TBR 2020/130
TBR 2020/130
ARTIKEL
De niet-rechtsgeldige opzegging van overeenkomsten van opdracht en de mogelijke gevolgen daarvan
– Xx. X. Xxxxxx en mr. M.J. Verbaken1
D
1. Inleiding
e overeenkomst van opdracht is een veel- voorkomende samenwerkingsvorm in de bouwpraktijk. Zo kwalificeert onder meer de opdracht die een ontwikkelaar verstrekt aan een architect voor het ontwerp van een
kantoorgebouw als een overeenkomst van opdracht, maar ook een overeenkomst voor het uitvoeren van (periodieke) onderhoudswerkzaamheden. Aange- zien een overeenkomst van opdracht in de regel verplicht tot het verrichten van werkzaamheden over een bepaalde periode, houdt een opdracht na- genoeg altijd een duurovereenkomst in.2
E
r kunnen vervolgens omstandigheden zijn op ba- sis waarvan de opdrachtgever of de opdrachtne- mer de overeenkomst van opdracht wenst te beëin- digen. Overeenkomsten kunnen over het algemeen echter niet zomaar beëindigd worden. In de prak- tijk zitten aan de beëindiging van overeenkomsten de nodige haken en ogen en bestaat het risico dat de overeenkomst op een niet-rechtsgeldige wijze wordt beëindigd. Dit kan tot onverwachte uitkom- sten leiden, afhankelijk van het type overeenkomst en de wijze van beëindiging; ontbinding of opzeg- ging. Zo geldt bij die andere veelvoorkomende sa- menwerkingsvorm in de bouwpraktijk, de overeen- komst tot aanneming van werk, in beginsel dat een niet-rechtsgeldige ontbinding automatisch wordt omgezet in een opzegging van de overeenkomst, hetgeen voor de ontbindende partij verstrekkende
1 Xxxxxx Xxxxxx en Xxx Xxxxxxxx zijn beiden advocaat bij AKD.
2 T.F.E. Xxxxx Xxxx Xxx en Mr. C. Assers, Handleiding tot de beoefening van het Nederlands Burgerlijk Recht. 7. Bijzondere overeenkomsten. IV. Opdracht, incl. de geneeskundige behandelingsovereenkomst en de reisovereenkomst, Deventer: Wolters Kluwer 2018, nr. 152 Voortdurende opdrachten en doelopdrachten.
(financiële) gevolgen kan hebben.3 Wat geldt nu in het geval een overeenkomst van opdracht op niet-rechtsgeldige wijze wordt beëindigd?
V
oordat wij daar antwoord op geven, zetten wij in dit artikel allereerst kort het juridisch kader van de overeenkomst van opdracht uiteen en gaan wij nader in op de beëindiging van duurovereen- komsten.4 Daarbij komen ook overeenkomsten van opdracht aan bod waarop De Nieuwe Regeling
(DNR) 2011 van toepassing is.5
2. Overeenkomst van opdracht
E
2.1 Algemeen
en overeenkomst van opdracht, zoals beschreven in art. 7:400 Burgerlijk Wetboek (BW), betreft
- kort gezegd - een overeenkomst waarbij de op- drachtnemer zich jegens de opdrachtgever verbindt bepaalde werkzaamheden te verrichten, anders dan het tot stand brengen van een werk van stoffelijke aard.6 Hiermee onderscheidt de overeenkomst van opdracht zich van de overeenkomst tot aanneming van werk.7 De overeenkomst van opdracht kan daarnaast worden gezien als een overeenkomst tot zelfstandig dienstverband (waarmee het zich on- derscheidt van een arbeidsovereenkomst) en kan in
3 Zie over dit thema: X. Xxxxxxx, ‘Beëindiging van de overeenkomst van aanneming van werk: opzegging, beëindiging in onvoltooide staat en ontbinding’, TBR 2010/212, p. 1165-1166 en X. Xxxxxxx, ‘De niet-ge- rechtvaardigde buitengerechtelijke beëindiging van de overeenkomst tot aanneming van werk’, TBR 2015/142, p. 856-869.
4 Hierbij gaat het om overeenkomsten tussen professionele partijen. Overeenkomsten gesloten met particulieren c.q. consumenten komen in dit artikel in principe niet aan bod.
5 De DNR 2011 is de set van standaardvoorwaarden voor de rechts- verhouding opdrachtgever – architect, ingenieur en adviseur. Zie over de DNR 2011 ook de recente bijdrage van M.A.B. Xxxx-Xxxxxx en A.A.M. Xxxxx, ‘De eisen van de ingebrekestelling (art. 13 lid 1) en protest (art. 16 lid 2) in de DNR 2011’, TBR 2020/102.
6 Alsmede anders dan het bewaren van zaken, het uitgeven van werken of het vervoeren of doen vervoeren van personen of zaken.
7 Zoals beschreven in art. 7:750 BW en verder.
beginsel, net zoals andere overeenkomsten, vorm- vrij worden gesloten.8 De algemene bepalingen van afdeling 7.7.1 BW zijn in beginsel van toepassing op elke overeenkomst van opdracht.
ARTIKEL
D
2.2 Afwijken is mogelijk
e regeling in het BW betreffende de overeen- komst van opdracht is voor professionele par- tijen van regelend recht.9 Dit houdt in dat van deze regeling kan worden afgeweken in standaardvoor- waarden. De meest gebruikte set standaardvoor- waarden in de bouw voor overeenkomsten van op- dracht is de DNR 2011. Indien de DNR 2011 op de opdracht van toepassing is verklaard door par- tijen, geldt dat deze voorwaarden voorgaan boven de regeling in het BW betreffende de overeenkomst
van opdracht.
O
3. De beëindiging van overeenkomsten van opdracht
ngeacht of het BW (afdeling 7.7.1) of de DNR 2011 van toepassing is, geldt dat contractspar- tijen overeenkomsten van opdracht in beginsel al-
8 Zie art. 3:37 lid 1 BW. Op de hoofdregel dat een rechtshandeling vormvrij kan worden gesloten, bestaan zowel wettelijke uitzonderin- gen als uitzonderingen die door partijen zijn overeengekomen. Een voorbeeld van een wettelijk gesteld vormvoorschrift is de levering van onroerende zaken, dat ingevolge art. 3:89 BW via een tussen partijen opgemaakte notariële akte dient te geschieden. Een voorbeeld van een vormvoorschrift door een voorafgaande rechtshandeling of overeen- komst is het schriftelijkheidsvereiste dat veelal aan een huuropzegging wordt gesteld.
