TUCHTRAAD VOOR ADVOCATEN VAN DE ORDES VAN HET RECHTSGEBIED
XXXXXXXXX VOOR ADVOCATEN VAN DE ORDES VAN HET RECHTSGEBIED
VAN HET HOF VAN BEROEP TE ANTWERPEN
TWEEDE KAMER
Sententie van 30.03.2017
Inzake TAA/SH/0221/2015 en inzake TAA/SH/0224/2015
De heer X, wonende te …,
voorheen advocaat bij de balie te …, met kantoor te … en sedert 8 mei 2015 weggelaten van het tableau aldaar .
I . DE PROCEDURE
A. De sententie d.d 31.03.16
Na de voeging van beide zaken en behandeling ervan op de zitting van 28.01.16 oordeelde de Tuchtraad dat de zaak – wat betreft het dossier TAA/SH/0221/2015 - niet in staat van behandeling was en werd het dossier bij sententie d.d 31.03.2016 terug voorgelegd aan de Voorzitter van de Tuchtraad van de Ordes van het rechtsgebied van het Hof van Beroep te Antwerpen. Dit om over te gaan tot het verhoor van de heer X en vervolgens de nodige maatregelen te nemen teneinde het onderzoek af te sluiten.
B. Herneming van de procedures inzake TAA/SH/0221/2015 en inzake TAA/SH/0224/2015
De voorzitter van de Tuchtraad heeft de heer X bij aangetekend schrijven van 4 januari 2017 terug opgeroepen om te verschijnen voor de Tuchtraad voor Advocaten van de Ordes van het rechtsgebied van het Hof van Beroep te Antwerpen, kamer 2, op de zitting van donderdag 23 februari 2017 te 14 uur
De heer X was niet aanwezig maar werd vertegenwoordigd ter zitting en verder bijgestaan door zijn raadsman, mr. Y.
Op vraag van mr. Y werd de zaak met gesloten deuren behandeld.
Volgende klagers werden ter zitting gehoord :
- Inzake TAA/SH/0224/2015 : de heer N, zaakvoerder van de firma J ivm dossier 0215/ALG 14-15
- Inzake TAA/SH/0221/2015 : Stafhouder E namens zijn cliënten S en de NV X Xxxxxx verlieten de klagers de zittingszaal.
Vervolgens werd Xxxxxxxxxx Z gehoord in zijn verslag.
Mr. Y legt voor beide dossiers een syntheseconclusie neer en in dossier TAA/SH/0221/2015 een geïnventariseerd bundel met 4 stukken.
Na pleidooien neemt de Tuchtraad de zaak in beraad. De uitspraak gebeurt met gesloten deuren.
II. TENLASTELEGGINGEN
De heer X werd opgeroepen om zijn verdediging waar te nemen en om uitspraak te horen doen over de volgende feiten die hem ten laste worden gelegd :
1. Inzake TAA/SH/0221/2015 :
Met miskenning van de bepalingen van art. 455 Ger. Wetb.:
- * mogelijkerwijze te hebben opgetreden als advocaat met miskenning van de wettelijke principes van onverenigbaarheid, meer specifiek artikel 437 3de en 4de lid Ger. Wetb.
- * het opstellen, laten ondertekenen en uitvoering geven aan onderhandse overeenkomsten genoemd “tijdelijk exclusief mandaat” d.d. 19/2/2013 en “mandaat-akkoord” d.d. 14/10/2013 eventueel in strijd met de bepalingen van artikel 446 ter Ger. Wetb.
- * mogelijks in strijd met artikel 458 Swb, op 4/12/2013 na kennisname van opvolging door mr. E uit …, het op u rustende beroepsgeheim te hebben geschonden mits telefonische contacten te hebben gerealiseerd met het advocatenkantoor M in haar hoedanigheid van raadsman van een minderheidsaandeelhouder-tegenpartij.
M.b.t. deze feiten en tuchtrechtelijke kwalificatie wordt tevens uitdrukkelijk verwezen naar artikel 456 van het Gerechtelijk Wetboek.
