een pensioengevend salaris dat direct voorafgaand aan het verlof werd genoten. Tijdens de periode van ouderschapsverlof, (aanvullend) geboorteverlof en kort- of langdurend zorgverlof betaalt de deelnemer voor het voortzetten van de opbouw van ouderdomspensioen de eigen bijdrage.
Voor de voortzetting van de verzekeringen wordt uitgegaan van de deeltijdfactor direct voorafgaand aan het verlof.
15.2 Hoe hoog is het partnerpensioen bij overlijden van de deelnemer tijdens onbetaald verlof?
De dekking van het partnerpensioen blijft tijdens de opname van onbetaald verlof voor een periode van maximaal 18 maanden ongewijzigd in stand. Voor zover dit partnerpensioen uit gaat boven het partnerpensioen dat de gewezen deelnemer bij het einde van het deelnemerschap heeft behouden, gaat dit partnerpensioen uitsluitend in als de gewezen deelnemer gedurende de periode van onbetaald verlof, doch uiterlijk binnen 18 maanden na ingang van het onbetaald verlof, overlijdt.
Hoofdstuk 5. KEUZEMOGELIJKHEDEN BIJ PENSIONERING
Artikel 16 Keuzemogelijkheden bij pensionering
16.1 Welke keuzemogelijkheden heeft de (gewezen) deelnemer bij pensionering?
Bij pensionering heeft de (gewezen) deelnemer de volgende keuzemogelijkheden:
− vervroegen van het volledige ouderdomspensioen (artikel 17);
− gedeeltelijk vervroegen van het ouderdomspensioen (artikel 17a)
− uitruilen van partnerpensioen in ouderdomspensioen (artikel 18);
− uitruilen van ouderdomspensioen in partnerpensioen (artikel 19);
− gebruikmaken van een AOW-overbruggingsuitkering (artikel 20.4);
− gebruikmaken van de hoog-laagregeling (artikel 20).
In bijlage 2 van dit pensioenreglement is in onderdeel 1 de geldigheidsduur opgenomen en in onderdeel 2 zijn de ruilvoeten die bij deze keuzemogelijkheden behoren te vinden. De ruilvoeten kunnen door het bestuur worden gewijzigd. De ruilvoeten zijn voor mannen en vrouwen gelijk en zijn vastgesteld op basis van collectieve actuariële gelijkwaardigheid.
Het fonds zal de (gewezen) deelnemer voorafgaand aan pensionering informeren over de keuzemogelijkheden.
Indien de (gewezen) deelnemer gebruik maakt van twee of meer van de bovengenoemde keuzemogelijkheden, wordt voor de vaststelling van de hoogte van de pensioenrechten de bovengenoemde volgorde in acht genomen.
16.2 Hoe maakt de (gewezen) deelnemer zijn keuzes kenbaar?
Als de deelnemer gebruik wil maken van de mogelijkheid om zijn pensioen (gedeeltelijk) te vervroegen zoals bedoeld in artikel 17 of artikel 17a, informeert hij de werkgever uiterlijk zes maanden voor de gewenste ingangsdatum van het ouderdomspensioen.
Als de gewezen deelnemer gebruik wil maken van de mogelijkheid om zijn pensioen (gedeeltelijk) te vervroegen zoals bedoeld in artikel 17 of artikel 17a, informeert hij het fonds schriftelijk uiterlijk zes maanden voor de gewenste ingangsdatum van het ouderdomspensioen.
De (gewezen) deelnemer wordt voorafgaand aan pensionering geïnformeerd over de overige keuzemogelijkheden. Indien de (gewezen) deelnemer hier gebruik van wil maken, informeert hij het fonds schriftelijk uiterlijk drie maanden voor de gewenste ingangsdatum van zijn pensioen.
16.3 Kunnen gemaakte keuzes worden gewijzigd?
Als de (gewezen) deelnemer eenmaal gebruik heeft gemaakt van een keuzemogelijkheid binnen dit pensioenreglement, dan is deze keuze onherroepelijk. De (gewezen) deelnemer kan dus niet terugkomen op een eerder gemaakte keuze.
Artikel 17 Vervroegen van het volledige ouderdomspensioen
17.1 Tot wanneer kan het ouderdomspensioen worden vervroegd?
De (gewezen) deelnemer kan, op zijn vroegst vanaf de eerste dag van de maand volgend op zijn 58e verjaardag, het volledige ouderdomspensioen eerder dan de pensioendatum laten ingaan als hij op dat
moment stopt met werken. Het fonds zal dit toetsen. Hiertoe zal het fonds de (gewezen) deelnemer verzoeken schriftelijk te verklaren dat hij het arbeidzame leven heeft beëindigd en niet de intentie heeft die arbeid in de toekomst te hervatten. De eis van stoppen met werken geldt niet als de ingangsdatum van het ouderdomspensioen wordt vervroegd tot een datum die is gelegen op of na de eerste dag van de maand volgend op de dag gelegen 5 jaren voor het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd.
Vervroeging mag er niet toe leiden dat geen sprake meer is van een pensioenregeling in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964. Vervroeging is dus alleen mogelijk voor zover aan die voorwaarde wordt voldaan.
17.2 Wat is de basis voor de berekening van vervroegd pensioen?
Het pensioen dat eerder dan de pensioendatum ingaat, wordt berekend op basis van de hoogte van de aanspraak die op de vervroegde ingangsdatum is opgebouwd. Deze wordt vermenigvuldigd met de in bijlage 2 vermelde factor. De hoogte van het meeverzekerde tot de pensioeningangsdatum opgebouwde partnerpensioen bij overlijden van de deelnemer blijft ongewijzigd.
Na het vervroegen van de pensioendatum kan de deelnemer zijn/haar opgebouwde partnerpensioen omzetten in een extra bedrag aan direct ingaand ouderdomspensioen, zoals omschreven in artikel 18.
Artikel 17a Vervroegen of uitstellen van een gedeelte van het ouderdomspensioen (deeltijdpensioen)
17a.1 Tot wanneer kan het ouderdomspensioen gedeeltelijk worden vervroegd of uitgesteld?
Als de (gewezen) deelnemer gedeeltelijk vervroegt, geldt voor het vervroegde deel het bepaalde in artikel 17.
17a.2 Wat zijn de voorwaarden bij gedeeltelijke vervroeging?
- Voor een deelnemer is gedeeltelijke vervroeging mogelijk. Een aanvraag tot gedeeltelijke vervroeging kan worden ingediend nadat de aanvraag tot deeltijdwerken is goedgekeurd. De aanvraag wordt ingediend via de afdeling HR&O van de werkgever.
- Voor een deelnemer mag het aantal dagen waarvoor deeltijdpensioen wordt aangevraagd en het aantal resterende werkdagen niet meer zijn dan de conform de arbeidsovereenkomst geldende arbeidsduur.
- Een deelnemer kan deeltijdpensioen aanvragen voor 10%, 20%, 30% of 40% van de voltijds geldende arbeidsduur.
- Een deelnemer kan eenmaal per jaar een aanvraag doen om het deeltijdpensioen te verhogen tot maximaal 40%. Hieraan gekoppeld is een verlaging van de arbeidsduur.
- Een gewezen deelnemer kan deeltijdpensioen aanvragen voor 10%, 20%, 30% of 40% van de voltijds geldende arbeidsduur. De overige bepalingen van dit artikellid zijn niet van toepassing.
17a.3 Wat gebeurt er met de pensioenopbouw bij gedeeltelijke vervroeging of uitstel?
Bij gedeeltelijke vervroeging geldt dat voor het deel dat niet vervroegd wordt, de pensioenopbouw wordt voortgezet in de mate waarin de deelnemer blijft doorwerken. Het is niet mogelijk om deeltijdpensioen te combineren met de hoog/laagregeling, uitruil partnerpensioen of andere flexibiliseringsopties.
17a.4 Wat is de basis voor de pensioenberekening bij gedeeltelijke vervroeging?
Bij het bepalen van de pensioengrondslag gedurende de periode waarin reeds gedeeltelijk ouderdomspensioen wordt genoten, wordt uitgegaan van het pensioengevend salaris en het met de deelnemer overeengekomen percentage kortere arbeidsduur.
17a.5 Kan een gedeeltelijk arbeidsongeschikte deelnemer het ouderdomspensioen vervroegen?
Als de deelnemer gedeeltelijk premievrije pensioenopbouw geniet wegens gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid, kan het ouderdomspensioen worden vervroegd voor het deel dat de deelnemer arbeidsgeschikt is. Indien de deelnemer het ouderdomspensioen volledig in laat gaan, stopt de premievrije pensioenopbouw wegens arbeidsongeschiktheid.
Artikel 18 Uitruilen van partnerpensioen in ouderdomspensioen
18.1 Wat is uitruilen van partnerpensioen in ouderdomspensioen?
De (gewezen) deelnemer kan ervoor kiezen om het partnerpensioen geheel of gedeeltelijk om te zetten in een hoger recht op ouderdomspensioen. Het wezenpensioen komt niet voor uitruil in aanmerking. Het door uitruil ontstane verlies aan pensioen kan niet worden gecompenseerd.
18.2 Op welk moment vindt uitruil van partnerpensioen in ouderdomspensioen plaats?
De omzetting van partnerpensioen in hoger ouderdomspensioen vindt plaats op de dag dat het
ouderdomspensioen volledig ingaat.
Als de (gewezen) deelnemer een partner heeft die in aanmerking zou komen voor partnerpensioen, vindt deze omzetting alleen plaats wanneer de partner hiermee schriftelijk heeft ingestemd. Deze instemming moet op het keuzeformulier zijn opgenomen.
18.3 Hoeveel partnerpensioen kan worden uitgeruild?
De (gewezen) deelnemer kan ervoor kiezen om het partnerpensioen voor 25%, 50%, 75% of 100% om te zetten in een hoger ouderdomspensioen. Dit geldt ook voor het op grond van artikel 19 bij uitdiensttreding verkregen partnerpensioen. Deze bepaling geldt niet voor dat deel van het partnerpensioen dat is opgebouwd vóór 1 januari 2002 door (voormalig) werknemers van werkgever BP Europa SE - BP Nederland. Dit gedeelte vervalt op de pensioeningangsdatum aan het fonds als er geen partner is in de zin van dit reglement. Het nieuwe ouderdoms- en partnerpensioen wordt berekend op basis van de in bijlage 2 vermelde factor.
Het bijzonder partnerpensioen dat op grond van artikel 14 (scheiding) toekomt aan de gewezen partner
van de (gewezen) deelnemer, komt niet voor uitruil in aanmerking.
Artikel 19 Uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen
19.1 Wat is uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen?
De (gewezen) deelnemer kan ervoor kiezen om een deel van de opgebouwde aanspraak op
ouderdomspensioen om te zetten in een hogere aanspraak op partnerpensioen.
19.2 Op welk moment vindt uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen plaats?
De omzetting van ouderdomspensioen in een hogere aanspraak op partnerpensioen vindt plaats op de dag dat de deelnemer de deelneming beëindigt, respectievelijk op de pensioeningangsdatum.
19.3 Hoeveel ouderdomspensioen kan worden uitgeruild?
Het totale partnerpensioen, met inbegrip van de eventuele aanspraak op bijzonder partnerpensioen zoals verkregen op grond van artikel 14.1, mag na de omzetting niet hoger worden dan 70% van de resterende aanspraak op ouderdomspensioen op de pensioendatum. Het door uitruil ontstane verlies aan pensioen kan niet worden gecompenseerd. Het nieuwe ouderdoms- en partnerpensioen wordt berekend op basis van de in bijlage 2 vermelde factor.
Het ouderdomspensioen waarop de gewezen partner van de (gewezen) deelnemer recht heeft conform artikel 14.5 komt niet voor uitruil in aanmerking.
Artikel 20 Hoog-laagregeling
20.1 Wat is de hoog-laagregeling?
De (gewezen) deelnemer heeft eenmalig de mogelijkheid om te kiezen voor een ouderdomspensioen waarvan de uitkeringen gedurende een bepaalde periode hoger zijn dan de uitkeringen na afloop van die periode.
20.2 Wanneer gaat de hoog-laagregeling in?
De hoog-laagregeling gaat in op de dag dat het ouderdomspensioen volledig ingaat. De (gewezen) deelnemer die gebruik maakt van deeltijdpensioen kan gebruik maken van de hoog-laagregeling op het moment dat het ouderdomspensioen volledig ingaat.
20.3 Hoe lang kan de eerste uitkeringsperiode zijn?
Voor de toepassing van artikel 20.4a loopt de eerste periode naar keuze:
a) Tot de eerste dag van de maand waarin de deelnemer de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt;
b) Tot de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de deelnemer de 70-jarige leeftijd bereikt;
c) Tot de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de deelnemer de 75-jarige leeftijd bereikt.
