Samenwerkingsovereenkomst ‘Gezamenlijke uitgangspunten aardwarmteontwikkeling MRA’
Samenwerkingsovereenkomst ‘Gezamenlijke uitgangspunten aardwarmteontwikkeling MRA’
Partijen
1. Provincie Noord-Holland, gevestigd Xxxxx 0 xx Xxxxxxx, te dezen krachtens het Besluit mandaat, volmacht en machtiging commissaris van de Koning van Noord-Holland, rechtsgeldig vertegenwoordigd door gedeputeerde de xxxx X. Xxxxxxx, handelende ter uitvoering van het besluit van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland d.d. xx-xx-2020, nr. ……/..…. ; hierna te noemen “Provincie Noord-Holland”.
2. Provincie Flevoland, (KvK nr. 32164140) met kantooradres aan de Xxxxxxxxxxxxx 0, 0000 XX Xxxxxxxx op grond van een door de commissaris van de Koning krachtens artikel 176, tweede lid van de Provinciewet verleende volmacht vertegenwoordigd door gedepu- teerde X.X. Xxxxxxxxx, daarbij handelend ter uitvoering van het besluit van Gedeputeer- de Staten van xxxxx met kenmerk yyyyy, hierna te noemen “Provincie Flevoland”,
3. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, ten deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door ..., wethouder ..., daartoe aangewezen door de burgemeester van Almere krachtens artikel .. Gemeentewet en artikel 10:3, eerste lid al- gemene bestuurswet, hierna te noemen “gemeente Almere”,
4. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, ten deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door X. xxx Xxxxxxxxx, wethouder Ruimtelijke ontwik- keling en Duurzaamheid, daartoe aangewezen door de burgemeester van Amsterdam krachtens artikel 171 Gemeentewet en artikel 10:3, eerste lid algemene bestuurswet, hierna te noemen “gemeente Amsterdam”,
5. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem, ten deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door ..., wethouder ..., daartoe aangewezen door de burgemeester van Haarlem krachtens artikel .. Gemeentewet en artikel 10:3, eerste lid algemene bestuurswet, hierna te noemen “gemeente Haarlem”,
6. ENGIE Energy Solutions B.V., Kosterijland 20, 3981 XX Xxxxxx, vertegenwoordigd door de xxxx X. Xxxxx, algemeen directeur, hierna te noemen “ENGIE”,
7. HVC Warmte B.V., Xxxxxxxxxx 0, 0000 XX Xxxxxxx, vertegenwoordig door de xxxx
Xxxxx xxx Xxxxxxxx, Manager Warmte, hierna te noemen “HVC”,
8. Energie Beheer Nederland (EBN B.V.), Xxxxxxxxxxxx 0, 0000 XX Xxxxxxx, vertegenwoor- digd door drs X.X. xxx Xxxxxxxxxxx CEO , hierna te noemen “EBN”, ,
9. Shell Geothermal BV, Xxxxx xxx Xxxxxxxxxxx 00, 0000 XX Xxx Xxxx, vertegenwoordigd door de xxxx Xxxxxx xxx Xxxx, General Manager Shell Geothermie, hierna te noemen “Shell Geothermie”;
10. Vattenfall Warmte N.V., Xxxxxxxxxx 0, 0000XX, Xxxxxxxxx, vertegenwoordigd door de xxxx Xxxxxxxxx xxx Xxxxxxx directeur Vattenfall Warmte & Productie NL, hierna te noemen “Vattenfall”,
11. EAVOR Europe bv , een dochteronderneming van EAVOR Holdings, gevestigd in Am- sterdam en vertegenwoordigd door Xxxxxx Xxxxxxxx (Managing Director), hierna te noemen ”Eavor”,
12. Eneco Warmte en Koude B.V., Marten Xxxxxxx 0, Xxxxxxxxx, vertegenwoordigd door
xxxxxxx xx. Xxxxx Xxxxx, directeur Business Development, hierna te noemen “Eneco”, hierna alle gezamenlijk te noemen: Partijen en ieder individueel ook Partij, komen het volgende overeen:
1. Doel van de samenwerking
Partijen willen de ontwikkeling van aardwarmte in de Metropoolregio Amsterdam (MRA) versnellen en daarbij de veiligheid, duurzaamheid, betrouwbaarheid en betaalbaarheid borgen. Hiertoe komen Partijen gezamenlijke uitgangspunten (zie hoofdstuk 5) overeen voor de ontwikkeling van aardwarm- teprojecten in de MRA. De ontwikkeling van projecten volgens deze uitgangspunten dient bij te dra- gen aan transparantie, vertrouwen en draagvlak voor aardwarmte in de MRA. Via deze samenwer- king en afstemming willen Partijen een veilige, duurzame en efficiënte benutting van de ondergrond bevorderen, met een gezonde marktwerking en tegen acceptabele kosten.