9 Op grond van art. 7:400 lid 2 jo. art. 7:413 BW (uitzonderingen hierop gelden voor niet-professionele partijen, zoals de opzeggingsbe- voegdheid van de niet-professionele opdrachtgever op grond van art. 7:408 lid 1 BW).
leen kunnen beëindigen door de overeenkomst op te zeggen, te (laten) ontbinden of te (laten) vernie- tigen.10
O
3.1 Ontbinding
ntbinding is mogelijk indien er sprake is van een wederkerige overeenkomst en een tekortko- ming waartoe verzuim vereist is, tenzij nakoming tijdelijk of blijvend onmogelijk is (art. 6:265 BW en verder). Daarnaast kan ontbinding ook worden ge- baseerd op art. 6:258 BW indien zich onvoorziene omstandigheden voordoen die van dien aard zijn dat de wederpartij naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst niet mag verwachten.11 Van belang is dat ontbinding geen terugwerkende kracht kent, maar partijen wel bevrijdt van de door de ontbin- ding getroffen verbintenissen. Voor zover al nage- komen, ontstaat als gevolg van de ontbinding een verbintenis tot ongedaanmaking van de reeds ont-
vangen prestaties.12
I
n afdeling 7.7.1 BW is geen specifieke ontbin- dingsbevoegdheid opgenomen. De ontbinding van een overeenkomst van opdracht kan dan ook enkel worden gebaseerd op de algemene ontbindingsmo- gelijkheden ex art. 6:265 e.v. BW en art. 6:258 BW.
10 Op grond van art. 3:49 BW kan een overeenkomst door zowel een schriftelijke verklaring als een gerechtelijke uitspraak worden vernietigd, bijvoorbeeld indien deze als gevolg van een wilsgebrek (zoals dwaling, bedreiging, bedrog en misbruik van omstandigheden)
tot stand lijkt te zijn gekomen. Wij gaan in dit artikel verder niet in op de beëindiging van een overeenkomst door vernietiging.
11 Zie art. 6:258 lid 1 BW.
12 Zie art. 6:271 BW.
I
n de DNR 2011 is het stelsel van beëindiging van de opdracht uitputtend geregeld, behalve voor de consument. Zo is ontbinding uit hoofde van art. 6:265 e.v. BW (ontbinding in geval van een tekort- koming van de wederpartij) uitgesloten, tenzij de opdrachtgever een consument is.13 De wettelijke tekortkoming is immers niet gelijk aan de tekort- koming zoals aan de orde onder de DNR 2011. De DNR 2011 kent alleen de toerekenbare tekortko- ming14, terwijl de wet toerekenbaarheid niet als ver- eiste stelt om te ontbinden. Vandaar dat ontbinding uit hoofde van art. 6:265 e.v. BW is uitgesloten onder de DNR 2011 en de overeenkomst dient te worden opgezegd indien sprake is van een toere- kenbare tekortkoming.15 Wel geldt dat de overeen- komst onder de DNR 2011 kan worden ontbonden op grond van onvoorziene omstandigheden.16
O
3.2 Opzegging
pzegging werkt, anders dan ontbinding, in be- ginsel enkel richting de toekomst en bevrijdt partijen van de nakoming van hun verplichtingen die in de toekomst liggen.17 Voor opzegging is in beginsel niet vereist dat de wederpartij tekortschiet in de nakoming van enige verplichting (zoals hierna ook nader wordt toegelicht), al kan dit contractueel
wel worden overeengekomen.
3.2.1 Opzegging op grond van het BW
G
Opzegging door de opdrachtgever
elet op het feit dat het de opdrachtgever is die bepaalt hoe de opdracht uitgevoerd dient te worden, kan hij de overeenkomst van opdracht in beginsel ‘te allen tijde’ opzeggen, ongeacht of de overeenkomst voor bepaalde of onbepaalde tijd is aangegaan.18 De opdrachtgever is bij opzegging in principe wel een ‘redelijk loon’ verschuldigd voor de anders resterende looptijd van de overeenkomst.
Dit kan het volle loon zijn indien het einde van de opdracht aan de opdrachtgever is toe te rekenen.19
B
Opzegging door de opdrachtnemer
ij opzegging door de opdrachtnemer is wel van belang of het een overeenkomst voor bepaalde of
voor onbepaalde duur betreft.
E
en overeenkomst van opdracht voor bepaalde duur kan door de opdrachtnemer die de over- eenkomst is aangegaan in de uitoefening van een beroep op bedrijf (de professionele opdrachtne- mer) onder meer vanwege de afhankelijkheid van de opdrachtgever enkel worden opgezegd indien hij daar ‘gewichtige redenen’ voor heeft.20 Voor de niet-professionele opdrachtnemer is in het BW geen bepaling opgenomen omtrent zijn opzeg- gingsbevoegdheid van een overeenkomst van op- dracht.21 Een gewichtige reden is bijvoorbeeld de situatie dat de opdrachtnemer op redelijke grond niet bereid is de opdracht volgens de door de op- drachtgever gegeven aanwijzingen uit te voeren en de opdrachtgever hem niettemin aan die aanwijzin- gen houdt. Wat een redelijke grond is, hangt af van de aard van de opdracht.22 Ook wordt onder een gewichtige redenen verstaan dat de opdrachtnemer op goede grond het vertrouwen in de opdrachtge-
ver heeft verloren.23
E
en overeenkomst van opdracht voor onbepaalde duur kan de opdrachtnemer in beginsel wel op- zeggen zonder dat de eis van gewichtige redenen geldt.24 Dit lijdt echter uitzondering indien con- tractueel anders is overeengekomen. Daarbij is het wel de vraag in hoeverre een opzegging eventueel wanprestatie oplevert (bijvoorbeeld bij het niet in acht nemen van een opzegtermijn) en tot schade- vergoeding leidt.25 Hier gaan wij verderop in dit ar-
xxxxx xxxxx op in.
13 Dit volgt uit art. 22 DNR 2011.
14 In art. 1 DNR 2011 wordt het begrip ‘toerekenbare tekortkoming’ als volgt toegelicht: “een tekortkoming die een goed en zorgvuldig handelend adviseur of opdrachtgever onder de betreffende omstan- digheden en met inachtneming van normale oplettendheid - en waar het de adviseur betreft: met de voor de opdracht vereiste vakkennis en middelen uitgerust - had kunnen en behoren te vermijden.”