Voor de toepassing van artikel 20.4b loopt de eerste periode vanaf de ingangsdatum van het ouderdomspensioen tot de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de AOW- gerechtigde leeftijd bereikt.
20.4a Wat is de verhouding tussen de hoge en de lage uitkering?
De hoogte van het ouderdomspensioen kan bij toepassing van artikel 20.3 uitsluitend zodanig worden gevarieerd dat het lage jaarlijkse ouderdomspensioen de resterende periode 75 procent bedraagt van de hoge uitkering.
Het nieuwe ouderdomspensioen wordt berekend op basis van de in bijlage 2 vermelde factoren.
20.4b Is er een extra hoge uitkering mogelijk voor de AOW-gerechtigde leeftijd in verband met het ontbreken van de AOW?
Als de deelnemer ervoor kiest om het ouderdomspensioen te laten ingaan vóór de AOW-gerechtigde leeftijd, dan kan hij, naast de reeds in artikel 20.3 sub a genoemde mogelijkheid, kiezen voor een extra hoge uitkering in de periode tussen de vervroegde ingangsdatum van het pensioen en de eerste dag van de maand waarin hij de 62-jarige of de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt. De extra verhoging bestaat naar de keuze van de deelnemer uit een bedrag ter grootte van maximaal tweemaal de AOW-uitkering voor een gehuwde, inclusief vakantie-uitkering en exclusief toeslagen. De hoogte ervan staat vermeld in bijlage 4. De flexibiliseringsfactoren voor AOW-overbrugging staan vermeld in bijlage 2.
20.5 Wat zijn de gevolgen van de hoog-laagregeling voor het partner- en wezenpensioen?
De hoogte van het partnerpensioen en het wezenpensioen bij overlijden van de gepensioneerde blijven bij toepassing van de hoog-laagregeling ongewijzigd.
Hoofdstuk 6. MET PENSIOEN
Artikel 21 Pensioenuitkering
21.1 Hoe wordt het pensioen uitgekeerd?
Alle pensioenen die uit deze pensioenregeling voortvloeien, worden in euro’s uitgekeerd in maandelijkse termijnen, aan het einde van iedere maand.
Het fonds is bevoegd de uitkering van het pensioen afhankelijk te stellen van een bewijs van in leven zijn alsmede van alle andere stukken, welke nodig zijn om vast te stellen of iemand recht op een uitkering heeft.
De pensioenen worden uitgekeerd aan de pensioengerechtigden, met uitzondering van het wezenpensioen van het kind dat minderjarig is. Deze uitkering wordt aan de wettelijke vertegenwoordiger(s) van het kind uitbetaald. Een eventueel aan een gewezen partner uit te keren deel van het ouderdomspensioen komt in mindering op de uitkering van het ouderdomspensioen ten behoeve van de gepensioneerde.
De pensioenen worden uitgekeerd onder aftrek van de wettelijk opgelegde inhoudingen.
Een vordering op een uitkering verjaart niet zolang de pensioengerechtigde nog leeft. Een pensioenuitkering waarover niet is beschikt, vervalt na verloop van de wettelijke verjaringstermijn aan het fonds na overlijden van de pensioengerechtigde. Het bestuur kan echter op verzoek van de partner en/of kinderen van de overleden pensioengerechtigde besluiten de pensioenuitkeringen aan hen uit te betalen, indien:
- de partner en/of kinderen erfgenaam zijn, en
- het bestuur het verzoek binnen vijf jaar na het overlijden van de pensioengerechtigde heeft ontvangen.
In bijzondere situaties,ter beoordeling van het bestuur, kan worden besloten de pensioenuitkeringen uit te betalen aan andere erfgenamen dan de partner en/of de kinderen.
Artikel 22 Toeslagverlening
22.1 In hoeverre blijven pensioenaanspraken van deelnemers waardevast?
Op de pensioenaanspraken van deelnemers wordt jaarlijks een toeslag verleend ter hoogte van de
prijsinflatie. De toeslagverlening is nooit negatief en is maximaal 4%.
De toeslagverlening vindt jaarlijks plaats op 1 januari over de tot en met 31 december van het voorafgaande jaar opgebouwde pensioenaanspraken, voor het eerst per 1 januari 2016. De besluitvorming omtrent toeslagverlening kan worden beïnvloed door voorschriften voortvloeiend uit wet- en regelgeving.
Een eenmaal toegekende toeslag zal niet weer worden ingetrokken.
Toeslag zoals omschreven in dit artikel wordt verleend op het verevend ouderdomspensioen van de gewezen partner van de deelnemer zoals bedoeld in artikel 14.5. De toeslag op het verevend ouderdomspensioen van de gewezen partner van de deelnemer wordt verrekend met de pensioenaanspraak van de deelnemer op ouderdomspensioen waarvan het verevend pensioen is afgeleid.
22.2 In hoeverre blijven pensioenrechten van pensioengerechtigden en pensioenaanspraken
van gewezen deelnemers waardevast?
22.2a Welke toeslagen worden verleend?
Elk jaar wordt bekeken of op de pensioenrechten en pensioenaanspraken van gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en gewezen partners een toeslag wordt verleend van maximaal de prijsinflatie met dien verstande dat de toeslagverlening nooit negatief zal zijn of meer zal bedragen dan 4%. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks, na advies van het Dutch Management Committee, en na overleg met BP Group Netherlands, in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast op basis van de formules opgenomen in het financieringsplan.
De toeslagverlening vindt plaats op 1 januari over de tot en met 31 december van het voorafgaande jaar opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenrechten. De besluitvorming omtrent toeslagverlening is afhankelijk van de financiële positie van het fonds en kan worden beïnvloed door voorschriften voortvloeiend uit wet- en regelgeving. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd, maar deze wordt uit beleggingsrendement gefinancierd of er wordt een opslag op de premie betaald conform het daarover bepaalde in het financieringsplan.
Een eenmaal toegekende toeslag zal niet weer worden ingetrokken.
22.2b Op welke pensioenen wordt toeslagen verleend?
Op de volgende pensioenaanspraken en pensioenrechten wordt toeslag verleend zoals omschreven in artikel 22.2a:
a) de aanspraak op ouderdomspensioen van de gewezen deelnemer;
b) de aanspraak op partnerpensioen ten behoeve van de partner van de gewezen deelnemer of gepensioneerde;
c) de aanspraken op wezenpensioen ten behoeve van de kinderen van de gewezen deelnemer of gepensioneerde;
d) de ingegane ouderdomspensioenen;
e) de ingegane tijdelijke partnerpensioenen;
f) de ingegane levenslange partnerpensioenen;
g) de ingegane wezenpensioenen;
h) de ingegane arbeidsongeschiktheidspensioenen;
i) de aanspraak op bijzonder partnerpensioen zoals bedoeld in artikel 14.1;
j) het verevend ouderdomspensioen van de gewezen partner van de gewezen deelnemer of gepensioneerde zoals bedoeld in artikel 14.5;
k) de eigen aanspraak op ouderdomspensioen van de gewezen partner zoals bedoeld in artikel 14.7.
Voor de toepassing van dit lid worden onder gewezen deelnemer niet verstaan de gewezen deelnemers met pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid zoals bedoeld in artikel 13.
De hierboven bedoelde toeslag op het verevend ouderdomspensioen van de gewezen partner wordt verrekend met het ouderdomspensioen van de gewezen deelnemer of gepensioneerde waarvan het verevend ouderdomspensioen is afgeleid.
22.2c Wijziging toeslagbeleid
Indien op enig moment het toeslagbeleid zoals afgestemd tussen sociale partners en vastgelegd in dit artikel wijzigt, zullen deze wijzigingen ook van toepassing zijn voor de gewezen deelnemer, de gewezen partner en de pensioengerechtigden.
22.2d Inhaaltoeslagen
Indien er in enig jaar sprake is van overrendement kan het bestuur beslissen na advies van het Dutch Management Committee, en na overleg met BP Group Netherlands, om over te gaan tot inhaaltoeslagen. Een herstel van gemiste toeslagen vindt plaats indien één of meerdere jaren geen volledige toeslag is toegepast. Indien in enig jaar geen sprake is van een verleende toeslag, kan er wel sprake zijn van een gemiste toeslag.
De gemiste toeslagen dienen individueel te worden hersteld. In geval van herstel geldt één herstelpercentage voor de gehele populatie dat op individueel niveau gemaximeerd wordt op de over het verleden gecumuleerde gemiste toeslag. Daarbij is bepaald dat de gemiste toeslag maximaal binnen vijf jaar kan worden ingehaald. De meest recente gemiste toeslag wordt dus als eerste hersteld.
De toekenning van een hersteltoeslag aan een pensioengerechtigde heeft alleen betrekking op de toekomstige uitkering. Er vindt geen aanpassing van de uitkering met terugwerkende kracht plaats.
Hoofdstuk 7. OVERGANGSBEPALINGEN
Artikel 23 Ongewijzigde overgangsbepalingen uit oude pensioenregelingen
Overgangsbepalingen uit de volgende reglementen van werkgever BP Europa SE – BP Nederland zijn onverkort van toepassing:
− De overgangsbepalingen in artikel 27 van Pensioenreglement 1998 van werkgever BP Europa SE - BP Nederland;
− De overgangsbepalingen in artikel 28 lid 5 van Pensioenreglement 1998 van werkgever BP Europa SE - BP Nederland;
− De overgangsbepalingen in appendix IV van Pensioenreglement 1998 van werkgever BP Europa SE - BP Nederland;
− De overgangsbepaling in artikel 37 van Pensioenreglement 2006 van werkgever BP Europa SE - BP Nederland;
− De overgangsbepaling in artikel 38 van Pensioenreglement 2006 van werkgever BP Europa SE - BP Nederland;
− De overgangsbepaling in artikel 39 van Pensioenreglement 2006 van werkgever BP Europa SE - BP Nederland;
− De overgangsbepaling in artikel 40 lid 1 van Pensioenreglement 2006 van werkgever BP Europa SE
- BP Nederland.
Artikel 24 Gewijzigde overgangsbepalingen uit oude pensioenregeling
24.1 Welke overgangsbepalingen uit oude reglementen zijn gewijzigd?
Overgangsbepalingen uit de volgende reglementen van werkgever BP Raffinaderij zijn van toepassing met inbegrip van de wijzigingen zoals bepaald in de artikelen 24.2 en 24.3 :
− De overgangsbepalingen in artikel 37 lid 2 sub a, b en c van Pensioenreglement 2006 van werkgever BP Raffinaderij (zie artikel 24.2);
− De overgangsbepaling in artikel 38 van Pensioenreglement 2006 van werkgever BP Raffinaderij (zie artikel 24.3);
24.2 Wijziging van de overgangsbepaling in artikel 37 van Pensioenreglement 2006 van werkgever BP Raffinaderij
In afwijking van het bepaalde in artikel 37 van Pensioenreglement 2006 van werkgever BP Raffinaderij
geldt dat:
- ook het partnerpensioen dat is opgebouwd vóór 1 januari 2002 bij Stichting Pensioenfonds BP kan worden uitgeruild om het ouderdomspensioen te verhogen en/of eerder in te laten gaan; en
- het op grond van lid 2 sub a, b en c van dit artikel vastgestelde extra ouderdomspensioen, het extra levenslang partnerpensioen en het extra wezenpensioen conform artikel 25 onderdeel is geworden van onderhavig pensioenreglement. Gedurende het deelnemerschap worden de pensioenaanspraken derhalve jaarlijks op 1 januari worden verhoogd conform het bepaalde in artikel 22.1 en na beëindiging van het deelnemerschap en na pensionering conform het bepaalde in artikel 22.2;
24.3 Wijziging van de overgangsbepaling in artikel 38 van Pensioenreglement 2006 van werkgever BP Raffinaderij
In afwijking van het bepaalde in artikel 38 van Pensioenreglement 2006 van werkgever BP Raffinaderij komt de deelnemer die op 31 december 2005 als gevolg van Pensioenreglement 2003 van werkgever BP Raffinaderij of Pensioenreglement 1991 van werkgever BP Raffinaderij recht had op voortzetting van de pensioenopbouw voor de basis- en de excedentpensioenregeling, niet in aanmerking voor
voortzetting van de pensioenopbouw onder Pensioenreglement 2006 van werkgever BP Raffinaderij. De deelnemer komt wel in aanmerking voor voortzetting van pensioenopbouw op grond van het onderhavige pensioenreglement. Deze deelnemers kunnen geen rechten op voortzetting van de pensioenopbouw meer ontlenen aan Pensioenreglement 1991 van werkgever BP Raffinaderij, Pensioenreglement 2003 van werkgever BP Raffinaderij of Pensioenreglement 2006 van werkgever BP Raffinaderij.
De voortzettingspercentages zoals opgenomen in lid 2 van artikel 38 blijven voor de in lid 1 van artikel 38 genoemde deelnemers wel van kracht.
