ONTWERPAKKOORD EX ARTIKEL 252 FAILLISSEMENTSWET
ONTWERPAKKOORD
EX ARTIKEL 252 FAILLISSEMENTSWET
AANGEBODEN DOOR
DSB N.V. in liquidatie
(voorheen genaamd DSB Bank N.V.)
AAN
HAAR SCHULDEISERS
17 januari 2022
310001145/27950710697875.1
(zoals laatstelijk gewijzigd op 3 mei 2022)
INHOUDSOPGAVE
I. TOELICHTING OP HET ONTWERPAKKOORD 4
1. Algemeen 4
2. Achtergrond 4
3. Reden surseance van betaling 6
4. Strekking van het Ontwerpakkoord 7
5. Vorderingen onder het Ontwerpakkoord 9
6. Uitdelingspercentages 1314
7. Berekeningsgrondslagen Rentevorderingen 16
8. Aanmelding en indiening vorderingen 2223
9. Vervaltermijn instellen rechtsvorderingen 2729
10. Xxxxxxxx over het Ontwerpakkoord 2729
11. Vergelijking met een tweede faillissement 2830
12. Waarborg nakoming 3234
13. Governance 3234
14. Geschilbeslechting 35
II. BEPALINGEN VAN HET ONTWERPAKKOORD 3436
1. Partijen 3436
2. Doel van het Ontwerpakkoord 3436
3. Uitvoering van het Ontwerpakkoord 3436
4. Aanmelding Rentevorderingen 3537
5. Aanmelding Overige Vorderingen 3638
6. Vervaltermijn aanmelding en indiening vorderingen 3639
7. Betwiste Vorderingen 3739
8. Vervaltermijn instellen rechtsvorderingen 3740
9. Gebondenheid Ontwerpakkoord 3740
10. Finale kwijting 3840
11. Governance 3841
12. Diversen 3941
310001145/27950710697875.1
13. Toepasselijk recht en geschilbeslechting 4144
2/41
2
ANNEXEN
Annex 1 Definities
Annex 2 Berekeningsgrondslagen Rentevorderingen Annex 3 Aanmeldprocedures Rentevorderingen Annex 4 Communicatiebeleid DSB
Annex 5 Formulier Melding Kennelijke Misslag Annex 5 Governance
Annex 6 Reglement Geschillencommissie Annex 7 Governance
310001145/27950710697875.1
Annex 8 Statuten Stichting Beheer Fico Annex 79 Statuten DSB N.V. in liquidatie
3/41
3
I. TOELICHTING OP HET ONTWERPAKKOORD
1. ALGEMEEN
1.1. Op 17 december 2021 is het faillissement van DSB Bank N.V. geëindigd door het verbindend worden van een slotuitdelingslijst. Direct daarna zijn de Curatoren overgegaan tot een slotuitdeling aan alle erkende schuldeisers in het faillissement.1 Deze slotuitdeling resulteerde in een volledige terugbetaling van de erkende schuldeisers van DSB Bank N.V. Na 17 december 2021 is de naam van DSB Bank N.V. gewijzigd in DSB N.V. in liquidatie.2
1.2. DSB biedt aan haar schuldeisers het voorliggende Ontwerpakkoord aan. Met dit Xxxxxxxxxxxxxx beoogt DSB haar resterende vermogen op efficiënte en zorgvuldige wijze uit te delen aan haar schuldeisers. DSB is van mening dat vereffening van haar vermogen op basis van dit Xxxxxxxxxxxxxx leidt tot het snelste en meest gunstige resultaat voor de schuldeisers. Het alternatief is een tweede faillissement van DSB, met naar schatting hogere kosten, een langere doorlooptijd en lagere uitbetalingen voor schuldeisers.
1.3. Het voorliggende Ontwerpakkoord bestaat uit:
I. de Toelichting; en
II. de Bepalingen.3
1.4. Bij eventuele discrepantie tussen de Toelichting (Deel I) en de Bepalingen (Deel II), zijn de Bepalingen altijd leidend.
1.5. De begrippen die in de Toelichting en de Bepalingen met een hoofdletter zijn geschreven, hebben de betekenis zoals daaraan toegekend in Annex 1 bij het Ontwerpakkoord.
2. ACHTERGROND
2.1. Op 12 oktober 2009 heeft de rechtbank Alkmaar, nevenzittingsplaats Amsterdam, op verzoek van DNB de noodregeling (artikel 3:160 Wft (oud)) van toepassing verklaard op DSB. Op 19 oktober 2009 is de noodregeling ingetrokken en is DSB door dezelfde rechtbank failliet verklaard.
1 Vgl. artikel 193 Fw.
2 Op grond van het bepaalde in artikel 2:19 lid 1 onder c, BW jo. artikel 173 lid 1 Fw verkeert DSB in staat van insolventie en moet aan haar naam worden toegevoegd: in liquidatie (zie artikel 2:19 lid 5 BW).
310001145/27950710697875.1
3 Waar verwezen wordt naar Artikelen, wordt gedoeld op (Artikelen uit) de Bepalingen. Waar verwezen wordt naar paragrafen, betreft dit (paragrafen uit) de Toelichting.
4/41
4
2.2. DSB had op het moment van de faillietverklaring circa 150.000 (hypothecaire) leningen verstrekt aan haar schuldenaren.34 Hiernaast had DSB meer dan 280.000 schuldeisers met een vordering op DSB uit hoofde van een tegoed op een bank-, spaar- of depositorekening, of een achtergestelde depositorekening. Deze verschillende groepen schuldeisers worden tezamen aangeduid als depositohouders.
2.3. Als gevolg van de faillietverklaring, trad het zogeheten depositogarantiestelsel, het DGS, in werking. Zakelijk weergegeven strekt het DGS ertoe uitbetaling te doen aan depositohouders met een depositosaldo tot maximaal EUR 100.000 per rekeninghouder in geval van faillissement van een vergunninghoudende bank in Nederland. Op grond van de wet is DNB de uitvoerder van het DGS.
2.4. Voor zover depositohouders geen vergoeding ontvingen onder het DGS of voor zover zij na vergoeding onder het DGS nog een (erkende) vordering op DSB hadden, kwalificeerden zij als schuldeiser in het faillissement van DSB. De vorderingen van deze schuldeisers zijn in het faillissement geverifieerd.5 DNB, als uitvoerder van het DGS, is gesubrogeerd in de rechten van de depositohouders voor ter hoogte van het bedrag tot waartoe waarmee zij depositohouders onder het DGS heeft "uitgenomen"voldaan.
2.5. Voorts kwalificeerden onder meer wederpartijen bij securitisaties, wederpartijen bij handelstransacties en (voormalig) klanten van DSB met een (rest-)vordering wegens eventuele schending van de zorgplicht als schuldeisers in het faillissement van DSB. Deze schuldvorderingen vorderingen zijn ingediend, geverifieerd en (voor zover zij in het faillissement zijn erkend) uiteindelijk volledig uitbetaald.
2.6. Het faillissement van DSB is op 17 december 2021 geëindigd met een surplus: het Boedeloverschot. Dit houdt in dat DSB na betaling van alle faillissementsschuldeisers nog activa over heeft, te weten door DSB en Finqus direct opvorderbare gelden aangehouden bij een bancaire instelling in Nederland. Uit het Boedeloverschot dient DSB bij voorrang de Vereffeningskosten te voldoen. Bij Vereffeningskosten dient gedacht te worden aan kosten die – naar het inzicht
34 Zie voor Voor een verdere toelichting op het faillissement van DSB en de oorzaken , zie het oorzakenonderzoek van de Curatoren van 19 juni 2012, beschikbaar via xxxxx://xxx.xxxxxxx.xx/xxxxx/0000/xxxxxxxxxx_x_xxx_xxxx_-
_onderzoek_naar_de_oorzaken_van_het_faillissement_van_dsb_bank_n_v__d_d__19_j.pdf.
310001145/27950710697875.1
5 Schuldvorderingen Vorderingen ten belope van EUR 100 of minder zijn om redenen van efficiëntie gedurende het faillissement ineens in één keer uitbetaald zonder verificatie. Zie ook paragraaf 5.195.21.
5/41
5
van DSB – noodzakelijk zijn om haar vereffening op een efficiënte en zorgvuldige manier af te wikkelen.56
2.7. Het Boedeloverschot (na aftrek van Vereffeningskosten) komt ten goede aan de schuldeisers. Voor zover DSB bekend, zijn er alleen schuldeisers met rentevorderingen die gedurende het faillissement niet verifieerbaar (en dus niet opeisbaar) waren.67 Met het einde van het faillissement van DSB zijn die rentevorderingen opeisbaar geworden en moet DSB deze vorderingen voldoen.78
2.8. Het is DSB gebleken dat de totale omvang van de na faillissement opeisbaar geworden (rente)vorderingen het beschikbare Boedeloverschot overstijgt (zie hierna paragraaf 6). Mede gelet op het grote aantal schuldeisers is het onmogelijk om alle bekende schuldeisers daadwerkelijk te laten instemmen met een verdere afwikkeling in vereffening. Om die reden is verdere uitdeling van het Boedeloverschot in een insolventieprocedure noodzakelijk.89
3. REDEN SURSEANCE VAN BETALING
3.1. Een surseance van betaling geniet de voorkeur boven een tweede faillissement.910 Een surseance van betaling faciliteert een efficiënte en zorgvuldige afwikkeling voor alle resterende schuldeisers. Onder meer het volgende is daarbij relevant:
a. De wet staat toe dat in een omvangrijke surseance van betaling zoals bij DSB aan de orde is, enkele voorzieningen uit artikel 281a e.v. Fw (de zogenaamde 'Brandarisregeling') van toepassing kunnen worden verklaard. Deze mogelijkheid ontbreekt bij faillissement. Toepassing van deze voorzieningen leidt er onder meer toe dat (i) DSB bij haar verzoek voor verlening van een voorlopige surseance van betaling kan volstaan met indiening van een vereenvoudigde versie van de staat van schuldeisers als bedoeld in artikel 214 Fw,1011 en (ii) de Bewindvoerders schuldeisers generiek (in plaats van individueel) per aankondiging in dagbladen kunnen oproepen11;12
56 Als Vereffeningskosten hebben hoofdzakelijk te gelden de kosten die Finqus op grond van een dienstenovereenkomst doorbelast aan DSB. De kosten die Finqus in dit kader maakt zijn bijvoorbeeld advieskosten, personeelskosten, etc.
67 Vgl. artikel 128 Fw.
78 Vgl. HR 24 juni 2016, NJ 0000/000 (Xxxxx’s Scheepswerven en Machinefabriek B.V. in liquidatie/Van Galen q.q.).
89 Vgl. artikel 2:23a lid 4 BW.
910 Zie voorts paragraaf 11 waarin een nadere onderbouwing van en vergelijking met een tweede faillissementsscenario wordt gegeven.
310001145/27950710697875.1
1011 Artikel 281a Fw. 11 Artikel 281c Fw. 12 Artikel 281c Fw.
6/41
6
b. Voorts hebben de Bewindvoerders de mogelijkheid de Rechtbank te verzoeken om (iii) schuldvorderingen vorderingen van minder dan EUR 450 of van een bepaalde soort niet op de lijst met ingediende vorderingen als bedoeld in artikel 259 Fw te hoeven plaatsen,1213 en (iv) een commissie van vertegenwoordiging aan te xxxxxxx00,14 die zich namens de schuldeisers buigt over het Ontwerpakkoord en hierover kan stemmen.
3.2. Toepassing van deze voorzieningen is van praktische betekenis. Zo moeten vorderingen van meer dan 280.000 schuldeisers worden beoordeeld en, voor zover mogelijk, worden voldaan. Daarbij geldt dat veruit het grootste deel van de schuldeisers al meer dan tien jaar geen contact meer heeft met DSB; door toepassing van het DGS en/of door acceptatie van het hierna te noemen Xxxxxx zijn zij in de jaren 2009 tot en met 2016 immers "uit het faillissement genomen". Het voor de doeleinden van de stemming over het Ontwerpakkoord benaderen en identificeren van de vele individuele schuldeisers, maar ook het erkennen of betwisten van door hen aangemelde vorderingen, is kostbaar en bovendien praktisch bezwarend.
3.3. Los van de eventuele toepassing van de Brandarisregeling geldt dat een generieke regeling (een akkoord) voordelen biedt aan schuldeisers en zal leiden tot een efficiëntere en zorgvuldige afwikkeling. In vergelijking met de mogelijkheid van een eventueel tweede faillissement van DSB, biedt een vereffening aan de hand van een aangenomen en gehomologeerd akkoord in surseance duidelijkheid ten aanzien van de berekening van vorderingen en . Dit vereenvoudigt dit het uitdelingsproces aan schuldeisers in hoge mate (zie voorts paragraaf 11).
4. STREKKING VAN HET ONTWERPAKKOORD
4.1. Het Ontwerpakkoord voorziet in een uitbetaling van een vast percentage in één keer aan schuldeisers met erkende vorderingen met een nominale waarde kleiner dan of gelijk aan EUR 150.000160.000. De administratie van DSB kent, met uitzondering van DNB, geen schuldeisers die een nominale Rentevordering hebben groter dan EUR 150.000160.000. Het 'drempelbedrag' van EUR 150.000 160.000 is dus gebaseerd op de hoogste nominale waarde van de Rentevorderingen die niet gehouden worden door DNB (de Rentevorderingen A en Rentevorderingen B; van DNB buiten beschouwing gelaten, zie hierna paragraaf 5.4 e.v.) waardoor DSB . Hierdoor verwacht DSB dat álle bekende
310001145/27950710697875.1
1213 Artikel 281d Fw. 13 Artikel 281e Fw. 14 Artikel 281e Fw.
7/41
7
schuldeisers – met uitzondering dus van DNB – een vast percentage en een relatief snelle betaling in één keer op hun Rentevordering ontvangen. Hiermee wordt bovendien de schuldeiserspopulatie van DSB aanzienlijk verkleind, hetgeen de verdere afwikkeling ten goede komt.
4.2. Schuldeisers met een nominale vordering groter dan EUR 150.000 160.000 – voor zover bij DSB bekend is dit uitsluitend DNB – krijgen recht op een percentage dat afhangt van het resultaat van de vereffening van DSB (zie hierna paragraaf 6). Voor deze vorderingen vinden één of meerdere betalingen plaats wanneer voldoende vrij actief aanwezig is, hetgeen is overgelaten aan het inzicht van DSB.
4.3. Het Ontwerpakkoord stelt ook de Berekeningsgrondslagen Rentevorderingen (Annex 2) vast. Dit zijn de berekeningsgrondslagen die gelden voor de berekening van de hoogte van de Rentevorderingen. Met deze berekeningsgrondslagen wordt gewaarborgd dat de nominale waarde van Rentevorderingen op een uniforme wijze wordt vastgesteld.
4.4. Daarnaast regelt het Ontwerpakkoord een relatief overzichtelijk overzichtelijke en uniforme wijze van aanmelding van vorderingen. Schuldeisers met Rentevorderingen A (zie definitie hierna in paragraaf 5) kunnen hiervoor gebruik maken van een door DSB ontwikkeld Webportaal, dat te vinden is op rente.dsb.nl.1415 Schuldeisers met Rentevorderingen B en Rentevorderingen C (i.e. DNB) worden schriftelijk benaderd door DSB. Mogelijke overige schuldeisers kunnen hun vorderingen schriftelijk indienen bij DSB of zij kunnen dit kenbaar maken via de Website.
4.5. DSB heeft het Ontwerpakkoord opgesteld mede aan de hand van daartoe ingewonnen advies.1516 Voorafgaand aan de aanbieding van het Ontwerpakkoord heeft overleg plaatsgevonden met relevante stakeholders, waaronder de Bewindvoerders, in hun hoedanigheid van beoogd bewindvoerders,1617 DNB en een drietal Nederlandse banken (ING Bank N.V., Coöperatieve Rabobank U.A. en ABN AMRO Bank N.V.),1718 onder andere om te onderzoeken of de voorgestelde wijze van afwikkeling op voldoende draagvlak kan kon rekenen. Dit overleg was
1415 DSB zal voor houders van Rentevorderingen A die niet in staat zijn zich digitaal aan te melden, de gelegenheid bieden zich op alternatieve wijze aan te melden.
1516 DSB is in het kader van dit Ontwerpakkoord (o.a.) geadviseerd door Houthoff en PwC.
1617 De Rechtbank heeft op 27 december 2021 in het kader van een door DSB gedaan verzoek om een stille bewindvoering, mr. R.J. Xxxxxxxxxxxxxxxx en mr. B.F.M. Xxxxxx als stille bewindvoerders aangewezen.
310001145/27950710697875.1
1718 DNB voert het DGS uit, maar DNB doet dat voor rekening en risico van de banken die hebben bijgedragen aan het DGS ter zake van DSB. Gelet op deze bijdragen, zijn deze drie banken economisch belanghebbende bij de afwikkeling (los afgezien van de vorderingen die deze banken eigenstandig houden – zie voetnoot 23 24 hierna).
8/41
8
om twee redenen van belang. In de eerste plaats omdat DNB als uitvoerder van het DGS circa 94% van het totaalbedrag aan Rentevorderingen houdt. In de tweede plaats omdat het Ontwerpakkoord regelt bepaalt dat DNB niet een vast percentage op haar Rentevordering (C) Rentevorderingen C zal ontvangen, maar het restant dat overblijft als resultante van de vereffening. Dit zal een lager uitkeringspercentage zijn dan hetgeen schuldeisers met een vordering van een nominale waarde kleiner dan of gelijk aan EUR 150.000 160.000 zullen ontvangen. DSB merkt overigens op dat met dit het overleg niet is gezocht naar, noch is in dat overleg of is gevraagd om, instemming van de zijde van DNB en/of de overige banken met de inhoud van het Ontwerpakkoord.
5. VORDERINGEN ONDER HET ONTWERPAKKOORD
5.1. Het Ontwerpakkoord wordt aangeboden aan alle schuldeisers van DSB aan wier vordering geen voorrang is verbonden.1819 Deze groep bestaat uit schuldeisers zoals die voortvloeien uit de administratie van DSB. Uit de administratie van DSB blijken op dit moment uitsluitend rentevorderingen die tijdens het faillissement zijn opgekomen maar die (vanwege het bepaalde in artikel 128 Fw) niet zijn konden worden geverifieerd in het faillissement (i.e. Rentevorderingen).
5.2. Daarnaast wordt het akkoord Ontwerpakkoord ook aangeboden aan schuldeisers van Overige Vorderingen. Dit zijn (mogelijke) vorderingen op DSB die niet uit de administratie blijken (bijvoorbeeld andere vorderingen dan Rentevorderingen die niet in het faillissement verifieerbaar waren). DSB is ten tijde van het aanbieden van dit Ontwerpakkoord niet bekend met het bestaan van Overige Vorderingen.
5.3. Het Ontwerpakkoord onderscheidt drie categorieën Rentevorderingen. Meer in het bijzonder wordt onderscheid gemaakt tussen Rentevorderingen A, Rentevorderingen B en Rentevorderingen C. Voor deze te onderscheiden vorderingen gelden ook verschillende categorieën Rentevorderingen gelden verschillende procedures , onder andere voor o.a. de aanmelding van de vordering (Annex 3, zie ook hierna paragraaf 8).
5.4. Op het moment van aanbieden van het Ontwerpakkoord volgen uit de administratie van DSB de volgende Rentevorderingen:
Aantal Rentevorderingen | Bedrag RentevorderingRentevorder ingen | |
Rentevorderingen A | 283.2901920 | EUR 46.739.183 |
1819 Xxxx zijnde een schuldeiser wiens vordering kwalificeert als Vereffeningskosten; vgl. artikel 252 jo. 232 Fw.
310001145/27950710697875.1
1920 Van dit totaal hebben 5.455 Rentevorderingen geheel of gedeeltelijk betrekking op achtergestelde deposito's.
9/41
9
Rentevorderingen B | 2362021 | EUR 1.208.858 |
Rentevorderingen C | 1 | EUR 737.197.079 |
Totaal | 283.527 | EUR 785.145.119785.145.120 |
5.5. Kort gezegd, zijn Rentevorderingen A alle rentevorderingen over banksaldi die onder de Voorschotregeling en/of het DGS zijn uitgekeerd. Rentevorderingen B zijn alle rentevorderingen over in het faillissement van DSB geverifieerde vorderingen, bijvoorbeeld wegens over banksaldi (voor zover niet onder het DGS uitgekeerd) of wegens over handelsvorderingen (in alle gevallen voor zover van de rentevorderingen geen afstand is gedaan). Rentevorderingen C zijn alle rentevorderingen van DNB wegens overgenomen over vorderingen die onder het DGS op haar zijn overgegaan.2122
5.6. Een schuldeiser kan meerdere typen vorderingen hebben, bijvoorbeeld een Rentevordering A én een Rentevordering B (vgl. paragraaf 5.175.19).
5.7. Alle Rentevorderingen zijn concurrent gerangschikt, ongeacht of de hoofdsom oorspronkelijk een achtergesteld karakter had.
5.8. DSB erkent alle Rentevorderingen onder de voorwaarde dat de Rentevorderingen volgens de Berekeningsgrondslagen Rentevorderingen (Annex 2) zijn berekend (zie paragrafen 5.16 – 5.20).
5.9. Alvorens nader in te gaan op de behandeling van Rentevorderingen A, Rentevorderingen B en Rentevorderingen C onder het Ontwerpakkoord, refereert DSB eerst nog aan het de zogeheten Schikking en het Aanbod, zoals gedaan door de Curatoren. .
De Schikking
5.10. In 2011 hebben achtergestelde depositohouders uitkeringen ontvangen onder het DGS. Met een groot deel van de achtergestelde depositohouders die nadien nog een (rest)vordering had op DSB, is in 2013 een regeling getroffen. Met de Schikking is een finale regeling bereikt met betrekking tot (mogelijk) niet- verifieerbare vorderingen van houders van achtergestelde deposito's. In de schikkingsbrieven stond om die reden vermeld dat de betreffende achtergestelde depositohouders algehele en finale kwijting verleenden aan DSB. Tevens hield de Schikking in dat een deel van de achtergestelde hoofdsom werd geconverteerd
2021 Van dit totaal zien hebben 135 Rentevorderingen betrekking op rente over banksaldi en 101 Rentevorderingen op rente over andersoortige vorderingen (zoals handelsvorderingen).