15 Zie de toelichting op art. 22 DNR 2011.
16 Art. 10 DNR 2011. Evenals bij art. 6:258 BW geldt dat op art. 10 DNR 2011 alleen met grote terughoudendheid een beroep kan worden gedaan.
17 Zoals uiteengezet in: Xx. X. xxx Xxxxx-Xxxxxxx en mr. X.X. xxx xx Xxx, ‘Opzegging van duurovereenkomsten en de redelijkheid en billijkheid’, Contracteren 2018, nr. 3, p. 80-85.
18 Zie art. 7:408 lid 1 BW. Opmerking verdient dat deze bevoegdheid in een overeenkomst met een professionele opdrachtgever kan worden uitgesloten, zie art. 7:413 lid 2 BW.
19 Zie art. 7:411 lid 2 BW. Zie ook A.G. Castermans en H.B. Krans, T&C Burgerlijk Wetboek, commentaar op art. 7:411 BW, aant. 3: “De omstandigheid dat de opdrachtgever de opdracht rechtsgeldig door opzegging heeft beëindigd, staat er niet aan in de weg dat het einde van de overeenkomst aan hem kan worden toegerekend in de hier
ARTIKEL
bedoelde zin” (Hoge Raad 28 januari 2005, ECLI:NL:HR:2005:AR4481,
NJ 2008/41 (Xxx Xxxxxx/Debetz)).
20 Op grond van art. 7:408 lid 2 BW, zie ook xx. X. Xxxxxxx, GS Bijzonde- re overeenkomsten, art. 7:408 BW, aant. A2.
21 Wel volgt uit de toelichting op art. 7:408 lid 2 BW dat de redelijkheid en billijkheid in verband met de aard van de overeenkomst kunnen mee- brengen dat de niet-professionele opdrachtnemer de overeenkomst ook vóór de volbrenging van de opdracht kan opzeggen, vooral als het een overeenkomst om niet betreft, waarbij wordt verwezen naar MvA II, Parl. Gesch. InvW 7, p. 369.
22 Zie in dat kader ook art. 7:402 lid 2 BW.
23 Zoals volgt uit A.G. Castermans en H.B. Krans, T&C Burgerlijk Wetboek, commentaar op art. 7:408 BW, aant. 2, onder verwijzing naar MvT, Parl. Gesch. Ow 7, p. 325.
24 Zie art. 7:408 lid 2 BW.
25 Hetgeen aan de contractuele relatie van partijen en aan de algemene regels van Boek 6 BW is overgelaten, zoals ook volgt uit A.G. Castermans en H.B. Krans, T&C Burgerlijk Wetboek, commentaar op art. 7:408 BW, aant. 4.
O
ok bij opzegging door de opdrachtnemer kan de opdrachtgever een ‘redelijk loon’ verschuldigd zijn voor de anders resterende looptijd van de over- eenkomst, waarbij het voordeel dat de opdrachtge- ver genoot van de reeds verrichte werkzaamheden
als maximum geldt (art. 7:411 BW).26
I
3.2.2 Opzegging onder de DNR 2011
ndien de DNR 2011 van toepassing is verklaard, kunnen zowel de opdrachtgever als de opdracht- nemer27 de overeenkomst van opdracht opzeggen zonder grond28 of op de gronden genoemd in art. 25 DNR 2011, bijvoorbeeld in geval van een toere- kenbare tekortkoming (zoals hiervoor uiteengezet). De opzeggingsmogelijkheid zonder grond betreft daarmee voor de opdrachtnemer een afwijking van art. 7:408 lid 2 BW.29
B
ij opzegging door een van beide partijen is de opdrachtgever altijd verplicht om aan de op- drachtnemer, naar de stand van de werkzaamhe- den ten tijde van het moment dat de opzegging ingaat, te vergoeden30 (i) het honorarium, (ii) de bijkomende kosten, (iii) de toezichtskosten en (iv) alle kosten die voortvloeien uit reeds aangegane
verplichtingen.31
ARTIKEL
I
n het geval de opdrachtgever zonder grond opzegt, is hij daarbovenop in beginsel verplicht32 tot ver- goeding aan de opdrachtnemer van 10% van het resterende deel van de advieskosten (zijnde het ho- norarium, bijkomende kosten en toezichtskosten)33, die hij verschuldigd zou zijn aan de opdrachtnemer indien de opdracht volledig vervuld zou zijn.34 In het geval de opdrachtnemer zonder grond opzegt, geldt een gelijksoortige regeling. Alsdan is de op- drachtgever in beginsel bevoegd om 10% in min-
26 Zie ook A.G. Castermans en H.B. Krans, T&C Burgerlijk Wetboek, commentaar op art. 7:411 BW, aant. 2.
27 De DNR 2011 hanteert het begrip ‘adviseur’. Ten behoeve van de leesbaarheid houden wij het in dit artikel op ‘opdrachtnemer’.
28 Art. 24 DNR 2011.
29 Op basis waarvan geldt dat een overeenkomst van opdracht voor bepaalde duur alleen kan worden opgezegd indien sprake is van gewichtige redenen.
30 Daarnaast kent de DNR 2011 een uitgebreide regeling hoe omge- gaan dient te worden met de rechten op het advies van de opdrachtne- mer bij opzegging.
31 Zie art. 33 lid 1, art. 35 lid 1, art. 37 lid 1, art. 39 lid 1, art. 41 lid 1 en art. 43 lid 1 DNR 2011.
32 Behoudens indien de opdrachtgever een consument is.
33 De kosten die voortvloeien uit reeds aangegane verplichtingen val- len hierbuiten, zoals volgt uit de toelichting op de hiervoor aangehaalde artikelen van de DNR 2011.
