OVEREENKOMST TUSSEN
OVEREENKOMST TUSSEN
HET KONINKRIJK BELGIE EN
HET KONINKRIJK NOORWEGEN
TOT HET VERMIJDEN VAN DUBBELE BELASTING INZAKE BELASTINGEN NAAR HET INKOMEN
EN TOT HET VOORKOMEN VAN HET ONTDUIKEN VAN BELASTING
OVEREENKOMST TUSSEN
HET KONINKRIJK BELGIE EN
HET KONINKRIJK NOORWEGEN
TOT HET VERMIJDEN VAN DUBBELE BELASTING INZAKE BELASTINGEN NAAR HET INKOMEN
EN TOT HET VOORKOMEN VAN HET ONTDUIKEN VAN BELASTING
HET KONINKRIJK BELGIE,
DE VLAAMSE GEMEENSCHAP, DE FRANSE GEMEENSCHAP,
DE DUITSTALIGE GEMEENSCHAP, HET VLAAMSE GEWEST,
HET WAALSE GEWEST,
en HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST,
enerzijds, EN
HET KONINKRIJK NOORWEGEN,
anderzijds,
WENSENDE een Overeenkomst te sluiten tot het vermijden van dubbele belasting inzake belastingen naar het inkomen en tot het voorkomen van het ontduiken van belasting,
ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN :
Artikel 1
Personen op wie de Overeenkomst van toepassing is
Deze Overeenkomst is van toepassing op personen die inwoner zijn van een of van beide overeenkomstsluitende Staten.
Artikel 2
Belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is
1. Deze Overeenkomst is van toepassing op belastingen naar het inkomen die, ongeacht de wijze van heffing, worden geheven ten behoeve van een overeenkomstsluitende Staat of van de staatkundige onderdelen of plaatselijke gemeenschappen daarvan.
2. Als belastingen naar het inkomen worden beschouwd alle belastingen die worden geheven van het gehele inkomen, of van bestanddelen van het inkomen, daaronder begrepen belastingen naar voordelen verkregen uit de vervreemding van roerende of onroerende goederen, belastingen naar het totale bedrag van de door ondernemingen betaalde lonen of salarissen, alsmede belastingen naar waardevermeerdering.
3. De bestaande belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is, zijn met name :
a) in Noorwegen:
(i) de nationale inkomstenbelasting;
(ii) de gemeentelijke inkomstenbelasting van de gewesten;
(iii) de gemeentelijke inkomstenbelasting;
(iv) de nationale belasting op inkomen uit het onderzoek naar en de ontginning van onderzeese olievelden en uit daarmede verbonden werkzaamheden en arbeid, daaronder begrepen transport van ruwe petroleum langs pijpleidingen; en
(v) de nationale belasting op beloningen van buitenlandse artiesten;
(hierna te noemen "Noorse belasting");
b) in België :
(i) de personenbelasting;
(ii) de vennootschapsbelasting;
(iii) de rechtspersonenbelasting;
(iv) de belasting van niet-inwoners;
met inbegrip van de voorheffingen en de opcentiemen op die belastingen en voorheffingen;
(hierna te noemen "Belgische belasting").
4. De Overeenkomst is ook van toepassing op alle gelijke of in wezen gelijksoortige belastingen die na de datum van de ondertekening van de Overeenkomst naast of in de plaats van de bestaande belastingen worden geheven. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten delen elkaar alle belangrijke wijzigingen mee die in hun belastingwetten zijn aangebracht.
Artikel 3 Algemene bepalingen
1. Voor de toepassing van deze Overeenkomst, tenzij het zinsverband anders vereist :
a) betekent de uitdrukking “Noorwegen” het Koninkrijk Noorwegen, en omvat ze het grondgebied, de binnenlandse wateren, de territoriale zee en het gebied buiten de territoriale zee waar het Koninkrijk Noorwegen volgens de Noorse wetgeving en in overeenstemming met het internationaal recht, zijn rechten met betrekking tot de zeebodem en de ondergrond en hun natuurlijke rijkdommen mag uitoefenen; de uitdrukking omvat niet Svalbard, Xxx Xxxxx en de van Noorwegen afhankelijke gebieden ("biland");
b) betekent de uitdrukking "België" het Koninkrijk België; in aardrijkskundig verband gebruikt betekent zij het grondgebied van het Koninkrijk België, daaronder begrepen de territoriale zee en alle andere maritieme zones en luchtgebieden waarover het Koninkrijk België, in overeenstemming met het internationaal recht, soevereine rechten of zijn rechtsmacht uitoefent;
c) betekenen de uitdrukkingen "een overeenkomstsluitende Staat" en "de andere overeenkomstsluitende Staat" Noorwegen of België, al naar het zinsverband vereist;
d) omvat de uitdrukking "persoon" een natuurlijke persoon, een vennootschap en elke andere vereniging van personen;
e) betekent de uitdrukking "vennootschap" elke rechtspersoon of elke entiteit die voor de belastingheffing als een rechtspersoon wordt behandeld;
f) heeft de uitdrukking "onderneming" betrekking op het uitoefenen van eender welk bedrijf;
g) betekenen de uitdrukkingen "onderneming van een overeenkomstsluitende Staat" en "onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat" respectievelijk een onderneming gedreven door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat en een onderneming gedreven door een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat;
h) betekent de uitdrukking "internationaal verkeer" elk vervoer door een schip of luchtvaartuig, behalve indien het schip of luchtvaartuig slechts tussen in een overeenkomstsluitende Staat gelegen plaatsen wordt geëxploiteerd;
i) betekent de uitdrukking "bevoegde autoriteit":
(i) in Noorwegen, de Minister van Financiën of de bevoegde vertegenwoordiger van de Minister;
(ii) in België, naargelang het geval, de Minister van Financiën van de federale Regering en/of van de Regering van een Gewest en/of van een Gemeenschap, of zijn gemachtigde vertegenwoordiger;
j) betekent de uitdrukking "onderdaan", met betrekking tot een overeenkomstsluitende Staat :
(i) elke natuurlijke persoon die de nationaliteit of het staatsburgerschap van die overeenkomstsluitende Staat bezit; en
(ii) elke rechtspersoon, deelgenootschap (partnership) of vereniging waarvan de rechtspositie als zodanig is ontleend aan de wetgeving die in die overeenkomstsluitende Staat van kracht is;
k) omvat de uitdrukking "uitoefenen van een bedrijf" het uitoefenen van een vrij beroep en het uitoefenen van andere werkzaamheden van zelfstandige aard;
l) betekent de uitdrukking "pensioenfonds" elke persoon die in een overeenkomstsluitende Staat is gevestigd en die pensioenstelsels beheert of pensioenuitkeringen verschaft op voorwaarde dat die persoon ofwel:
(i) wat België betreft, een pensioenfonds is dat onder toezicht staat van de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten (FSMA) of van de Nationale Bank van België; of
(ii) wat Noorwegen betreft, een pensioenstelsel (“pensjonskasse”) is dat onder toezicht staat van de financiële toezichthoudende autoriteit van Noorwegen.
2. Voor de toepassing van de Overeenkomst op enig tijdstip door een overeenkomstsluitende Staat heeft, tenzij het zinsverband anders vereist, elke niet erin omschreven uitdrukking de betekenis welke die uitdrukking op dat tijdstip heeft volgens het recht van die Staat met betrekking tot de belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is. Elke betekenis overeenkomstig het belastingrecht dat in die Staat van toepassing is, heeft voorrang op een betekenis die aan die uitdrukking wordt gegeven overeenkomstig andere rechtsgebieden van die Staat.
Artikel 4 Inwoner
1. Voor de toepassing van deze Overeenkomst betekent de uitdrukking "inwoner van een overeenkomstsluitende Staat" iedere persoon die, ingevolge de wetgeving van die Staat, aldaar aan belasting is onderworpen op grond van zijn woonplaats, verblijf, plaats van leiding of enige andere soortgelijke omstandigheid, en omvat zij eveneens die Staat en elk staatkundig onderdeel of plaatselijke gemeenschap daarvan. Die uitdrukking omvat echter niet personen die in die Staat alleen ter zake van inkomsten uit in die Staat gelegen bronnen aan belasting zijn onderworpen.
2. Indien een natuurlijke persoon ingevolge de bepalingen van paragraaf 1 inwoner van beide overeenkomstsluitende Staten is, wordt zijn toestand als volgt geregeld :
a) hij wordt geacht enkel inwoner te zijn van de Staat waar hij een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft; indien hij in beide Staten een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft, wordt hij geacht enkel inwoner te zijn van de Staat waarmee zijn persoonlijke en economische betrekkingen het nauwst zijn (middelpunt van de levensbelangen);
b) indien niet kan worden bepaald in welke Staat hij het middelpunt van zijn levensbelangen heeft of indien hij in geen van de Staten een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft, wordt hij geacht enkel inwoner te zijn van de Staat waar hij gewoonlijk verblijft;
c) indien hij gewoonlijk verblijft in beide Staten of in geen van beide, wordt hij geacht enkel inwoner te zijn van de Staat waarvan hij onderdaan is;
d) indien hij onderdaan is van beide Staten of van geen van beide, regelen de bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten de aangelegenheid in onderlinge overeenstemming.
3. Indien een andere dan een natuurlijke persoon ingevolge de bepalingen van paragraaf 1 inwoner is van beide overeenkomstsluitende Staten, wordt hij geacht enkel inwoner te zijn van de Staat waar zijn plaats van werkelijke leiding is gelegen.
Artikel 5 Vaste inrichting
1. Voor de toepassing van deze Overeenkomst betekent de uitdrukking "vaste inrichting" een vaste bedrijfsinrichting met behulp waarvan de werkzaamheden van een onderneming geheel of gedeeltelijk worden uitgeoefend.