Het doel in meer detail:
I. Het maken van afspraken over het delen van gegevens, kennis en ervaringen binnen de MRA met aardwarmte
II. Het geven van duidelijkheid richting initiatiefnemers over de kaders die decentrale over- heden betreffende aardwarmte hanteren.
III. Het creëren van draagvlak bij omwonenden voor aardwarmteprojecten.
2. Openheid
Genoemde Partijen nodigen andere partijen uit om zich bij deze samenwerkingsovereenkomst, hier- na te noemen: de Overeenkomst, aan te sluiten.
3. Overwegingen
• Partijen staan achter de uitvoering van het Klimaatakkoord en willen de warmtevoorziening in de MRA verder verduurzamen. Het toepassen van aardwarmte als bron voor stadswarmte en verwarming van glastuinbouw is een belangrijk element voor deze verduurzaming. Aard- warmte is in de MRA tot nu toe beperkt toegepast, mede vanwege ontoereikende kennis over de geschiktheid van de ondergrond.
• Binnen de MRA is een Grand Design opgesteld voor de warmtetransitie waaruit onder ande-
re een grote behoefte aan aardwarmte blijkt. Ook de Regionale Energie Strategieën (RES) en Transitievisies Warmte (TVW) gaan uit van een vraag naar aardwarmte. In het Grand Design is rekening gehouden met 200 MW aardwarmte waarmee voor 145.000 WEQ (=24 % van warmtevraag Gebouwde Omgeving MRA) in de warmte kan worden voorzien in 2040. Dit komt neer op 20 installaties à 10 MW. De ontwikkeling van aardwarmte is dan ook van groot belang voor de MRA. 1
• Voor mijnbouwactiviteiten zoals aardwarmte geldt de Mijnbouwwet. Het Ministerie van
Economische Zaken (EZK) is vergunningverlener en het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) toezichthouder. Gemeenten en provincies hebben een adviesrecht. Voor de levering van warmte aan woningen en andere kleine warmteafnemers is de Warmtewet van kracht2.
• Partijen vinden het van groot belang dat onder omwonenden en burgers voldoende draag-
vlak is voor aardwarmteprojecten. De uitgangspunten uit deze Overeenkomst dragen naar inzicht van de Partijen bij aan dit beoogde draagvlak.
1 MRA Warmte Koude -Grand Design 2.0 Handelingsperspectief en Analyse november 2018 (p.55).
2 Een herziening van de Warmtewet is in ontwikkeling. Hierin zullen onder andere de tariefstructuur en de rollen en bevoegdheden van gemeenten en warmtebedrijven worden geherdefinieerd. Specifiek over aardwarmte doet de herziene Warmtewet naar verwachting geen uitspraken.
• De geschiktheid van de diepe ondergrond voor het kunnen benutten van aardwarmte is nog onvoldoende duidelijk en wordt momenteel onderzocht in de Seismische Campagne Aard- warmte Nederland (SCAN) die gefinancierd wordt door het ministerie van EZK. De provin- cies Flevoland en Noord-Holland financieren een aanvullend onderzoek in de MRA. Energie- beheer Nederland (EBN) coördineert (en combineert) de uitvoering van beide projecten.
