Subsidieregeling Samenleving Beverwijk
Subsidieregeling Samenleving Beverwijk
Intitulé
Het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Beverwijk;
Gelet op titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 3 van de Algemene Subsidieverordening 2022 gemeente Beverwijk;
Overwegende dat het wenselijk is om nadere regels (hierna te noemen: subsidieregeling) vast te stellen voor het verstrekken van subsidies voor activiteiten in het sociaal domein;
Besluit
vast te stellen de Subsidieregeling Samenleving Beverwijk
Inhoud
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN 6
Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen 6
Artikel 1.2 Toepasselijkheid Algemene Subsidieverordening 2022 gemeente Beverwijk 6
Artikel 1.3 Doel subsidieregeling en reikwijdte 7
Artikel 1.4 Uitgangspunten verstrekken van subsidies 7
Artikel 1.5 Bij de aanvraag in te dienen gegevens 7
Artikel 1.6 Weigeringsgronden 7
Artikel 1.7 Berekening van de subsidie 8
Artikel 1.8 Subsidiabele kosten 8
Artikel 1.10 Opschortende voorwaarde en uitbetaling subsidie 8
Artikel 1.11 Doorwerking voorwaarden hogere overheid 8
Artikel 1.12 Aanvraag met meerdere beleidsthema’s 9
Artikel 1.13 Verdeling van een subsidieplafond 9
HOOFDSTUK 2 SUBSIDIEREGELS MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING EN PARTICIPATIE 10
Algemene bepalingen subsidies Maatschappelijke ondersteuning en participatie 10
Artikel 2.1 Begripsomschrijvingen 10
Artikel 2.2 Doel en reikwijdte 10
Artikel 2.3 Aanvullende verplichtingen 10
Jaarlijkse subsidies Cliëntondersteuning, maatschappelijk werk en sociaal team 11
Artikel 2.4 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen 11
Jaarlijkse subsidies Mantelzorgondersteuning 11
Artikel 2.6 Doel en reikwijdte 11
Artikel 2.7 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen 11
Artikel 2.9 Bij de aanvraag in te dienen gegevens 11
Artikel 2.10 Vaststelling en verdeling van het subsidieplafond 12
Artikel 2.11 Wegingscriteria 12
Artikel 2.12 Aanvullende verplichtingen 12
Artikel 2.13 Verantwoording 12
Jaarlijkse subsidies stimulering en ondersteuning vrijwillige inzet 13
Artikel 2.14 Doel en reikwijdte 13
Artikel 2.15 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen 13
Artikel 2.17 Bij de aanvraag in te dienen gegevens 13
Artikel 2.18 Vaststelling en verdeling van het subsidieplafond 13
Artikel 2.19 Wegingscriteria 14
Artikel 2.20 Aanvullende verplichtingen 14
Artikel 2.21 Verantwoording 14
Jaarlijkse subsidies Sociale cohesie, welzijn en participatie 14
Artikel 2.22 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen 14
Eenmalige subsidies Vernieuwing maatschappelijke ondersteuning 15
Artikel 2.24 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen 15
Artikel 2.26 Berekening van de subsidie 16
Artikel 2.27 Vaststelling en verdeling van het subsidieplafond 16
Artikel 2.28 Aanvullende verplichtingen 16
Artikel 2.29 Verantwoording 16
HOOFDSTUK 3 SUBSIDIEREGELS KUNST EN CULTUUR 17
Algemene bepalingen subsidies Kunst en cultuur 17
Artikel 3.1 Doel en reikwijdte 17
Artikel 3.3 Aanvullende verplichtingen 17
Jaarlijkse subsidies kunst en cultuur 17
Artikel 3.4 Activiteiten die voor een jaarlijkse subsidie in aanmerking komen 17
Eenmalige subsidies kunst en cultuur 18
Artikel 3.5 Activiteiten die voor een eenmalige subsidie in aanmerking komen 18
Artikel 3.6 Aanvullende weigeringsgronden eenmalige subsidies 18
Artikel 3.7 Berekening van de subsidie 18
Artikel 3.8 Vaststelling en verdeling van het subsidieplafond 19
Jaarlijkse subsidies voor vieringen en herdenkingen 19
Artikel 3.9 Doel en reikwijdte 19
Artikel 3.10 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen 19
HOOFDSTUK 4 SUBSIDIEREGELS SPORT EN GEZONDE LEEFSTIJL 20
Algemene bepalingen subsidies Sport en gezonde leefstijl 20
Artikel 4.1 Begripsomschrijvingen 20
Artikel 4.2 Doel en reikwijdte 20
Jaarlijkse subsidies Sportstimulering 20
Artikel 4.3 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen 20
Artikel 4.5. Aanvullende verplichtingen 21
Jaarlijkse subsidies Jeugdsport 21
Artikel 4.6 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen 21
Artikel 4.8 Bij de aanvraag in te dienen gegevens 21
Artikel 4.9 Berekening van de subsidie 21
Artikel 4.10 Vaststelling en verdeling van het subsidieplafond 22
Eenmalige subsidies sportstimulering 22
Artikel 4.11 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen 22
Artikel 4.12 Berekening van de subsidie 22
Artikel 4.13 Vaststelling en verdeling van het subsidieplafond 22
HOOFDSTUK 5 SUBSIDIEREGELS SUBSIDIES BREDE REGELING COMBINATIEFUNCTIES 23
Artikel 5.1 Begripsomschrijvingen 23
Artikel 5.2 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen 23
Artikel 5.4 Aanvullende weigeringsgronden 23
Artikel 5.5 Subsidiabele kosten 23
HOOFDSTUK 6 SUBSIDIEREGELS JEUGD 24
Algemene bepalingen subsidies Jeugd 24
Artikel 6.1 Begripsomschrijvingen 24
Artikel 6.2 Doel en reikwijdte 24
Artikel 6.3 Aanvullende weigeringsgronden 24
Artikel 6.4 Aanvullende verplichtingen 24
Jaarlijkse subsidies kinder- en jongerenwerk, jeugdmaatschappelijk werk en opvoedondersteuning 24
Artikel 6.5 Doel en reikwijdte 24
Artikel 6.6 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen 25
Jaarlijkse subsidies Jeugdgezondheidszorg 25
Artikel 6.7 Doel en reikwijdte 25
Artikel 6.9 Activiteiten die voor een jaarlijkse subsidie in aanmerking komen 25
Artikel 6.10 Vaststelling en verdeling van het subsidieplafond Kansrijke start 26
Eenmalige subsidies nieuwe activiteiten Jeugd 26
Artikel 6.11 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen 26
HOOFDSTUK 7 SUBSIDIEREGELS ONDERWIJSACHTERSTANDENBELEID EN PEUTEROPVANG 27
Algemene bepalingen subsidies onderwijsachterstandenbeleid en peuteropvang 27
Artikel 7.1 Begripsomschrijvingen 27
Artikel 7.2 Doel en reikwijdte 28
Artikel 7.4 Aanvullende weigeringsgronden 28
Artikel 7.5 Aanvullende verplichtingen 28
Jaarlijkse subsidies peuteropvang en VVE 29
Artikel 7.6 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen 29
Artikel 7.7 Bij de aanvraag in te dienen gegevens 29
Artikel 7.8 Procedurebepalingen 29
Artikel 7.9 Berekening van de subsidie 29
Artikel 7.10 Aanvullende verplichtingen 30
Artikel 7.11 Heroverweging van de subsidie 30
Jaarlijkse subsidies Onderwijsachterstanden 30
Artikel 7.12 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen 30
Artikel 7.13 Vaststelling en verdeling van het subsidieplafond 31
Artikel 7.14 Aanvullende verplichtingen per categorie 31
Eenmalige subsidies Onderwijsachterstanden 31
Artikel 7.15 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen 31
Artikel 7.16 Vaststelling en verdeling van het subsidieplafond 32
Artikel 8.1 Hardheidsclausule 33
Artikel 8.2 Inwerkingtreding en intrekking 33
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen
In deze subsidieregeling wordt verstaan onder:
a. aanvrager: een rechtspersoonlijkheid bezittende organisatie, dan wel een natuurlijk persoon, die voor subsidie in aanmerking wil komen;
b. ASV: de Algemene Subsidieverordening 2022 gemeente Beverwijk;
c. Awb: Algemene wet bestuursrecht;
d. beschikking: het besluit tot subsidieverlening of het besluit tot vaststelling (bij directe vaststelling van de subsidie);
e. college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Beverwijk;
f. deelregeling: een onderdeel van deze subsidieregeling dat betrekking heeft op één beleidsthema;
g. gemeente: gemeente Beverwijk;
h. inwoner: een persoon woonachtig in de gemeente Beverwijk;
i. professioneel: waar beroepsmatig en betaald op grond van een dienstverband of overeenkomst werkzaamheden worden verricht (voor een organisatie);
j. raad: de gemeenteraad van de gemeente Beverwijk;
k. rijksoverheid: de centrale bestuurslaag waar landelijke wetgeving, landelijke regels en landelijk beleid wordt vastgesteld;
l. sociaal domein: alle sectoren die te maken hebben met de sociale kant van het gemeentelijke beleid, zoals: zorg, welzijn, sport, onderwijs, gezondheidszorg, kunst en cultuur, opvoeding, inburgering, positieve gezondheid, sociale activering, werk en inkomen;
m. subsidie: de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten;
n. subsidieontvanger: de aanvrager die subsidie heeft ontvangen;
o. subsidieplafond: het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift;
p. subsidieregeling: de Subsidieregeling Samenleving Beverwijk;
q. subsidieregels: nadere regels ter uitwerking van de Algemene Subsidieverordening 2022 gemeente Beverwijk (op grond van artikel 3 lid 2 van deze verordening);
r. subsidie hogere overheid: subsidie die tot doel heeft uitvoering te geven aan wetgeving of beleid van een hogere overheid, waarbij de in dat kader te verstrekken subsidie ook (grotendeels) wordt bekostigd door de hogere overheid;
s. tijdvak: een aanvraagtijdvak bij een subsidieplafond waarin aanvragen voor subsidie op grond van de deelregeling kunnen worden ingediend;
t. VOG: Verklaring Omtrent het Gedrag waaruit blijkt dat het justitiële verleden van een persoon of rechtspersoon geen bezwaar vormt voor de functie;
u. vrijwilliger: iemand die zich zonder een dienstverband onbetaald en belangeloos inzet voor anderen of de samenleving;
v. vrijwilligersorganisatie: een organisatie die (vrijwel) uitsluitend draait op de inzet van vrijwilligers.