34 Uit hoofde van art. 33 lid 2 DNR 2011. Deze extra betalingsverplich- ting voor de opdrachtgever van 10 van de resterende advieskosten geldt ook indien hij de overeenkomst opzegt op een grond gelegen bij hemzelf (art. 39 lid 2 DNR 2011) en indien de opdrachtnemer opzegt op een grond gelegen bij de opdrachtgever (art. 41 lid 2 DNR 2011).
dering te brengen op hetgeen hij nog aan de op- drachtnemer dient te betalen.35
H
4. De opzegging van duurovereenkomsten
iervoor hebben wij een begin gemaakt met het uiteenzetten van een kader voor de beëindiging van overeenkomsten van opdracht.36 Dit kader dient echter aangevuld te worden met de regels die voorvloeien uit de jurisprudentie betreffende de
opzegging van duurovereenkomsten.37
4.1 Opzegging van duurovereenkomsten voor onbepaalde duur
Z
4.1.1 In beginsel opzegbaar
o geldt voor duurovereenkomsten voor onbe- paalde duur dat de opzegbaarheid wordt bepaald door de inhoud daarvan en door de van toepassing zijnde wettelijke bepalingen. Indien wet en overeen- komst niet voorzien in een regeling van de opzeg- ging (waarin veelal voorwaarden aan de opzegging worden verbonden), geldt dat de overeenkomst in beginsel opzegbaar is. Deze regel volgt onder meer uit het arrest Xxxxxx/SMQ.38 De eisen van rede- lijkheid en billijkheid kunnen echter meebrengen dat opzegging slechts mogelijk is als daarvoor een voldoende zwaarwegende grond bestaat en/of een redelijke opzegtermijn in acht wordt genomen en/ of dit gepaard gaat met het aanbod tot betaling van een (schade)vergoeding.39 De rechter zal alsdan dienen te toetsen of een zwaarwegende grond voor
35 Zie art. 35 DNR 2011: De opdrachtgever kan deze 10 in mindering brengen op (i) het honorarium, (ii) de bijkomende kosten, (iii) de toezichtskosten en (iv) alle kosten die voortvloeien uit reeds aangegane verplichtingen die hij aan de opdrachtnemer dient te vergoeden naar de stand van de werkzaamheden ten tijde van het moment dat de opzegging ingaat. Uit de toelichting op art. 33 en 35 DNR 2011 volgt dat het mogelijk is om van deze betalingsregelingen af te wijken indien het zou lijden tot ‘kennelijk onaanvaardbare gevolgen’. Deze bevoegdheid van de opdrachtgever om 10 in mindering te brengen op hetgeen
hij nog dient te betalen aan de opdrachtnemer geldt ook indien hij de overeenkomst opzegt op een grond gelegen bij de opdrachtnemer (art. 37 lid 3 DNR 2011) en indien de opdrachtnemer opzegt op een grond gelegen bij de opdrachtnemer (art. 43 lid 3 DNR 2011).
36 Opmerking verdient dat een overeenkomst vanzelfsprekend ook op elk door partijen gewenst moment met wederzijds goedvinden kan eindigen.
37 Hierbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen de opzegging door een opdrachtgever of een opdrachtnemer.
38 Hoge Raad 2 februari 2018, ECLI:NL:HR:2018:141, NJ 2018 p. 98 (Goglio/SMQ), ro. 3.6.2 en eerder uit Hoge Raad 28 oktober 2011, ECLI: NL:HR:2011:BQ9854, NJ 2012, p. 685 (De Ronde Venen/Stedin); Hoge Raad 14 juni 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ4163, NJ 2013 p. 341 (Auping/ Beverslaap); Hoge Raad 15 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:660, NJ 2016
p. 236 (Gooisch Natuurreservaat); Hoge Raad 10 juni 2016, ECLI:NL:HR: 2016:1134, NJ 2016 p. 450 (Alcatel) en Hoge Raad 7 juli 2017, ECLI:NL: HR:2017:1270, NJ 2017 p. 344 (Nanada c.s./Golden Earring).
39 Op grond van de aanvullende werking van de redelijkheid en billijk- heid ex art. 6:248 lid 1 BW in samenhang met de aard en inhoud van de overeenkomst en de omstandigheden van het geval, zie rechtsoverwe- ging 3.6.2 van Goglio/SMQ.
de opzegging vereist is en zo ja, of de opgevoerde grond inderdaad zwaarwegend genoeg is.40
E
en voldoende zwaarwegende grond voor opzeg- ging is bijvoorbeeld een ernstige vertrouwens- breuk gecreëerd door de wederpartij, terwijl deze wel de provisie bleef ontvangen en daarvoor geen tegenprestatie hoefde te verrichten.41 Ook kan als zwaarwegende grond gelden dat de overeenkomst niet is aangepast op een sterk veranderde markt, als gevolg waarvan de overeenkomst al geruime tijd niet meer aansluit bij de zakelijke en maatschappe-
lijke verhoudingen tussen partijen.42
B
ij de beantwoording van de vraag of een redelijke opzegtermijn in acht is genomen door de opzeg- gende partij, dienen naar het oordeel van de Hoge Raad de wederzijdse belangen van partijen te wor- den afgewogen en zijn ook de aard en het gewicht van de reden van opzegging relevant.43 Het kan daarbij voorkomen dat de opzeggende partij niet alleen een redelijke opzegtermijn in acht dient te nemen, maar ook schadevergoeding moet betalen, zoals hiervoor aangegeven. Zo oordeelde de Hoge Raad in Mattel/Borka dat dit in het bijzonder het geval kan zijn indien de wederpartij in verband met het aangaan van de overeenkomst een omvangrijke investering heeft gedaan die hij nog bij lange na niet
heeft kunnen terugverdienen.44
4.1.2 Opzegging onaanvaardbaar
komt bijvoorbeeld tot uitdrukking bij het vereiste van een gegronde reden voor de opzegging, of de reden van opzegging desgevraagd is medegedeeld en de gehanteerde opzegtermijn.47
B
4.2 Opzegging van duurovereenkomsten voor bepaalde duur
ij duurovereenkomsten voor bepaalde duur zon- der contractuele opzeggingsmogelijkheid geldt nog altijd de lijn van de Hoge Raad uit Mondia/ Calanda dat een duurovereenkomst voor bepaal- de duur in beginsel niet eenzijdig tussentijds door opzegging kan worden beëindigd.48 Wel kunnen onvoorziene omstandigheden49, die niet voor reke- ning van de opzeggende partij komen en die van zo ernstige aard zijn dat de wederpartij instandhou- ding van de overeenkomst tot het overeengekomen tijdstip niet mag verwachten, ertoe leiden dat de overeenkomst naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid wel tussentijds kan worden opgezegd.50 Dit is bijvoorbeeld het geval als het doel van de overeenkomst onbereikbaar is geworden door een
plotseling zeer sterk veranderde markt.51
D
O
uurovereenkomsten voor bepaalde duur waarin wel een opzeggingsmogelijkheid is opgenomen, zijn vanwege deze opzeggingsmogelijkheid - logi- scherwijs - wel opzegbaar. Evenals De Boer52 den- ken wij dat het goed mogelijk is dat - gelijk als voor duurovereenkomsten voor onbepaalde duur53 - na- dere eisen kunnen worden gesteld aan de opzeg-
ok als de wet of een duurovereenkomst wel
voorziet in een regeling van opzegging, kunnen,
ARTIKEL
indien de wet en hetgeen tussen partijen is overeen- gekomen daarvoor ruimte laten, de eisen van rede- lijkheid en billijkheid meebrengen dat aan de opzeg- ging nadere eisen worden gesteld.45 Een beroep op een uit de wet of een overeenkomst voortvloeiende bevoegdheid om de overeenkomst op te zeggen kan daarnaast in uitzonderlijke gevallen naar maatsta- ven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn.46 De vraag of de opzegging onaanvaardbaar is,
40 Zie mr. I.S.J. Houben en xx. X. Xxxxxxx, ‘Het vereiste van de zwaar- wegende grond bij opzegging van duurovereenkomsten: niet dood en begraven’, MvV, 2019, nummer 9, p. 327-332, waarin zij op basis van een analyse van de meest recente jurisprudentie concluderen dat de aanwezigheid van een maatschappelijk belang bij de continuering van de overeenkomsten een indicatie kan zijn dat voor de opzegging een voldoende zwaarwegende grond moet bestaan.