• De provincies Noord-Holland en Flevoland, het ministerie van EZK en EBN zijn in maart 2019
een ‘Convenant versnelling aardwarmte MRA’ overeengekomen dat onder andere afspraken bevat over genoemd aanvullend seismisch onderzoek en over de uitvoering van het Project Versnelling Aardwarmte MRA.
• Vooruitlopend op de conclusies van deze seismische onderzoeken door EBN, willen Partijen
met elkaar afspraken maken over de gezamenlijk te hanteren uitgangspunten voor het ont- wikkelen (opsporen en exploiteren) van aardwarmteprojecten in de MRA.
• Partijen willen ervaring opdoen in het samenwerken met elkaar voor de ontwikkeling van
aardwarmte. Wel bestaan er al meerdere initiatieven voor de ontwikkeling van specifieke aardwarmteprojecten waarin meerdere partijen samenwerken, waaronder in Haarlem, IJ- mond, Amsterdam-Diemen-Almere en Lelystad.
• Voor de ontwikkeling van aardwarmte is de hele warmteketen van belang, inclusief voldoen-
de warmte-afzet in warmtenetten. Naast de samenwerking onder deze Overeenkomst voe- ren warmtebedrijven, gemeenten en andere partijen binnen de MRA separaat overleg over de mogelijke of nodige uitbreiding van warmtenetten en de juiste bronnenstrategieën3 voor de uitvoering van het Grand Design en de diverse TVW’s. Zo werken gemeenten, warmtebe- drijven, woningcorporaties en andere partners aan de ontwikkeling van warmtenetten in de TVW’s, Regionale Energie Strategieën en de Startmotor Huur: alle onderdeel van het kli- maatakkoord.
4. Specifieke overwegingen initiatiefnemers
• De provincie Noord-Holland streeft naar klimaatneutraliteit in 2050. Aardwarmte wordt be- schouwd als een veelbelovende bron van de daarvoor benodigde duurzame warmte. De pro- vincie Noord-Holland zet in op het creëren van de juiste condities en daarmee een versnel- ling van de uitrol van aardwarmte. Hiertoe werkt zij samen met andere overheden en markt- partijen, en is de provincie Noord-Holland het `Exploratieprogramma aardwarmte MRA’ ge- start, dat tot doel heeft de geschiktheid van de diepe ondergrond beter in beeld te krijgen, als aanvulling op de Seismische Campagne Aardwarmte Nederland (SCAN). Verder coördi- neren de provincies Noord-Holland en Flevoland namens de MRA de activiteiten rond het project “Versnelling Aardwarmte MRA”. Aandachtspunt voor de provincie is het voorkomen van ongewenste monopolieposities voor marktpartijen.
• In 2016 heeft TNO verkenningen uitgevoerd naar de kans voor Ultra Diepe Geothermie
(UDG) in de omgeving van Almere. De conclusie was dat onderzoek naar UDG uit het Dinan- tien de beste optie is voor geothermische warmte voor het warmtenet in Almere. In de Warmtevisie van de gemeente Almere (opgesteld vanuit het Programma Energie Werkt) is aardwarmte benoemd als de belangrijkste pijler om de verduurzaming van het bestaande warmtenet te bereiken. Daarom heeft de Gemeente Almere besloten tot nadere onderzoek naar de haalbaarheid van UDG voor verduurzaming van de warmtevraag in Almere. Het pro- ject is als sleutelproject in het programma Energy on Upcycling Almere 2.0 opgenomen. Het Almerenet maakt onderdeel uit van het grotere “Diemen- net”, waarop ook Amsterdam
3 Zie Position Paper Bronnenstrategie WK MRA: xxxxx://xxxxxxxxxxxx.xx/xx-xxxxxxx/xxxxxxx/0000/00/Xxxxxxxxxxxxxxxx.xxx
Zuid-Oost is aangesloten, dat in totaal meer dan 110.000 woningequivalenten omvat. Voor het haalbaarheidsonderzoek werkt Almere samen met Vattenfall en de provincies Flevoland en Noord Holland. In 2020 zal de samenwerking naar verwachting worden uitgebreid met de gemeenten Diemen en Amsterdam.