Artikel 1.2 Toepasselijkheid Algemene Subsidieverordening 2022 gemeente Beverwijk
De ASV is op deze hele subsidieregeling van toepassing, tenzij daarvan in deze subsidieregeling nadrukkelijk wordt afgeweken.
Artikel 1.3 Doel subsidieregeling en reikwijdte
1. Deze subsidieregeling is van toepassing op het verstrekken van subsidies die gericht zijn op het realiseren van de doelen zoals vastgelegd in gemeentelijke beleidsnota’s en/of overig beleid, wet en regelgeving op de volgende beleidsthema’s:
- maatschappelijke ondersteuning en participatie;
- kunst en cultuur;
- sport;
- jeugd;
- onderwijsachterstandenbeleid en peuteropvang.
2. In aanvulling op de algemene bepalingen in dit hoofdstuk zijn in hoofdstuk 2 tot en met 7 per beleidsthema als bedoeld in het eerste lid specifieke subsidieregels opgenomen.
Artikel 1.4 Uitgangspunten verstrekken van subsidies
Bij het verstrekken van subsidies worden de volgende algemene uitgangspunten gehanteerd:
a. Toegankelijkheid: activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend moeten in beginsel voor alle inwoners van de gemeente openstaan. Bij de uitvoering van de activiteit(en) waarvoor subsidie wordt verstrekt, worden zoveel mogelijk sociale, fysieke of praktische belemmeringen weggenomen zodat iedereen voor wie de activiteit is bedoeld daadwerkelijk mee kan doen.
b. Eigen financiële bijdragen: Bij subsidieverstrekking wordt uitgegaan van reële eigen bijdragen van organisaties, leden, deelnemers en/of bezoekers.
c. Samenwerking: de gemeente gaat uit van integrale dienstverlening en samenwerking binnen het sociaal domein. Aanvragers van subsidie signaleren kansen en zoeken verbinding met andere organisaties of voorzieningen binnen de gemeente.
d. Fondsenverwerving of cofinanciering: er wordt zoveel mogelijk uitgegaan van een reële inspanning van de aanvrager om ook bijdragen vanuit fondsen of andere cofinanciering te krijgen voor de activiteit waarvoor subsidie wordt gevraagd.
e. Kennis en ervaring: de aanvrager beschikt over voldoende kennis, ervaring of capaciteit om de activiteiten uit te voeren. Voor activiteiten waar professionele inzet noodzakelijk is, zorgt de aanvrager voor passend gekwalificeerd personeel met actuele kennis en ervaring.
f. Participatie en draagvlak: de aanvrager werkt vraaggericht en betrekt waar nodig de buurt, wijk of dorp bij het opstellen van het plan en/of het uitvoeren van de activiteiten.
Artikel 1.5 Bij de aanvraag in te dienen gegevens
In aanvulling op artikel 8 van de ASV legt de aanvrager bij de subsidieaanvraag in ieder geval de volgende gegevens over:
- informatie over de toepassing van de uitgangspunten zoals genoemd in artikel 1.4 van deze subsidieregeling.
Artikel 1.6 Weigeringsgronden
1. In aanvulling op de weigeringsgronden genoemd in de artikelen 4:25, tweede lid en 4:35 van de Awb en artikel 11 van de ASV weigert het college een subsidie geheel of gedeeltelijk als:
a. de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd al is gestart of heeft plaatsgevonden;
b. financiering op grond van een andere regeling is voorgeschreven of mogelijk is;
c. de activiteiten onvoldoende bijdragen aan het doel of de doelen van deze subsidieregeling;
d. de activiteit tot de reguliere (kern)activiteit(en) of (jaar)programmering van de aanvrager behoort waarvoor al subsidie wordt ontvangen;
e. er voor uitvoering van de activiteiten meer uren of een hoger bedrag wordt gerekend dan door het college redelijk wordt geacht of de kosten niet in verhouding staan tot de gewenste resultaten;
f. de activiteiten geheel of deels gericht zijn op het behalen van winst.
2. Het college kan een subsidie geheel of gedeeltelijk weigeren indien niet wordt voldaan aan één of meerdere algemene uitgangspunten uit artikel 1.4 van deze subsidieregeling.
Artikel 1.7 Berekening van de subsidie
De subsidie bedraagt 100 % van de subsidiabele kosten, tenzij in deze subsidieregeling hiervan wordt afgeweken.
Artikel 1.8 Subsidiabele kosten
1. Alle kosten die, na aftrek van bijdragen van derden, voor subsidie in aanmerking komen, direct te relateren zijn aan de activiteit en naar het oordeel van het college aantoonbaar noodzakelijk zijn om de activiteit te ontplooien, tenzij in deze subsidieregeling hiervan wordt afgeweken.
2. Huisvestings-of onderhoudskosten kunnen alleen onder subsidiabele kosten vallen als deze kosten aan een gebouw nodig zijn om de gesubsidieerde activiteiten te kunnen (blijven) uitvoeren. De kosten moeten wel in verhouding staan tot de gesubsidieerde activiteiten.
3. Niet voor subsidie in aanmerking komen de onvoorzienbare kosten of ‘post onvoorzien’ op een
begroting van een aanvrager.
4. Niet voor subsidie in aanmerking komen de kosten die gemaakt worden vóór de datum toekenning van de subsidie en ná de einddatum van de activiteiten.
Artikel 1.9 Verplichtingen
1. In aanvulling op het bepaalde in hoofdstuk 4 van de ASV kunnen aan de subsidie een of meer van de volgende verplichtingen worden verbonden:
a. een geldige VOG voor in te zetten vrijwilligers die in één op één contactsituaties werken en voor vrijwilligers die ingezet worden voor complexe informele respijtzorg. Deze verplichting is niet van toepassing op vrijwilligers die eenmalig vrijwillige activiteiten verrichten;
b. bekendmaking van de activiteiten door de subsidieontvanger via daarvoor geëigende communicatiekanalen;
c. bij de bekendmaking van de activiteiten vermeldt de subsidieontvanger dat de activiteit (mede) dankzij financiële steun van de gemeente mogelijk is gemaakt;
d. de subsidieontvanger zorgt voor de nodige vergunningen, ontheffingen en overige toestemmingen;
e. de subsidieontvanger is voldoende verzekerd;
f. op verzoek van de gemeente werkt de subsidieontvanger mee aan onderzoeken die verband houden met de uitgevoerde activiteiten waarvoor de subsidie is verleend;
g. op verzoek van de gemeente neemt de subsidieontvanger deel aan bijeenkomsten voor het delen van kennis of het geven van input en informatie.
2. Het college kan naast de genoemde verplichtingen in de ASV en in deze subsidieregeling ook andere doelgebonden verplichtingen opleggen in de beschikking.
Artikel 1.10 Opschortende voorwaarde en uitbetaling subsidie
1. Aan het verlenen van een subsidie kan de opschortende voorwaarde worden verbonden dat alle van overheidswege vereiste vergunningen voor het initiatief zijn verkregen.
2. De subsidie wordt niet eerder uitbetaald aan de aanvrager totdat aan deze opschortende voorwaarde is voldaan.
Artikel 1.11 Doorwerking voorwaarden hogere overheid
Wanneer de subsidie is gebaseerd op een subsidie of uitkering van een hogere overheid aan de gemeente voor de uitvoering van een wet, beleid of hogere regeling kunnen de door de hogere overheid gestelde voorwaarden worden opgenomen in de beschikking aan de subsidieontvanger.
Artikel 1.12 Aanvraag met meerdere beleidsthema’s
Wanneer een aanvraag betrekking heeft op meerdere beleidsthema’s zoals vastgelegd in deze subsidieregeling, kan het college de regels toepassen uit de verschillende deelregelingen die zij nodig acht voor het rechtmatig verlenen van de subsidie.
Artikel 1.13 Verdeling van een subsidieplafond
Indien door het college op grond van artikel 5 lid 1 van de ASV een subsidieplafond is bepaald maar een verdeling in deze subsidieregeling van dat subsidieplafond ontbreekt, zal het college tegelijkertijd met het vaststellen van het subsidieplafond de verdeling van het subsidieplafond vaststellen. Bij de publicatie van het subsidieplafond zal ook de van toepassing zijnde verdeling worden opgenomen.
Hoofdstuk 2 Subsidieregels Maatschappelijke ondersteuning en participatie
Algemene bepalingen subsidies Maatschappelijke ondersteuning en participatie
Artikel 2.1 Begripsomschrijvingen
In aanvulling op artikel 1.1 van deze subsidieregeling wordt in deze deelregeling verstaan onder:
a. respijtzorg: het ontlasten van een mantelzorger;
b. Wmo: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.
Artikel 2.2 Doel en reikwijdte
1. Deze subsidieregels zijn uitsluitend van toepassing op het verstrekken van subsidie gericht op het realiseren van de gemeentelijke doelstellingen op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, participatie en gezondheidspreventie zoals vastgelegd in de gemeentelijke beleidsnota’s en/of overig beleid, wet en regelgeving.
2. In deze regeling zijn nadere regels opgenomen voor subsidies op de beleidsthema’s:
a. Cliëntondersteuning, maatschappelijk werk en sociaal team (jaarlijks);
b. Mantelzorgondersteuning (jaarlijks);
c. Stimulering en ondersteuning vrijwillige inzet (jaarlijks);
d. Sociale cohesie, welzijn en participatie (jaarlijks);
e. Vernieuwing maatschappelijke ondersteuning (eenmalig).
3. Het college streeft op de beleidsthema’s als bedoeld in het tweede lid de volgende
maatschappelijke doelen na:
a. Inwoners groeien veilig en gezond op, kunnen zoveel mogelijk zelfstandig een huishouden voeren en kunnen deelnemen aan de samenleving.
b. In de gemeente is een goed en passend aanbod van algemeen toegankelijke voorzieningen om inwoners van jong tot oud waar nodig te ondersteunen.
c. De voorzieningen in de gemeente zijn van goede kwaliteit en laagdrempelig. Maatschappelijke partners zijn daarvoor mede verantwoordelijk.
d. Iedereen draagt naar vermogen bij en niemand staat aan de kant. De gemeente luistert daarbij naar inwoners, en maakt gebruik van hun kennis, ervaring en initiatieven.
e. Mantelzorgers en vrijwilligers worden door de gemeente gewaardeerd en waar nodig geholpen en ondersteund om zich voor hun naasten en voor de samenleving te kunnen blijven inzetten.
f. Sociale problemen als armoede en schulden, taalachterstand en/of eenzaamheid worden zoveel mogelijk voorkomen, en we streven naar het verkleinen van gezondheidsverschillen in de gemeente die het gevolg zijn van sociaal economische omstandigheden.
g. De toegang tot hulp en ondersteuning is laagdrempelig, duidelijk en herkenbaar georganiseerd, dichtbij inwoners.
h. Vernieuwing en transformatie van hulp en ondersteuning in het sociale domein wordt gestimuleerd.