2. De uitdrukking "vaste inrichting" omvat in het bijzonder :
a) een plaats waar leiding wordt gegeven;
b) een filiaal;
c) een kantoor;
d) een fabriek;
e) een werkplaats; en
f) een mijn, een olie- of gasbron, een steengroeve of enige andere plaats waar natuurlijke rijkdommen worden gewonnen.
3. De plaats van uitvoering van een bouwwerk of van constructiewerkzaamheden is slechts dan een vaste inrichting indien de duur daarvan twaalf maanden overschrijdt.
4. Wanneer een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat diensten verricht
a) met behulp van een natuurlijke persoon die in die andere Staat verblijft gedurende een tijdvak of tijdvakken die in enig tijdperk van twaalf maanden een totaal van 183 dagen te boven gaan, en meer dan 50 percent van de bruto-ontvangsten die kunnen worden toegerekend aan de actieve uitoefening van het bedrijf van de onderneming gedurende dat tijdvak of die tijdvakken, afkomstig is van de diensten die in die andere Staat met behulp van die natuurlijke persoon zijn verricht, of
b) gedurende een tijdvak of tijdvakken die in enig tijdperk van twaalf maanden een totaal van 183 dagen te boven gaan, en deze diensten verricht worden voor hetzelfde project of met elkaar verbonden projecten met behulp van één of meer natuurlijke personen die in die andere Staat verblijven en er zulke diensten verrichten,
worden de activiteiten die voor het verrichten van die diensten in die andere Staat worden uitgeoefend, niettegenstaande de bepalingen van de paragrafen 1, 2 en 3, geacht te zijn uitgeoefend met behulp van een in die andere Staat gevestigde vaste inrichting van de onderneming, tenzij die diensten beperkt blijven tot de in paragraaf 5 vermelde diensten die, indien zij met behulp van een vaste bedrijfsinrichting zouden worden verricht, die vaste bedrijfsinrichting niet tot een vaste inrichting zouden stempelen ingevolge de bepalingen van die paragraaf. Voor de toepassing van deze paragraaf worden diensten die door een natuurlijke persoon voor een onderneming verricht worden, niet beschouwd als zijnde verricht door een andere onderneming met behulp van die natuurlijke persoon tenzij die andere onderneming toezicht houdt over, de leiding heeft over of controle uitoefent op de manier waarop die diensten door de natuurlijke persoon worden verricht.
5. Niettegenstaande de voorgaande bepalingen van dit artikel wordt een "vaste inrichting" niet aanwezig geacht indien :
a) gebruik wordt gemaakt van inrichtingen, uitsluitend voor de opslag, uitstalling of levering van aan de onderneming toebehorende goederen of koopwaar;
b) een voorraad van aan de onderneming toebehorende goederen of koopwaar wordt aangehouden, uitsluitend voor opslag, uitstalling of levering;
c) een voorraad van aan de onderneming toebehorende goederen of koopwaar wordt aangehouden, uitsluitend voor de bewerking of verwerking door een andere onderneming;
d) een vaste bedrijfsinrichting wordt aangehouden, uitsluitend om voor de onderneming goederen of koopwaar aan te kopen of inlichtingen in te winnen;
e) een vaste bedrijfsinrichting wordt aangehouden, uitsluitend om voor de onderneming andere werkzaamheden te verrichten, die van voorbereidende aard zijn of het karakter van hulpwerkzaamheden hebben;
f) een vaste bedrijfsinrichting wordt aangehouden, uitsluitend om verscheidene van de in de subparagrafen a) tot e) vermelde werkzaamheden te verrichten, op voorwaarde dat het geheel van de werkzaamheden van de vaste bedrijfsinrichting van voorbereidende aard is of het karakter van hulpwerkzaamheden heeft.
6. Indien een persoon – niet zijnde een onafhankelijke vertegenwoordiger op wie paragraaf
7 van toepassing is – voor een onderneming werkzaam is en in een overeenkomstsluitende Staat een machtiging bezit om namens de onderneming overeenkomsten af te sluiten en dit recht aldaar gewoonlijk uitoefent, wordt die onderneming, niettegenstaande de bepalingen van de paragrafen 1 en 2, geacht een vaste inrichting in die Staat te hebben voor alle werkzaamheden welke deze persoon voor de onderneming verricht, tenzij de werkzaamheden van die persoon beperkt blijven tot de in paragraaf 5 vermelde werkzaamheden die, indien zij met behulp van een vaste bedrijfsinrichting zouden worden verricht, die vaste bedrijfsinrichting niet tot een vaste inrichting zouden stempelen ingevolge de bepalingen van die paragraaf.
7. Een onderneming wordt niet geacht een vaste inrichting in een overeenkomstsluitende Staat te bezitten op grond van de enkele omstandigheid dat zij aldaar zaken doet door middel van een makelaar, een algemeen commissionair of enige andere onafhankelijke vertegenwoordiger, op voorwaarde dat deze personen in de normale uitoefening van hun bedrijf handelen.
8. De enkele omstandigheid dat een vennootschap die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, een vennootschap beheerst of wordt beheerst door een vennootschap die inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat of die in die andere Staat zaken doet (hetzij met behulp van een vaste inrichting, hetzij op andere wijze), stempelt een van beide vennootschappen niet tot een vaste inrichting van de andere.
Artikel 6
Inkomsten uit onroerende goederen
1. Inkomsten die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat verkrijgt uit in de andere overeenkomstsluitende Staat gelegen onroerende goederen (daaronder begrepen inkomsten uit landbouw- of bosbedrijven) mogen in die andere Staat worden belast.
2. De uitdrukking "onroerende goederen" heeft de betekenis die daaraan wordt toegekend door het recht van de overeenkomstsluitende Staat waar de desbetreffende goederen zijn gelegen. De uitdrukking omvat in ieder geval de goederen die bij de onroerende goederen behoren (daaronder begrepen levende en dode have van landbouw- en bosbedrijven), rechten waarop de bepalingen van het privaatrecht betreffende de grondeigendom van toepassing zijn, vruchtgebruik van onroerende goederen en rechten op veranderlijke of vaste vergoedingen ter zake van de exploitatie, of het recht tot exploitatie, van minerale aardlagen, bronnen en andere bodemrijkdommen; schepen en luchtvaartuigen worden niet als onroerende goederen beschouwd.
3. De bepalingen van paragraaf 1 zijn van toepassing op inkomsten verkregen uit de rechtstreekse exploitatie of het rechtstreekse genot, uit het verhuren of het verpachten, of uit elke andere vorm van exploitatie van onroerende goederen.
4. De bepalingen van de paragrafen 1 en 3 zijn ook van toepassing op inkomsten uit onroerende goederen van een onderneming.
Artikel 7 Ondernemingswinst
1. Winst van een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat is slechts in die Staat belastbaar, tenzij de onderneming in de andere overeenkomstsluitende Staat een bedrijf uitoefent met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting. Indien de onderneming aldus haar bedrijf uitoefent, mag de winst die overeenkomstig de bepalingen van paragraaf 2 aan de vaste inrichting kan worden toegerekend, in die andere Staat worden belast.
2. Voor de toepassing van dit artikel en van artikel 22 is de winst die in elke overeenkomstsluitende Staat aan de in paragraaf 1 bedoelde vaste inrichting kan worden toegerekend, de winst welke die vaste inrichting geacht zou kunnen worden te behalen, in het bijzonder in haar transacties met andere delen van de onderneming, indien zij een afzonderlijke en onafhankelijke onderneming zou zijn, die dezelfde of soortgelijke werkzaamheden zou uitoefenen onder dezelfde of soortgelijke omstandigheden, daarbij rekening houdend met de door de onderneming via de vaste inrichting en via de andere delen van de onderneming verrichte werkzaamheden, gebruikte activa en gedragen risico’s.
3. Indien een overeenkomstsluitende Staat in overeenstemming met paragraaf 2 de winst herziet die kan worden toegerekend aan een vaste inrichting van een onderneming van een van de overeenkomstsluitende Staten, en dienovereenkomstig winst van de onderneming belast die in de andere Staat is belast, herziet de andere Staat op passende wijze het bedrag aan belasting dat van die winst is geheven, voor zover zulks nodig is om dubbele belasting van die winst te vermijden. Bij het bepalen van die herziening plegen de bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten indien nodig overleg met elkaar.
4. Indien in de winst inkomstenbestanddelen zijn begrepen die afzonderlijk in andere artikelen van deze Overeenkomst worden behandeld, worden de bepalingen van die artikelen niet aangetast door de bepalingen van dit artikel.
Artikel 8
Zeevaart, luchtvaart en laadkisten
1. Winst van een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat uit de exploitatie van schepen of luchtvaartuigen in internationaal verkeer is slechts in die Staat belastbaar.
2. Voor de toepassing van dit artikel omvat winst verkregen uit de exploitatie van schepen of luchtvaartuigen in internationaal verkeer met name :
a) winst uit het verhuren met volledige uitrusting, bemanning en voorraden, van schepen of luchtvaartuigen die in internationaal verkeer worden gebruikt;
b) winst uit het verhuren van onbemande schepen of luchtvaartuigen indien die verhuring een bijkomstige activiteit is voor de onderneming die werkzaam is in internationaal verkeer;
c) winst uit het verhuren van laadkisten indien die verhuring een bijkomstige activiteit is voor de onderneming die werkzaam is in internationaal verkeer.
3. De bepalingen van paragraaf 1 zijn ook van toepassing op winst verkregen uit de deelneming in een pool, een gemeenschappelijk bedrijf of een internationaal bedrijfslichaam.
4. De bepalingen van de paragrafen 1, 2 en 3 zijn van toepassing op winst verkregen door het gemeenschappelijke Noorse, Deense en Zweedse luchtvaartconsortium Scandinavian Airlines System (S.A.S.), maar slechts in zoverre als de winst verkregen door SAS Scandinavian Airlines Norge AS, de Noorse deelgenoot van Scandinavian Airlines System (S.A.S.), naar verhouding is tot deze deelneming in die organisatie.