310001145/27950710697875.1
2122 Zie paragraaf 5.16 – 5.20 5.18 – 5.22 en Annex 1 voor een meer gedetailleerde beschrijving van de Rentevorderingen.
10/41
10
naar een concurrente vordering, die als zodanig werd behandeld en waarop derhalve ook tussentijdse uitdelingen plaatsvonden in de zin van artikel 179 Fw.
Het Aanbod
5.11. Alle Op of omstreeks 4 december 2015 heeft het overgrote deel van de schuldeisers van (al dan niet achtergestelde) vorderingen die in het faillissement zijn geverifieerd hebben – met uitzondering van DNB – op of omstreeks 4 december 2015 van de Curatoren het Aanbod ontvangen. 22Op het moment dat de Curatoren het 5.10. Aanbod uitbrachten, hadden zij al 74% op geverifieerde en erkende concurrente vorderingen uitgedeeld.23
5.12. Het Aanbod hield in dat schuldeisers de mogelijkheid kregen het door DSB verschuldigde restantbedrag van de hun geverifieerde hoofdsom ineens in één keer te ontvangen (i.e. betaling tot 100%). Van schuldeisers die het Aanbod aanvaardden, verlangden de Curatoren dat zij afstand deden van alle overige (post-faillissement) vorderingen op DSB (waaronder ook rentevorderingen). . Concurrente schuldeisers hadden op dat moment reeds 74% van hun erkende vordering ontvangen als gevolg van tussentijdse uitdelingen uit faillissement. Op achtergestelde vorderingen had op dat moment nog geen uitdeling uit faillissement plaatsgevonden.
5.13. 5.11.Circa 30.000 schuldeisers hebben het Aanbod ontvangen. Het overgrote deel van deze schuldeisers heeft het Xxxxxx ook aanvaard. Dit betrof toentertijd circa 99% van de (geverifieerde) crediteurenpopulatie van DSB. Circa 30.000 schuldeisers (concurrent én achtergesteld) hebben het Aanbod ontvangen. Het overgrote deel van deze schuldeisers heeft het Aanbod aanvaard. Dit betrof toentertijd circa 99% van de (geverifieerde) schuldeiserspopulatie van DSB. Van schuldeisers die het Aanbod aanvaardden, verlangden de Curatoren dat zij afstand deden van alle overige (post-faillissement) vorderingen op DSB (waaronder ook rentevorderingen). Met de aanvaarding van het Xxxxxx hebben deze schuldeisers dus afstand gedaan van al hun rentevorderingen op DSB. DSB heeft de door deze schuldeisers verrichte gedane afstand van recht als derdenbeding aanvaard.
5.14. 5.12.Hoewel DSB meent dat hiermee gegeven is vaststaat dat de betreffende schuldeisers afstand hebben gedaan van al hun verdere aanspraken op DSB – waaronder rentevorderingen – acht DSB het voorstelbaar dat bepaalde
22 Zie ook via xxxxx://xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx.xxxxxxx.xx/xxxxx/0000/xxxxxx-xxx-xxxxxxxxx.xxx.
310001145/27950710697875.1
23 Zie ook via xxxxx://xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx.xxxxxxx.xx/xxxxx/0000/xxxxxx-xxx-xxxxxxxxx.xxx.
11/41
11
schuldeisers zich niet of onvoldoende hebben gerealiseerd dat zij door aanvaarding van het Aanbod ook afstand deden van rentevorderingen die betrekking hadden op saldi uitgekeerd onder de Voorschotregeling en/of het DGS (zogeheten i.e. Rentevorderingen A, zie ook hierna). Onderstaande voorbeelden illustreren deze situaties.
Voorbeeld 1: een schuldeiser die op datum faillissement een deposito van EUR 99.000 aanhield bij DSB en onder de Voorschotregeling en het DGS geheel is gecompenseerd, heeft nooit het Aanbod gekregen en heeft dus nooit afstand gedaan van zijn rentevordering op DSB. Deze schuldeiser is rechthebbende van een vordering die kwalificeert als Rentevordering A.
Voorbeeld 2: een schuldeiser die op datum faillissement een deposito van EUR 101.000 aanhield, en die voor EUR 100.000 onder het DGS is gecompenseerd, heeft voor zijn restvordering van EUR 1.000 (waarop al 74% , derhalve EUR 740, was uitgekeerd) het Aanbod ontvangen. Na aanvaarding van het Aanbod, heeft de schuldeiser EUR 260 ontvangen en vanwege de afstandsbepaling in principe geen aanspraak meer op DSB voor de compensatie van een vordering die kwalificeert als Rentevordering A.
5.15. 5.13.DSB meent dat een redelijke toepassing van het Aanbod met zich brengt dat deze laatste categorie van schuldeisers niet integraal aan de afstand van recht onder het Aanbod moet worden gehouden. Het Ontwerpakkoord neemt daarom tot uitgangspunt dat schuldeisers die het Aanbod hebben aanvaard, enkel afstand hebben gedaan van rentevorderingen die zien op hun geverifieerde vordering in faillissement en niet tevens van rentevorderingen die zien op onder de Voorschotregeling en /of onder het DGS uitgekeerde saldi (i.e. rentevorderingen die kwalificeren als Rentevorderingen A).
5.16. 5.14.Met uitzondering van de hiervoor omschreven categorie, geldt dat schuldeisers die het Aanbod hebben aanvaard, géén Rentevorderingen hebben.
5.17. 0.00.Xx 2017 is ook aan de banken die deelnamen aan het DGS ter zake van DSB een aanbod gedaan, dat inhoudelijk gelijk is aan het Aanbod. Een aantal banken is daarop ingegaan, met als gevolg dat het aantal banken dat deelnam aan het DGS ter zake van DSB is afgenomen.
Rentevorderingen A
310001145/27950710697875.1
5.18. 5.16.Rentevorderingen A zijn alle rentevorderingen – in de zin van artikel 6:119 BW – die voortvloeien uit voorheen bij DSB aangehouden saldi die onder de Voorschotregeling en/of het DGS zijn uitgekeerd. Zoals volgt uit de tabel in
12/41
12
paragraaf 5.4, hebben circa 283.000 schuldeisers een Rentevordering A onder het Ontwerpakkoord.
5.19. 5.17.Deze categorie omvat alle rentevorderingen van schuldeisers wier uitstaande saldo bij DSB geheel of gedeeltelijk is uitgekeerd onder het DGS. Depositohouders met een deposito van meer dan EUR 100.000 zijn slechts gedeeltelijk vergoed onder het DGS. De rentevordering die verband houdt met het deel dat niet onder het DGS is vergoed, is een Rentevordering B (zie hierna paragraaf 5.18 5.20 e.v.). Het is mogelijk dat schuldeisers vorderingen in verschillende categorieën hebben (i.e. Rentevorderingen A én Rentevorderingen B). Dit betreft (max.ten hoogste) 135 schuldeisers.
Rentevorderingen B
5.20. 5.18.Rentevorderingen B zijn alle rentevorderingen die verband houden met vorderingen die in het faillissement zijn geverifieerd. Deze vorderingen zijn in de zogeheten 'claimadministratie' van DSB opgenomen. Dit betreft onder meer saldi die niet onder het DGS aan schuldeisers zijn uitgekeerd, vorderingen van depositohouders die het Aanbod niet hebben aanvaard, vorderingen van handelscrediteuren en vorderingen van rechthebbenden onder de WCAM Overeenkomst. Uit de tabel in paragraaf 5.4 volgt dat 236 schuldeisers Rentevorderingen B onder het Ontwerpakkoord hebben.2324
5.21. 5.19.Hierbij is relevant dat DSB in de eerste periode van het faillissement vorderingen met een nominale waarde van minder dan EUR 100 volledig heeft voldaan. Deze vorderingen zijn niet geverifieerd in het faillissement, maar zijn omwille van efficiëntie rechtstreeks uit de boedel betaald. Om deze reden Xxxxxx zijn deze vorderingen niet in de claimadministratie terecht gekomenterechtgekomen. Omdat deze vorderingen relatief kort na faillissement volledig zijn voldaan, is de eventueel aangegroeide rente over deze vorderingen verwaarloosbaar en bestaat daarvoor in het kader van dit Ontwerpakkoord geen recht op een betaling door DSB.
Rentevorderingen C
5.22. 5.20.Rentevorderingen C zijn alle rentevorderingen die verband houden met vorderingen die DNB als uitvoerder van het DGS hield. Deze categorie ligt in feite 'in het verlengde ' van alle Rentevorderingen A. Alle Rentevorderingen C zijn in handen van DNB en komen economisch toe aan de banken die hebben
2324 Voor de volledigheid wordt hier opgemerkt dat ING Bank N.V., Coöperatieve Rabobank U.A. en ABN AMRO Bank
310001145/27950710697875.1
N.V. ieder voor zich vorderingen houden die kwalificeren als Rentevorderingen B.
13/41
13
bijgedragen aan het DGS ter zake van DSB (met uitzondering van de banken die zijn ingegaan op het aanbod uit 2017; zie paragraaf 5.15 5.17 hiervoor). Hoewel de post Rentevorderingen C in beginsel uit vele duizenden deelvorderingen bestaat, wordt deze post voor de doeleinden van dit Ontwerpakkoord als één geheel beschouwd (vgl. Annex 2).
Overige Vorderingen
5.23. 5.21.Overige Vorderingen zijn alle vorderingen die geen Rentevorderingen zijn en die, met inachtneming van artikel 252 jo. 232 Fw, door een schuldeiser jegens DSB geldend worden gemaakt of kunnen worden gemaakt, zulks met uitzondering van vorderingen die kwalificeren als Vereffeningskosten. DSB is op het moment van de aanvraag van de surseance van betaling thans niet bekend met het bestaan van Overige Vorderingen die voor erkenning onder het Ontwerpakkoord in aanmerking komen.
5.24. 0.00.Xx reden dat Overige Vorderingen als categorie toch zijn opgenomen in het Ontwerpakkoord is omdat een surseanceakkoord zich richt tot allen die een vordering hebben waarvoor de ten aanzien waarvan een surseance werkt (vgl. artikel 252 Fw). Los daarvan Meer in het algemeen geldt dat DSB in vereffening is en , dat dit proces naar zijn aard finaal is. Tegelijkertijd dient finaliteit beoogt en dat eenieder die meent een vordering op DSB te hebben zich mede daarom tijdig kenbaar dient te maken.
6. UITDELINGSPERCENTAGES
6.1. Het faillissement van DSB is geëindigd met een surplus: het Boedeloverschot (vgl. paragraaf 2.6 hiervoor). Voordat het Boedeloverschot kan worden aangewend voor het betalen van schuldeisers, dienen de Vereffeningskosten in mindering te worden gebracht. Gebaseerd op de huidige inzichten worden de Vereffeningskosten geschat op EUR 17 18,5 miljoen. Het deel van het Boedeloverschot dat naar verwachting beschikbaar is voor uitdeling onder dit Ontwerpakkoord bedraagt momenteel circa EUR 669 667,5 miljoen. Dit saldo bestaat uit de aanwezige liquiditeiten bij DSB en Finqus en de verwachte vrijval van momenteel door Xxxxxx aangehouden bedragen in escrow.2425
310001145/27950710697875.1
2425 In het kader van de verkoop door Curatoren van de leningenportefeuille in 2021, is met de kopers van die leningenportefeuille, overeengekomen dat een deel van de koopsom in escrow wordt gehouden; dit ter zekerheid voor eventuele claims onder gegeven garanties e.d.DSB neemt aan dat de bedragen in escrow in de loop van 2022 geheel vrijvallen aan DSB.
14/41
14
6.2. De nominale waarde van de Rentevorderingen van schuldeisers bedragen bedraagt per
31 december 2021 circa EUR 785 miljoen (zie paragraaf 5.4). Het uitdelingspercentage bedraagt 85,2% – indien Indien alle aannames juist blijken te zijn en indien alle (groepen) schuldeisers gelijkelijk behandeld zouden worden,
Balans (in miljoenen EUR) | |||||
Liquiditeiten DSB | EUR | 652 | Rentevordering ARentevorderingen A | EUR | 47 |
Liquiditeiten Finqus | EUR | 13 | Rentevordering BRentevorderingen B | EUR | 1 |
Vrijval escrow | EUR | 21 | Rentevordering CRentevorderingen C | EUR | 737 |
Vereffeningskosten | EUR (17(18,5) | ||||
Beschikbaar Boedeloverschot | EUR 667,5 | 669 | Rentevorderingen | EUR | 785 |
Uitdelingspercentage | 85,285,0% |
bedraagt het uitdelingspercentage 85,0%.
6.3. Feitelijk is dit saldo variabel aangezien onzekerheid resteert omtrent mogelijk hogere of lagere Vereffeningskosten. Ook is onzeker of de bedragen die in escrow zijn gestort, (volledig) ten gunste van DSB vrijvallen. Voorts is denkbaar dat een deel van de schuldeisers met een Rentevordering A of Rentevordering B zich niet zal melden (no-show), bijvoorbeeld vanwege de geringe omvang van de Rentevordering of omdat schuldeisers – ondanks inspanningen van DSB – niet kunnen worden bereikt of niet geactiveerd kunnen worden om zich te melden.
Rentevorderingen A, Rentevorderingen B en erkende Overige Vorderingen
≤ EUR 150.000 160.000
310001145/27950710697875.1
6.4. Voor Rentevorderingen A, Rentevorderingen B en erkende Overige Vorderingen met een nominale waarde kleiner dan of gelijk aan EUR 150.000160.000, geldt een vast uitdelingspercentage van 8890,0%. Door gebruik te maken van een vast uitdelingspercentage is er duidelijkheid over het bedrag dat deze schuldeisers ontvangen na aanmelding en is het mogelijk deze schuldeisers ineens in één keer te voldoen (zij hoeven niet in meerdere uitdelingsrondes te participeren).
15/41
15
6.5. Het vaste uitdelingspercentage van 8890,0%, in plaats van het variabele uitdelingspercentage als hiervoor in paragraaf 6.2 genoemd, leidt in de basis tot een hogere uitdeling aan schuldeisers van vorderingen met een nominale waarde kleiner dan of gelijk aan EUR 150.000160.000. Het bedrag dat gemoeid is met een uitdeling van 8890,0% in plaats van 85,285,0% bedraagt circa EUR 1,3 2,4 miljoen (zijnde 2,85,0% van EUR 47,9 miljoen).
Rentevorderingen C en erkende Overige Vorderingen > EUR 150.000160.000
6.6. De hoogte van het uitdelingspercentage voor Rentevorderingen C en erkende Overige Vorderingen met een nominale waarde groter dan EUR 150.000 160.000 staat ten tijde van het aanbieden van het Ontwerpakkoord niet vast, omdat de beschikbare middelen voor uitdeling aan deze groep schuldeisers nog niet vaststaan. De exacte omvang is afhankelijk van de door de DSB te maken Vereffeningskosten (zie hiervoor paragraaf 2.6), het mogelijk niet vrijvallen van de bedragen in escrow en van het bedrag dat gemoeid is met de betalingen op Rentevorderingen A, Rentevorderingen B en erkende Overige Vorderingen met een nominale waarde kleiner dan of gelijk aan EUR 150.000 160.000 (rekening houdend met no-show). Ook hangt het uitdelingspercentage af van de omvang van eventuele erkende Overige Vorderingen met een nominale waarde groter dan EUR 150.000160.000. Het totale uitdelingspercentage voor Rentevorderingen C luidt aldus als volgt:
A
x 100%
P
A = totaal aan resterend actief van DSB na aftrek van de Vereffeningskosten en alle daadwerkelijke betalingen op Rentevorderingen A, Rentevorderingen B en erkende Overige Vorderingen met een nominale waarde kleiner dan of gelijk aan EUR 150.000160.000.
P = totaal aan passief, zijnde Rentevorderingen C en erkende Overige Vorderingen met een nominale waarde groter dan EUR 150.000160.000.
310001145/27950710697875.1
6.7. Het uitdelingspercentage voor Rentevorderingen C is dus afhankelijk van de eventuele gewijzigde Vereffeningskosten, het mogelijk niet vrijvallen van de bedragen in escrow en de no-show. Het effect hierop van een vast uitdelingspercentage voor Rentevorderingen A en Rentevorderingen B met een nominale waarde kleiner dan of gelijk aan EUR 150.000 160.000 (in combinatie met de verschillende verschijningsvormen van de genoemde onzekerheden, ) op het uitdelingspercentage voor Rentevorderingen C is als volgt:
16/41
16
6.8. Uitbetaling op Rentevorderingen C en erkende Overige Vorderingen met een nominale waarde groter dan EUR 150.000 160.000 vindt telkens plaats indien en voor zover na de in paragraaf 8.20 paragrafen 8.22 en 8.26 genoemde termijn sprake is van voldoende vrije financiële middelen. Het is mogelijk dat DSB in meerdere tranches uitkeringen uitbetalingen doet op genoemde vorderingen.
7. BEREKENINGSGRONDSLAGEN RENTEVORDERINGEN
Uitdelingspercentage Rentevordering C bij no-show A&B / hogere c.q. verhoogde kosten / lagere escrow . | |||
Uitdelingspercentage van 8890% aan Rentevorderingen A&B | |||
Hogere Vereffeningskosten Verhoogde kosten26 in EUR mln --->0 | 0 | 5 | 10 |
85,084, 84,484,0 | |||
No-show % | 7% % | 83,783,4% | |
86,285, 85,585,2 | |||
20% | 9% % | 84,884,5% | |
86,886, 86,185,8 | |||
30% | 5% % | 85,485,1% | |
87,987, 87,287,0 | |||
50% | 6% % | 86,586,3% | |
No-show % in % van de Rentevorderingen A&B ad EUR 47,9 mln. |
7.1. Voor de vaststelling van de Rentevorderingen voorziet dit Ontwerpakkoord in Berekeningsgrondslagen Rentevorderingen (Annex 2). Gelet op de diversiteit aan contractvoorwaarden, de variatie in de toepassing van wettelijke regelingen en de verscheidenheid aan feitelijke uitgangsposities, is het noodzakelijk uniforme regels voor de berekening van de Rentevorderingen vast te leggen. Het formuleren van de Berekeningsgrondslagen Rentevorderingen is in grote mate gestoeld op de contractuele en wettelijke regels ter zake. Waar daarvan (mogelijk) wordt afgeweken, wordt dat in deze Toelichting uiteengezet.
7.2. De artikelen 6:119 BW en 6:119a BW vormen de wettelijke basis voor de berekening van rente over een vordering. De wettelijke regels zijn van regelend
310001145/27950710697875.1
26 Deze scenario's zijn gebaseerd op de verwachte Vereffeningskosten per de datum van Xxxxxxxxxxxxxx. Er zijn geen scenario's met lagere kosten opgenomen aangezien een dergelijke situatie op basis van huidige inzichten zo goed als uitgesloten is.
17/41
17
recht. Dat houdt in dat deze regels gelden, tenzij contractueel anders is overeengekomen.
7.3. Zakelijk weergegeven, volgen uit de wet verder de volgende algemene uitgangspunten voor de berekening van rente:
a. Rente wegens te late betaling van een geldsom, geregeld in artikel 6:119 BW, heeft het karakter van een gefixeerde schadevergoeding. Dit betekent dat er geen ruimte is aanvullende (schade)vergoeding te vorderen. Wel kan een rechter onder omstandigheden de toekenning van wettelijke rente matigen; van deze bevoegdheid mag de rechter slechts terughoudend gebruik maken.
b. Tenzij DSB en een schuldeiser anders hebben afgesproken, is wettelijke rente van toepassing, die samengesteld wordt berekend (artikel 6:119 lid 1 BW). Dit houdt in dat de in één jaar aangegroeide rente na ommekomst van dat jaar aan de hoofdsom wordt toegevoegd (over welk bedrag vervolgens weer wettelijke rente wordt berekend; artikel 6:119 lid 2 BW).
Voorbeeld: een schuldeiser had ten tijde van het faillissement een hoofdsom van EUR 10.000. DNB heeft, onder de werking van het DGS, dit saldo op 19 januari 2010 uitgekeerd aan de schuldeiser. Over de hoofdsom van EUR 10.000 is tussen datum faillissement (19 oktober 2009) en datum uitkering onder het DGS (19 januari 2010) wettelijke rente verschuldigd. Uitgaande van een fictieve wettelijke rente van 5%, bedraagt de totale rente over één jaar EUR 500. De rente over de periode van 19 oktober 2009 tot 19 januari 2010 bedraagt EUR 125, hetgeen de originele schuldeiser toekomt. De rente over de periode van 19 januari 2010 tot 19 oktober 2010 bedraagt EUR 375, hetgeen DNB als opvolgend schuldeiser (i.e. gesubrogeerde) toekomt. Beide rentedelen vervallen op 19 oktober 2010 (vgl. Annex 2, onder 4.) en worden vanaf dat moment verder rentedragend. Voor de periode vanaf 19 oktober 2010 geldt dus dat de rentevorderingen zelve rentedragend zijn.
310001145/27950710697875.1
c. Voor het intreden van wettelijke rente is verzuim vereist. Het intreden van het faillissement van DSB heeft er op zichzelf niet toe geleid dat verzuim intrad en het doet ook geen afbreuk aan de verplichting van een schuldeiser een ingebrekestelling te sturen voordat verzuim intreedt, tenzij artikel 6:83 aanhef en onder c BW (niet limitatief) van toepassing is (bijvoorbeeld als de schuldeiser uit een mededeling van de curator moet begrijpen dat de failliet tekort zal schieten in de nakoming van een verbintenis).
18/41
18
d. Indien DSB en de schuldeiser een contractuele rente hebben afgesproken (die hoger is dan de samengestelde wettelijke rente),2527 loopt de contractuele rente door na intreden van het verzuim in plaats van de samengestelde wettelijke rente.
e. Contractuele rente wordt standaard enkelvoudig berekend, tenzij partijen anders hebben afgesproken.
f. Over onbetaalde contractuele rente wordt tevens (samengestelde) wettelijke rente berekend (artikel 6:119 lid 1 BW), tenzij anders afgesproken (bijvoorbeeld in geval van contractuele verzuimrente).
7.4. Deze uitgangspunten geven de wettelijke uitgangspunten voor de berekening van rente samengevat weer en vormen de basis waarop de Berekeningsgrondslagen Rentevorderingen zijn gestoeld. De Berekeningsgrondslagen Rentevorderingen wijken op onderdelen af van de wettelijke uitgangspunten. Daarbij is een balans gezocht tussen enerzijds het zoveel mogelijk recht doen aan de wettelijke en contractuele regelingen voor de berekening van Rentevorderingen, en anderzijds het efficiënt en uniform berekenen en afwikkelen van Rentevorderingen.