Artikel 2.3 Aanvullende verplichtingen
Het college kan, in aanvulling op artikel 1.9 van deze subsidieregeling, aan het verlenen van de subsidie zoals genoemd in deze deelregeling de verplichting verbinden dat bij de verantwoording inzicht wordt gegeven in de effecten van de gesubsidieerde activiteiten alsmede in ontwikkelingen binnen dat beleidsveld, door middel van kwalitatieve en waar mogelijk kwantitatieve informatie in het jaarverslag.
Jaarlijkse subsidies Cliëntondersteuning, maatschappelijk werk en sociaal team
Artikel 2.4 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen
1. Subsidie kan worden verstrekt voor de volgende jaarlijkse activiteiten:
a. Het geven van informatie en advies aan (groepen van of individuele) inwoners met ondersteuningsvragen, gericht op meedoen in de samenleving en het versterken van de zelfredzaamheid;
b. Het kortdurend ondersteunen van inwoners met ondersteuningsvragen of toeleiden naar passende ondersteuning;
c. Het vroegtijdig signaleren of inwoners ondersteuning behoeven.
Artikel 2.5 Doelgroep
Het college verstrekt uitsluitend subsidie aan maatschappelijke organisaties, bestaande uit professionele organisaties en vrijwilligersorganisaties, die zich toeleggen op onafhankelijke clientondersteuning en maatschappelijk werk en/of bijdragen aan de taken van het Sociaal team Beverwijk.
Jaarlijkse subsidies Mantelzorgondersteuning
Artikel 2.6 Doel en reikwijdte
1. Deze subsidieregels zijn uitsluitend van toepassing op het verstrekken van subsidies gericht op het realiseren van de gemeentelijke doelstellingen op het gebied van mantelzorgondersteuning.
2. Het college streeft op dit beleidsthema specifiek het volgende maatschappelijke doel na: een mantelzorgvriendelijk klimaat door de voortzetting en de stimulering van verdere ontwikkeling van mantelzorgondersteuning. Hierbij is van belang dat lokale expertise en de bekendheid van de lokale en regionale netwerken (sociale kaart) binnen de uitvoering behouden blijft.
Artikel 2.7 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen
1. Subsidie kan worden verstrekt voor jaarlijkse activiteiten die bijdragen aan:
a. het versterken van het netwerk en het bieden van ondersteuning aan mantelzorgers;
b. het bereiken van jonge mantelzorgers en mantelzorgers (moeilijk bereikbare groepen);
c. het stimuleren van mantelzorgvriendelijk werkgeverschap;
d. het stimuleren en bieden van een passend aanbod van respijtzorg en het werven, opleiden en ondersteunen van respijtvrijwilligers;
e. het uitvoeren van de mantelzorgwaardering en de behoeftepeiling onder mantelzorgers;
f. de inzet van een mantelzorgconsulent in het Sociaal team Beverwijk.
Artikel 2.8 Doelgroep
Het college verstrekt uitsluitend subsidie aan één maatschappelijke organisatie die zich toelegt op mantelzorgondersteuning.
Artikel 2.9 Bij de aanvraag in te dienen gegevens
In aanvulling op artikel 8 van de ASV legt de aanvrager bij de subsidieaanvraag in ieder geval de volgende gegevens over:
- Inschrijving in het handelsregister (Kamer van Koophandel);
- Bewijs van beroepsbekwaamheid door aansluiting bij de landelijke brancheorganisatie Xxxxxxxxxx.xx;
- Aantoonbare expertise op het gebied van mantelzorgondersteuning.
Artikel 2.10 Vaststelling en verdeling van het subsidieplafond
1. Het college bepaalt jaarlijks een subsidieplafond voor deze subsidie.
2. De verstrekking van deze subsidie geschiedt op basis van een tendersysteem.
3. Een beoordelingsteam beoordeelt de aanvragen op volgorde van een rangschikking.
4. Bij de rangschikking wordt afgewogen in hoeverre de aanvragen voldoen aan de wegingscriteria (artikel 2.11 van deze subsidieregeling).
5. De beoordeling in deze subsidietender vindt plaats volgens de gewogen factormethode.
6. De geselecteerde partij ontvangt de subsidie, mits aan de voorwaarden is voldaan, voor de duur zoals opgenomen in de subsidietender.
7. Jaarlijks moet door de geselecteerde partij een aanvraag worden ingediend.
Artikel 2.11 Wegingscriteria
De aanvragen worden beoordeeld op de volgende wegingscriteria:
BESCHIKKINGSCRITERIA | MAXIMAAL AANTAL PUNTEN |
Prijs | 0 |
Kwaliteit | 100 |
K1: Netwerkversterking en ondersteuning | 12,5 |
K2: Moeilijk bereikbare mantelzorgers | 12,5 |
K3: Mantelzorgvriendelijk werkgeverschap | 12,5 |
K4: Respijtzorg en respijtvrijwilligers | 12,5 |
K5: Mantelzorgwaardering | 12,5 |
K6: Mantelzorgconsulent in het Sociaal Team/Integrale Toegang Beverwijk resp. Serviceplein Heemskerk | 12,5 |
K7: Casus | 25 |
Totaal | 100 |
Artikel 2.12 Aanvullende verplichtingen
Het college kan, in aanvulling op artikel 1.9 van deze subsidieregeling, aan het verlenen van subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 2.7 van deze subsidieregeling de verplichting verbinden dat een verwerkersovereenkomst wordt afgesloten in verband met de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG).
Artikel 2.13 Verantwoording
De subsidieontvanger dient in de jaarlijkse verantwoording van de subsidie de volgende onderdelen toe te lichten:
- Netwerkversterking en ondersteuning;
- Moeilijk bereikbare mantelzorgers;
- Mantelzorgvriendelijk werkgeverschap;
- Respijtzorg en respijtvrijwilligers;
- Mantelzorgwaardering;
- Mantelzorgconsulent in het Sociaal team Beverwijk.
Jaarlijkse subsidies stimulering en ondersteuning vrijwillige inzet
Artikel 2.14 Doel en reikwijdte
1. Deze subsidieregels zijn uitsluitend van toepassing op het verstrekken van subsidies gericht op het realiseren van de gemeentelijke doelstellingen op het gebied van stimulering en ondersteuning van vrijwillige inzet binnen de gemeente.
2. Het college streeft op dit beleidsthema specifiek het volgende maatschappelijke doel na: Het stimuleren en ondersteunen van vrijwillige inzet om vrijwillige inzet te bevorderen en te behouden door een steunfunctie voor vrijwilligers en vrijwilligersorganisaties. Hierbij is van belang dat lokale expertise en de bekendheid van de lokale en regionale netwerken (sociale kaart) binnen de uitvoering behouden blijft.
Artikel 2.15 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen
Subsidie kan worden verstrekt voor een steunfunctie vrijwillige inzet met de volgende activiteiten:
- Een op de toekomst gericht eigen vrijwilligersbeleid van de Vrijwilligersorganisaties;
- Het dusdanig ondersteunen van organisaties met vrijwilligers zodat deze ondersteuning optimaal aansluit bij de specifieke behoefte en karakter van de werksoort;
- Het delen c.q. bundelen van kennis en samenwerking van organisaties waar vrijwilligers werken;
- Het zorgdragen voor voldoende kennis en vaardigheden van vrijwilligers;
- Het stimuleren van inwoners om zich vrijwillig in te zetten op een plek en manier die optimaal bij hen past;
- Het werven van voldoende vrijwilligers en het vervullen van vacatures met de juiste vrijwilligers;
- Het zorgdragen dat buurtbewoners elkaar gemakkelijk en veilig weten te vinden als ze hulp nodig hebben of willen aanbieden;
- Het zorgdragen dat jongeren in de middelbare schoolperiode kennis maken met vrijwilligerswerk en zo worden gestimuleerd om nu of in de toekomst vrijwilligerswerk te doen;
- Het zorgdragen dat organisaties waar vrijwilligers werken succesvol zijn bij het werven, begeleiden en behouden van (hun) jonge vrijwilligers;
- Het adequaat ondersteunen van zorgvrijwilligers en het goed bewaken van hun verantwoordelijkheid en belastbaarheid.
Artikel 2.16 Doelgroep
Het college verstrekt uitsluitend subsidie aan één maatschappelijke organisatie die zich toelegt op stimulering en ondersteuning vrijwillige inzet.
Artikel 2.17 Bij de aanvraag in te dienen gegevens
In aanvulling op artikel 8 van de ASV legt de aanvrager bij de subsidieaanvraag in ieder geval de volgende gegevens over:
- Inschrijving in het handelsregister (Kamer van Koophandel);
- Het bewijs van aansluiting bij de landelijke brancheorganisatie (NVO);
- Het bewijs van aantoonbare expertise op het gebied van stimulering en ondersteuning vrijwillige inzet.
Artikel 2.18 Vaststelling en verdeling van het subsidieplafond
1. Het college bepaalt jaarlijks een subsidieplafond voor deze subsidie.
2. De verstrekking van deze subsidie geschiedt op basis van een tendersysteem.
3. Een beoordelingsteam beoordeelt de aanvragen op volgorde van een rangschikking.
4. Bij de rangschikking wordt afgewogen in hoeverre de aanvragen voldoen aan de wegingscriteria (artikel 2.19 van deze subsidieregeling).
5. De beoordeling in deze subsidietender vindt plaats volgens de gewogen factormethode.
6. De geselecteerde partij ontvangt de subsidie, mits aan de voorwaarden is voldaan, voor de duur zoals opgenomen in de subsidietender.
