Klokkenluidersregeling voor bedrijven
Klokkenluidersregeling
voor bedrijven
De Klokkenluidersregeling is tot stand gekomen na overleg met en instemming van de ondernemingsraad op [datum] en treedt in werking per [datum].
Artikel 1. Begripsbepaling
Werkgever: welke krachtens arbeidsovereenkomst naar Nederlands recht arbeid laat verrichten of heeft laten verrichten dan wel anders dan uit dienstbetrekking arbeid laat verrichten of heeft laten verrichten.
Werknemer: xxxxxx (m/v) die in dienst is van de werkgever op basis van een arbeidsovereenkomst naar Nederlands recht dan wel degene die anders dan uit dienstbetrekking met werkgever betaalde arbeid verricht of heeft verricht binnen de organisatie van werkgever, waaronder onder meer uitzendkrachten, gedetacheerden en stagiaires begrepen kunnen worden.
Vermoeden van een misstand: het vermoeden van een werknemer, dat binnen de organisatie waarin hij werkt of heeft gewerkt of bij een andere organisatie indien hij door zijn werkzaamheden met die organisatie in aanraking is gekomen, sprake is van een misstand voor zover:
het vermoeden gebaseerd is op redelijke gronden, die voortvloeien uit de kennis die de werknemer bij zijn werkgever heeft opgedaan of voortvloeien uit de kennis die de werknemer heeft gekregen door zijn werkzaamheden bij een ander bedrijf of een andere organisatie, en
het maatschappelijk belang in het geding is bij:
de (dreigende) schending van een wettelijk voorschrift,
een (dreigend) gevaar voor de volksgezondheid,
een (dreigend) gevaar voor de veiligheid van personen,
een (dreigend) gevaar voor de aantasting van het milieu,
een (dreigend) gevaar voor het goed functioneren van de organisatie als gevolg van een onbehoorlijke wijze van handelen of nalaten,
een (dreigende) schending van andere regels dan een wettelijk voorschrift,
een (dreigende) verspilling van (derden) gelden,
(een dreiging van) het bewust achterhouden, vernietigen of manipuleren van informatie over de onder i t/m vii genoemde feiten die ‘BEDRIJF’, of enig ander aan ‘BEDRIJF’ gelieerde rechtspersoon schade kan toebrengen.
Vermoeden van een onregelmatigheid: een op redelijke gronden gebaseerd vermoeden van een onvolkomenheid of ongerechtigheid van algemene, operationele of financiële aard die plaatsvindt onder verantwoordelijkheid van de organisatie en zodanig ernstig is dat deze buiten de reguliere werkprocessen valt en de verantwoordelijkheid van de direct leidinggevende overstijgt.
Adviseur klokkenluiders: degene die door werkgever is aangewezen om als Adviseur klokkenluiders en adviseur voor de organisatie van de werkgever te fungeren en tot wie de werknemer zich kan wenden voor vertrouwelijk advies en ondersteuning. Werkgever zal te allen tijde ten minste twee Adviseurs aanwijzen. NB: dit is een andere rol dan Adviseur klokkenluiders in het kader van de regeling ongewenst gedrag.
Afdeling advies van het Huis voor Klokkenluiders: de afdeling advies van het Huis, bedoeld in artikel 3a, lid 2, wet Huis voor Klokkenluiders (wet HvK).
Melding: de melding van een vermoeden van een misstand of onregelmatigheid op grond van deze regeling.
Melder: de werknemer die een vermoeden van een misstand of onregelmatigheid heeft gemeld op grond van deze regeling.
Hoogst verantwoordelijke: de directie, tenzij de melding een directielid betreft. In dat geval is het dagelijks bestuur de hoogst verantwoordelijke, tenzij de melding een lid van het dagelijks bestuur betreft. In dit laatste geval is het intern toezichtsorgaan de hoogst verantwoordelijke.
Intern toezichtsorgaan: de auditcommissie.
Contactpersoon: degene die door de hoogst leidinggevende na ontvangst van de melding, in overleg met de melder, is aangewezen als contactpersoon met het oog op het tegengaan van benadeling van de melder.
Onderzoekers: degenen aan wie de hoogste leidinggevende het onderzoek naar de misstand opdraagt.
Externe instantie: de instantie die naar het redelijk oordeel van de melder het meest in aanmerking komt om de externe melding van het vermoeden van een misstand bij te doen.