• De Gemeente Amsterdam zet op korte termijn in op uitbreiden van bestaande warmtenet-
ten om zo tot een forse CO2-reductie te komen. Voor een volledig CO2-neutrale warmte- voorziening is verdere verduurzaming op langere termijn noodzakelijk met bronnen als aardwarmte. De verduurzaming door middel van aardwarmte is haalbaar als hiervoor tijdig de juiste condities worden geschapen. De gemeente gaat hierbij uit van drie waarden: be- taalbaar, open, en duurzaam. Als de productie en levering van aardwarmte voor de Amster- dammer betaalbaar is, kan iedereen meedoen en is er draagvlak. Met een integrale aanpak kunnen gezamenlijke planningen en kennis van de ondergrond van verschillende partijen op elkaar worden afgestemd om zo tot besparing van kosten te komen. Voor draagvlak en ver- trouwen is het tevens van belang om transparantie van aanbestedingen te vergroten. De gemeente wil bewoners daarom vroeg in het onderzoek naar aardwarmte meenemen en transparant zijn in zijn afwegingen. Tot slot streeft de gemeente naar een warmtemarkt die zich openstelt voor meerdere bronnen en warmtebedrijven. Dit geldt ook voor de ontwikke- ling van aardwarmte in de MRA. Dat maakt concurrentie mogelijk, waardoor partijen in de keten geprikkeld worden een aanbod te doen dat maximaal beantwoordt aan de vraag van de klant.
• Gemeente Haarlem onderschrijft de doelstelling om samen te werken om maximale resulta-
ten te boeken mbt aardgasvrij maken van de MRA. Gemeente Haarlem hoopt te bereiken dat partijen hiermee onderling begrip voor beleidsdoelstellingen en zakelijke belangen op- bouwen en dat een optimaal gebruik van kennis en bronnen wordt bereikt.
• Vattenfall heeft als doel om fossielvrij leven binnen één generatie mogelijk te maken. Als
onderdeel daarvan wil Vattenfall haar warmtenetten in Nederland uiterlijk in 2040 volledig voeden met fossielvrije warmtebronnen. Als beheerder van het warmtenet van Amsterdam, Almere en Diemen heeft Vattenfall afspraken gemaakt met deze gemeenten en de provin- cies Noord-Holland en Flevoland over de voorwaarden voor de ontwikkeling van een bio- massacentrale in Diemen voor de verdere verduurzaming van dit warmtenet4. Onderdeel van deze afspraken is dat die partijen zich zullen inzetten voor de ontwikkeling van andere duurzame warmtebronnen, waaronder aardwarmte. Daarbij speelt aardwarmte een belang- rijke rol in de bronnenstrategie voor dit warmtenet, zoals mede vastgelegd in het betreffen- de convenant.
• HVC ondersteunt haar aandeelhouders om lokaal te verduurzamen via zonne- en windener-
gie en lokale warmtebronnen zoals aardwarmte. Naast warmtenetbeheerder is HVC actief als aardwarmte-operator.
• Shell Geothermie wil een rol te spelen in de warmtetransitie als onderdeel van de Nederland-
se energietransitie door aardwarmteprojecten te ontwikkelen en daarin te investeren. Zij ziet daarbij kansen om haar kennis en kunde van de ondergrond en ervaring met de realisatie van complexe projecten in te brengen in samenwerkingsverbanden om de warmtetransitie gezamenlijk te realiseren.
• EBN onderneemt namens de Nederlandse Staat in de Nederlandse ondergrond en heeft
unieke kennis van geologische energiebronnen, waaronder aardwarmte. EBN onderzoekt
4 Convenant verduurzaming stadsverwarmingscentrale Diemen
hoe aardwarmte uit de diepere ondergrond in Nederland verantwoord kan worden benut en zal naar verwachting tot maximaal 40% deel kunnen nemen in aardwarmteprojecten.