Artikel 9 Afhankelijke ondernemingen
1. Indien
a) een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat onmiddellijk of middellijk deelneemt aan de leiding van, aan het toezicht op, of in het kapitaal van een onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat, of
b) dezelfde personen onmiddellijk of middellijk deelnemen aan de leiding van, aan het toezicht op, of in het kapitaal van een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat en van een onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat,
en in het ene en in het andere geval tussen de twee ondernemingen in hun handelsbetrekkingen of financiële betrekkingen voorwaarden worden overeengekomen of opgelegd die afwijken van die welke zouden worden overeengekomen tussen onafhankelijke ondernemingen, mag winst die een van de ondernemingen zonder deze voorwaarden zou hebben behaald maar ten gevolge van die voorwaarden niet heeft behaald, worden begrepen in de winst van die onderneming en dienovereenkomstig worden belast.
2. Indien een overeenkomstsluitende Staat in de winst van een onderneming van die Staat winst opneemt – en dienovereenkomstig belast – ter zake waarvan een onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat in die andere Staat is belast, en de aldus opgenomen winst winst is die de onderneming van de eerstgenoemde Staat zou hebben behaald indien tussen de twee ondernemingen zodanige voorwaarden zouden zijn overeengekomen als tussen onafhankelijke ondernemingen zouden zijn overeengekomen, herziet die andere Staat op passende wijze het bedrag aan belasting dat aldaar van die winst is geheven, indien die Staat de herziening gerechtvaardigd acht. Bij het bepalen van die herziening wordt rekening gehouden met de overige bepalingen van deze Overeenkomst en plegen de bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten indien nodig overleg met elkaar.
3. De bepalingen van paragraaf 2 zijn niet van toepassing wanneer een of meer transacties, die tot een herziening van de winst overeenkomstig paragraaf 1 leiden, volgens een administratieve of gerechtelijke beslissing als frauduleus beschouwd worden.
Artikel 10 Dividenden
1. Dividenden betaald door een vennootschap die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat aan een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat, mogen in die andere Staat worden belast.
2. Deze dividenden mogen echter ook in de overeenkomstsluitende Staat waarvan de vennootschap die de dividenden betaalt inwoner is overeenkomstig de wetgeving van die Staat worden belast, maar indien de uiteindelijk gerechtigde tot de dividenden inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat, mag de aldus geheven belasting niet hoger zijn dan:
a) 5 percent van het brutobedrag van de dividenden indien de uiteindelijk gerechtigde een pensioenfonds is, op voorwaarde dat de aandelen of andere rechten ter zake waarvan die dividenden worden betaald, in bezit worden gehouden voor het uitoefenen van een in artikel 3, paragraaf 1, l) bedoelde activiteit;
b) 15 percent van het brutobedrag van de dividenden in alle andere gevallen.
3. Niettegenstaande de voorgaande bepalingen van dit artikel worden dividenden niet belast in de overeenkomstsluitende Staat waarvan de vennootschap die de dividenden betaalt inwoner is, indien de uiteindelijk gerechtigde tot de dividenden :
a) een vennootschap is die inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat en die gedurende een ononderbroken tijdvak van ten minste twaalf maanden aandelen bezit die onmiddellijk ten minste 10 percent vertegenwoordigen van het kapitaal van de vennootschap die de dividenden betaalt;
b) wat Noorwegen betreft:
(i) Noorwegen of een staatkundig onderdeel of plaatselijke gemeenschap daarvan is;
(ii) de Centrale Bank van Noorwegen is;
(iii) het "Government Pension Fund Global" is;
(iv) een publiekrechtelijke instelling of een instelling is die volledig of hoofdzakelijk eigendom is van de Regering van Noorwegen, een staatkundig onderdeel of plaatselijke gemeenschap daarvan, waaromtrent tussen de bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten op bepaalde tijdstippen overeenstemming is bereikt;
c) wat België betreft:
(i) België of een staatkundig onderdeel of plaatselijke gemeenschap daarvan is;
(ii) de Nationale Bank van België is;
(iii) de Federale Participatie- en Investeringsmaatschappij is;
(iv) een publiekrechtelijke instelling of een instelling is die volledig of hoofdzakelijk eigendom is van België, een staatkundig onderdeel of plaatselijke gemeenschap daarvan, waaromtrent tussen de bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten op bepaalde tijdstippen overeenstemming is bereikt;
4. De paragrafen 2 en 3 laten onverlet de belastingheffing van de vennootschap ter zake van de winst waaruit de dividenden worden betaald.
5. De uitdrukking "dividenden", zoals gebezigd in dit artikel, betekent inkomsten uit aandelen, winstaandelen of winstbewijzen, mijnaandelen, oprichtersaandelen of andere rechten op een aandeel in de winst, met uitzondering van schuldvorderingen, alsmede inkomsten die worden betaald in de vorm van interest, die volgens de belastingwetgeving van de Staat waarvan de betalende vennootschap inwoner is op dezelfde wijze in de belastingheffing worden betrokken als inkomsten uit aandelen.
6. De bepalingen van de paragrafen 1, 2 en 3, a) zijn niet van toepassing indien de uiteindelijk gerechtigde tot de dividenden, die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, in de andere overeenkomstsluitende Staat waarvan de vennootschap die de dividenden betaalt inwoner is, een bedrijf uitoefent met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting en het aandelenbezit uit hoofde waarvan de dividenden worden betaald, wezenlijk is verbonden met die vaste inrichting. In dat geval zijn de bepalingen van artikel 7 van toepassing.
7. Indien een vennootschap die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat winst of inkomsten verkrijgt uit de andere overeenkomstsluitende Staat, mag die andere Staat geen belasting heffen van de door de vennootschap betaalde dividenden, behalve voor zover die dividenden aan een inwoner van die andere Staat worden betaald of voor zover het aandelenbezit uit hoofde waarvan de dividenden worden betaald wezenlijk is verbonden met een in die andere Staat gelegen vaste inrichting. Die andere Staat mag evenmin de niet uitgedeelde winst van de vennootschap onderwerpen aan een belasting op niet uitgedeelde winst van de vennootschap, zelfs indien de betaalde dividenden of de niet uitgedeelde winst geheel of gedeeltelijk bestaan uit winst of inkomsten die uit die andere Staat afkomstig zijn.
8. Er zal geen vermindering overeenkomstig dit artikel worden verleend indien het belangrijkste doel of één van de belangrijkste doelstellingen van eender welke persoon die betrokken is bij het creëren of het overdragen van de aandelen of andere rechten ter zake waarvan het dividend is betaald, erin bestond voordeel te halen uit dit artikel door middel van het creëren of overdragen van deze aandelen of andere rechten.
Artikel 11 Interest
1. Interest afkomstig uit een overeenkomstsluitende Staat en betaald aan een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat mag in die andere Staat worden belast.
2. Deze interest mag echter ook in de overeenkomstsluitende Staat waaruit hij afkomstig is overeenkomstig de wetgeving van die Staat worden belast, maar indien de uiteindelijk gerechtigde tot de interest inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat, mag de aldus geheven belasting niet hoger zijn dan 10 percent van het brutobedrag van de interest.
3. Niettegenstaande de bepalingen van paragraaf 2 is interest van belasting vrijgesteld in de overeenkomstsluitende Staat waaruit hij afkomstig is indien het gaat om :
a) interest waarvan de uiteindelijk gerechtigde een overeenkomstsluitende Staat is, een staatkundig onderdeel of plaatselijke gemeenschap daarvan of een publiekrechtelijke instelling is van die Staat, dat staatkundig onderdeel of die plaatselijke gemeenschap;
b) interest betaald door een koper aan een verkoper in verband met een handelskrediet wegens termijnbetaling van leveringen van koopwaar, goederen, uitrusting of diensten;
c) interest betaald uit hoofde van leningen van welke aard ook die door een bankonderneming zijn toegestaan, behalve wanneer het gaat om door effecten aan toonder vertegenwoordigde leningen;
d) interest betaald uit hoofde van een krediet van welke aard ook dat door een onderneming aan een andere onderneming is verleend, of van een lening van welke aard ook die door een onderneming aan een andere onderneming is toegestaan;
e) interest betaald aan een pensioenfonds, op voorwaarde dat de schuldvordering ter zake waarvan die interest betaald wordt in bezit wordt gehouden voor het uitoefenen van een in artikel 3, paragraaf 1, l) bedoelde activiteit.
4. De uitdrukking "interest", zoals gebezigd in dit artikel, betekent inkomsten uit schuldvorderingen van welke aard ook, al dan niet gewaarborgd door hypotheek, en in het bijzonder inkomsten uit overheidsleningen en obligaties, daaronder begrepen premies en loten op die effecten. Voor de toepassing van dit artikel omvat deze uitdrukking echter niet boeten voor laattijdige betaling noch interest die overeenkomstig artikel 10, paragraaf 5, als dividenden wordt beschouwd.
5. De bepalingen van de paragrafen 1, 2 en 3 zijn niet van toepassing indien de uiteindelijk gerechtigde tot de interest, die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, in de andere overeenkomstsluitende Staat waaruit de interest afkomstig is, een bedrijf uitoefent met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting en de schuldvordering uit hoofde waarvan de interest is verschuldigd wezenlijk is verbonden met die vaste inrichting. In dat geval zijn de bepalingen van artikel 7 van toepassing.
6. Interest wordt geacht uit een overeenkomstsluitende Staat afkomstig te zijn indien de schuldenaar een inwoner van die Staat is. Indien evenwel de schuldenaar van de interest, ongeacht of hij inwoner van een overeenkomstsluitende Staat is of niet, in een overeenkomstsluitende Staat een vaste inrichting heeft waarvoor de schuld ter zake waarvan de interest wordt betaald is aangegaan, en die interest ten laste komt van die vaste inrichting, wordt die interest geacht afkomstig te zijn uit de Staat waar de vaste inrichting gevestigd is.