7. Jaarlijks moet door de geselecteerde partij een aanvraag worden ingediend.
Artikel 2.19 Wegingscriteria
De aanvragen worden beoordeeld op de volgende wegingscriteria:
BESCHIKKINGSCRITERIA | MAXIMAAL AANTAL PUNTEN |
Prijs | 0 |
Kwaliteit | 100 |
K1 Netwerkversterking | 60 |
K 2 Ondersteuning van vrijwilligers | 40 |
Totaal | 100 |
Artikel 2.20 Aanvullende verplichtingen
Het college kan in aanvulling op artikel 1.9 van deze subsidieregeling aan het verlenen van subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 2.15 van deze subsidieregeling de verplichting verbinden dat een verwerkersovereenkomst wordt afgesloten in verband met de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG).
Artikel 2.21 Verantwoording
De subsidieontvanger dient in de jaarlijkse verantwoording van de subsidie de volgende onderdelen toe te lichten:
- Netwerkversterking;
- Ondersteuning van vrijwilligers.
Jaarlijkse subsidies Sociale cohesie, welzijn en participatie
Artikel 2.22 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen
1. Subsidie kan worden verstrekt voor de volgende jaarlijkse activiteiten:
a. het stimuleren, faciliteren of organiseren van activiteiten, gericht op meedoen aan de samenleving, ontmoeting en sociale samenhang in buurt, wijk en dorp;
b. het bieden van een laagdrempelige en toegankelijke ontmoetingsplek waar dergelijke activiteiten plaats kunnen vinden door verenigingen en inwoners;
c. Het verbinden van (groepen) inwoners, maatschappelijke en andere organisaties en vrijwilligers, gericht op een sociale en leefbare buurt, wijk of dorp;
d. de belangenbehartiging van (groepen) inwoners, gericht op het versterken van eigen regie en het wegnemen van achterstanden;
e. het voorkomen van en bemiddelen bij sociale problemen tussen individuele of groepen inwoners;
f. het ondersteunen van (groepen van of individuele) inwoners die kampen met taalachterstanden, armoede en/of schulden, zodat zij weer kunnen meedoen in de samenleving en hun zelfredzaamheid wordt versterkt;
g. activiteiten gericht op bewustwording en bevordering van gezondheid en gezonde leefstijl en bestrijding van eenzaamheid;
h. het ondersteunen van (groepen van of individuele) inwoners met afstand tot de arbeidsmarkt, gericht op toeleiding naar (vrijwilligers-)werk en meedoen naar vermogen;
i. het stimuleren, faciliteren of organiseren van vrij toegankelijke inloop- en/of dagactiviteiten voor kwetsbare inwoners, waaronder inwoners met een verstandelijke, psychische of psychiatrische beperking; gericht op structuur en ondersteuning, persoonlijke ontplooiing en meedoen naar vermogen.
2. De activiteiten dienen:
a. zoveel mogelijk gericht te zijn op preventie en het voorkomen van verergering van problemen;
b. bij te dragen aan een zo integraal mogelijke inzet in buurt, wijk en dorp op het gebied van welzijn en participatie, preventieve zorg en gezondheid, jeugd, wonen en veiligheid.
c. invulling te geven aan de preventieve taken van de gemeente op gebied van de Wmo, Participatiewet, Jeugdwet en Wet publieke gezondheid, rekening houdend met de raakvlakken met en samenwerking met onder andere onderwijs, sportverenigingen, culturele organisaties, wooncorporaties, politie, handhaving;
d. gericht te zijn op inclusie en integratie.
Artikel 2.23 Doelgroep
Het college verstrekt uitsluitend subsidie aan maatschappelijke organisaties, bestaande uit professionele organisaties en vrijwilligersorganisaties, die zich toeleggen op een of meer van de volgende onderwerpen:
a. welzijnswerk;
b. het verbeteren van sociale samenhang en leefbaarheid in buurt, wijk of dorp;
c. belangenbehartiging van groepen inwoners;
d. ondersteuning van (groepen van) inwoners bij taalachterstanden, armoede en/of schulden, of gezondheidsachterstanden;
e. sociale activering en laagdrempelige ontmoetingsactiviteiten of dagactiviteiten voor kwetsbare groepen.
Eenmalige subsidies Vernieuwing maatschappelijke ondersteuning
Artikel 2.24 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen
1. Subsidie kan worden verstrekt voor eenmalige activiteiten die bijdragen aan vernieuwing en verbetering van hulp en ondersteuning in het sociale domein (maatschappelijke ondersteuning).
2. De activiteiten dienen:
a. gericht te zijn op het verbeteren van stabiliteit, regie en controle van inwoners op zelfredzaamheid, het vergroten van maatschappelijke participatie van inwoners, het versterken van de eigen kracht en/of onderlinge hulp van inwoners; en
b. vernieuwend te zijn en/of te leiden tot omvorming en verbetering van bestaande activiteiten. Er moet aantoonbaar sprake zijn van een nieuwe activiteit of vernieuwende aanpak die duidelijk afwijkt van een regulier activiteitenpakket van een vereniging of stichting; en
c. het werkveld van maatschappelijke ondersteuning en welzijn te ondersteunen, waarbij wordt gestreefd naar een integrale blik en een brede samenwerking; en
d. bij te dragen aan preventie en/of te leiden tot een afname van meer gespecialiseerde zorg en ondersteuning.
Artikel 2.25 Doelgroep
Het college verstrekt uitsluitend subsidie aan in de gemeente gevestigde of werkzame verenigingen of stichtingen of natuurlijke personen of een samenwerkingsverband daarvan.
Artikel 2.26 Berekening van de subsidie
Een subsidie als bedoeld in artikel 2.24 van deze subsidieregeling bedraagt maximaal 75 % van de subsidiabele kosten, met een maximum van € 20.000,- per aanvraag.
Artikel 2.27 Vaststelling en verdeling van het subsidieplafond
1. Het college bepaalt jaarlijks een subsidieplafond voor deze eenmalige subsidies.
2. Het beschikbare bedrag wordt gelijk verdeeld over twee tijdvakken: van 1 januari tot 1 juli en van 1 juli tot en met 31 december.
3. Per tijdvak kan dezelfde aanvrager maximaal één aanvraag indienen.
4. Subsidieaanvragen die aan de gestelde voorwaarden voldoen, worden behandeld op volgorde van binnenkomst van complete aanvragen per tijdvak totdat het subsidieplafond is bereikt.
5. Indien een deel van het beschikbare bedrag op de laatste dag van het tijdvak niet is uitgeput, worden de resterende middelen toegevoegd aan de middelen van het volgende tijdvak van hetzelfde kalenderjaar.
Artikel 2.28 Aanvullende verplichtingen
Het college kan in aanvulling op artikel 1.9 van deze subsidieregeling aan het verlenen van subsidie voor de activiteiten als bedoeld in artikel 2.24 van deze subsidieregeling de verplichting verbinden dat de ervaringen van de subsidieontvanger actief of op aanvraag gedeeld worden met andere organisaties die hiervan kennis willen nemen.
Artikel 2.29 Verantwoording
De subsidieontvanger dient in de verantwoording aan te geven of en in welke mate het doel van vernieuwing en verbetering van hulp en ondersteuning in het sociale domein is gerealiseerd en (indien van toepassing) hoe een vervolg wordt gegeven aan de in gang gezette vernieuwing.
Hoofdstuk 3 Subsidieregels Kunst en cultuur
Algemene bepalingen subsidies Kunst en cultuur
Artikel 3.1 Doel en reikwijdte
1. Deze subsidieregels zijn uitsluitend van toepassing op het verstrekken van subsidies kunst en cultuur, gericht op het realiseren van het gemeentelijk cultuurbeleid, zoals vastgelegd in de gemeentelijke beleidsnota en/of overig beleid, wet en regelgeving.
2. Het college streeft op de beleidsthema’s als bedoeld in het eerste lid de volgende
maatschappelijke doelen na:
a. kunst en cultuur is voor alle inwoners van de gemeente toegankelijk;
b. inwoners kunnen meedoen aan activiteiten en genieten van een breed aanbod;
c. kunst en cultuur(historie) dragen bij aan een brede persoonlijke ontwikkeling en sociale verbondenheid;
d. met name de jeugd kan kennis maken met de verschillende vormen van kunst en cultuur(historie);
e. een goede culturele infrastructuur komt tot stand bestaande uit diverse culturele voorzieningen (breed aanbod) en onderlinge samenwerking;
f. kunst en cultuur(historie) dragen bij aan (het stimuleren van) vernieuwing en creativiteit, en bieden economische meerwaarde;
g. de uitingen van kunst en cultuur(historie) zijn goed zichtbaar.
Artikel 3.2. Doelgroep
Het college verstrekt uitsluitend subsidie aan in de gemeente gevestigde of volledig/grotendeels in de gemeente actieve rechtspersonen, professionele cultuurmakers en vrijwilligersorganisaties die zijn gericht op kunst, cultuur en/of erfgoed; of een samenwerkingsverband daarvan.
Artikel 3.3 Aanvullende verplichtingen
1. Het college kan in aanvulling op artikel 1.9 van deze subsidieregeling aan het verlenen voor activiteiten zoals genoemd in deze deelregeling een of meer van de volgende verplichtingen verbinden:
a. dat door de subsidieontvanger bij de verantwoording inzicht wordt gegeven in de effecten van de gesubsidieerde activiteiten door middel van kwalitatieve en waar mogelijk kwantitatieve informatie in het jaarverslag;
b. dat de subsidieontvanger verbinding zoekt met lokale organisaties op kunst en cultuur.
Jaarlijkse subsidies kunst en cultuur
Artikel 3.4 Activiteiten die voor een jaarlijkse subsidie in aanmerking komen
1. Een jaarlijkse subsidie kan worden verstrekt voor de volgende activiteiten:
a. het stimuleren en/of uitvoeren van amateurkunst;
b. het verzorgen van een passend aanbod aan podiumkunsten en het bieden van podia aan professionele en amateurkunstvoorstellingen en -uitvoeringen;
c. het stimuleren en verzorgen van cultuur- en erfgoededucatie in de vrije tijd, en in het onderwijs;
d. het verzorgen van (jaarrond) kunstexposities;
e. het tentoonstellen en onder de aandacht brengen van lokaal erfgoed en historie;
f. het organiseren van jaarlijks terugkerende culturele activiteiten en evenementen;
g. het bevorderen van cultuurparticipatie .