00 Xxx Xxx Xxxxx 18 juni 2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:2178, ro. 5.6.
00 Xxx Xxx Xxxxx 8 januari 2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:49 (Edinet/ Gemeente Veghel, Bernheze en Uden), ro. 5.12.
43 Hoge Raad 21 april 1995, ECLI:NL:HR:1995:ZC1706, NJ 1995, p. 437
(Kakkenberg/Kakkenberg).
44 Hoge Raad 21 juni 1991, ECLI:NL:HR:1991:ZC0291, NJ 1991 p. 742
(Mattel/Borka), m.nt. X.X. Xxxxx.
00 Xx xxxxx van de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid ex art. 6:248 lid 1 BW, zie Hoge Raad 2 februari 2018, ECLI:NL: HR:2018:141, NJ 2018 p. 98 (Goglio/SMQ), ro. 3.6.3.
46 Op grond van de beperkende werking van de redelijkheid en billijk- heid, ex art. 6:248 lid 2 BW. Zie Hoge Raad 2 februari 2018, ECLI:NL:HR: 2018:141, NJ 2018, p. 98 (Goglio/SMQ), ro. 3.6.4.
47 Zie bijvoorbeeld: Xxx Xxx Xxxxx 00 augustus 2015, ECLI:NL: GHSHE:2015:3245, JOR 2015 p. 333, m.nt. T.H.D. Struycken en B.W. Wijnstekers, ro. 3.7.5.
48 In dat oogpunt is ook relevant hetgeen De Boer stelt in zijn artikel ‘De opzegbaarheid van duurovereenkomsten: de stand van zaken’ (Tijdschrift overeenkomst in de rechtspraktijk, nummer 7, oktober 2019), inhoudende dat de Hoge Raad in Goglio/SMQ oordeelde over een overeenkomst voor bepaalde duur, maar daarbij het kader voor overeenkomsten voor onbepaalde duur uiteenzette, als gevolg waarvan het thans onduidelijk is of de lijn uit Goglio/SMQ - dat een overeen- komst in beginsel wel opzegbaar is maar dat er aanvullende eisen voor kunnen gelden - behalve voor duurovereenkomsten voor onbepaalde duur, ook voor duurovereenkomsten voor bepaalde duur zou gelden. De Boer gaat er (voorzichtig) vanuit dat dit ook voor duurovereenkomsten voor bepaalde duur geldt.
49 Dat wil zeggen niet in de overeenkomst verdisconteerde omstan- digheden.
50 Hoge Raad 21 oktober 1988, ECLI:NL:PHR:1988:AD0483, NJ 1990,
p. 439 (Mondia/Calanda), ro. 3.2.
51 De Parlementaire Geschiedenis geeft als voorbeeld een uitvinding waarvan de mogelijkheid buiten de gezichtskring van partijen viel, waardoor de machinefabriek die als gevolg van deze uitvinding haar machines niet langer lonend op de markt kan brengen, de duurover- eenkomst met haar toeleverancier (met bedongen minimumafname) door de rechter zou kunnen laten beëindigen, Zoals beschreven in D.J. Xxxxxxxx & P.W. den Hollander, ‘Tussentijdse beëindiging van duurover- eenkomsten voor bepaalde tijd’, VrA 2010/1, p. 65 e.v., onder verwijzing naar MvA II, Parl. Gesch., p. 976-977.
52 Zie de eerder opgemerkte discussie in voetnoot 47 of de overwe- gingen van de Hoge Raad in Goglio/SMQ ook voor duurovereenkomsten voor bepaalde duur gelden.
53 Die eveneens in beginsel opzegbaar zijn, zoals hiervoor beschreven onder verwijzing naar onder meer Hoge Raad 2 februari 2018, ECLI:NL: HR:2018:141, NJ 2018, p. 98 (Goglio/SMQ).
ging en alleen opgezegd kan worden indien sprake is van een voldoende zwaarwegende grond, en/of er een redelijke opzegtermijn in acht genomen moet zijn en/of een aanbod tot betaling van een (scha- de)vergoeding moet worden gedaan.54 Ook kan het beroep op de overeengekomen opzeggingsregeling onaanvaardbaar worden geacht.55
U
5. De gevolgen van een niet-rechtsgeldige opzegging
it het voorgaande volgt dat niet alleen op basis van de wet en/of de overeenkomst eisen worden gesteld aan de opzegging van overeenkomsten van opdracht, maar ook dat op grond van de jurispru- dentie aanvullende eisen kunnen gelden en de op- zegging onder omstandigheden zelfs onaanvaard- baar kan worden geacht. Wat geldt nu indien niet wordt voldaan aan deze eisen en de opzegging in feite niet-rechtsgeldig heeft plaatsgevonden? Wat
kunnen hiervan de gevolgen zijn?
D
5.1 Gevolg I: opzegging treft toch doel
aartoe is allereerst van belang aan welke eis niet wordt voldaan. Het kan immers zo zijn dat, on- danks dat niet aan een bepaalde eis wordt voldaan,
de opzegging toch doel treft.