Artikel 25 Overgangsbepaling voor deelnemers die op 31 december 2014 deelnemer waren in het op dat moment geldende pensioenreglement en die op 1 januari 2015 aan de voorwaarden voor deelnemerschap aan dit reglement voldoen
Bij de vaststelling van de pensioenrechten- en aanspraken ingevolge het onderhavige reglement zijn de pensioenrechten en -aanspraken die per 31 december 2014 gelden op basis van Pensioenreglement 1998 van werkgever BP Europa SE - BP Nederland, Pensioenreglement 2006 van werkgever BP Europa SE - BP Nederland en Pensioenreglement 2006 van werkgever BP Raffinaderij, per 1 januari 2015 onderdeel geworden van de pensioenrechten en -aanspraken ingevolge dit reglement, behoudens het daartoe bepaalde in deze overgangsbepalingen.
Partners van (gewezen) deelnemers en gepensioneerden die op 31 december 2014 voldeden aan de partnerdefinitie zoals opgenomen in het op dat moment geldende Pensioenreglement 2006 van werkgever BP Raffinaderij, Pensioenreglement 2006 van werkgever BP Europa SE - BP Nederland of pensioenreglement 1998 van werkgever BP Europa SE - BP Nederland, worden op 1 januari 2015 ook als partner in de zin van het onderhavige pensioenreglement gezien.
Artikel 26 Overgangsbepaling voor deelnemers die op 31 december 2014 ziek of arbeidsongeschikt zijn
De deelnemer die op grond van het op 31 december 2014 geldende pensioenreglement ziek of arbeidsongeschikt zou zijn op 1 januari 2015, maar op die datum nog geen recht heeft op premievrije voortzetting wegens arbeidsongeschiktheid en arbeidsongeschiktheidspensioen, wordt geacht arbeidsongeschikt te zijn geworden onder dit (vanaf 2015 geldende) pensioenreglement.
Artikel 27 Overgangsbepaling voor deelnemers die op 31 december 2014 een arbeidsongeschiktheidspensioen via de werkgever BP Raffinaderij ontvangen
Deelnemers die op 31 december 2014 (gewezen) deelnemer waren aan Pensioenreglement 2006 van werkgever BP Raffinaderij en die een arbeidsongeschiktheidspensioen van hun werkgever ontvangen, hebben geen recht op een arbeidsongeschiktheidspensioen uit hoofde van dit pensioenreglement.
Artikel 28 Overgangsbepaling voor deelnemers die vóór 1 januari 2015
pensioenvermogen in de beschikbare premieregeling hebben opgebouwd
28.1 Is het mogelijk om extra pensioenvermogen op te bouwen?
Tot 1 januari 2015 was het mogelijk om extra pensioenvermogen op te bouwen in de aanvullende pensioenregeling van BP Europa SE - BP Nederland dan wel de excedentpensioenregeling van BP Raffinaderij. Deze pensioenregelingen hadden het karakter van een premieovereenkomst als bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet. Bij een premieovereenkomst wordt jaarlijks een premie betaald, waarmee een pensioenkapitaal wordt opgebouwd. Met dit pensioenkapitaal wordt op de pensioendatum een pensioenuitkering aangekocht. Het bestuur heeft het recht om de kosten die verbonden zijn aan de inkoop bij de deelnemer in rekening te brengen.
Per 1 januari 2015 is nieuwe premie-inleg in de aanvullende dan wel excedent-pensioenregeling niet meer mogelijk.
De premie die de deelnemer tot en met 31 december 2014 in de aanvullende dan wel excedent- pensioenregeling heeft ingelegd, is voor de deelnemer als pensioenvermogen op een of meerdere pensioenspaarrekening(en) bij Stichting Pensioenfonds BP geadministreerd. Op deze beleggingsrekening(en) worden tevens de beleggingsresultaten geboekt.
Per 1 januari 2016 is dit pensioenvermogen overgedragen van Stichting Pensioenfonds BP naar het
fonds en zal het fonds deze regeling administreren.
Het fonds voldoet aan de communicatie-eisen die de Pensioenwet stelt.
28.2 Wie heeft de verantwoordelijkheid over de belegging van het pensioenvermogen?
Het pensioenvermogen op de pensioenspaarrekening, wordt standaard belegd volgens BP Passieve LifeCycle Mix bij de vermogensbeheerder, tenzij de (gewezen) deelnemer de verantwoordelijkheid over de beleggingen heeft overgenomen.
De werkgever biedt de (gewezen) deelnemer de mogelijkheid aan om de verantwoordelijkheid over de beleggingen over te nemen. De (gewezen) deelnemer kan het pensioenvermogen op de pensioenspaarrekening daarna aanwenden in door het bestuur bij de vermogensbeheerder geselecteerde beleggingsfondsen of in euro’s op de pensioenspaarrekening aanhouden. Een overzicht van de door het bestuur geselecteerde beleggingsfondsen is in bijlage 3 bij dit pensioenreglement opgenomen. Het bestuur kan deze bijlage wijzigen. Het actuele overzicht is te vinden op de website van het fonds.
De (gewezen) deelnemer die de verantwoordelijkheid over de beleggingen heeft overgenomen kan een andere verdeling van het pensioenvermogen op de pensioenspaarrekening over de in de voorgaande alinea genoemde beleggingsfondsen aanbrengen of in de verhouding tussen het deel van de op de pensioenspaarrekening geboekte bedragen dat wordt belegd of in euro’s wordt aangehouden. Aan die wijziging zijn kosten verbonden, die worden verrekend met de waarde van de beleggingen die worden verkocht om tot de gewijzigde samenstelling te komen.
28.3 Waardoor wordt het pensioenvermogen beïnvloed?
Over het bedrag dat in euro’s wordt aangehouden op de pensioenspaarrekening wordt een rentevergoeding gegeven door de vermogensbeheerder. De actuele rentevergoeding kan worden opgevraagd door de (gewezen) deelnemer bij de vermogensbeheerder.
De waarde van de beleggingen op de pensioenspaarrekening is op enige datum gelijk aan de tegenwaarde in euro’s van die beleggingen per die datum. Hiertoe wordt het aantal units in een beleggingsfonds vermenigvuldigd met de koers per die datum van dat beleggingsfonds.
Een overzicht van de kosten die zijn genoemd in dit artikel is opgenomen in bijlage 3 bij dit pensioenreglement. Het bestuur kan deze bijlage wijzigen. Het actuele overzicht is te vinden op de website van het fonds.
Op het pensioenvermogen wordt geen toeslag verleend.
28.4 Wat gebeurt er met het pensioenvermogen als het deelnemerschap is beëindigd?
Bij beëindiging van het deelnemerschap van een deelnemer als bedoeld in artikel 12 heeft de
deelnemer de volgende mogelijkheden:
a) het saldo op de pensioenspaarrekening blijft staan en wordt op de pensioeningangsdatum
aangewend volgens het bepaalde in lid 28.5c;
b) het saldo op de pensioenspaarrekening wordt overgedragen naar de pensioenuitvoerder van de nieuwe werkgever van de gewezen deelnemer volgens het bepaalde in artikel 12.3.
28.5 Wat gebeurt er met het pensioenvermogen:
28.5a Als de deelnemer overlijdt vóór de pensioendatum?
Voor deelnemers werkzaam bij werkgever BP Raffinaderij geldt het volgende:
Bij overlijden van de deelnemer vóór de pensioendatum zal het pensioenkapitaal worden overgedragen aan een verzekeraar of aan een ander pensioenfonds naar keuze van de nagelaten partner en/of kinderen ter inkoop van pensioenuitkeringen aldaar en met inachtneming van de wettelijke bepalingen dienaangaande. De keuze zal door de betrokkenen binnen zes maanden na het overlijden aan het bestuur schriftelijk moeten worden bekend gemaakt. Indien deze keuze niet binnen de gestelde termijn is gemaakt, zal het bestuur het saldo van de pensioenspaarrekening aanwenden voor inkoop van pensioenaanspraken bij een door het bestuur te kiezen verzekeraar.
Voor deelnemers werkzaam bij werkgever BP Europa SE - BP Nederland geldt het volgende:
Bij overlijden van de deelnemer vóór de pensioendatum, wordt het tot dat moment opgebouwde pensioenvermogen – behoudens het pensioenvermogen dat op basis van vrijwillige stortingen bijeen is gebracht - aangewend voor een verhoging van het levenslange partnerpensioen, het tijdelijk partnerpensioen en het wezenpensioen uit hoofde van de regeling zoals vastgelegd in de artikelen 7, 8 en 9. Voor zover het saldo van de pensioenspaarrekening bij overlijden bestemd is voor bijzonder partnerpensioen, dient dit bij overlijden van de deelnemer voor de pensioendatum door de gewezen partner te worden aangewend voor een levenslang bijzonder partnerpensioen ten behoeve van de gewezen partner. De inkoopfactoren zijn opgenomen in bijlage 2.
Het pensioenvermogen dat op basis van vrijwillige storting bijeen is gebracht dient te worden aangewend bij een verzekeraar voor aankoop van extra partnerpensioen en/of wezenpensioen op basis van de door de verzekeraar gehanteerde factoren die voor mannen en vrouwen gelijk zijn.
Voor deelnemers werkzaam bij werkgever Castrol Nederland geldt het volgende:
Bij overlijden van de deelnemer vóór de pensioendatum, wordt het tot dat moment opgebouwde pensioenvermogen – behoudens het pensioenvermogen dat op basis van vrijwillige stortingen bijeen is gebracht – aangewend voor een verhoging van het levenslange partnerpensioen, het tijdelijk partnerpensioen en het wezenpensioen uit hoofde van de regeling zoals vastgelegd in de artikelen 7, 8 en 9. Voor zover het saldo van de pensioenspaarrekening bij overlijden bestemd is voor bijzonder partnerpensioen, dient dit bij overlijden van de deelnemer voor de pensioendatum door de gewezen partner te worden aangewend voor een levenslang bijzonder partnerpensioen ten behoeve van de gewezen partner. De inkoopfactoren zijn opgenomen in bijlage 2.
Het pensioenvermogen dat op basis van vrijwillige storting bijeen is gebracht dient te worden aangewend bij een verzekeraar voor aankoop van extra partnerpensioen en/of wezenpensioen op basis van de door de verzekeraar gehanteerde factoren die voor mannen en vrouwen gelijk zijn.
Als er geen partners en wezen als bedoeld in dit reglement zijn, vervalt het pensioenvermogen aan het
fonds.
28.5b Als de gewezen deelnemer overlijdt vóór de pensioendatum?
Voor gewezen deelnemers bij werkgever BP Raffinaderij geldt het volgende:
Bij overlijden van de gewezen deelnemer vóór de pensioendatum zal het pensioenkapitaal worden overgedragen aan een verzekeraar of aan een ander pensioenfonds naar keuze van de nagelaten partner en/of kinderen ter inkoop van pensioenuitkeringen aldaar en met inachtneming van de wettelijke bepalingen dienaangaande. De keuze zal door de betrokkenen binnen zes maanden na het overlijden aan het bestuur schriftelijk moeten worden bekend gemaakt. Indien deze keuze niet binnen de gestelde termijn is gemaakt, zal het bestuur het saldo van de pensioenspaarrekening aanwenden voor inkoop van pensioenaanspraken bij een door het bestuur te kiezen verzekeraar.
Voor gewezen deelnemers bij werkgever BP Europa SE - BP Nederland geldt het volgende:
Bij overlijden van de gewezen deelnemer vóór de pensioendatum zal het pensioenkapitaal worden overgedragen aan een verzekeraar of aan een ander pensioenfonds naar keuze van de nagelaten partner en/of kinderen ter inkoop van pensioenuitkeringen aldaar en met inachtneming van de wettelijke bepalingen dienaangaande. De keuze zal door de betrokkenen binnen zes maanden na het overlijden aan het bestuur schriftelijk moeten worden bekend gemaakt. Indien deze keuze niet binnen de gestelde termijn is gemaakt, zal het bestuur het saldo van de pensioenspaarrekening aanwenden voor inkoop van pensioenaanspraken bij een door het bestuur te kiezen verzekeraar.
Voor gewezen deelnemers bij werkgever Castrol Nederland geldt het volgende:
Bij overlijden van de gewezen deelnemer vóór de pensioendatum zal het pensioenkapitaal worden overgedragen aan een verzekeraar of aan een ander pensioenfonds naar keuze van de nagelaten partner en/of kinderen ter inkoop van pensioenuitkeringen aldaar en met inachtneming van de wettelijke bepalingen dienaangaande. De keuze zal door de betrokkenen binnen zes maanden na het overlijden aan het bestuur schriftelijk moeten worden bekend gemaakt. Indien deze keuze niet binnen de gestelde termijn is gemaakt, zal het bestuur het saldo van de pensioenspaarrekening aanwenden voor inkoop van pensioenaanspraken bij een door het bestuur te kiezen verzekeraar.