• Eavor (spreek uit Ever) is een Canadese energiemaatschappij die met een zelf ontwikkelde techniek voor het aanleggen van gesloten geothermiesystemen de winning van aardwarmte overal mogelijk wil maken om daarmee CO2 vrije energie op schaal en afgestemd op de vraag te leveren.
• Eneco heeft als missie “duurzame energie van iedereen”, om mensen en organisaties in staat
te stellen zelf de regie te nemen. Eneco heeft hierbij de ambitie om een significante bijdrage te leveren aan CO2 reductie, onder andere door woningen en andere gebouwen aan te slui- ten op bestaande en nieuwe warmtenetten met steeds duurzamere en uiteindelijk fossiel- vrije bronnen. Aardwarmte kan hierin een belangrijke rol spelen. De inzet van aardwarmte voor de gebouwde omgeving is complex en versnelling van de ontwikkeling vergt afstem- ming met vele stakeholders.
5. Beschrijving uitgangspunten
Voor de ontwikkeling en ondersteuning van aardwarmteprojecten onderschrijven de Partijen de vol- gende uitgangspunten:
A. Efficiënte benutting van de ondergrond. Aardwarmte heeft een eindig potentieel in de MRA. Daarom dient de ondergrondse benutting efficiënt te zijn zowel qua ruimtebeslag, locatie- keuze als benutting van de aanwezige warmte. Voor een ‘vergunningsgebied’ of ‘zoekge-
bied’, zoals omschreven in de (beoogde) Mijnbouwwet, betekent dit dat dit gebied logisch qua locatie en grootte dient te zijn.5
B. Benutting aanwezige kennis. Voor een snelle en verantwoorde ontwikkeling zullen Partijen zoveel mogelijk gebruik maken van de reeds beschikbare kennis van de ondergrond in de re- gio én gebruik maken van de in projecten in de MRA opgedane kennis. Partijen erkennen het belang van een zogenoemde play-based portfoliobenadering. Deze portfoliobenadering omvat het integraal ontwikkelen van meerdere projecten in een gebied en maakt door syn- ergie, efficiëntie en standaardisatie een sterke kostenreductie en een betere benutting van het ondergronds warmtepotentieel mogelijk dan in een stand-alone ontwikkeling. Dit zorgt er mede voor dat projecten elkaar zo min mogelijk belemmeren en zelfs ondersteunen, met een kostenreductie voor het betreffende project en vervolgprojecten tot gevolg.
C. Draagvlak/ omgevingsbetrokkenheid. Ontwikkelingen van aardwarmteprojecten zijn alleen
mogelijk (en wenselijk) als de omgeving voldoende daarin is betrokken. Aardwarmteontwik- kelaars dienen dan ook voldoende bekend te zijn met de omgeving en de nieuwste inzichten ten aanzien van adequate omgevingsbetrokkenheid. Ook dient de aardwarmteontwikkelaar de gemeente en het warmtebedrijf in een zeer vroegtijdig stadium te consulteren en te be- trekken. Gemeenten (vanuit hun TVW) aanvaarden mede-eigenaarschap voor het omge- vingsmanagement van de aardwarmteprojecten binnen de gemeentegrenzen. Indien pro- jecten/ zoekgebieden grensoverschrijdend zijn, is het streven dat gemeenten gezamenlijk optrekken. Partijen hechten groot belang aan lokale betrokkenheid in de ontwikkeling, reali- satie en exploitatie van aardwarmtebronnen.