Productvoorwaarden DSB2628
7.5. In de administratie van DSB zijn grofweg twaalf verschillende producten te onderscheiden. De relevante contractuele voorwaarden van deze producten zijn schematisch weergegeven in de tabel hieronder. Vaste contractuele rentes zijn overeengekomen ten aanzien van concurrente en achtergestelde deposito's. Daarnaast is voor achtergestelde deposito's een (aanvullende) contractuele vertragingsrente overeengekomen. De wijze waarop een jaarrente wordt berekend (zogeheten day count convention) varieert per product, maar is meestal gebaseerd op 30 dagen in een maand, 360 dagen in een jaar.
2527 Op dit punt bestaat discussie in de literatuur; sommige auteurs bepleiten dat contractuele rente ook doorloopt indien deze lager is dan wettelijke rente, aangezien artikel 6:119(a) BW van regelend recht is.
310001145/27950710697875.1
2628 Bij de beoordeling van de productvoorwaarden is gekeken naar de algemene c.q. generieke productvoorwaarden zoals die op het betreffende product van toepassing waren. Dit betekent dat geen beoordeling van productvoorwaarden heeft plaatsgevonden op individueel contractniveau.
19/41
19
Product | Contractuele rente | Contractuele verzuimrente | Day count convention |
Spaarrekening | 30/360 | ||
Internetspaarrekening | 30/360 | ||
Internetsparen Extra | 30/360 | ||
Internet TOPsparen | 30/360 | ||
Zilvervloot | 30/360 | ||
Waaghalzen | 30/360 | ||
Zakelijk sparen | 30/360 | ||
Zakelijk internetsparen | Variabel | ||
DSB Bankrekening | ACT/365 | ||
Vaste Termijn deposito | X | ACT/365 | |
Zakelijk deposito | X | 30/360 | |
Achtergesteld deposito | X | X | 30/360 |
7.6. In de Berekeningsgrondslagen Rentevorderingen wordt in grote mate aangesloten bij deze contractuele voorwaarden (zie hierna paragraaf 7.16 7.18 e.v.).
Subrogatie door DNB
7.7. Als gevolg van de toepassing van het DGS is DNB getreden in de rechten van de depositohouders ten belope van het bedrag van de uitbetaling door DNB. De grondslag hiervoor vormt artikel 3:261 lid 3 Wft (oud), dat bepaalt:
De Nederlandsche Bank treedt in de rechten die een belegger of depositohouder ter zake van een vordering op de betalingsonmachtige financiële onderneming heeft voor zover zij een vergoeding als bedoeld in het eerste lid aan die belegger of depositohouder heeft betaald.
7.8. Uit artikel 27 lid 3 Besluit bijzondere prudentiële maatregelen, beleggerscompensatie en depositogarantie Wft (oud) volgt verder:
De betaling vindt slechts plaats indien de aanvrager eventuele rechten tot teruggave of terugbetaling van financiële instrumenten jegens derden tot de hoogte van het uitbetaalde bedrag overdraagt aan de Nederlandsche Bank.
310001145/27950710697875.1
7.9. Bij deze overgang van recht heeft DNB als nieuwe een uitkering onder het DGS is sprake van subrogatie in de zin van artikel 6:150 onder d BW, waarmee het wettelijk regime uit het civiele recht ten aanzien van subrogatie van toepassing wordt op de subrogatie onder het DGS. Ten gevolge van de subrogatie verkreeg DNB als opvolgend schuldeiser ook de bij de vordering behorende nevenrechten overgenomen, inclusief waaronder het recht (contractuele) rente te verlangen.Dit volgt uit artikel 6:142 lid 2 BW. Artikel 6:153 BW, dat een verfijning van artikel
20/41
20
6:142 BW bevat, specificeert dat DNB als gesubrogeerde het recht op bedongen rente enkel verkrijgt voor zover deze betrekking heeft op het tijdvak na overgang van de hoofdvordering, dus na uitbetaling onder het DGS.
7.10. Het algemene artikel 6:142 lid 2 BW, waarin overgang van recht is geregeld, bepaalt in dit verband dat het recht op bedongen rente overgaat behalve voor zover de rente opeisbaar is. Artikel 6:153 BW, dat een verfijning van artikel 6:142 BW betreft en dat specifiek van toepassing is op subrogatie, specificeert dat de gesubrogeerde (lees: DNB) het recht op bedongen rente slechts verkrijgt voor zover deze betrekking heeft op het tijdvak na overgang van de hoofdvordering.
7.11. Andersom geldt dat de originele schuldeiser slechts recht heeft op rente over het tijdvak waarin hij eigenaar was van de hoofdvordering (vermeerderd met rente-op- rente). Indien de gesubrogeerde ook de vóór datum subrogatie vervallen rente voldoet, dan subrogeert deze uiteraard ook in deze aanspraken van de originele schuldeiser.
7.12. 7.10.Het bovenstaande betekent dat de contractuele voorwaarden zoals die golden voor de vorderingen van originele schuldeisers van DSB, van overeenkomstige toepassing zijn op de vorderingen van DNB na subrogatie van de betreffende vorderingen. De Rentevorderingen C worden dus op deze basis berekend (zie hierna paragraaf 7.16 7.18 e.v.).
Allocatie eerdere vergoedingen
7.13. 7.11.Voor de berekening van rente is verder van belang op welke wijze eerdere uitkeringen, bijvoorbeeld tussentijdse uitkeringen uit het faillissement, worden verwerkt. De artikelen 6:43 en 6:44 BW geven hiervoor een wettelijke regeling. Hierbij is relevant dat in het faillissement alle vorderingen van depositohouders waarin DNB is gesubrogeerd als één totaalvordering zijn geverifieerd, en dus geen afzonderlijke tussentijdse betalingen hebben plaatsgevonden op de onderliggende vorderingen/deelvorderingen.
310001145/27950710697875.1
7.14. 7.12.Indien niet door de schuldenaar is aangegeven welke verbintenis wordt voldaan – hetgeen in het faillissement van DSB het geval is – dan wordt een betaling conform artikel 6:43 lid 2 BW toegerekend:
21/41
21
(i) eerst aan de opeisbare verbintenis;
(ii) bij meerdere opeisbare verbintenissen, aan de meest bezwarende verbintenis (bijvoorbeeld, de verbintenis waarop de hoogste rente loopt);
(iii) als de verbintenissen even bezwarend zijn, aan de oudste verbintenis; en
(iv) als de verbintenissen even oud zijn, vindt toerekening naar evenredigheid plaats.
7.15. 7.13.Gelet op het feit dat alleen de hoofdsom is geverifieerd in het faillissement, zal toerekening van een betaling aan rente en kosten conform artikel 6:44 BW bij een tussentijdse uitdeling ex artikel 179 Fw waarschijnlijk niet plaatsvinden.
7.16. 7.14.Voorts zijn DGS-betalingen betalingen onder het DGS van DNB aan schuldeisers administratief pro-rata verwerkt over de verschillende aanspraken van schuldeisers uit hoofde van saldi. Prima facie lijkt deze 'pro rata'-toerekening af te wijken van het bepaalde in de artikelen 6:43 en 6:44 BW.
7.17. 0.00.Xx hiervoor geschetste regeling leidt tot praktische uitvoeringsproblemen bij de afwikkeling van Rentevorderingen. Vanwege de uitvoerbaarheid van het Ontwerpakkoord wijken de Berekeningsgrondslagen Rentevorderingen op het punt van allocatie daarom af van het voorgaande, zoals hierna toegelicht in paragraaf 7.177.19.
Nadere toelichting
7.18. 0.00.Xx Berekeningsgrondslagen Rentevorderingen nemen tot uitgangspunt dat aangesloten wordt bij de overeengekomen contractuele rentes voor de duur van de betreffende overeenkomst. Voor voorbeeldberekeningen wordt verwezen naar Annex 2.
310001145/27950710697875.1
7.19. 0.00.Xx Berekeningsgrondslagen Rentevorderingen voorzien allereerst in eigen allocatieregels. De administratie van DSB maakt het mogelijk betalingen onder het DGS op concurrente hoofdsommen (spaarrekeningen en vaste termijn deposito's) en achtergestelde hoofdsommen (achtergestelde deposito's) te onderscheiden. Voor betalingen onder het DGS op achtergestelde hoofdsommen is daarom geen verdere allocatie noodzakelijk. Voor de concurrente hoofdsommen geldt dat rentedragende saldi (waarover Rentevorderingen worden berekend) eerst worden toegerekend aan vaste termijn deposito's (die waarvoor doorgaans een hogere rente hebben gold dan de wettelijke rente) en een eventueel restant wordt
22/41
22
toegerekend aan betaal- en spaarrekeningen waarover wettelijke rente wordt berekend.
Voorbeeld 1: een schuldeiser had op datum faillissement een tegoedsaldo bij DSB van EUR 120.000. Dit saldo bestond uit EUR 20.000 spaarrekening, EUR 50.000 vaste termijn deposito en EUR 50.000 achtergesteld deposito. In eerste instantie heeft de schuldeiser EUR 70.000 (EUR 50.000 vaste termijn deposito en EUR 20.000 spaarrekening) onder het DGS ontvangen. Het achtergesteld deposito van EUR 50.000 is daarna in de' claimadministratie' van DSB opgenomen. Later heeft de schuldeiser nog eens EUR 30.000 onder het DGS ontvangen vanwege het achtergesteld deposito. Daarmee heeft deze schuldeiser in totaal EUR 100.000 onder het DGS ontvangen. Voor de berekening van Rentevordering A geldt als basis EUR 30.000 achtergesteld deposito, EUR 50.000 vaste termijn deposito en EUR 20.000 spaarrekening, waarover rente wordt berekend met inachtneming van de Berekeningsgrondslagen Rentevorderingen die gelden voor Rentevorderingen
A. Over het restantsaldo van EUR 20.000 in de claimadministratie van DSB wordt rente berekend met inachtneming van de Berekeningsgrondslagen Rentevorderingen die gelden voor Rentevorderingen B.
Voorbeeld 2: zou de schuldeiser geen achtergesteld deposito hebben gehad maar een tweede vaste termijn deposito van eveneens EUR 50.000 (naast een spaarrekening van EUR 20.000), dan zou de schuldeiser direct EUR 100.000 onder het DGS hebben ontvangen en voor EUR 20.000 in de claimadministratie van DSB zijn opgenomen. Voor de berekening van zijn Rentevordering A geldt in dat geval dat zijn EUR 100.000 geheel wordt toegerekend aan de twee vaste termijn deposito's.
7.20. 7.18.Voor de uniformiteit en uitvoerbaarheid van het Ontwerpakkoord wordt ACT/365 als de day count convention gehanteerd voor berekening van alle Rentevorderingen.
310001145/27950710697875.1
7.21. 7.19.Voorts geldt dat schuldeisers van achtergestelde deposito's die een betaling onder het DGS hebben ontvangen, reeds in 2011 een deel van hun (wettelijke) rente hebben ontvangen over de periode na faillissement van DSB. Deze (door DNB uitgekeerde) rente bedraagt in totaal circa EUR 4 miljoen. Genoemde schuldeisers zullen op basis van de Berekeningsgrondslagen Rentevorderingen nog aanspraak kunnen maken op aanvullende rente. De eerder ontvangen (wettelijke) rente zal in die berekening worden verdisconteerdverrekend.
23/41
23
7.22. 7.20.Ten aanzien van achtergestelde deposito's geldt verder dat de toepasselijke productvoorwaarden geen volledige duidelijkheid bieden en daarom interpretatie behoeven. De productvoorwaarden maken melding van een contractrente en een contractuele verzuimrente. Een standaard toepassing van deze bepalingen houdt in dat enkelvoudige contractrente wordt berekend vermeerderd met enkelvoudige verzuimrente (zie hiervoor paragraaf 7.3.d – 7.3.f). Onduidelijk is echter of deze uitleg de juiste is (waarbij overigens geldt dat de stelplicht en eventuele bewijslast van een andere uitleg op de schuldeiser rust). Bovendien kan het effect van deze (en iedere andere) uitleg in het voordeel of nadeel van de schuldeiser uitvallen, afhankelijk van de specifieke omstandigheden van het geval.
7.23. 0.00.Xx redenen van uitvoerbaarheid en gelijke behandeling van schuldeisers onder het Ontwerpakkoord, staat het Ontwerpakkoord daarom een berekeningssystematiek voor die aansluit bij de berekening van rente over vaste termijn deposito's. De Berekeningsgrondslagen Rentevorderingen gaan om die reden voor wat betreft achtergestelde deposito's uit van (enkelvoudige) contractrente vermeerderd met (samengestelde) wettelijke rente voor de duur van de overeenkomst. Om tegelijkertijd recht te doen aan de bijzondere bepalingen van de achtergestelde deposito's, wordt gerekend met de contractuele verzuimrente (zijnde de toepasselijke contractrente vermeerderd met 1%) in plaats van de reguliere contractrente. Daarbij geldt ook dat de reguliere contractrente op achtergestelde deposito's doorgaans al hoger was dan de contractrente van vaste termijn deposito's .(zie ook voorbeeld 4 van Annex 2).
7.24. 0.00.Xx Rentevorderingen C liggen, ten gevolge van de subrogatie, als het ware 'in het verlengde' van Rentevorderingen A. Als vermeld bestaat de post Rentevorderingen C in feite uit vele individuele vorderingen. Voor de uitvoering van dit Ontwerpakkoord worden deze vorderingen als één geheel beschouwd en wordt de toepasselijke contractrente op dagbasis bepaald aan de hand van gewogen gemiddeldes gemiddelden (zie Annex 2).
7.25. 7.23.Ten slotte stellen de Berekeningsgrondslagen Rentevorderingen vast dat wettelijke handelsrente niet van toepassing is. DSB is van oordeel dat zakelijke deposito's c.q. geldleningsovereenkomsten niet kwalificeren als handelsovereenkomsten, zodat wettelijke handelsrente niet verschuldigd is.
8. AANMELDING EN INDIENING VORDERINGEN
310001145/27950710697875.1
8.1. Voor de aanmelding en indiening van vorderingen onder het Ontwerpakkoord dient onderscheid te worden gemaakt tussen de verschillende typen vorderingen.
24/41
24
8.2. Voor de goede orde benadrukt DSB dat de aanmelding van vorderingen onder het Ontwerpakkoord in zekere zin los staat van de aanmelding van vorderingen bij de Bewindvoerders in het kader van de surseance van betaling. Op grond van artikel 257 Fw kunnen schuldeisers hun vorderingen indienen bij de Bewindvoerders. Indien Doordat de Bewindvoerders kiezen hebben gekozen voor de toepassing van de artikelen 281d en 281e Fw (Brandarisregeling), en de Rechtbank dit toestaatheeft toegestaan, dan zal is deze indiening van beperkte betekenis zijn. Immers, de indiening van een vordering in een surseance van betaling is alleen relevant voor doeleinden van een de stemming op het Ontwerpakkoord. Indien Nu de Brandarisregeling wordt is toegepast en een zogenoemde commissie van vertegenwoordiging wordt is benoemd (zie hierna paragraaf 10), stemt deze commissie namens de schuldeisers en kunnen schuldeisers niet zelf stemmen op het Ontwerpakkoord.
8.3. De procedures voor aanmelding en indiening van vorderingen zijn schematisch weergegeven in Annex 3.
Rentevorderingen A
8.4. Rentevorderingen A dienen via een door DSB ontwikkeld Webportaal te worden aangemeld. Dit Webportaal wordt opengesteld vanaf de Effectieve Datum en is toegankelijk via xxxxx.xxx.xx. DSB mag eisen stellen aan een schuldeiser voor het verstrekken van nadere informatie en gegevens, zodat DSB de betreffende schuldeiser kan identificeren met inachtneming van de daarvoor geldende wet- en regelgeving.
8.5. Zodra een schuldeiser heeft ingelogd op het Webportaal (d.w.z. een gebruikersaccount heeft geactiveerd), geldt zijn Rentevordering A als aangemeld. Vervolgens kan de schuldeiser via het Webportaal een Voorberekening van zijn Rentevordering A inzien. Een Voorberekening toont – op basis van de bij DSB beschikbare data – de nominale hoogte van de Rentevordering A. Uit de Voorberekening volgt ook op welke manier een Rentevordering A is opgebouwd. Tevens wordt het vaste uitdelingspercentage getoond (zie hiervoor paragraaf 6.4).
8.6. Een aangemelde Rentevordering A kan pas worden uitbetaald indien de schuldeiser via het Webportaal de juistheid van de Voorberekening heeft bevestigd en – aansluitend – zijn bankgegevens heeft geverifieerd. Indien een schuldeiser instemt met de Voorberekening, streeft DSB ernaar binnen acht (8) weken na instemming het vaste percentage op de Rentevordering A uit te betalen.
310001145/27950710697875.1
8.7. Indien een schuldeiser meent dat de Voorberekening niet juist is vanwege een Kennelijke Misslag, kan een schuldeiser DSB via het Webportaal verzoeken om
25/41
25
een Herberekening en na ontvangst alsnog van de Herberekening de juistheid daarvan bevestigen. DSB streeft er in dat geval naar binnen acht (8) weken na instemming een vast percentage op de Rentevordering A uit te betalen.
8.8. Indien en voor zover een schuldeiser van een Rentevordering A het niet eens is met een Voorberekening en/of een Herberekening afwijst, kan de schuldeiser een andersluidende vordering indienen. Deze vordering geldt dan als een Overige Vordering, zonder dat rekening wordt gehouden met de voor Overige Vorderingen geldende vervaltermijn voor het indienen van vorderingen (zie paragraaf 8.248.26), maar met onverkorte handhaving van de vervaltermijn voor het instellen van rechtsvorderingen (zie paragraaf 9). Deze Overige Vordering wordt in beginsel betwist voor het deel dat deze de Voorberekening en/of Herberekening overstijgt, in welk geval een gang naar de civiele rechter openstaat voor de schuldeiser (onverminderd de overige werking van dit Ontwerpakkoord na de Effectieve Datum).
8.9. Voor de goede orde benadrukt DSB dat indien een schuldeiser van een Rentevordering A in het kader van het voorgaande een andersluidende vordering indient, deze andersluidende vordering voldoende samenhang moet hebben met de door DSB (her-)berekende )berekende Rentevordering A. Oftewel: er dient sprake zijn van een 'zuivere' claim voor niet-ontvangen rente. Indien sprake is van onvoldoende samenhang, heeft de vordering te gelden als een zuivere Overige Vordering die als zodanig wordt behandeld. Dan vergt het Ontwerpakkoord o.a. onder meer dat een dergelijke vordering wel wél ingediend moet zijn binnen de vervaltermijn die daarvoor geldt (zie hierna paragraaf 8.248.26).
8.10. Het deel van de door de schuldeiser ingediende andersluidende vordering dat door DSB niet wordt betwist , kan DSB in overeenstemming met het bepaalde in dit Ontwerpakkoord uitbetalen.
310001145/27950710697875.1
8.11. De aanmeldingsperiode (of: vervaltermijn) waarbinnen schuldeisers van Rentevorderingen A hun vordering dienen aan te melden loopt vanaf de Effectieve Datum tot zes (6) maanden na deze datum. Een Rentevordering A geldt als aangemeld onder het Ontwerpakkoord zodra een schuldeiser van een Rentevordering A voor de eerste keer inlogt via het Webportaal (zie hiervoor paragraaf 8.38.5). Na het verstrijken van de aanmeldingsperiode kunnen Rentevorderingen A niet meer via het Webportaal worden aangemeld. Niettemin kunnen Rentevorderingen A alsnog door DSB in behandeling worden genomen indien en voor zover – naar het oordeel van DSB – de termijnoverschrijding van slechts beperkte duur is (e.g. enkele weken) en overigens en/of verschoonbaar is.
26/41
26
8.12. Indien een schuldeiser van een Rentevordering A zijn aanmelding in het Webportaal niet geheel heeft voltooid, kan DSB de schuldeiser een redelijke termijn (bijvoorbeeld vier (4) weken) geven om de aanmelding te voltooien. Indien de schuldeiser binnen deze termijn zijn aanmelding niet (alsnog) heeft voltooid, geldt dat de betreffende Rentevordering niet langer is aangemeld en dat de aanmeldingsperiode (of: vervaltermijn) voor de betreffende schuldeiser van Rentevordering A onverkort van toepassing is.
8.13. Teneinde een zo hoog mogelijk percentage aanmeldingen te bewerkstelligen, zal DSB een actief communicatiebeleid voeren met betrekking tot het Ontwerpakkoord. De contouren van dit communicatiebeleid zijn vastgelegd in Annex 4 bij het Ontwerpakkoord. Tevens zal DSB zich inspannen – zo veel als redelijkerwijs mogelijk is binnen de grenzen van juridische en operationele kaders
– uit eigen beweging (dat wil zeggen: zonder aanmelding van de betreffende vorderingen bij DSB) betalingen, geheel of gedeeltelijk en al dan niet met inachtneming van een drempelbedrag, op Rentevorderingen A of Rentevorderingen B te verrichten (zie Artikel 3.4).
Rentevorderingen B
8.14. 8.12.Ten aanzien van Rentevorderingen B geldt dat deze vorderingen niet via het Webportaal worden aangemeld. DSB zal aan de schuldeisers van Rentevorderingen B binnen twee (2) weken na de Effectieve Datum schriftelijk (per e-mail of per brief) een voorstel toezenden op het aan bij DSB laatst bekende adres. In een schriftelijk voorstel zal, net als via het Webportaal, een Voorberekening zijn opgenomen. De juistheid van die Voorberekening kan een schuldeiser schriftelijk bevestigen. Indien een schuldeiser schriftelijk instemt met de Voorberekening streeft DSB ernaar binnen acht (8) weken na instemming een vast percentage – als bedoeld in paragraaf 6.4 – op de Rentevordering B uit te betalen.
8.15. 8.13.Indien een schuldeiser van een Rentevordering B niet akkoord gaat met een Voorberekening, kan een schuldeiser DSB vanwege een Kennelijke Misslag schriftelijk verzoeken een Herberekening te maken en toe te zenden (zie Annex 45). Indien een schuldeiser schriftelijk instemt met een Herberekening streeft DSB ernaar om binnen acht (8) weken na instemming een vast percentage
– als bedoeld in paragraaf 6.4 – op de Rentevordering B uit te betalen.