Als er geen partners en wezen als bedoeld in dit reglement zijn, vervalt het pensioenvermogen aan het
fonds.
28.5c Als de (gewezen) deelnemer met pensioen gaat?
Op de pensioeningangsdatum heeft de (gewezen) deelnemer de mogelijheid om het saldo van diens pensioenspaarrekening over te dragen aan een verzekeraar of aan een ander pensioenfonds, naar zijn keuze, ter inkoop van pensioenuitkeringen aldaar en met inachtneming van de wettelijke bepalingen dienaangaande. Indien het saldo van diens pensioenspaarrekening onder de € 10.000,- bedraagt, bestaat de mogelijkheid het kapitaal aan te wenden voor inkoop van pensioenuitkeringen in de basispensioenregeling van BP Group Netherlands. In afwijking van het vorenstaande is het bij een pensioeningang tussen 1 januari 2019 en 31 december 2023 mogelijk om het kapitaal aan te wenden voor inkoop van pensioenuitkeringen in de basispensioenregeling van BP Group Netherlands als het saldo van diens pensioenspaarrekening onder de € 20.000,- bedraagt. De inkoopfactoren zijn opgenomen in bijlage 2. De (gewezen) deelnemer dient ten minste zes maanden voor de pensioeningangsdatum zijn keuze schriftelijk aan het bestuur kenbaar te maken. Indien deze keuze niet binnen de gestelde termijn is gemaakt, zal het bestuur het saldo van de pensioenspaarrekening aanwenden voor inkoop van pensioenaanspraken bij een door het bestuur te kiezen verzekeraar, met een verhouding levenslang ouderdomspensioen en levenslang partnerpensioen van 100:70. Bij de vaststelling van het partnerpensioen wordt het bijzonder partnerpensioen geacht te zijn inbegrepen in het percentage van 70.
In afwijking van het bepaalde in de vorige alinea kan de (gewezen) deelnemer, die op grond van artikel 17 zijn pensioeningangsdatum heeft vervroegd, ervoor kiezen het pensioenvermogen op een latere datum dan de pensioeningangsdatum aan te wenden voor inkoop van een pensioenuitkering. De uiterste datum waarop het pensioenvermogen moet worden aangewend voor een pensioenuitkering is de pensioendatum. Indien de (gewezen) deelnemer ervoor kiest om het pensioenvermogen later aan te wenden dan op de pensioeningangsdatum, dan dient hij ten minste
zes maanden voor de pensioeningangsdatum zijn keuze schriftelijk aan het bestuur kenbaar te maken.
Het pensioenvermogen kan niet worden aangewend voor deeltijdpensionering als bedoeld in artikel 17a.
Als er geen partners en wezen als bedoeld in dit reglement zijn, vervalt het pensioenvermogen aan het
fonds.
28.6 Kan het in te kopen pensioen worden gemaximeerd?
Het volgens dit artikel aan te wenden of over te dragen saldo op de pensioenspaarrekening gaat nooit uit boven het volgens artikel 30 vast te stellen maximale pensioenvermogen.
Artikel 29 Wat gebeurt er met reeds opgebouwde rechten uit de pensioenregeling geldend op 31 december 2017?
Alle aanspraken op levenslang ouderdomspensioen met ingangsleeftijd van 67 jaar opgebouwd voor 1 januari 2018 worden per die datum collectief actuarieel neutraal omgezet naar levenslang ouderdomspensioen met een ingangsleeftijd van 68 jaar. Door toepassing van het bepaalde in voorgaande zin wijzigt de eventueel opgebouwde aanspraak op partnerpensioen dan wel wezenpensioen verkregen krachtens vóór 1 januari 2018 geldende pensioenregeling(en) niet.
Artikel 30 Maximaal pensioenvermogen
30.1 Heeft een deelnemer recht op de in dit artikel genoemde maxima?
Er bestaat geen recht of aanspraak op de in dit artikel genoemde maximale pensioenen. Deze maximale pensioenen dienen uitsluiten als rekengrootheid voor de vaststelling van het maximale pensioenvermogen.
30.2 Hoe hoog is het op grond van artikel 28 maximaal in te kopen ouderdoms- en (bijzonder) partnerpensioen:
30.2a met het pensioenvermogen uit de tot en met 31 december 2013 gestorte premie?
Het maximumbedrag aan met de vóór het kalenderjaar 2014 gestorte premie in te kopen ouderdomspensioen op jaarbasis bedraagt 100% van het pensioengevend salaris op de pensioendatum of de eerdere datum waarop het ouderdomspensioen ingaat, verminderd met het op de pensioendatum of de eerdere datum waarop het ouderdomspensioen ingaat geldende jaarlijks pensioen ter grootte van éénmaal de AOW-uitkering voor een gehuwde, inclusief vakantie-uitkering zoals omschreven in artikel 18a van de Wet op de loonbelasting 1964.
Het maximum bedrag aan in te kopen partnerpensioen, met inbegrip van het maximum bedrag aan in te kopen bijzonder partnerpensioen, op jaarbasis bedraagt 70% van het maximale ouderdomspensioen.
30.2b met het pensioenvermogen uit de in het kalenderjaar 2014 gestorte premie?
Het maximumbedrag aan met de in het kalenderjaar 2014 gestorte premie in te kopen ouderdomspensioen op jaarbasis bedraagt voor (gewezen) deelnemers die op 31 december 2014 werknemer waren van werkgever BP Europa SE - BP Nederland de som van:
a. 0,15% van de laatst volgens Pensioenreglement 2006 van werkgever BP Europa SE - BP Nederland vastgestelde basispensioengrondslag vermenigvuldigd met de diensttijd overeenkomstig artikel 8 van het voornoemde reglement;
b 1,9% van de som van volgens Pensioenreglement 2006 van werkgever BP Europa SE - BP Nederland de franchisegrondslag en de excedentpensioengrondslag vermenigvuldigd met de diensttijd overeenkomstig artikel 8 van het voornoemde reglement.
Voor (gewezen) deelnemers die op 31 december werknemer waren van werkgever BP Raffinaderij bedraagt het maximumbedrag 1,9% vermenigvuldigd met de deelnemerstijd die is gelegen na 31 december 2013 en de laatst volgens Pensioenreglement 2006 van werkgever BP Raffinaderij vastgestelde excedent pensioengrondslag.
Het maximum bedrag aan in te kopen partnerpensioen, met inbegrip van het maximum bedrag aan in te kopen bijzonder partnerpensioen, op jaarbasis bedraagt 70% van het maximale ouderdomspensioen.
Het fonds toetst bij de aanwending of overdracht van het pensioenvermogen of het ouderdoms- en (bijzonder) partnerpensioen dat met het volgens dit lid verworven pensioenvermogen kan worden ingekocht binnen de fiscale grenzen blijft.
Voor zover het saldo op de pensioensspaarrekening uit de met de in het kalenderjaar 2014 gestorte premie uitgaat boven het maximale pensioenvermogen zoals vastgesteld in dit artikellid hebben de (gewezen) deelnemer, (gewezen) partner en/of pensioengerechtigde kinderen daar geen aanspraak op en vervalt het aan het fonds.
30.3 Welke extra bepalingen gelden ten aanzien van de vaststelling van het maximumbedrag?
Voor een deelnemer die werkzaam is in deeltijd dienstverband wordt het maximumbedrag aan in te kopen ouderdomspensioen vastgesteld overeenkomstig het ter zake bepaalde in artikel 6.2.
Het maximale pensioenvermogen is gelijk aan de inkoopsom van de maximaal in te kopen pensioenen zoals vastgesteld volgens dit artikel, op de datum dat de pensioenen worden ingekocht, dan wel aan de overdrachtswaarde daarvan op de eerdere datum waarop het saldo op de pensioenspaarrekening wordt overgedragen.
De inkoopsom van de maximale pensioenen wordt bepaald met de tarieven van de verzekeraar of ander pensioenfonds waar de pensioenen worden ingekocht.
De overdrachtswaarde van de maximaal in te kopen pensioenen wordt vastgesteld met de volgens artikel 71 van de Pensioenwet vastgestelde wettelijke rekenregels. Daarbij worden de maximaal in te kopen pensioenen, met de daarbij behorende verhogingen, vertaald in pensioenen waarop het standaardtarief volgens de wettelijke rekenregels kan worden toegepast, op basis van dezelfde actuariële grondslagen die ten grondslag liggen aan het wettelijke standaardtarief. Het bijzonder partnerpensioen blijft bij deze vaststelling en overdracht buiten beschouwing.
30.4 Worden de maximum bedragen aan in te kopen ouderdomspensioen en (bijzonder)
partnerpensioen verhoogd?
Het maximumbedrag aan in te kopen ouderdomspensioen en maximumbedrag aan in te kopen (bijzonder) partnerpensioen stijgen na einde van het deelnemerschap met 3% samengestelde interest per jaar tot de datum waarop het saldo op de pensioenspaarrekening wordt aangewend of overgedragen.
Het maximum bedrag aan in te kopen ouderdomspensioen en het maximum bedrag aan in te kopen (bijzonder) partnerpensioen stijgen na aanwending van het pensioenvermogen met 3% samengestelde interest per jaar.
30.5 Worden het maximale ouderdomspensioen en (bijzonder) partnerpensioen beïnvloed door:
30.5a ruil van pensioenaanspraken?
Indien de (gewezen) deelnemer met inachtneming van dit pensioenreglement kiest voor ruil (hieronder mede begrepen variatie in hoogte) van zijn pensioenaanspraken in andere pensioenaanspraken wordt het maximale pensioenvermogen onmiddellijk voorafgaande aan die ruil vastgesteld en vervalt het deel van het saldo op de pensioenspaarrekening dat daar boven uit gaat aan het fonds.
30.5b vervroeging van de pensioendatum?
Indien de (gewezen) deelnemer met inachtneming van dit pensioenreglement kiest voor een eerdere pensioeningangsdatum dan de pensioendatum, dan wordt het maximale pensioenvermogen onmiddellijk voorafgaande aan die ingangsdatum vastgesteld en vervalt het deel van het saldo op de pensioenspaarrekening dat daar boven uit gaat aan het fonds.
Hoofdstuk 8. ONVOORZIENE GEVALLEN EN OVERIG
Artikel 31 Recht op wijziging van de pensioenovereenkomst en
pensioenreglement of verlaging van de premiebetaling door de werkgever
31.1 Wanneer kan de pensioenovereenkomst gewijzigd of beëindigd worden?
De werkgever kan de pensioenovereenkomst zonder instemming van de (oud) werknemer wijzigen of beëindigen in de volgende situaties:
− indien er sprake is van een zodanig zwaarwichtig belang van de werkgever dat het belang van de (oud)werknemer dat door de wijziging zou worden geschaad daarvoor naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet wijken. Van een ingrijpende wijziging van omstandigheden is bijvoorbeeld sprake als de werkgever komt te verkeren in de toestand van financieel onvermogen.
− in geval van wijziging van de pensioenovereenkomst, hetzij met instemming van de (oud) werknemer
hetzij zonder instemming van de (oud) werknemer zoals bedoeld in de voorgaande alinea.
− in geval van een wijziging die wordt genoodzaakt door wetgeving of wordt opgedragen door de toezichthouder Nederland of de toezichthouder België, met uitzondering van wijzigingen waarbij de werkgever wezenlijke beleidsvrijheid toekomt.
In deze gevallen past de werkgever de pensioenovereenkomst en het onderhavige pensioenreglement overeenkomstig aan, met inachtneming van de beheersovereenkomst.
31.2 Wanneer heeft de werkgever recht de premiebetaling te verlagen of te beëindigen?
De werkgever behoudt zich het recht voor om de premiebetaling voor de toekomst, voor zover deze betrekking heeft op de bijdrage van de werkgever, te verminderen of te beëindigen in geval van een ingrijpende wijziging van omstandigheden. Wordt van dit recht gebruik gemaakt, dan zullen de nog op te bouwen pensioenaanspraken aan de gewijzigde omstandigheden worden aangepast. Reeds opgebouwde pensioenaanspraken blijven gehandhaafd.
Van ingrijpende wijziging van de omstandigheden is onder meer sprake als:
− op enig moment de wettelijke basisvoorzieningen ter verzorging van de deelnemer bij arbeidsongeschiktheid, ouderdom en/of ter verzorging van de nabestaanden van de deelnemer structureel worden gewijzigd. Het gaat hierbij niet om reguliere periodieke aanpassingen van de wettelijke regelingen, zoals indexeringen;
− de werkgever op grond van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 verplicht wordt deel te nemen in een bedrijfstakpensioenfonds;
− de werkgever komt te verkeren in een toestand van financieel onvermogen.