2. Inzake TAA/SH/0224/2015 :
1/
In strijd met de in art. 455 Ger. W. neergelegde verplichtingen van waardigheid, rechtschapenheid en kiesheid het niet of niet-tijdig opvolgen van de instructies van de stafhouder:
-na de opvolging in de dossiers van de G BVBA en I meer inzonderheid er na herhaalde briefwisseling d.d. 24/09/2014; 14/10/2014 ; 21/10/2014 ; 14/11/2014 ; 26/11/2014 ; 14/01/2015 niet in slagen de verplichte individuele financiële fiches per dossier over te leggen evenals een duidelijk overzicht van de bewegingen van de derdengelden cq. duidelijke verantwoording over de afloop van de dossiers en de stand van zaken (Dossier 0020/KL 14-15)
-na de opvolging in de dossiers D meer inzonderheid na bevel d.d. 29/10/2014 om alle deze dossiers over te dragen tegen 07/11/2014 met inbegrip van de eindstaat van de onkosten en erelonen hierin pas bericht te laten op 10/11/2014 en dan nog slechts deels de dossiers in kwestie over te dragen zonder het gevraagde overzicht van de onkosten en erelonen (Dossier 0050/KL 14-15)
2/
In strijd met de in art. 455 Ger. W. neergelegde verplichtingen van waardigheid, rechtschapenheid en kiesheid, de financiële verplichtingen, zowel privé als professioneel niet na te leven:
-openstaande schuld Gerechtsdeurwaarder B inzake K t.b.v. € 309,39 (Dossier 0214/ALG 14-15)
-openstaande schuld Gerechtsdeurwaarder B inzake D t.b.v. € 1.816,45 (Dossier 0214/ALG 14-15)
-openstaande schuld Gerechtsdeurwaarder V inzake H t.b.v. € 649,03 (Dossier 216/ALG 14- 15)
-openstaande schuld NV A t.b.v. € 3.319,82 dewelke slechts na tussenkomst van de stafhouder werd betaald (Dossier 223/KL 14-15)
-openstaande schuld NV L t.b.v. € 1.768,54 dewelke slechts na dagvaarding d.d. 10/03/2015 werd betaald (Dossier 0269/KL 14-15)
-openstaande schuld CVBA F t.b.v. € 4.064,87 (ingevolge aanschrijven raadsman van de CVBA F d.d. 30.07.2015)
3/
In strijd met de in art. 455 Ger. W. neergelegde verplichtingen van waardigheid, rechtschapenheid en kiesheid en de geldende Codex Deontologie voor Advocaten:
Inzake dossier 0215/ALG 14-15
-Niet, onvoldoende of onjuist informeren van de cliënt N omtrent 2 dossiers inzake invordering van facturen lastens J en het gebruik van beeldmateriaal zonder betaling lastens R (Dossier 0215/ALG 14-15)
-Gebrekkige communicatie met de cliënt N omtrent 2 dossiers inzake invordering van facturen lastens J en het gebruik van beeldmateriaal zonder betaling lastens R (Dossier 0215/ALG 14-15)
-Geen gevolg geven aan de instructies van de cliënt N omtrent 2 dossiers inzake invordering van facturen lastens J en het gebruik van beeldmateriaal zonder betaling lastens R (Dossier 0215/ALG 14-15)
-Nalaten een duidelijk en gedetailleerde ereloonnota over te maken cliënt N omtrent 2 dossiers inzake invordering van facturen lastens J en het gebruik van beeldmateriaal zonder betaling (Dossier 0215/ALG 14-15)
Inzake Dossier 0253/KL 14-15
In strijd met de in art. 455 Ger. W. neergelegde verplichtingen van waardigheid, rechtschapenheid en kiesheid en de geldende Codex Deontologie voor Advocaten:
-Niet, onvoldoende of onjuist informeren van de cliënt O omtrent het dossier P (Dossier 0253/KL 14-15)
-Gebrekkige communicatie met de cliënt O omtrent het dossier P (Dossier 0253/KL 14-15)