7. Indien, ten gevolge van een bijzondere verhouding tussen de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde of tussen hen beiden en een derde, het bedrag van de interest, gelet op de schuldvordering waarvoor hij wordt betaald, hoger is dan het bedrag dat zonder zulk een verhouding door de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde zou zijn overeengekomen, zijn de bepalingen van dit artikel slechts op het laatstbedoelde bedrag van toepassing. In dat geval blijft het daarboven uitgaande deel van de betalingen belastbaar overeenkomstig de wetgeving van elke overeenkomstsluitende Staat en met inachtneming van de overige bepalingen van deze Overeenkomst.
8. Er zal geen vermindering overeenkomstig dit artikel worden verleend indien het belangrijkste doel of één van de belangrijkste doelstellingen van eender welke persoon die betrokken is bij het creëren of het overdragen van de schuldvordering uit hoofde waarvan de interest is betaald, erin bestond voordeel te halen uit dit artikel door middel van het creëren of overdragen van deze schuldvordering.
Artikel 12 Royalty’s
1. Xxxxxxx’x die afkomstig zijn uit een overeenkomstsluitende Staat en waarvan de uiteindelijk gerechtigde een inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat, zijn slechts in die andere Staat belastbaar.
2. De uitdrukking "royalty’s", zoals gebezigd in dit artikel, betekent vergoedingen van welke aard ook voor het gebruik van, of voor het recht van gebruik van, een auteursrecht op een werk op het gebied van letterkunde, kunst of wetenschap, daaronder begrepen bioscoopfilms en films of banden gebruikt voor televisie- of radiouitzendingen, van een octrooi, een fabrieks- of handelsmerk, een tekening, een model, een plan, een geheim recept of een geheime werkwijze, of voor inlichtingen omtrent ervaringen op het gebied van nijverheid, handel of wetenschap.
3. De bepalingen van paragraaf 1 zijn niet van toepassing indien de uiteindelijk gerechtigde tot de royalty’s, die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, in de andere overeenkomstsluitende Staat waaruit de royalty’s afkomstig zijn, een bedrijf uitoefent met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting en het recht of het goed uit hoofde waarvan de royalty’s verschuldigd zijn wezenlijk is verbonden met die vaste inrichting. In dat geval zijn de bepalingen van artikel 7 van toepassing.
4. Indien, ten gevolge van een bijzondere verhouding tussen de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde of tussen hen beiden en een derde, het bedrag van de royalty’s, gelet op het gebruik, het recht of de inlichtingen waarvoor zij worden betaald, hoger is dan het bedrag dat zonder zulk een verhouding door de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde zou zijn overeengekomen, zijn de bepalingen van dit artikel slechts op het laatstbedoelde bedrag van toepassing. In dat geval blijft het daarboven uitgaande deel van de betalingen belastbaar overeenkomstig de wetgeving van elke overeenkomstsluitende Staat en met inachtneming van de overige bepalingen van deze Overeenkomst.
5. Er zal geen vermindering overeenkomstig dit artikel worden verleend indien het belangrijkste doel of één van de belangrijkste doelstellingen van eender welke persoon die betrokken is bij het creëren of het overdragen van de rechten uit hoofde waarvan de royalty’s zijn betaald, erin bestond voordeel te halen uit dit artikel door middel van het creëren of overdragen van deze rechten.
Artikel 13 Vermogenswinst
1. Voordelen die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat verkrijgt uit de vervreemding van onroerende goederen zoals bedoeld in artikel 6 en die in de andere overeenkomstsluitende Staat zijn gelegen, mogen in die andere Staat worden belast.
2. Voordelen verkregen uit de vervreemding van roerende goederen die deel uitmaken van het bedrijfsvermogen van een vaste inrichting die een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat heeft, daaronder begrepen voordelen verkregen uit de vervreemding van die vaste inrichting (alleen of met de gehele onderneming), mogen in die andere Staat worden belast.
3. Voordelen die een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat verkrijgt uit de vervreemding van schepen of luchtvaartuigen die in internationaal verkeer worden geëxploiteerd of van roerende goederen die bij de exploitatie van die schepen of luchtvaartuigen worden gebruikt, zijn slechts in die Staat belastbaar.
4. Voordelen uit de vervreemding van alle andere goederen dan die vermeld in de voorgaande paragrafen zijn slechts belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waarvan de vervreemder inwoner is.
Zulke voordelen mogen ook in de andere overeenkomstsluitende Staat worden belast voor zover ze in de eerstgenoemde Staat niet aan belasting zijn onderworpen. Deze laatste bepaling is evenwel slechts van toepassing in het geval van een natuurlijke persoon die inwoner van die andere overeenkomstsluitende Staat geweest is op enig tijdstip in de loop van de vijf belastbare tijdperken die onmiddellijk voorafgaan aan het jaar waarin de vervreemding plaats had, en slechts op dat deel van het voordeel dat betrekking heeft op het tijdvak vóór die natuurlijke persoon voor het laatst een inwoner werd van de eerstgenoemde Staat.
Artikel 14
Inkomsten uit een dienstbetrekking
1. Onder voorbehoud van de bepalingen van de artikelen 15, 17 en 18 zijn lonen, salarissen en andere soortgelijke beloningen verkregen door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat ter zake van een dienstbetrekking slechts in die Staat belastbaar tenzij de dienstbetrekking in de andere overeenkomstsluitende Staat wordt uitgeoefend. Indien de dienstbetrekking aldaar wordt uitgeoefend, mogen de ter zake daarvan verkregen beloningen in die andere Staat worden belast.
2. Niettegenstaande de bepalingen van paragraaf 1 zijn beloningen verkregen door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat ter zake van een in de andere overeenkomstsluitende Staat uitgeoefende dienstbetrekking slechts in de eerstgenoemde Staat belastbaar, indien :
a) de verkrijger in de andere Staat verblijft gedurende een tijdvak of tijdvakken die in enig tijdperk van twaalf maanden, dat aanvangt of eindigt tijdens het betrokken belastbaar tijdperk, een totaal van 183 dagen niet te boven gaan, en
b) de beloningen worden betaald door of namens een werkgever die geen inwoner van de andere Staat is, en
c) de beloningen niet ten laste komen van een vaste inrichting die de werkgever in de andere Staat heeft.
3. Paragraaf 2 van dit artikel is niet van toepassing op beloningen die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat verkrijgt ter zake van een dienstbetrekking die in de andere overeenkomstsluitende Staat wordt uitgeoefend en die worden betaald door of namens een werkgever die geen inwoner van die andere Staat is indien:
a) de verkrijger gedurende die dienstbetrekking diensten bewijst aan een persoon die niet de werkgever is en die persoon, rechtstreeks of onrechtstreeks, toezicht houdt over, de leiding heeft over of controle uitoefent op de manier waarop die diensten worden verricht, en
b) die diensten een integrerend deel uitmaken van het bedrijf dat door die persoon wordt uitgeoefend.
4. Niettegenstaande de voorgaande bepalingen van dit artikel mogen beloningen, verkregen ter zake van een dienstbetrekking uitgeoefend aan boord van een schip of luchtvaartuig dat in internationaal verkeer wordt geëxploiteerd door een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat, in die Staat worden belast.
Artikel 15 Tantièmes
1. Tantièmes, presentiegelden en andere soortgelijke beloningen verkregen door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat in zijn hoedanigheid van lid van de raad van bestuur of van toezicht of van een gelijkaardig orgaan van een vennootschap die inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat, mogen in die andere Staat worden belast.
De voorgaande bepaling is ook van toepassing op beloningen verkregen ter zake van de uitoefening van werkzaamheden die, volgens de wetgeving van de overeenkomstsluitende Staat waarvan de vennootschap inwoner is, worden behandeld als werkzaamheden van soortgelijke aard als die welke worden verricht door een persoon als bedoeld in de genoemde bepaling.
2. Beloningen die een persoon op wie paragraaf 1 van toepassing is van een vennootschap die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat verkrijgt ter zake van de uitoefening van dagelijkse werkzaamheden van leidinggevende of technische, commerciële of financiële aard, en beloningen die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat verkrijgt ter zake van zijn dagelijkse werkzaamheid als vennoot in een vennootschap – niet zijnde een vennootschap op aandelen – die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, mogen worden belast overeenkomstig de bepalingen van artikel 14 alsof het ging om beloningen die een werknemer ter zake van een dienstbetrekking verkrijgt en alsof de werkgever de vennootschap was.
Artikel 16
Artiesten en sportbeoefenaars
1. Niettegenstaande de bepalingen van de artikelen 7 en 14 mogen inkomsten die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat verkrijgt uit zijn persoonlijke werkzaamheden die hij in de andere overeenkomstsluitende Staat verricht in de hoedanigheid van artiest, zoals toneelspeler, film-, radio- of televisieartiest, of musicus, of in de hoedanigheid van sportbeoefenaar, in die andere Staat worden belast.
2. Indien inkomsten uit werkzaamheden die een artiest of een sportbeoefenaar persoonlijk en als zodanig verricht, niet worden toegekend aan de artiest of aan de sportbeoefenaar zelf maar aan een andere persoon, mogen die inkomsten, niettegenstaande de bepalingen van de artikelen 7 en 14, worden belast in de overeenkomstsluitende Staat waar de werkzaamheden van de artiest of de sportbeoefenaar worden verricht.
3. De bepalingen van de paragrafen 1 en 2 zijn niet van toepassing op inkomsten die verkregen zijn uit werkzaamheden die door artiesten in een overeenkomstsluitende Staat worden verricht, indien het verblijf in die Staat voor een wezenlijk deel wordt gefinancierd uit de openbare middelen van de andere overeenkomstsluitende Staat of van een staatkundig onderdeel of een plaatselijke gemeenschap daarvan.