31.3 Welke voorwaarden gelden voor wijziging van de pensioenovereenkomst en verlaging of beëindiging van premiebetaling?
− Een vermindering of beëindiging van de premiebetaling door de werkgever of aanpassing van de pensioenovereenkomst kan uitsluitend leiden tot een vermindering van de pensioenaanspraken die nog moeten worden opgebouwd na het moment van vermindering of beëindiging van de premiebetaling.
− Als de werkgever voornemens is om gebruik te maken van het recht om de premiebetaling te verminderen of van het recht de pensioenovereenkomst aan te passen, is hij verplicht om dit onmiddellijk kenbaar te maken aan de deelnemers en aan het fonds. De werkgever zal tevens in overleg treden met het bestuur en de deelnemers over de gevolgen van deze herziening en de noodzaak de pensioenregeling in zijn totaliteit aan te passen.
− Het handelen van het bestuur mag in deze gevallen niet in strijd zijn met de Pensioenwet en mag er niet toe leiden dat geen sprake meer is van een pensioenregeling in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964.
31.4 Kunnen bestaande pensioenaanspraken en -rechten worden verminderd?
Indien het fonds niet in staat is om de pensioenaanspraken van de deelnemers te waarborgen is de de werkgever in uitvoering van artikel 3.5 van dit reglement en het bepaalde in de beheersovereenkomst en het financieringsplan gehouden tot bijstorting om het tekort te dekken ten opzichte van de verplichtingen opgelegd door dit pensioenreglement.
Slechts in de uitzonderlijke situatie dat de werkgever niet meer bestaat wegens faillissement of ontbinding en vereffening én de pensioenverplichtingen niet worden overgenomen door een derde, kan een vermindering van de pensioenaanspraken plaatsvinden. De te volgen modaliteiten worden beschreven in de beheersovereenkomst.
In alle andere gevallen kan het fonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten niet verminderen.
Artikel 32 Afkoop, vervreemding enz.
Behalve de in dit reglement en de Pensioenwet genoemde gevallen kunnen de pensioenaanspraken en pensioenrechten niet worden afgekocht, vervreemd of prijsgegeven en evenmin formeel of feitelijk tot voorwerp van zekerheid dienen. Elk beding strijdig met de hiervoor genoemde mogelijkheden is nietig.
Verpanding is toegestaan voor het verlenen van zekerheid voor het verkrijgen van uitstel van betaling als bedoeld in artikel 25, lid 5 van de Invorderingswet 1990.
Volmacht tot invordering van uitkeringen uit hoofde van een pensioenrecht, onder welke vorm of welke benaming ook verleend, is steeds herroepelijk.
Beslag op pensioen is slechts mogelijk indien en voor zover dit wettelijk is toegestaan. In geval van beslaglegging is het fonds bevoegd de daarmee gepaard gaande kosten geheel of gedeeltelijk bij de pensioengerechtigde in rekening te brengen, al dan niet door verrekening met dat pensioen.
Artikel 33 Klachten en geschillen
Wanneer een deelnemer, gewezen deelnemer, pensioengerechtigde of andere belanghebbende van mening is dat het fonds tekort geschoten is in de bejegening of de uitvoering van zijn taken, kan hij dit door middel van een klacht onder de aandacht van het fonds brengen. De hierbij te volgen procedure is beschreven in de klachten- en geschillenregeling van het fonds.
Artikel 34 Bijzondere en onvoorziene gevallen en fiscale glijclausule
34.1 Kunnen de werkgever en het fonds afwijken van het bepaalde in dit reglement?
In bijzondere gevallen kunnen de werkgever en het fonds afwijken van het bepaalde in dit pensioen- reglement ten aanzien van één of enkele deelnemers, voor zover de belangen van de overige deelnemers niet worden geschaad.
34.2 Onvoorziene gevallen
In alle gevallen waarin dit pensioenreglement niet voorziet, beslist de werkgever, na overleg met het
fonds.
34.3 Fiscale glijclausule
De werkgever heeft het recht deze pensioenregeling alsmede alle wijzigingen daarop vóór het van kracht worden daarvan ter beoordeling van de fiscale toelaatbaarheid voor te leggen aan de bevoegde inspecteur en daarop desgewenst een voor beroep vatbare beschikking te vragen. De werkgever heeft de bevoegdheid zich neer te leggen bij deze beschikking en deze pensioenregeling met terugwerkende kracht in overeenstemming te brengen met de voorwaarden van deze beschikking.
Artikel 35 Inwerkingtreding en wijziging van het reglement
Onderhavige versie van het Pensioenreglement 2015 (versie 2023.1) treedt in werking op 1 januari 2023 en vervangt de voorgaande versie van het Pensioenreglement 2015 (versie 2022.1).
Getekend te Europoort - Rotterdam op
BP Europa SE – BP Nederland BP Raffinaderij Rotterdam B.V.
Castrol Nederland B.V.
Bijlage 1. BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN
In dit reglement wordt verstaan onder:
Aanspraakgerechtigde
Persoon die begunstigde is voor een niet ingegaan pensioen.
Afkoop
Omzetting van de pensioenaanspraak of het pensioenrecht in een geldsom (de afkoopsom). Met de uitbetaling van die geldsom koopt het fonds de verplichting tot het doen van pensioenuitkeringen af.
AOW-uitkering
Uitkering die iedere Nederlandse ingezetene vanaf de dag waarop hij uitkeringsgerechtigd wordt, maandelijks op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) ontvangt.
AOW-gerechtigde leeftijd
De pensioengerechtigde leeftijd als bedoeld in artikel 7a, eerste lid van de Algemene Ouderdomswet.
Arbeidsongeschiktheid
Arbeidsongeschiktheid in de zin van de WAO of de WIA voor zover ontstaan tijdens het dienstverband met de werkgever.
Basispensioenregeling
De middelloonregeling van BP Group Netherlands.
Beheersovereenkomst (management agreement)
De overeenkomst tussen de werkgever en het fonds over de uitvoering van de pensioenregelingen van de werkgever.
Bestuur
De Raad van Bestuur van het fonds.
Beschikbare premieregeling
De premieovereenkomsten met een vastgestelde premie die uiterlijk op de pensioendatum wordt omgezet in een pensioenuitkering. Dit betreft de aanvullende pensioenregeling en de excedentpensioenregeling zoals opgenomen in de overgangsbepaling artikel 28 van dit pensioenreglement.
BP Group Netherlands
BP Europa SE – BP Nederland,Castrol Nederland B.V. en BP Raffinaderij Rotterdam B.V.
Collectieve actuariële gelijkwaardigheid
Van collectief actuarieel gelijkwaardig is sprake als bij uitruil, vervroeging e.d. de ruilvoet op collectief niveau, dus binnen het gehele deelnemersbestand, leidt tot gelijkwaardigheid tussen de pensioenaanspraken die worden uitgeruild of vervroegd en de pensioenaanspraken die daarvoor worden teruggekregen.
Deelnemer
De (gewezen) werknemer die volgens de bepalingen van dit reglement aan de pensioenregeling deelneemt.
Deeltijdfactor
De deeltijdfactor wordt vastgesteld door het in de arbeidsovereenkomst overeen gekomen aantal arbeidsuren te delen door het aantal uren dat bij de werkgever geldt voor werknemers met een voltijd dienstverband.
Dienstbetrekking
De rechtsbetrekking tussen de werkgever en de werknemer.
Dutch Management Committee (DMC), Country Management Committee voor BP Group Netherlands
Het Country Management Committee voor de pensioenreglementen van Sectie Nederland dat kwalificeert als Sociaal Comité in de zin van artikel 34 van de WIBP. Dit Committee is ingesteld voor de uitvoering van de toepasselijke bepalingen van de Nederlandse sociale en arbeidswetgeving die gelden voor de uitvoering van pensioentoezeggingen, beheerd door het fonds. De rechten en verplichtingen van het Country Management Committee voor BP Group Netherlands zijn vastgelegd in het “Dutch Management Committee Charter”, een overeenkomst tussen het fonds en de werkgever voor alle pensioenreglementen van BP Group Netherlands.
Elektronisch
Door middel van een elektronische informatiedrager die de ontvanger in staat stelt de verstrekte informatie duurzaam te bewaren.
Financieringsplan (Financing Plan)
Het financieringsplan van het fonds waarin de financiële en actuariële opzet van het fonds is vastgelegd.
Fonds
OFP BP Pensioenfonds.
Dit is een in België gevestigde pensioeninstelling (Organisme voor de financiering van Pensioenen, OFP) die beschikt over de benodigde toelatingen en vergunningen om met de werkgever overeenkomsten te sluiten over het onderbrengen van de pensioenafspraken (uitvoering van de pensioenovereenkomst/pensioenreglement).
FSMA
De Belgische Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten bedoeld in artikel 44 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten.
Gepensioneerde
Pensioengerechtigde voor wie het ouderdomspensioen is ingegaan.
Geregistreerde partner
De man of vrouw die als partner van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde is geregistreerd in de registers van de burgerlijke stand op grond van artikel 1:80a (Nederlands) Burgerlijk Wetboek
Gewezen deelnemer
De werknemer of gewezen werknemer door wie op grond van een reglement van het fonds geen pensioen meer wordt verworven en die bij beëindiging van de deelneming pensioenaanspraken heeft behouden tegenover het fonds en/of de werkgever, maar nog geen gepensioneerde is.
Gewezen partner
1. De persoon van wie het huwelijk met de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde is beëindigd door echtscheiding of door ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed;
2. De persoon van wie het geregistreerde partnerschap met de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde is beëindigd anders dan door overlijden of vermissing of een aansluitend huwelijk tussen dezelfde partners;
3. De persoon die als ongehuwd samenwonende partner van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde was aan te merken en waarvan de gezamenlijke huishouding (zoals bedoeld in artikel 14.8) is beëindigd;
4. In geval van pensioenverevening op grond van artikel 14.5, in aanvulling op het onder 1. en 2. bepaalde: de persoon die gescheiden is van tafel en bed van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde.
Kind
a. elk kind tot de 23-jarige leeftijd dat voor de pensioendatum en op het moment van overlijden in familierechtelijke betrekking staat tot de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde (een natuurlijk, erkend of geadopteerd kind).
b. elk kind tot de 23-jarige leeftijd, xxxxxx dan sub a bedoeld, dat door de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde als een eigen kind werd onderhouden en opgevoed, mits dit onderhoud en deze opvoeding voor de pensioendatum zijn aangevangen.
Middelloonregeling
Pensioenregeling waarbij het over ieder jaar van deelneming op te bouwen pensioen wordt berekend over de in dat jaar geldende pensioengrondslag. Het te bereiken ouderdomspensioen is gelijk aan de som van het jaarlijks op te bouwen pensioen, met inbegrip van de daarop verleende toeslagen.
Middelenverbintenis
Verbintenis van het fonds om de haar toevertrouwde gelden zo goed mogelijk te beheren met het oog op de uitvoering van de pensioenregeling, ongeacht de aard van de pensioenuitkeringen zoals vastgelegd in artikel 2 WIBP.
Nabestaande
De partner of het kind van de overleden (gewezen) deelnemer of gepensioneerde.
Ouderdomspensioen
Maandelijkse uitkering die de deelnemer vanaf de pensioendatum tot zijn overlijden ontvangt.
Partner
a. De echtgeno(o)t(e) van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde;
b. De ongehuwde man of vrouw met wie de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde een partnerrelatie heeft die is geregistreerd in de registers van de burgerlijke stand;
x. xx xxxxxxxxx man of vrouw met wie de ongehuwde (gewezen) deelnemer of gepensioneerde, die geen wettig geregistreerde partner relatie heeft, een gezamenlijke huishouding voert tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad, een bloedverwant in de tweede graad in de rechte lijn, een meerderjarig stiefkind of meerderjarig voormalig pleegkind. De gezamenlijke huishouding kan worden aangetoond door:
− een partnerverklaring waarin de partners verklaren een gezamenlijke huishouding te voeren en zorg voor elkaar te dragen; of
− een bij een notaris getekend samenlevingscontract.
In het geval er op enig moment gelijktijdig sprake is van meerdere partners, beslist het bestuur welke
partner als begunstigde van het partnerpensioen zal worden aangemerkt.
Partnerpensioen
Maandelijks uitkering aan de partner van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde die wordt uitgekeerd na het overlijden van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde.
Pensioenaanspraak
Het recht op een nog niet ingegaan pensioen, met uitzondering van de toeslagverlening.
Pensioendatum
De eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de (gewezen) deelnemer de 68-jarige leeftijd bereikt.
Pensioengerechtigde
Persoon voor wie op grond van dit pensioenreglement een pensioen is ingegaan.
Pensioeningangsdatum
Datum waarop het ouderdomspensioen daadwerkelijk ingaat. Dit kan zijn:
− de pensioendatum;
− de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de (gewezen) deelnemer de voor hem geldende AOW-gerechtigde leeftijd bereikt;
− indien het een deelnemer betreft: een andere, met de werkgever overeengekomen, datum gelegen voor de 68-jarige leeftijd van de deelnemer;
− indien het een gewezen deelnemer betreft: een andere datum gelegen voor de 68-jarige leeftijd van de gewezen deelnemer.