310001145/27950710697875.1
8.16. 8.14.Een Rentevordering B geldt als aangemeld zodra een schuldeiser – op enige wijze – schriftelijk reageert op de Voorberekening. Indien een schuldeiser van Rentevordering B ondanks zijn aanmelding DSB onvoldoende informatie verschaft
27/41
27
om de uitbetaling van de Rentevordering B te bewerkstelligen, kan DSB de schuldeiser een redelijke termijn (bijvoorbeeld vier (4) weken) geven om de ontbrekende informatie aan te leveren. Indien de schuldeiser binnen deze termijn de informatie niet of niet volledig heeft aangeleverd, geldt dat de betreffende Rentevordering niet langer is aangemeld en dat de aanmeldingsperiode (of: vervaltermijn) voor de betreffende schuldeiser van Rentevordering B onverkort van toepassing is.
8.17. 8.15.Indien en voor zover een schuldeiser van een Rentevordering B het niet eens is met een Voorberekening en/of een Herberekening afwijst, kan de schuldeiser een andersluidende vordering indienen. Deze vordering geldt dan als een Overige Vordering, zonder dat rekening wordt gehouden met de voor Overige Vorderingen geldende vervaltermijn voor het indienen van vorderingen (zie paragraaf 8.248.26), maar met onverkorte handhaving van de vervaltermijn voor het instellen van rechtsvorderingen (zie paragraaf 9). Deze Overige Vordering wordt in beginsel betwist voor het deel dat deze de Voorberekening en/of Herberekening overstijgt, in welk geval een gang naar de civiele rechter openstaat voor de schuldeiser (onverminderd de overige werking van dit Ontwerpakkoord na de Effectieve Datum).
8.18. 8.16.Voor de goede orde benadrukt DSB dat indien een schuldeiser van een Rentevordering B in het kader van het voorgaande een andersluidende vordering indient, dat deze andersluidende vordering voldoende samenhang moet hebben met de door DSB (her-)berekende )berekende Rentevordering B. Oftewel: er dient sprake zijn van een 'zuivere' claim voor niet-ontvangen rente. Indien sprake is van onvoldoende samenhang heeft de vordering te gelden als een zuivere Overige Vordering die als zodanig wordt behandeld. Dan vergt het Ontwerpakkoord o.a. dat een dergelijke vordering ingediend moet zijn binnen de vervaltermijn die daarvoor geldt (zie paragraaf 8.248.26).
8.19. 8.17.Het deel van de door de schuldeiser ingediende andersluidende vordering dat door DSB niet wordt betwist , kan DSB in overeenstemming met het bepaalde in dit Ontwerpakkoord uitbetalen.
310001145/27950710697875.1
8.20. 0.00.Xx aanmeldingsperiode (of: vervaltermijn) waarbinnen schuldeisers van Rentevorderingen B schriftelijk kunnen instemmen met een Voorberekening loopt vanaf de Effectieve Datum tot zes (6) maanden na deze datum. Na het verstrijken van de aanmeldingsperiode kunnen schuldeisers van Rentevorderingen B hun vordering niet meer aanmelden. Niettemin kunnen Rentevorderingen B alsnog door DSB in behandeling worden genomen indien en voor zover – naar het oordeel
28/41
28
van DSB – de termijnoverschrijding van slechts beperkte duur is (e.g. enkele weken) en overigens en/of verschoonbaar is.
Rentevorderingen C
8.21. 8.19.Ten aanzien van Rentevorderingen C geldt dat deze niet via het Webportaal worden aangemeld. DSB zal schriftelijk (per e-mail of per brief) binnen twee (2) weken na de Effectieve Datum aan DNB een berekening toezenden.2729 In dit voorstel zal, net als via het Webportaal, een Voorberekening zijn opgenomen. De juistheid van die Voorberekening kan DNB (als enige schuldeiser van Rentevordering Rentevorderingen C) schriftelijk bevestigen. Indien DNB niet instemt met de Voorberekening zal DSB een Herberekening maken. Indien DNB niet instemt met de Herberekening staat een gang naar de civiele rechter open (onverminderd de overige werking van dit Ontwerpakkoord na de Effectieve Datum).
8.22. 0.00.Xx aanmeldingsperiode (of: vervaltermijn) waarbinnen Rentevorderingen C dienen te worden aangemeld loopt vanaf de Effectieve Datum tot twee (2) maanden na deze datum.
8.23. 8.21.Een Rentevordering C geldt Rentevorderingen C gelden als aangemeld zodra DNB – op enige wijze – schriftelijk reageert op de Voorberekening. Indien DNB ondanks haar aanmelding van de Rentevorderingen C, DSB onvoldoende informatie verschaft om de uitbetaling van de Rentevorderingen C te bewerkstelligen, kan DSB aan DNB een redelijke termijn (bijvoorbeeld vier (4) weken) geven om de ontbrekende informatie aan te leveren. Indien DNB binnen deze termijn de informatie niet of niet volledig heeft aangeleverd, geldt dat de Rentevorderingen C niet langer zijn aangemeld en dat de aanmeldingsperiode (of: vervaltermijn) voor DNB als schuldeiser van Rentevorderingen C onverkort van toepassing is.
8.24. 8.22.Uitbetaling op Rentevorderingen C vindt telkens plaats indien en voor zover na de in paragraaf 8.20 8.22 genoemde termijn (naar het inzicht van DSB) sprake is van voldoende vrije financiële middelen (zie ook paragraaf 6.7). Dit kan leiden tot meerdere uitkeringen.
Overige Vorderingen
8.25. 8.23.Ten aanzien van Overige Vorderingen geldt dat deze vorderingen schriftelijk, voorzien van bewijsstukken, dienen te worden ingediend bij DSB. Overige
310001145/27950710697875.1
2729 Een vereiste voor aanmelding als 'schuldeiser' is dat DSB de schuldeiser als zodanig kan identificeren, ook in overeenstemming met geldende wet- en regelgeving. Zie Annex 3.
29/41
29
Vorderingen kunnen tevens of via de Website aan DSB kenbaar worden gemaakt aan DSB via de Website.
8.26. 0.00.Xx periode (of: vervaltermijn) waarbinnen schuldeisers van Overige Vorderingen hun vordering moeten hebben ingediend, loopt vanaf de Effectieve Datum tot twee (2) maanden na deze datum. Na het verstrijken van deze periode kunnen schuldeisers van Overige Vorderingen hun vorderingen niet meer indienen, althans is het recht vervallen betaling te vorderen voor van een dergelijke vordering (indien en voor zover een dergelijke vordering erkend zou zijn en met uitzondering van de situatie als bedoeld in paragraaf 8.8 en paragraaf 8.158.17).
8.27. 0.00.Xx indiening zal DSB een ontvangstbevestiging naar de schuldeiser van de Overige Vordering zenden. DSB zal vervolgens de Overige Vordering toetsen en de schuldeiser zo spoedig mogelijk op de hoogte stellen van de uitkomst van die toetsing.
8.28. 8.26.Indien een erkende Overige Vordering een nominale waarde heeft die kleiner dan of gelijk is aan EUR 150.000160.000, streeft DSB ernaar binnen acht (8) weken na erkenning een vast percentage – als bedoeld in paragraaf 6.4 – uit te betalen.
8.29. 8.27.Bij erkende Overige Vorderingen groter dan EUR 150.000160.000, zal DSB na het verstrijken van de in paragraaf 8.24 8.26 genoemde termijn een percentage uitkeren (gelijk aan hetgeen in paragraaf 8.22 8.24 is vermeld) indien en voor zover daar voldoende financiële middelen voor beschikbaar zijn. Dit kan leiden tot meerdere uitkeringen.
8.30. 8.28.Indien de Overige Vordering niet uitdrukkelijk (en schriftelijk) is erkend door DSB, heeft is de vordering als betwist te gelden. In dat geval staat een weg naar de civiele rechter open voor de betreffende schuldeiser (of DSB)een Betwiste Vordering.
9. VERVALTERMIJN INSTELLEN RECHTSVORDERINGEN
310001145/27950710697875.1
9.1. Voor Rentevorderingen Betwiste Vorderingen geldt dat indien de Voorberekening en/of Herberekening wordt betwist door de schuldeiser, en DSB en de schuldeiser het niet eens worden over het geschil dat ten grondslag ligt aan de betwisting, DSB de schuldeiser een termijn van zes (6) maanden zal stellen waarbinnen de schuldeiser zijn vordering bij de bevoegde civiele rechter of – indien de vordering daarvoor in aanmerking komt onder de Geschillenregeling (Annex 6) – bij de Geschillencommissie moet hebben ingesteld. Indien de schuldeiser na ommekomst van deze termijn geen vordering heeft ingesteld, vervalt zijn recht de
30/41
30
Betwiste Vordering jegens DSB geldend te maken (in het geval van Rentevorderingen A en Rentevorderingen B: het meerdere boven de Voorberekening en/of of de Herberekening jegens DSB geldend te maken.).
9.2. Voor betwiste Overige Vorderingen geldt dat DSB de schuldeiser een termijn van 6 maanden zal stellen waarbinnen de schuldeiser zijn vordering moet hebben ingesteld voor de bevoegde civiele rechter. Indien de schuldeiser na ommekomst van deze termijn geen vordering heeft ingesteld, vervalt zijn recht de betwiste Overige Vordering jegens DSB geldend te maken.
9.2. 9.3.Het voorgaande laat onverlet dat DSB steeds zelf bevoegd is (en blijft) in rechte een verklaring te vragen dat een betwiste Rentevordering of een betwiste Overige Betwiste Vordering niet geldend is jegens haar. Ook staat het DSB en schuldeisers steeds vrij om een vorm van alternatieve geschillenbeslechting overeen te komenDit geldt niet indien de Betwiste Vordering onder het toepassingsbereik van de Geschillenregeling valt.
10. STEMMING OVER HET ONTWERPAKKOORD
10.1. Het Ontwerpakkoord zal volgens het bepaalde in titel II van de Faillissementswet aan de schuldeisers voor stemming worden voorgelegd. DSB wijst erop dat de Bewindvoerders de Rechtbank op grond van artikel 281b juncto 281e Fw kunnen verzoeken hebben verzocht een commissie van vertegenwoordiging in te stellen. Indien dit Dit verzoek wordt gedaan en is door de Rechtbank wordt gehonoreerd, is zodat de commissie van vertegenwoordiging bij uitsluiting bevoegd is over het Ontwerpakkoord te stemmen.
10.2. Indien niet om instelling van een commissie van vertegenwoordiging wordt verzocht of indien een desbetreffend verzoek wordt afgewezen, ligt het voor de hand dat de Bewindvoerders de Rechtbank op grond van artikel 225 Fw zullen verzoeken nadere maatregelen te treffen ter zake van een stemming.
11. VERGELIJKING MET EEN TWEEDE FAILLISSEMENT
11.1. Vergeleken met een tweede faillissement meent DSB dat uitdeling via het Ontwerpakkoord – dat is aangenomen in het kader van een surseance van betaling
310001145/27950710697875.1
– tot een betere uitkomst voor de gezamenlijke schuldeisers leidt. Voornaamste redenen hiervoor zijn (i) de (geschatte) langere doorlooptijd van een tweede faillissement in combinatie met de aanhoudende (negatieve) rentelasten over het positieve saldo van DSB en (ii) de efficiëntere omgang (interactie, betaling , etc.) met de schuldeisers van DSB na homologatie van het Ontwerpakkoord in een
31/41
31
surseance van betaling. Deze laatste omstandigheid leidt tot een aanzienlijke verlichting van het operationeel apparaat van DSB, met een positief kosteneffect tot gevolg. Deze en andere elementen worden hieronder nader toegelicht.
11.2. Uitgangspunt bij de vergelijking met een tweede faillissement is dat in een tweede faillissement geen akkoord zal worden aangeboden. Los van de praktische bezwaren bij het aanbieden van een akkoord in faillissement (zo kunnen in faillissement de voorzieningen van de Brandarisregeling niet worden aangewend), geldt dat – voor doeleinden van een vergelijking – het Ontwerpakkoord niet moet worden vergeleken met een akkoord aangeboden via een andere procedure; de vergelijking moet worden gemaakt met een faillissements-liquidatieprocedure.
11.3. Met de invoering van de Wet modernisering faillissementsprocedures heeft de faillissementscurator sinds 1 januari 2019 de keuze tussen actieve en passieve verificatie van schuldvorderingenvorderingen. Actieve verificatie houdt in dat de curator vorderingen eigenhandig op de lijst van erkende vorderingen plaatst (ex artikel 110 lid 1 Fw). Bij passieve verificatie wacht de curator tot de schuldeiser zelf zijn/haar vordering indient. De verwachting is dat een curator in geval van een tweede faillissement van DSB de rentevorderingen van schuldeisers passief zal verifiëren. Daarmee wordt voorkomen dat de curator, ingeval hij wel actief zou verifiëren, aan het einde van het faillissement een behoorlijk gedeelte van het beschikbare actief in de consignatiekas moet storten, bijvoorbeeld omdat schuldeisers wiens vordering door de curator eigenhandig op de lijst van erkende vorderingen zijn geplaatst achteraf onbereikbaar blijken (en hun aanspraak op DSB aldus niet te gelde hebben gemaakt).2830
11.4. Voor de doeleinden van dit Ontwerpakkoord heeft DSB het Webportaal ontwikkeld. Aannemelijk is dat een curator in een eventueel tweede faillissement voor de verificatie van vorderingen ook gebruik zal maken van een webportaal.2931 De curator kan de schuldeisers van DSB verzoeken hun (rente)vorderingen via het webportaal in te dienen ter verificatie in faillissement. Hoewel een curator passief kan verifiëren met een webportaal, staat daarmee niet zonder meer vast dat de berekeningsgrondslagen die de curator in zijn webportaal gebruikt ook bindend zijn.
2830 Op basis van artikel 192 Fw is de curator verplicht binnen een maand na het einde van de inzagetermijn of de uitspraak op het verzet, de uitkeringen die nog niet zijn gedaan in de consignatiekas te storten.
310001145/27950710697875.1
2931 In de Kamerstukken II 2017/18, 34740, 3, p. 30 (MvT) wordt de optie van het gebruik van een webportaal eveneens genoemd.
32/41
32
11.5. Het Ontwerpakkoord voorziet in een integrale afwikkelprocedure, waarbij de berekeningswijze van de vorderingen van ca. circa 283.000 individuele schuldeisers op uniforme wijze wordt vastgesteld. Het Ontwerpakkoord maakt het bovendien mogelijk dat DSB alle schuldeisers met vorderingen kleiner dan of gelijk aan EUR 150.000 160.000 een vast percentage van 8890,0% op hun rentevordering betaalt. Het is de verwachting dat de betaling van een dergelijk vast percentage de vereffening van DSB zal vereenvoudigen, vooral in administratief opzicht. Ook zal – anders dan in een tweede faillissement – slechts één betaling aan deze schuldeisers noodzakelijk zijn, zodat ca. circa 283.000 schuldeisers na betaling geen betrokkenheid meer hebben bij de vereffening. DSB merkt hierbij op dat – anders dan in een tweede faillissement – de uitbetalingen onder het Ontwerpakkoord niet verlopen via gedeponeerde uitdelingslijsten. De administratieve last voor meerdere uitdelingen in een tweede faillissement zal aanzienlijk zijn.
11.6. Ingeval in Nu in de surseance van betaling van DSB de voorzieningen van de Brandarisregeling worden toegepast, wordt in vergelijking met een tweede faillissement verder voorkomen dat ca. circa 283.000 individuele schuldeisers opgeroepen moeten worden voor één of meerdere verificatievergaderingen. Daarnaast bestaat in een tweede faillissement een risico op vertraging door de problematiek die een dergelijk groot schuldeisersaantal met zich brengt. Alle ca. circa 283.000 individuele schuldeisers zouden in faillissement het recht hebben op de verificatievergadering(en) een vordering in te dienen berekend volgens eigen rekenwijze, welke vordering vervolgens kan worden betwist door de curator of één van de andere ca. circa 283.000 individuele schuldeisers. Mogelijke betwistingen kunnen uiteindelijk leiden tot (vele) renvooiprocedures terwijl het – vanwege de geringe omvang nominale hoogte van veel vorderingen – het niet aanstonds duidelijk is of het voeren van renvooiprocedures wel doelmatig is.
11.7. De verwachting is dat in een tweede faillissement een eerste verificatievergadering na ongeveer zes (6) maanden na het uitspreken van het faillissement zou kunnen plaatsvinden, waarbij na ongeveer een jaar een eerste tussentijdse uitdeling aan alle erkende schuldeisers zal zou kunnen plaatsvinden. Vanwege het grote aantal schuldeisers dat in het faillissement betrokken moet worden, is de kans op (significante ) vertraging echter groter dan in geval van het beoogde surseancetraject.
310001145/27950710697875.1
11.8. Op basis van een grove schatting veronderstelt DSB dat de kosten van vereffening op basis van het Ontwerpakkoord circa 20% tot 30% lager zullen uitvallen dan de kosten die gemaakt zouden worden in geval van een tweede faillissement. DSB
33/41
33
baseert dit onder meer op de kosten van de verificatievergaderingen en de behandelprogramma's (bijv. zorgplichtclaims) uit het (eerste) faillissement van DSB. Daarbij is relevant dat DSB verwacht het Ontwerpakkoord te kunnen uitvoeren met de huidige betrokken werknemers, in tegenstelling tot de operationele afwikkeling van een tweede faillissement.
11.9. Relevant hierbij is verder dat DSB op dit moment 0,7% negatieve rente per jaar betaalt over het Boedeloverschot. Op het moment van het aanvragen van de surseance van betaling is de Deze negatieve rentelast bedraagt circa EUR
400.000 per maand. Dit betekent dat elke maand waarin in geval van een tweede faillissement later kan worden uitgekeerd dan onder het Ontwerpakkoord (dus in geval van surseance van betaling), de kosten in geval van een tweede faillissement alleen al door tijdsverloop zullen oplopen.
11.10. Verder zullen alle schuldeisers met een Rentevordering A, Rentevordering B of een erkende Overige Vordering die kleiner is dan of gelijk is aan EUR 150.000 160.000 naar verwachting beter af zijn met het Ontwerpakkoord dan met een tweede faillissement, omdat zij onder het Ontwerpakkoord een vast percentage van 8890,0% op hun vordering ontvangen (vgl. onder meer Artikel 3.3 hierna). Dit vaste percentage is naar alle waarschijnlijkheid hoger dan het uitdelingspercentage dat voor alle schuldeisers zou gelden in geval van een tweede faillissement (zie paragraaf 11.12 e.v.). Bovendien wordt dit bedrag naar verwachting eerder uitbetaald dan in geval van een tweede faillissement en is er slechts sprake van één betaling (zie paragraaf 11.5).
11.11. DNB – als enige schuldeiser met een Rentevordering van Rentevorderingen C – zal naar verwachting niet slechter af zijn onder het Ontwerpakkoord. Dit hangt samen met het feit dat Rentevordering Rentevorderingen C circa 94% van het passief beslaatbeslaan. Onder het Ontwerpakkoord worden de Vereffeningskosten gedragen door DNB (althans: door de economisch gerechtigden op de uitdelingen op de Rentevordering Rentevorderingen C). Dit houdt in dat de besparingen aan administratieve lasten, die met het Ontwerpakkoord gerealiseerd worden, ten goede komen aan DNB.
11.12. Het voorgaande kan – op basis van enkele aannames – als volgt worden toegelicht.
11.13. Uitgaande van een beschikbaar Boedeloverschot van EUR 669 667,5 miljoen kunnen schuldeisers aanspraak maken op een uitdeling van 85,285,0% van hun vordering
310001145/27950710697875.1
(zie ook paragraaf 6.1 en 6.2).
34/41
34
11.14. Het Ontwerpakkoord voorziet voor alle schuldeisers van erkende vorderingen kleiner dan of gelijk aan EUR 150.000 160.000 in een percentage van 88%, dus 90,0%. Dit is een hoger percentage dan waar zij schuldeisers op basis van een verdeling in een tweede faillissement (zonder akkoord) recht op zouden hebben.
11.15. Ervan uitgaande dat alle schuldeisers van erkende vorderingen kleiner dan of gelijk aan EUR 150.000 160.000 zich melden (en er geen Overige Vorderingen zijn en de bedragen in escrow geheel ten gunste van DSB vrijvallen), ontvangt DNB als schuldeiser van Rentevorderingen C een uitkeringspercentage van 8584,7%.30
11.16. Vergeleken met een verdere vereffening op grond van het Ontwerpakkoord, wordt aangenomen dat een verdere vereffening in een tweede faillissement tot 30% hogere Vereffeningskosten tot gevolg heeftvereffeningskosten leidt. Ter illustratie: op een geschat totaal van EUR 17 18,5 miljoen aan Vereffeningskosten komt dat neer op circa EUR 5,1 5,6 miljoen aan extra operationele kosten in geval van faillissement. Hierbij is relevant dat een tweede faillissement minstens zes (6) maanden meer doorlooptijd heeft dan onder het Ontwerpakkoord het geval is. Bij de huidige stand van de rente, komt dit neer op zes maanden additionele negatieve rentelasten van EUR 400.000 per maand; in totaal EUR 2,4 miljoen. Dit leidt tot een lager uitdelingspercentage voor alle schuldeisers:
Balans (in miljoenen EUR) | ||||||
Rentevordering | ||||||
ARentevorderingen | ||||||
Liquiditeiten DSB | EUR | 652 | A | EUR | 47 | |
Rentevordering | ||||||
BRentevorderingen | ||||||
Liquiditeiten Finqus | EUR | 13 | B | EUR | 1 | |
Rentevordering | ||||||
CRentevorderingen | ||||||
Vrijval escrow | EUR | 21 | C | EUR | 737 | |
Vereffeningskosten | EUR | |||||
tweede faillissement | (24,5(24,1) | |||||
Beschikbaar | EUR | |||||
Boedeloverschot | 661,5661,9 | Rentevorderingen | EUR | 785 | ||
30 | Hierbij | |||||
Uitdelingspercentage | 84,3% | |||||
wordt voorbijgegaan aan event
uele Overige Vordering
en, die DSB op dit moment
overigens onbekend
310001145/27950710697875.1
zijn. Tevens wordt aangenomen dat de bedragen in escrow van in totaal EUR 21 miljoen die worden aangehouden in verband met de in 2021 plaatsgevonden verkoop van de leningenportefeuille, in 2022 geheel vrijvallen aan DSB.