2. De activiteiten dienen:
a. een jaarrond of jaarlijks terugkerend karakter te hebben (eventueel met uitzondering van een seizoenstop); en
b. bij te dragen aan een of meer van de volgende doelstellingen:
i. laagdrempelig, breed toegankelijk te zijn en cultuurparticipatie te stimuleren;
ii. talentontwikkeling te stimuleren;
iii. bij te dragen aan de lokale culturele infrastructuur en onderlinge samenwerking te laten zien;
iv. bij te dragen aan een grotere zichtbaarheid van kunst, cultuur en erfgoed in de gemeente, en de culturele identiteit en het cultureel klimaat in de etalage te zetten;
v. vernieuwing en (co-)creativiteit te stimuleren.
Eenmalige subsidies kunst en cultuur
Artikel 3.5 Activiteiten die voor een eenmalige subsidie in aanmerking komen
1. Een eenmalige subsidie kan worden verstrekt voor de volgende activiteiten:
a. die een vernieuwende bijdrage of stimulans geven aan het lokale aanbod kunst, cultuur en erfgoed in de gemeente, aan een specifieke tak van kunst, cultuur en erfgoed, dan wel voor een specifieke doelgroep;
b. die als project, manifestatie, evenement, experiment of proeftuin in alle kunstdisciplines en mengvormen daartussen zijn aan te duiden;
2. De activiteiten dienen:
a. aantoonbaar vernieuwing en (co)creativiteit te stimuleren; en
b. aantoonbaar nieuw te zijn of een vernieuwende aanpak te kennen die duidelijk afwijkt van een regulier activiteitenpakket van een vereniging of stichting; en
c. bij te dragen aan een of meerdere van de volgende doelstellingen:
i. laagdrempelig, breed toegankelijk te zijn en cultuurparticipatie te stimuleren;
ii. talentontwikkeling te stimuleren;
iii. bij te dragen aan de lokale culturele infrastructuur en toont onderlinge samenwerking.
iv. bij te dragen aan een grotere zichtbaarheid van kunst, cultuur en erfgoed in Beverwijk en Wijk aan Zee, en de culturele identiteit en het cultureel klimaat in de etalage te zetten.
Artikel 3.6 Aanvullende weigeringsgronden eenmalige subsidies
1. In aanvulling op artikel 1.6 van deze subsidieregeling weigert het college de subsidie indien:
a. een soortgelijke activiteit al eerder door de gemeente is gesubsidieerd;
b. de activiteit geen openbaar toegankelijk presentatiemoment in de gemeente bevat;
c. de activiteit in het kader is van of als onderdeel is van een (kunstvak)opleiding;
d. de kosten naar het oordeel van het college niet in verhouding staan tot of niet nodig zijn voor de gewenste culturele activiteiten en/of het publieksbereik;
e. het gaat om de productie van boeken, geluidsdragers, beeldend kunstwerken, podcasts, films en documentaires en deze een winstoogmerk hebben en/of deze niet openbaar te gebruiken zijn en/of onvoldoende ten goede komen aan de inwoners van de gemeente.
Artikel 3.7 Berekening van de subsidie
Een subsidie als bedoeld in artikel 3.5 van deze subsidieregeling bedraagt maximaal € 7.500,- per aanvraag.
Artikel 3.8 Vaststelling en verdeling van het subsidieplafond
1. Het college bepaalt jaarlijks een subsidieplafond voor deze eenmalige subsidies.
2. Het beschikbare bedrag wordt gelijk verdeeld over twee tijdvakken: van 1 januari tot 1 juli en van 1 juli tot en met 31 december.
3. Subsidieaanvragen die aan de gestelde voorwaarden voldoen, worden behandeld op volgorde van binnenkomst van complete aanvragen per tijdvak totdat het subsidieplafond is bereikt.
4. Indien een deel van het beschikbare bedrag op de laatste dag van het tijdvak niet is uitgeput, worden dit bedrag toegevoegd aan de middelen van het volgende tijdvak in hetzelfde kalenderjaar.
Jaarlijkse subsidies voor vieringen en herdenkingen
Artikel 3.9 Doel en reikwijdte
Deze regeling heeft als doel activiteiten te subsidiëren die passen in het lokale aanbod van landelijke vieringen en herdenkingen. Deze regeling is beperkt tot de volgende dagen: Koningsdag en de Herdenkingen.
Artikel 3.10 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen
1. Subsidie kan worden verstrekt voor lokale activiteiten die betrekking hebben op een landelijke viering of herdenking.
2. De activiteiten dienen breed toegankelijk te zijn voor alle inwoners van de gemeente.
Artikel 3.11 Doelgroep
Het college verstrekt, in afwijking van artikel 3.2 van deze subsidieregeling, uitsluitend subsidie aan vrijwilligersorganisaties die in de gemeente hun werkgebied hebben.
Hoofdstuk 4 Subsidieregels Sport en gezonde leefstijl
Algemene bepalingen subsidies Sport en gezonde leefstijl
Artikel 4.1 Begripsomschrijvingen
In aanvulling op artikel 1.1 van deze subsidieregeling wordt in deze deelregeling verstaan onder:
a. jeugdlid: een contributie betalend lid, woonachtig in de gemeente, die de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt;
b. NOC*NSF: de Nederlandse sportorganisatie die als doel heeft de (top)sport te bevorderen;
c. sportevenement: een georganiseerd evenement waarbij het hoofddoel is om sportdeelname te stimuleren;
d. sportvereniging: een vereniging, die sportbeoefening van haar leden tot doel heeft.
Artikel 4.2 Doel en reikwijdte
1. Deze subsidieregels zijn uitsluitend van toepassing op het verstrekken van subsidies gericht op het realiseren van de gemeentelijke doelstellingen op het gebied van stimulering van sport en een gezonde leefstijl.
2. In deze deelregeling zijn subsidieregels opgenomen voor subsidies op het gebied van sportstimulering voor de volgende categorieën:
a. Sportstimulering (jaarlijks);
b. Jeugdsportsubsidie (jaarlijks);
c. Sportstimulering (eenmalig).
3. Het college streeft op de beleidsthema’s als bedoeld in het tweede lid de volgende
maatschappelijke doelen na:
a. iedere bewoner te laten profiteren van de positieve effecten van sport en bewegen;
b. de fysieke en mentale gezondheid, participatie, vitaliteit en gezonde leefstijl van inwoners te bevorderen;
c. het verbinden van maatschappelijke partijen die investeren in leefstijl, gezondheidspreventie, vroege signalering van gezondheidsproblematiek en gezondheidsbevordering.
Jaarlijkse subsidies Sportstimulering
Artikel 4.3 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen
1. Subsidie kan worden verstrekt voor jaarlijkse activiteiten die bijdragen aan:
a. het ondersteunen van verenigingen om de sportdeelname onder inwoners met een beperking te vergroten;
b. het bevorderen van de zwemveiligheid;
c. het bevorderen en betaalbaar houden van de zwemsport (wedstrijdzwemmen en waterpolo);
d. het organiseren van toernooien en sportevenementen;
e. Het organiseren van activiteiten ter stimulering van sporten in het algemeen;
f. Het bevorderen van verbinding tussen sport en onderwijs.
2. De activiteiten (met uitzondering van lid 1 onder d) dienen:
a. te passen binnen het gemeentelijke sportbeleid; en
b. met name gericht te zijn op:
- het stimuleren van sporten en bewegen onder doelgroepen die daarbij beperkingen ondervinden en/of waarbij deelname aan sport en bewegingsactiviteiten sterk achterblijft; en/of
- het vergroten van de zwemveiligheid onder doelgroepen voor wie het volgen van zwemles niet vanzelfsprekend is; en
c. aan te sluiten op de maatschappelijke doelstellingen in het sociaal domein waar het gaat om het bevorderen van gezondheid, meedoen in de samenleving, een gezonde leefstijl en preventie van eenzaamheid.
3. De activiteit zoals genoemd in lid 1 onder d dient aan het volgende te voldoen:
- Het evenement is onderscheidend ten opzichte van andere georganiseerde sportieve evenementen;
- Het evenement heeft een aantoonbaar positief effect op het sportieve imago van de gemeente.
Artikel 4.4 Doelgroep
Het college verstrekt uitsluitend subsidie aan in de gemeente gevestigde, of volledig/grotendeels in de gemeente actieve rechtspersonen (professionele als vrijwilligersorganisaties), zelfstandig ondernemers of een samenwerkingsverband daarvan.
Artikel 4.5. Aanvullende verplichtingen
Het college kan in aanvulling op artikel 1.9 van deze subsidieregeling aan het verlenen
van subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 4.3 van deze subsidieregeling verplichtingen verbinden die te maken hebben met een veilig sportklimaat.
Jaarlijkse subsidies Jeugdsport
Artikel 4.6 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen
Subsidie kan worden verstrekt voor de bevordering van de sportbeoefening van jeugdleden.
Artikel 4.7 Doelgroep
Het college verstrekt uitsluitend subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 4.6 van deze subsidieregeling aan sportverenigingen die zijn gevestigd binnen de gemeente of die voornamelijk betalende jeugdleden hebben die woonachtig zijn binnen de gemeente en deze sportverenigingen zijn aangesloten bij een door NOC*NSF erkende landelijke sportbond of sportunie.
Artikel 4.8 Bij de aanvraag in te dienen gegevens
In aanvulling op artikel 8 van de ASV legt de aanvrager bij de subsidieaanvraag in ieder geval de volgende gegevens over:
- Een bewijs van afdracht aan de landelijke sportbond en een opgave van het aantal gemeentelijke jeugdleden per 1 september van het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de subsidie betrekking heeft, op basis van de geboortedata en de postcodegegevens;
- Wanneer het een eerste subsidieaanvraag betreft:
o een kopie van de inschrijving bij de NOC*NSF erkende landelijke sportbond;
- In de aanvraag wordt inzichtelijk gemaakt hoe de vereniging de subsidie ten goede wil laten komen aan de jeugdleden van de vereniging.
Artikel 4.9 Berekening van de subsidie
1. De subsidie wordt berekend op basis van het aantal jeugdleden van de sportvereniging, woonachtig in deze gemeente.
2. Het college bepaalt jaarlijks de hoogte van het subsidiebedrag per jeugdlid.
Artikel 4.10 Vaststelling en verdeling van het subsidieplafond
1. Het college bepaalt jaarlijks het subsidieplafond voor deze subsidies.
2. Het totaal beschikbare budget wordt evenredig verdeeld over het totaal aantal jeugdleden.
Eenmalige subsidies sportstimulering
Artikel 4.11 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen
1. Subsidie kan eenmalig worden verstrekt voor activiteiten die een vernieuwende bijdrage of stimulans geven aan het lokale sport- en beweegaanbod in de gemeente, aan een specifieke tak van sport dan wel voor een specifieke doelgroep.