Externe derde: iedere organisatie of vertegenwoordiger van een organisatie die naar het redelijk oordeel van de melder in staat mag worden geacht direct of indirect de vermoede misstand te kunnen oplossen of doen oplossen.
Afdeling onderzoek van het Huis voor Klokkenluiders: de afdeling onderzoek van het Huis, bedoeld in artikel 3a, lid 3, wet HvK.
Artikel 2. Informatie, advies en ondersteuning voor de werknemer
Een werknemer kan een Adviseur klokkenluiders raadplegen over een vermoeden van een misstand, waarbij de werknemer de Adviseur klokkenluiders kan verzoeken om informatie, advies en ondersteuning inzake het vermoeden van een misstand.
De werknemer kan ook de afdeling advies van het Huis voor Klokkenluiders verzoeken om informatie, advies en ondersteuning inzake het vermoeden van een misstand.
Artikel 3. Interne melding
Een werknemer met een vermoeden van een misstand binnen de organisatie van zijn werkgever kan daarvan melding doen bij iedere leidinggevende die binnen de organisatie hiërarchisch een hogere positie bekleedt dan hij. Indien de werknemer een redelijk vermoeden heeft dat de leidinggevende als bedoeld in de eerste zin bij de vermoede misstand betrokken is, kan hij de melding ook bij de hoogst verantwoordelijke doen.
De werknemer kan het vermoeden van een misstand binnen de organisatie van zijn werkgever ook melden via de Adviseur klokkenluiders. De Adviseur klokkenluider stuurt de melding, in overleg met de werknemer, door naar een leidinggevende als bedoeld in het vorige lid, respectievelijk de hoogst verantwoordelijke, waarbij de Adviseur klokkenluiders de identiteit van de melder zal beschermen.
Een werknemer van een andere organisatie die door zijn werkzaamheden met de organisatie van de werkgever in aanraking is gekomen, en een vermoeden heeft van een misstand binnen de organisatie van de werkgever kan daarvan melding doen bij iedere leidinggevende die binnen de organisatie van de werkgever hiërarchisch een gelijke of een hogere positie bekleedt dan hij. Indien de werknemer van een andere organisatie een redelijk vermoeden heeft dat de leidinggevende bij de vermoede misstand betrokken is, kan hij de melding ook bij de hoogst verantwoordelijke doen.
De werknemer van een andere organisatie als bedoeld in het vorige lid kan het vermoeden van een misstand binnen de organisatie van de werkgever ook melden via de Adviseur klokkenluiders. De Adviseur klokkenluiders stuurt de melding, in overleg met de werknemer, door naar een leidinggevende als bedoeld in het vorige lid, respectievelijk de hoogst verantwoordelijke.
Artikel 4. Vertrouwelijke omgang met de melding en de identiteit van de melder
De werkgever draagt er zorg voor dat de informatie over de melding zodanig wordt bewaard dat deze alleen toegankelijk is voor diegenen die bij de behandeling van deze melding betrokken zijn.
Al diegenen die bij de behandeling van een melding betrokken zijn maken de identiteit van de melder niet bekend zonder uitdrukkelijke schriftelijke instemming van de melder en gaan met de informatie over de melding vertrouwelijk om.
Indien het vermoeden van een misstand is gemeld via de Adviseur klokkenluiders en de melder geen toestemming heeft gegeven zijn identiteit bekend te maken, wordt alle correspondentie over de melding verstuurd aan de Adviseur klokkenluiders en stuurt de Adviseur klokkenluiders dit onverwijld door aan de melder.
Artikel 5. Xxxxx xxx xxxxxx, vastlegging, doorsturen en ontvangstbevestiging van de interne melding
Het doen van een melding van een vermoeden van een misstand is vormvrij en kan zowel mondeling als schriftelijk door werknemer worden gedaan. Hoewel er geen formele vereisten verbonden zijn aan het melden van een vermoeden van een misstand verdient het sterke voorkeur dat werknemer aangeeft dat het een melding als bedoeld in deze regeling betreft. Dit om te voorkomen dat er onduidelijkheid ontstaat over de toepasselijkheid van de onderhavige regeling. Voor de verdere bepalingen met betrekking tot het doen van een melding van een vermoeden van een misstand wordt hierbij verwezen naar hetgeen bepaald is in artikel 3 en 4.