ARTIKEL
Z
o kan een opzegging waarbij een niet redelijke opzegtermijn in acht is genomen, van rechtswe- ge of zo nodig ambtshalve door de rechter worden geconverteerd tot een rechtsgeldige opzegging met inachtneming van een wel redelijk te achten ter- mijn.56 Hier kan bijvoorbeeld sprake van zijn als de strekking van de niet-rechtsgeldige opzegging in hoge mate beantwoordt aan die van een opzeg- ging waarbij de vereiste opzegtermijn wel in acht is genomen.57 Daarvoor is volgens de Hoge Raad voldoende dat objectief gezien ‘aangenomen moet worden’ dat de strekking van de nietige rechtshan- deling (dus de opzegging zonder redelijke opzeg- termijn) in voldoende mate beantwoordt aan die van een andere, vervangende rechtshandeling (de
opzegging met redelijke opzegtermijn).58
D
5.2 Gevolg II: overeenkomst duurt voort
e niet-rechtsgeldige opzegging kan echter ook geen doel treffen, als gevolg waarvan partijen in beginsel nog steeds gebonden zijn aan de overeen-
54 Op grond van de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid ex art. 6:248 lid 1 BW.
55 Op grond van de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid, ex art. 6:248 lid 2 BW.
56 Op grond van art. 3:42 BW.
57 Zie bijvoorbeeld Rechtbank Leeuwarden 15 november 2006, ECLI: NL:RBLEE:2006:AZ2139 JOR 2007, p. 25, ro. 2.4 en Rechtbank Gelder- land, 28 februari 2020, ECLI:NL:RBGEL:2020:1345, ro. 4.5.
58 Hoge Raad 22 november 2002, ECLI:NL:PHR:2002:AE8185, NJ
2003, p. 34 (LRS/Sint Willibrordus), r.o. 3.8.
komst.59 Daarvoor is van belang hoe partijen zich feitelijk hebben gedragen omtrent de opzegging van de overeenkomst. Zo is het mogelijk dat partij- en, nadat een van hen de overeenkomst heeft opge- zegd, gewoon uitvoering aan de overeenkomst zijn blijven geven als ware er niets gebeurd. Hiermee is de overeenkomst in feite in stand gebleven.
D
e opzeggende partij zal in de regel echter menen dat de opzegging wel doel treft en zal zich hier ook naar gedragen, bijvoorbeeld door de overeen- gekomen werkzaamheden niet langer uit te voeren. Als gevolg daarvan zal zijn wederpartij zich zeer waarschijnlijk opstellen alsof de overeenkomst in- derdaad is opgezegd door zijn verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst niet langer na te ko- men of eerst op te schorten. Vanzelfsprekend zal de wederpartij immers geen uitvoering aan de over- eenkomst (meer) willen geven indien de opzeggen- de partij door middel van de (niet-rechtsgeldige) opzeggingsverklaring eerder te kennen heeft gege-
ven de overeenkomst te willen beëindigen.
D
5.2.1 Verzuim ex art. 6:83 aanhef en onder c BW
e niet-rechtsgeldige opzeggingsverklaring kan echter tot gevolg hebben dat de opzeggende partij in verzuim raakt op grond van art. 6:83 aan-
hef en onder c BW.
D
e hoofdregel is dat een partij in verzuim komt te verkeren nadat (i) de verbintenis opeisbaar is,
(ii) de tekortkoming hem is toe te rekenen, (iii) hij behoorlijk in gebreke is gesteld en (iv) hij niet tij- dig - binnen de gestelde termijn - alsnog nakomt60, waarna de wederpartij bevoegd is om de overeen- komst te ontbinden ex art. 6:265 BW en/of (ver- vangende) schadevergoeding te vorderen op grond van art. 6:74 BW en verder. Art. 6:83 aanhef en onder c BW bepaalt als uitzondering op deze al- gemene regel echter dat het verzuim zonder inge- brekestelling intreedt ‘wanneer de schuldeiser uit een mededeling van de schuldenaar moet afleiden dat deze in de nakoming van de verbintenis zal tekortschieten’.
D
e Hoge Raad oordeelde in G4/Hanzevast dat een niet-gerechtvaardigde ontbindingsverklaring nietig is, waarmee geen nietigheid in de zin van art. 3:40 BW is bedoeld maar waaronder dient te wor- den verstaan dat een niet-gerechtvaardigde ontbin- dingsverklaring niet het daarmee beoogde rechts- gevolg heeft.61 Daarmee staat volgens de Hoge Raad in beginsel niet alleen vast dat de overeen- komst partijen nog steeds bindt, maar ook dat een niet-rechtsgeldige ontbindingsverklaring leidt tot
59 Zie daarvoor Hoge Raad 8 juli 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ1684, NJ 2012, p. 684 (G4/Hanzevast) met betrekking tot de ontbinding van een overeenkomst.
60 Zie art. 6:81 en art. 6:82 BW.
61 Hoge Raad 8 juli 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ1684, NJ 2012, p. 684
(G4/Hanzevast), m.nt. T.F.E. Xxxxx Xxxx Xxx, ro. 3.3.1.
verzuim van de partij die deze verklaring aflegde.62 Volgens de Hoge Raad komt de wederpartij alsdan een recht op schadevergoeding toe, ook als hij afziet van zijn recht op nakoming van de overeenkomst.63
U
it dit arrest volgt dat een niet-gerechtvaardigde ontbindingsverklaring kwalificeert als een mede- deling dat de overeenkomst niet meer wordt nage- komen in de zin van art. 6:83 aanhef en onder c. BW.64 De ontbindende partij is als gevolg van deze verklaring - zonder in gebreke te hoeven zijn gesteld
- in verzuim in de nakoming van zijn verplichtingen uit hoofde van deze overeenkomst, die immers nog altijd voortduurt doordat de ontbindingsverklaring niet gerechtvaardigd was. De ontbindende partij is alsdan schadeplichtig jegens zijn wederpartij ex art. 6:74 BW.65 Weliswaar gaat het hierbij om een niet-gerechtvaardigde ontbinding van een overeen- komst, de regel uit dit arrest dient ons inziens gelijk te gelden voor de niet-rechtsgeldige opzegging van een overeenkomst.