Artikel 17
Pensioenen en socialezekerheidsuitkeringen
Onder voorbehoud van de bepalingen van artikel 18, paragraaf 2, zijn pensioenen, andere soortgelijke beloningen en socialezekerheidsuitkeringen die zijn betaald aan een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat slechts in die Staat belastbaar. Dergelijke pensioenen, andere soortgelijke beloningen en sociale zekerheidsuitkeringen mogen evenwel ook in de andere overeenkomstsluitende Staat worden belast indien zij uit die Staat afkomstig zijn.
Artikel 18 Overheidsfuncties
1. a) Lonen, salarissen en andere soortgelijke beloningen, betaald door een overeenkomstsluitende Staat of een staatkundig onderdeel of plaatselijke gemeenschap daarvan aan een natuurlijke persoon ter zake van diensten bewezen aan die Staat of aan dat onderdeel of die gemeenschap, zijn slechts in die Staat belastbaar.
b) Die lonen, salarissen en andere soortgelijke beloningen zijn evenwel slechts in de andere overeenkomstsluitende Staat belastbaar indien de diensten in die Staat worden bewezen en de natuurlijke persoon inwoner van die Staat is, die :
(i) onderdaan is van die Staat; of
(ii) niet uitsluitend met het oog op het bewijzen van de diensten inwoner van die Staat is geworden.
2. a) Niettegenstaande de bepalingen van paragraaf 1 zijn pensioenen en andere soortgelijke beloningen die door een overeenkomstsluitende Staat of een staatkundig onderdeel of plaatselijke gemeenschap daarvan, hetzij rechtstreeks, hetzij uit door hen in het leven geroepen fondsen, worden betaald aan een natuurlijke persoon ter zake van diensten bewezen aan die Staat of aan dat onderdeel of die gemeenschap, slechts in die Staat belastbaar.
b) Die pensioenen en andere soortgelijke beloningen zijn evenwel slechts in de andere overeenkomstsluitende Staat belastbaar indien de natuurlijke persoon inwoner en onderdaan is van die Staat.
3. De bepalingen van de artikelen 14, 15, 16 en 17 zijn van toepassing op lonen, salarissen, pensioenen en andere soortgelijke beloningen, betaald ter zake van diensten bewezen in het kader van een bedrijf uitgeoefend door een overeenkomstsluitende Staat of een staatkundig onderdeel of plaatselijke gemeenschap daarvan.
Artikel 19 Studenten
Bedragen die een student of een stagiair die inwoner is, of die onmiddellijk vóór zijn verblijf in een overeenkomstsluitende Staat inwoner was, van de andere overeenkomstsluitende Staat en die uitsluitend voor zijn studie of opleiding in de eerstgenoemde Staat verblijft, ontvangt ten behoeve van zijn onderhoud, studie of opleiding, worden in die Staat niet belast, op voorwaarde dat die bedragen afkomstig zijn uit bronnen buiten die Staat.
Artikel 20 Werkzaamheden buitengaats
1. Niettegenstaande enige andere bepalingen van deze Overeenkomst zijn de bepalingen van dit artikel van toepassing.
2. Een persoon die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat en in de andere overeenkomstsluitende Staat werkzaamheden buitengaats verricht in verband met de exploratie of exploitatie van de in die andere Staat gelegen zeebodem of ondergrond of hun natuurlijke rijkdommen, wordt geacht, onder voorbehoud van de paragrafen 3 en 4 van dit artikel, met betrekking tot die werkzaamheden een bedrijf in die andere Staat uit te oefenen met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting.
3. De bepalingen van paragraaf 2 en van subparagraaf b) van paragraaf 5 zijn niet van toepassing indien de werkzaamheden worden verricht gedurende een tijdvak of tijdvakken die in enig tijdperk van twaalf maanden dat tijdens het desbetreffende belastbaar tijdperk aanvangt of eindigt, een totaal van 30 dagen niet te boven gaan. Voor de toepassing van deze paragraaf:
a) worden werkzaamheden die worden verricht door een onderneming die van een andere onderneming afhankelijk is, evenwel beschouwd te zijn verricht door de onderneming waarvan ze afhankelijk is, indien die werkzaamheden van dezelfde aard zijn als de werkzaamheden welke door de laatstbedoelde onderneming worden verricht;
b) worden twee ondernemingen geacht afhankelijk te zijn indien:
(i) een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat onmiddellijk of middellijk deelneemt aan de leiding van, aan het toezicht op of in het kapitaal van een onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat, of
(ii) dezelfde persoon of personen onmiddellijk of middellijk deelnemen aan de leiding van, aan het toezicht op of in het kapitaal van beide ondernemingen.
4. Winst verkregen door een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat uit het vervoer van voorraden of personeel naar een plaats of tussen plaatsen waar werkzaamheden in verband met de exploratie of exploitatie van de zeebodem of de ondergrond of hun natuurlijke rijkdommen worden verricht in een overeenkomstsluitende Staat, of uit de exploitatie van sleepboten en andere vaartuigen waarvan bij die werkzaamheden gebruik wordt gemaakt, is slechts belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waarvan de onderneming inwoner is.
5. a) Onder voorbehoud van subparagraaf b) van deze paragraaf mogen salarissen, lonen en soortgelijke beloningen, verkregen door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat ter zake van een dienstbetrekking in verband met de exploratie of exploitatie van de in de andere overeenkomstsluitende Staat gelegen zeebodem of ondergrond of hun natuurlijke rijkdommen, in zoverre als de diensten in die andere Staat buitengaats worden verricht, in die andere Staat worden belast. Zulke beloningen zijn evenwel slechts in de eerstgenoemde Staat belastbaar indien de dienstbetrekking buitengaats wordt verricht voor een werkgever die geen inwoner is van de andere Staat en op voorwaarde dat de dienstbetrekking wordt verricht gedurende een tijdvak of tijdvakken die in enig tijdperk van twaalf maanden dat tijdens het desbetreffende belastbaar tijdperk aanvangt of eindigt, een totaal van 30 dagen niet te boven gaan.
b) Salarissen, lonen en soortgelijke beloningen, verkregen door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat ter zake van een dienstbetrekking uitgeoefend aan boord van een schip of luchtvaartuig dat dient voor het vervoer van voorraden of personeel naar een plaats of tussen plaatsen waar werkzaamheden in verband met de exploratie of exploitatie van de zeebodem of de ondergrond of hun natuurlijke rijkdommen worden verricht in de andere overeenkomstsluitende Staat, of ter zake van een dienstbetrekking uitgeoefend aan boord van sleepboten of andere vaartuigen waarvan bij die werkzaamheden gebruik wordt gemaakt, mogen worden belast in de Staat waarvan de onderneming die zulke werkzaamheden verricht inwoner is.
6. Voordelen die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat verkrijgt uit de vervreemding van:
a) exploratie- of exploitatierechten; of
b) goederen gelegen in de andere overeenkomstsluitende Staat die gebruikt worden in verband met de exploratie of exploitatie van de in die andere Staat gelegen zeebodem of ondergrond of hun natuurlijke rijkdommen; of
c) aandelen waarvan de waarde of het grootste deel van de waarde onmiddellijk of middellijk wordt verkregen uit deze rechten of deze goederen of uit deze rechten en deze goederen tezamen,
mogen in de andere overeenkomstsluitende Staat worden belast.
In deze paragraaf betekent “exploratie- of exploitatierechten” rechten op activa die zullen worden voortgebracht door de exploratie of exploitatie in de andere overeenkomstsluitende Staat van de zeebodem of de ondergrond of hun natuurlijke rijkdommen, daaronder begrepen rechten op belangen in of op de voordelen uit deze activa.
Artikel 21 Andere inkomsten
1. Ongeacht de afkomst ervan zijn inkomensbestanddelen van een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat die niet in de voorgaande artikelen van deze Overeenkomst worden behandeld, slechts in die Staat belastbaar.
2. De bepalingen van paragraaf 1 zijn niet van toepassing op inkomsten, niet zijnde inkomsten uit onroerende goederen als omschreven in artikel 6, paragraaf 2, indien de verkrijger van die inkomsten, die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, in de andere overeenkomstsluitende Staat een bedrijf uitoefent met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting en het recht of het goed dat de inkomsten oplevert wezenlijk is verbonden met die vaste inrichting. In dat geval zijn de bepalingen van artikel 7 van toepassing.
3. Niettegenstaande de bepalingen van de paragrafen 1 en 2 mogen inkomensbestanddelen van een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat die niet in de voorgaande artikelen van de Overeenkomst worden behandeld en die uit de andere overeenkomstsluitende Staat afkomstig zijn, in die andere Staat worden belast indien die inkomensbestanddelen niet effectief belast zijn in de eerstgenoemde Staat.
4. De bepalingen van dit artikel zijn niet van toepassing indien het belangrijkste doel of één van de belangrijkste doelstellingen van eender welke persoon die betrokken is bij het creëren of het overdragen van de rechten ter zake waarvan de inkomsten zijn betaald, erin bestond voordeel te halen uit dit artikel door middel van het creëren of overdragen van deze rechten.
Artikel 22
Vermijden van dubbele belasting
1. Onder voorbehoud van de bepalingen van de wetten van Noorwegen inzake het verrekenen met de Noorse belasting van de belasting die verschuldigd is in een buiten Noorwegen gelegen gebied (zonder afbreuk te doen aan het algemene principe van dit artikel)
a) Indien een inwoner van Noorwegen inkomsten verkrijgt die ingevolge de bepalingen van deze Overeenkomst in België mogen worden belast, verleent Noorwegen een vermindering op de belasting naar het inkomen van die inwoner tot een bedrag dat gelijk is aan de in België op die inkomsten betaalde inkomstenbelasting. Deze vermindering mag echter niet dat deel van de inkomstenbelasting overschrijden dat, berekend vóór het verlenen van de vermindering, kan worden toegerekend aan de inkomsten die in België mogen worden belast.
b) Indien ingevolge enige bepaling van de Overeenkomst, inkomsten die een inwoner van Noorwegen verkrijgt, in Noorwegen vrijgesteld zijn van belasting, mag Noorwegen niettemin die inkomsten opnemen in de belastbare grondslag, maar vermindert het de Noorse belasting op die inkomsten met het deel van de inkomstenbelasting dat aan de in België verkregen inkomsten kan worden toegerekend.