D. Onderlinge ondersteuning. Een goede afstemming en onderlinge ondersteuning in de plan- ning, realisatie en uitvoering van deze projecten tussen de aardwarmteontwikkelaars en ge- meenten is van belang voor alle betrokkenen. Het Warmte Koude Programma MRA kan
5 Een wettelijke toetsing vindt plaats door het ministerie van EZK, mede op basis van adviezen van TNO en decentrale overheden o.a. ten aanzien van de toe te passen ondergrondse ordening.
hierbij faciliteren. Aardwarmteprojecten zijn multidisciplinair van karakter, kennen een uit- gebreid vergunningen- en goedkeuringstraject en vereisen een zo goed mogelijk omge- vingsmanagement. Aardwarmteprojecten vormen bovendien onderdeel van de diverse
RES’en in de MRA en TVW’s.
E. Leverings- en afnamezekerheid. Partijen streven naar een levensduur van een individuele in- stallatie van minimaal 30 jaar. De ontwikkelaar en de exploitant van de aardwarmte- installatie en de afnemer (het warmtebedrijf) zijn sterk van elkaar afhankelijk. Projecten die- nen daarom zo te worden ontworpen en bedreven dat een langdurige en betrouwbare warmtelevering gerealiseerd kan worden. Daarnaast dient de afname van de warmte vol- doende en voldoende zeker te zijn om een financieel verantwoorde investering en exploita- tie mogelijk te maken.
F. Bronnenstrategie. Warmtebedrijven ontwikkelen een bronnenstrategie voor hun warmte- net, afgestemd op de bronnenstrategie in de RES en de TVW’s van de gemeenten. Warmte- bedrijven doen dit mede op basis van de verwachte ontwikkeling van de warmtevraag, en houden rekening met de noodzaak van additionele en te vervangen productiemiddelen. Par- tijen erkennen het belang en de impact van een goede bronnenstrategie. Een aardwarmte- bron is alleen goed te realiseren in afstemming met andere (toekomstige en bestaande) warmtebronnen en het bijbehorende warmtenet/warmtesysteem.
G. Betaalbaarheid. De (huidige en toekomstige) Warmtewet geeft de kaders voor de prijs van warmte voor de huishoudens en andere kleine warmteafnemers. Partijen streven ernaar om de kostprijs voor aardwarmte zo laag mogelijk te houden om warmte van een warmtenet be- taalbaar te houden. Uiteraard binnen de randvoorwaarden van veiligheid, duurzaamheid en betrouwbaarheid.
H. Duurzaamheid van de gekozen concepten. De duurzaamheid van de warmtelevering is van groot belang, naast de overige randvoorwaarden van betaalbaarheid, veiligheid en betrouw- baarheid. Binnen deze randvoorwaarden streven Partijen naar een concept (mate van uit- koeling, gebruik warmtepompen et cetera) met een zo laag mogelijke CO2-uitstoot over de gehele levensduur van het aardwarmtesysteem en een zo hoog mogelijke benutting van de geothermiebron.
I. Leereffecten en uitvoeringstempo. Om de kennisontwikkeling te vergroten en uitvoering te versnellen, streven Partijen naar meerdere aardwarmteontwikkelaars in het MRA-gebied. Partijen zien het belang van ontwikkelaars die in staat zijn om ieder meerdere aardwarmte- bronnen te ontwikkelen en te exploiteren, passend in de hiervoor genoemde play-based portfoliobenadering. Ontwikkelaars die Partij zijn bij deze overeenkomst delen de opgedane kennis met elkaar en met andere belanghebbenden.
6. Inzet en acties
• Provincies en gemeenten zullen voor hun advies aan het ministerie van EZK in het kader van de Mijnbouwwet primair rekening houden met bovenstaande uitgangspunten naast het vi- gerend omgevingsbeleid. Voor aardwarmteprojecten die voldoen aan bovenstaande uit- gangspunten en het overige omgevingsbeleid zullen zij zich inzetten voor een voortvarende vergunningverlening. De samenwerking in het kader van deze Overeenkomst laat de publie- ke taken en bijbehorende bevoegdheden van gemeenten en provincies vanzelfsprekend on- verlet.
• Aardwarmteontwikkelaars onderschrijven de ontwikkeling van aardwarmte en streven
naar een concrete invulling van bovenstaande uitgangspunten en zullen transparant zijn over hun plannen.