35/41
35
11.17. Concluderend: in vergelijking met een tweede faillissement, voorziet het Ontwerpakkoord met het vaste een vast uitdelingspercentage van 8890,0% in een betere uitkomst voor alle schuldeisers, in het bijzonder schuldeisers met een vordering kleiner dan of gelijk aan EUR 150.000160.000.
12. WAARBORG NAKOMING
12.1. De nakoming van het Ontwerpakkoord is gewaarborgd doordat de voor de uitvoering van dit Ontwerpakkoord benodigde gelden op de bankrekening van DSB of van Finqus beschikbaar zijn.
13. GOVERNANCE
13.1. Annex 5 7 bevat een schematisch overzicht van de governance van DSB tijdens surseance en na homologatie van het Ontwerpakkoord (ofwel: de vereffeningsfase). Om de organisatiestructuur te vereenvoudigen en effectief toezicht te kunnen houden op de nakoming van het Ontwerpakkoord, voorziet het Ontwerpakkoord in een wijziging van de aangepaste governance van DSB in de vereffeningsfase.
13.2. Deze wijziging houdt in dat na homologatie van het Ontwerpakkoord, de directe aandeelhouder van DSB, te weten DSB Ficoholding, haar belang in DSB zal overdragen aan de Stichting en dat DSB Ficoholding daarna uiteindelijk zal ophouden te bestaan. Als direct aandeelhouder zal de Stichting toezicht houden op de verdere vereffening van DSB, onder meer door gebruikmaking van haar aandeelhoudersbevoegdheden. Daartoe is een concepttekst voor de statutenwijziging van de Stichting als Annex 6 8 aangehecht bij dit Ontwerpakkoord.
13.3. De statuten van DSB zullen op of voorafgaand aan de Effectieve Datum zodanig worden gewijzigd, dat goedkeuring c.q. toestemming van de algemene vergadering van aandeelhouders van DSB is vereist is, in die gevallen waarin DSB buiten rechte betwiste Overige Betwiste Vorderingen geheel of gedeeltelijk erkent, althans ter zake daarvan een regeling treft, indien en voor zover daarmee een financieel belang van EUR 2,5 miljoen of meer is gemoeid. Daartoe is een concepttekst voor de statutenwijziging van DSB als Annex 7 9 aangehecht bij dit Ontwerpakkoord.
310001145/27950710697875.1
13.4. Vanaf de Effectieve Datum zal DSB een tweede vereffenaar aanstellenworden aangesteld. De gedachte hierachter is dat bij de verdere afwikkeling van DSB zoveel mogelijke mogelijk het vier-ogen-principe wordt gehanteerd.
36/41
36
13.5. Verder zal DSB vanaf de Effectieve Datum een adviescommissie instellen. Deze adviescommissie voorziet de Vereffenaars van advies ter zake van de uitvoering van het Ontwerpakkoord en de verdere vereffening van DSB. De adviescommissie zal bestaan uit vertegenwoordigers van ING Bank N.V., Coöperatieve Rabobank U.A. en , ABN AMRO Bank N.V. en DNB. De intentie is dat de adviescommissie zal fungeren als een de facto voortzetting van de crediteurencommissie uit het faillissement van DSB. De adviescommissie en DSB zullen voorzien in een reglement. Doel is dat de adviescommissie DSB adviseert (gevraagd en ongevraagd) over alle aangelegenheden die relevant zijn op voor de uitkomst en het tijdspad van de verdere vereffening van DSB. De adviescommissie zal daartoe zo vaak vergaderen als DSB of de leden van de adviescommissie dat noodzakelijk achten.
13.6. Voorts zal DSB zich inspannen een accountant aan te stellen om vanaf het boekjaar 2022 haar jaarcijfers te laten controleren. DSB zal in het kader van haar verdere afwikkeling ook jaarlijks verslag uitbrengen. Deze verslaglegging zal digitaal ter beschikking worden gesteld aan de schuldeisers van DSB.
14. GESCHILBESLECHTING
14.1. Voor schuldeisers met een Betwiste Vordering met een nominale waarde kleiner dan of gelijk aan EUR 160.000 staat de Geschillenregeling open. Indien de Betwiste Vordering kwalificeert als een (betwiste) Rentevordering A of (betwiste) Rentevordering B, geldt dat de schuldeiser eerst een Melding Kennelijke Misslag kan doen alvorens de Geschillenregeling te doorlopen.
310001145/27950710697875.1
14.2. Indien een schuldeiser met een Betwiste Vordering met een nominale waarde kleiner dan of gelijk aan EUR 160.000 gebruik wenst te maken van de Geschillenregeling, wordt het bezwaar van de schuldeiser eerst beoordeeld door een Ombudspanel. Het Ombudspanel kan (op niet bindende basis) een schikking voorstellen aan DSB en de schuldeiser. Indien tussenkomst van het Ombudspanel niet tot beslechting van het geschil leidt, kan de schuldeiser het geschil voorleggen aan de Geschillencommissie conform het Reglement (Annex 6). In dat geval zal de schuldeiser ook een griffiegeld verschuldigd zijn ten bedrage van 10% van de door de schuldeiser gestelde nominale waarde van de Betwiste Vordering (of, bij het uitblijven daarvan, de door DSB berekende nominale waarde), met een minimum van EUR 75 en een maximum van EUR 600. De Geschillencommissie kan besluiten tot vermindering van het griffiegeld in die gevallen waarin zij dat geraden acht.
37/41
37
14.3. Voor zover de hiervoor omschreven wijze van geschilbeslechting geen toepassing vindt, bijvoorbeeld omdat een schuldeiser geen gebruik wenst te maken van deze wijze van geschilbeslechting, geldt dat de Rechtbank exclusief bevoegd is te beslissen over geschillen (vgl. Artikel 13.2).
310001145/27950710697875.1
38/41
38
II. II.BEPALINGEN VAN HET ONTWERPAKKOORD
1. PARTIJEN
1.1. DSB en alle schuldeisers met een Rentevordering of een Overige Vordering zijn partij bij dit Xxxxxxxxxxxxxx, ongeacht de grondslag of de aard van de vordering die een schuldeiser houdt of meent te houden (en met inachtneming van het bepaalde in artikel 252 jo. artikel 232 Fw).
2. DOEL VAN HET ONTWERPAKKOORD
2.1. Met dit Xxxxxxxxxxxxxx beoogt DSB op een efficiënte en zorgvuldige wijze het Boedeloverschot uit te delen aan haar schuldeisers. Voor het overgrote deel van de schuldeisers geldt dat zij, door de uitvoering van dit Ontwerpakkoord, in vergelijking met een tweede faillissement van DSB, spoediger een hoger uitdelingspercentage op hun Rentevordering of (erkende) Overige Vordering zullen ontvangen.
3. UITVOERING VAN HET ONTWERPAKKOORD
3.1. DSB zal het Ontwerpakkoord uitvoeren. DSB is gerechtigd hulppersonen of derden in te schakelen in het kader van het uitvoeren van het Ontwerpakkoord. Het is DSB toegestaan Vereffeningskosten te maken en in dat kader verbintenissen met derden aan te gaan, een en ander in de ruimste zin van het woord.
3.2. De nominale waarde van Rentevorderingen wordt vastgesteld op basis van de Berekeningsgrondslagen Rentevorderingen als neergelegd in Annex 2 bij dit Ontwerpakkoord. De nominale waarde van Overige Vorderingen wordt vastgesteld overeenkomstig de wet.
3.3. Op (i) Rentevorderingen A, (ii) Rentevorderingen B en (iii) erkende Overige Vorderingen, ieder voor zover waarvan de nominale waarde van de (beoordeeld per individuele vordering ) kleiner is dan of gelijk is aan EUR 150.000160.000, zal DSB tegen finale kwijting een percentage van 8890,0% voldoen.
310001145/27950710697875.1
3.4. DSB streeft ernaar de betalingen te verrichten binnen acht (8) weken na instemming met bevestiging of erkenning van de vorderingin Artikel 3.3 genoemde vorderingen, een en ander in overeenstemming met het bepaalde in de Artikelen 5 en 64, 5 en 6. DSB zal zich inspannen – zo veel als redelijkerwijs mogelijk is binnen de grenzen van juridische en operationele kaders – uit eigen beweging (dat wil zeggen: zonder aanmelding van de betreffende vorderingen bij DSB als
bedoeld in Artikel 4) betalingen op Rentevorderingen A of Rentevorderingen B geheel of gedeeltelijk te verrichten (al dan niet met inachtneming van een drempelbedrag).
3.5. Op Rentevorderingen C en op erkende Overige Vorderingen, voor zover waarvan de nominale waarde van de erkende Overige Vordering groter is dan EUR 150.000160.000, zal DSB het Uitdelingspercentage voldoen. DSB zal de relevante betalingen in één of meerdere tranches doen, zo dikwijls als er voldoende liquide middelen beschikbaar zijn voor uitdeling, een en ander uitsluitend naar beoordeling en inzicht van DSB.
3.6. Het staat DSB steeds vrij de Vereffeningskosten integraal en bij voorrang te voldoen indien en voor zover die betaalbaar zijn.
4. AANMELDING RENTEVORDERINGEN
4.1. Om aanspraak te maken op betaling van Rentevorderingen door DSB, doorlopen schuldeisers de in Annex 3 beschreven procedures. DSB verstrekt alle schuldeisers van een Rentevorderingen een Voorberekening. Indien de schuldeiser de juistheid van een Voorberekening bevestigt, kan betaling overeenkomstig Artikel 3.4 althans respectievelijk Artikel 3.5 plaatsvinden.
4.2. Indien een schuldeiser de juistheid van een Voorberekening betwist, kan de betreffende schuldeiser (i) een Melding Kennelijke Misslag doen (zie Artikel 4.3) of (ii) een vordering voor een ander bedrag indienen conform Artikel 5. In het laatste geval zal DSB de door de schuldeiser aan te melden aangemelde vordering betwisten voor het deel van de aangemelde vordering dat het bedrag van de Voorberekening overstijgt. Dat deel van de die vordering zal te gelden hebben als een Betwiste Vordering in de zin van Artikel 7. Daarbij houdt DSB geen rekening met de vervaltermijn van Artikel 6.3 maar blijft de vervaltermijn voor het instellen van rechtsvorderingen in de zin van Artikel 8.1 gelden.
4.3. Indien een Voorberekening een Kennelijke Misslag bevat, kan een schuldeiser hierover een Melding Kennelijke Misslag indienen. Indien DSB vaststelt dat sprake is van een Kennelijke Misslag, zal DSB aan de schuldeiser een Herberekening verstrekken. Een schuldeiser kan de juistheid van de Herberekening bevestigen, waarna DSB de betreffende Rentevordering alsnog zal voldoen in overeenstemming met het bepaalde in dit Ontwerpakkoord.
4.4. Indien een schuldeiser de juistheid van een Herberekening betwist, staat het de schuldeiser vrij een vordering voor een ander bedrag in te dienen conform Artikel
310001145/27950710697875.1
5. DSB zal de door de schuldeiser aan te melden aangemelde vordering betwisten
40/41
40
voor het deel dat van de aangemelde vordering dat het bedrag van de Herberekening overstijgt. Dat deel van die vordering zal te gelden hebben als een Betwiste Vordering in de zin van Artikel 7. Daarbij houdt DSB geen rekening met de vervaltermijn van Artikel 6.3 maar blijft de vervaltermijn voor het instellen van rechtsvorderingen in de zin van Artikel 8.1 gelden.
4.5. Een Rentevordering A geldt als aangemeld in de zin van Artikel 6 zodra een schuldeiser voor de eerste keer is ingelogd in het Webportaal (d.w.z. dat wil zeggen: zijn gebruikersaccount heeft geactiveerd). Een Rentevordering B en een Rentevordering C geldt Rentevorderingen B en Rentevorderingen C gelden als aangemeld in de zin van Artikel 6 zodra een schuldeiser – op enige wijze – schriftelijk reageert op de Voorberekening.
4.6. Indien een schuldeiser van een Rentevordering A zijn aanmelding in het Webportaal niet geheel heeft voltooid – in die zin dat de aanmelding niet zodanig is afgerond dat DSB tot uitbetaling aan de betreffende schuldeiser over kan gaan, of indien een schuldeiser van een Rentevordering B of Rentevordering C onvoldoende informatie verschaffen aan DSB om uitbetaling te bewerkstelligen, zal DSB de betreffende schuldeiser in beginsel een redelijke termijn geven om de aanmelding te voltooien c.q. de ontbrekende informatie aan te leveren. Indien de schuldeiser binnen deze termijn zijn aanmelding niet heeft voltooid, of de ontbrekende informatie niet heeft aangeleverd, geldt dat de betreffende Rentevordering niet langer is aangemeld en dat de aanmeldingsperiode (of: vervaltermijn) voor de betreffende schuldeiser onverkort van toepassing is.
4.7. 4.6.DSB kan nadere termijnen stellen voor acceptatie dan wel afwijzing bevestiging van een Voorberekening en/of Herberekening indien – na aanmelding als bedoeld in Artikel 4.5 – verdere reactie van de schuldeiser ter zake uitblijft, op straffe van verval van recht overeenkomstig Artikel 6.
5. AANMELDING OVERIGE VORDERINGEN
5.1. Om aanspraak te maken op betaling, kunnen schuldeisers met een Overige Vordering hun vordering schriftelijk, en voorzien van bewijsstukken, aanmelden bij DSB indienen op het adres als vermeld in Artikel 12.4 of kenbaar maken aan DSB via de Website. DSB streeft ernaar binnen vijf (5) werkdagen de ontvangst van de aanmelding te bevestigen.
310001145/27950710697875.1
5.2. DSB toetst de aangemelde Overige Vordering en informeert de schuldeiser zo spoedig mogelijk of de Overige Vordering wordt erkend. Indien een Overige
41/41
41
Vordering niet door DSB uitdrukkelijk en schriftelijk wordt erkend, geldt de Overige Vordering als Betwiste Vordering in de zin van Artikel 7.
6. VERVALTERMIJN AANMELDING EN INDIENING VORDERINGEN
6.1. Rentevorderingen A en Rentevorderingen B dienen uiterlijk op de eerste werkdag, gelegen zes (6) maanden na de Effectieve Datum, te zijn aangemeld om recht te geven op uitbetaling. Na verloop van deze termijn vervalt het recht om Rentevorderingen A of Rentevorderingen B bij DSB aan te melden en om voor die vorderingen aanspraak te maken op een uitbetaling door DSB.
6.2. DSB heeft de mogelijkheid Rentevorderingen A of Rentevorderingen B die na de in Artikel 6.1 genoemde termijn zijn aangemeld, toch in behandeling te nemen indien en voor zover – naar het oordeel van DSB – de termijnoverschrijding van beperkte duur is (e.g. enkele weken) en en/of de termijnoverschrijding overigens verschoonbaar is.
6.3. Rentevorderingen C en Overige Vorderingen dienen uiterlijk op de eerste werkdag, gelegen twee (2) maanden na de Effectieve Datum, te zijn ingediend om recht te geven op uitbetaling. Na verloop van deze termijn vervalt het recht om Rentevorderingen C of Overige Vorderingen bij DSB aan te melden en om voor die vorderingen aanspraak te maken op een uitbetaling door DSB.
6.4. DSB zal op de Website en op het Webportaal de respectieve vervaltermijnen publiceren.
7. BETWISTE VORDERINGEN
7.1. Indien een Rentevordering ingevolge Artikel 4.2 of 4.4 door DSB wordt betwist, of indien een Overige Vordering ingevolge Artikel 5.2 niet door DSB wordt erkend, zal DSB hiervoor – voor zover naar het inzicht van DSB noodzakelijk is – een passende reservering treffen. Het staat DSB steeds vrij in het kader van het al dan niet aanhouden van reserveringen alle maatregelen te treffen die ter bescherming van de belangen van de gezamenlijke schuldeisers noodzakelijk worden geacht, waaronder tevens, maar niet uitsluitend, begrepen het treffen van regelingen met derden.
310001145/27950710697875.1
7.2. Schuldeisers van Betwiste Vorderingen kunnen het geschil omtrent hun Betwiste Vordering uitsluitend voorleggen aan de Rechtbank (vgl. Artikel 13.2) of, indien de Geschillenregeling dat toestaat, aan de Geschillencommissie door middel van een Verzoek onder de Geschillenregeling (vgl. Artikel 13.3).
42/41
42
7.3. Indien de Rechtbank (of een hogere instantie daarna) of de Geschillencommissie een Betwiste Vordering toewijst, zal DSB – zodra de uitspraak kracht van gewijsde heeft gekregen bindend is geworden – het toegewezen deel van de vordering als een erkende vordering aanmerken en behandelen conform het bepaalde in Artikel
3.3 dan wel Artikel 3.5.
7.4. Niettegenstaande het bepaalde in artikel 7.3 en artikel 7.4voorgaande, staat het DSB vrij met een schuldeiser die een Betwiste Vordering houdt een minnelijke regeling te treffen of een vorm van alternatieve geschillenbeslechting vorm van geschilbeslechting overeen te komen (bijvoorbeeld bindend advies ex artikel 7:900 lid 2 BW), indien dit naar het inzicht van DSB in het belang van de gezamenlijke schuldeisers is. Na het verbindend worden van de regeling, zal DSB dat deel van de vordering dat onder de minnelijke regeling (of naar aanleiding van de alternatieve geschillenbeslechtinggeschilbeslechting) wordt erkend, behandelen in overeenstemming met Artikel 3.3, dan wel Artikel 3.5.
8. VERVALTERMIJN INSTELLEN RECHTSVORDERINGEN
8.1. DSB zal Indien DSB een vordering betwist met inachtneming van Artikel 7, zal DSB de schuldeiser van een Betwiste Vordering hierover informeren (vgl. Artikel 5.2) en een termijn van zes (6) maanden stellen waarbinnen de schuldeiser zijn vordering moet hebben ingesteld voor de bevoegde civiele rechter of, indien van toepassing, de Geschillencommissie. Indien de schuldeiser na ommekomst van die termijn geen rechtsvordering heeft ingesteld, vervalt zijn recht om de Betwiste Vordering jegens DSB geldend te maken.
8.2. Het voorgaande laat onverlet dat DSB steeds zelf bevoegd is in rechte een verklaring te vragen dat een Betwiste Vordering jegens haar niet geldend is, behoudens voor zover de Betwiste Vordering onder het toepassingsbereik van de Geschillenregeling valt.
9. GEBONDENHEID ONTWERPAKKOORD
310001145/27950710697875.1
9.1. Indien het Ontwerpakkoord is aangenomen en de homologatiebeslissing kracht van gewijsde heeft gekregen, zullen alle schuldeisers van DSB onherroepelijk gebonden zijn aan dit Xxxxxxxxxxxxxx, met inachtneming van dwingend recht, en ongeacht of schuldeisers een vordering hebben aangemeld of ingediend (zie Artikel 4 of en 5), en ongeacht of schuldeisers al dan niet een vordering hebben ingediend ter stemming over het Ontwerpakkoord, en ongeacht of schuldeisers – dan wel de leden van een de commissie van vertegenwoordiging (als bedoeld in
43/41
43
artikel 281e Fw namens dezen – ) voor of tegen het Ontwerpakkoord hebben gestemd.
10. FINALE KWIJTING
10.1. Per de Effectieve Datum is DSB door haar schuldeisers finaal gekweten en hebben de schuldeisers niets meer van DSB te vorderen, behoudens hetgeen hen toekomt op grond van dit Ontwerpakkoord.
10.2. De schuldeisers doen voorts per de Effectieve Datum afstand van al hun andere rechten in verband met (het faillissement van) DSB anders dan genoemd in Artikel 10.1, alsmede vorderingen op derden, waaronder mede (maar niet uitsluitend) begrepen de (stille) Bewindvoerders (zowel in hun hoedanigheid als in privé), de voormalig Curatoren (zowel in hun hoedanigheid als in privé), de (leden van de) de crediteurencommissie in het faillissement van DSB (als bedoeld in de artikelen 74 en 75 Fw), (oud-)bestuurders van DSB, (oud-)commissarissen van DSB, (oud-
)
werknemers van DSB, (voormalig) accountants en toezichthouders, de (leden van de) een commissie van vertegenwoordiging in de zin van artikel 281e Fw voor zover benoemd (zowel in hun hoedanigheid als in privé), (oud-)bestuurders en (oud-)toezichthouders van de Stichting, de huidige bestuurders van DSB Ficoholding, en in het algemeen de adviseurs of vertegenwoordigers van genoemde (rechts-)personen, commissies, instellingen of organisaties.
10.3. Deze finale kwijting geldt zo nodig als een onherroepelijk derdenbeding waarop iedere derde zich mag beroepen. De schuldeisers doen aldus afstand van alle rechten die zij in verband met hun vorderingen op DSB tegen derden mochten hebben of zouden verkrijgen.
11. GOVERNANCE
310001145/27950710697875.1
11.1. Per de Effectieve Datum zal de Stichting direct rechtstreeks aandeelhouder van DSB worden en zal . DSB Ficoholding zal nadien ophouden te bestaan. Per de Effectieve Datum zullen de als Annex 6 8 toegevoegde statuten van de Stichting worden gepasseerd. Eveneens per de Effectieve Datum , of zoveel eerder als de aandeelhouder van DSB aangewezen acht, worden de als Annex 7 9 toegevoegde statuten van DSB gepasseerd. Nadat de Stichting enig aandeelhouder van DSB is geworden zal zij, met inachtneming van haar statuten, toezicht houden op de vereffening van DSB.
44/41
44
11.2. Thans is als vereffenaar van DSB benoemd de xxxx xxx. X. Xxxxx. Per de Effectieve Datum zal DSB een tweede vereffenaar aanstellenworden aangesteld.
11.3. Per de Effectieve Datum zal DSB een adviescommissie instellen die tot taak heeft DSB te adviseren ter zake van de uitvoering en van het Ontwerpakkoord en de vereffening van DSB.
12. DIVERSEN
12.1. Behoudens voor zover uitdrukkelijk anderszins bepaald, hebben de woorden en uitdrukkingen die in dit Ontwerpakkoord met een hoofdletter zijn geschreven de daaraan in Annex 1 toegekende betekenis.