2. In België:
a) Indien een inwoner van België inkomsten verkrijgt, niet zijnde dividenden, interest of royalty's, die ingevolge de bepalingen van deze Overeenkomst in Noorwegen zijn belast, stelt België deze inkomsten vrij van belasting, maar indien die inwoner een natuurlijke persoon is, stelt België die inkomsten alleen vrij van belasting voor zover ze effectief in Noorwegen belast zijn.
b) De vrijstelling waarin subparagraaf a) voorziet, wordt eveneens verleend met betrekking tot inkomsten - die overeenkomstig het Belgische recht als dividenden worden beschouwd - en die door een inwoner van België worden behaald uit een deelneming in een entiteit waarvan de plaats van de werkelijke leiding gelegen is in Noorwegen en die niet als dusdanig werd belast in Noorwegen, op voorwaarde dat de inwoner van België op zijn aandeel in de inkomsten van de entiteit in Noorwegen is belast. De vrijgestelde inkomsten zijn de inkomsten die zijn verkregen na aftrek van de kosten die in België of elders zijn gemaakt en die betrekking hebben op het beheer van de deelneming in de entiteit.
c) Niettegenstaande de bepalingen van subparagrafen a) en b) en elke andere bepaling van de Overeenkomst, houdt België, voor het berekenen van de aanvullende belastingen die worden geheven door de Belgische gemeenten en agglomeraties, rekening met de beroepsinkomsten die in België overeenkomstig subparagrafen a) en b) vrijgesteld zijn van belasting. Die aanvullende belastingen worden berekend op de belasting die in België verschuldigd zou zijn indien de desbetreffende beroepsinkomsten uit Belgische bronnen waren behaald.
Wanneer de inkomsten die een inwoner van België verkrijgt ingevolge enigerlei bepaling van de Overeenkomst vrijgesteld zijn van belasting in België, mag België, om het bedrag van de belasting op het overige inkomen van die inwoner te berekenen, niettemin het belastingtarief toepassen dat van toepassing zou zijn indien die inkomsten niet waren vrijgesteld.
d) Dividenden die een vennootschap die inwoner is van België verkrijgt van een vennootschap die inwoner is van Noorwegen, worden in België vrijgesteld van de vennootschapsbelasting op de voorwaarden en binnen de grenzen die in de Belgische wetgeving zijn bepaald.
e) Wanneer een vennootschap die inwoner is van België van een vennootschap die inwoner is van Noorwegen dividenden verkrijgt die niet vrijgesteld zijn overeenkomstig subparagraaf d), worden die dividenden in België toch vrijgesteld van de vennootschapsbelasting indien de vennootschap die inwoner is van Noorwegen daadwerkelijk betrokken is bij de actieve uitoefening van een bedrijf in Noorwegen. In dat geval worden die dividenden vrijgesteld op de voorwaarden en binnen de grenzen die in de Belgische wetgeving zijn bepaald, met uitzondering van die welke verband houden met de belastingregeling die van toepassing is op de vennootschap die inwoner is van Noorwegen of op de inkomsten waaruit de dividenden worden betaald. Deze bepaling is slechts van toepassing op dividenden die worden betaald uit inkomsten die worden voortgebracht door de actieve uitoefening van een bedrijf.
f) Wanneer een vennootschap die inwoner is van België van een vennootschap die inwoner is van Noorwegen dividenden verkrijgt die deel uitmaken van haar samengetelde inkomen dat aan de Belgische belasting is onderworpen en die niet vrijgesteld zijn van de vennootschapsbelasting ingevolge subparagraaf d) of e), wordt de Noorse belasting die overeenkomstig artikel 10, paragraaf 2 van die dividenden werd geheven in mindering gebracht van de Belgische belasting die op die dividenden betrekking heeft. Dit in mindering te brengen bedrag mag het deel van de Belgische belasting dat evenredig betrekking heeft op die dividenden, niet te boven gaan.
g) Onder voorbehoud van de bepalingen van de Belgische wetgeving betreffende de verrekening van in het buitenland betaalde belastingen met de Belgische belasting wordt, indien een inwoner van België inkomsten verkrijgt die deel uitmaken van zijn samengetelde inkomen dat aan de Belgische belasting is onderworpen en bestaan uit interest of royalty’s, de van die inkomsten geheven Noorse belasting in mindering gebracht van de Belgische belasting met betrekking tot die inkomsten.
h) Indien verliezen geleden door een onderneming die door een inwoner van België in een in Noorwegen gelegen vaste inrichting wordt gedreven, voor de belastingheffing van die onderneming in België overeenkomstig de Belgische wetgeving werkelijk in mindering van de winst van die onderneming zijn gebracht, is de vrijstelling ingevolge subparagraaf a) in België niet van toepassing op de winst van andere belastbare tijdperken die aan die inrichting kan worden toegerekend, in zoverre als die winst ook in Noorwegen van belasting is vrijgesteld door de verrekening van die verliezen.
Artikel 23 Non-discriminatie
1. Onderdanen van een overeenkomstsluitende Staat worden in de andere overeenkomstsluitende Staat niet onderworpen aan enige belastingheffing of daarmee verband houdende verplichting die anders of zwaarder is dan de belastingheffing en daarmee verband houdende verplichtingen waaraan onderdanen van die andere Staat onder gelijke omstandigheden, inzonderheid met betrekking tot de woonplaats, zijn of kunnen worden onderworpen. Niettegenstaande de bepalingen van artikel 1 is deze bepaling ook van toepassing op personen die geen inwoner zijn van een overeenkomstsluitende Staat of van beide overeenkomstsluitende Staten.
2. Staatlozen die inwoner zijn van een overeenkomstsluitende Staat, worden noch in de ene noch in de andere overeenkomstsluitende Staat onderworpen aan enige belastingheffing of daarmee verband houdende verplichting, die anders of zwaarder is dan de belastingheffing en daarmee verband houdende verplichtingen waaraan onderdanen van de desbetreffende Staat onder gelijke omstandigheden, inzonderheid met betrekking tot de woonplaats, zijn of kunnen worden onderworpen.
3. De belastingheffing van een vaste inrichting die een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat heeft, is in die andere Staat niet ongunstiger dan de belastingheffing van ondernemingen van die andere Staat die dezelfde werkzaamheden uitoefenen. Deze bepaling mag niet aldus worden uitgelegd dat zij een overeenkomstsluitende Staat verplicht aan inwoners van de andere overeenkomstsluitende Staat bij de belastingheffing de persoonlijke aftrekken, tegemoetkomingen en verminderingen uit hoofde van de gezinstoestand of gezinslasten te verlenen die hij aan zijn eigen inwoners verleent.
4. Behalve indien de bepalingen van artikel 9, paragraaf 1, artikel 11, paragraaf 7, of artikel 12, paragraaf 4, van toepassing zijn, worden interest, royalty’s en andere uitgaven die door een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat aan een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat worden betaald, bij het bepalen van de belastbare winst van die onderneming op dezelfde voorwaarden in mindering gebracht als wanneer zij aan een inwoner van de eerstgenoemde Staat zouden zijn betaald.
5. Ondernemingen van een overeenkomstsluitende Staat waarvan het kapitaal geheel of ten dele, onmiddellijk of middellijk, in het bezit is van, of wordt beheerst door een of meer inwoners van de andere overeenkomstsluitende Staat, worden in de eerstgenoemde Staat niet aan enige belastingheffing of daarmee verband houdende verplichting onderworpen die anders of zwaarder is dan de belastingheffing en daarmee verband houdende verplichtingen waaraan andere soortgelijke ondernemingen van de eerstgenoemde Staat zijn of kunnen worden onderworpen.
6. Niettegenstaande de bepalingen van artikel 2 zijn de bepalingen van dit artikel van toepassing op belastingen van elke soort en benaming.
Artikel 24
Regeling voor onderling overleg
1. Indien een persoon van oordeel is dat de maatregelen van een overeenkomstsluitende Staat of van beide overeenkomstsluitende Staten voor hem leiden of zullen leiden tot een belastingheffing die niet in overeenstemming is met de bepalingen van deze Overeenkomst, kan hij, onverminderd de rechtsmiddelen waarin het interne recht van die Staten voorziet, zijn geval voorleggen aan de bevoegde autoriteit van de overeenkomstsluitende Staat waarvan hij inwoner is, of indien zijn geval onder artikel 23, paragraaf 1 ressorteert, aan die van de overeenkomstsluitende Staat waarvan hij onderdaan is. Het geval moet worden voorgelegd binnen een termijn van drie jaar vanaf de datum dat de maatregel die een belastingheffing ten gevolge heeft die niet in overeenstemming is met de bepalingen van de Overeenkomst, voor het eerst te zijner kennis is gebracht.
2. Indien het bezwaar haar gegrond voorkomt en indien zij niet zelf in staat is tot een bevredigende oplossing ervan te komen, tracht de bevoegde autoriteit de aangelegenheid in onderlinge overeenstemming met de bevoegde autoriteit van de andere overeenkomstsluitende Staat te regelen, teneinde een belastingheffing te vermijden die niet in overeenstemming is met de Overeenkomst. Elke overeengekomen regeling wordt uitgevoerd ongeacht de termijnen waarin het interne recht van de overeenkomstsluitende Staten voorziet.
3. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten trachten moeilijkheden of twijfelpunten die mochten rijzen met betrekking tot de interpretatie of de toepassing van de Overeenkomst in onderlinge overeenstemming op te lossen.
4. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten komen tot overeenstemming omtrent de administratieve maatregelen die voor de uitvoering van de bepalingen van de Overeenkomst nodig zijn, met name omtrent de bewijsstukken die de inwoners van elke overeenkomstsluitende Staat moeten overleggen om in de andere Staat de bij de Overeenkomst bepaalde belastingvrijstellingen of –verminderingen te verkrijgen.
5. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten stellen zich rechtstreeks met elkander in verbinding voor de toepassing van de Overeenkomst.
Artikel 25 Uitwisseling van inlichtingen
1. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten wisselen de inlichtingen uit die naar verwachting relevant zullen zijn voor de uitvoering van de bepalingen van deze Overeenkomst of voor de toepassing of de tenuitvoerlegging van de nationale wetgeving met betrekking tot belastingen van elke soort en benaming die worden geheven ten behoeve van de overeenkomstsluitende Staten of van de staatkundige onderdelen of plaatselijke gemeenschappen daarvan, voor zover de belastingheffing waarin die nationale wetgeving voorziet niet in strijd is met de Overeenkomst. De uitwisseling van inlichtingen wordt niet beperkt door de artikelen 1 en 2.
2. De door een overeenkomstsluitende Staat ingevolge paragraaf 1 verkregen inlichtingen worden op dezelfde wijze geheim gehouden als inlichtingen die onder de nationale wetgeving van die Staat zijn verkregen en worden alleen ter kennis gebracht van personen of autoriteiten (daaronder begrepen rechterlijke instanties en administratieve lichamen) die betrokken zijn bij de vestiging of invordering van de in paragraaf 1 bedoelde belastingen, bij de tenuitvoerlegging of vervolging ter zake van die belastingen, bij de beslissing in beroepszaken die betrekking hebben op die belastingen, of bij het toezicht daarop. Deze personen of autoriteiten gebruiken die inlichtingen slechts voor die doeleinden. Zij mogen deze inlichtingen kenbaar maken tijdens openbare rechtszittingen of in rechterlijke beslissingen. Niettegenstaande hetgeen voorafgaat, mogen de door een overeenkomstsluitende Staat verkregen inlichtingen voor andere doeleinden worden gebruikt indien ze overeenkomstig de wetgeving van beide Staten voor die andere doeleinden mogen worden gebruikt en indien de bevoegde autoriteit van de Staat die de inlichtingen verstrekt, de toestemming geeft voor dat gebruik.
3. In geen geval mogen de bepalingen van de paragrafen 1 en 2 aldus worden uitgelegd dat aan een overeenkomstsluitende Staat de verplichting wordt opgelegd :
a) administratieve maatregelen te nemen die afwijken van de wetgeving en de administratieve praktijk van die of van de andere overeenkomstsluitende Staat;
b) inlichtingen te verstrekken die niet verkrijgbaar zijn volgens de wetgeving of in de normale gang van de administratieve werkzaamheden van die of van de andere overeenkomstsluitende Staat;
c) inlichtingen te verstrekken die een handels-, bedrijfs-, nijverheids- of beroepsge- heim of een handelswerkwijze zouden onthullen, dan wel inlichtingen waarvan het verstrekken in strijd zou zijn met de openbare orde.
4. Wanneer op basis van dit artikel door een overeenkomstsluitende Staat om inlichtingen is verzocht, gebruikt de andere overeenkomstsluitende Staat de middelen voor het verzamelen van inlichtingen waarover hij beschikt om de gevraagde inlichtingen te verkrijgen, zelfs al heeft die andere Staat die inlichtingen niet nodig voor zijn eigen belastingdoeleinden. De verplichting die in de vorige zin is vervat, is onderworpen aan de beperkingen waarin paragraaf 3 voorziet, maar die beperkingen mogen in geen geval aldus worden uitgelegd dat ze een overeenkomstsluitende Staat toestaan het verstrekken van inlichtingen te weigeren enkel omdat die Staat geen binnenlands belang heeft bij die inlichtingen.
5. In geen geval mogen de bepalingen van paragraaf 3 aldus worden uitgelegd dat ze een overeenkomstsluitende Staat toestaan om het verstrekken van inlichtingen te weigeren enkel en alleen omdat de inlichtingen in het bezit zijn van een bank, een andere financiële instelling, een trust, een stichting, een gevolmachtigde of een persoon die werkzaam is in de hoedanigheid van een vertegenwoordiger of een vertrouwenspersoon of omdat de inlichtingen betrekking hebben op eigendomsbelangen in een persoon.
Artikel 26
Bijstand voor de invordering van belastingen
1. De overeenkomstsluitende Staten verlenen elkaar bijstand voor de invordering van belastingvorderingen. Deze bijstand wordt niet beperkt door de artikelen 1 en 2. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten kunnen in onderlinge overeenstemming de wijze van uitvoering van dit artikel bepalen.
2. De uitdrukking "belastingvordering" zoals gebezigd in dit artikel, betekent een bedrag dat verschuldigd is met betrekking tot belastingen van elke soort en benaming die worden geheven ten behoeve van de overeenkomstsluitende Staten of van de staatkundige onderdelen of plaatselijke gemeenschappen daarvan, voor zover de daarmee overeenstemmende belastingheffing niet in strijd is met deze Overeenkomst of met enig ander instrument waarbij die overeenkomstsluitende Staten partij zijn, alsmede de met die belastingen verband houdende interest, administratieve boetes en kosten van invordering of van bewarende maatregelen.
3. Wanneer een belastingvordering van een overeenkomstsluitende Staat ingevolge de wetgeving van die Staat voor tenuitvoerlegging vatbaar is en verschuldigd is door een persoon die op dat ogenblik op grond van de wetgeving van die Staat de invordering ervan niet kan beletten, aanvaardt de bevoegde autoriteit van de andere overeenkomstsluitende Staat om die belastingvordering op verzoek van de bevoegde autoriteit van eerstgenoemde Staat in te vorderen. Die belastingvordering wordt door die andere Staat geïnd overeenkomstig de bepalingen van zijn wetgeving die van toepassing zijn op het vlak van de tenuitvoerlegging en de invordering van zijn eigen belastingen alsof de desbetreffende vordering een belastingvordering van die andere Staat was.
4. Wanneer een belastingvordering van een overeenkomstsluitende Staat een vordering is ter zake waarvan die Staat overeenkomstig zijn wetgeving bewarende maatregelen kan nemen om de invordering ervan te verzekeren, gaat de bevoegde autoriteit van de andere overeenkomstsluitende Staat ermee akkoord om, op verzoek van de bevoegde autoriteit van eerstgenoemde Staat, ter zake van die belastingvordering bewarende maatregelen te nemen. Die andere Staat neemt ter zake van die belastingvordering bewarende maatregelen overeenkomstig de bepalingen van zijn wetgeving alsof de belastingvordering een belastingvordering van die andere Staat was, zelfs indien de belastingvordering in de eerstgenoemde Staat op het ogenblik waarop die maatregelen worden toegepast niet voor tenuitvoerlegging vatbaar is of verschuldigd is door een persoon die het recht heeft de invordering ervan te beletten.
5. De verjaringstermijnen en de voorrechten die overeenkomstig de wetgeving van een overeenkomstsluitende Staat van toepassing zijn op een belastingvordering wegens de aard van die vordering als zodanig, gelden niet voor een belastingvordering die door die Staat voor de toepassing van paragraaf 3 of 4 wordt aanvaard, dit niettegenstaande de bepalingen van voornoemde paragrafen. Ter zake van een belastingvordering die voor de toepassing van paragraaf 3 of 4 door een overeenkomstsluitende Staat wordt aanvaard, kan in die Staat bovendien geen enkel voorrecht worden verleend dat overeenkomstig de wetgeving van de andere overeenkomstsluitende Staat op die belastingvordering van toepassing zou zijn.
6. Procedures inzake het bestaan, de geldigheid of het bedrag van een belastingvordering van een overeenkomstsluitende Staat, worden niet voorgelegd aan de rechterlijke instanties of administratieve lichamen van de andere overeenkomstsluitende Staat.
7. Wanneer een belastingvordering op enig tijdstip nadat door een overeenkomstsluitende Staat een verzoekschrift werd ingediend overeenkomstig paragraaf 3 of 4, en vooraleer de andere overeenkomstsluitende Staat de desbetreffende belastingvordering heeft ingevorderd en aan de eerstgenoemde Staat heeft overgemaakt, ophoudt
a) een belastingvordering te zijn van de eerstgenoemde Staat die overeenkomstig de wetgeving van die Staat vatbaar is voor tenuitvoerlegging en die verschuldigd is door een persoon die op dat ogenblik overeenkomstig de wetgeving van die Staat de invordering ervan niet kan beletten (in het geval van een verzoekschrift overeenkomstig paragraaf 3), of
b) een belastingvordering te zijn van de eerstgenoemde Staat ter zake waarvan die Staat ingevolge zijn wetgeving bewarende maatregelen mag nemen om de invordering ervan te verzekeren (in het geval van een verzoekschrift overeenkomstig paragraaf 4),
brengt de bevoegde autoriteit van de eerstgenoemde Staat de bevoegde autoriteit van de andere Staat hiervan onmiddellijk op de hoogte en, naar keuze van de andere Staat, schorst de eerstgenoemde Staat zijn verzoekschrift of trekt het in.
8. In geen geval mogen de bepalingen van dit artikel aldus worden uitgelegd dat zij een overeenkomstsluitende Staat de verplichting opleggen :
a) administratieve maatregelen te nemen die afwijken van de wetgeving en de administratieve praktijk van die of van de andere overeenkomstsluitende Staat;
b) maatregelen te nemen die in strijd zouden zijn met de openbare orde;
c) bijstand te verlenen indien de andere overeenkomstsluitende Staat niet alle redelijke invorderings- of bewarende maatregelen, naar het geval, heeft genomen waarover die Staat overeenkomstig zijn wetgeving of zijn administratieve praktijk beschikt;
d) bijstand te verlenen in de gevallen waar de administratieve last die er voor die Staat uit voortvloeit duidelijk niet in verhouding staat tot het voordeel dat er door de andere overeenkomstsluitende Staat uit kan worden behaald.