-Nalaten een duidelijk en gedetailleerde ereloonnota over te maken aan cliënt O (Dossier 0253/KL 14-15)
-Geen gevolg geven aan de instructies van O omtrent de bescherming van de intellectuele eigendom van syllabi, tekeningen en modellen O (Dossier 0253/KL 14-15)
4/
In strijd met de in art. 455 Ger. W. neergelegde verplichtingen van waardigheid, rechtschapenheid en kiesheid en de geldende Codex Deontologie voor Advocaten, inzonderheid art. III.2.6.1:
-Het niet tijdig overmaken van het dossier T aan de opvolger (Dossier 216/KL14-15)
-Het niet tijdig overmaken van het dossier U aan de opvolger (Dossier 0319/KL14-15)
5/
In strijd met de in art. 455 Ger. W. neergelegde verplichtingen van waardigheid, rechtschapenheid en kiesheid en de geldende Codex Deontologie voor Advocaten:
-Geen gevolg geven aan de instructies van de cliënt VZW K omtrent het dossier NV W te weten het zich laten provisioneren om te verschijnen als raadsman voor de Rechtbank van
Eerste Aanleg te … en verzuimen daarvoor het nodige te doen met verstekvonnis ten gevolge (Dossier 217/KL 14-15)
6/
In strijd met de in art. 455 Ger. W. neergelegde verplichtingen van waardigheid, rechtschapenheid en kiesheid en de geldende Codex Deontologie voor Advocaten:
-Niet, onvoldoende of onjuist informeren van de cliënten NV Q en de BVBA PB (Dossier 0319/KL144-15)
-Nalaten een duidelijk en gedetailleerde ereloonnota over te maken aan cliënten NV Q en de BVBA PB (Dossier 0319/KL144-15)
-Geen gevolg geven aan de instructies van de cliënten NV Q en de BVBA PB en zich omvangrijke provisies laten uitbetalen zonder enig bewijs aan te leveren van enig begin van effectieve uitvoering of start van de procedures hetgeen uiteindelijk geleid heeft tot de veroordeling door de 1ste bis Kamer het Hof van Beroep te Antwerpen middels arrest d.d.
20/04/2015 inzake 2014/AR/1347 tot terugbetaling van de ontvangen provisies (Dossier 0319/KL144-15)
deze laatste feiten in toepassing van art. 458 § 1 Ger. W. ter kennis gebracht aan de stafhouder middels brief dd. 28/04/2015 van het Parket-Generaal van het Hof van Beroep te Antwerpen
7/
In strijd met de in art. 455 Ger. W. neergelegde verplichtingen van waardigheid, rechtschapenheid en kiesheid en de geldende Codex Deontologie voor Advocaten:
Niettegenstaande de weglating van het tableau van de Orde van Advocaten van de Balie van
… per 08/05/2015 het zich blijven aanmatigen van de titel van advocaat door op het adres … nog steeds een zuil met vermelding advocaat X te blijven behouden of verzuimen de nodige maatregelen te treffen om deze zuil te verwijderen waar het gebouw verlaten is en dezelfde vermeldingen aan het adres … pas te hebben verwijderd na aanmaning ter zake op 15/07/2015.
M.b.t. deze feiten en tuchtrechtelijke kwalificatie wordt tevens uitdrukkelijk verwezen naar artikel 456 van het Gerechtelijk Wetboek.
III. BEOORDELING VAN DE TENLASTELEGGINGEN :
1. Inzake TAA/SH/0221/2015
Aangezien de raad bij sententie van 31.03.16 het dossier terug had voorgelegd aan de Voorzitter van de Tuchtraad voor verhoor van de heer X. Dat dit verhoor plaats vond op 13 juni 2016 in het kabinet van stafhouder Z in aanwezigheid van de heer X en zijn raadsman, mr. Y.