2. De activiteiten dienen:
a. vernieuwend te zijn en/of te leiden tot omvorming en verbetering van bestaande activiteiten;
b. evident af te wijken van een regulier activiteitenpakket van de aanvrager;
c. sport en bewegen te stimuleren, waarbij een brede blik op gezondheid en leefstijl en/of brede samenwerking wordt gevraagd.
Artikel 4.12 Berekening van de subsidie
Een subsidie als bedoeld in artikel 4.11 van deze subsidieregeling bedraagt maximaal 50 % van de
subsidiabele kosten, met een maximum van € 5.000,- per aanvraag.
Artikel 4.13 Vaststelling en verdeling van het subsidieplafond
1. Het college bepaalt jaarlijks het subsidieplafond voor deze subsidies.
2. Subsidieaanvragen die aan de gestelde voorwaarden voldoen, worden behandeld op volgorde van binnenkomst van complete aanvragen, totdat het subsidieplafond is bereikt.
Hoofdstuk 5 Subsidieregels subsidies Brede Regeling Combinatiefuncties
Artikel 5.1 Begripsomschrijvingen
In aanvulling op artikel 1.1 van deze subsidieregeling wordt in deze deelregeling verstaan onder:
a. buurtsportcoach : functionaris met als specifieke opdracht het organiseren, initiëren en stimuleren van sport- en beweegaanbod in de buurt en het leggen van verbindingen tussen sport- en beweegaanbieders en andere sectoren als zorg, welzijn, jeugd(hulp), kinderopvang en onderwijs, cultuur en positieve gezondheid;
b. cultuurcoach: functionaris met als specifieke opdracht het organiseren van activiteiten en het bevorderen van cultuureducatie en cultuurparticipatie en het leggen van verbindingen tussen cultuur en andere sectoren, namelijk zorg, welzijn, jeugdzorg, sport en onderwijs.
Artikel 5.2 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen
1. Subsidie kan worden verstrekt voor de inzet van een buurtsportcoach of cultuurcoach wiens activiteiten bijdragen aan de volgende doelen:
a. een leven lang inclusief sporten en bewegen en deelnemen aan culturele activiteiten mogelijk maken, met inhoudelijke focus (maar niet uitsluitend) op:
i. (talent)ontwikkeling van jeugd en jongeren stimuleren;
ii. sporten en bewegen, en cultuureducatie op en rond scholen versterken;
iii. specifieke aandacht voor kwetsbare, minder kansrijke jongeren die (een risico op) een verminderde actieve leefstijl hebben;
iv. Inzetten op het in beweging krijgen van inwoners van jong tot oud die belemmeringen ondervinden of achterstand hebben bij het georganiseerde/niet-georganiseerde sporten en bewegen en bij het beoefenen van culturele activiteiten;
v. volwassen en gezinnen met een minimum inkomen helpen om financiële drempels weg te nemen, door toeleiding naar passende regelingen en fondsen;
vi. ondersteuning bieden aan verenigingen / sport- en beweegaanbieders.
b. duurzame verbindingen en samenwerking tussen partijen voor zover dat nuttig en nodig is om meer inwoners deel te laten nemen aan sport, beweging en cultuur.
Artikel 5.3 Doelgroep
Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan een rechtspersoon, die een combinatiefunctionaris in dienst neemt of inhuurt.
Artikel 5.4 Aanvullende weigeringsgronden
In aanvulling op artikel 1.6 van deze subsidieregeling kan het college de subsidie weigeren indien: geen invulling wordt gegeven aan activiteiten zoals omschreven op het moment van de aanvraag geldende bestuurlijke afspraken Brede Regeling Combinatiefuncties.
Artikel 5.5 Subsidiabele kosten
De subsidie heeft uitsluitend betrekking op de loonkosten van een combinatiefunctionaris die direct verbonden zijn aan de uitvoering van de in deze subsidieregeling bedoelde activiteiten.
Hoofdstuk 6 Subsidieregels Jeugd
Algemene bepalingen subsidies Jeugd
Artikel 6.1 Begripsomschrijvingen
In aanvulling op artikel 1.1 van deze subsidieregeling wordt in deze deelregeling verstaan onder:
a. Jeugd/Jeugdigen: kinderen en jongeren tot 23 jaar;
b. ouder: [pleeg]ouder of verzorger die een huishouding voert waartoe een kind behoort, op wie de activiteit betrekking heeft / mee in relatie staat;
c. SPUK: de geldende specifieke uitkering voor sport en bewegen, gezondheidsbevordering, cultuurparticipatie en de sociale basis vanuit de rijksoverheid.
Artikel 6.2 Doel en reikwijdte
1. Deze subsidieregels zijn uitsluitend van toepassing op het verstrekken van subsidies gericht op het realiseren van de gemeentelijke doelstellingen met betrekking tot de jeugd in de gemeente.
2. Het college streeft op het beleidsthema als bedoeld in het eerste lid de volgende maatschappelijke doelen na: in de gemeente kunnen jeugdigen gezond en veilig opgroeien, hun talenten, kennis en vaardigheden ontwikkelen en later een bij hen passende plek in de samenleving vinden.
Artikel 6.3 Aanvullende weigeringsgronden
1. In aanvulling op artikel 1.6 van deze subsidieregeling kan het college de subsidie weigeren indien:
a. de algemene reserve van de aanvrager meer bedraagt dan 20% van de jaaromzet.
b. de activiteiten door middel van een inkooprelatie ingekocht zijn.
Artikel 6.4 Aanvullende verplichtingen
1. Het college kan, in aanvulling op artikel 1.9 van deze subsidieregeling, aan het verlenen van subsidie voor activiteiten zoals genoemd in deze deelregeling een of meer van de volgende verplichtingen verbinden:
a. Het opnemen van prestatie-indicatoren;
b. Het betrekken van jeugdigen en/of ouders in de voorbereiding;
c. Het monitoren van de gesubsidieerde activiteiten en het verantwoorden hiervan door middel van kwalitatieve en waar mogelijk kwantitatieve informatie;
d. Desgevraagd medewerking verlenen aan door de gemeente uit te voeren tevredenheidsonderzoeken.
Jaarlijkse subsidies kinder- en jongerenwerk, jeugdmaatschappelijk werk en opvoedondersteuning
Artikel 6.5 Doel en reikwijdte
1. Deze subsidieregels zijn uitsluitend van toepassing op het verstrekken van subsidies gericht op het realiseren van de gemeentelijke doelstellingen op het gebied van kinder- en jongerenwerk, jeugdmaatschappelijk werk en opvoedondersteuning.
2. Het college streeft op dit beleidsthema de volgende maatschappelijke doelen na:
a. Bevorderen van het welbevinden van jeugdigen en het geven van advies en eerste ondersteuning bij vragen en problemen van jeugdigen en ouders;
b. Het ontwikkelen van talenten;
c. Het bevorderen van participatie;
d. Bijdragen aan het voorkomen van overlast en het aanbieden van de juiste ondersteuning aan jeugdigen die overlast (dreigen) te veroorzaken;
e. Bevorderen dat jeugdigen opgroeien in een positief opvoed- en opgroeiklimaat.
Artikel 6.6 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen
1. Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten die gericht zijn op of bijdragen aan:
a. Een dekkend (preventief) aanbod voor jeugdigen en hun ouders in relatie tot de jeugdigen ten behoeve van de doelstellingen zoals opgenomen in artikel 6.2 van deze subsidieregeling;
b. (Talent)ontwikkeling en ondersteuning van jeugdigen, in het bijzonder kwetsbare jeugdigen;
c. Het activeren van sociale netwerken.
2. De activiteiten dienen:
a. zoveel mogelijk gericht te zijn op preventie en/of inzet van lichte ondersteuning;
b. indien nodig, toe te leiden naar passende zorg en hulpverlening;
c. bij te dragen aan een zo integraal mogelijke dienstverlening, indien van toepassing.
Jaarlijkse subsidies Jeugdgezondheidszorg
Artikel 6.7 Doel en reikwijdte
Deze subsidieregels zijn uitsluitend van toepassing op het verstrekken van jaarlijkse subsidies voor extra activiteiten naast het al bestaande basispakket Jeugdzorggezondheidszorg met als doel een gezonde en goede start voor ieder kind van o tot 19 jaar en hun (aanstaande) ouders vanuit een brede en integrale aanpak.
Artikel 6.8 Doelgroep
Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan een gevormde coalitie van organisaties (zoals bedoeld in het programma Kansrijke start) die als kerntaak heeft het informeren over, monitoren van, stimuleren van sociale emotionele en medische ontwikkeling van jonge kinderen.
Artikel 6.9 Activiteiten die voor een jaarlijkse subsidie in aanmerking komen
1. Een jaarlijkse subsidie kan worden verstrekt voor de volgende activiteiten:
a. het project ‘kansrijke start’, conform de opzet van het programma Kansrijke start IJmond.
b. het project ‘stevig ouderschap ’ conform de opzet van het programma Nederlands Centrum
Jeugdgezondheid (NCJ).
2. De activiteiten onder artikel 6.9 lid 1 onder a van deze subsidieregeling dienen gericht te zijn op:
a. het bieden van een kansrijke start voor kinderen in de eerste 1000 dagen van hun leven. Het gaat dan voornamelijk om die kinderen die geboren worden in een kwetsbare situatie;
b. in een vroeg stadium hulp en ondersteuning bieden aan kwetsbare gezinnen/ zwangere vrouwen vanuit jeugdgezondheidszorg;
c. het realiseren van kennisdeling tussen ketenpartners en het verbeteren van samenwerking tussen ketenpartners binnen Kansrijke Start in de IJmond regio ten behoeve van de ondersteuning aan kwetsbare gezinnen;
d. Het tijdig signaleren van risicofactoren bij meer ouders, het voeren van gesprekken en het realiseren van passende ondersteuning naar de juiste organisatie;
e. Minima gezinnen een goede start bieden door middel van het inzetten van Kraamzorg.