• Aardwarmteontwikkelaars en EBN zullen zoveel mogelijk gebruik maken van de reeds be- schikbare kennis van de ondergrond in de regio én de opgedane kennis van de ondergrond structureel delen met andere, bestaande en eventuele nieuwe aardwarmteontwikkelaars.
• EBN voert het seismisch onderzoek voor het SCAN-programma en het aanvullende onder- zoek voor de MRA uit om de ondergrond beter in kaart te brengen en kan als partner voor een aardwarmteontwikkelaar risicodragend mee-investeren in aardwarmteprojecten.
• Warmtebedrijven zullen als onderdeel van de bronnenstrategie voor de verduurzaming van hun warmtenet duidelijkheid geven over de behoefte aan, en mogelijke afzet van, aard- warmte. Warmtebedrijven zullen op verzoek van ontwikkelaars van concrete aardwarmte- projecten informatie verstrekken over de mogelijke afzet van aardwarmte over het jaar, in- clusief technische randvoorwaarden zoals benodigde temperatuur en druk, zodat Partijen (aardwarmteontwikkelaars en warmtebedrijven) met elkaar in gesprek kunnen treden over de commerciële voorwaarden voor warmteafzet/-levering.
• In warmtenetten waar nog groei nodig is om voldoende afzet te creëren voor één (of meer-
dere) aardwarmtebron(-nen) zullen warmtebedrijven en gemeenten zich inspannen om ten behoeve van voorgenomen projecten duidelijkheid te scheppen over deze ‘vraagcreatie’ en de timing daarvan, mede middels de TVW. Per project zullen gemeente, aardwarmteontwik- kelaar en warmtebedrijf bezien hoe het ‘volloopscenario’ te realiseren is en welke verant- woordelijkheden de verschillende partijen daarbij nemen.
• Warmtebedrijven en gemeenten zullen de aardwarmteontwikkelaar voldoende onder-
steunen in de opzet en uitvoering van aardwarmteprojecten. Gemeenten zorgen voor af- stemming met de RES voor 2030 en de Transitievisies Warmte 2021. Partijen werken samen aan een zo goed mogelijke omgevingsbetrokkenheid.
• Partijen spreken af met elkaar de mogelijkheden van lokale financiële participatie te onder- zoeken.
• Partijen spreken een halfjaarlijks overleg af over de ontwikkelingen rondom aardwarmte in
de MRA, zoals onder meer onder 5 D beschreven. De provincie Noord-Holland zal dit overleg initiëren, en een agenda opstellen inclusief een overzicht van de te bespreken relevante ont- wikkelingen sinds het vorige overleg.
7. Samenwerking
Stuurgroep en/of werkgroep
Binnen drie maanden na ondertekening van deze Overeenkomst stellen Partijen een Stuurgroep op bestuurlijk niveau in, die wordt belast met de uitvoering van de Overeenkomst, de bewaking van de voortgang en de monitoring van de effecten van de Overeenkomst. De Stuurgroep komt ten minste eenmaal per jaar bijeen.
Evaluatie
Partijen zullen de uitvoering en werking van de Overeenkomst voor 1 juli 2022 evalueren. De evalua- tie zal worden verricht door de Stuurgroep. Op basis van de evaluatie besluiten Partijen of de Over- eenkomst wijziging of verlenging behoeft.
8. Slotbepalingen
Toetredingsregeling nieuwe partijen
1. Teneinde een zo breed mogelijk maatschappelijk draagvlak te creëren voor de ontwikkeling van aardwarmte in de MRA kan een nieuwe partij die zulks wenst toetreden tot deze Overeenkomst. Een toetredende partij dient de doelen en afspraken van deze Overeenkomst te onderschrijven.
2. Een toetredende partij maakt haar verzoek tot toetreding schriftelijk bekend aan de Stuurgroep. De Stuurgroep kan toetreding alleen om zwaarwegende redenen weigeren. Concurrentiële re- denen zijn geen weigeringsgrond.