Gelet op het feit dat de tenlasteleggingen in dit dossier gehandhaafd blijven zoals blijkt uit de oproepingsbrief van de Voorzitter van de Tuchtraad d.d 4.01.17 en uit het verslag van stafhouder Z ter zitting van 23.02.17
Gelet op de betwisting van de tenlasteleggingen namens de heer X door zijn raadsman ter zitting en gelet op de syntheseconclusies van mr. Y d.d 23.02.17
1.1 : Aangaande tenlastelegging 1 : de miskenning van de wettelijke principes van onverenigbaarheden (art 437, 1° lid – 3° en 4° Ger W), meer bepaald de onverenigbaarheid van het beroep van advocaat met het drijven van handel of nijverheid.
De heer X wordt ten laste gelegd dat hij – in strijd met de bepalingen van art 437 Ger W – een activiteit van makelaar had uitgeoefend nu hij een mandaat had om te onderhandelen waarbij een commissie van 2% op de overnamesom werd bedongen.
De heer X stelt dat hij door zijn cliënten per 19.02.13 een uitdrukkelijk mandaat had laten ondertekenen ten einde : …” onderhandelingen te voeren om de exploitatie en eigendom van het vastgoed over te doen nemen door een kandidaat-koper en om deze overname van aandelen en due diligence te begeleiden..”
en dat dit mandaat in een latere overeenkomst d.d. 14.10.13 nogmaals werd bevestigd.
In tegenstelling tot hetgeen de heer X stelt, meent de raad dat dit wel volstaat om als een makelaarsovereenkomst te worden gekwalificeerd. Het gaat immers niet alleen over het onderhandelen ivm een overname maar om die overname ook zelf te realiseren en daarvoor dan een commissie te bekomen.
Ondergeschikt stelt de heer X dat – opdat er sprake zou zijn van met de deontologie strijdige handelsactiviteiten – het moet gaan over duurzame activiteiten als handelaar en dus niet over een eenmalige activiteit zoals in casu.
De raad kan dit argument bijtreden. Het Hof van Cassatie heeft in haar arrest van 27.10.2005 inderdaad gesteld dat : “een eenmalige daad van koophandel niet kan worden bestempeld als het drijven van handel of nijverheid (in de zin van art 437 Ger W) “
Deze tenlastelegging wordt dan ook niet weerhouden.
1.2 : Aangaande tenlastelegging 2 : de schending van art 446 ter Ger W door het opstellen, laten ondertekenen en uitvoering geven aan onderhandse overeenkomsten genoemd “tijdelijk exclusief mandaat” d.d. 19.2.13 en “mandaat-akkoord” d.d. 14.10.13
Op 19.02.13 legt de heer X zijn cliënten S een door hem opgemaakt document ter ondertekening voor genaamd : “Tijdelijk Exclusief Mandaat” .
Daarin gaven de cliënten de heer X de exclusieve opdracht om een koper te zoeken voor de aandelen van een NV C en dit aan minstens 12.700.000 € .
In art. 3 van deze overeenkomst werd voorzien in de wijze waarop de prestaties van de heer X zouden worden gehonoreerd. In dit ereloonbeding werd voorzien dat de heer X – voor zover hij binnen de overeengekomen termijn in zijn opdracht zou slagen - een ereloon zou ontvangen gelijk aan 2% op de bruto overnamesom.
In een e-mail van 22.01.13 bevestigt de heer X deze afspraak als volgt :
“…de enige commissie waarmee jullie rekening dienen te houden is diegene die in mijn mandaat aan mij werd beloofd.’.
(zie verwijzing naar deze e-mail door de heer X in een brief van 29.11.13 – stuk 4 in de inventaris der stukken gevoegd bij het klachtschrijven van mr. E aan stafhouder ST op
3.01.14 – zie stuk 22 dossier Voorzitter
Zie ook verwijzing naar deze e-mail in de conclusies voor X blz. 5 punt 7 )
Samenvattend :
In de overeenkomst tussen partijen afgesloten werd dus een beding opgenomen waarin werd bepaald dat de heer X een ereloon zou ontvangen gelijk aan 2% op de overnamesom voor zover die werd gerealiseerd. Het feit dat er géén ereloon verschuldigd zou zijn als de heer X er niet zou in slagen deze overname binnen de afgesproken termijn en tegen de vooropgestelde minimumprijs te realiseren toont duidelijk aan dat het om een door art. 446 ter Ger.W. verboden beding gaat.