Artikel 27
Leden van diplomatieke zendingen en van consulaire posten
1. De bepalingen van deze Overeenkomst tasten in geen enkel opzicht de fiscale voorrechten aan die leden van diplomatieke zendingen of van consulaire posten ontlenen aan de algemene regels van het internationaal recht of aan de bepalingen van bijzondere overeenkomsten.
2. Voor zover inkomsten in de ontvangende Staat niet aan belasting worden onderworpen ten gevolge van fiscale voorrechten die worden toegekend aan leden van diplomatieke zendingen en van consulaire posten ingevolge de algemene regels van het internationaal recht of de bepalingen van bijzondere internationale overeenkomsten, wordt het recht om belasting te heffen voorbehouden aan de zendstaat.
3. De Overeenkomst is niet van toepassing op internationale organisaties, hun organen of hun ambtenaren, noch op personen die lid zijn van diplomatieke zendingen of van consulaire posten van een derde Staat, indien deze in een overeenkomstsluitende Staat verblijven en inzake belastingen naar het inkomen niet als inwoners van de ene of de andere overeenkomstsluitende Staat worden behandeld.
Artikel 28 Inwerkingtreding
1. Elke overeenkomstsluitende Staat zal de andere overeenkomstsluitende Staat in kennis stellen van de voltooiing van de procedures die door zijn wetgeving voor de inwerkingtreding van deze Overeenkomst vereist zijn. De Overeenkomst zal in werking treden op de datum waarop de laatste kennisgeving is ontvangen.
2. De bepalingen van de Overeenkomst zullen van toepassing zijn :
a) met betrekking tot de bij de bron verschuldigde belastingen, op inkomsten die zijn toegekend of betaalbaar gesteld op of na 1 januari van het jaar dat onmiddellijk volgt op dat waarin de Overeenkomst in werking is getreden;
b) met betrekking tot de andere belastingen naar het inkomen, op inkomsten van belastbare tijdperken die beginnen op of na 1 januari van het jaar dat onmiddellijk volgt op dat waarin de Overeenkomst in werking is getreden;
c) met betrekking tot de andere belastingen, op belastingen die verschuldigd zijn ter zake van belastbare feiten die zich voordoen op of na 1 januari van het jaar dat onmiddellijk volgt op dat waarin de Overeenkomst in werking is getreden.
3. De op 14 april 1988 te Oslo ondertekende Overeenkomst tussen het Koninkrijk Noorwegen en het Koninkrijk België tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, zoals gewijzigd door het Protocol dat op 10 september 2009 te Brussel werd ondertekend, zal eindigen en zal ophouden toepassing te vinden vanaf de datum waarop deze Overeenkomst uitwerking heeft op de belastingen waarop deze Overeenkomst ingevolge de bepalingen van paragraaf 2 van dit artikel van toepassing is.
Artikel 29 Beëindiging
Deze Overeenkomst blijft van kracht totdat zij door een overeenkomstsluitende Staat is opgezegd. Elke overeenkomstsluitende Staat kan tot en met 30 juni van elk kalenderjaar vanaf het vijfde jaar dat volgt op het jaar waarin de Overeenkomst in werking is getreden, aan de andere overeenkomstsluitende Staat langs diplomatieke weg een schriftelijke opzegging doen toekomen. In geval van opzegging vóór 1 juli van zodanig jaar, houdt de Overeenkomst op van toepassing te zijn :
a) met betrekking tot de bij de bron verschuldigde belastingen, op inkomsten die zijn toegekend of betaalbaar gesteld op of na 1 januari van het jaar dat onmiddellijk volgt op dat waarin de kennisgeving van de beëindiging is gedaan;
b) met betrekking tot de andere belastingen naar het inkomen, op inkomsten van belastbare tijdperken die beginnen op of na 1 januari van het jaar dat onmiddellijk volgt op dat waarin de kennisgeving van de beëindiging is gedaan;
c) met betrekking tot de andere belastingen, op belastingen die verschuldigd zijn ter zake van belastbare feiten die zich voordoen op of na 1 januari van het jaar dat onmiddellijk volgt op dat waarin de kennisgeving van de beëindiging is gedaan.
TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gevolmachtigd door hun respectieve Regeringen, deze Overeenkomst hebben ondertekend.
ONDERTEKEND in tweevoud te Oslo, op 23 april 2014, in de Engelse taal.
VOOR HET KONINKRIJK BELGIE: VOOR DE VLAAMSE GEMEENSCHAP: VOOR DE FRANSE GEMEENSCHAP:
VOOR DE DUITSTALIGE GEMEENSCHAP: VOOR HET VLAAMSE GEWEST:
VOOR HET WAALSE GEWEST:
VOOR HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST:
…………………………………………….
VOOR HET KONINKRIJK NOORWEGEN:
……………….
PROTOCOL
Bij de ondertekening van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en het Koninkrijk Noorwegen tot het vermijden van dubbele belasting inzake belastingen naar het inkomen en tot het voorkomen van het ontduiken van belasting, zijn de ondergetekenden de volgende bepalingen overeengekomen die een integrerend deel van de Overeenkomst uitmaken.
1. Niettegenstaande enigerlei bepaling van de Overeenkomst zijn de voordelen van de Overeenkomst niet van toepassing indien inkomsten betaald of verkregen zijn in verband met een kunstmatige constructie.
2. Met betrekking tot artikel 3, paragraaf 2:
Voor het interpreteren van de verdragsbepalingen die identiek of in wezen gelijk zijn aan de bepalingen van het OESO-modelverdrag inzake belastingen, proberen de belastingadministraties van de overeenkomstsluitende Staten de algemene beginselen van de Commentaar bij de artikels van dat modelverdrag te volgen, op voorwaarde dat de overeenkomstsluitende Staten geen opmerkingen in die Commentaar lieten opnemen waaruit blijkt dat ze niet akkoord gaan met die beginselen en voor zover de overeenkomstsluitende Staten het niet eens zijn over een afwijkende interpretatie in het kader van artikel 24, paragraaf 3.
3. Met betrekking tot artikel 4, paragraaf 1:
Er is overeengekomen dat de uitdrukking "inwoner van een overeenkomstsluitende Staat" een in die Staat gevestigd pensioenfonds, zoals omschreven in artikel 3, paragraaf 1, l), omvat.
4. Met betrekking tot artikel 11, paragraaf 3:
Er is overeengekomen dat, wat Noorwegen betreft, de vrijstelling waarin deze paragraaf voorziet, van toepassing is op het "Government Pension Fund Global" en op de Eksportkreditt Norge AS.
5. Met betrekking tot artikel 14, paragrafen 1 en 2:
Er is overeengekomen dat een dienstbetrekking uitgeoefend wordt in een overeenkomstsluitende Staat wanneer de werkzaamheid waarvoor de lonen, salarissen en andere soortgelijke beloningen worden betaald, daadwerkelijk in die Staat wordt uitgeoefend. De werkzaamheid wordt daadwerkelijk in die Staat uitgeoefend wanneer de werknemer fysiek in die Staat aanwezig is voor het uitoefenen van de werkzaamheid, ongeacht de plaats waar de arbeidsovereenkomst werd opgemaakt, de woonplaats van de werkgever of van de persoon die de beloningen betaalt, de plaats of het tijdstip van betaling van de beloningen, of de plaats waar de resultaten van het werk van de werknemer worden geëxploiteerd.
6. Met betrekking tot de artikelen 14 en 15:
Er is overeengekomen dat een vergoeding die wordt betaald wegens het beëindigen van een dienstbetrekking of van een mandaat in een vennootschap belast mag worden in de overeenkomstsluitende Staat waar die dienstbetrekking wordt uitgeoefend of waarvan de vennootschap inwoner is, indien en voor zover de lonen of de beloningen die tijdens het kalenderjaar dat de beëindiging van die dienstbetrekking of dat mandaat voorafgaat zijn verkregen ter zake van die dienstbetrekking of dat mandaat, overeenkomstig de bepalingen van artikel 14 of artikel 15, naargelang het geval, in die Staat mogen worden belast.
7. Met betrekking tot artikel 21, paragraaf 3 en artikel 22, paragraaf 2, a):
Voor de toepassing van artikel 21, paragraaf 3, en van artikel 22, paragraaf 2, a), is een inkomensbestanddeel effectief belast in een overeenkomstsluitende Staat wanneer het in die overeenkomstsluitende Staat aan de belasting onderworpen is en als dusdanig aldaar geen belastingvrijstelling geniet.
8. Met betrekking tot artikel 22, paragraaf 2, a) en b) :
Voor de toepassing van artikel 22, paragraaf 2, a) en b) is een inkomensbestanddeel in Noorwegen belast wanneer dat inkomensbestanddeel in Noorwegen onderworpen is aan het belastingstelsel dat normaal op dat inkomensbestanddeel van toepassing is overeenkomstig de Noorse belastingwetgeving.
9. Met betrekking tot artikel 22, paragraaf 2, f) :
Voor de toepassing van de ingevolge paragraaf 2, f) verleende vermindering omvatten de dividenden die deel uitmaken van het samengetelde inkomen dat aan de Belgische belasting is onderworpen, de Noorse belasting die overeenkomstig artikel 10, paragraaf 2 van die dividenden geheven werd.
10. Met betrekking tot artikel 24 :
Indien Noorwegen op enig tijdstip na de datum van ondertekening van deze Overeenkomst, een bepaling inzake arbitrage opneemt in één van zijn dubbelbelastingverdragen, brengt de Regering van Noorwegen de Regering van België hiervan schriftelijk op de hoogte en start zij onderhandelingen met België teneinde een bepaling inzake arbitrage in de huidige Overeenkomst op te nemen.