Indien de werknemer de melding van een vermoeden van een misstand xxxxxxxxx bij een leidinggevende doet of een schriftelijke melding van een mondelinge toelichting voorziet, draagt deze leidinggevende, in overleg met de melder, zorg voor een schriftelijke vaststelling hiervan, en legt deze vastlegging ter goedkeuring en ondertekening voor aan de melder. De melder ontvangt hiervan een afschrift.
Indien de werknemer de melding van een vermoeden van een misstand mondeling via de Adviseur klokkenluiders doet of een schriftelijke melding van een mondelinge toelichting voorziet, draagt deze Adviseur klokkenluiders, in overleg met de melder, zorg voor een schriftelijke vaststelling hiervan, en legt deze vastlegging ter goedkeuring en ondertekening voor aan de melder. De melder ontvangt hiervan een afschrift.
De leidinggevende bij wie de melding is gedaan stuurt de melding onverwijld door aan de hoogst verantwoordelijke.
Indien de melder of de leidinggevende bij wie de melding is gedaan een redelijk vermoeden hebben dat een directielid bij de vermoede misstand betrokken is, stuurt de leidinggevende de melding onverwijld door aan het dagelijks bestuur van de werkgever.
Indien de melder of de leidinggevende bij wie de melding is gedaan een redelijk vermoeden hebben dat een lid van het dagelijks bestuur bij de vermoede misstand betrokken is, stuurt de leidinggevende de melding onverwijld door aan het interne toezichtsorgaan.
De hoogst verantwoordelijke stuurt de melder onverwijld een bevestiging dat de melding is ontvangen. De ontvangstbevestiging bevat in ieder geval een zakelijke beschrijving van de melding, de datum waarop deze is ontvangen en een afschrift van de melding.
Na ontvangst van de melding wijst de hoogst verantwoordelijke, in overleg met de melder, onverwijld een contactpersoon aan met het oog op het tegengaan van benadeling van de melder.
Artikel 6. Behandeling van de interne melding door de werkgever
De hoogst verantwoordelijke stelt een onderzoek in naar het gemelde vermoeden van een misstand, tenzij:
het vermoeden niet gebaseerd is op redelijke gronden, of
op voorhand duidelijk is dat het gemelde geen betrekking heeft op een vermoeden van een misstand.
Indien de hoogst verantwoordelijke besluit geen onderzoek in te stellen, informeert hij de melder daar binnen twee weken na de interne melding schriftelijk over. Daarbij wordt tevens aangegeven op grond waarvan de hoogst verantwoordelijke van oordeel is dat het vermoeden niet gebaseerd is op redelijke gronden, of dat op voorhand duidelijk is dat het gemelde geen betrekking heeft op een vermoeden van een misstand.
De hoogst verantwoordelijke beoordeelt of een externe instantie als bedoeld in artikel 13 lid 3 van de interne melding van een vermoeden van een misstand op de hoogte moet worden gebracht. Indien de werkgever een externe instantie op de hoogte stelt, stuurt de hoogst verantwoordelijke de melder hiervan een afschrift, tenzij hiertegen in het kader van het onderzoek van de externe instantie ernstige bezwaren bestaan.
De hoogst verantwoordelijke draagt het onderzoek op aan onderzoekers die onafhankelijk en onpartijdig zijn, en laat het onderzoek in ieder geval niet uitvoeren door personen die mogelijk betrokken zijn of zijn geweest bij de vermoede misstand.
De hoogst verantwoordelijke informeert de melder onverwijld schriftelijk dat een onderzoek is ingesteld en door wie het onderzoek wordt uitgevoerd. De hoogst verantwoordelijke stuurt de melder daarbij een afschrift van de onderzoeksopdracht, tenzij hiertegen ernstige bezwaren bestaan.
De hoogst verantwoordelijke informeert de personen op wie een melding betrekking heeft over de melding en over het op de hoogte brengen van een externe instantie zoals bedoeld in lid 3, tenzij het onderzoeksbelang of het handhavingsbelang daardoor kunnen worden geschaad.
Artikel 7. De uitvoering van het onderzoek
De onderzoekers stellen de melder in de gelegenheid te worden gehoord. De onderzoekers dragen zorg voor een schriftelijke vaststelling hiervan, en leggen deze vastlegging ter goedkeuring en ondertekening voor aan de melder. De melder ontvangt hiervan een afschrift.