Z
oals ook uiteengezet door Xxxxxxxx en Paverd en later herhaald door Xxxxxxxxx, is het immers aannemelijk dat een niet-rechtsgeldige opzegging nietig is en uit dien hoofde zonder rechtsgevolg blijft.66 De verklaring waarbij een overeenkomst wordt opgezegd, kan dientengevolge ook worden beschouwd als een mededeling dat de opzeggende partij niet (of niet zonder tekortkoming) bereid is de overeenkomst na te zullen komen in de zin van
art. 6:83 aanhef en onder c BW.67
O
verigens dient ook een ongegrond beroep op opschorting als een dergelijke mededeling te worden beschouwd. De Hoge Raad oordeelde immers in Ammerlaan/Enthoven dat een achteraf geheel of ten dele ongegrond gebleken beroep op opschorting meebrengt dat degene die dit beroep doet, xxxxxxxx als schuldenaar zonder ingebre- kestelling in verzuim komt te verkeren (art. 6:83
aanhef en onder c BW).68
E
r bestaat dan ook een zeker risico voor de opzeg- gende of opschortende partij indien de overeen-
komst wordt opgezegd of de verplichtingen daaruit worden opgeschort zonder dat vast staat dat hier voldoende grond voor is. Hij kan immers gecon- fronteerd worden met een schadeclaim van zijn we- derpartij omdat hij daarmee te kennen heeft gege- ven de overeenkomst niet langer te zullen nakomen, terwijl een grond daarvoor kennelijk ontbrak.
H
5.2.2 Wederpartij zelf in verzuim
et is echter ook denkbaar dat de wederpartij van de opzeggende partij zelf in verzuim komt. Deze situatie zal zich ons inziens kunnen voordoen in- dien de opzeggende partij de overeenkomst alsnog wenst voort te zetten en zijn verzuim als gevolg van de niet-rechtsgeldige opzegging zuivert. Daartoe zal de opzeggende partij de wederpartij alsnog be- hoorlijke nakoming van de overeenkomst dienen aan te bieden alsmede betaling van de tijdens het verzuim verschuldigd geworden schadevergoe- ding en kosten waar de wederpartij aanspraak op
maakt.69
I
ndien de wederpartij dit aanbod ten onrechte wei- gert, komt de wederpartij zelf in schuldeisersver- zuim te verkeren en eindigt tegelijkertijd met het intreden van dit schuldeisersverzuim het verzuim van de opzeggende partij.70 De opzeggende partij blijft dan echter wel verplicht tot betaling van de eerder door zijn verzuim verschuldigd geworden schadevergoeding en van de kosten.71
Z
5.2.3 Consequenties van verzuim
oals hiervoor aangegeven, kunnen voornoemde situaties van verzuim van een van beide partijen een grond opleveren om de overeenkomst (gedeel- telijk) te ontbinden72 en/of (vervangende) schade- vergoeding73 te vorderen. De schadevergoeding kan dan bijvoorbeeld bestaan uit de vergoeding van de gederfde winst, het vergoeden van misgelopen omzet en/of het loon over de resterende duur van de opdracht.74 Ook kan de schadevergoeding zien op de gemaakte kosten van het moeten inschakelen van een andere dienstverlener indien de opdracht-
ARTIKEL
62 Rechtsoverweging 3.3.2 van dit arrest.
63 Rechtsoverweging 3.3.3 van dit arrest.
64 Zie punt 2 van de annotatie van T.F.E. Xxxxx Xxxx Xxx bij dit arrest, alsmede M.M. Xxxxxx, T&C BW, commentaar op art. 6:83 BW, aant. 4.
65 Rechtsoverweging 3.3.4 van dit arrest.
66 Zie J.F.M. Strijbos, Opzegging van duurovereenkomsten, Deventer: Wolters Kluwer: 1985; C.A.M. van de Paverd, De opzegging van distributieovereenkomsten, diss. Amsterdam, Deventer: Wolters Kluwer, 1999 en X. Xxxxxxxxx, De eenzijdige rechtshandeling (Onderneming en recht nr. 89), Deventer: Wolters Kluwer 2016, 2.4.3.1 Opzegging van overeenkomsten.
67 Zie ook T.F.E. Xxxxx Xxxx Xxx en Mr. C. Assers, Handleiding tot de beoefening van het Nederlands Burgerlijk Recht. 7. Bijzondere overeen- komsten. IV. Opdracht, incl. de geneeskundige behandelingsovereen- komst en de reisovereenkomst, Deventer: Wolters Kluwer 2018, nr. 180 Schadevergoeding na onregelmatige beëindiging van de opdracht.
68 Hoge Raad 21 september 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA9610, NJ
2009, p. 50, (Ammerlaan/Enthoven), ro. 4.6.
69 Zie art. 6:86 BW.
70 Zie Hoge Raad van 7 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2255, NJ 2020 p. 196 m.nt. J. Hijma, waarin de Hoge Raad aansluit bij art. 6:58 BW en art. 6:61 BW.
71 Zie r.o. 3.4.4. van dat arrest. Uiteraard geldt dat als de wederpar- tij dit aanbod aanvaardt (waardoor in de regel het verzuim van de opzeggende partij eindigt) maar voet bij stuk houdt voor wat betreft de opschorting van zijn verplichtingen als gevolg van de eerdere
niet-rechtsgeldige opzegging van de overeenkomst, de wederpartij daardoor in verzuim kan komen op grond van art. 6:82 BW of art. 6:83 BW.
72 Op grond van art. 6:265 BW.
73 Op grond van art. 6:74 e.v. BW
74 Uit hoofde van de algemene schadevergoedingsregels ex art. 6:96 BW en verder, alsmede art. 6:277 BW, art. 6:278 BW en art. 7:411 BW.
gever daartoe reeds was overgegaan vanwege de opzeggingsverklaring van de opdrachtnemer.75
D
it betekent dat het opzeggen van een overeen- komst op basis van een onjuiste grondslag ver- gaande (financiële) consequenties kan hebben voor de opzeggende partij en mogelijk zelfs voor de we-
derpartij.
6. Tips voor de praktijk
H
6.1 Gedurende de contractvorming
et risico dat de opzeggende partij uit hoofde van de niet-rechtsgeldige opzeggingsverklaring of de wederpartij uit hoofde van zijn gedragingen dien- tengevolge (en zijn volharding daarin) in verzuim komt, kan worden beperkt door een duidelijke op- zeggingsregeling in de overeenkomst op te nemen.
U
it het voorgaande volgt immers dat afdeling
ARTIKEL
7.7.1 BW (slechts) een algemene regeling biedt voor de opzegging van de overeenkomst en de con- sequenties daarvan, welke dient te worden aange- vuld met de eisen die voortvloeien uit de jurispru- dentie over de opzegging van duurovereenkomsten (zoals in par. 4 van dit artikel uiteengezet). De DNR 2011 kent een uitgebreidere opzeggingsre- geling, maar die regeling verdient op onderdelen ook nog nadere uitwerking.76 Het heeft dan ook de voorkeur (eventueel in aanvulling dan wel afwijking van voornoemde algemene regels) dat partijen een specifieke(re) opzeggingsregeling overeenkomen.