3. De activiteiten onder artikel 6.9 lid 1 onder b van deze subsidieregeling dienen gericht te zijn op :
a. kwetsbare ouders die onvoldoende draagkracht hebben; en
b. het borgen van een voldoende sociaal netwerk; en
c. bij te dragen aan gezond en veilig opgroeien.
Artikel 6.10 Vaststelling en verdeling van het subsidieplafond Kansrijke start
1. Het college bepaalt jaarlijks een subsidieplafond voor de subsidie genoemd onder artikel 6.9 lid 1 onder a van deze subsidieregeling op basis van de doeluitkering SPUK vanuit de rijksoverheid.
2. Subsidieaanvragen die aan de gestelde voorwaarden voldoen, worden behandeld op volgorde van binnenkomst van complete aanvragen totdat het subsidieplafond is bereikt.
Eenmalige subsidies nieuwe activiteiten Jeugd
Artikel 6.11 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen
1. Subsidie kan eenmalig worden verleend voor nieuwe activiteiten mits:
a. de activiteiten zich richten op kwetsbare jeugdigen binnen het sociaal domein die extra ondersteuning kunnen gebruiken en de activiteiten niet behoren tot het reguliere activiteitenpakket van de aanvrager; of
b. de activiteiten bijdragen aan de verbetering van de kwaliteit, doelmatigheid en doeltreffendheid van de ondersteuning in de sociale basis.
2. De activiteiten onder lid 1 onder a en lid 1 onder b dienen:
a. zoveel mogelijk gericht te zijn op preventie en/of inzet van lichte ondersteuning; en
b. bij te dragen aan een zo integraal mogelijke dienstverlening, indien van toepassing.
Hoofdstuk 7 Subsidieregels Onderwijsachterstandenbeleid en peuteropvang
Algemene bepalingen subsidies onderwijsachterstandenbeleid en peuteropvang
Artikel 7.1 Begripsomschrijvingen
In aanvulling op artikel 1.1 van deze subsidieregeling wordt in deze deelregeling verstaan onder:
a. beroepskracht: uitvoerende professionals in de opvang of het onderwijs, belast met VVE;
b. bezettingsformulier: het door het college vastgestelde berekeningsformulier waarin aan de hand van het daadwerkelijk gebruik van peuterplaatsen de berekening van de subsidie wordt berekend;
c. bruto-ouderbijdrage: de vastgestelde ouderbijdrage waarvan de ouder op basis van het inkomen een teruggave ontvangt van de Belastingdienst of van de gemeente via een subsidie aan de houder;
d. doelgroeppeuter: een peuter, woonachtig in de gemeente, in de leeftijd van tweeëneenhalf jaar tot het moment waarop zij uitstromen naar de basisschool, met een risico op (taal-)achterstand die in aanmerking komen voor VVE op grond van door het college vastgestelde criteria en als zodanig door Jeugdgezondheidszorg Kennemerland (JGZ) zijn geïndiceerd;
e. doorgaande leerlijn: verdeling van het curriculum over de schooljaren waarbij leerinhouden het onderwijsresultaat van verschillende schooltypen naadloos op elkaar aansluiten;
f. houder: de rechtspersoon aan wie een onderneming als bedoeld in de Handelsregisterwet toebehoort, waarbij onder ‘onderneming’ wordt begrepen een locatie die in het LRK staat geregistreerd als kinderdagverblijf;
g. kinderen: kinderen van 2 tot en met 12 jaar;
h. kinderopvangtoeslag: de tegemoetkoming van het Rijk, uitgekeerd via de Belastingdienst aan ouders, bedoeld als bijdrage in de kosten voor in het LRK geregistreerde kinderopvang;
i. koptarief: het verschil tussen de subsidiabele prijs voor een uur peuteropvang en de vastgestelde bruto-ouderbijdrage per uur, vermeerderd met een kwaliteitsimpuls ten behoeve van duurzame inzetbaarheid en professionalisering van personeel;
j. Landelijk Register Kinderopvang (LRK). Het register waarin kinderopvangvoorzieningen zijn opgenomen die voldoen aan de wettelijke eisen;
k. meerkosten VVE: het verschil tussen de vastgestelde bruto-ouderbijdrage per uur peuteropvang en de subsidiabele prijs voor een uur VVE peuteropvang (16 uur per 40 weken);
l. normtarief: het door het college vastgesteld uurtarief op basis waarvan de bruto-ouderbijdrage van ouders wordt berekend;
m. ouderbijdrage: financiële inkomensafhankelijke vergoeding die ouders moeten betalen voor de afname van een peuterplaats voor hun kind, afgestemd op het verzamelinkomen van het huishouden;
n. Ouderkamer: een ontmoetingsplaats voor ouders op school ten behoeve van de taalbevordering van hun kinderen en henzelf.
o. peuteropvang: opvang voor kortdurende (dagdelen) en intentionele opvang voor peuters van twee tot vier jaar, volgens wettelijke kwaliteitseisen;
p. peuterplaats regulier: plaats voor peuters van twee tot het moment dat de peuter naar de basisschool uitstroomt. De peuter maakt in totaal acht uur per week gedurende veertig weken per jaar gebruik van de peuterplaats. De plaats bevindt zich op een locatie in de gemeente Beverwijk die in het LRK staat geregistreerd als VVE locatie;
q. peuterplaats VVE: plaats voor doelgroeppeuters van tweeëneenhalf jaar tot het moment dat de doelgroeppeuter naar de basisschool uitstroomt. De peuter maakt tussen tweeënhalf en vier
jaar in totaal 960 uur gebruik van de plaats. De plaats bevindt zich op een locatie die in het LRK staat geregistreerd als VVE locatie;
r. SiSa-regels: regels op grond van Single information, Single audit van de Financiële verhoudingswet (SiSa-systematiek);
s. SPUK: hier wordt bedoeld de geldende specifieke uitkering voor sport en bewegen, gezondheidsbevordering, cultuurparticipatie en de sociale basis vanuit de rijksoverheid;
t. taakuren: uren die worden ingezet voor indirecte werkzaamheden ten behoeve van voor- en vroegschoolse educatie.
u. uurtarief: het door het college vastgesteld subsidiabel uurtarief voor peuteropvang regulier en VVE;
v. VVE koppels: samenwerking tussen voorschoolse voorziening en primair onderwijs.
w. voorschoolse educatie: educatie voor kinderen in de leeftijd van xxxxxxxxxxxxx tot vier jaar dat gericht is op het verbeteren van de voorwaarden voor een goede start in het basisonderwijs;
x. vroegschoolse educatie: uitvoering van een taalstimuleringsprogramma in de groepen 1 en 2,
gericht op het verbeteren van de startcondities in groep 3 als het ‘echte’ leren begint;
y. voor- en vroegschoolse educatie: educatie voor kinderen vanaf tweeëneenhalf jaar tot het moment waarop zij naar de basisschool uitstromen waarin aan de hand van een VVE- programma, op gestructureerde en samenhangende wijze activiteiten worden aangeboden gericht op het stimuleren van de ontwikkeling van kinderen op het gebied van rekenen, taal, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling;
Artikel 7.2 Doel en reikwijdte
1. Deze subsidieregels zijn uitsluitend van toepassing op het verstrekken van subsidies onderwijsachterstandenbeleid, gericht op de aanpak van onderwijsachterstanden zoals vastgelegd in de Wet Kinderopvang en het huidige beleid.
2. Het college streeft het volgende maatschappelijke doel na: het vergroten van kansen van kinderen binnen de gemeente die een risico lopen op onderwijsachterstand zodat zij gelijke kansen hebben om hun leven zelf in te richten en hun talenten tot bloei te laten komen.
Artikel 7.3 Doelgroep
Het college verstrekt uitsluitend subsidie aan een houder, een schoolbestuur of rechtspersonen die zich op grond van hun statutaire doelstelling bezig houden met activiteiten die gericht zijn op taalontwikkeling, rekenen, motoriek of sociaal-emotionele ontwikkeling.
Artikel 7.4 Aanvullende weigeringsgronden
1. In aanvulling op artikel 1.6 van deze subsidieregeling kan het college de subsidie weigeren indien:
a. gedurende het beoordelen van de subsidieaanvraag sprake is van bestuursrechtelijke handhaving bij de aanvrager;
b. het uurtarief voor ouders die gebruik maken van kinderopvangtoeslag lager is dan het normtarief voor de door het college te subsidiëren peuterplaatsen;
c. de aangevraagde activiteiten reeds door een ander overheidsorgaan wordt bekostigd of hiervoor middelen vanuit een ander overheidsorgaan kunnen worden verstrekt;
d. de aanvraag is gedaan ten behoeve van (ondersteuning op) scholen die de afgelopen drie jaar geen schoolgewicht hebben van gemiddeld 30 of hoger.
Artikel 7.5 Aanvullende verplichtingen
1. Het college kan, in aanvulling op artikel 1.9 van deze subsidieregeling, aan het verlenen van subsidie voor de activiteiten zoals genoemd in deze deelregeling een of meer van de volgende verplichtingen verbinden:
a. Verplichtingen op grond van de SiSa-regels met betrekking tot de inhoudelijke verantwoording en het financiële verslag;
b. De verplichting dat de subsidieontvanger na een periodiek of signaalgestuurd onderzoek van de Inspectie van het Onderwijs naar de kwaliteit van het VVE-aanbod, de gemeente actief informeert over de beoordeling van de inspecteur. Bij geconstateerde tekortkomingen stelt de subsidieontvanger de gemeente op de hoogte van de inhoud van het herstelplan.
Jaarlijkse subsidies peuteropvang en VVE
Artikel 7.6 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen
1. Subsidie kan jaarlijks worden verstrekt voor de volgende activiteiten:
a. Opvang en VVE voor (doelgroep)peuters van tweeëneenhalf jaar tot het moment dat de (doelgroep)peuter naar de basisschool uitstroomt.
2. De activiteiten dienen bij te dragen aan een of meer van de volgende doelstellingen:
a. Een zo groot mogelijke deelname aan voorschoolse voorzieningen (waaronder voor- en vroegschoolse educatie) door doelgroeppeuters;
b. Kwalitatief goede voorschoolse educatie met daarbij aandacht voor peuters met een zorgbehoefte;
c. Een financieel laagdrempelige toegang voor peuteropvang.
Artikel 7.7 Bij de aanvraag in te dienen gegevens
Voor de aanvraag dient gebruik te worden gemaakt van het bezettingsformulier dat wordt verstrekt door de gemeente.