Pensioenovereenkomst
Hetgeen tussen werkgever en (oud) werknemer is overeengekomen betreffende pensioen.
Pensioenrecht
Het recht op een ingegaan pensioen, met uitzondering van de toeslagverlening.
Pensioenreglement 1991 van werkgever BP Raffinaderij
Het pensioenreglement 1991 voor de (oud) werknemers van werkgever BP Raffinaderij en haar rechtsvoorgangers zoals dat luidde tot 31 december 2014.
Pensioenreglement 1998 van werkgever BP Europa SE - BP Nederland
Het pensioenreglement 1998 voor de (oud) werknemers van werkgever BP Europa SE - BP Nederland en haar rechtsvoorgangers zoals dat luidde tot 31 december 2014, voor deelnemers die niet hebben ingestemd met de nieuwe pensioenregeling van de onderneming welke met ingang van 1 januari 2002 uitgevoerd wordt door het fonds en de gewezen deelnemers en gepensioneerden die op 1 januari 2002 geen pensioen meer opbouwden en hun pensioenrechten hebben overgedragen naar Stichting Pensioenfonds BP.
Pensioenreglement 2003 van werkgever BP Raffinaderij
Het pensioenreglement 2003 voor de (oud) werknemers van werkgever BP Raffinaderij zoals dat luidde tot 31 december 2014.
Pensioenreglement 2006 van werkgever BP Europa SE - BP Nederland
Het pensioenreglement 2006 voor de (oud) werknemers van werkgever BP Europa SE - BP Nederland
zoals dat luidde tot 31 december 2014.
Pensioenreglement 2006 van werkgever BP Raffinaderij
Het pensioenreglement 2006 voor de (oud) werknemers van werkgever BP Raffinaderij zoals dat luidde tot 31 december 2014.
Pensioenuitvoerder
Een ondernemingspensioenfonds, een bedrijfstakpensioenfonds, een beroepspensioenfonds, een premiepensioeninstelling of een verzekeraar die een zetel in Nederland heeft of een pensioeninstelling uit een andere lidstaat.
Pensioenvermogen
Het pensioenkapitaal dat de (gewezen) deelnemer vóór 1 januari 2015 heeft opgebouwd via de aanvullende pensioenregeling via werkgever BP Europa SE - BP Nederland dan wel de
excedentpensioenregeling via werkgever BP Raffinaderij dan wel de vrijwillige pensioenregeling via de
werkgever.
Pensioenwet
De Nederlandse Pensioenwet.
Premie
De in geld uitgedrukte periodiek vastgestelde structurele prestatie die verschuldigd is aan het fonds en die is bestemd voor de verzekering van pensioen en de daaraan verbonden kosten.
Prijsinflatie
De procentuele stijging van het jaargemiddelde van de Nederlandse prijsinflatie (jaargemiddelde van het consumentenprijsindexcijfer, niet afgeleid, zoals vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek) van het kalenderjaar voorafgaand aan de peildatum ten opzichte van het jaargemiddelde van het kalenderjaar daarvoor, afgerond op één decimaal.
Schriftelijk
In schrifttekens op papier.
Sectie Nederland
De door het fonds afzonderlijk beheerde pensioenverplichtingen zoals door de werkgever zijn ondergebracht bij het fonds en de daaraan toegerekende beleggingen, zoals vastgelegd in het Financieringsplan.
Statuten
De statuten van het fonds zoals gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad.
Stichting Pensioenfonds BP
Het Nederlandse pensioenfonds waar de uitvoering van dit pensioenreglement was ondergebracht voor de collectieve waardeoverdracht naar het fonds.
Toezichthouder Nederland
De Stichting Autoriteit Financiële Markten of De Nederlandsche Bank N.V., ieder voor zover belast met de uitoefening van het toezicht bij of krachtens artikel 151 van de Pensioenwet.
Toezichthouder België
De FSMA, de Belgische pensioentoezichthouder, voor zover belast met de uitoefening van het toezicht op het fonds bij of krachtens artikel 4 WIBP.
Vermogensbeheerder
De externe partij die de beleggingen in de beschikbare premieregeling beheert.
Verzekeraar
Een verzekeraar in de zin van artikel 1 van de Pensioenwet, die op grond van de Wet financieel toezicht in Nederland het bedrijf van levensverzekeraar of schadeverzekeraar mag uitoefenen of voor België een verzekeraar die op grond van de Wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, het bedrijf van levensverzekeraar of schadeverzekeraar mag uitoefenen.
Verzekering op risicobasis
Een verzekering die een uitkering verstrekt indien de verzekerde gebeurtenis plaatsvindt in een tijdvak waarin voor de betreffende verzekering een premie wordt betaald. Er wordt geen waarde opgebouwd die bij beëindiging van de verzekering behouden blijft. Bij het intreden van de gebeurtenis na afloop van het tijdvak waarin premie is betaald, vindt geen uitkering plaats.
Volle wees
Het kind waarvan beide ouders zijn overleden, waarbij onder ouder wordt verstaan de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde en degene die als vader of moeder tot het kind in familierechtelijke betrekking stond en waarbij voor pleegkinderen onder ouder mede wordt begrepen degene die samen met de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde het pleegkind als eigen kind onderhield en opvoedde.
WAO
Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering.
Werkgever
BP Group Netherlands.
Werkgever BP Raffinaderij
BP Raffinaderij Rotterdam B.V. te Rotterdam en de met haar gelieerde ondernemingen, welke behoren tot een groep als bedoeld in artikel 24b van boek 2 van het (Nederlandse) Burgerlijk Wetboek en door de directie van BP Raffinaderij Rotterdam B.V. als zodanig zijn aangewezen en die het beheer van hun pensioenregelingen aan het fonds hebben toevertrouwd en die met het fonds daartoe een beheersovereenkomst zijn aangegaan.
Werkgever XX Xxxxxx XX - XX Xxxxxxxxx
XX Xxxxxx XX - XX Xxxxxxxxx, de Nederlandse branche van BP Europa SE, gevestigd te Rotterdam, en de met haar gelieerde ondernemingen, welke behoren tot een groep als bedoeld in artikel 24b van boek 2 van het (Nederlandse) Burgerlijk Wetboek en door de directie van BP Europa SE - BP Nederland als zodanig zijn aangewezen die het beheer van hun pensioenregelingen aan het fonds hebben toevertrouwd en die met het fonds daartoe een beheersovereenkomst zijn aangegaan.
Werkgever Castrol Nederland
Castrol Nederland B.V. te Rotterdam en de met haar gelieerde ondernemingen, welke behoren tot een groep als bedoeld in artikel 24b van boek 2 van het (Nederlandse) Burgerlijk Wetboek en door de directie van Castrol Nederland B.V. als zodanig zijn aangewezen en die het beheer van hun pensioenregelingen aan het fonds hebben toevertrouwd en die met het fonds daartoe een beheersovereenkomst zijn aangegaan.
Werknemer
Degene die met ten minste 1 van de werkgevers BP Europa SE – BP Nederland of BP Raffinaderij een arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:610 van het (Nederlands) Burgerlijk Wetboek heeft gesloten.
Wettelijk afkoopbedrag
Het in artikel 66 lid 1 van de Pensioenwet bepaalde bedrag. Dit bedrag is opgenomen in bijlage 4.
Wezenpensioen
Maandelijkse uitkering die de kinderen van de (gewezen) deelnemer of de gepensioneerde ontvangen na het overlijden van deze (gewezen) deelnemer of de gepensioneerde.
WIA
Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
WIBP
De Belgische Wet van 27 oktober 2006 betreffende het toezicht op de Instellingen voor Bedrijfspensioenvoorziening en haar uitvoeringsbesluit, het Koninklijk Besluit van 12 januari 2007 betreffende het prudentiële toezicht op de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening.
Bijlage 2. RUIL- EN AFKOOPVOETEN EN INKOOPFACTOREN
1. Algemene bepalingen
In deze bijlage zijn alle ruilvoeten opgenomen die van toepassing zijn bij gebruikmaking van de keuzemogelijkheden bij pensionering uit hoofdstuk 5. Ook staan de afkoopvoeten en inkoopfactoren in deze bijlage vermeld. De ruil- en afkoopvoeten gelden per 1 januari 2023 en zijn geldig tot en met 31 december 2024. Eens per twee jaar beoordeelt het bestuur, op advies van de aangewezen actuaris, of deze ruil- en afkoopvoeten aanpassing behoeven, tenzij het bestuur een eerdere wijziging wenselijk acht.
De ruil- en afkoopvoeten zijn voor mannen en vrouwen gelijk en zijn vastgesteld op basis van collectieve actuariële gelijkwaardigheid.
De bepaling van de leeftijd gebeurt in maanden nauwkeurig waarbij wordt verondersteld dat de verzekerde is geboren op de eerste dag van de maand volgend op die waarin de geboortedatum valt. De ruil- en afkoopvoeten zijn vermeld voor gehele leeftijden. Bij een tussenliggende leeftijd wordt lineair geïnterpoleerd tussen de omliggende ruil- en afkoopvoeten.
2. Keuzemogelijkheden bij pensionering
a. Vervroegen van het ouderdomspensioen (artikel 17)
In onderstaande tabel staat de factor waarmee het opgebouwde ouderdomspensioen wordt vermenigvuldigd, als de (gewezen) deelnemer het pensioen wil vervroegen.
eerder ingaat | ||
1 | 0,9374 | 67 |
2 | 0,8847 | 66 |
3 | 0,8363 | 65 |
4 | 0,7919 | 64 |
5 | 0,7511 | 63 |
6 | 0,7133 | 62 |
7 | 0,6784 | 61 |
8 | 0,6460 | 60 |
9 | 0,6160 | 59 |
10 | 0,5882 | 58 |
Aantal jaren dat het pensioen
Ruilvoet Gekozen ingangsleeftijd
In bovenstaande tabel vindt de eerste uitkering na Vervroeging plaats op de 1-ste van de maand volgend op de nieuwe ingangsleeftijd ouderdomspensioen die in de laatste kolom wordt genoemd.
Voorbeeld
Als de (gewezen) deelnemer besluit om op 64-jarige leeftijd met pensioen te gaan, dan bedraagt zijn ouderdomspensioen 0,7919 maal het opgebouwde ouderdomspensioen. Dus was het opgebouwde ouderdomspensioen op 64-jarige leeftijd € 10.000,-, dan wordt vanaf 64-jarige leeftijd levenslang
€ 7.919,-,- uitgekeerd.
b. Uitruilen van partnerpensioen in ouderdomspensioen (artikel 18)
Ingangsleeftijd ouderdomspensioen
Ruilvoet uitgedrukt als factor t.o.v. partnerpensioen
Extra ouderdoms- pensioen bij uitruil € 1.000 partnerpensioen
68 0,2625 € 262,50
67 0,2518 € 251,80
66 0,2416 € 241,60
65 0,2318 € 231,80
64 0,2224 € 222,40
63 0,2135 € 213,50
62 0,2050 € 205,00
61 0,1969 € 196,90
60 0,1891 € 189,10
59 0,1817 € 181,70
58 0,1746 € 174,60
Voorbeeld
Een deelnemer wil op de pensioendatum (68-jarige leeftijd) zijn partnerpensioen uitruilen voor ouderdomspensioen. Stel dat de deelnemer op de pensioendatum recht heeft op een ouderdomspensioen van € 10.000,- en een partnerpensioen van € 4.000,-. Uitruil van het partnerpensioen levert dan 4 x € 262,50 = € 1.050,- aan extra ouderdomspensioen op. Na uitruil geldt een ouderdomspensioen van € 11.050,- en geen partnerpensioen.
c. Uitruilen van ouderdomspensioen in partnerpensioen (artikel 19)
Uitruilen van ouderdomspensioen in extra partnerpensioen kan plaatsvinden bij beëindiging van de deelneming en bij ingang van het ouderdomspensioen. Hoeveel partnerpensioen kan worden verkregen door uitruil van ouderdomspensioen is te berekenen met de tabel op de volgende bladzijde.