I
n het kader van de overeenkomst van opdracht is dit (in het bijzonder) van belang omdat partijen in dat geval veelal een langdurige en afhankelijke relatie aangaan en gedane investeringen vaak pas over een langjarige periode kunnen worden terug- verdiend. Bovendien heeft de opdrachtnemer ge- durende de looptijd van de overeenkomst vaak veel kennis en expertise opgebouwd. De opzegging van een overeenkomst van opdracht kan dan veel im- pact hebben, zodat het voor partijen van belang is om te weten wanneer deze kan eindigen en wat de gevolgen daarvan zijn.77
E
en duidelijke opzeggingsregeling dient in ieder geval te beschrijven of de overeenkomst über- haupt kan worden opgezegd. Indien opzegging
75 Zie ook T.F.E. Xxxxx Xxxx Xxx en Mr. C. Assers, Handleiding tot de beoefening van het Nederlands Burgerlijk Recht. 7. Bijzondere overeen- komsten. IV. Opdracht, incl. de geneeskundige behandelingsovereen- komst en de reisovereenkomst, Deventer: Wolters Kluwer 2018, nr. 180 Schadevergoeding na onregelmatige beëindiging van de opdracht.
76 Zo kan een partij onder de DNR 2011 de overeenkomst ook zonder grond opzeggen en kent de DNR 2011 geen minimale opzegtermijn, hetgeen (achteraf) tot onduidelijkheden zou kunnen leiden.
77 Zie ook mr. ing. P. Wit en mr. C.E. Drion, ‘De Service Level Agree- ment: een bijzondere overeenkomst?’, Contracteren 2005, nummer 2,
p. 35 e.v., die dergelijke relevante omstandigheden toegespitst op de Service Level Agreement hebben beschreven.
mogelijk is, verdient het aanbeveling om te benoe- men op welk moment en op welke (limitatieve) grond(en) de overeenkomst kan worden opgezegd. De opzeggingsgrond dient daarbij zo concreet en objectief toetsbaar mogelijk te zijn, bijvoorbeeld dat kan worden opgezegd indien de andere partij in staat van faillissement wordt verklaard. Een op- zeggingsgrond die op verschillende manieren kan worden geïnterpreteerd, kan immers alsnog tot dis- cussie tussen partijen leiden. Ook zal in de opzeg- gingsregeling moeten worden aangegeven wat de te hanteren opzegtermijn is en/of deze langer zal zijn naar mate de samenwerking langer voortduurt. Een standaard opzegtermijn van één maand kan immers als niet-redelijk worden aangemerkt indien de overeenkomst al vele jaren voortduurt.
D
aarnaast verdient het aanbeveling afspraken te maken onder welke omstandigheden een (scha- de)vergoeding c.q. een ‘redelijk loon’ (overeenkom- stig art. 7:411 BW) verschuldigd is en hoe dit moet worden berekend. Partijen zouden bijvoorbeeld kunnen afspreken dat de opdrachtgever, indien hij de overeenkomst zonder grond opzegt, de kosten dient te vergoeden die de opdrachtnemer op dat moment reeds heeft gemaakt als gevolg van ver- plichtingen die hij met derden is aangegaan in het kader van de uitvoering van de overeenkomst. Ook kan worden afgesproken dat als de overeenkomst wordt opgezegd vanwege een wanprestatie van een partij, deze tekortschietende partij aansprakelijk is voor alle door de opzeggende partij geleden schade
(inclusief gevolgschade).
I
ndien opzegging op grond van de overeenkomst niet mogelijk is of niet wenselijk wordt geacht, wordt er verstandig aan gedaan om de reden van niet-opzegbaarheid duidelijk aan te geven.78
D
6.2 Tijdens de looptijd van de overeenkomst
e partij die voornemens is de overeenkomst op te zeggen gedurende de looptijd daarvan, dient zich er bij gebreke van een duidelijke opzeg- gingsregeling in ieder geval van bewust te zijn dat de opzegging van de overeenkomst mogelijk niet rechtsgeldig is indien bijvoorbeeld een voldoende zwaarwegende grond ontbreekt en/of geen redelijke opzegtermijn in acht wordt genomen. Dit zou dan kunnen inhouden dat de overeenkomst voortduurt en de opzeggende partij mogelijk aanvullende scha- devergoeding verschuldigd is doordat hij door de opzeggingsmededeling in verzuim komt. In dat ka- der zouden partijen wel nader kunnen overeenko- men (bij wijze van een beëindigingsovereenkomst) dat zij de overeenkomst als beëindigd beschouwen
78 Bij voorkeur wordt ter onderbouwing van de niet-opzegbaarheid reeds aangesloten bij hetgeen geldt op basis van de jurisprudentie, bijvoorbeeld door aan te geven dat de overeenkomst niet tussentijds opzegbaar is vanwege de hoge investeringen die partijen hebben gedaan.
en over en weer geen verdere aanspraak op nako- ming zullen maken.79
V
oor de wederpartij is het in dat geval vooral van belang niet te snel te berusten in de opzegging als er geen grond voor de opzegging lijkt te zijn. Het zou dan immers kunnen zijn dat de overeen- komst voortduurt en de opzeggende partij in ver- zuim raakt. Hierdoor komen de wederpartij mo- gelijk verschillende rechten toe, zoals het recht op schadevergoeding. De wederpartij doet er in dat geval dan ook verstandig aan de (mogelijkheid tot) opzegging te betwisten en zijn rechten in dat kader
ARTIKEL
voor te behouden.
erder dient de wederpartij in geval van opzeg- ging in ieder geval gedurende de opzegtermijn uitvoering te blijven geven aan (zijn verplichtingen uit hoofde) de overeenkomst. Daarbij dient hij erop bedacht te zijn dat als de opzegging niet rechtsgel- dig is, de opzeggende partij zijn verzuim kan zuive- ren. Als de wederpartij een behoorlijk aanbod van de opzeggende partij tot nakoming en vergoeding van de schade ten onrechte weigert, eindigt het ver- zuim van de opzeggende partij en zal de wederpar- tij daardoor zelf in (schuldeisers)verzuim raken en zelfs tot vergoeding van de schade aan de kant van
V
de opzeggende partij kunnen worden verplicht. l
79 Zie daarvoor bijvoorbeeld Hoge Raad 8 juli 2011, ECLI:NL:HR:2011: BQ1684, NJ 2012, p. 684 (G4/Hanzevast), m.nt. T.F.E. Xxxxx Xxxx Xxx, ro.
3.3.3. en punt 3 van de annotatie.