Artikel 7.8 Procedurebepalingen
In afwijking van artikel 9, eerste lid van de ASV dient een aanvraag om subsidie op grond van deze deelregeling door het college te zijn ontvangen vóór 1 november van het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.
Artikel 7.9 Berekening van de subsidie
1. Het college stelt vóór 1 oktober van het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar het normtarief, het uurtarief regulier, en het uurtarief VVE vast.
2. Het college stelt jaarlijks vóór 1 oktober de inkomensafhankelijke ouderbijdrage vast voor het volgende kalenderjaar. Deze bijdrage is gebaseerd op het maximumtarief van de kinderopvangtoeslag.
3. De grondslag voor de subsidie is het werkelijk aantal uren dat deze peuters gebruik maken van reguliere en VVE peuterplaats op de peildata zoals bepaald in artikel 7.9 lid 1 van deze subsidieregeling.
4. De hoogte van de subsidie wordt als volgt bepaald:
a. per bezette reguliere peuterplaats in de peuteropvang voor ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag: 320 uur (8 uur x 40 weken) maal het vastgestelde uurtarief regulier minus de ouderbijdrage.
b. per bezette reguliere peuterplaats in de peuteropvang voor ouders die recht hebben op kinderopvangtoeslag: het koptarief voor 320 uur (8 uur x 40 weken).
c. per bezette VVE peuterplaats in de peuteropvang voor ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag: 320 uur (8 uur x 40 weken) per jaar maal het vastgestelde uurtarief VVE minus de ouderbijdrage en 320 uur (8 uur x 40 weken) per jaar maal het vastgestelde uurtarief voor VVE.
d. per bezette VVE peuterplaats in de peuteropvang voor ouders met recht op kinderopvangtoeslag: 320 uur (8 uur x 40 weken) het koptarief en 320 uur (8 uur x 40 weken) per jaar het vastgestelde uurtarief voor VVE.
e. per bezette VVE peuterplaats in de kinderdagopvang voor ouders met recht op kinderopvangtoeslag: de meerkosten VVE.
5. Xxxxxxx innen zelf de ouderbijdragen en zijn verantwoordelijk voor het risico van niet-betalers.
Artikel 7.10 Aanvullende verplichtingen
1. Het college kan, in aanvulling op artikel 1.9 van deze subsidieregeling, aan het verlenen van de subsidie voor activiteiten zoals genoemd in artikel 7.6 de volgende verplichtingen verbinden:
a. In de eerste maand na elk kwartaal (januari, april, juli en oktober) legt de houder een tussentijdse verantwoording af over het gemiddelde gebruik van peuterplaatsen in het afgelopen kwartaal, uitgesplitst naar peuterplaatsen regulier, peuterplaatsen VVE en ouders met en zonder kinderopvangtoeslag, en de gemiddelde (netto) ouderbijdragen per maand voor ouders zonder recht op kinderopvangtoeslag.
b. Het college kan een standaard bezettingsformulier vaststellen dat door de subsidieontvanger moet worden gebruikt voor het indienen van de kwartaalverantwoording zoals genoemd in artikel 7.10 lid 1 van deze subsidieregeling.
c. De houder verleent doelgroeppeuters voorrang bij de plaatsing van peuters op beschikbaar gekomen plaatsen.
d. Houder van in de gemeente gevestigde locaties geeft peuters die woonachtig zijn in de gemeente voorrang bij plaatsing op beschikbaar gekomen plaatsen.
e. Houder registreert doelgroeppeuters in de VVE-monitor van JGZ Kennemerland.
f. Houder past een door het college vastgestelde inkomensafhankelijke ouderbijdrage toe voor ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag.
g. Houder heeft per locatie een aantoonbare samenwerking met tenminste een basisschool, met aandacht voor invulling van de doorgaande leerlijn voor (doelgroep)peuters.
Artikel 7.11 Heroverweging van de subsidie
Indien na verantwoording blijkt dat het aantal geplaatste peuters afwijkt van het in de beschikking opgenomen aantal, kan een heroverweging van de subsidie plaatsvinden. Mocht de heroverweging leiden tot een wijziging van de subsidieverlening, dan ontvangt de houder een vervangend besluit van het college.
Jaarlijkse subsidies Onderwijsachterstanden
Artikel 7.12 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen
1. Subsidie kan worden verstrekt voor de volgende jaarlijkse activiteiten die bijdragen aan:
a. toeleiding en monitoring van deelname door doelgroeppeuters aan VVE; en/of
b. het versterken van een doorgaande leerlijn 2-13 jaar; en/of
c. het intensiveren van de samenwerking met ouders (ouderbetrokkenheid); en/of
d. het creëren van een passend aanbod ter preventie of vermindering van onderwijsachterstanden.
2. De activiteiten dienen:
a. gericht te zijn op preventie en vermindering van onderwijsachterstanden op het gebied van taalontwikkeling, rekenen, motoriek of sociaal-emotionele ontwikkeling; en
b. zoveel mogelijk in harmonie te zijn met initiatieven en activiteiten in gemeenten Heemskerk en Velsen.
Artikel 7.13 Vaststelling en verdeling van het subsidieplafond
1. Het college bepaalt jaarlijks een subsidieplafond voor deze subsidie op basis van een deel van de doeluitkering van de rijksoverheid voor de bestrijding van onderwijsachterstanden.
2. Indien honorering van alle aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen en die niet worden geweigerd op grond van de ASV of deze subsidieregeling, zou leiden tot een overschrijding van het subsidieplafond, worden de aanvragen op basis van een prioriteitenlijst gerangschikt.
3. De volgorde op deze prioriteitenlijst wordt in aflopend gewicht bepaald door de mate waarin de activiteit bijdraagt aan:
a. toeleiding en monitoring van deelname door doelgroeppeuters aan VVE;
b. het versterken van een doorgaande leerlijn 2-13 jaar;
c. het intensiveren van de samenwerking met ouders (ouderbetrokkenheid);
d. logopedische screening van alle 5-jarigen;
e. het creëren van een passend aanbod om onderwijsachterstanden te voorkomen dan wel terug te dringen.
4. Subsidieaanvragen voor activiteiten op grond van artikel 7.13 lid 3 onder e worden behandeld op volgorde van binnenkomst van complete aanvragen.
Artikel 7.14 Aanvullende verplichtingen per categorie
Het college kan in aanvulling op artikel 1.9 van deze subsidieregeling aan het verlenen van de subsidie voor activiteiten zoals genoemd in artikel 7.12 van deze subsidieregeling per onderstaande categorie een of meer van de volgende verplichtingen verbinden:
1. Het versterken van een doorgaande leerlijn 2-13 jaar:
a. er is een coördinator VVE werkzaam die verantwoordelijk is voor het leggen en onderhouden van contacten met de voor- en vroegschool en gerichte activiteiten onderneemt om de kwaliteit van de doorgaande lijn te verbeteren;
b. de coördinator heeft zicht op proceskwaliteit VVE, het systeem van kwaliteitszorg en zet partijen aan tot (het formuleren en vastleggen van) eigen ambities en doelen;
c. VVE-koppels zorgen voor een duidelijke structuur voor gezamenlijk overleg;
d. VVE-koppels zorgen voor inbedding en borging van bereikte resultaten in de gezamenlijke vormgeving van de doorgaande lijn;
e. VVE-koppels brengen jaarlijks de samenwerking in beeld.
2. Het intensiveren van de samenwerking met ouders (ouderbetrokkenheid):
a. VVE-koppels met een Ouderkamer werken samen met partnerorganisaties en hebben over de rol en bijdrage van het onderwijs aan de Ouderkamer een samenwerkingsovereenkomst gesloten.
3. Het creëren van een passend aanbod ter preventie of vermindering van onderwijsachterstanden - voor de activiteit logopedische screening:
a. de activiteit heeft een onafhankelijk karakter: er bestaat geen relatie tussen de screenende logopedist en de behandelend logopedist;
b. er wordt samengewerkt met de Jeugdgezondheidszorg.
Eenmalige subsidies Onderwijsachterstanden
Artikel 7.15 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen
1. Subsidie kan worden verstrekt voor eenmalige activiteiten die een stimulans geven en bijdragen aan het creëren van een passend aanbod ter preventie of vermindering van onderwijsachterstanden.
2. De activiteiten dienen:
a. gericht te zijn op preventie en vermindering van onderwijsachterstanden op het gebied van taalontwikkeling, rekenen, motoriek of sociaal-emotionele ontwikkeling; en
b. zoveel mogelijk in harmonie te zijn met initiatieven en activiteiten in gemeenten Heemskerk en Velsen.
Artikel 7.16 Vaststelling en verdeling van het subsidieplafond
1. Het college bepaalt jaarlijks een subsidieplafond voor deze subsidie op basis van een deel van de doeluitkering van de rijksoverheid voor de bestrijding van onderwijsachterstanden.
2. Subsidieaanvragen die aan de gestelde voorwaarden voldoen, worden behandeld op volgorde van binnenkomst van complete aanvragen, totdat het subsidieplafond is bereikt.
Hoofdstuk 8 Slotbepalingen
Artikel 8.1 Hardheidsclausule
Het college kan, in bijzondere gevallen, een artikel of meerdere artikelen van deze subsidieregeling buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover de toepassing, gelet op het doel of de strekking van deze regeling dan wel het belang van de aanvrager of subsidieontvanger, leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.
Artikel 8.2 Inwerkingtreding en intrekking
1. Deze subsidieregeling treedt in werking op de dag na publicatie onder gelijktijdige intrekking van de volgende regelingen:
- Nadere regels Jeugdsportsubsidie;
- Nadere regels Peuteropvang en VVE Beverwijk 2022.
2. Deze subsidieregeling is van toepassing op de na datum inwerkingtreding ingediende subsidieaanvragen die betrekking hebben op activiteiten vanaf kalenderjaar 2024.
3. Op aanvragen voor subsidie die zijn ingediend vóór de datum genoemd in lid 2 blijven de bepalingen van de nadere regels zoals genoemd in lid 1 van toepassing.
Artikel 8.3 Citeertitel
Deze subsidieregeling wordt aangehaald als ‘Subsidieregeling Samenleving Beverwijk’.
Ondertekening
Aldus vastgesteld in de B&W vergadering d.d. 4 juli 2023 burgemeester en wethouders van Beverwijk,
de secretaris, de burgemeester,