Partnerpensioen dat wordt verkregen bij de uitruil van €1.000,- aan ouderdomspensioen
Leeftijd Ruilvoet uitgedrukt als factor t.o.v. ouderdomspensioen
Extra partnerpensioen bij uitruil
€ 1.000 ouderdomspensioen
21 | 3,3699 | € 3.000,90 |
22 | 3,3386 | € 2.975,00 |
23 | 3,3082 | € 2.949,80 |
24 | 3,2792 | € 2.925,60 |
25 | 3,2514 | € 2.902,00 |
26 | 3,2244 | € 2.879,20 |
27 | 3,1981 | € 2.856,80 |
28 | 3,1720 | € 2.834,70 |
29 | 3,1472 | € 2.813,50 |
30 | 3,1234 | € 2.793,20 |
31 | 3,1003 | € 2.773,40 |
32 | 3,0787 | € 2.754,70 |
33 | 3,0587 | € 2.737,30 |
34 | 3,0398 | € 2.720,80 |
35 | 3,0226 | € 2.705,50 |
36 | 3,0069 | € 2.691,60 |
37 | 2,9924 | € 2.678,60 |
38 | 2,9792 | € 2.666,70 |
39 | 2,9673 | € 2.655,80 |
40 | 2,9568 | € 2.646,00 |
41 | 2,9477 | € 2.637,40 |
42 | 2,9400 | € 2.629,90 |
43 | 2,9336 | € 2.623,40 |
44 | 2,9283 | € 2.617,80 |
45 | 2,9245 | € 2.613,50 |
46 | 2,9213 | € 2.609,60 |
47 | 2,9190 | € 2.606,50 |
48 | 2,9177 | € 2.604,00 |
49 | 2,9172 | € 2.602,40 |
50 | 2,9173 | € 2.601,10 |
51 | 2,9179 | € 2.600,40 |
52 | 2,9197 | € 2.600,50 |
53 | 2,9223 | € 2.601,20 |
54 | 2,9265 | € 2.603,20 |
55 | 2,9319 | € 2.606,00 |
56 | 2,9396 | € 2.610,30 |
57 | 2,9496 | € 2.615,70 |
58 | 2,9627 | € 2.623,50 |
59 | 2,9786 | € 2.632,90 |
60 | 2,9972 | € 2.644,20 |
61 | 3,0195 | € 2.657,90 |
62 | 3,0447 | € 2.673,70 |
63 | 3,0736 | € 2.692,30 |
64 | 3,1075 | € 2.714,10 |
65 | 3,1458 | € 2.739,00 |
66 | 3,1902 | € 2.768,30 |
67 | 3,2408 | € 2.802,10 |
68 | 3,3035 | € 2.845,60 |
Voorbeeld
Een deelnemer gaat met 64 jaar met pensioen. Hij heeft een ouderdomspensioen van € 35.000, - per jaar opgebouwd. Hij wil € 1.000, - per jaar omzetten naar een partnerpensioen. Hij krijgt dan € 1.000,- x 3,1075 = € 3.107,50 per jaar extra partnerpensioen. Zijn ouderdomspensioen wordt vervolgens actuarieel gereduceerd volgens de tabel in paragraaf 2a.
d. Hoog-laagregeling (artikel 20)
Het ouderdomspensioen kan in plaats van het oorspronkelijke (gelijkblijvende) ouderdomspensioen ook via hoog-laagregeling uitgekeerd worden. Dit wil zeggen dat gedurende een bepaalde periode een hoge uitkering wordt uitgekeerd en vervolgens levenslang een lagere uitkering. Er zijn vier mogelijkheden:
a) De hoge uitkering wordt uitgekeerd tot de eerste dag van de maand waarin de deelnemer de AOW- gerechtigde leeftijd bereikt;
b) De hoge uitkering wordt uitgekeerd tot de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de deelnemer de 70-jarige leeftijd bereikt;
c) De hoge uitkering wordt uitgekeerd tot de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de deelnemer de 75-jarige leeftijd bereikt;
d) Een extra hoge uitkering tot de eerste dag van de maand waarin de deelnemer de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt.
a) Hoge uitkering tot de AOW-gerechtigde leeftijd
De lage uitkering dient 75% van de hoge uitkering te bedragen. In onderstaande tabel staat de factor behorende bij een hoge respectievelijk lage uitkering ten opzichte van de oorspronkelijke gelijkblijvende uitkering van het ouderdomspensioen.
Pensioenleeftijd | Hoog tot AOW-leeftijd | |||||||||||
66 | 66 4/12 | 66 7/12 | 66 10/12 | 67 | 67 3/12 | |||||||
Hoog | Laag | Hoog | Laag | Hoog | Laag | Hoog | Laag | Hoog | Laag | Hoog | Laag | |
57 | 1,190 | 0,892 | 1,185 | 0,889 | 1,182 | 0,887 | 1,179 | 0,884 | 1,177 | 0,883 | 1,174 | 0,880 |
58 | 1,200 | 0,900 | 1,195 | 0,897 | 1,192 | 0,894 | 1,189 | 0,891 | 1,186 | 0,890 | 1,183 | 0,887 |
59 | 1,212 | 0,909 | 1,207 | 0,905 | 1,203 | 0,902 | 1,199 | 0,900 | 1,197 | 0,898 | 1,194 | 0,895 |
60 | 1,224 | 0,918 | 1,219 | 0,914 | 1,215 | 0,911 | 1,211 | 0,908 | 1,209 | 0,906 | 1,205 | 0,904 |
61 | 1,238 | 0,928 | 1,232 | 0,924 | 1,228 | 0,921 | 1,224 | 0,918 | 1,221 | 0,916 | 1,217 | 0,913 |
62 | 1,253 | 0,940 | 1,247 | 0,935 | 1,243 | 0,932 | 1,238 | 0,929 | 1,235 | 0,927 | 1,231 | 0,923 |
63 | 1,270 | 0,953 | 1,264 | 0,948 | 1,259 | 0,944 | 1,254 | 0,941 | 1,251 | 0,938 | 1,246 | 0,935 |
64 | 1,289 | 0,967 | 1,282 | 0,961 | 1,277 | 0,958 | 1,272 | 0,954 | 1,268 | 0,951 | 1,263 | 0,947 |
65 | 1,310 | 0,982 | 1,302 | 0,977 | 1,297 | 0,973 | 1,291 | 0,968 | 1,287 | 0,966 | 1,282 | 0,962 |
66 | 1,325 | 0,994 | 1,319 | 0,989 | 1,313 | 0,985 | 1,309 | 0,982 | 1,303 | 0,977 | ||
67 | 1,327 | 0,995 |
In bovenstaande tabel vindt de eerste uitkering na Uitruil plaats op de 1-ste van de maand volgend op de ingangsleeftijd ouderdomspensioen die in de eerste kolom wordt genoemd. De laatste hoge uitkering zal plaatsvinden tot de maand, waarin de deelnemer de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt.
Voorbeeld
Als een (gewezen) deelnemer van 60 jaar besluit om tot zijn AOW-gerechtigde leeftijd van 66 jaar en 10 maanden een hoge uitkering te ontvangen en vervolgens een levenslange lage uitkering, dan bedraagt de hoge uitkering 1,211 maal het oorspronkelijke ouderdomspensioen en de lage uitkering 0,908 maal het oorspronkelijke ouderdomspensioen. Dus was het oorspronkelijke ouderdomspensioen van een deelnemer die zijn pensioen in laat gaan op 60 jaar € 10.000,-, dan wordt van leeftijd 60 tot 66 jaar en 10 maanden € 12.110,- uitgekeerd en na die periode € 9.080,-.
b) Xxxx uitkering tot 67 jaar, 70 jaar of 75 jaar
De lage uitkering dient 75% van de hoge uitkering te bedragen. In onderstaande tabel staat de factor behorende bij een hoge respectievelijk lage uitkering ten opzichte van de oorspronkelijke gelijkblijvende uitkering van het ouderdomspensioen.
Pensioenleeftijd | 67 | Hoog tot | 70 | 75 | |||||
Hoog | Laag | Hoog | Laag | Hoog | Laag | ||||
57 | 1,177 | 0,883 | 1,142 | 0,856 | 1,094 | 0,821 | |||
58 | 1,186 | 0,890 | 1,149 | 0,862 | 1,099 | 0,824 | |||
59 | 1,197 | 0,898 | 1,158 | 0,868 | 1,104 | 0,828 | |||
60 | 1,209 | 0,906 | 1,166 | 0,875 | 1,109 | 0,832 | |||
61 | 1,221 | 0,916 | 1,176 | 0,882 | 1,115 | 0,836 | |||
62 | 1,235 | 0,927 | 1,187 | 0,890 | 1,121 | 0,841 | |||
63 | 1,251 | 0,938 | 1,199 | 0,899 | 1,128 | 0,846 | |||
64 | 1,268 | 0,951 | 1,212 | 0,909 | 1,136 | 0,852 | |||
65 | 1,287 | 0,966 | 1,227 | 0,920 | 1,145 | 0,859 | |||
66 | 1,309 | 0,982 | 1,243 | 0,932 | 1,155 | 0,866 | |||
67 | 1,261 | 0,946 | 1,166 | 0,874 | |||||
68 | 1,282 | 0,962 | 1,178 | 0,883 | |||||
69 | |||||||||
70 |
In bovenstaande tabel vindt de eerste uitkering na Uitruil plaats op de 1-ste van de maand volgend op de ingangsleeftijd ouderdomspensioen die in de eerste kolom wordt genoemd. De laatste hoge uitkering zal plaatsvinden op de 1-ste van de maand volgend op de leeftijd die in de kolomtitel wordt genoemd.
Voorbeeld
Als een (gewezen) deelnemer van 60 jaar besluit om tot 70 jaar een hoge uitkering te ontvangen en vervolgens een levenslange lage uitkering, dan bedraagt de hoge uitkering 1,166 maal het oorspronkelijke ouderdomspensioen en de lage uitkering 0,875 maal het oorspronkelijke ouderdomspensioen. Dus was het oorspronkelijke ouderdomspensioen van een deelnemer die zijn
pensioen in laat gaan op 60 jaar € 10.000,-, xxx wordt van leeftijd 60 tot 70 jaar € 11.660,- uitgekeerd na die periode € 8.750,-.
c) Extra hoge uitkering tot de AOW-gerechtigde leeftijd
De tabel toont slechts de AOW-leeftijden van de komende jaren. De bedragen van de niet getoonde AOW-leeftijden zijn op aanvraag beschikbaar bij het fonds.
Pensioenleeftijd AOW-leeftijd
66 | 66 4/12 | 66 7/12 | 66 10/12 | 67 | 67 3/12 | |
57 | 362,84 | 375,01 | 384,13 | 393,24 | 399,33 | 408,20 |
58 | 333,33 | 346,08 | 355,63 | 365,19 | 371,57 | 380,88 |
59 | 301,66 | 315,01 | 325,02 | 335,04 | 341,72 | 351,49 |
60 | 267,67 | 281,65 | 292,13 | 302,63 | 309,62 | 319,87 |
61 | 231,16 | 245,80 | 256,77 | 267,76 | 275,08 | 285,83 |
62 | 191,85 | 207,19 | 218,70 | 230,20 | 237,87 | 249,15 |
63 | 149,42 | 165,52 | 177,59 | 189,66 | 197,71 | 209,55 |
64 | 103,53 | 120,43 | 133,10 | 145,78 | 154,23 | 166,68 |
65 | 53,83 | 71,57 | 84,87 | 98,17 | 107,04 | 120,13 |
66 | 18,59 | 32,53 | 46,46 | 55,76 | 69,53 | |
De bovenstaande tabel geeft het jaarbedrag aan, waarmee het direct ingaande levenslange ouderdomspensioen wordt verlaagd, indien de deelnemer € 1.000 direct ingaand tijdelijk ouderdomspensioen per jaar wenst te ontvangen tot zijn AOW-gerechtigde leeftijd.
3. Afkoopvoet kleine pensioenen
a. Afkoop ouderdomspensioen en partnerpensioen
Als het fonds besluit om het pensioen af te kopen op grond van artikel 7.7, 12.4 of 14.3 dan krijgt de rechthebbende in plaats van pensioen een afkoopsom. De hoogte van de afkoopsom is afhankelijk van de soort pensioenuitkering en is te berekenen met de tabel op de volgende bladzijde.