De onderzoekers kunnen ook anderen horen. De onderzoekers dragen zorg voor een schriftelijke vaststelling hiervan, en leggen deze vastlegging ter goedkeuring en ondertekening voor aan degene die gehoord is. Degene die gehoord is ontvangt hiervan een afschrift.
De onderzoekers kunnen binnen de organisatie van de werkgever alle documenten inzien en opvragen die zij voor het doen van het onderzoek redelijkerwijs nodig achten.
Werknemers mogen de onderzoekers alle documenten verstrekken waarvan zij het redelijkerwijs nodig achten dat de onderzoekers daar in het kader van het onderzoek kennis van nemen.
De onderzoekers stellen een concept onderzoeksrapport op en stellen de melder in de gelegenheid daar opmerkingen bij te maken, tenzij hiertegen ernstige bezwaren bestaan.
De onderzoekers stellen vervolgens het onderzoeksrapport vast. Zij sturen de melder hiervan een afschrift, tenzij hiertegen ernstige bezwaren bestaan.
Artikel 8. Het tegengaan van benadeling van de melder
De op de voet van artikel 5 lid 8 aangewezen contactpersoon bespreekt onverwijld, samen met de melder, welke risico’s op benadeling aanwezig zijn, op welke wijze die risico’s kunnen worden verminderd en wat de werknemer kan doen als hij van mening is dat sprake is van benadeling. De contactpersoon draagt zorg voor een schriftelijke vaststelling hiervan, en legt deze vastlegging ter goedkeuring en ondertekening voor aan de melder. De melder ontvangt hiervan een afschrift.
Indien de melder van mening is dat sprake is van benadeling, kan hij dat onverwijld bespreken met de contactpersoon. De contactpersoon en de melder bespreken ook welke maatregelen genomen kunnen worden om benadeling tegen te gaan. De contactpersoon draagt zorg voor een schriftelijke vaststelling hiervan, en legt deze vastlegging ter goedkeuring en ondertekening voor aan de melder. De contactpersoon stuurt het verslag onverwijld door aan de hoogst verantwoordelijke. De melder ontvangt hiervan een afschrift.
De hoogst verantwoordelijke draagt er zorg voor dat maatregelen die nodig zijn om benadeling tegen te gaan worden genomen.
Artikel 9. Bescherming van de melder tegen benadeling
De werkgever zal de melder niet benadelen in verband met het te goeder trouw en naar behoren melden van een vermoeden van een misstand bij de werkgever, een andere organisatie, of een externe instantie als bedoeld in artikel 13 lid 3.
Onder benadeling als bedoeld in lid 1 wordt in ieder geval verstaan het nemen van een benadelende maatregel, zoals:
het verlenen van ontslag, xxxxxx dan op eigen verzoek;
het tussentijds beëindigen of het niet verlengen van een tijdelijk dienstverband;
het niet omzetten van een tijdelijk dienstverband in een vast dienstverband;
het treffen van een disciplinaire maatregel;
het opleggen van een onderzoeks-, spreek-, werkplek- en/of contactverbod aan de melder of collega’s van de melder,
de opgelegde benoeming in een andere functie;
het uitbreiden of beperken van de taken van de melder, anders dan op eigen verzoek;
het verplaatsen of overplaatsen van de melder, anders dan op eigen verzoek;
het weigeren van een verzoek tot het verplaatsen of overplaatsen van de melder;
het wijzigen van de werkplek of het weigeren van een verzoek daartoe;
het onthouden van salarisverhoging, incidentele beloning, bonus, of toekenning van vergoedingen;
het onthouden van promotiekansen;
het niet accepteren van een ziekmelding, of het de werknemer als ziek geregistreerd laten.
het afwijzen van een verlofaanvraag;
het verlenen van xxxxxx, anders dan op eigen verzoek;
Van benadeling als bedoeld in lid 1 is ook sprake als een redelijke grond aanwezig is om de melder aan te spreken op zijn functioneren of een benadelende maatregel als bedoeld in lid 2 jegens hem te nemen, maar de maatregel die de werkgever neemt niet in redelijke verhouding tot staat tot die grond.