12.2. In dit Xxxxxxxxxxxxxx geldt als volgt, tenzij anderszins bepaald:
a. een "Toelichting", "Artikel", "Overweging", "Bijlage" of "Annex" betekent een toelichting, artikel (waaronder alle paragrafen), een overweging, een bijlage of een annex in of bij dit Ontwerpakkoord;
b. de Toelichting, Overwegingen, Bijlagen, Annexen alsmede alle overige bijlagen bij dit Ontwerpakkoord maken integraal onderdeel uit van dit Ontwerpakkoord en hebben dezelfde kracht en werking alsof zij uitdrukkelijk in de tekst van dit Ontwerpakkoord zelf zouden zijn opgenomen en een verwijzing naar dit Ontwerpakkoord omvat tevens een verwijzing naar de Toelichting, Overwegingen, Bijlagen, Annexen en alle overige bijlagen bij dit Ontwerpakkoord;
c. de kopjes zijn uitsluitend opgenomen ter referentie en hebben geen invloed op de interpretatie van dit Xxxxxxxxxxxxxx of van bepalingen daarvan;
d. juridische termen verwijzen uitsluitend naar Nederlandse juridische begrippen; verwijzingen naar juridische termen of begrippen zijn ook van toepassing als het begrip waarnaar door een dergelijke term verwezen wordt niet buiten Nederland bestaat en omvat, indien nodig, een verwijzing naar de term in de desbetreffende jurisdictie buiten Nederland die de Nederlandse term het meest benadert;
e. de woorden "omvat", "omvatten", "waaronder" en "met inbegrip van" worden geacht te worden gevolgd door de zinsnede "maar is/zijn niet beperkt tot" en worden dienovereenkomstig uitgelegd;
310001145/27950710697875.1
f. verwijzingen naar boeken, bescheiden dan wel andere informatie omvatten tevens boeken, bescheiden dan wel andere in ongeacht welke vorm
45/41
45
opgeslagen informatie, waaronder elektronische gegevensdragers en alle overige vormen van gegevensdragers; en
g. het enkelvoud omvat tevens het meervoud en vice versa, en het gebruik van een mannelijke, vrouwelijke of onzijdige aanduiding omvat mede alle andere aanduidingen.
12.3. In geval van tegenstrijdigheid of inconsistentie tussen de Toelichting (Deel I), de Bepalingen (Deel II) en/of de Annexen, prevaleren de Bepalingen (Deel II).
12.4. Behoudens en voor zover communicatie plaatsvindt via de Website en het Webportaal worden alle door dit Ontwerpakkoord vereiste of toegestane kennisgevingen, mededelingen en bekendmakingen aan DSB schriftelijk gedaan en worden zij verzonden per aangetekende post, koerier of e-mail aan het navolgende adres:
DSB N.V. in liquidatie (voorheen DSB Bank N.V.) Ter attentie van de Vereffenaars
Xxxxxxx 00
0000 XX Xxxxxx
12.5. DSB is gerechtigd met haar schuldeisers (ook) te communiceren via de Website. Onder andere de navolgende mededelingen kan DSB via de Website aan schuldeisers kenbaar te maken:
a. wijziging van adresgegevens als bedoeld in Artikel 12.4;
b. de Effectieve Datum; of
c. de datum waarop vervaltermijnen als bedoeld in Artikel 6 ingaan.
12.6. Zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van DSB, zijn ingevolge artikel 3:83 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek rechten uit hoofde van of in verband met dit Ontwerpakkoord goederenrechtelijk onoverdraagbaar en niet te bezwaren en mogen rechten of verplichtingen uit hoofde van dit Ontwerpakkoord op geen enkele wijze worden overgedragen of worden vervreemd.
12.7. Tenzij uitdrukkelijk anderszins bepaalt bepaald in dit Ontwerpakkoord, dragen de schuldeisers hun eigen kosten, lasten en uitgaven die zij in verband met dit Ontwerpakkoord hebben gemaakt.
310001145/27950710697875.1
12.8. Dit Ontwerpakkoord, tezamen met hierin genoemde documenten, omvat de gehele overeenstemming tussen partijen met betrekking tot de daarin geregelde onderwerpen en vervangt en treedt in de plaats van eventuele voorgaande
46/41
46
schriftelijke of mondelinge overeenstemming tussen partijen met betrekking tot de in dit Ontwerpakkoord geregelde onderwerpen.
12.9. Indien een Bepaling ongeldig of niet-afdwingbaar is of wordt, blijven de partijen aan de overige Bepalingen gebonden. In dat geval vervangt DSB de ongeldige of niet-afdwingbare Bepaling door bepalingen die wel geldig en afdwingbaar zijn en die met het oog op de aard en strekking van dit Ontwerpakkoord, voor zo veel als mogelijk, eenzelfde werking hebben als de ongeldige of niet-afdwingbare Bepaling.
12.10. Partijen doen hierbij afstand, voor zover wettelijk toelaatbaar, van het recht om dit Ontwerpakkoord geheel of gedeeltelijk te ontbinden of geheel of gedeeltelijk te vernietigen dan wel anderszins te beëindigen. Partijen komen hierbij overeen de toepasselijkheid van artikel 6:230 lid 2 BW uit te sluiten.
12.11. Behoudens het bepaalde in Artikel 10.3, bevat dit Ontwerpakkoord geen derdenbeding. In het geval een in dit Xxxxxxxxxxxxxx opgenomen derdenbeding door een derde wordt aanvaard, wordt een dergelijke derde geen partij bij dit Ontwerpakkoord.
12.12. De boekhouding van DSB levert een bindende wijze van vaststelling op van de zaken waarop zij ziet (waaronder, doch niet uitsluitend, de data waarop de Voorberekening is gebaseerd), behoudens tegenbewijs.
12.13. Na de Effectieve Datum kan DSB het Ontwerpakkoord enkel aanpassen of wijzigen, of een omissie of inconsistentie herstellen, indien dit noodzakelijk is om het doel en de intentie van het Ontwerpakkoord te waarborgen, op voorwaarde dat iedere wijziging, aanpassing en ieder herstel geen materiële wijziging oplevert van het Ontwerpakkoord. DSB zal iedere wijziging, aanpassing en ieder herstel ten minste vijftien (15) dagen voor inwerkingtreding op de Website en/of het Webportaal publiceren.
13. TOEPASSELIJK RECHT EN GESCHILBESLECHTING
13.1. Op dit Ontwerpakkoord is Nederlands recht van toepassing.
310001145/27950710697875.1
13.2. Alle geschillen, waaronder geschillen als bedoeld in Artikel 7, die voortvloeien uit of opkomen in verband met dit Ontwerpakkoord zullen worden voorgelegd aan de Rechtbank, (met behoud van de mogelijkheid voor partijen om hoger beroep of cassatie in te (laten) stellen. ).
47/41
47
13.3. Voor schuldeisers van Betwiste Vorderingen die binnen het toepassingsbereik vallen van de Geschillenregeling zoals opgenomen in Annex 6 bij dit Ontwerpakkoord, staat alternatief een gang naar de Geschillencommissie open.
310001145/27950710697875.1
48/41
48
ANNEX 1 DEFINITIES
Aanbod het 'Aanbod van de Curatoren' d.d. 4 december 2015
Artikel een artikel uit de Bepalingen van dit Ontwerpakkoord
Bepalingen de bepalingen van dit Ontwerpakkoord als neergelegd in Deel II
Berekeningsgrondslagen Rentevorderingen
de Berekeningsgrondslagen berekeningsgrondslagen op basis waarvan de waarde van de Rentevorderingen wordt vastgesteld, zoals neergelegd in Annex 2 bij dit Ontwerpakkoord
Betwiste Vorderingen Rentevorderingen en/of Overige Vorderingen die
(geheel of ten dele) worden betwist door DSB
Bewindvoerders [●]mr. B.F.M. Xxxxxx en mr. X.X. xxxxx
Bindend Advies
een door de Geschillencommissie gegeven bindend
advies in de zin van artikel 7:900 lid 2 BW
Xxxxxxxxxxxxxxxx, in hun hoedanigheid van de bewindvoerders in de (voorlopig verleende) surseance van betaling van DSB
Boedeloverschot het totaal aan activa van DSB dat na afloop van het faillissement resteert
BW het Burgerlijk Wetboek
Curatoren de voormalig curatoren in het faillissement van DSB, te weten mr. X.X. xxxxx Xxxxxxxxxxxxxxxx en mr. B.F.M. Xxxxxx (en voorheen ook xx. X. Xxxxxx)
DGS het depositogarantiestelsel, zoals bedoeld in artikel 3:259 lid 2 Wft (oud)
DNB De Nederlandsche Bank N.V.
DSB DSB N.V. in liquidatie, voorheen genaamd DSB Bank N.V.
310001145/27970985.1
DSB Ficoholding DSB Ficoholding N.V.
Effectieve Datum de datum waarop het Ontwerpakkoord kracht van
gewijsde krijgt en verbindend wordt jegens alle schuldeisers, zijnde de datum waarop de appeltermijn voor rechtsmiddelen tegen de gerechtelijke beslissing om het Ontwerpakkoord te homologeren (homologatiebeslissing) is verstreken, zonder dat een rechtsmiddel is ingesteld.
Finqus Finqus B.V.
Fw Faillissementswet
Geschillencommissie
Geschillenregeling
de commissie belast met het geven van Bindend Advies en handelend in een samenstelling zoals bedoeld in artikel 2 van het Reglement
de regeling als bedoeld in Artikel 13.3 en Annex 6 van dit Ontwerpakkoord
Herberekening een herberekening van een Rentevordering door DSB overeenkomstig Artikel 4van de Bepalingen
Kennelijke Misslag een onjuistheid in de Voorberekening vanwege een
evident onjuiste toepassing van de Berekeningsgrondslagen Rentevorderingen of een evident gebrek in de data waarop de Voorberekening is gebaseerd
Melding Kennelijke Misslag een melding van een Kennelijke Misslag bij DSB
overeenkomstig Artikel 4.3van de Bepalingen
Ombudspanel
het ombudspanel als bedoeld in artikel 5 van het
Reglement
Ontwerpakkoord het ontwerp van een akkoord (inclusief de Toelichting
310001145/27970985.1
en Annexen), zoals bijgevoegd bij het verzoekschrift van DSB, voor het verlenen van een voorlopige surseance van betaling van 17 januari 2022 (zoals laatstelijk gewijzigd van tijd tot tijdop 3 mei 2022)
Overige Vorderingen concurrente vorderingen die geen Rentevorderingen
zijn en die, met inachtneming van artikel 252 jo. 232 Fw, door een schuldeiser jegens DSB geldend worden gemaakt of kunnen worden gemaakt, zulks met uitzondering van vorderingen die kwalificeren als Vereffeningskosten
Rechtbank de rechtbank Amsterdam
Reglement
het
reglement
Geschillencommissie
DSB
Ontwerpakkoord, zoals toegevoegd als Annex 6 bij het
Ontwerpakkoord
Rentevorderingen Rentevorderingen A, Rentevorderingen B en Rentevorderingen C
Rentevorderingen A alle in de administratie van DSB bekende vorderingen
op DSB uit hoofde van rente wegens vertraging in de voldoening van bij DSB aangehouden banksaldi, voor zover onder de Voorschotregeling en/of het DGS aan de betreffende schuldeisers zijn vergoed
Rentevorderingen B alle in de administratie van DSB bekende vorderingen
op DSB uit hoofde van rente wegens vertraging in de voldoening van (i) een bij DSB aangehouden banksaldo, voor zover dit saldo niet onder de Voorschotregeling en/of onder het DGS aan de betreffende schuldeisers is uitgekeerd, en (ii) andersoortige geldsommen, zoals geldvorderingen van handelscrediteuren, een en ander voor zover (a) in het faillissement van DSB erkend, (b) schuldeisers nadien van deze vorderingen geen afstand hebben gedaan en
(c) niet zijnde Rentevorderingen C
Rentevorderingen C alle in de administratie van DSB bekende vorderingen
310001145/27970985.1
wegens vertraging in de voldoening van een geldsom uit hoofde van rente wegens een bij DSB aangehouden (concurrent of achtergesteld) banksaldo, waarin DNB op grond van artikel 3:261 lid 3 Wft (oud) is gesubrogeerd wegens uitvoering van het DGS
Schikking
de schikking tussen de Curatoren en achtergestelde
depositohouders uit 2013
Stichting Stichting Beheer Fico
Toelichting de toelichting op dit Xxxxxxxxxxxxxx als neergelegd in Deel I
Uitdelingspercentage het uitdelingspercentage voor Rentevorderingen C en
erkende Overige Vorderingen met een nominale waarde groter dan EUR 150.000 160.000 dat berekend wordt als volgt:
A
x 100%
P
A = totaal aan actief van DSB, na aftrek van Vereffeningskosten en de daadwerkelijke betalingen op Rentevorderingen A, Rentevorderingen B en erkende Overige Vorderingen met een nominale waarde kleiner dan of gelijk aan EUR 150.000160.000
P = totaal aan passief van DSB, zijnde Rentevorderingen C en erkende Overige Vorderingen met een nominale waarde groter dan EUR 150.000160.000
Vereffenaars alle vereffenaars van DSB als bedoeld in artikel 23.3 van de statuten van DSB, thans zijnde de xxxx X. Xxxxx
Vereffeningskosten alle kosten die DSB maakt om (i) het Ontwerpakkoord
310001145/27970985.1
te kunnen uitvoeren en (ii) overige kosten die in het kader van de vereffening van DSB worden gemaakt (waaronder, maar niet uitsluitend, personeelskosten, advieskosten, ICT kosten, bedrijfskosten en negatieve rentekosten wegens het aanhouden van positieve kassaldibanksaldi)
Verzoek
het verzoek van een (betwiste) schuldeiser tot Bindend Advies, door middel van indiening van een daartoe ingevuld
intakeformulier
Voorberekening een voorberekening van een Rentevordering door DSB in
overeenstemming met het bepaalde in Artikel 4 en Annex 2
Voorschotbetalingen
de betalingen die een schuldeiser van DSB heeft
ontvangen als onderdeel van de Voorschotregeling
Voorschotregeling een regeling die schuldeisers van DSB toestond binnen de
eerste weken van het faillissement tot een bedrag van max. maximaal EUR 3.000 op te nemen bij wijze van voorschot, waarvan waar voor een totaalbedrag van ca. circa EUR 135 miljoen gebruik van is gemaakt
WCAM Overeenkomst de Overeenkomst Ter Collectieve Afwikkeling Van
Massaschade (ex artikel 7:907 BW) inzake DSB van 2 juli 2014, zoals verbindend verklaard op 4 november 2014
Webportaal het webadres xxxxx.xxx.xx dat dient voor de aanmelding van
Rentevorderingen A
Website het webadres xxxxxxxxx.xxx.xx dat dient voor het informeren van schuldeisers en belanghebbenden
310001145/27970985.1
Wft Wet op het financieel toezicht
ANNEX 2 BEREKENINGSGRONDSLAGEN RENTEVORDERINGEN
1. Conform Artikel 3.2 van de Bepalingen wordt de waarde omvang van een Rentevordering vastgesteld op basis van de onderhavige Berekeningsgrondslagen Rentevorderingen. Deze Berekeningsgrondslagen berekeningsgrondslagen maken onderscheid tussen Rentevorderingen A, Rentevorderingen B en Rentevorderingen C, zoals gedefinieerd in Annex 21.
Rentevorderingen A
2. De toepasselijke rente voor berekening van een Rentevordering A is (samengestelde) wettelijke rente op grond van artikel 6:119 BW, tenzij anders overeengekomen tussen DSB en schuldeisers met een vordering die kwalificeert als een Rentevordering A (vgl. 5 hierna). Wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW is niet van toepassing.
3. Verzuim ex artikel 6:119 BW wordt – uitsluitend voor de toepassing van genoemd artikel
– geacht te zijn ingetreden per 19 oktober 2009, de dag van aanvang van het faillissement.
4. Telkens na afloop van één kalenderjaar, te rekenen vanaf 19 oktober 2009, wordt de berekende wettelijke rente toegevoegd aan de hoofdsom als bedoeld artikel 6:119 lid 2 BW.
5. In geval van toepasselijke contractuele rente treedt deze in plaats van de wettelijke rente. Dit geldt zowel indien het contractuele rentepercentage hoger is dan het wettelijke rentepercentage als indien het contractuele rentepercentage lager is dan het wettelijke rentepercentage. Dit geldt ook voor achtergestelde deposito's, met dien verstande dat voor de toepasselijke contractuele rente wordt gerekend met de contractuele verzuimrente (hetgeen neerkomt op contractuele rente + 1%).32
6. Contractuele rente wordt enkelvoudig berekend. Over vervallen (contractuele) rente wordt telkens na afloop van één kalenderjaar, te rekenen vanaf 19 oktober 2010, (samengestelde) wettelijke rente berekend conform artikel 6:119 lid 1 en lid 2 BW. Dit geldt voor alle producten, waaronder (maar niet beperkt tot) reguliere spaarrekeningen, vaste termijndeposito's en achtergestelde deposito's.
310001145/27970985.1
32 Zie voorts paragraaf 7.23.
7. Contractuele rente wordt berekend over het tijdvak van aanvang van het faillissement tot de dag waarop het banksaldo aan de schuldeiser met een Rentevordering A is uitgekeerd door DNB in het kader van het DGS (de zogenoemde subrogatiedatum), of, indien het contract waaruit de contractuele rente voortvloeit vóór die dag (i.e. de subrogatiedatum) eindigde, tot het einde van de looptijd van genoemd contract; na het einde van de looptijd van het contract is in dat geval wettelijke rente van toepassing (vgl. 2 t/m 4 hiervoor).
8. Voor de berekening van (contractuele) rente worden overige bij het product behorende voorwaarden niet in de berekening betrokken, zoals (maar niet beperkt tot) day count conventions, vervaldata van rente, rentedragende maxima en eventuele contractuele rentebonussen. De onderhavige Berekeningsgrondslagen Rentevorderingen treden in de plaats.
9. Voor bank- en spaarproducten waarop door DSB vast te stellen variabele rente van toepassing was, wordt (uitsluitend) wettelijke rente berekend over de van tijd tot tijd uitstaande hoofdsom op basis van de in dit onderdeel vervatte grondslagen.
10. De datum van betalingen aan schuldeisers onder de Voorschotregeling wordt gefixeerd op 16 19 november 2009.
11. Alle eerdere rentevergoedingen in de zin van artikel 6:119 BW die schuldeisers van Rentevorderingen A hebben ontvangen, van DSB dan wel DNB, in verband met bij DSB aangehouden banksaldi, worden als negatieve post in de berekening van een Rentevordering A betrokken, met uitzondering van alle betalingen die DNB vanaf 2017 op instructie van de Ministerie van Financiën aan schuldeisers van Rentevorderingen A heeft voldaan uit hoofde van wettelijke rente (artikel 6:119 BW) in verband met vorderingen wegens vertraagde betalingen onder het DGS, ook aangeduid als 'Tegemoetkoming wettelijke rente uitkeringen depositogarantiestelsel'.
12. Rentevorderingen A worden berekend op basis van day count convention ACT/365.
13. Rentevorderingen A worden berekend tot en met 31 december 2021.
Rentevorderingen B
310001145/27970985.1
14. Rentevorderingen B worden op overeenkomstige wijze berekend als Rentevorderingen A, met dien verstande dat eventuele (daadwerkelijk aan schuldeisers uitgekeerde) tussentijdse uitkeringen in de zin van artikel 179 Fw in mindering worden gebracht op de
in het faillissement ingediende vorderingen en niet op (niet-verifieerbare) lopende rentes of kosten, zodat deze voor de berekening van de Rentevordering B in mindering komen op de hoofdsom.
Rentevorderingen C
15. Rentevorderingen C worden op overeenkomstige wijze berekend als Rentevorderingen A, met dien verstande dat:
a. tussentijdse uitkeringen in de zin van artikel 179 Fw in mindering worden gebracht op de in het faillissement ingediende vorderingen en niet op (niet- verifieerbare) lopende rentes of kosten, zodat deze voor de berekening van de Rentevordering in mindering komen op de hoofdsom;
b. voor de toepassing van de Bepalingen (o.a. Artikel 3.5) , Rentevorderingen C gezamenlijk als één vordering worden beschouwd; en
310001145/27970985.1
c. Rentevorderingen C op dagelijks gewogen gemiddelde basis worden berekend voor wat betreft toepasselijke contractvoorwaarden (zoals het contractueel afgesproken rentepercentage).
Voorbeeld I – Een spaarrekening
Het eerste voorbeeld laat zien hoe de rente wordt berekend voor een schuldeiser met een spaarrekening bij DSB, welk tegoed na ongeveer twee maanden na het faillissement door DNB is uitgekeerd onder het depositogarantiestelsel ("DGS").
Toelichting op de eerste voorbeeldberekening in tabel 1:
1. De schuldeiser had op 19 oktober 2009 een positief saldo van EUR 1.000 (de hoofdsom).
2. DNB heeft dit saldo op 25 december 2009 uitgekeerd aan de schuldeiser onder het DGS. In de onderstaande tabel gaat de hoofdsom daarom per 25 december 2009 van EUR 1.000 naar EUR 0.
3. De schuldeiser heeft over de periode van 19 oktober 2009 tot 25 december 2009 geen rente gehadontvangen. Volgens het Ontwerpakkoord wordt over deze periode wettelijke rente berekend. In het onderstaande voorbeeld bedraagt de niet-ontvangen rente over deze periode EUR 7,34.
4. Doordat DSB de niet-ontvangen rente niet aan de schuldeiser heeft betaald, heeft de schuldeiser óók recht op rente over de niet-ontvangen rente. Volgens het Ontwerpakkoord wordt deze 'rente op rente' berekend op basis van wettelijke rente, over de periode van 19 oktober 2010 tot en met 31 december 2021.
5. De totale berekende rentevordering voor deze schuldeiser is zodoende EUR 9,64.
Let op: dit zijn slechts voorbeelden. De onderstaande berekening betreft de door DSB berekende nominale rentevordering. Dit betreft niet het bedrag dat aan schuldeisers wordt uitgekeerd. Aan schuldeisers wordt een lager bedrag uitgekeerd, namelijk de nominale rentevordering vermenigvuldigd met het uitkeringspercentage. Het voorstel voor het uitkeringspercentage is opgenomen in het Ontwerpakkoord. Pas als het Ontwerpakkoord is aangenomen en door de rechtbank is bekrachtigd, staan de berekening en het uitkeringspercentage vast.