Leeftijd
Uitgesteld ouderdoms- pensioen ingaand op
Meeverzekerd (latent) nabestaanden-
68 jaar | pensioen | |||
21 | 7,6486 | 2,3479 | 29,1985 | 37,3747 |
22 | 7,7218 | 2,3944 | 28,7995 | 37,0581 |
23 | 7,7935 | 2,4408 | 28,3962 | 36,7357 |
24 | 7,8642 | 2,4868 | 27,9881 | 36,4075 |
25 | 7,9337 | 2,5326 | 27,5751 | 36,0730 |
26 | 8,0023 | 2,5783 | 27,1573 | 35,7331 |
27 | 8,0702 | 2,6240 | 26,7343 | 35,3873 |
28 | 8,1375 | 2,6701 | 26,3060 | 35,0357 |
29 | 8,2050 | 2,7159 | 25,8720 | 34,6786 |
30 | 8,2728 | 2,7616 | 25,4318 | 34,3158 |
31 | 8,3415 | 2,8075 | 24,9848 | 33,9471 |
32 | 8,4118 | 2,8530 | 24,5305 | 33,5726 |
33 | 8,4841 | 2,8981 | 24,0683 | 33,1922 |
34 | 8,5592 | 2,9432 | 23,5978 | 32,8064 |
35 | 8,6376 | 2,9881 | 23,1184 | 32,4153 |
36 | 8,7202 | 3,0329 | 22,6293 | 32,0186 |
37 | 8,8074 | 3,0779 | 22,1298 | 31,6164 |
38 | 8,8998 | 3,1232 | 21,6198 | 31,2090 |
39 | 8,9977 | 3,1688 | 21,0986 | 30,7962 |
40 | 9,1015 | 3,2146 | 20,5660 | 30,3782 |
41 | 9,2115 | 3,2607 | 20,0219 | 29,9552 |
42 | 9,3278 | 3,3072 | 19,4661 | 29,5274 |
43 | 9,4504 | 3,3541 | 18,8986 | 29,0945 |
44 | 9,5792 | 3,4014 | 18,3190 | 28,6562 |
45 | 9,7141 | 3,4492 | 17,7284 | 28,2135 |
46 | 9,8545 | 3,4979 | 17,1261 | 27,7654 |
47 | 10,0001 | 3,5473 | 16,5136 | 27,3135 |
48 | 10,1504 | 3,5972 | 15,8907 | 26,8564 |
49 | 10,3048 | 3,6477 | 15,2575 | 26,3938 |
50 | 10,4630 | 3,6991 | 14,6142 | 25,9257 |
51 | 10,6252 | 3,7513 | 13,9605 | 25,4522 |
52 | 10,7922 | 3,8039 | 13,2964 | 24,9740 |
53 | 10,9649 | 3,8571 | 12,6200 | 24,4901 |
54 | 11,1449 | 3,9102 | 11,9296 | 23,9998 |
55 | 11,3339 | 3,9637 | 11,2232 | 23,5032 |
56 | 11,5351 | 4,0167 | 10,4982 | 23,0009 |
57 | 11,7510 | 4,0692 | 9,7513 | 22,4916 |
58 | 11,9838 | 4,1203 | 8,9813 | 21,9762 |
Xxxxxxx tijdelijk partner- pensioen tot 68 jaar
Ingaand levenslang partnerpensioen
59 | 12,2337 | 4,1702 | 8,1870 | 21,4535 |
60 | 12,4996 | 4,2188 | 7,3695 | 20,9236 |
61 | 12,7800 | 4,2647 | 6,5319 | 20,3883 |
62 | 13,0720 | 4,3082 | 5,6763 | 19,8462 |
63 | 13,3757 | 4,3484 | 4,8026 | 19,2957 |
64 | 13,6960 | 4,3836 | 3,9078 | 18,7377 |
65 | 14,0366 | 4,4147 | 2,9877 | 18,1733 |
66 | 14,3993 | 4,4398 | 2,0421 | 17,6011 |
67 | 14,7832 | 4,4590 | 1,0726 | 17,0219 |
68 | 15,1852 | 4,4634 | 0,0826 | 16,4371 |
68.1 | 15,2187 | 4,4642 | ||
69 | 15,8484 | |||
70 | 15,2530 | |||
71 | 14,6541 | |||
72 | 14,0516 | |||
73 | 13,4447 | |||
74 | 12,8368 | |||
75 | 12,2270 | |||
76 | 11,6188 | |||
77 | 11,0123 | |||
78 | 10,4092 | |||
79 | 9,8114 | |||
80 | 9,2183 | |||
81 | 8,6388 | |||
82 | 8,0713 | |||
83 | 7,5201 | |||
84 | 6,9850 | |||
85 | 6,4682 | |||
86 | 5,9757 | |||
87 | 5,5103 | |||
88 | 5,0744 | |||
89 | 4,6631 | |||
90 | 4,2840 | |||
91 | 3,9396 | |||
92 | 3,6155 | |||
93 | 3,3197 | |||
94 | 3,0518 | |||
95 | 2,8109 | |||
96 | 2,5961 | |||
97 | 2,4059 | |||
98 | 2,2387 | |||
99 | 2,0921 |
In bovenstaande tabel is de leeftijd in de eerste kolom afwijkend van de pensioenleeftijd. Indien afkoop op pensioendatum plaatsheeft, dan dient men uit te gaan van de factor bij de leeftijd 68 jaar + 1 maand.
De afkoopsom is afhankelijk van de leeftijd van de deelnemer op het moment van afkoop. In plaats van de oorspronkelijke aanspraak op ouderdomspensioen op 68-jarige leeftijd krijgt de deelnemer een bedrag ineens. Voor de bepaling van de hoogte van dat bedrag, wordt de oorspronkelijke aanspraak vermenigvuldigd met de bij de leeftijd behorende afkoopfactor.
b. Afkoop wezenpensioen
Als het fonds besluit om het pensioen af te kopen op grond van artikel 9.6 dan krijgt de rechthebbende in plaats van pensioen een afkoopsom. De hoogte van de afkoopsom is te berekenen met onderstaande tabel.
23 jaar | |
0 | 17,8815 |
1 | 17,3117 |
2 | 16,6969 |
3 | 16,0695 |
4 | 15,4308 |
5 | 14,7809 |
6 | 14,1196 |
7 | 13,4462 |
8 | 12,7593 |
9 | 12,0574 |
10 | 11,3382 |
11 | 10,5988 |
12 | 9,8364 |
13 | 9,0493 |
14 | 8,2371 |
15 | 7,4014 |
16 | 6,5449 |
17 | 5,6709 |
18 | 4,7797 |
19 | 3,8681 |
20 | 2,9324 |
21 | 1,9737 |
22 | 0,9946 |
23 | 0,0000 |
Leeftijd wezenpensioen tot
De afkoopsom is afhankelijk van de leeftijd van de wees op het moment van afkoop. In plaats van de oorspronkelijke aanspraak op wezenpensioen krijgt de wees een bedrag ineens. Voor de bepaling van de hoogte van dat bedrag, wordt de oorspronkelijke aanspraak vermenigvuldigd met de bij de leeftijd behorende afkoopfactor.
4 Inkoopfactoren (artikel 28)
a. Inkoop direct ingaand levenslang partnerpensioen artikel 28.5a
Leeftijd Inkoop ingaand levenslang partnerpensioen
21 | 2,680 |
22 | 2,700 |
23 | 2,720 |
24 | 2,750 |
25 | 2,770 |
26 | 2,800 |
27 | 2,830 |
28 | 2,850 |
29 | 2,880 |
30 | 2,910 |
31 | 2,950 |
32 | 2,980 |
33 | 3,010 |
34 | 3,050 |
35 | 3,080 |
36 | 3,120 |
37 | 3,160 |
38 | 3,200 |
39 | 3,250 |
40 | 3,290 |
41 | 3,340 |
42 | 3,390 |
43 | 3,440 |
44 | 3,490 |
45 | 3,540 |
46 | 3,600 |
47 | 3,660 |
48 | 3,720 |
49 | 3,790 |
50 | 3,860 |
51 | 3,930 |
52 | 4,000 |
53 | 4,080 |
54 | 4,170 |
55 | 4,250 |
56 | 4,350 |
57 | 4,450 |
58 | 4,550 |
59 | 4,660 |
60 | 4,780 |
61 | 4,900 |
62 | 5,040 |
63 | 5,180 |
64 | 5,340 |
65 | 5,500 |
66 | 5,680 |
67 | 5,870 |
68 | 6,080 |
69 | 6,310 |
70 | 6,560 |
71 | 6,820 |
72 | 7,120 |
73 | 7,440 |
74 | 7,790 |
75 | 8,180 |
76 | 8,610 |
77 | 9,080 |
78 | 9,610 |
79 | 10,190 |
80 | 10,850 |
81 | 11,580 |
82 | 12,390 |
83 | 13,300 |
84 | 14,320 |
85 | 15,460 |
86 | 16,730 |
87 | 18,150 |
88 | 19,710 |
89 | 21,440 |
90 | 23,340 |
91 | 25,380 |
92 | 27,660 |
93 | 30,120 |
94 | 32,770 |
95 | 35,580 |
96 | 38,520 |
97 | 41,560 |
98 | 44,670 |
99 | 47,800 |
De bovenstaande tabel geeft aan hoeveel direct ingaand levenslang partnerpensioen er kan worden aangekocht voor € 100 spaarkapitaal.
b. Inkoop direct ingaand levenslang ouderdomspensioen inclusief 70% levenslang partnerpensioen artikel 28.5c
Op de pensioeningangsdatum heeft de (gewezen) deelnemer de mogelijheid om het saldo van diens pensioenspaarrekening, mits het een kapitaal betreft tot € 10.000,-, of een kapitaal tot € 20.000,- bij een pensioeningang tussen 1 januari 2019 en 31 december 2023, aan te wenden voor inkoop van pensioenuitkeringen in de basispensioenregeling van BP Group Netherlands.
Leeftijd
Inkoop ingegaan
ouderdomspensioen ingaand op 68 jaar incl. 70% latent
partnerpensioen
58 | 2,940 |
59 | 3,000 |
60 | 3,070 |
61 | 3,140 |
62 | 3,220 |
63 | 3,300 |
64 | 3,390 |
65 | 3,490 |
66 | 3,580 |
67 | 3,690 |
68 | 3,810 |
68.1 | 3,820 |
De bovenstaande tabel geeft aan hoeveel direct ingaand ouderdomspensioen in combinatie met 70% uitgesteld partnerpensioen er kan worden aangekocht voor € 100 spaarkapitaal.
Voorbeeld
Als de (gewezen) deelnemer € 5.000,- aan saldo van diens pensioenspaarrekening op leeftijd 68 aanwendt voor inkoop van pensioenuitkeringen, dan resulteert dat in een extra pensioenuitkering van
€ 190,50 inclusief 70% partnerpensioen binnen de basispensioenregeling (levenslang).
Bijlage 3. BELEGGINGSFONDSEN EN -KOSTEN
Hieronder zijn de beleggingsfondsen waaruit de (gewezen) deelnemer kan kiezen voor de belegging van zijn beschikbare premies en zoals deze gelden vanaf 1 juli 2019. Deze bijlage kan door het bestuur worden gewijzigd. De actuele beleggingsmogelijkheden en de actuele kosten zijn opvraagbaar bij het fonds.
Beleggingsfondsen | ISIN-code | Lopende kosten (incl. management fee) | In- en uitstap- vergoeding |
BlackRock Euro Government Bond 20yr Target Duration EUR | IE00BSKRJX20 | 0,28% | Geen |
BlackRock Developed World Index Sub-Fund - Flexible Accumulating EUR | IE00B61D1398 | 0,28% | Geen |
BlackRock Emerging Markets Index Sub-Fund - Flexible Accumulating EUR | IE00B3D07M82 | 0,28% | Geen |
BlackRock Euro Credit Bond Index Fund - Flexible Accumulating EUR | IE0005032192 | 0,28% | Geen |
BlackRock Euro Government Inflation-Linked Bond Fund - Flexible Accumulating EUR | IE0031080751 | 0,28% | Geen |
BlackRock Euro Government Inflation-Linked Bond Fund - Flexible Accumulating EUR (II) | IE00B4WXT741 | 0,28% | Geen |
BlackRock Institutional Euro Liquidity Fund - Agency Accumulating EUR | IE00B3KF1681 | 0,28% | Geen |
BlackRock Europe Index Sub-Fund - Flexible Accumulating EUR | IE00B4L8LJ62 | 0,28% | Geen |
Bijlage 4. JAARLIJKS TE WIJZIGEN BEDRAGEN
Artikel | Omschrijving | Vastgesteld per | Geldig tot | Bedrag |
4.3 | Bedrag art. 18ga Wet LB | 1 januari 2023 | 1 januari 2024 | € 128.810,- |
4.7 | Franchise | 1 januari 2023 | 1 januari 2024 | € 16.322,- |
2.3 en 8.3 | Tijdelijk partnerpensioen | 1 januari 2023 | 1 januari 2024 | € 27.061,- |
20.4b | Eenmaal de AOW-uitkering voor een gehuwde inclusief vakantie-uitkering | 1 januari 2023 | 1 januari 2024 | € 12.241,- |
20.4b | Tweemaal de AOW-uitkering voor een gehuwde inclusief vakantie-uitkering | 1 januari 2023 | 1 januari 2024 | € 24.482,- |
7.7, 9.6, 12.4b, 14.3, 14.5 en de begripsbepalingen | Wettelijk afkoopbedrag | 1 januari 2023 | 1 januari 2024 | € 594,89 |
10.2 | Maximum dagloon op jaarbasis voor de WIA | 1 januari 2023 | 1 januari 2024 | € 66.956,- |
10.5 | Maximaal arbeidsongeschikt- heidspensioen | 1 januari 2023 | 1 januari 2024 | € 157.400,- |