Indien de werkgever jegens de melder binnen afzienbare tijd na het doen van een melding overgaat tot het nemen van een benadelende maatregel als bedoeld in lid 2, motiveert hij waarom hij deze maatregel nodig acht en dat deze maatregel geen verband houdt met het te goeder trouw en naar behoren melden van een vermoeden van een misstand.
De werkgever draagt er zorg voor dat leidinggevenden en collega’s van de melder zich onthouden van iedere vorm van benadeling in verband met het te goeder trouw en naar behoren melden van een vermoeden van een misstand, die het professioneel of persoonlijk functioneren van de melder belemmert.
Artikel 10. Bescherming van andere betrokkenen tegen benadeling
De werkgever zal de Adviseur klokkenluiders niet benadelen vanwege het uitoefenen van de in deze regeling beschreven taken.
De werkgever zal de contactpersoon niet benadelen vanwege het uitoefenen van de in deze regeling beschreven taken.
De werkgever zal een werknemer die wordt gehoord door de onderzoekers niet benadelen vanwege het te goeder trouw en naar behoren afleggen van een verklaring. De inhoud van de verklaring kan echter wel grond zijn voor een proportionele en een zich binnen de grenzen van de wet bevindende benadelende handeling van werkgever jegens de in dit lid bedoelde werknemer.
De werkgever zal een werknemer niet benadelen in verband met het door hem aan de onderzoekers overleggen van documenten die naar zijn redelijk oordeel van belang zijn voor het onderzoek.
Op benadeling van de in lid 1 t/m 5 bedoelde personen zijn artikel 9 lid 2 t/m 5 van overeenkomstige toepassing.
Artikel 11. Standpunt van de werkgever
De hoogst verantwoordelijke informeert de melder binnen acht weken na de melding schriftelijk over het inhoudelijk standpunt met betrekking tot het gemelde vermoeden van een missstand. Daarbij wordt tevens aangegeven tot welke stappen de melding heeft geleid.
Indien duidelijk wordt dat het standpunt niet binnen acht weken kan worden gegeven, informeert de hoogst verantwoordelijke de melder daar schriftelijk over. Daarbij wordt aangegeven binnen welke termijn de melder het standpunt tegemoet kan zien. De verlenging van de termijn mag maximaal vier weken bedragen.
Na afronding van het onderzoek beoordeelt de hoogst verantwoordelijke of een externe instantie als bedoeld in artikel 13 lid 3 van de interne melding van een vermoeden van een misstand en van het onderzoeksrapport en het standpunt van de werkgever op de hoogte moet worden gebracht. Indien de werkgever een externe instantie op de hoogte stelt, stuurt hij de melder hiervan een afschrift, tenzij hiertegen ernstige bezwaren bestaan.
Lid 1 t/m 3 zijn van overeenkomstige toepassing op de personen op wie de melding betrekking heeft, tenzij het onderzoeksbelang of het handhavingsbelang daardoor kunnen worden geschaad.
Artikel 12. Hoor en wederhoor ten aanzien van onderzoeksrapport en standpunt werkgever
De werkgever stelt de melder in de gelegenheid op het onderzoeksrapport en het standpunt van de werkgever te reageren.
Indien de melder in reactie op het onderzoeksrapport of het standpunt van de werkgever onderbouwd aangeeft dat het vermoeden van een misstand niet daadwerkelijk of niet deugdelijk is onderzocht of dat in het onderzoeksrapport of het standpunt van de werkgever sprake is van wezenlijke onjuistheden, reageert de werkgever hier inhoudelijk op en stelt hij zo nodig een nieuw of aanvullend onderzoek in. Op dit nieuwe of aanvullende onderzoek zijn artikel 6, 7, 11 en 12 van overeenkomstige toepassing.
Indien de werkgever een externe instantie als bedoeld in artikel 13 lid 3 op de hoogte brengt of heeft gebracht, stuurt hij ook de hiervoor bedoelde reactie van de melder op het onderzoeksrapport en het standpunt van de werkgever aan die externe instantie toe. De melder ontvangt hiervan een afschrift.
Artikel 13. Externe melding
Na het doen van een interne melding van een vermoeden van een misstand, kan de melder een externe melding doen indien:
de melder het niet eens is met het standpunt als bedoeld in artikel 11 en van oordeel is dat het vermoeden ten onrechte terzijde is gelegd;
de melder geen standpunt heeft ontvangen binnen de termijn als bedoeld in artikel 11 lid 1 of lid 2.