Tabel 1, voorbeeldberekening totale rentebedrag voor een spaarrekening.
Wettelijke rente (samengesteld) | ||||||||
hoofdsom | rente | jaarrente | totaal | inc. | hoofdsom | totaal | rente | |
19-10-2009 25-12-2009 | € 1.000,00 | 4,00% | € 7,34 | € 7,34 | € 7,34 | |||
25-12-2009 31-12-2009 | € 0,00 | 4,00% | € 0,00 | € 0,00 | € 0,00 | |||
31-12-2009 19-10-2010 | € 0,00 | 3,00% | € 0,00 | € 0,00 | € 0,00 | |||
19-10-2010 30-06-2011 | € 7,34 | 3,00% | € 0,15 | € 7,50 | € 7,50 | |||
30-06-2011 19-10-2011 | € 7,34 | 4,00% | € 0,09 | € 7,59 | € 7,59 | |||
19-10-2011 30-06-2012 | € 7,59 | 4,00% | € 0,21 | € 7,80 | € 7,80 | |||
30-06-2012 19-10-2012 | € 7,59 | 3,00% | € 0,07 | € 7,87 | € 7,87 | |||
19-10-2012 19-10-2013 | € 7,87 | 3,00% | € 0,24 | € 8,10 | € 8,10 | |||
19-10-2013 19-10-2014 | € 8,10 | 3,00% | € 0,24 | € 8,35 | € 8,35 | |||
19-10-2014 31-12-2014 | € 8,35 | 3,00% | € 0,05 | € 8,40 | € 8,40 | |||
31-12-2014 19-10-2015 | € 8,35 | 2,00% | € 0,13 | € 8,53 | € 8,53 | |||
19-10-2015 19-10-2016 | € 8,53 | 2,00% | € 0,17 | € 8,70 | € 8,70 | |||
19-10-2016 19-10-2017 | € 8,70 | 2,00% | € 0,17 | € 8,87 | € 8,87 | |||
19-10-2017 19-10-2018 | € 8,87 | 2,00% | € 0,18 | € 9,05 | € 9,05 | |||
19-10-2018 19-10-2019 | € 9,05 | 2,00% | € 0,18 | € 9,23 | € 9,23 | |||
19-10-2019 19-10-2020 | € 9,23 | 2,00% | € 0,19 | € 9,42 | € 9,42 | |||
19-10-2020 19-10-2021 | € 9,42 | 2,00% | € 0,19 | € 9,61 | € 9,61 | |||
19-10-2021 31-12-2021 | € 9,61 | 2,00% | € 0,04 | € 9,64 | € 9,64 |
310001145/27949052.1
1/4
Voorbeeld II – Een vaste termijndeposito met een lange looptijd
Het tweede voorbeeld laat zien hoe de rente wordt berekend voor een schuldeiser met een vaste termijndeposito bij DSB met een lange looptijd, welk tegoed na ongeveer twee maanden na het faillissement door DNB is uitgekeerd onder het DGS.
Toelichting op de tweede voorbeeldberekening in tabel 2:
1. De schuldeiser had op 19 oktober 2009 een positief saldo van EUR 10.000 (de hoofdsom).
2. Het vaste termijndeposito liep tot 19 oktober 2015. Het einde van de looptijd is in de onderstaande tabel aangegeven met de dubbele lijn.
3. DNB heeft het saldo op 25 december 2009 uitgekeerd aan de schuldeiser onder het DGS. In de onderstaande tabel gaat de hoofdsom daarom per 25 december 2009 van EUR 10.000 naar EUR 0.
4. De schuldeiser heeft over de periode van 19 oktober 2009 tot 25 december 2009 geen rente gehadontvangen. Onder het Ontwerpakkoord wordt over deze periode contractrente berekend. De contractrente bedroeg
5% per jaar. In het onderstaande voorbeeld bedraagt de niet-ontvangen rente over deze periode EUR 91,78.
5. Doordat DSB de niet-ontvangen rente niet aan de schuldeiser heeft betaald, heeft de schuldeiser óók recht op rente over de niet-ontvangen rente. Volgens het Ontwerpakkoord wordt deze 'rente op rente' berekend op basis van wettelijke rente, over de periode van 19 oktober 2010 tot en met 31 december 2021.
6. De totale berekende rentevordering voor deze schuldeiser is EUR 120,55.
Let op: dit zijn slechts voorbeelden. De onderstaande berekening betreft de door DSB berekende nominale rentevordering. Dit betreft niet het bedrag dat aan schuldeisers wordt uitgekeerd. Aan schuldeisers wordt een lager bedrag uitgekeerd, namelijk de nominale rentevordering vermenigvuldigd met het uitkeringspercentage. Het voorstel voor het uitkeringspercentage is opgenomen in het Ontwerpakkoord. Pas als het Ontwerpakkoord is aangenomen en door de rechtbank is bekrachtigd, staan de berekening en het uitkeringspercentage vast.
Tabel 2, voorbeeldberekening totale rentebedrag voor een vaste termijndeposito met een looptijd langer dan de DGS-uitkering.
Contractuele rente (enkelvoudig) / Wettelijke rente (samengesteld) | Wettelijke rente | |||||||||||||
hoofdsom | contractrente | jaarrente | subtotaal | percentage | wettelijke | rente | subtotaal | totaal rente | totaal rente | rente | (wettelijk) | jaarrente | totaal rente | |
19-10-2009 | 25-12-2009 | € 10.000 | 5,00% | € 91,78 | € 91,78 | 4,00% | € 91,78 | 4,00% | ||||||
25-12-2009 | 31-12-2009 | € 0,00 | 5,00% | € 0,00 | € 91,78 | 4,00% | € 0,00 | € 91,78 | 4,00% | |||||
31-12-2009 | 19-10-2010 | € 0,00 | 5,00% | € 0,00 | € 91,78 | 3,00% | € 0,00 | € 91,78 | 3,00% | |||||
19-10-2010 | 30-06-2011 | € 0,00 | 5,00% | € 0,00 | € 91,78 | 3,00% | € 1,92 | € 1,92 | € 93,70 | 3,00% | ||||
30-06-2011 | 19-10-2011 | € 0,00 | 5,00% | € 0,00 | € 91,78 | 4,00% | € 1,12 | € 3,03 | € 94,81 | 4,00% | ||||
19-10-2011 | 30-06-2012 | € 0,00 | 5,00% | € 0,00 | € 91,78 | 4,00% | € 2,65 | € 5,68 | € 97,46 | 4,00% | ||||
30-06-2012 | 19-10-2012 | € 0,00 | 5,00% | € 0,00 | € 91,78 | 3,00% | € 0,87 | € 6,55 | € 98,33 | 3,00% | ||||
19-10-2012 | 19-10-2013 | € 0,00 | 5,00% | € 0,00 | € 91,78 | 3,00% | € 2,95 | € 9,50 | € 101,28 | 3,00% | ||||
19-10-2013 | 19-10-2014 | € 0,00 | 5,00% | € 0,00 | € 91,78 | 3,00% | € 3,04 | € 12,54 | € 104,32 | 3,00% | ||||
19-10-2014 | 31-12-2014 | € 0,00 | 5,00% | € 0,00 | € 91,78 | 3,00% | € 0,63 | € 13,16 | € 104,94 | 3,00% | ||||
31-12-2014 | 19-10-2015 | € 0,00 | 5,00% | € 0,00 | € 91,78 | 2,00% | € 1,67 | € 14,83 | € 106,61 | 2,00% | ||||
19-10-2015 | 19-10-2016 | € 106,61 | 2,00% | € 2,14 | € 108,75 | |||||||||
19-10-2016 | 19-10-2017 | € 108,75 | 2,00% | € 2,17 | € 110,92 | |||||||||
19-10-2017 | 19-10-2018 | € 110,92 | 2,00% | € 2,22 | € 113,14 | |||||||||
19-10-2018 | 19-10-2019 | € 113,14 | 2,00% | € 2,26 | € 115,41 | |||||||||
19-10-2019 | 19-10-2020 | € 115,41 | 2,00% | € 2,31 | € 117,72 | |||||||||
19-10-2020 | 19-10-2021 | € 117,72 | 2,00% | € 2,35 | € 120,07 | |||||||||
19-10-2021 | 31-12-2021 | € 120,07 | 2,00% | € 0,48 | € 120,55 |
310001145/27949052.1
2/4
Voorbeeld III – Een vaste termijndeposito met een korte looptijd
Het derde voorbeeld laat zien hoe de rente wordt berekend voor een schuldeiser met een vaste termijndeposito bij DSB met een kortere looptijd, welk tegoed na ongeveer twee maanden na het faillissement door DNB is uitgekeerd onder het DGS.
Toelichting op de derde voorbeeldberekening in tabel 3:
1. De schuldeiser had op 19 oktober 2009 een positief saldo van EUR 10.000 (de hoofdsom).
2. Het vaste termijndeposito liep tot 30 november 2009. Het einde van de looptijd is in de onderstaande tabel aangegeven met de dubbele lijn.
3. DNB heeft het saldo op 25 december 2009 uitgekeerd aan de schuldeiser onder het DGS. In de onderstaande tabel gaat daarom de hoofdsom per 25 december 2009 van EUR 10.000 naar EUR 0.
4. De schuldeiser heeft over de periode van 19 oktober 2009 tot 30 november 2009 geen rente gehadontvangen. Volgens het Ontwerpakkoord wordt over deze periode contractrente berekend. De contractrente bedroeg 5% per jaar. In het onderstaande voorbeeld bedraagt de niet-ontvangen rente over deze periode EUR 57,53. Over de periode van 30 november 2009 tot 25 december 2009 heeft de schuldeiser ook geen rente gehadontvangen. Volgens het Ontwerpakkoord wordt over deze periode wettelijke rente berekend. In het onderstaande voorbeeld bedraagt de niet-ontvangen rente over deze periode EUR 27,40. In totaal bedraagt de niet-ontvangen rente dus EUR 84,93.
5. Doordat DSB de niet-ontvangen rente niet aan de schuldeiser heeft betaald, heeft de schuldeiser óók recht op rente over de niet-ontvangen rente. Volgens het Ontwerpakkoord wordt deze 'rente op rente' berekend op basis van wettelijke rente, over de periode van 19 oktober 2010 tot en met 31 december 2021.
6. De totale berekende rentevordering voor deze schuldeiser is EUR 111,56.
Let op: dit zijn slechts voorbeelden. De onderstaande berekening betreft de door DSB berekende nominale rentevordering. Dit betreft niet het bedrag dat aan schuldeisers wordt uitgekeerd. Aan schuldeisers wordt een lager bedrag uitgekeerd, namelijk de nominale rentevordering vermenigvuldigd met het uitkeringspercentage. Het voorstel voor het uitkeringspercentage is opgenomen in het Ontwerpakkoord. Pas als het Ontwerpakkoord is aangenomen en door de rechtbank is bekrachtigd, staan de
berekening en het uitkeringspercentage vast.
Tabel 3, voorbeeldberekening totale rentebedrag voor een vaste termijndeposito met een looptijd korter dan de DGS-uitkering.
Contractuele rente (enkelvoudig) / Wettelijke rente (samengesteld) | Wettelijke rente | ||||||||||
hoofdsom | rente (contractueel) | sub jaarrente totaal | percentage | wettelijke rente | sub totaal | totaal rente | rente (wettelijk) | jaarrente | sub totaal | totaal rente | |
19-10-2009 | 30-11-2009 | € 10.000 | 5,00% | € 57,53 € 57,53 | 4,00% | € 57,53 | 4,00% | ||||
30-11-2009 | 25-12-2009 | € 10.000 | 4,00% | € 27,40 | € 84,93 | 4,00% | |||||
25-12-2009 | 31-12-2009 | € 0,00 | 4,00% | € 0,00 | € 84,93 | ||||||
31-12-2009 | 19-10-2010 | € 0,00 | 3,00% | € 0,00 | € 84,93 | ||||||
19-10-2010 | 30-06-2011 | € 0,00 | 3,00% | € 1,77 | € 1,77 | € 86,70 | |||||
30-06-2011 | 19-10-2011 | € 0,00 | 4,00% | € 1,03 | € 2,81 | € 87,74 | |||||
19-10-2011 | 30-06-2012 | € 0,00 | 4,00% | € 2,45 | € 5,26 | € 90,19 | |||||
30-06-2012 | 19-10-2012 | € 0,00 | 3,00% | € 0,80 | € 6,06 | € 90,99 | |||||
19-10-2012 | 19-10-2013 | € 0,00 | 3,00% | € 2,73 | € 8,79 | € 93,72 | |||||
19-10-2013 | 19-10-2014 | € 0,00 | 3,00% | € 2,81 | € 11,60 | € 96,53 | |||||
19-10-2014 | 31-12-2014 | € 0,00 | 3,00% | € 0,58 | € 12,18 | € 97,11 | |||||
31-12-2014 | 19-10-2015 | € 0,00 | 2,00% | € 1,54 | € 13,72 | € 98,66 | |||||
19-10-2015 | 19-10-2016 | € 0,00 | 2,00% | € 1,98 | € 15,70 | € 100,63 | |||||
19-10-2016 | 19-10-2017 | € 0,00 | 2,00% | € 2,01 | € 17,71 | € 102,65 | |||||
19-10-2017 | 19-10-2018 | € 0,00 | 2,00% | € 2,05 | € 19,77 | € 104,70 | |||||
19-10-2018 | 19-10-2019 | € 0,00 | 2,00% | € 2,09 | € 21,86 | € 106,79 | |||||
19-10-2019 | 19-10-2020 | € 0,00 | 2,00% | € 2,14 | € 24,00 | € 108,93 | |||||
19-10-2020 | 19-10-2021 | € 0,00 | 2,00% | € 2,18 | € 26,18 | € 111,11 | |||||
19-10-2021 | 31-12-2021 | € 0,00 | 2,00% | € 0,44 | € 26,63 | € 111,56 |
310001145/27949052.1
3/4
Voorbeeld IV – Een achtergesteld deposito
Het vierde voorbeeld laat zien hoe de rente wordt berekend voor een schuldeiser met een achtergesteld deposito bij DSB, welk tegoed na twee jaar na het faillissement door DNB is uitgekeerd onder het DGS.
Toelichting op de vierde voorbeeldberekening in tabel 4:
1. De schuldeiser had op 19 oktober 2009 een positief saldo van EUR 10.000 (de hoofdsom).
2. Het achtergesteld deposito liep tot 19 oktober 2015. Het einde van de looptijd is in de onderstaande tabel aangegeven met de dubbele lijn.
3. DNB heeft het saldo op 19 oktober 2011 uitgekeerd aan de schuldeiser onder het DGS. In de onderstaande tabel gaat daarom de hoofdsom per 19 oktober 2011 van EUR 10.000 naar EUR 0.
4. De schuldeiser heeft van DNB over de periode van 19 oktober 2009 tot 19 oktober 2011 al wettelijke rente ontvangen á EUR 660,98, terwijl volgens het Ontwerpakkoord over deze periode contractuele (vertragings)rente wordt berekend. Deze rente bedroeg 8% per jaar1 en is hoger dan de wettelijke rente, zodat de schuldeiser recht heeft op extra rente. In het onderstaande voorbeeld bedraagt de niet- ontvangen rente over deze periode EUR 965,45.
5. Doordat DSB de niet-ontvangen rente niet aan de schuldeiser heeft betaald, heeft de schuldeiser óók recht op rente over de niet-ontvangen rente. Volgens het Ontwerpakkoord wordt deze 'rente op rente' berekend op basis van wettelijke rente, over de periode van 19 oktober 2010 tot en met 31 december 2021.
6. De totale berekende rentevordering voor deze schuldeiser is EUR 1.227,57.
Let op: dit zijn slechts voorbeelden. De berekening betreft de door DSB berekende nominale rentevordering. Dit betreft niet het bedrag dat aan schuldeisers wordt uitgekeerd. Aan schuldeisers wordt een lager bedrag uitgekeerd, namelijk de nominale rentevordering vermenigvuldigd met het uitkeringspercentage. Het voorstel voor het uitkeringspercentage is opgenomen in het Ontwerpakkoord. Pas als het Ontwerpakkoord is aangenomen en door de rechtbank is bekrachtigd, staan de berekening en het uitkeringspercentage vast.
Tabel 4, voorbeeldberekening totale rentebedrag voor een achtergesteld deposito.
Contractuele vertragingsrente (enkelvoudig) / Wettelijke rente (samengesteld) | Wettelijke rente | |||||||||||||
hoofdsom | contractrente | jaarrente | subtotaal | percentage | wettelijke | rente | subtotaal | totaal rente | hoofdsom | rente | (wettelijk) | jaarrente | totaal rente | |
19-10-2009 | 31-12-2009 | €10.000 | 8,00% | €160,00 | €160,00 | 4,00% | €160,00 | |||||||
31-12-2009 | 19-10-2010 | €10.000 | 8,00% | €640,00 | €800,00 | 3,00% | €800,00 | |||||||
19-10-2010 | 30-6-2011 | €10.000 | 8,00% | €556,71 | €1.356,71 | 3,00% | €16,70 | €16,70 | €1.373,41 | |||||
30-6-2011 | 19-10-2011 | €10.000 | 8,00% | €243,29 | €1.600,00 | 4,00% | €9,73 | €26,43 | €1.626,43 | |||||
€660,98 | (€660,98) | |||||||||||||
€965,45 | ||||||||||||||
19-10-2011 | 30-6-2012 | €0,00 | 8,00% | €0,00 | €965,45 | 4,00% | €26,98 | €53,41 | €992,43 | |||||
30-6-2012 | 19-10-2012 | €0,00 | 8,00% | €0,00 | €965,45 | 3,00% | €8,81 | €62,22 | €1.001,24 | |||||
19-10-2012 | 19-10-2013 | €0,00 | 8,00% | €0,00 | €965,45 | 3,00% | €30,04 | €92,26 | €1.031,28 | |||||
19-10-2013 | 19-10-2014 | €0,00 | 8,00% | €0,00 | €965,45 | 3,00% | €30,94 | €123,20 | €1.062,22 | |||||
19-10-2014 | 31-12-2014 | €0,00 | 8,00% | €0,00 | €965,45 | 3,00% | €6,37 | €129,57 | €1.068,59 | |||||
31-12-2014 | 19-10-2015 | €0,00 | 8,00% | €0,00 | €965,45 | 2,00% | €17,00 | €146,57 | €1.085,59 | |||||
19-10-2015 | 19-10-2016 | €1.085,59 | 2,00% | € 21,77 | €1.107,36 | |||||||||
19-10-2016 | 19-10-2017 | €1.107,36 | 2,00% | € 22,15 | €1.129,50 | |||||||||
19-10-2017 | 19-10-2018 | €1.129,50 | 2,00% | € 22,59 | €1.152,09 | |||||||||
19-10-2018 | 19-10-2019 | €1.152,09 | 2,00% | € 23,04 | €1.175,14 | |||||||||
19-10-2019 | 19-10-2020 | €1.175,14 | 2,00% | € 23,57 | €1.198,70 | |||||||||
19-10-2020 | 19-10-2021 | €1.198,70 | 2,00% | € 23,97 | €1.222,68 | |||||||||
19-10-2021 | 31-12-2021 | €1.222,68 | 2,00% | € 4,89 | €1.227,57 |
310001145/27949052.1
1 Contractuele rente + 1%. Zie tevens paragraaf 7.23 Toelichting en onderdeel 5 van Annex 2.
4/4
310001145/27970985.1
ANNEX 3 AANMELDPROCEDURES RENTEVORDERINGEN
CONCEPT D.D. 7 JANUARI 2022 – STRIKT VERTROUWELIJK & UITSLUITEND VOOR DISCUSSIEDOELEINDEN
ANNEX 3 – AANMELDPROCEDURES RENTEVORDERINGEN
RENTEVORDERINGEN A
Schuldeisers van Rentevorderingen A kunnen zich aanmelden door onderstaande stappen te volgen. Deze stappen zijn ook weergegeven in het stroomschema onderaan deze pagina. In het stroomschema wordt verwezen naar de relevante Artikelen uit de Bepalingen van het Ontwerpakkoord.
1. Een schuldeiser meldt zich aan in het Webportaal via xxxxx.xxx.xx.
2. Een schuldeiser kan in het Webportaal de door DSB gemaakte Voorberekening inzien.
3. Als een schuldeiser de juistheid van een Voorberekening bevestigt, zal DSB het voorberekende bedrag aan een schuldeiser uitbetalen.
4. Als een schuldeiser de juistheid van een Voorberekening betwist, heeft een schuldeiser twee mogelijkheden.
i. Op het moment dat een schuldeiser meent dat de gegevens (of de data) waarop de Voorberekening is gebaseerd niet juist of (on)volledig zijn, kan een schuldeiser een Melding Kennelijke Misslag doen via het meldingsformulier (Annex 45). DSB zal vervolgens – indien daar volgens DSB aanleiding toe is
– een schuldeiser een Herberekening verstrekken. Een schuldeiser kan de juistheid van de Herberekening vervolgens bevestigen, waarna DSB alsnog over gaat overgaat tot uitbetaling van het voorberekende bedrag. Als een schuldeiser de juistheid van de Herberekening schriftelijk betwist, kan een schuldeiser schriftelijk een Overige Vordering indienen.
ii. Een schuldeiser kan in plaats daarvan ook direct schriftelijk een Overige Vordering indienen. DSB zal de door de schuldeiser aan te melden vordering betwisten voor het deel dat de aangemelde vordering het bedrag van de Herberekening overstijgt. Dat deel van de vordering zal te gelden hebben als een Betwiste Vordering.
RENTEVORDERINGEN B
Schuldeisers van Rentevorderingen B kunnen zich aanmelden door onderstaande stappen te volgen. De stappen zijn ook weergegeven in het stroomschema onderaan deze pagina. In het stroomschema wordt verwezen naar de relevante Artikelen uit de Bepalingen van het Ontwerpakkoord.
1. DSB zal een schuldeiser schriftelijk een Voorberekening verstrekken.
2. Als een schuldeiser de juistheid van een Voorberekening schriftelijk bevestigt, zal DSB het in het Ontwerpakkoord bepaalde vaste percentage uitbetalen.
3. Als een schuldeiser de juistheid van een Voorberekening schriftelijk betwist, heeft een schuldeiser twee mogelijkheden.