Voor de raad is het ook duidelijk dat in art. 3 van deze overeenkomst sprake was van een beding dat uitsluitend verbonden was aan de uitslag van de opdracht (een zgn. “pactum de quota litis” of ‘no cure no pay’ ) hetgeen door art 446 ter 1° lid Ger W verboden is.
( Slechts die afspraken zijn nietig waarin uitsluitend rekening met dat resultaat wordt gehouden. zie Xxxxxxx : Advocatuur – Xxxxxx & Deontologie – 2015 - randnr 998)
Het feit dat er op een later tijdstip hiervan van zou afgeweken zijn (zie de verwijzing naar een “pactum de palmario” in de conclusies voor X – blz. 18 nr 27) doet geen afbreuk aan de inbreuk die gepleegd werd bij de oorspronkelijke afspraak d.d. 19.02.13 (die nog eens werd bevestigd bij e-mail van 22.01.13 voormeld).
De beschouwingen van de heer X over de detaxatie-mogelijkheden van de Raad van de Orde zijn ter zake dan ook niet dienend.
De tenlastelegging sub 2 wordt dan ook weerhouden voor wat betreft de ereloonafspraak zoals vervat in art 3 van de overeenkomst d.d. 19.02.13 waarin bepaald dat de heer X zou een ereloon krijgen van 2% op de overnamesom voor zover die werd gerealiseerd.
1.3 Aangaande de tenlastelegging 3 : de schending van het beroepsgeheim
Na kennisname van zijn opvolging door mr. E zou de heer X zijn beroepsgeheim hebben geschonden door (telefonisch) nog contact te hebben gehad met de advocaten van een minderheidsaandeelhouder-tegenpartij.
In zijn klachtbrief van 2.01.14 verklaart mr. E dat hij op 3.12.13 namens zijn cliënten een fax zond aan de heer X waarin hij bevestigde hem te zijn opgevolgd en derhalve verzocht om geen enkele handeling meer in het dossier te stellen gelet op het feit dat zijn mandaat werd beëindigd.
Mr E verklaart verder dat hij (bij brief van 10.12.13) van de raadsman van de minderheidsaandeelhouders van NV C ( Mr XX) vernam dat de heer X op 4.12.13 met hen contact had genomen, zich nog voordeed als raadsman van de meerderheidsaandeelhouders van NV C, en toen vertrouwelijke info doorgaf, met name liet verstaan dat zijn cliënten aan het spreken/onderhandelen waren met een kandidaat- overnemer en dat de aandelen van de minderheidsaandeelhouder, na verwerving daarvan door zijn cliënten, verder zouden verkocht worden met een winst – factor 5.
Op verzoek van mr. E verklaarde mr. DE (namens het advocatenkantoor M) dat hij per
4.12.13 door de heer X werd gebeld met melding dat de aandelen van NV C mogelijkerwijze zouden worden verkocht tegen 5x de prijs die hun cliënten (voor hun minderheidsparticipatie) zouden ontvangen. Mr. DE voegde er aan toe dat hij niet wist of de heer X deze factor 5 als werkelijke factor weerhield, dan wel als illustratie.
(zie verklaring mr. DE – stuk 9 inventaris stukkenbundel mr. E bij de klachtbrief d.d. 2.1.14 – dossier Voorzitter stuk 22)
Tijdens zijn verhoor door de stafhouder op 13.06.16 verklaarde de heer X (die stelde dat hij per 4.12.13 nog onwetend was over zijn opvolging omdat hij nog geen kennis had genomen van de fax van mr. E) :
“Ik spreek ten stelligste tegen dat ik tijdens deze telefoon gezegd zou hebben dat hetzelfde aandelenpakket als door de … curator zou worden verkocht met een factor 5 zou worden doorverkocht. Trouwens welk belang zou ik daar bij hebben nu daardoor mijn eigen bemiddeling inzake de overname op losse schroeven zou worden gezet…”
De heer X voegde er aan toe dat de contact name met het kantoor M enkel gebeurde omdat hij “de waarachtigheid van zijn mandaat wilde toetsen”.