De melder kan direct een externe melding doen van een vermoeden van een misstand indien het eerst doen van een interne melding in redelijkheid niet van hem kan worden gevraagd. Dat is in ieder geval aan de orde indien dit uit enig wettelijk voorschrift voortvloeit of sprake is van:
acuut gevaar, waarbij een zwaarwegend en spoedeisend maatschappelijk belang onmiddellijke externe melding noodzakelijk maakt;
een redelijk vermoeden dat de hoogste verantwoordelijke binnen de organisatie van de werkgever bij de vermoede misstand betrokken is;
een situatie waarin de melder in redelijkheid kan vrezen voor tegenmaatregelen in verband met het doen van een interne melding;
een duidelijk aanwijsbare dreiging van verduistering of vernietiging van bewijsmateriaal;
een eerdere melding overeenkomstig de procedure van dezelfde misstand, die de misstand niet heeft weggenomen;
De melder kan de externe melding doen bij een externe instantie die daarvoor naar het redelijk oordeel van de melder het meest in aanmerking komt. Onder externe instantie wordt in ieder geval verstaan:
een instantie die is belast met de opsporing van strafbare feiten;
een instantie die is belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift;
een andere daartoe bevoegde instantie waar het vermoeden van een misstand kan worden gemeld, waaronder de afdeling onderzoek van het Huis voor Klokkenluiders.
Indien naar het redelijk oordeel van de melder het maatschappelijk belang zwaarder weegt dan het belang van de werkgever bij geheimhouding, kan de melder de externe melding ook doen bij een externe derde die naar zijn redelijk oordeel in staat mag worden geacht direct of indirect de vermoede misstand te kunnen opheffen of doen opheffen. Voorwaarde voor het melden bij een externe derde is dat de melder dit op proportionele wijze doet en de werkgever geen onnodige schade berokkent.
Artikel 14. Onderzoek naar benadeling van de melder
De melder die meent dat sprake is van benadeling in verband met het doen van een melding van een vermoeden van een misstand, kan de hoogst verantwoordelijke verzoeken om onderzoek te doen naar de wijze waarop er binnen de organisatie met hem wordt omgegaan.
De melder kan ook de afdeling onderzoek van het Huis voor Klokkenluiders verzoeken om een onderzoek in te stellen naar de wijze waarop de werkgever zich jegens hem heeft gedragen naar aanleiding van de melding van een vermoeden van een misstand.
Artikel 15. Publicatie, rapportage en evaluatie
De hoogste verantwoordelijke draagt er zorg voor dat deze regeling wordt gepubliceerd op het intranet en openbaar wordt gemaakt op de website van de werkgever.
De hoogste verantwoordelijke stelt jaarlijks een rapportage op over het beleid aangaande het omgaan met het melden van vermoedens van misstanden en onregelmatigheden en de uitvoering van deze regeling. Deze rapportage bevat in ieder geval:
informatie over de in het afgelopen jaar gevoerde beleid aangaande het omgaan met het melden van vermoedens van misstanden en onregelmatigheden en het in het komende jaar te voeren beleid op dit vlak;
informatie over het aantal meldingen en een indicatie van de aard van de meldingen, de uitkomsten van de onderzoeken en de standpunten van de werkgever;
algemene informatie over de ervaringen met het tegengaan van benadeling van de melder;
informatie over het aantal verzoeken om onderzoek naar benadeling in verband met het doen van een melding van een vermoeden van een misstand en een indicatie van de uitkomsten van de onderzoeken en de standpunten van de werkgever.
De hoogste verantwoordelijke stuurt het concept voor de in het vorige lid bedoelde rapportage ter bespreking aan de Ondernemingsraad, waarna dit in een overlegvergadering met de Ondernemingsraad wordt besproken.
De hoogste verantwoordelijke stelt de Ondernemingsraad in de gelegenheid zijn standpunt over het beleid aangaande het omgaan met het melden van vermoedens van misstanden en onregelmatigheden, de uitvoering van deze regeling, en de rapportage kenbaar te maken. De hoogste verantwoordelijke draagt zorg voor verwerking van het standpunt van de Ondernemingsraad in de rapportage, en legt deze verwerking ter goedkeuring aan de Ondernemingsraad voor.
Artikel 16. Slotbepaling
Deze regeling treedt in werking op [datum].
Klokkenluidersregeling voor bedrijven