310001145/27946793574883.1
i. Op het moment dat een schuldeiser meent dat de gegevens (of de data) waarop de Voorberekening is gebaseerd niet juist of (on)volledig zijn, kan een schuldeiser een schriftelijke Melding Kennelijke Misslag doen via het meldingsformulier (Annex 45). DSB zal vervolgens – indien daar volgens DSB aanleiding toe is – een schuldeiser een Herberekening verstrekken. Een schuldeiser kan de juistheid van een Herberekening vervolgens schriftelijk bevestigen, waarna DSB alsnog over gaat overgaat tot uitbetaling van het in het Ontwerpakkoord bepaalde vaste percentage. Als een schuldeiser de juistheid van een Herberekening schriftelijk betwist, kan een schuldeiser schriftelijk een Overige Vordering indienen.
310001145/27946793574883.1
ii. Een schuldeiser kan in plaats daarvan ook direct schriftelijk een Overige Vordering indienen. DSB zal de door de schuldeiser aan te melden vordering betwisten voor het deel dat de aangemelde vordering het bedrag van de Herberekening overstijgt. Dat deel van de vordering zal te gelden hebben als een Betwiste Vordering.
RENTEVORDERINGEN C
DNB, als enige schuldeiser van Rentevorderingen C, kan zich aanmelden door onderstaande stappen te volgen. De stappen zijn ook weergegeven in het stroomschema onderaan deze pagina. In het stroomschema wordt verwezen naar de relevante Artikelen uit de Bepalingen van het Ontwerpakkoord.
1. DSB zal DNB schriftelijk een Voorberekening verstrekken.
2. Als DNB de juistheid van een Voorberekening schriftelijk bevestigt, zal DSB het Uitdelingspercentage in één of meerdere tranches uitbetalen.
3. Als DNB de juistheid van een Voorberekening schriftelijk betwist, heeft DNB twee mogelijkheden.
i. Op het moment dat DNB meent dat de gegevens (of de data) waarop de Voorberekening is gebaseerd niet juist of (on)volledig zijn, kan DNB een schriftelijke Melding Kennelijke Misslag doen via het meldingsformulier (Annex 45). DSB zal vervolgens – indien daar volgens DSB aanleiding toe is – DNB een Herberekening verstrekken.DNB kan de juistheid van de Herberekening vervolgens schriftelijk bevestigen, waarna DSB alsnog over gaat overgaat tot uitbetaling van het Uitdelingspercentage. Als DNB de juistheid van de Herberekening schriftelijk betwist, kan DNB schriftelijk een Overige Vordering indienen.
310001145/27946793574883.1
ii. DNB kan in plaats daarvan ook direct schriftelijk een Overige Vordering indienen. DSB zal de door DNB aan te melden vordering betwisten voor het deel dat de aangemelde vordering het bedrag van de Herberekening overstijgt. Dat deel van de vordering zal te gelden hebben als een Betwiste Vordering.
310001145/27496793574883.1
OVERIGE VORDERINGEN
Een schuldeiser kan een Overige Vordering indienen door onderstaande stappen te volgen. De stappen zijn ook weergegeven in het stroomschema onderaan deze pagina. In het stroomschema wordt verwezen naar de relevante Artikelen uit de Bepalingen van het Ontwerpakkoord.
1. Een schuldeiser kan schriftelijk een Overige Vordering bij DSB aanmelden.
2. Als DSB een Overige Vordering schriftelijk erkent, zal DSB het in het Ontwerpakkoord bepaalde vaste percentage in één keer, of het Uitdelingspercentage in één of meerdere tranches, uitbetalen, afhankelijk van de hoogte van een vordering.
310001145/27946793574883.1
3. Als DSB een Overige Vordering betwist, kan een schuldeiser het geschil voorleggen aan de Geschillencommisie of het geschil over de Betwiste Vordering voorleggen aan de Rechtbank.
4. Als de Geschillencommissie of de Rechtbank (of een hogere instantie daarna) een Betwiste Vordering finaal geheel of gedeeltelijk toewijstheeft toegewezen, zal DSB – zodra de uitspraak kracht van gewijsde heeft gekregen – het toegewezen deel van de vordering als een erkende vordering aanmerken. DSB zal dan het in het Ontwerpakkoord bepaalde vaste percentage in één keer, of het Uitdelingspercentage in één of meerdere tranches, uitbetalen, afhankelijk van de hoogte
310001145/27946793574883.1
van de vordering.
310001145/27496793574883.1
310001145/27970985.1
ANNEX 4 COMMUNICATIEBELEID DSB
310001145/27970985.1
ANNEX 5 ANNEX 4FORMULIER MELDING KENNELIJKE MISSLAG
DSB N.V. in liquidatie (voorheen DSB Bank N.V.) Ter attentie van de vereffenaarVereffenaars Xxxxxxx 00
Xxxxx Xxxxxxxxxxxxx 00 0000 XX XX Xxxxxx
Per e-mailE-mail: xxxxxxxxxxx@xxx.xx
[plaats], [datum]
Betreft: Xxxxxxx Xxxxxxxxxx Misslag
Geachte heer DoumaVereffenaars,
Op [datum] is het Ontwerpakkoord van DSB N.V. door de rechtbank Amsterdam bekrachtigd (gehomologeerd). Vanwege de bekrachtiging (homologatie) van het Ontwerpakkoord zijn de berekeningswijze van mijn Voorberekening (op basis van de Berekeningsgrondslagen) en het gehanteerde uitdelingspercentage 'vastgelegd'. Dat betekent dat ik tegen deze berekeningswijze en het uitdelingspercentage niet in bezwaar kan.
Ik kan enkel bezwaar maken tegen een Voorberekening in geval van een Kennelijke Misslag. Een Kennelijke Misslag houdt in dat de gegevens (of: data) waarop de Voorberekening is gebaseerd niet juist of (on)volledig en/of onvolledig zijn. Ik meen dat daarvan sprake is. Hieronder heb ik aangevinkt wat volgens mij niet juist of (on)volledig en/of onvolledig is aan mijn Voorberekening (meerdere opties mogelijk):
☐ er Er ontbreken één of meerdere rekeningnummers op mijn naam.
☐ het Het bedrag van de DGS-uitkering is niet juist.
☐ de De datum van de DGS-uitkering is niet juist.
☐ het Het contractuele rentepercentage is niet juist.
☐ de De gehanteerde renteperiode is niet juist.
310001145/27945192.12
☐ er Er is een andere reden waarom de berekening niet juist is.
Om aan te tonen dat mijn Voorberekening niet juist of (on)volledig en/of onvolledig is, heb ik als bewijsstukken bijgevoegd (meerdere opties mogelijk):
☐ rekeningafschriften.
☐ Rekeningafschriften.
☐ een Een contract.
☐ andere Andere documenten, al dan niet uit eigen administratie.
Hieronder licht ik mijn Melding Kennelijke Misslag nader toe:
310001145/27945192.12
2/3
Indien DSB vaststelt dat sprake is van een Kennelijke Misslag, dan zal DSB mij een Herberekening verstrekken.
Uit het Ontwerpakkoord blijkt dat DSB ernaar streeft om een Melding Kennelijke Misslag zo spoedig mogelijk in behandeling te nemen.
Hopende u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Met vriendelijke groet,
___________________________ [naam schuldeiser]
[plaats], [datum]
310001145/27945192.12
3/3
310001145/27970985.1
ANNEX 6 REGLEMENT GESCHILLENCOMMISSIE
310001145/27970985.1
ANNEX 7 ANNEX 5GOVERNANCE
310001145/27970985.1
ANNEX 8 ANNEX 6STATUTEN STICHTING BEHEER FICO
- 1 -
Doorlopende tekst van de statuten van: Stichting Beheer Fico, met zetel te Amsterdam. Concept d.d. 10 januari 2 mei 2022
STATUTEN
Artikel 1. Definities
1.1. In deze statuten wordt verstaan onder:
- bestuur: het bestuur van de stichting;
- bestuurder(s): de bestuurder(s) van de stichting in de zin van de wet;
- schriftelijk: per brief, per fax, per e-mail of langs andere elektronische weg toegezonden leesbaar en reproduceerbaar bericht, tenzij in de wet of deze statuten anders is bepaald;
- tegenstrijdig belang: een direct of indirect persoonlijk belang dat tegenstrijdig is met het belang van de stichting en de met haar verbonden onderneming of organisatie.
Artikel 2. Naam en zetel
2.1. De stichting draagt de naam:
Stichting Beheer Fico.
2.2. De stichting heeft haar zetel in Amsterdam.
Artikel 3. Doel
3.1. De stichting heeft ten doel:
- het verkrijgen en houden van aandelen ("Aandelen") in het kapitaal van:
(i) DSB Ficoholding N.V., een naamloze vennootschap, gevestigd te Wognum en ingeschreven in het handelsregister onder nummer 37116476; en
(ii) DSB N.V., een naamloze vennootschap, gevestigd te Amsterdam en ingeschreven in het handelsregister onder nummer 37088128 ("Vennootschap");
- het uitoefenen van stemrecht en andere aan de Aandelen verbonden rechten; en
- het uitoefenen van toezicht op de uitvoering van het door de Vennootschap aangeboden en door de bevoegde Nederlandse rechter gehomologeerde surseanceakkoord en daarmee op de vereffening van de Vennootschap,
alsmede het verrichten van al hetgeen met het vorenstaande verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn, alles in de ruimste zin van het woord.
Artikel 4. Bestuur
4.1. Het bestuur van de stichting bestaat uit ten minste twee (2) bestuurders.
320012658/8489527.4
320012658/8489527.5
Het aantal bestuurders wordt - met inachtneming van het in de vorige zin
- 2 -
bepaalde - door het bestuur vastgesteld.
4.2. Bestuurders worden benoemd door het bestuur.
4.3. Bestuurders worden benoemd voor een periode van ten hoogste drie jaar, met dien verstande dat zij in functie blijven totdat in de herbenoeming of opvolging is voorzien.
Een aftredend bestuurder is eenmaal herbenoembaar voor een periode van ten hoogste drie jaar, met dien verstande dat hij in functie blijft totdat in de herbenoeming of opvolging is voorzien.
4.4. 4.3.Bij het ontstaan van een vacature in het bestuur, zal het overblijvende bestuur binnen vijf maanden na het ontstaan van de vacature daarin voorzien door de benoeming van een bestuurder.
4.5. 4.4.Indien na het ontstaan van een vacature niet binnen vijf maanden na het ontstaan van de vacature in de benoeming van een bestuurder is voorzien, kan de rechtbank op verzoek van iedere belanghebbende in de vervulling van de vacature voorzien.
De rechtbank neemt daarbij zoveel mogelijk deze statuten in acht.
Artikel 5. Einde bestuurderschap; schorsing
5.1. Het bestuurderschap eindigt:
a. door overlijden;
b. wanneer een bestuurder het vrije beheer over zijn vermogen verliest;
c. door schriftelijke ontslagneming (bedanken);
d. door ontslag hem verleend op grond van een besluit van het bestuur, waarbij de betrokken bestuurder geen stemrecht kan uitoefenen;of
e. door ontslag door de rechtbank in de gevallen als in de wet bepaald. ; of
f. door afloop van de periode waarvoor de bestuurder is benoemd.
5.2. Een bestuurder kan worden geschorst door het bestuur op grond van een besluit van het bestuur, waarbij de betrokken bestuurder geen stemrecht kan uitoefenen. Een schorsing kan, ook na één of meermalen verlengd te zijn, in totaal niet langer duren dan drie maanden.
Artikel 6. Bestuursvergaderingen
6.1. De bestuursvergaderingen worden gehouden in een gemeente in Nederland als bij de oproeping bepaald.
6.2. Ieder jaar wordt ten minste één vergadering gehouden.
6.3. Vergaderingen zullen voorts worden gehouden, wanneer één van de bestuurders dit wenselijk acht.
6.4. De oproeping tot de vergadering geschiedt door één van de bestuurders, ten minste zeven dagen tevoren, de dag van de oproeping en die van de vergadering niet meegerekend.
320012658/8489527.4
320012658/8489527.5
6.5. De oproeping geschiedt schriftelijk en vermeldt, behalve plaats en tijdstip van de vergadering, de te behandelen onderwerpen.
- 3 -
6.6. De vergaderingen worden geleid door een door de vergadering aan te wijzen voorzitter ("vergadervoorzitter");
6.7. Van het verhandelde in de vergaderingen worden notulen gehouden door een door de vergadering aan te wijzen secretaris.
De notulen worden vastgesteld en getekend door degenen, die in de vergadering als vergadervoorzitter en secretaris hebben gefungeerd.
Iedere bestuurder heeft recht op een door de secretaris van de vergadering uit te reiken en door deze te ondertekenen kopie van de notulen.
6.8. Een bestuurder die geen tegenstrijdig belang heeft kan zich ter vergadering door een medebestuurder die geen tegenstrijdig belang heeft laten vertegenwoordigen onder overlegging van een schriftelijke, ter beoordeling van de vergadervoorzitter voldoende, volmacht.
Een bestuurder kan daarbij slechts voor één bestuurder als gevolmachtigde optreden.
6.9. Omtrent toelating van andere personen dan bestuurders tot de vergadering beslist de vergadervoorzitter.
Artikel 7. Besluitvorming in vergadering
7.1. Een bestuurder die bij een voorgenomen besluit een tegenstrijdig belang heeft meldt dit onverwijld aan de overige bestuurders.
7.2. Een bestuurder neemt niet deel aan de beraadslaging en besluitvorming indien hij daarbij een tegenstrijdig belang heeft. Wanneer hierdoor geen bestuursbesluit kan worden genomen, is de vorige zin niet van toepassing en kunnen ondanks het tegenstrijdig belang bestuurders deelnemen aan de beraadslaging en besluitvorming, maar legt het bestuur de overwegingen die aan het besluit ten grondslag liggen schriftelijk vast.
7.3. Het bestuur kan in vergadering alleen dan geldige besluiten nemen indien de meerderheid van de in functie zijnde bestuurders die geen tegenstrijdig belang hebben ter vergadering aanwezig of vertegenwoordigd is, onverminderd het bepaalde in artikel 7.8. Indien alle bestuurders een tegenstrijdig belang hebben, kan het bestuur in vergadering alleen dan geldige besluiten nemen indien de meerderheid van de in functie zijnde bestuurders ter vergadering aanwezig of vertegenwoordigd is, onverminderd het bepaalde in artikel 7.8. Indien in een bestuursvergadering niet voldoende bestuurders aanwezig of vertegenwoordigd zijn om over een voorstel een besluit te nemen, kan het bestuur in een volgende vergadering te houden ten minste twee en ten hoogste vier weken na de eerste vergadering over dat voorstel een besluit te nemen, ongeacht het aantal aanwezige en vertegenwoordigde bestuurders.
7.4. Iedere bestuurder heeft het recht tot het uitbrengen van één stem.
320012658/8489527.4
320012658/8489527.5
7.5. Voor zover deze statuten geen grotere meerderheid voorschrijven worden alle bestuursbesluiten genomen met volstrekte meerderheid van de geldig
- 4 -
uitgebrachte stemmen.
7.6. Alle stemmingen op de vergadering geschieden mondeling, tenzij een bestuurder vóór de stemming een schriftelijke stemming verlangt.
Schriftelijke stemming geschiedt bij ongetekende, gesloten briefjes. Xxxxxxxx bij acclamatie is geoorloofd indien geen van de bestuurders zich daartegen verzet.
Blanco stemmen worden beschouwd als niet te zijn uitgebracht.
7.7. Het in de vergadering uitgesproken oordeel van de vergadervoorzitter omtrent de uitslag van een stemming is beslissend.
Hetzelfde geldt voor de inhoud van een genomen besluit, voor zover werd gestemd over een niet schriftelijk vastgelegd voorstel.
Wordt onmiddellijk na het uitspreken van het oordeel van de vergadervoorzitter de juistheid daarvan betwist, dan vindt een nieuwe stemming plaats, indien de meerderheid van de vergadering of, indien de oorspronkelijke stemming niet hoofdelijk of schriftelijk geschiedde, een stemgerechtigde aanwezige dit verlangt.
Door deze nieuwe stemming vervallen de rechtsgevolgen van de oorspronkelijke stemming.
7.8. Zolang in een bestuursvergadering alle in functie zijnde bestuurders aanwezig zijn, kunnen geldige besluiten worden genomen over alle aan de orde komende onderwerpen, ook over onderwerpen die niet in de oproeping als bedoeld in artikel 6.5 vermeld staan, mits het besluit wordt genomen met algemene stemmen en geen van de bestuurders een tegenstrijdig belang bij het voorgenomen besluit heeft, ook al zijn de door de statuten gegeven voorschriften voor het oproepen en houden van vergaderingen niet in acht genomen.
Artikel 8. Besluitvorming buiten vergadering
8.1. Het bestuur kan ook buiten vergadering besluiten nemen mits alle bestuurders zich schriftelijk vóór het voorstel hebben verklaard.
Artikel 9. Bestuursbevoegdheid
9.1. Het bestuur is belast met het besturen van de stichting.
9.2. Het bestuur is niet bevoegd te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding en bezwaring van registergoederen.
9.3. Het bestuur is niet bevoegd te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten, waarbij de stichting zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een ander verbindt.
Artikel 9A. Belet of ontstentenis
320012658/8489527.4
320012658/8489527.5
9A.1 In geval van belet of ontstentenis van een of meer bestuurders, berust het bestuur van de stichting bij de overgebleven bestuurder(s).
- 5 -
9A.2 In geval van belet of ontstentenis van alle bestuurders van de stichting, berust het bestuur van de stichting tijdelijk bij een of meer door de Vennootschap daartoe aangewezen personen.
In geval van belet of ontstentenis van alle bestuurders van de stichting en ontstentenis van alle bestuurders van de Vennootschap, berust het bestuur van de stichting tijdelijk bij een of meer door de rechtbank, op verzoek van een belanghebbende, daartoe aangewezen personen.
De op grond van dit artikel 9A.2 aangewezen persoon of personen benoemt of benoemen, met inachtneming van deze statuten, een of meer bestuurders, binnen een termijn van twee maanden.
9A.3 Het bepaalde in deze statuten omtrent het bestuur en de bestuurders is, voor zover mogelijk, van overeenkomstige toepassing op deze aangewezen persoon of personen.
Artikel 10. Vertegenwoordiging
10.1. De stichting wordt vertegenwoordigd door:
- het bestuur; of
- twee gezamenlijk handelende bestuurders.
10.2. Het bestuur is bevoegd volmacht te verlenen om de stichting binnen de in die volmacht omschreven grenzen te vertegenwoordigen.
Artikel 11. Boekjaar en administratie
11.1. Het boekjaar van de stichting is gelijk aan het kalenderjaar.
11.2. Het bestuur is verplicht van de vermogenstoestand van de stichting en van alles betreffende de werkzaamheden van de stichting, naar de eisen die voortvloeien uit deze werkzaamheden, op zodanige wijze een administratie te voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat te allen tijde de rechten en verplichtingen van de stichting kunnen worden gekend.
11.3. Het bestuur is verplicht jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar de balans en de staat van baten en lasten van de stichting te maken en op papier vast te stellen.
11.4. Het bestuur kan besluiten dat de in artikelen 11.2 en 11.3 bedoelde boeken en stukken worden onderzocht door een door het bestuur aan te wijzen deskundige voordat deze worden vastgesteld.
11.5. Het bestuur is verplicht de in artikelen 11.2 en 11.3 bedoelde boeken, bescheiden en andere gegevensdragers gedurende zeven jaren te bewaren.
Artikel 12. Statutenwijziging
12.1. Het bestuur is bevoegd te besluiten de statuten te wijzigen, echter met inachtneming van het volgende lid.
320012658/8489527.4
320012658/8489527.5
Het besluit daartoe moet worden genomen met ten minste twee/derde van de stemmen in een vergadering, waarin alle bestuurders aanwezig of
- 6 -
vertegenwoordigd zijn.
Blijkt ter vergadering het vereiste aantal bestuurders niet aanwezig te zijn, dan wordt uiterlijk vier weken nadien een nieuwe vergadering bijeengeroepen waarin het besluit genomen kan worden met ten minste twee/derde meerderheid.
12.2. Het bepaalde in dit lid en artikel 13.5 kan niet worden gewijzigd, behalve door de rechtbank overeenkomstig het bepaalde in artikel 2:294 van het Burgerlijk Wetboek.
12.3. De wijziging moet op straffe van nietigheid bij notariële akte tot stand komen. Iedere bestuurder afzonderlijk is bevoegd de betreffende akte te doen verlijden.
12.4. De bestuurders zijn verplicht een authentiek afschrift van de wijziging en de gewijzigde statuten neer te leggen bij het handelsregister.
Artikel 13. Ontbinding en vereffening
13.1. Het bestuur is bevoegd te besluiten de stichting te ontbinden.
Op het daartoe te nemen besluit is het bepaalde in artikel 12.1 van toepassing.
13.2. De stichting blijft na haar ontbinding voortbestaan voor zover dit tot vereffening van haar vermogen nodig is.
13.3. De vereffening geschiedt door het bestuur, tenzij het bestuur een andere vereffenaar aanwijst.
13.4. Gedurende de vereffening blijven de bepalingen van deze statuten zoveel mogelijk van kracht.
13.5. Het overschot na vereffening, indien aanwezig, wordt door de vereffenaar(s) pro rate parte uitgekeerd aan de schuldeisers van DSB Beheer B.V., (voorheen) gevestigd te Opmeer en ingeschreven in het handelsregister onder nummer 36004436 ("DSB Beheer"), op basis van de in het faillissement van DSB Xxxxxx geverifieerde en door curatoren van DSB Xxxxxx erkende vorderingen van de schuldeisers en met inachtneming van de bedragen van deze vorderingen zoals vermeld op de in het faillissement van DSB Xxxxxx gedeponeerde slotuitdelingslijst, een en ander als bedoeld in de Faillissementswet.
13.6. Na afloop van de vereffening blijven de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers van de ontbonden stichting gedurende zeven jaren berusten onder de door het bestuur aan te wijzen perso(o)n(en).
13.7. Op de ontbinding en de vereffening van de stichting is het bepaalde in de wet van toepassing.
Artikel 14. Slotbepaling
320012658/8489527.4
320012658/8489527.5
14.1. In alle gevallen, waarin zowel de wet als deze statuten niet voorzien, beslist het bestuur.
310001145/27970985.1
ANNEX 9 ANNEX 7STATUTEN DSB N.V. IN LIQUIDATIE