Mede gelet op het feit dat de (tegenstrijdige) verklaringen bovenvermeld gebeurden door partijen met tegengestelde belangen, meent de raad dat er in casu niet met zekerheid kan worden gesteld wat er al dan niet door de heer X zou zijn gezegd aan mr. DE en dat er derhalve geen sluitend bewijs is voor de schending van het beroepsgeheim.
De tenlastelegging sub 3 wordt dan ook niet weerhouden.
2. Inzake TAA/SH/0224/2016
Voorafgaandelijk :
De verdediging stelt dat de heer X reeds tuchtrechtelijk werd veroordeeld voor “soortgelijke “ feiten ( in “dezelfde” periode zoals zonder verdere precisering wordt aangegeven) en verwijst
naar de beslissing van de Tuchtraad d.d. 9.6.15. De raad meent dat zulks geen afbreuk doet aan het feit dat hij voor nieuwe feiten (die niet in het vroegere dossier werden behandeld) tuchtrechtelijk kan worden veroordeeld.
2.1 Tenlastelegging 1 : Niet tijdig opvolgen van de instructies van de stafhouder
Dossiers G/I en D :
Het gaat in deze dossiers niet zozeer over het niet direct beantwoorden van de briefwisseling van de stafhouder maar wel over het feit dat de heer X in gebreke bleef om - ondanks uitdrukkelijke verzoeken daartoe door de stafhouder - ter gelegenheid van zijn opvolging in die dossiers ook de financiële informatie (afrekening ereloon en fiche derdengelden ) aan zijn opvolger te overhandigen. De tenlasteleggingen in beide dossiers zijn bewezen.
2.2 Tenlastelegging 2 : inbreuken op art 455 Ger W wegens openstaande schulden op privé en professioneel gebied :
Dossiers deurwaarder B (onbetaalde facturen voor resp. 309,9 € en 1.816,45 €). Uit niets blijkt dat deze staten zouden betwist geweest zijn door de heer X, zoals hij thans beweert
Dossier deurwaarder V : (onbetaalde factuur à 649,03 €) Ook hier blijkt uit niets dat deze staat zou betwist geweest zijn.
Dossier A : schuld à 3.319,82 € die slechts na tussenkomst van de stafhouder werd betaald. De heer X beroept zich op de ‘ongelukkige situatie’ van dat ogenblik; dat rechtvaardigt de inbreuk echter niet.
Dossier L : onbetaalde factuur à 1.768,54 € die slechts na dagvaarding werd betaald. Ook hier rechtvaardigen de “financiële problemen” de inbreuk niet.
Dossier F : openstaande schuld à 4.064,87 € Er ligt geen enkel bewijs voor van de beweerde betwisting van deze schuld.
Alle tenlasteleggingen sub 2.2 zijn dan ook bewezen.
2.3 Tenlastelegging 3 : inbreuken op art 455 Ger W wegens niet , onvoldoende of onjuist informeren van de cliënt, gebrekkige communicatie, gebrek aan duidelijke en gedetailleerde ereloonnota, geen gevolg geven aan instructies cliënt
Dossiers N : in drie van de vier dossiers N is er geen ernstige betwisting over de tenlasteleggingen. In een vierde dossier (over het gebrek aan duidelijke afrekening) stelt de heer X enkel dat hij provisieverzoeken had uitgestuurd maar dat de cliënt N nooit een duidelijke en gedetailleerde afrekening had gevraagd….! De raad meent dat de heer X spontaan een afrekening had moeten maken.
Dossier O : De gebrekkige informatie en/of communicatie en het ontbreken van een gedetailleerde eindafrekening worden niet ernstig betwist.