3. Een nieuwe partij maakt haar verzoek tot toetreding schriftelijk bekend aan het secretariaat van de Stuurgroep (Provincie NH). In dit verzoek zegt de nieuwe partij toe om zich aan te sluiten bij de doelstellingen van de Overeenkomst.
4. Het secretariaat van de Stuurgroep stelt een advies op over het verzoek van de nieuwe partij.
5. Na een positief besluit van de Stuurgroep over het verzoek tot toetreding, ontvangt de toetre- dende partij de status van Partij bij deze overeenkomst en gelden voor de toetredende Partij de voor haar uit de Overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen.
6. Het verzoek tot toetreding en de verklaring tot instemming worden als bijlage aan de Overeen- komst gehecht.
Uitvoering in overeenstemming met het Unierecht
De afspraken van deze Overeenkomst en de nadere uitwerking daarvan zullen in overeenstemming met het Nederlandse recht en het recht van de Europese Unie worden uitgevoerd in het bijzonder voor zover de afspraken vallen onder de werking van de Europese regels met betrekking tot aanbe- steding, mededinging, staatssteun en technische normen en voorschriften.
1. Over eventueel in het kader van deze Overeenkomst te verstrekken persoonsgegevens of andere vertrouwelijke gegevens of informatie, zoals bedrijfsgegevens, concurrentiegevoelige informatie, en de verwerking daarvan maken Partijen voorafgaand aan het delen van dergelijke informatie zodanige afspraken dat wordt voldaan aan de eisen die de van toepassing zijnde wet- en regelgeving daaraan stelt. Bij de uitvoering van deze Overeenkomst zullen Partijen waarborgen dat zij niet in strijd zullen handelen met onder meer het mededingingsrecht.
2. Partijen zullen de onder 1 genoemde gegevens en informatie slechts delen voor zover dit nodig is ter verwezenlijking van het gezamenlijke doel zoals vastgelegd in deze Overeenkomst en zullen waarborgen dat in ieder geval geen bedrijfsgegevens en concurrentiegevoelige informatie zal wor- den gedeeld tussen concurrenten (zoals tussen warmtebedrijven onderling).
Wijzigingen
1. Elke partij kan de andere partijen schriftelijk verzoeken deze Overeenkomst te wijzigen. De wij- ziging behoeft de schriftelijke instemming van alle Partijen.
2. Partijen treden in overleg binnen zes weken nadat een Partij het verzoek daartoe aan de andere Partijen schriftelijk heeft medegedeeld.
3. De wijzigingen en de verklaringen tot instemming daarmee worden in afschrift als bijlagen aan deze Overeenkomst gehecht.
Opzegging
Elke Partij kan deze Overeenkomst met inachtneming van een opzegtermijn van 3 maanden schrifte- lijk opzeggen.
Nakoming
Partijen komen overeen dat de nakoming van de afspraken van deze Overeenkomst niet in rechte afdwingbaar is.
Inwerkingtreding
1. Deze Overeenkomst treedt in werking met ingang van de dag na rechtsgeldige ondertekening door alle Partijen Waar vereist vindt ondertekening door een Partij pas plaats na de publiekrech- telijke instemming door het daartoe bevoegde bestuursorgaan). De Overeenkomst heeft een looptijd van 5 jaar.
2. Partijen nemen de uitvoering van alle in deze Overeenkomst genoemde afspraken zo snel moge- lijk ter hand.
Openbaarmaking
Deze Overeenkomst zal openbaar worden gemaakt, waardoor anderen kennis kunnen nemen van deze Overeenkomst, zodat navolging hiervan kan worden bevorderd.
Naamgeving van deze overeenkomst
Deze Overeenkomst kan worden aangehaald als ‘Samenwerkingsovereenkomst gezamenlijke uit- gangspunten aardwarmteontwikkeling MRA’.
9. Ondertekening
Aldus overeengekomen en in xx-voud ondertekend,