Evenmin de aantijging ivm het niet opvolgen van de instructies van de cliënt mbt de bescherming van de intellectuele eigendom van diverse items.
De tenlasteleggingen sub 2.3 zijn dan ook bewezen.
2.4 : Tenlastelegging 4 : inbreuk op art 455 Ger W en op art III.2.6.1 van de Codex : met name : het niet tijdig overmaken van het dossier inzake cliënten T en U :
Inzake dossier T is het niet duidelijk of de opvolging al dan niet plaatsvond gelet op de tegenstrijdige berichten.
Inzake dossier U blijkt dat het dossier “uiteindelijk” is terechtgekomen. De tenlasteleggingen sub 4 worden dan ook niet weerhouden.
2.5 : Tenlastelegging 5 : inbreuk op art 455 Ger W wegens het tussenkomen van een verstekvonnis in een zaak waarin men nochtans gemandateerd en geprovisioneerd werd door de cliënte.
De feiten zijn duidelijk bewezen en worden ook toegegeven : de heer X liet zijn cliënte bij verstek veroordelen niettegenstaande hij formeel was gemandateerd (en geprovisioneerd) om verweer te voeren tegen een betwiste vordering.
In tegenstelling tot hetgeen de verdediging in conclusies opwerpt zijn de feiten wel degelijk bewezen; het feit dat er later een financiële regeling met de benadeelde cliënte werd getroffen doet daaraan geen afbreuk. De tenlastelegging sub 5 wordt dan ook weerhouden.
2.6 : Tenlastelegging 6 : inbreuk op art 455 Ger W : het niet of onvoldoende informeren van de cliënten Q en PB; niet overmaken van een duidelijke en gedetailleerde ereloonnota en niet opvolgen instructies van deze cliënten; het zich laten uitbetalen van omvangrijke provisies zonder enig bewijs van effectieve uitvoering of start van de procedures.
De verdediging vergist zich wanneer ze in conclusies stelt dat deze feiten het voorwerp uitmaakten van een eerdere Tuchtprocedure waarin die tenlastelegging bewezen zou zijn verklaard en er een tuchtsanctie van 2 maanden schorsing werd opgelegd. Hoewel de verdediging niet vermeldt over welke uitspraak het gaat, meent de raad dat ze de sententie van 27.01.15 (bevestigd in beroep per 9.6.15) bedoelt. Die sententie wordt in huidig dossier bij het tuchtverleden vermeld. (zie verder : IV . Tuchtverleden en bestraffing).
Bovenliggende feiten werden in die zaak echter in het geheel niet behandeld…!
Deze tenlastelegging verwijst naar een arrest van Het Hof van Beroep te Antwerpen, eerste bis kamer d.d. 20.04.15 waarin werd gesteld dat :
“ appellant (nvdr : X) niet het minste bewijs levert van enig begin van effectieve uitvoering/start van de in de staat vermelde procedures en blijft hij daarenboven alsnog in gebreke om enig recht op behoud van de door geïntimeerden ( nvdr : Q – PB ) dan toch niet onaanzienlijke bedragen voor het voeren van de in de staat vermelde procedures te rechtvaardigen of daaromtrent op zijn minst enige verduidelijking te verstrekken…..
….Het Hof is van oordeel dat de overeenkomst omwille van de manifeste tekortkomingen van appellant te zijnen laste ontbonden dient te worden verklaard en hij veroordeeld dient te worden tot terugbetaling van de bedragen betaald door de geïntimeerden voor de in de staat van erelonen en onkosten d.d. 23.1.12 vermelde procedures “
Blijkbaar is de heer X inmiddels al overgegaan tot terugbetaling van de door die cliënten betaalde bedragen. Zulks doet echter geen afbreuk aan het bewezen zijn van de feiten vermeld in deze tenlastelegging die dan ook weerhouden wordt.
2.7 : Tenlastelegging 7 : inbreuk op art 455 Ger W door – niettegenstaande de weglating van het tableau per 8.5.15 , zich de titel van advocaat te blijven aanmatigen en publiciteit in dat verband slechts te hebben verwijderd na aanmaning daartoe per 15.07.15
De verdediging stelt dat ze op 1.6.15 letters op ramen, brievenbus en zuil liet verwijderen maar dat die letters zichtbaar bleven door de verkleuring van de verf op de zuil. De nog zichtbare letters zouden – na aanmaning door de stafhouder – zijn afgeplakt per 14.7.15 , zijnde ruim 2 maanden na weglating tableau .
De raad meent dat de tenlastelegging sub 7 dan ook bewezen is.
Met uitzondering voor de tenlastelegging sub 4 worden in het dossier TAA/SH/0224/2016 derhalve alle overige tenlasteleggingen weerhouden.
IV. TUCHTVERLEDEN EN BESTRAFFING :
Gelet op het feit dat de heer X reeds bij beslissing van de Tuchtraad voor Advocaten van de Ordes van het rechtsgebied van het Hof van Beroep te Antwerpen d.d. 27.01.2015 (bevestigd bij beslissing van de Nederlandstalige tuchtraad van beroep voor advocaten, Eerste Kamer d.d. 9.6.15) voor verscheidene inbreuken op art 443 en 455 Ger W voor 2 maanden geschorst werd.
Gelet op het feit dat de thans ten laste gelegde feiten grotendeels bewezen zijn en dat gebleken is dat de heer X zijn beroep zeker niet uitoefende zoals het hoorde. Dat deze disfunctie andermaal een flagrante inbreuk betekende op de bepalingen die aan de uitoefening van het beroep van advocaat ten grondslag liggen en die een behoorlijke
beroepsuitoefening moeten waarborgen. Dat hij hierdoor opnieuw het vertrouwen dat de bevolking in de advocatuur moet kunnen stellen heeft beschaamd en de goede naam van de advocatuur heeft besmet. .
Dat de raad daarom beslist om hem de sanctie van “schrapping “ op te leggen.
OM DEZE REDENEN
DE TUCHTRAAD VOOR ADVOCATEN VAN DE ORDES VAN HET RECHTSGEBIED VAN HET HOF VAN BEROEP TE ANTWERPEN,
Rechtsprekend in tuchtzaken, in eerste aanleg tegensprekelijk Verklaart de tuchtvervolging toelaatbaar
Wat dossier TAA/SH/0221/2015 betreft :
Verklaart de tenlasteleggingen sub 1 en 3 niet bewezen;
Verklaart de tenlastelegging sub 2 gedeeltelijk bewezen met name voor wat betreft de overeenkomst van 19.02.13
Wat dossier TAA/SH/0224/2015 betreft :
Met uitzondering van tenlastelegging sub 4 worden alle tenlasteleggingen als zijnde bewezen verklaard.
Sanctie :
Beslist dat de heer X geschrapt wordt van het tableau van de Orde van Advocaten van ...
Hebben deelgenomen aan de behandeling en de beraadslaging: Stafhouder Xxx Xxxxxxxxxxx, Voorzitter, advocaat balie Antwerpen De assessoren :
Mr. Lieve Box, advocaat balie Xxxxxxx
Xx. Xxxxx Xxxxxxx, advocaat balie Antwerpen Xx. Xxxx Xxxxx, advocaat balie Antwerpen Xx. Xxxx Xxxx, advocaat balie Antwerpen
Was aanwezig bij de behandeling:
de secretaris, Xx. Xxxxx Xx Xxxxxxxx, advocaat balie Antwerpen
Waren aanwezig bij de uitspraak :
Stafhouder Xxx Xxxxxxxxxxx, Voorzitter De secretaris Xx. Xxxxx Xx Xxxxxxxx
Aldus gewezen en uitgesproken te Antwerpen op 30 maart 2017
Xx. X. Xxxxxxxxxxx Xx. X. Xx Xxxxxxxx
Voorzitter Secretaris
Xx. X. Xxxxxxx Xx. X. Xxxx
Assessor Assessor
Xx. X. Xxxxx Mr. L. Box
Assessor Assessor